Meer of minder democratie? Een kwalitatief onderzoek naar de manier waarop burgers de democratie in Nederland beleven.
Hanna van Dijk Begeleiders: Hilde Coffé (UU) en Gerben Bruins (Ferro Explore!) Universiteit Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen Master: Vraagstukken van Beleid en Organisatie. Juli, 2010.
Inhoudsopgave Voorwoord
2
Summary
3
1. Inleiding
4
2. Achtergrond van het debat
7
3. Theorie
3.1 Representatieve democratie 3.2 Directe democratie 3.3 Stealth democracy
4. Methode en data
4.1 Onderzoeksopzet 4.2 Onderzoeksmethode 4.3 Selectie respondenten 4.4 Beschrijving van de groepsgesprekken
5. Resultaten
10
10 12 15
18
18 19 21 22
25
5.1 Democratie 5.1.1 Associaties bij het begrip democratie en definiëring van het begrip 5.1.2 De beleving van de democratie in Nederland 5.2 Representatieve democratie 5.2.1 Vertegenwoordiging 5.2.2 Vertegenwoordiging op het niveau van issues 5.2.3 Vertegenwoordiging op het niveau van personen 5.2.4 Vertegenwoordiging op het niveau van ideologieën 5.3 Directe democratie 5.4 Stealth democracy
25 25 27 31 32 33 35 37 38 42
6. Conclusie en Discussie
45
Literatuurlijst
50
Appendix A: Gespreksleidraad
53
Appendix B: Respondentenlijst
58
Meer of minder democratie?
1
Voorwoord
Met deze thesis sluit ik mijn vierjarige opleiding Sociologie aan de Universiteit Utecht af. Het afstudeeronderzoek vormde voor mij het absolute hoogtepunt van deze opleiding. Van begin tot eind is het voor mij een enorm genot geweest om me met dit interessante thema te mogen bezighouden, bovendien vond ik het ontzettend leuk en leerzaam om een kwalitatief onderzoek uit te voeren. Graag wil ik dan ook mijn dankwoord uitspreken voor een aantal mensen die dat mogelijk hebben gemaakt. Allereerst wil ik mijn twee begeleiders, Hilde Coffé –werkzaam bij de Universiteit Utrecht- en Gerben Bruins -werkzaam bij het onderzoeksbureau Ferro Explore!enorm bedanken voor hun intensieve en deskundige begeleiding, waarmee zij een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan dit onderzoek. Bovendien ben ik het onderzoeksbureau Ferro Explore! erg dankbaar dat zij mij de faciliteiten hebben geboden het onderzoek uit te voeren. Daarnaast heb ik het enorm gewaardeerd dat een aantal deskundigen op dit gebied bereid was hierover met mij te spreken. Graag bedank ik dan ook Rien Rouw (werkzaam bij het Ministerie van OCW), Jasper Zuure (werkzaam bij de WRR), Imrat Verhoeven (werkzaam bij de Universiteit van Amsterdam) en Edward Groenland (werkzaam bij de Business University Neyenrode) voor hun creatieve en inspirerende woorden.
Meer of minder democratie?
2
Summary
Despite the fact that democracies -even in non-western countries- pop up like daisies, the debate on democracy has never been this comprehensive (Zakaria, 2003). Scientists, policy makers and politicians: they all seem to agree that democracy needs renewal, and that we should want is a ‘direct democracy’; a democracy model that aims to give the power to the people in the hope that this will revive the interaction between citizens and politics. In this explorative study we use four focus groups to investigate whether Dutch citizens themselves’ think adjustments on the current representative system are required, and whether they agree on the fact that more citizen participation –by means of introducing more elements of a direct democracy into the democracy- is desirable. Moreover, we also ask -in contrast with current research on this topic-, whether more power on behalf of experts could be beneficial. Thereby we also take the view of a ‘stealth democracy’, which stems from Hibbing and Theiss-Morse (2002), into account. Overall, participants of this study seem to agree that more direct democracy isn’t urgent, although citizens should always be able to exert an influence on decision-making, current opportunities to do so are sufficient. Besides this, participants of the focus groups raise objections when it comes to the capability of citizens to make important decisions. Next to this, participants draw attention to the public discourse, which –according to them- is largely affected by the influence of the media. Next to rejecting more direct democracy, participants disapprove about the possibility to give more power to experts as well. Presumably, subject of this opinion is the fact that in the Netherlands appealing on experts is quite common when it comes to important decisions to be made. Although adjusting the representative democracy by way of adding elements of a direct democracy or a stealth democracy cannot find lots of support among the participants, people are dissatisfied with the way the current system functions. Citizens seem to assign politicians a very complex task: although people still want politicians to be responsible for decision-making, decisions are not easily found legitimate. The participants level criticism at the self-interest of politicians and take offence of the political game in which politics mostly ends up. People declare they long for capable politicians who take the public into account while making decisions.
Meer of minder democratie?
3
1. Inleiding Hoewel de democratie een ongekende bloei doormaakt en er tegenwoordig -ook in nietwesterse landen- meer democratieën zijn dan ooit, is er tegelijk nooit zoveel debat gevoerd over het functioneren van de democratie (Zakaria, 2003). Politieke wetenschappers, beleidsmakers en politici spreken hun zorgen uit over de staat waarin de democratie verkeert (Norris, 1999; Dalton, 2004). De teneur van het debat is dat de democratie in verval is geraakt: burgers zijn minder politiek betrokken en stellen bovendien minder vertrouwen in politieke instituties, politieke partijen en politici (Dalton, 2006). Om de hierdoor ontstane kloof tussen burger en politiek te dichten, zou de democratie vernieuwd moeten worden. Allerlei aanpassingen van democratische regels, procedures en instituties worden voorgesteld. Iedereen lijkt hierbij te onderschrijven dat de weg des heils die van 'meer invloed en inspraak vanuit de burger' heet. De hervormingen die vaak worden voorgesteld koersen af op een meer directe democratie. Verschillende mechanismen om meer politieke betrokkenheid vanuit de burger te garanderen worden gesuggereerd: het organiseren van (bindende) referenda, rechtstreeks kiezen van burgermeester en minister-president, wijkbudgetten, volksvergaderingen en andere burgerinitiatieven. Hoewel de discussie over de toestand waarin de democratie verkeert nog nooit zo heeft geleefd, is het de vraag of de zorgen over de staat van de democratie terecht zijn. Zo laat Internationaal vergelijkend onderzoek zien dat in Nederland vergelijkenderwijs juist erg veel tevredenheid heerst onder burgers over het functioneren van de democratie (Eurobarometer, 2009). Het debat over de democratie wordt voornamelijk gevoerd onder deskundigen. Hoewel wetenschappers, beleidsmakers en politici het erover eens lijken te zijn dat een directe democratie wenselijk en misschien zelfs onvermijdelijk is, wordt bijna nooit gekeken naar de houding van burgers ten aanzien van de democratie (Dalton, 2006; Tiemeijer, 2010). Hiermee wordt waardevolle informatie over het hoofd gezien. Dalton (2004:12) stelt dan ook: “it would be extremely valuable to expand future data collections to focus on public norms regarding how the democratic process should function”. In deze studie staat de perceptie van de burger centraal, en zal geanalyseerd worden hoe burgers zelf tegen de huidige representatieve democratie aankijken. Daarnaast wordt nagegaan in hoeverre aanpassingen van deze bestuurlijke inrichting wenselijk worden geacht. Hierbij wordt onderzocht in welke mate burgers het concept van de directe democratie onderschrijven. In hoeverre hebben burgers met andere woorden werkelijk -
Meer of minder democratie?
4
zoals (impliciet) vaak wordt verondersteld- de authentieke wil tot meer invloed in het besluitvormingsproces? In de bestaande literatuur over publieke steun voor directe democratie wordt nauwelijks aandacht besteed aan andere vormen van bestuurlijke vernieuwing. In deze studie wordt dat wel gedaan, en wordt naast de steun voor de directe democratie nagegaan in hoeverre een controversieel alternatief, namelijk de ‘stealth democracy’, op steun kan rekenen onder burgers (Hibbing en Theiss-Morse, 2002). Kern van deze vorm van democratie is meer invloed van experts, minder debat en meer efficiënte besluitvorming. Het doel van het onderzoek is kort gezegd de publieke opinie over de representatieve democratie te verkennen, en na te gaan in hoeverre aanpassingen van dit systeem -in de vorm van het toevoegen van elementen van een directe democratie of een stealth democracy- wenselijk worden geacht. Hierbij is het geenszins de bedoeling te komen met een kant en klare oplossing voor de zogenaamde kloof tussen burger en politiek, maar eerder om een verkennend beeld te schetsen van de houding van burgers ten aanzien van deze concepten van de democratie. Anders dan in kwantitatief onderzoek, zal in deze kwalitatieve studie een verkennende insteek worden gekozen. Door deze open benadering, waarbij geen veronderstellingen worden geformuleerd, kan goed inzicht worden verkregen in de belevingswereld van burgers. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: hoe beleven burgers de democratie in Nederland? Kernvragen hierbij zijn: in hoeverre worden de principes van de representatieve democratie door burgers gesteund?; hoe beoordelen burgers het functioneren van de representatieve democratie?; in hoeverre wensen burgers aanpassingen van het huidige representatieve systeem in de vorm van het toevoegen van elementen die ofwel neigen naar een meer directe democratie, ofwel neigen naar een stealth democracy? Deze scriptie is als volgt opgebouwd. Allereerst zal een korte schets worden gegeven van de achtergrond van het debat over de democratie. Vervolgens zal in het theoretische hoofdstuk worden ingegaan op de representatieve democratie, en zullen de twee voorgestelde aanpassingen van dit systeem –in de vorm van het toevoegen van elementen van de directe democratie en de stealth democracy- worden besproken. In de methode en data zal de onderzoeksopzet worden toegelicht en verantwoord. In de resultaten zal worden besproken in hoeverre de in de theorie gevonden democratiemodellen onderschreven worden door
Meer of minder democratie?
5
burgers. Uit deze bevindingen volgt een conclusie en een discussie waarin aanbevelingen zullen worden geformuleerd voor beleid en toekomstig wetenschappelijk onderzoek.
Meer of minder democratie?
6
2. Achtergrond van het debat Als bewijs voor de slechte staat waarin de democratie zich bevindt, wijzen wetenschappers op de tanende politieke betrokkenheid van burgers welke de vitaliteit van de democratie zou doen aantasten. Ook het groeiende wantrouwen van burgers ten aanzien van belangrijke instellingen in het democratische proces, zoals politici, politieke partijen en politieke instituties, wordt beschouwd als bewijs voor de crisis van de democratie (Dalton, 2006). In het internationaal vergelijkende opinieonderzoek van de European Values System (1999; 2008) wordt de steun voor het democratische politieke systeem onder burgers in Europa gemeten. Door de band genomen blijkt het vertrouwen in de democratie onder burgers in Europa
eerder
toe-
dan
afgenomen.
Bovendien
blijken
Nederlandse
burgers
vergelijkenderwijs erg tevreden te zijn over de wijze waarop de democratie in Nederland functioneert: zo vindt 93% van de Nederlandse burgers dat de democratie de beste vorm van regeren is. Hoewel burgers tevreden zijn over de principes van de democratie, laat onderzoek wél zien dat er onder burgers een afname is in het vertrouwen dat wordt gesteld in politieke instituties, politieke partijen en politici (Eurobarometer, 2009; Dekker, 2003; Dalton, 2006). Deze afname in het vertrouwen van burgers vis à vis de nationale overheid is geen exclusief Nederlands verschijnsel. Ook uit internationaal onderzoek blijkt dat burgers in verschillende westerse democratieën in toenemende mate sceptisch ten aanzien van de politiek staan (Dalton, Scarrow en Cain, 2003; Dalton, 2004; Pharr en Putnam, 2000; Mair, 2005). Met name de aan politiek verwante instituties -de regering en de Tweede Kamermoeten het ten opzichte van niet-democratisch gelegitimeerde instituties in andere sferenkranten, televisie, rechtspraak, vakbonden- ontgelden (Dekker et. al, 2009). Om de noodzaak voor hervormingen van het democratische systeem kracht bij te zetten, wordt ook verwezen naar de afname in politieke betrokkenheid onder burgers. Onderzoek laat zien dat de politieke interesse van westerse burgers is afgenomen (Dalton, 1996; Faulks, 2000). Bovendien is het percentage dat lid is van een politieke partij rigoureus gedaald en lijkt stemmen bij verkiezingen minder een vanzelfsprekendheid te zijn (Mair, 2005; Gallagher et. al, 2006). De media monitor, uitgevoerd door Intomart in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam, laat zien dat bijna de helft van de burgers zich vandaag de dag niet vertegenwoordigd voelt (Intomart, 2010). Samengevat blijken de meeste burgers in westerse democratieën wantrouwig tegenover politici te staan, zijn zij sceptisch over politieke partijen, hebben zij significant minder vertrouwen in het parlement en zijn zij bovendien minder politiek betrokken(Dalton, 2006).
Meer of minder democratie?
7
Deze bevindingen vormen de aanleiding voor de constatering dat de democratie in een crisis verkeert. Deze ‘crisis van de democratie’ wordt vaak in verband gebracht met ontwikkelingen die hebben geleid tot een nieuwe maatschappelijke werkelijkheid. Westerse samenlevingen zijn gedurende de afgelopen vijftig jaar onder invloed van een sociaaleconomische transformatie geëvolueerd tot postindustriële samenlevingen (Bell, 1973; Inglehart, 1977). De meest fundamentele verandering hierbij is de expansie van het economische welbevinden (Dalton, 2006). Ook mogelijkheden met betrekking tot onderwijs hebben in westerse democratieën de laatste decennia een ontwikkeling doorstaan. Onderwijs behoort niet meer toe aan enkele geprivilegieerden, maar is voor een veel breder publiek toegankelijk geworden (Dalton, 2006). Deze ontwikkelingen, welke eraan bijdragen dat burgers in andere levensomstandigheden verkeren, leiden er volgens wetenschappers toe dat burgers mondiger zijn geworden, in grotere mate voor zichzelf opkomen en eerder in opstand komen tegen beleid (Verhoeven, 2009; Dalton, 2006). De expansie van het onderwijs is ook gepaard gegaan met een expansie in informatiebronnen. Zo beschrijft Castells (1998) in zijn boek ‘The Information Age: economy, society and culture’ de paradigmawisseling waar we volgens hem voor staan (1998: 340): "A new society emerges when and if a structural transformation can be observed in the relationships of production, in the relationships of power, and in the relationships of experience”. Onderhevig aan processen op het gebied van ICT- en communicatietechnologie is er volgens Castells sprake van een nieuwe samenleving. Door de ICT-revolutie is informatie toegankelijker geworden voor burgers, wat nauwer toezicht op wat de overheid doet makkelijker maakt en waardoor politieke schandalen en falend beleid bovendien eerder zichtbaar zijn voor burgers. Dit versterkt volgens wetenschappers de erosie van het politieke vertrouwen (Pharr, 2000; Della Porta, 2000) Sociale verhoudingen zijn door de hiervoor beschreven onderwijsexpansie, economische groei en de informatierevolutie veranderd en verliezen de van oudsher aanwezige verticale hiërarchie (Dalton, 2006). Politieke macht is vaak niet meer gecentraliseerd, maar verspreid over netwerken (Castells, 1998). Bovens (2005) noemt dit een ‘verspreiding van de politiek’: hoewel er nog steeds macht in het centrum zit, wordt deze vaker gedeeld met andere –vaak ook niet democratisch gelegitimeerde- instanties, zoals bedrijven. De verspreiding van de macht heeft eraan bijgedragen dat gezag door ambtsdragers verworven moet worden onder het volk en niet langer vanzelfsprekend is (Raad van het Openbaar Bestuur, 2010). In nagenoeg alle westerse geïndustrialiseerde landen lijkt er sprake te zijn van een trend die wordt aangeduid als de-institutionalisering of de-traditionalisering (Elchardus, 2002). De
Meer of minder democratie?
8
instituten van weleer -regering, parlement, werkgeversorganisaties en vakbonden- bestaan nog wel, maar ze vertegenwoordigen het land en hun achterban veel minder sterk dan vroeger. Traditionele organisaties als kerken en politieke partijen zien grote delen van hun oude aanhang afhaken. Wereldwijd wordt een afname in het lidmaatschap van politieke partijen, vakbonden en kerken zichtbaar (Dalton, Scarrow en Cain, 2003; Dalton, 2004; Pharr en Putnam, 2000). Specifiek voor de Nederlandse situatie is hierbij de ontzuiling. Terwijl Nederland in de periode van 1917 tot 1967 langs levensbeschouwelijke en maatschappelijke lijnen viel op te delen in drie zuilen -een katholieke, protestants-christelijke en algemene zuil- brak in de jaren ’50 en ’60 de eindtijd van de pacificatiedemocratie aan (Lijphart, 1990). Ideologieën boetten aan belang in en leken plaats te maken voor individueel aangestuurde waardevorming. Doordat ideologische lijnen tegenwoordig minder overheersend zijn, weten kiezers zich minder verbonden aan een politieke partij. Banden met politieke en maatschappelijke instituties als kerken en politieke partijen, worden als belangrijke katalysators van politieke betrokkenheid gezien. Indien burgers zich minder verbonden voelen met een politieke partij, zal dit volgens wetenschappers de politieke betrokkenheid van burgers nadelig beïnvloeden (Dalton, 2006). Beleidsmakers, wetenschappers en politici stellen dat de nieuwe maatschappelijke werkelijkheid, zoals hiervoor besproken, uitdagingen vormt voor de democratie. Er wordt gesproken van een ‘kloof tussen burger en politiek’, en de vraag hoe deze kloof kan worden overbrugd domineert het debat. Het uitgangspunt van de representatieve democratie, dat één partij in staat is je voor een periode van vier of vijf jaar te representeren, verliest volgens politieke experts haar legitimiteit. Zo schrijft Mark Warren (2001:221): “Democracy, once again in favor, is in need of conceptual renewal. While the traditional concerns of democratic theory with state-centered institutions remain importantly crucial and ethically central, they are increasingly subject to the limitations we should expect when nineteenthcentury concepts meet twenty-first century realities”.
Meer of minder democratie?
9
3. Theorie Tegen de achtergrond van de groeiende kloof tussen burger en politiek wint de notie dat de democratie aan hervorming toe is aan populariteit. Dit vormt de aanleiding voor voorstellen om elementen aan de huidige representatieve democratie toe te voegen. Meestal gaat het hierbij om elementen van een meer directe democratie, waarbij het accent verlegd wordt van het primaat van de politiek naar het primaat van de burger (Dalton, 2006). Een meer controversiële aanpassing van het huidige systeem is afkomstig van Hibbing en Theiss-Morse (2002). Zij betogen op basis van uitgebreid onderzoek onder Amerikaanse burgers dat de zogenaamde stealth democracy heil kan bieden, waarbij meer invloed voor experts, minder debat en meer efficiëntie centraal staan. Waar de directe democratie zich kenmerkt door het zoeken naar draagvlak onder burgers, speelt bij de stealth democracy een daadkrachtig bestuur een centrale rol. De aanpassingen verschillen in de mate waarin burgers indirect, dan wel direct invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming. Alvorens dieper in te gaan op deze aan elkaar tegengestelde aanpassingen –die ofwel neigen naar een directe democratie, ofwel een stealth democracy-, zal eerst het model van de representatieve democratie worden besproken. 3.1 Representatieve democratie De huidige politieke inrichting van nagenoeg alle ontwikkelde postindustriële democratieën is gestoeld op het idee van de representatieve democratie. De representatieve democratie is, in tegenstelling tot de directe democratie die al in de Griekse volksvergaderingen in Athene 500 jaar voor Christus zichtbaar werd, een relatief modern democratiemodel (Dalton, 2006). In moderne staten werd het vanwege de grote aantallen inwoners evenwel onpraktisch geacht om iedereen te laten meebeslissen en werd bijgevolg overgegaan tot een representatieve democratie (Dalton, 2006; Elchardus, 2002). De representatieve democratie is gebaseerd op een elitegerichte benadering van de democratie. Het vertrekpunt van deze benadering is dat een politieke elite noodzakelijk is; de democratische politiek zou onwerkbaar worden indien alle burgers altijd actief zouden zijn op elk issue (Berelson, Lazarsfeld en McPhee, 1954; Almond en Verba 1963). Het komt de stabiliteit van het democratische systeem volgens dragers van deze theorie ten goede als burgers pas actief worden indien een issue voor hen voldoende belang heeft: ”the democratic citizen .. must be active, yet passive; involved, yet not too involved; influential, yet differential” (Almond en Verba, 1963: 478-479). Een balans tussen actie en potentiële actie geeft de
Meer of minder democratie?
10
politieke elite voldoende ruimte om nodige beslissingen te nemen in het algemene belang. Naast deze pragmatische overweging ontberen burgers volgens dragers van de elitegerichte benadering bovendien de deskundigheid voor de complexiteit van beleidsvraagstukken (Dalton, 2006). Hoewel burgers het recht hebben om in te grijpen, is besluitvorming primair in handen van een politieke elite. De macht van burgers is hierbij indirect vormgegeven: burgers regeren niet zelf, maar kiezen vertegenwoordigers die dat voor hen doen. Burgerparticipatie is in deze opvatting van de democratie heel beperkt, kern van de bijdrage die burgers leveren aan de representatieve democratie is het stemmen bij verkiezingen (Michels, 2008). De verkiezingen moeten eraan bijdragen dat de politieke elite responsief blijft en verantwoordelijk handelt (Dalton, 2006). Hoewel burgers dus middels hun stem bij verkiezingen controle hebben op het politieke proces, is de burger verder vooral toehoorder en toeschouwer (Hendriks, 2006). Recent onderzoek laat zien dat de representatieve democratie nog altijd op veel steun kan rekenen (Tiemeijer, 2010). Zo meent de helft van de Nederlanders dat het goed is dat de politiek wordt overgelaten aan gekozen politici en dat niet iedereen zich met de politiek bemoeit. Daarnaast stelt Tiemeijer (2010) vast dat een meerderheid van de Nederlanders een systeem met politieke vertegenwoordigers verkiest, terwijl bij een kwart een systeem waarbij burgers zoveel mogelijk zelf beslissen de voorkeur heeft. Aanzienlijk meer respondenten prefereren dus een representatieve democratie, en in het bijzonder blijken het de hoogopgeleiden te zijn die dit systeem verkiezen boven een directe democratie (Tiemeijer, 2010). Er heersen verschillende visies over de wijze waarop de vertegenwoordiging in een representatieve democratie precies gestalte moet krijgen. Deze visies verschillen in de mate waarin de besluitvorming van vertegenwoordigers een één-op-één relatie vertoont met de wil van burgers. Een visie hierbij is dat vertegenwoordigers als verlengstuk van het volk functioneren: in de meest letterlijke zin representeren zij de mening van het volk en handelen zij hier naar. Weissberg (1978) duidde dit aan als ‘collective correspondence’: wanneer de verdeling van de voorkeuren van burgers gelijk is aan de verdeling van de voorkeuren van de politieke elite, worden burgers als collectief goed vertegenwoordigd door de elite. Een andere benadering geeft een minder enge invulling aan vertegenwoordiging, in de liberale opvatting wordt de vertegenwoordiger beschouwd als iemand die van het volk de volmacht krijgt te handelen naar eigen inzicht (Thomassen, 2001). De burgers uiten middels hun stem dan vertrouwen in zijn/haar deskundigheid (Dekker et. al, 2009). Afgevaardigden
Meer of minder democratie?
11
kunnen, eenmaal het mandaat gekregen, zonder ruggespraak regeren. Een bestuurlijke elite zou beter in staat zijn burgers te vertegenwoordigen dan burgers zélf, Dahl (1956) duidde dit aan als ‘guardianship’. In een recente Finse studie laten Bengtsson en Wass (2010) zien dat Finse burgers beide perspectieven ten aanzien van vertegenwoordiging onderschrijven. Het ‘resemblance’ model, waarbij volksvertegenwoordigers wat betreft sekse en leeftijd een directe afspiegeling zouden moeten vormen van het volk, had het kleinste draagvlak. Politieke wetenschappers en beleidsmakers stellen dat het idee van de representatieve democratie op zijn grenzen stuit. De representatieve democratie viel vroeger te rechtvaardigen door de aanwezigheid van duidelijk zichtbare ideologieën. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals in de achtergrond besproken bemoeilijken de vertegenwoordiging en vragen om aanpassingen van het systeem -zo wordt betoogd. Aanpassingen wijzen meestal in de richting van een verschuiving van het primaat van de politiek naar het primaat van de burger. Dit krijgt gestalte in een meer directe democratie. 3.2 Directe democratie In een directe democratie kunnen burgers rechtstreeks invloed uitoefenen op besluitvorming (Hendriks, 2006). Voorstanders van de directe democratie stellen dat een strikt representatieve democratie de grondbeginselen van een democratie ondermijnt (Dalton, 2006). De representatieve democratie beperkt de macht van burgers tot het eenmalig stemmen in de vier of vijf jaar, zodat het uiteindelijk een kleine politieke elite is die regeert. Voorstanders van een directe democratie stellen niet dat de representatieve democratie moet verdwijnen, maar zeggen dat het model moet worden aangevuld met elementen van een directe democratie (Dalton, 2006). Volgens de ‘New Politics’ benadering is de kern van de democratische crisis gelegen in het feit dat de politiek geen aansluiting meer vindt bij de nieuwe maatschappelijke werkelijkheid (Dalton, 2006). Met de teloorgang van politieke instituties zouden burgers op zoek zijn naar nieuwe manieren waarop zij vorm kunnen geven aan hun deelname aan het politieke proces (Bengtsson en Mattila, 2010). Meer invloed voor burgers past volgens dragers van deze theorie bij de maatschappelijke werkelijkheid: op veel terreinen heeft de burger meer zeggenschap gekregen (Elchardus, 2002). Burgers zouden zich bewuster zijn geworden van hun politieke rechten en hebben andere verwachtingen van het democratische proces. Een
Meer of minder democratie?
12
hogere scholingsgraad en een groeiend belang van postmateriële waarden zouden ertoe hebben geleid dat burgers wantrouwiger zijn over hiërarchische verhoudingen en zij gezag moeilijker toekennen aan politieke vertegenwoordigers (Inglehart, 1977; Dalton, 2001). Burgers zijn veeleisender geworden, wat een nieuwe burgerschapsstijl met zich meedraagt: hedendaagse burgers zijn meer gericht op issues, prefereren directere politieke actie en vertonen flexibel en instrumenteel stemgedrag (Dalton, 2006). Bovendien dragen verbeterde opleidingsmogelijkheden en een makkelijkere toegang tot politiek gerelateerde informatie, onder invloed van de ICT-revolutie, eraan bij dat burgers in verhouding tot vroeger meer competent zijn te oordelen over belangrijke beslissingen (Dalton, 2007). Het vaak geschetste beeld van de mondige en goed opgeleide burger impliceert dat burgers prima in staat zijn te oordelen over wenselijke doelen in beleid. Net als de patiënt het beste weet waar het pijn doet, weet de burger het best wat hij/zij wenst en welke problemen hij/zij het liefst opgelost ziet. Aanhangers van deze theorie stellen dat ‘doorsnee burgers’ even wijs of zelfs wijzer zijn dan een politieke elite (Barber, 1984: 151): “Democracy does not place endless faith in the capacity of individuals to govern themselves, but it affirms with Machiavelli that the multitude will on the whole be as wise or wiser than princes ”. De democratie zou in deze tijd volgens voorstanders van dit model dan ook niet van bovenaf moeten komen, maar van onderaf: vanuit de burger zelf. Het is belangrijk om ook tussen verkiezingen in te weten wat burgers willen en vinden. Het model van een directe democratie, dat burgerparticipatie een centrale rol toeschrijft, kent zijn theoretische oorsprong in Rousseau’s werk. Rousseau (1762) was van mening dat burgerparticipatie cruciaal is voor de vitaliteit van het democratische proces. Aan de basis van het politieke systeem ligt het sociale contract. Dit sociale contract impliceert dat burgers afzien van hun eigen verlangens en ervoor kiezen vrij te zijn door de wetten waaraan zij worden onderworpen zélf te maken. Politieke participatie is hierbij cruciaal, aangezien het voorziet in deze vrijheid. Bovendien gaat van burgerparticipatie een educatieve werking uit: door te participeren leren individuele burgers publieke burgers te zijn, die daardoor ook publieke belangen voor ogen houden. Veel beleidsmakers en onderzoekers menen dat meer burgerinspraak de kloof tussen burger en politiek kan helpen dichten: indien burgers meer betrokken worden bij het democratische proces, zal er –zo wordt verondersteld- meer draagvlak voor beleid worden gecreëerd. Bovendien zullen burgers zich in grotere mate identificeren met het democratische proces, wat ertoe zou kunnen leiden dat burgers meer vertrouwen krijgen in politieke instellingen (Dalton, 2006).
Meer of minder democratie?
13
Er bestaat een keur aan modellen die uitgaan van een directe democratie. Deze modellen geven allen op eigen wijze invulling aan de rol van burgers. Zo kunnen burgers op verschillende manieren worden betrokken, in verschillende beleidsfasen. Burgers kunnen niet alleen een rol spelen bij de fase van verkenning van beleid, maar kunnen ook onderdeel zijn van wat hierop volgt: de fase van uitwerking van beleid en institutionalisering ervan. Bovendien zijn er veel verschillende manieren waarop burgers kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces, mogelijkheden bestaan uit het informeren, consulteren, adviseren, coproduceren en besluitvorming zelf beheren (Arnstein, 1969). Al jaren komt met name uit kwantitatief onderzoek naar voren dat burgers meer invloed wensen. Sinds 1970 geeft ongeveer tweederde tot driekwart van de Nederlanders aan naar meer inspraak op het bestuur van gemeente en provincie te verlangen (Van der Meer et. al, 2009). Ook in onderzoek van Tiemeijer (2010) reageert ongeveer de helft van de respondenten instemmend op het voorstel om burgers meer rechtstreekse invloed te geven op de politiek, terwijl slechts een vijfde stelt dit niet te willen. Lager en middelbaar opgeleiden geven hierbij vaker de voorkeur aan meer burgerinspraak dan hoger opgeleiden. In andere ontwikkelde postindustriële democratieën is ook de tendens te zien dat burgers meer burgerinspraak wensen. In de Eurobarometer wordt aan respondenten gevraagd in hoeverre zij een Zwitserse variant van een directe democratie, waarbij veel gewerkt wordt met burgerreferenda en waarbij wetsvoorstellen voordat zij worden aangenomen aan burgers worden voorgelegd, goedkeuren (Dalton et. al, 2001). In alle landen ondersteunt meer dan de helft van de respondenten een dergelijk systeem: variërend van 53% in Denemarken tot 82% in België. De bestaande empirische resultaten zijn tegenstrijdig als het aankomt op factoren die de steun voor de directe democratie beïnvloeden. Opvallend is dat waar in onderzoek vaak de lager en middelbaar opgeleiden zich het meest uitspreken voor een meer directe democratie, het vooral de hoger opgeleiden zijn die politiek het meest actief zijn (Bovens en Wille, 2009). Hibbing en Theiss-Morse (2002) bieden voor deze paradoxale bevinding een verklaring. Het feit dat respondenten aangeven meer invloed te willen kunnen uitoefenen op de politiek, is volgens deze onderzoekers te wijten aan het feit dat surveys veelal te beperkend zijn. Vaak worden respondenten geforceerd een keuze te maken tussen het geven van meer macht aan een politieke elite óf aan burgers, dit vormt voor Hibbing en Theiss-Morse aanleiding om de betrouwbaarheid van de resultaten in discussie te stellen. Volgens Hibbing en Theiss-Morse (2002:105) wordt de wérkelijke wens van burgers hiermee
Meer of minder democratie?
14
namelijk over het hoofd wordt gezien: “The people have no desire for direct democracy, but if the options are for decisions to be made by elected officials or by the people, they are eager to give more power to the people since they are convinced that current governmental arrangements give far too much power to biased elected officials”. Burgers zouden in andere woorden niet meer persoonlijk betrokken willen worden bij de politiek, maar zij beschouwen een directe democratie veeleer als een uitweg uit het slecht werkende representatieve systeem. De wérkelijke wens van burgers is volgens Hibbing en TheissMorse (2002) dat de huidige representatieve democratie beter gaat functioneren. 3.3 Stealth democracy Het huidige onderzoek beperkt zich vaak tot de representatieve en directe democratie (Hibbing en Theiss-Morse 2002). Er gaat in eerder onderzoek weinig aandacht uit naar alternatieve democratiemodellen. In 2002 kwamen Hibbing en Theiss-Morse echter met een controversiële analyse, welke leidde tot een nieuwe opvatting over de democratie. Kern van hun analyse is dat burgers niet de intrinsieke motivatie hebben om politiek meer actief te zijn, maar dat zij ontevreden zijn over de manier waarop de representatieve democratie functioneert. Amerikaanse burgers blijken de zelfzuchtigheid van politici als een groot gebrek van de representatieve democratie te ervaren. Doordat de politiek zich steeds meer aftekent als een spel waarin politici hun eigen gewin najagen, vertrouwen Amerikaanse burgers politici vaak niet en wordt besluitvorming minder legitiem geacht. Volgens de respondenten heerst er onder burgers vaak consensus over wat er moet gebeuren. Het feit dat politici zich niet voegen naar de consensus, leidt ertoe dat burgers politici sceptisch benaderen. Zo stellen Hibbing en Theiss-Morse (2002: 157): “People simply do not believe debates and compromises are necessary, since we all want the same general things, since the best way to achieve those things will be readily apparent to those who study the problems in an unbiased way, and since the little details of policy are not that important anyway”. De huidige situatie bevredigt onvoldoende, en hoewel burgers vaak aangeven meer invloed te wensen is dit voor burgers slechts een manier om de zelfzuchtige politici een halt toe te roepen –aldus Hibbing en Theiss-Morse (2002). Maar dit wil volgens de onderzoekers niet zeggen dat burgers dáádwerkelijk meer invloed willen kunnen uitoefenen op het politieke proces. Wat burgers eigenlijk willen, zo stellen de onderzoekers, is dat de representatieve democratie beter functioneert.
Meer of minder democratie?
15
Uit de analyse destilleren de onderzoekers een democratiemodel waarbij elementen worden toegevoegd aan de representatieve democratie. Kern van deze benadering is dat, naast het feit dat burgers meer burgerinspraak niet prefereren, politieke problemen in de perceptie van burgers veel te ingewikkeld zijn om aan normale burgers over te laten. Een besluitvormingselite is dan ook onvermijdelijk. Een politieke elite wordt vanwege het gevaar van zelfzuchtigheid evenwel onwenselijk bevonden (Hibbing en Theiss-Morse, 2002:86): “Elites are not what the people fear: self-serving elites are”. Hibbing en Theiss-Morse concluderen naar aanleiding van hun onderzoek dat een elite die bestaat uit experts door Amerikaanse burgers wordt geprefereerd boven een elite van politici. Van een expertelite wordt namelijk verwacht dat zij beleidsvraagstukken vanuit hun deskundigheid objectief zullen benaderen. Doel van de stealth democracy is dat besluiten “efficiënt, objectief en zonder commotie en onenigheid” worden genomen (Hibbing en Theiss-Morse 2002: 143). De stealth democracy is net als de representatieve democratie een model dat deel uitmaakt van de elitegerichte benadering van de democratie. De stealth democracy gaat echter nog een stapje verder aangezien de elite bij dit democratiemodel bestaat uit niet-verkozen experts, die bovendien onzichtbaar te werk gaan. Van een politieke elite wordt verwacht dat zij “accountable, but partially interested” zijn, terwijl een expertelite door Hibbing en TheissMorse (2002: 239) wordt geprofileerd als “objective, but largely invisible and unaccountable elites”. Amerikaanse burgers verkiezen, concluderen Hibbing en Theiss-Morse naar aanleiding van hun onderzoek, een daadkrachtig systeem waarbij een kleine deskundige elite zich op deskundige wijze bezighoudt met de besluitvorming, en waarbij burgers zich zo afzijdig mogelijk kunnen houden. Het idee van de ‘stealth democracy’ is in tegenstelling tot de directe democratie en representatieve democratie nauwelijks in eerder onderzoek aan bod gekomen. Een Finse studie die zowel de steun voor de directe democratie als de stealth democracy meet, vormt hierop een uitzondering (Bengtsson en Mattila, 2009). De onderzoekers vonden dat beide modellen op steun konden rekenen onder Finse burgers. Opvallend was dat het meestal dezelfde factoren zijn die ertoe leiden dat burgers de directe democratie en/of de stealth democracy steunen. De steun voor de democratiemodellen wordt bij beiden met name gevonden onder laagopgeleide burgers met een geringe kennis van de politiek, die het gevoel hebben dat het huidige systeem niet tegemoetkomt aan hun noden en daarom verlangen naar verandering.
Meer of minder democratie?
16
Ook worden in eerder onderzoek enkele aanwijzingen zichtbaar die de indruk wekken dat het idee van de stealth democracy bij de bevolking op steun kan rekenen. Uit onderzoek van Elchardus en Smits (2002) in België blijkt dat een derde van de burgers de politiek eigenlijk overbodig vindt en het land liever bestuurd ziet worden door experts en specialisten. Gevoelens van politieke onmacht en politiek wantrouwen zouden gepaard gaan met veel vertrouwen in het gezag van experts (Elchardus en Smits, 2002). De roep om daadkrachtig leiderschap klinkt steeds vaker: waar in 2000 in Nederland slechts eenderde van de respondenten aangeeft naar minder bureaucratie, meer daadkracht en sterker leiderschap te verlangen, is dat in vier jaar tijd bijna verdubbeld (Dekker en Becker, 2005). Bovendien wordt door respondenten die er uiting van geven naar meer inspraak van burgers te verlangen, vaak tegelijk aangegeven dat het goed zou zijn als het bestuur van het land wordt overgelaten aan enkele krachtige leiders (Dekker en Steenvoorden, 2008). Hoe valt deze op het eerste oog paradoxale bevinding te verklaren? In overeenstemming met de bevindingen van Hibbing en Theiss-Morse (2002) zou men kunnen stellen dat burgers niet werkelijk de wens koesteren politiek meer actief te (kunnen) worden, maar dat zij middels die stellingname hun ongenoegen uiten over de zelfzuchtige politici die hun eigenbelang voorop hebben staan. Tiemeijer (2010) voegt daar naar aanleiding van zijn onderzoek onder Nederlandse burgers een tweede verklaring aan toe –welke ook door Hibbing en TheissMorse (2002) wordt onderschreven. Onder burgers zou het idee leven dat er consensus bestaat over de manier waarop problemen moeten worden aangepakt, het feit dat de politiek niet handelt naar deze consensus leidt tot frustratie. Meer dan de helft van de respondenten denkt dan ook dat problemen makkelijk kunnen worden opgelost als de politiek beter naar burgers zou luisteren.
Meer of minder democratie?
17
4. Methode en data 4.1 Onderzoeksopzet Het heersende politieke ongenoegen onder burgers heeft bij politici en beleidsmakers geleid tot een sterk gevoelde noodzaak hervormingen in de structuur van ons huidige systeem aan te brengen. Vaak betreffen deze hervormingen aanpassingen aan de manier waarop burgers betrokken zijn bij besluitvorming: burgers zouden een actievere rol moeten krijgen toebedeeld. De vraag is echter of aanpassingen van de structuur van het representatieve systeem ertoe zullen leiden dat de kloof tussen burger en politiek wordt hersteld. Tot nu toe beperkt het debat zich tot beleidsmakers, politici en wetenschappers; de visie van burgers ten aanzien van de democratie komt hierbij nauwelijks aan de orde. Dalton et. al (2001:144) stellen het volgende: “Perhaps ironically, debate over representative versus direct democracy has been largely an elite affair. Consistent with the principles of representative democracy, the public itself has seldom been directly consulted”. Het is bovendien opvallend te noemen dat burgers hierover nog zo weinig zijn bevraagd, aangezien beleidsmakers wel denken te weten in welke richting oplossingen gezocht moeten worden. Over de manier waarop burgers de democratie definiëren is weinig bekend. Het onderzoek dat zich wel richt op de houding van burgers ten aanzien van de democratie is meestal kwantitatief van aard en lijkt daarbij uit te gaan van de veronderstelling dat het concept ‘democratie’ onder burgers geen verdere uitleg behoeft. Zo blijft evenwel onduidelijk wat burgers onder de term precies verstaan (Tiemeijer, 2010). Om een beter begrip te krijgen van de manier waarop burgers het begrip ‘democratie’ benaderen, zal in deze studie eerst worden nagegaan wat burgers onder het begrip verstaan. Vervolgens zal worden gekeken in welke mate de deelnemers de principes van de representatieve democratie onderschrijven en zal worden onderzocht hoe zij het functioneren van de representatieve democratie beoordelen. Ten slotte wordt nagegaan in hoeverre elementen voor aanpassing van het huidige democratische systeem door de deelnemers worden gesteund. Waar voorgaand onderzoek met name keek naar aanpassingen in de vorm van een directe democratie, zal in deze studie ook een ander alternatief worden onderzocht, namelijk de ‘stealth democracy’. De volgende onderzoeksvragen zullen hierbij aan bod komen:
In hoeverre hebben burgers een notie van het begrip ‘democratie’ en wat houdt die in?
Welke elementen behoren in de ogen van burgers tot de democratie?
Meer of minder democratie?
18
In hoeverre ziet men deze elementen terug in de manier waarop de democratie in Nederland functioneert?
Hoe beoordeelt men de principes van de representatieve democratie?
Hoe vindt men dat het systeem functioneert?
In hoeverre voelt men zich gerepresenteerd en welke factoren dragen hieraan bij?
Wie is er het best in staat legitieme besluiten te nemen: politici, experts en/of burgers?
In hoeverre wordt meer invloed van burgers wenselijk geacht?
In hoeverre wordt meer invloed voor experts wenselijk bevonden?
Worden aanpassingen aan het huidige democratisch systeem wenselijk geacht?
Wat ziet men als gebreken van het systeem en hoe wil men daar aan tegemoet komen?
Uiteindelijk stelt dit onderzoek tot doel een verkenning te bieden van de publieke opinie ten aanzien van de democratie. Gezien het verkennende karakter is er bewust voor gekozen geen verwachtingen te formuleren. Enerzijds is dit gelegen in het feit dat het huidige onderzoek paradoxale bevindingen laat zien, anderzijds omdat een open insteek bij het verkennende doel van deze studie past. Het onderzoek geeft hiermee inzicht in de mate van steun voor de huidige democratie en mogelijke gebreken ervan. Bovendien wordt een aantal oplossingsrichtingen besproken. Alvorens over te gaan tot de onderzoeksresultaten, zal hieronder eerst een verantwoording van de methoden worden geboden. 4.2 Onderzoeksmethode De verkennende aard van dit onderzoek maakt dat een kwalitatieve onderzoeksmethode het meest geschikt is. Een kwantitatieve onderzoeksmethode werkt in dit geval beperkend, aangezien hierbij slechts een aantal van tevoren geformuleerde concepten wordt gemeten. Hibbing en Theiss-Morse (2002: 88) wijzen op de beperkte werking van kwantitatief onderzoek naar de democratie: “The only reason it appears the people want to get more involved in politics is that survey items (including ours) generally force them to make a tradeoff between elected elite control and popular control”. Kwalitatief onderzoek kenmerkt zich door een open benadering, waardoor goed zicht kan worden verkregen in de belevingswereld van respondenten. Kwalitatief onderzoek wordt
Meer of minder democratie?
19
vaak aangeduid als ‘naturalistisch’: er wordt tijdens de groepsdiscussie gehoor gegeven aan wat er echt speelt (Casey en Krueger, 2000). Waar in kwantitatief onderzoek bovendien vaak in heel algemene termen wordt gesproken over begrippen –waarbij er vanuit wordt gegaan dat er consensus bestaat over de betekenis ervan- kan in kwalitatief onderzoek aandacht worden besteed aan de precieze invullingen van begrippen. In huidig kwantitatief onderzoek naar de democratie wordt bijvoorbeeld uitgegaan van de veronderstelling dat het concept democratie geen verdere uitleg behoeft, waardoor onduidelijk blijft wat men precies onder de term verstaat (Tiemeijer, 2010). De dataverzameling vindt plaats middels focusgroepen; deze methode is adequaat indien men inzicht wil krijgen in de belevingswereld van respondenten en indien snel een brede inventarisatie van meningen, houdingen of gedragingen nodig is. Bij een focusgroep vindt deze inventarisatie in groepsverband plaats, waarbij het doel niet zozeer is om consensus te bereiken of keuzes te maken (Morgan en Krueger, 1998). De groepsdynamiek leidt tot meer inzet van de deelnemers en meer gedetailleerde inzichten (Groenland, 2009). Bovendien bootst de groepsdynamiek in focusgroeponderzoek een waarheidsgetrouwe werkelijkheid na. Uitgangspunt hierbij is dat mensen hun werkelijkheid creëren in een sociale context, waarbij men elkaar door middel van interactie beïnvloedt. Focusgroepen geven doordat de gesprekken in groepen plaatsvinden aan deze sociale realiteit gehoor, waardoor aan dezelfde groepsdynamiek wordt voldaan (Morgan en Krueger, 1998). Dit levert wezenlijk andere informatie op dan de informatie die met individuele dataverzameling zou zijn gevonden. In deze studie hebben vier focusgroepen plaatsgevonden. Hoewel de groepsgesprekken altijd
door
één
gespreksmoderator
zijn
geleid,
zijn
in
dit
onderzoek
twee
gespreksmoderators werkzaam geweest. Deze vorm van onderzoekertriangulatie, middels de inzet van meerdere gespreksmoderators, leidt tot betrouwbaardere resultaten (Morgan en Krueger, 1998). Van de focusgroepen zijn video-opnames gemaakt en bovendien was altijd een notulist aanwezig die aantekeningen maakte van het gesprek -welke vervolgens terecht zijn gekomen in een verslag. De data-analyse vond plaats middels de zogenaamde ‘matrixmethode’ (Gordon en Langmaid, 1986). Hierbij worden de bevindingen in de vorm van een tabel gestructureerd. Niet alleen schept deze methode orde in een grote hoeveelheid data, daarnaast komt deze methode de betrouwbaarheid van de resultaten ten goede. Het verhoogt namelijk de zogenaamde ‘inter-rater reliability’: de kans dat dezelfde resultaten en conclusies zouden
Meer of minder democratie?
20
worden gegenereerd wanneer een andere onderzoeker de data zou hebben geanalyseerd. In de kolommen van de matrix worden de verschillende groepen weergegeven; ingedeeld naar opleiding en leeftijd. In de rijen staan de verschillende thema’s die in de groepsgesprekken naar voren zijn gekomen. Door deze tabel in te vullen met de uitspraken die gedaan zijn in de groepsgesprekken, wordt de data op een logische manier gestructureerd. Hiermee worden de irrelevante data gescheiden van de relevante data, doordat men gedwongen is te blijven bij de vooraf opgestelde thema’s. Bovendien kunnen de bevindingen zowel kolomsgewijs als rijgewijs worden geanalyseerd. Wanneer middels de kolommen de data worden geanalyseerd, worden binnen één groep de gedane uitspraken over een thema vergeleken. Indien de bevindingen via de rijen worden bekeken, is het mogelijk om binnen één thema de verschillende groepen te vergelijken (Gordon en Langmaid, 1986). 4.3 Selectie respondenten Om de kwaliteit van de data te waarborgen dienen de focusgroepen relatief homogeen te zijn samengesteld (Casey en Krueger, 2000). Mensen zullen namelijk de neiging hebben hun ideeën te ‘censoren’ indien zij in de aanwezigheid zijn van mensen die veel van hen verschillen als het gaat om status, macht, inkomen en opleiding. Bovendien communiceren mensen met verschillende achtergronden, bijvoorbeeld wat betreft opleiding, op verschillende abstractieniveaus. Er is dan ook voor gekozen om de respondenten te selecteren aan de hand van leeftijd en opleiding. De helft van de respondenten bevindt zich in de leeftijdscategorie 20-26, de andere helft van de respondenten bevindt zich in de leeftijdscategorie 37-59. Opleiding blijkt volgens eerder onderzoek een grote invloed uit te oefenen op politieke gedragingen (Bovens en Wille, 2009). Bovendien bleek eerder al dat zich specifiek in opvattingen over de democratie grote verschillen voordoen tussen mensen met verschillende opleidingen (Tiemeijer, 2010). In dit onderzoek zal daarmee rekening worden gehouden door zowel met lager- als hoger opgeleiden te spreken. Verder is ernaar gestreefd binnen de groepen zoveel mogelijk te spreiden naar politieke voorkeur. Indien mensen met verschillende perspectieven en standpunten in de groep aanwezig zijn, zal de discussie in de gesprekken beter tot stand komen. Bovendien bleek uit eerder onderzoek dat politieke voorkeur een sterke uitwerking heeft op de opvattingen van burgers ten aanzien van de democratie (Bengtsson en Matttila, 2009; Donovan en Karp, 2006).
Meer of minder democratie?
21
De respondenten zijn geworven door een gespecialiseerd selectiebureau. Alle respondenten hebben voor hun deelname een onkostenvergoeding en reisvergoeding ontvangen. De focusgroepen duurden in totaal twee uur. De gesprekken hebben zich voltrokken in twee dagen, waartussen een periode van één dag zat. De focusgroepen hebben zich voltrokken in Amsterdam, bij het onderzoeksbureau ‘Ferro Explore!’. In totaal hebben er vier focusgroepen plaatsgevonden, waarvan: een groep met laagopgeleiden van jonge leeftijd, een groep laagopgeleiden van middelbare tot oude leeftijd, een groep hoogopgeleiden van jonge leeftijd en ten slotte een groep hoogopgeleiden van middelbare tot oude leeftijd. In totaal zijn 24 respondenten geselecteerd, waarvan er uiteindelijk 19 hebben deelgenomen. Een gedetailleerd respondentenoverzicht is opgenomen in appendix B. 4.4 Beschrijving van de groepsgesprekken Alvorens over te gaan tot een bespreking van de resultaten, zal hieronder een korte schets worden geboden van het verloop van de focusgroepen. De volledige gespreksleidraad is te vinden in appendix A. De groepsgesprekken zijn opgebouwd aan de hand van een viertal blokken. Voorafgaand aan de blokken waarin de democratiemodellen aan bod kwamen, is ter introductie eerst bij de deelnemers gepeild hoe zij de huidige politieke situatie ervaren. Het tweede blok gaat vervolgens in op de beleving van de democratie, in het algemeen en specifiek in Nederland. Hierbij wordt aan de deelnemers gevraagd welke associaties zij hebben bij het begrip democratie en in welke mate zij deze kenmerken ook terugzien in de Nederlandse democratie. Theorieën over focusgroepen geven aan dat de kernvragen van het onderzoek het beste halverwege het gesprek gesteld kunnen worden (Morgen en Krueger, 1998). In het derde blok zal de kern van de studie dan ook worden gemeten; namelijk hoe burgers de huidige representatieve democratie ervaren en in welke mate zij aangeven elementen van een directe democratie en een stealth democracy wenselijk te vinden. Tot slot wordt in het laatste blok met de deelnemers een creatieve gedachteoefening gedaan. Hierbij wordt aan hen gevraagd plaatjes uit te scheuren die staan voor elementen van de –in hun ogen- ideale besluitvorming. Dit biedt de deelnemers de mogelijkheid om op een andere manier met de abstracte materie aan de slag te gaan, waardoor nieuwe invalshoeken kunnen ontstaan.
Meer of minder democratie?
22
Deze zogenaamde ‘elicitatietechniek’ is een gebruikelijke methode bij beleidsonderzoek (Stalpers, 2007). Hieronder wordt een korte schets gegeven van het verloop van de vier groepsgesprekken. De groep met hoogopgeleide jongeren vertoont een enigszins vertekend beeld doordat twee deelnemers middels hun studie al in aanraking zijn gekomen met aan het onderwerp verwante zaken. De deelnemers van dit groepsgesprek communiceren dan ook in grote mate op kennisniveau. Een van de deelnemers heeft een duidelijk ander beeld van de democratie, wat de discussie goed aanwakkert. Deze deelnemer heeft namelijk, in tegenstelling tot de rest van de groep, veel sympathie voor meer burgerinspraak. In de laagopgeleide groep met mensen van middelbare leeftijd en oude leeftijd tekent zich een polarisatie af. Er bevinden zich enerzijds hele sceptische mensen. Zij vinden het politieke landschap een ‘organizootje’ en voelen zich niet gekend door de politiek. Deze deelnemers staan dan ook vaak negatief tegenover de toekomst. Anderzijds zijn er mensen in de groep die dat beeld proberen te nuanceren. Er mag dan veel geklaagd worden, vergeleken met andere landen hebben we het lang zo slecht nog niet. Bovendien wijzen deze respondenten ook op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. 1 Het onderwerp ‘democratie’ is met name voor de groep met laagopgeleide jongeren een moeilijk onderwerp. In deze groep overheerst een gevoel van teleurstelling, wat zich vaak uit in het noemen van negatieve ervaringen. Men heeft het gevoel dat politici erg gefocust zijn op hun eigen gewin en zich niet bekommeren om het gedragen leed in de samenleving. Hierdoor zijn zij ontheemd geraakt van de politiek. Zo twijfelen twee deelnemers ook of ze wel gaan stemmen. In de hoogopgeleide groep met mensen van middelbare en oude leeftijd komt de discussie tijdens het gesprek nauwelijks op gang. Individueel hebben de respondenten genoeg op te merken, maar van een echte groepsdynamiek is weinig sprake. In het algemeen geldt dat het laatste gedeelte van het groepsgesprek, waarbij met de deelnemers een gedachteoefening is gedaan, voornamelijk door de laagopgeleiden wat vaag en lastig wordt bevonden. Toch ontstaan ook hier nieuwe invalshoeken wanneer de uitkomsten van de oefening later in de groep worden besproken. Verder valt op dat de laagopgeleide deelnemers in het algemeen vaak heel concrete, persoonlijke voorbeelden aanhalen en veel vaker spreken vanuit zichzelf. Hoogopgeleide
1
In deze groep bevond zich één hoogopgeleide deelnemer van jonge leeftijd. Hiermee is rekening gehouden door in de notulen aan te geven welke uitspraken van hem afkomstig waren.
Meer of minder democratie?
23
participanten hebben eerder de neiging te zeggen wat ‘de rest van het volk’ denkt in plaats van dat zij zeggen er zelf zo tegenover te staan.
Meer of minder democratie?
24
5. Resultaten 5.1 Democratie In de groepen is eerst in heel algemene termen gesproken over de democratie. Aan de deelnemers is gevraagd welke associaties het begrip ‘democratie’ bij hen oproept. Vervolgens is ernaar gestreefd tot een verdere definiëring van het begrip te komen door te verkennen wat de grenzen en randvoorwaarden van een democratie zijn. Ten slotte is het gesprek toegespitst op het functioneren van de democratie in Nederland -waarbij de vraag in hoeverre Nederland door de deelnemers als een volwaardige democratie wordt beschouwd en wat hieraan ten grondslag ligt- centraal staat. 5.1.1 Associaties bij het begrip democratie en definiëring van het begrip Tabel 1 geeft een overzicht van alle genoemde associaties, weergegeven in de volgorde waarop deze in de groepsgesprekken aan bod kwamen. Tabel 1: Associaties democratie LO, jong LO, oud Associaties Meningen; Meeste stemmen democratie luisteren; gelden; vrijheid; gelijkheid; vrijheid van vrijheid. meningsuiting; samen keuzes maken, proberen; vrijheid om fouten te maken; inspraak, keuzemogelijkheden; discussie; door het bos de bomen soms niet zien; polderen, compromissen; vermoeiend; voorrecht; vanzelfsprekend; gelijke kansen; kennisoverdracht; basisvoorzieningen, zorgstaat.
HO, oud Vrijheid van meningsuiting; gelijke behandeling; elkaar leren kennen; gelijke rechten; meerderheid heeft gelijk; maar houdt rekening met minderheid ; vrijheid
HO, jong Kiesrechten; gelijkwaardigheid; trias politica; actieve burgers, partijen; parlement; Tweede Kamer; Volksvertegenwoordiging; Senaat; discussie; balans; vrijheid om te zeggen wat je wilt; mensen dragen verantwoording voor samenleving; kleine groep die belangen van het hele land vertegenwoordigen; rechten; belangen; mediavrijheid; stemmen; vernieuwend; transparantie.
De deelnemers hebben allen een positief gevoel bij de term democratie. De principes van de democratie worden door de deelnemers als belangrijke randvoorwaarden voor de
Meer of minder democratie?
25
samenleving gezien. Kijkende naar de genoemde associaties in de groepsgesprekken, is het opmerkelijk dat de deelnemers in eerste instantie vooral associaties noemen die betrekking hebben op algemene rechten van burgers, en dus strikt genomen verwijzen naar de rechtsstaat. Dit geldt nog iets sterker voor de groepen met mensen van middelbare tot oudere leeftijd. De centrale waarde van de democratie is volgens de deelnemers vrijheid. Hierbij refereren de deelnemers zowel aan vrijheid in het algemeen, als aan vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid. Ook het begrip gelijkheid valt opvallend snel en vaak. Gelijke behandeling, gelijke rechten, gelijke kansen: allen vallen ze onder de noemer ‘gelijkwaardigheid’. Dat de democratie gepaard gaat met rechten wordt dus duidelijk aangegeven door de deelnemers. Over de met een democratie gepaard gaande plichten blijken de deelnemers meer te verschillen. Met name in de groepen met hoogopgeleide deelnemers worden associaties genoemd die refereren aan de rol van burgers in een democratie. Alles staat of valt met de deelname van eenieder (HO, oud). De democratie wordt door de deelnemers als een gezamenlijke verantwoordelijkheid gezien. Zo wordt bij het noemen van de associaties een aantal keer verwezen naar het stemmen bij verkiezingen en vallen termen als ‘actieve burgers’,‘inspraak’,‘discussie’, ‘compromissen’ en ‘elkaar leren kennen’ Hoewel de deelnemers op veel punten vergelijkbare associaties noemen, leeft het begrip democratie voor sommige deelnemers meer dan voor anderen. Voor de laagopgeleide jongeren geldt dat zij erg veel moeite hebben associaties te noemen. Zij lijken dan ook weinig ‘feeling’ te hebben met het begrip. Net zoals ze voor hun gevoel mijlenver afstaan van de politiek in het algemeen, heeft dit ook zijn weerslag op de duiding van het begrip democratie. Met name in de hoogopgeleide groep met jongeren valt op dat erg veel associaties worden genoemd op kennisniveau. Voorbeelden hiervan zijn: ‘trias politica’, ‘senaat’ en ‘parlement’. Dit heeft zoals eerder gezegd te maken met de samenstelling van deze groep. Wanneer aan de deelnemers wordt gevraagd wat de essentie van de democratie is, komen zij met heel algemene en vage omschrijvingen. De deelnemers lijken de democratie als een vanzelfsprekendheid te ervaren. Kern van het begrip democratie is volgens de deelnemers ‘dat je een stem hebt’. Sommigen voegen daar snel aan toe: ‘en dat je stem gehoord wordt’.
Meer of minder democratie?
26
Veel minder wordt verwezen naar besluitvormingsprocessen, iets wat in feite de kern van de democratie raakt. De dictatuur is voor de deelnemers een duidelijke tegenhanger van de democratie. Wanneer één partij of persoon de overhand neemt is het duidelijk dat er geen sprake is van een democratie. Zoals net al zichtbaar werd bij de genoemde associaties, blijkt de kern van de democratie verankerd te zijn in een aantal algemene vrijheden. De laagopgeleide groepen koppelen de democratie daarnaast erg sterk aan de verzorgingsstaat. De zorgtoeslag blijven ze wel betalen ondanks dat het slecht gaat. En als mensen niet verzekerd zijn, worden ze wel geholpen. In het buitenland laten ze je stuk gaan (LO, jong). De hoogopgeleiden maken nog een onderscheid in soorten democratieën. Dit blijkt uit de termen ‘parlementaire democratie’, ‘tweepartijenstelsel’, ‘representatieve democratie’ die spontaan naar voren komen. 5.1.2 De beleving van de democratie in Nederland Tabel 2 geeft inzicht in de thema’s die in de groepsgesprekken aan bod kwamen bij de bespreking van de manier waarop de deelnemers de democratie in Nederland beleven. Tabel 2: Beleving van de democratie in Nederland LO, jong LO, oud Beleving van de Positief gevoel; Vrijheid van democratie in zorgtoeslag; meningsuiting; Nederland stemmen; gebeurt niks vrijheid van met je stem; meningsuiting. controle op wat partijen doen; veel kleine partijtjes.
HO, oud Vier jaar kort; chaotische organisatie; versnipperd; poppetjes achter minister; slecht geluisterd; bekrompenheid.
HO, jong Transparantie; actieve burgers; verzuiling; tijdsgeest; polderen; media; goed gevoel; daadkracht; sturing EU.
In de groepen is men het er unaniem over eens dat we in Nederland in een democratie leven. De deelnemers onderstrepen dat de democratie in Nederland heel wat beter functioneert dan in menig ander democratisch land en geven aan zeer gehecht te zijn aan de vrijheid die de Nederlandse democratie typeert. In andere landen worden volgens de deelnemers ondemocratische praktijken zichtbaar die aan deze vrijheid tornen: een censuur
Meer of minder democratie?
27
op berichtgeving, beïnvloeding van de uitslag van verkiezingen en bedreiging van burgers door de regering. Italië wordt vaak genoemd als voorbeeld van een corrupte democratie. De deelnemers zijn van mening dat de democratie in Nederland in ieder geval goed bedoeld is, maar dat het in de uitwerking soms mis loopt. Ze proberen wel iets, lukt niet altijd, maar in hun gedachten wordt Nederland zo beter. Het is dus positief bedoeld (LO, oud). Men geeft in de groepen dan ook aan onze democratie niet als een volbloed democratie te beschouwen. Een aantal keerzijden van de Nederlandse democratie wordt door de participanten genoemd: het versnipperde politieke landschap, de mate waarin naar het volk wordt geluisterd, het vele overleggen en polderen, de verdeling van de macht, de invloed van de media en ten slotte de gehaastheid waarmee beslissingen worden genomen. Hieronder zal op elk van deze kenmerken van de democratie in Nederland worden ingegaan. Het versnipperde landschap De politieke organisatie komt chaotisch op de deelnemers over. Wanneer aan de deelnemers wordt gevraagd hoe zij de politieke organisatie in Nederland zouden omschrijven, noemen zij eerst dingen als het ‘meerpartijenstelsel’ en het ‘poldermodel’. De participanten vinden het brede scala aan partijen soms erg verwarrend. Als je kieslijsten ziet, dan is het soms echt penprikken (HO, oud). Het is gewoon rommelig (LO, jong). De deelnemers beschouwen de veelheid van politieke partijen als kenmerkend voor de democratie in Nederland en men vraagt zich af of dat processen niet teveel vertraagd. Doordat er veel kleine partijen zijn achten de deelnemers het moeilijk om een coalitie te smeden die stand houdt. Het alternatief, een tweepartijenstelsel, vindt men evenwel ook geen optie. Dat wordt namelijk niet democratisch genoeg geacht. De verdeling van de macht De deelnemers geven aan dat hoewel burgers in theorie de macht zouden moeten hebben, dit in de praktijk vaak niet het geval is. Wanneer hierop doorgepraat wordt, zijn de
Meer of minder democratie?
28
deelnemers van mening dat burgers nog wel een beetje macht hebben. Vaak wordt hierbij gerefereerd aan het voorbeeld van de schoonmakers die recent staakten voor loonsverhoging. Het feit dat men in Nederland nog altijd het recht heeft om te staken, maakt dat burgers toch nog altijd macht hebben. Ook trekt men de daadwerkelijke macht van de politiek in twijfel. De deelnemers verwachten dat de macht vaak in handen is van mensen achter de schermen. Daarbij geven de deelnemers aan het prettig te vinden als beter inzichtelijk zou zijn wie verantwoordelijk is voor beslissingen. Ik heb het idee dat de beleidsmedewerkers achter de schermen alles beslissen. JP is eigenlijk een soort toneelspeler (HO, jong). In dit verband wordt ook nog gewezen op de macht van de financiële sector. Onder de deelnemers leeft het idee dat macht zich in Nederland concentreert op de plekken ‘waar het geld is’. Vaak wordt op die plekken misbruik gemaakt van de macht. In de hoogopgeleide groep met ouderen wordt daarnaast nog gewezen op de privatisering van de publieke sector en de hiermee gepaard gaande toename van de macht van het bedrijfsleven. Wie zijn er de baas? Eigenlijk gewoon de grote bedrijven (HO, oud). De mate waarin naar het volk wordt geluisterd Ook een gepercipieerd gebrek aan aansluiting tussen wat het volk wil en wat de regering doet is voor de deelnemers aanleiding om vraagtekens te zetten bij het democratische gehalte in Nederland. Er heerst onder de deelnemers teleurstelling over wat er met ‘hun stem’ wordt gedaan. Voor een aantal deelnemers in de groep met laagopgeleide jongeren vormt dit dan ook een reden om niet meer te gaan stemmen. Het polderen Het poldermodel wordt door de participanten als een typische trek van de Nederlandse democratie aangeduid. Kenmerkend voor de democratie in Nederland is de overlegcultuur en het vele debatteren. Hoewel men het over het algemeen erg goed vindt dat beslissingen niet in handen zijn van enkelen, ergeren zij zich tegelijk aan de stroperigheid van debatten.
Meer of minder democratie?
29
Nederland staat bekend om het polderen, vele overleggen en de instanties erachter. Compromissen sluiten (HO, jong). Invloed van de media Kenmerkend voor de tijdsgeest is volgens de deelnemers de invloed van de media op de democratie. Dit komt in alle groepsgesprekken–met uitzondering van de groep laagopgeleide jongeren- sterk naar voren. De deelnemers lijken het gevoel te hebben dat zowel de politiek als zijzelf daar in zekere zin slachtoffer van zijn geworden. Onder invloed van de media is het ‘overkomen’ en de ‘vorm’ volgens de deelnemers veel belangrijker geworden. Hoewel de deelnemers unaniem een hekel hebben aan het volgens de deelnemers hierdoor ontstane ‘politieke schouwspel’, geven zij tegelijk aan wel behoefte te hebben aan vorm. Je moet jezelf in de picture gooien, vorm hoort bij deze tijd. Denk dat we daar uiteindelijk behoefte aan hebben, het trekt toch (HO, oud). Voordat je macht geeft zou iemand moeten worden voorbereid. Zodat diegene zuiver en integer kan handelen, in plaats van wat je nu ziet: macht- en mediageil (HO, oud). Gehaastheid Ten slotte benoemen de deelnemers de gehaastheid waarmee beslissingen worden genomen in de democratie. De gehaastheid die volgens de deelnemers typerend is voor deze tijd, staat doordachte besluitvorming soms in de weg. In de groepen onderstreept men dat belangrijke beslissingen in rust moeten worden genomen en dat beslissingen zich moeten richten op de lange termijn. Vraagstukken zijn zo gecompliceerd. Politici zouden zich moeten terugtrekken en de rust nemen voor belangrijke beslissingen (HO, oud). We moeten rust nemen om een genuanceerde beslissing te nemen. Waar zijn we mee bezig? In plaats van door de waan van de dag te laten meevoeren (HO, jong).
Meer of minder democratie?
30
5.2 Representatieve democratie Nadat met de deelnemers in algemene termen gesproken is over de democratie, is overgegaan tot een bespreking van de specifieke huidige democratie: de representatieve democratie. Tabel 3 geeft inzicht in de thema’s die bij de behandeling van het onderwerp ‘representatieve democratie’ in de groepsgesprekken naar voren komen .2 Tabel 3: Thema’s representatieve democratie LO, jong LO, oud Representatieve Nog nooit Verwacht democratie meegemaakt; specialisme – hoe weten zij maar wat wij willen?. uiteindelijk ‘popijopi’ die zich opwerpt; vier jaar kort, verschillende verhalen binnen partij.
HO, oud Hoop je op: dat partij doet waar die voor staat; basis van de samenleving; verdeling van de macht.
HO, jong Beste vorm democratie; positief dat je er niet zelf mee bezig moet; deskundigheid.
Bij het systeem van de representatieve democratie zoals we dat in Nederland kennen wordt door de deelnemers niet vaak stilgestaan. De deelnemers zien het systeem als een vanzelfsprekendheid. Men geeft aan dat de principes van het representatieve systeem goed zijn; zo vinden de deelnemers het feit dat in een representatieve democratie politici worden afgevaardigd die het werk namens de burgers doen prettig. Op deze manier worden burgers zelf bij de besluitvorming ontlast. Bovendien geven de participanten hierbij aan dat besluitvorming om deskundigheid draait. Politicus zijn is een ambacht en vereist dan ook specialisme. Volgens de deelnemers zijn politici het beste in staat om alle belangen te overzien en mee te kunnen wegen. Daarnaast waarderen de deelnemers dat de besluitvorming nu vaak over ‘meerdere hoofden’ gaat. Het feit dat de macht in een representatieve democratie over meerdere personen is verdeeld, wordt door de participanten als iets prettigs beschouwd. Hierbij wordt gerefereerd aan de meerdere bestuursniveaus: landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau. Het betrekken van meer mensen bij besluitvorming leidt volgens de deelnemers tot verschillende perspectieven. Daarmee worden beslissingen meer weloverwogen gemaakt.
De gespreksmoderator heeft het idee van de representatieve democratie aan het begin van dit blok als volgt kernachtig omschreven: ‘In Nederland leven we in een representatieve democratie. Dat wil zeggen dat burgers eens in de vier jaar politieke vertegenwoordigers kiezen die de burgers in het parlement vertegenwoordigen en namens hen beslissingen nemen’. 2
Meer of minder democratie?
31
Hoewel de deelnemers geen bezwaren hebben ten aanzien van de inrichting van de representatieve democratie, bemerken zij evenwel dat het systeem in de praktijk niet altijd functioneert zoals bedoeld. Dit hangt onder meer samen met de regeringsperiode van vier jaar. Deze wordt door veel deelnemers kort gevonden en dit werkt volgens hen beperkend voor het ontwikkelen van beleid; het staat het lange termijn denken in de weg. Hoe realistisch kunnen plannen van vier jaar zijn (HO, oud)? 5.2.1 Vertegenwoordiging Naast de normatieve bespreking over het systeem van een representatieve democratie, is aan de deelnemers gevraagd naar het functioneren van dit systeem. Hierbij staat de vraag centraal in hoeverre de deelnemers zich momenteel al dan niet vertegenwoordigd voelen en welke factoren hierop van invloed zijn. Tabel 4 geeft de thema’s die hierbij aan bod kwamen weer. Tabel 4: Vertegenwoordiging LO, jong Vertegenwoordiging Teleurgesteld in belangenbehartiging; niet serieus genomen; inlevingsvermogen.
LO, oud Je verwacht specialisme, uiteindelijk popijopi; op gemeentelijk niveau; 100% vertegenwoordiging onmogelijk; niet stemvastig; meevaren op issues.
HO, oud Mensen erbij betrekken; op gemeentelijk niveau; ideologie i.p.v personen; herkenning,
HO, jong Verzuiling en individualisering; betrokkenheid laagopgeleiden minimaal; veel kleine partijen; genuanceerde discussie; als ze in debat gaan (contact, interactie).
De deelnemers delen de mening dat de representatieve democratie niet altijd naar behoren functioneert. Men geeft in de groepen duidelijk aan zich door geen enkele partij volledig vertegenwoordigd te voelen. Tegelijk realiseren de deelnemers zich dat volledige vertegenwoordiging nu eenmaal onmogelijk is. Ja, ik herken dingen die beloofd zijn. Natuurlijk zijn er ook dingen die ze niet zijn nagekomen.. zoals de pensioensleeftijd. Maar de situatie was anders toen beloften zijn gedaan. Je kunt je wel heel erg vasthouden aan iets, maar dat kan negatief uitpakken (LO, oud).
Meer of minder democratie?
32
In de groepen met hoogopgeleiden spreekt men in dit verband over de ontzuiling en de hiermee
gepaard
gaande
individualisering.
De
participanten
erkennen
dat
vertegenwoordiging momenteel ontzettend complex is, en dat komt voor hun gevoel doordat ideologieën ontberen. Je gaat steeds meer zien dat de politiek alleen een bepaald deel van de bevolking vertegenwoordigt. PvdA de arbeiders, VVD de rijken, Wilders degene die een hekel aan moslims hebben. Vroeger, als je kijkt naar het eerste kabinet paars; zij hebben beslissingen genomen die bij de hele burgerij wel effecten hadden (HO, jong).
In de laagopgeleide groep met jongeren is het gevoelde gebrek aan vertegenwoordiging voor sommigen reden om niet meer te gaan stemmen. Vertegenwoordiging lijkt een heel vloeiend verschijnsel waarop meerdere krachten invloed uitoefenen. Vertegenwoordiging lijkt zich dan ook af te spelen op verschillende niveaus waarvan drie niveaus het sterkst naar voren komen in de groepsgesprekken, namelijk: het niveau van vertegenwoordigers, het niveau van issues en het niveau van ideologieën. Bij elk van deze drie zal hieronder worden stilgestaan. Met name het niveau van issues en personen komt in alle groepsgesprekken dominant naar voren, dit geldt veel minder voor het niveau van ideologieën; zo komt het niveau van ideologieën in de groepen met laagopgeleiden nauwelijks aan bod. 5.2.2 Vertegenwoordiging op het niveau van issues Een belangrijk niveau dat bij het thema vertegenwoordiging aan bod komt, is het niveau van issues. Tabel 5 biedt een overzicht van de issues die in de groepsgesprekken aan bod kwamen en die voor de deelnemers reden waren om zich al dan niet vertegenwoordigd te voelen. Tabel 5: Issues Issues
LO, jong Parkeertarieven; Huisvesting; studiefinanciering; Noord-Zuidlijn.
Meer of minder democratie?
LO, oud HO, oud Milieu; Dieren; onderwijs; duurzaamheid. pensioenleeftijd; dieren; groen.
HO, jong Dieren; zorg; onderwijs; huisvesting.
33
Vertegenwoordiging blijkt primair een kwestie te zijn van issues. Wanneer aan de deelnemers gevraagd wordt wanneer zij zich al dan niet vertegenwoordigd voelden, volgt na een stilte vaak een reeks met heel concrete issues: huisvesting, onderwijs, zorg, dierenleed, maar ook issues op gemeentelijk niveau als parkeertarieven worden genoemd. Bepaalde onderwerpen die voor de deelnemers hoog in het vaandel staan, vormen de leidraad in hun keuze voor een bepaald partijprogramma en daarmee een politieke partij. Dit geldt in het bijzonder voor de laagopgeleiden. Indien partijen op teleurstellende wijze omgaan met -de voor de deelnemers belangrijke- issues, vormt dit reden om de partij de rug toe te keren. Ook issues die zich afspelen op gemeentelijk niveau kunnen voor de respondenten aanleiding zijn om teleurgesteld te zijn in een politieke partij als geheel. Een deelnemer geeft aan hoe een lokaal issue reden was om op de VVD te stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. De VVD had beloofd de parkeertarieven te verlagen.. nu hebben ze ze opeens weer verhoogd. Terwijl ik daar op had gestemd omdat het lager zou worden (LO, jong). Vaak gaat het in de voorbeelden van de deelnemers wanneer zij zich niet vertegenwoordigd voelden, om het proces waar het misgaat. Het is niet zozeer dat burgers al hun voorkeuren direct terug willen zien in de besluitvorming. Wel wensen zij zich vertegenwoordigd te voelen. De deelnemers geven dan ook aan dat zij graag zien dat er realistisch wordt omgegaan met beleidsvraagstukken. Burgers zouden indien er met eerlijkheid wordt gesproken ook veel meer begrip op kunnen brengen. Het gebrek aan openheid leidt er volgens de deelnemers toe dat burgers zich niet serieus genomen voelen, waardoor zij ook eerder in opstand zullen komen. Noord-Zuidlijn werd mooi neergezet, maar uiteindelijk ging er heel veel geld inzitten. Er was geen realistisch beeld geschetst, waardoor burgers in opstand kwamen (LO, jong). Hoe komen ze op bepaalde besluiten? Als ze het beter zouden uitleggen, dan kunnen we meer begrip opbrengen (HO, jong).
Meer of minder democratie?
34
De Partij voor de Dieren is een goed voorbeeld van een partij die op uitstekende wijze zich profileert als ‘de vertegenwoordiger’ van een bepaald issue. Een aantal deelnemers geeft dan ook aan zich erg vertegenwoordigd te voelen door de Partij voor de Dieren.
5.2.3 Vertegenwoordiging op het niveau van personen Naast het noemen van issues, geven de deelnemers aan zich al dan niet vertegenwoordigd te voelen door personen. Tabel 6 geeft inzicht in de thema’s die naar voren komen bij de bespreking hiervan. Tabel 6: Vertegenwoordigers LO, jong Vertegenwoordigers Inlevingsvermogen; eerlijkheid; realisme; gewoon mens zijn:gelijk zijn met het volk. + Cohen - Balkenende - Wilders
LO, oud Standvastigheid; eerlijkheid; respectvolle omgang. + Cohen + Wouter Bos + Rouvoet
HO, oud Duidelijke boodschap; niet storen aan mores 2e kamer. +Marijnissen, +Cohen +Halsema
HO, jong Creëren van draagvlak; communicatie; uitstraling; luisteren naar achterban; openheid. + Rouvoet.
De teneur in de groepsgesprekken is dat de huidige politieke vertegenwoordigers, onder invloed van de tijdsgeest, te weinig inhoud inbrengen en teveel hebben toegegeven aan ‘de vorm’, zoals zichtbaar wordt in het politieke spel en de moeite die wordt gestoken in hun overkomen in de media. De deelnemers signaleren bij sommige politici zelfzuchtigheid en vinden dat politici soms te weinig het algemene belang voorop hebben staan. Het is alleen jammer dat er nu veel vriendjespolitiek is. Het verdelen van ministeries lijkt nu soms wel kwartetten (HO, jong). Hoewel de deelnemers het bezwaarlijk vinden dat politici erg opgaan in hun overkomen, begrijpen zij dit tegelijk wel. De deelnemers zien in dat de relatief korte regeringsperiode van vier jaar politici ertoe dwingt zich bezig te houden kiezers vast te houden, wat soms gepaard gaat met het nemen van onverstandige beslissingen. De deelnemers ervaren evenwel dat politici hiermee hun blik op de inhoud en de lange termijn verliezen. De participanten benadrukken dat de politiek een vak is. De deelnemers verwachten deskundigheid van politici, in plaats van een ‘popijopi die zich opwerpt’.
Meer of minder democratie?
35
Ook wordt in de groepsgesprekken een roep om leiderschap zichtbaar. Herhaaldelijk geven de deelnemers aan behoefte te hebben aan een daadkrachtig bestuur. ‘Dictatuur’ heeft een nare bijsmaak. Maar als je mensen ziet, ze neigen er toch naar om overal een leider in te zoeken. Mensen volgen graag (HO, oud). Als ik het voor het zeggen had, dan wil ik een sterke leider. Net als in een bedrijf. Die gekozen is. En daar moet naar geluisterd worden (LO, jong). Met name in de laagopgeleide groepen geven de deelnemers er blijk van behoefte te hebben aan politici die zich kunnen verplaatsen in burgers. Zij geven aan het erg belangrijk te vinden dat zij zich kunnen identificeren met politici. De deelnemers lijken hierbij te uiten dat zij van vertegenwoordigers verwachten dat zij de samenleving kennen. Bos en Marijnissen gaan tenminste op de fiets. Zij zijn niet alleen politiek bezig, zij zijn ook gewoon mens, zij zijn onder ons (LO, jong). In twee van de vier focusgroepen wordt André Rouvoet, demissionair minister Jeugd en gezin van de ChristenUnie, spontaan aangehaald als een goede vertegenwoordiger. Niet omdat de deelnemers het met hem eens zijn als het gaat om de inhoud, maar wel omdat hij de kwaliteiten van een vertegenwoordiger met zich meedraagt. Hij straalt openheid en standvastigheid uit. Bovendien heeft men het gevoel dat deze politicus echt luistert naar het volk. Ik haat het om te zeggen, want ik heb een hekel aan die partij..maar als je kijkt naar Rouvoet, dan vind ik dat wel een heel goede vertegenwoordiger die echt luistert naar wat er speelt bij bepaalde dingen. En die best wel open is in zijn woorden. Vind hem ook charisma kunnen hebben als hij spreekt (HO, jong). Ik zou nooit op hem stemmen, maar ik vind hem goed functioneren.Hij is standvastig. Hij gaat goed en respectvol met alles en iedereen om. Kan zich goed handhaven. Dat verbaast mij (LO, oud).
Meer of minder democratie?
36
5.2.4 Vertegenwoordiging op het niveau van ideologieën Een deel van de participanten ten slotte geeft er blijk van dat vertegenwoordiging voor hen (ook) een kwestie is van ideologieën. Tabel 7 biedt een overzicht van de thema’s die hierbij naar voren komen. Tabel 7: Vertegenwoordiging op het niveau van ideologieën LO, jong LO, oud HO, oud Ideologieën Van huis uit Idealen; ideeën; meegekregen; ideologie; ideeën. invloed van de media; ontzuiling; jongeren bijbrengen.
HO, jong Issue; Ontzuiling; tijdsgeest; individualisme.
In de groepsgesprekken constateert men dat de politiek zich tot enkele issues beperkt. Sommige deelnemers leggen zich hier bij neer, maar anderen verlangen naar een ideologisch kader. Illustratief voor deze polarisatie tussen de deelnemers is een moment waarop een deelnemer in een groep aangeeft zich vertegenwoordigd te voelen door de Partij voor de Dieren. Een andere deelnemer reageert hier sterk op en geeft aan van mening te zijn dat de politiek niet om enkele issues kan draaien. Ja, maar dat is een issue. En de politiek kan niet draaien op een issue, dat is het probleem (HO, jong). Met name in de groepen met hoogopgeleiden wijzen de deelnemers op de erosie van ideologieën in de politiek. In deze groepen mist men een referentiekader waarbinnen beleid wordt gemaakt. Dit leidt volgens de deelnemers tot een gebrek aan richting in de politiek. De gevoelde afwezigheid van ideologieën ligt ten grondslag aan het gevoel niet vertegenwoordigd te zijn. Ik probeer, maar dat is moeilijk soms, niet op zogenaamde boegbeelden te stemmen, maar op –niet eens partijprogramma- ideologieën. Als er bepaalde punten zijn waar ik me niet in kan vinden, nou ja soi? (HO, oud). Als je stemt op een partij.. welke idealen, ideeën zitten er achter een partij? Dat is iets wat je jongeren moet bijbrengen (HO, oud).
Meer of minder democratie?
37
Het geconstateerde gebrek aan een ideologisch kader wordt door de deelnemers in verband gebracht met meerdere ontwikkelingen die kenmerkend zijn voor de tijdsgeest. Zo wordt vaak gerefereerd aan de ontzuiling, de hiermee gepaard gaande individualisering en de versplintering van het politieke landschap. Doordat algemeen gedeelde ideologieën aan belang hebben ingeboet, kan de politiek niet anders dan bestaan uit heel veel kleine partijen. Het is ook een beetje de tijdsgeest dat alles scherp wordt. Individualisme: iedereen zegt wat die wil. Ik denk dat het heel moeilijk wordt om een goede vertegenwoordiging samen te stellen (HO, jong). Je kunt niet verwachten dat al jouw punten in een partij passen. Daarom zijn er zoveel kleine partijtjes (LO, oud). 5.3 Directe democratie Nadat met de deelnemers besproken is hoe zij de principes en het functioneren van de representatieve democratie beoordelen, is hen gevraagd in hoeverre zij een meer ‘directe democratie’ wenselijk achten. Tabel 8 geeft inzicht in de thema’s die bij het onderwerp ‘directe democratie’ in de groepsgesprekken aan bod komen. 3 Tabel 8: Thema’s directe democratie LO, jong Directe Desinteresse, democratie selectieve groep participanten; geen zicht op (on)mogelijkheden; op lokaal niveau belangrijker.
LO, oud Impopulaire beslissingen kunnen nemen; krijgt altijd hetzelfde te horen; volk krijg je niet bij elkaar; klaagcultuur; invloed van media op meningen;
HO, oud Er zijn al zoveel mogelijkheden; desinteresse; op regionaal niveau zie je ze wel opstaan, probleem is opkomst bij referenda, ongefundeerde meningen (invloed media);
HO, jong Al veel mogelijkheden; over cruciale dingen mogelijk; mobilisatie door individualisering bemoeilijkt; vertraging processen; invloed media erg groot; eigenlijk een
De gespreksmoderator heeft het idee van de directe democratie aan het begin van dit blok als volgt ingebracht: ‘Er wordt vaak gezegd dat er niet voldoende wordt geluisterd naar burgers. Sommigen pleiten er dan ook voor dat burgers meer te zeggen moeten hebben, bijvoorbeeld door referenda en volksvergaderingen’. 3
Meer of minder democratie?
38
laten meepraten beter dan beslissen.
biedt kaders; geen verwachtingen scheppen; meer inzicht in het waarom van besluiten.
ideaal idee; eigen belang; verlies of extra vertrouwen.
De gedeelde teneur is dat het goed is dat burgers inspraak hebben. In de groepen deelt men onverminderd de mening dat mogelijkheden voor burgerinspraak er altijd moeten zijn. De burger moet, indien gewenst, kunnen optreden als iets hem/haar niet zint. Zo kan er een corrigerende werking van het volk uitgaan. In feite raakt burgerinspraak dan ook aan de kern van de democratie, namelijk dat burgers in een democratie een stem hebben. Men steunt het principe van de directe democratie dus. Over het algemeen heeft men echter wel bezwaar tegen méér burgerinspraak. In eerste instantie wijzen de deelnemers hierbij op de vele mogelijkheden voor burgerinspraak die er al zijn. Ik denk: er zijn al zoveel mogelijkheden. Als je het wilt, dan kan het. Je kan je aansluiten bij een politieke partij, bij een bewonerscommissie (HO, oud). Dat burgers van deze mogelijkheden weinig gebruikmaken, bewijst volgens de deelnemers dat er te weinig interesse voor is en dat meer directe democratie niet zal gaan werken. Herhaaldelijk wordt in de groepen verwezen naar de passieve houding van burgers. Actieve burgers herken je niet echt. Nee. Vind dat als mensen een mening hebben, ze best wat beter hun best mogen doen om zich te informeren. Stemrecht is nog altijd een recht, geen plicht.. dat vind ik jammer (HO, jong). Nederlanders leunen teveel op de verzorgingsstaat (LO, oud). Demonstraties hebben we de afgelopen 6/7 jaar niet gezien (HO, jong). Men vreest dat je maar een selecte groep bereikt wanneer je directere vormen van democratie toepast. In de groep laagopgeleide jongeren leeft het idee dat het alleen de ouderen zijn die daaraan deelnemen.
Meer of minder democratie?
39
Voor het gebrek aan interesse noemt men verschillende oorzaken. Enerzijds hangt desinteresse volgens de deelnemers samen met de mate waarin beleidsvraagstukken voor de burger zelf relevant zijn. Onderwerpen die een zichtbaar belang voor de burger met zich meedragen, lenen zich meer voor inspraak van burgers. Hoe dichter bij huis, des te groter de interesse voor beleidsvraagstukken. Nederlanders zijn gewoon een nuchter volk. Het belang moet groot genoeg zijn. Als het dichterbij komt, wordt actiebereidheid groter. Als ze er in de achtertuin mee worden geconfronteerd (HO, jong). Dat zie ik toch wel een beetje als de bekrompenheid hier in Nederland. Iedereen krijgt een kans en moet een plek hebben om te leven. Maar niet ten koste van mij (HO, oud). Hiernaast verklaren sommige deelnemers de desinteresse aan de hand van de complexiteit van besluitvorming. Beleidsvraagstukken zouden te weinig uitnodigen tot participatie, vanwege het feit dat het voor het gros van de mensen moeilijk te volgen is. In dit geval zou onder een deel van de burgers het gevoel leven dat ze ‘het toch niet zullen begrijpen’. De participanten vinden dat de politiek hierbij zou kunnen helpen door complexe vraagstukken te vertalen in begrijpelijke taal. Hiermee zou de drempel voor burgerinspraak worden verlaagd. Vaak is het zo dat je het niet van huis uit meekrijgt. Het is lastig te volgen, daardoor haken mensen af (HO, oud). Het internet kunnen ze, politieke partijen zelf en de overheid en gemeenten, veel beter benutten, en dan niet alleen de fora waar bekend publiek zit (HO, jong). Een deel van de deelnemers nuanceert deze visie, en is van mening dat de complexiteit van besluitvorming niet ten grondslag ligt aan de desinteresse. Burgers zijn simpelweg niet geïnteresseerd en zullen dit door pogingen vanuit de overheid om burgers te betrekken ook niet worden.
Meer of minder democratie?
40
Ik denk dat je het andersom moet zien. Burgers zouden meer betrokkenheid moeten tonen (HO, oud). Naast een gebrek aan interesse onder burgers, vormt een gebrek aan kundigheid van burgers voor de participanten ook een belangrijk bezwaar tegen meer democratie. Beleidsvraagstukken zijn complex en vragen daarom tijd en expertise. Burgers zijn hierbij niet in staat alle kanten van de zaak te zien, zo denken de deelnemers. Burgers kunnen de mogelijkheden qua geld en zo niet inzien. Dat moet de politiek doen (LO, jong). In dit licht wordt ook gerefereerd aan de invloed van de media. Deze beïnvloedt de meningsvorming, waardoor burgers geen weloverwogen besluiten kunnen nemen. Er zijn wel erg veel meningen. Daar kun je in blijven hangen. Ook veel ongefundeerde meningen.. Hoe moeilijk is het niet om de tijd te nemen je mening te ontwikkelen? De media, tunnelvisies.. iedereen roept maar wat. Wat is de waarheid? We overschatten ons misschien (HO, oud). Ik zou het heel erg vinden als er zoveel invloed kan worden uitgeoefend. Want als je kijkt naar de media, die hebben zoveel invloed..Het laatste boek kan zelfs de doorslag geven op wat je stemt (HO, jong). In de groepen meent men dat -hoewel burgers klagen over wat er beter kan in de politiek-, burgers zélf uiteindelijk weinig ideeën hebben voor verbetering. Wanneer in de groepsgesprekken het onderwerp ‘referenda’ aan bod komt, volgt een gematigde reactie. Sommige participanten zeggen enigszins verveeld er al zo vaak van gehoord te hebben en vinden dat burgers niet over “elk volkstuintje” hoeven mee te beslissen. Andere deelnemers vinden het wel goed, maar vinden de vormgeving ervan cruciaal. Simpelweg ‘ja’ of ‘nee’ kunnen stemmen is niet genoeg. Indien je burgers via een referendum bevraagt, zou je aan hen hapklare brokken moeten presenteren waaruit zij kunnen kiezen. Bovendien prefereert men in de groepen adviserende referenda boven bindende referenda; laten meepraten wordt wenselijker geacht dan laten beslissen.
Meer of minder democratie?
41
De deelnemers geven duidelijk aan dat wanneer men besluit burgers te betrekken bij besluitvorming, politici zich de mening van burgers wel aan moeten trekken. Indien je een beroep doet op burgers, moet dit niet cosmetisch zijn vormgegeven. Dat wil zeggen: politici moeten zich –wanneer zij ervoor kiezen een beroep te doen op burgers- wel schikken naar de wensen van burgers. Niets is dodelijker dan burgers te bevragen en vervolgens niks te doen met hun meningen. In dat geval zou je, volgens de deelnemers, het negatieve beeld van de politiek wat vaak onder burgers heerst bevestigen. Soms worden er onterecht verwachtingen geschapen.. Je kunt beter duidelijk zijn waarover ingesproken wordt. Dan kun je het daar wel of niet mee eens zijn. Maar vaak scheppen ze verwachtingen waar niet aan voldaan kan worden. Kader het af (HO, oud). 5.4 Stealth democracy Nadat met de deelnemers is gesproken over meer invloed vanuit de burger, is ook aan hen gevraagd in hoeverre zij de ‘stealth democracy’, waarbij meer invloed is weggelegd voor experts, wenselijk achten.
4
In tabel 8 worden de thema’s die hierbij aan bod kwamen
weergegeven. Tabel 8: Invloed experts LO, jong Invloed Onafhankelijkheid; experts politici hebben niet overal verstand van; hoe meer meningen, des te beter de beslissingen.
LO, oud Politici maken daar al gebruik van; experts overzien het hele plaatje niet; taak oppositie weerwoord; dingen moet je ook kunnen communiceren; specialisme i.p.v zieltjes winnen.
HO, oud Klinkt meteen al niet goed; kost veel geld; wordt al gebruik van gemaakt; experts vertellen dingen die we al weten; specialisme.
HO, jong Heel gevaarlijk; tunnelvisie; wetenschappelijke bias; inhoudelijk i.p.v relationeel; verdieping onderwerp.
Op het idee van de stealth democracy wordt door de deelnemers negatief gereageerd. Snel volgen opmerkingen als ‘gevaarlijk’ en ‘dat klinkt meteen al niet goed’. Hieraan ligt de vrees De gespreksmoderator heeft het idee van de stealth democracy aan het begin van dit blok als volgt ingebracht: ‘Sommigen pleiten ervoor dat experts meer invloed zouden moeten hebben op beslissingen die worden genomen. Politici zouden zich dan bijvoorbeeld moeten houden aan adviezen van experts’. 4
Meer of minder democratie?
42
ten grondslag dat experts vanuit eenzijdigheid een vraagstuk zullen benaderen. Experts zullen vanuit hun wetenschappelijke visie beleidsvraagstukken bekijken, en daarbij weinig letten op alle aanwezige belangen en de kosten die bepaalde beslissingen met zich meedragen –aldus de participanten. Ze kunnen wel mooie sommetjes maken om te liberaliseren.. maar er zijn natuurlijk ook andere perspectieven (HO, jong). Ik vind het idioot dat de gezondheidsraad het vaccin voor hpv aangeraden heeft, het kost enorm veel geld. En het is een nog niet bewezen vaccin (HO, jong). Aan de objectiviteit van experts wordt evenwel ook getwijfeld. Uiteindelijk hebben experts ook politieke voorkeuren die ze waarschijnlijk zullen meewegen, zo stellen de deelnemers. Experts zijn natuurlijk ook altijd politiek gekleurd. Niemand is objectief. HO, jong). Hiernaast wordt er nog gewezen op het communicatieve element in besluitvorming. De deelnemers onderstrepen het belang van het kunnen uitdragen van een bepaalde boodschap. Er wordt gevreesd dat experts hiertoe niet in staat zijn. De deelnemers erkennen wat dat betreft de kundigheid van politici hierin. Bij de laagopgeleide groepen leeft het idee dat een beroep doen op experts naar de bekende weg vragen is. Vaak vertellen experts wat ‘wij allang wisten’. Als voorbeeld wordt de Noord-Zuidlijn aangedragen. Bijvoorbeeld de uitkomst die de commissie gaf over de Noord-Zuidlijn. Dat wisten wij toch allang (LO, oud)?
Ten slotte geven de participanten aan dat de kosten die gepaard gaan met meer inspraak van experts voor hen een extra bezwaar vormt. Meestal nadat de moderator expliciet vraagt naar eventuele voordelen van een dergelijk systeem, geven de deelnemers aan dat het wellicht een uitkomst zou bieden tegen de zelfzuchtigheid van sommige politici. Deze zelfzuchtigheid blijkt soms uit de vriendjespolitiek en de praktijk van het ‘zieltjes winnen’. Een deelnemer in de hoogopgeleide groep met
Meer of minder democratie?
43
jongeren refereert hierbij aan de keuze van Nederland om bij de oorlog in Irak betrokken te blijven. Vanwege de verhoudingen met Amerika gekozen om daar te blijven. Niet de inhoud voor ogen gehouden, maar gekozen voor relationele doeleinden (HO, jong). Meer invloed vanuit experts zou ruimte kunnen creëren voor waar het om zou moeten draaien: deskundigheid. Als experts worden betrokken bij besluitvorming, dan zou hun rol zich moeten beperken tot een adviserende rol. De deelnemers hebben overigens het gevoel dat er al erg veel gebruik wordt gemaakt van expertadvisering, voorbeelden die genoemd worden zijn de gezondheidsraden en de WRR.
Meer of minder democratie?
44
6. Conclusie en discussie Er lijkt nog nooit zoveel debat te zijn gevoerd over de staat waarin de democratie verkeert. Dit terwijl de democratie de afgelopen decennia juist een ongekende groei heeft doorgemaakt –ook in niet-westerse landen (Zakaria, 2003). Volgens veel onderzoekers, beleidsmakers en politici heeft de democratie nood aan verandering. Allerlei aanpassingen voor wijzigingen in de structuur van het democratische systeem worden voorgesteld: rechtstreeks verkozen burgermeesters, volksreferenda, invoering van het districtenstelsel, volksvergaderingen en andere burgerinitiatieven. Iedereen lijkt te onderschrijven dat meer invloed en inspraak vanuit de burger de brug moet slaan tussen politiek en burger. Maar hoewel beleidsmakers en politieke wetenschappers het erover eens lijken te zijn dat een directe democratie wenselijk en misschien zelfs onvermijdelijk is, wordt de vraag bijna nooit neergelegd bij de burger zélf. Het debat over de democratie wordt voornamelijk gevoerd onder deskundigen (Dalton, 2006; Tiemeijer, 2010). In deze verkennende studie staat de perceptie van burgers centraal en is nagegaan hoe burgers tegen de huidige representatieve democratie aankijken. Bovendien is onderzocht in hoeverre aanpassingen in deze bestuurlijke inrichting wenselijk worden geacht; twee aanpassingen aan het model van de representatieve democratie zijn aan de deelnemers voorgelegd: de toevoeging van elementen van de directe democratie en de toevoeging van elementen van de ‘stealth democracy’. Waar de directe democratie het primaat bij de burger legt, staat bij de stealth democracy meer invloed van experts centraal. De dataverzameling vond plaats aan de hand van vier focusgroepen. Focusgroepen zijn zeer adequaat indien een onderzoek verkennend van aard is; de open benadering geeft goed inzicht in de belevingswereld van burgers. De deelnemers in de groepen zijn ingedeeld naar leeftijd en opleiding, en binnen de groepen was een spreiding van politieke voorkeur. De burger zit niet te wachten op méér democratie, zo blijkt uit dit onderzoek. Sterker nog: burgers signaleren al heel veel mogelijkheden voor burgerinspraak om zich heen en zien daarin al elementen van een meer directe democratie terug. Op méér directe democratie reageren de deelnemers in dit onderzoek cynisch: ze vrezen voor een participatie-elite, twijfelen aan de kundigheid en de wil van burgers, en koesteren vooral ook –onder invloed van de media- argwaan ten opzichte van de meningsvorming van burgers. Dit neemt evenwel niet weg dat mogelijkheden voor burgerinspraak er altijd moeten zijn: het volk moet de politiek namelijk te allen tijde kunnen corrigeren. Het verschil tussen invloed willen
Meer of minder democratie?
45
uitoefenen en invloed kunnen uitoefenen is hierbij substantieel; indien burgers het gevoel hebben dat zij geen invloed kunnen uitoefenen, ervaren burgers dat als een ondermijning van de grondbeginselen van de democratie. Het model van de ‘stealth democracy’, geconstrueerd naar aanleiding van Amerikaans onderzoek onder burgers (Hibbing en Theiss-Morse, 2002), kan eveneens op weinig steun rekenen onder de deelnemers. Door het veelvuldige gebruik van adviescommissies in Nederland doet dit idee ook niet erg vernieuwend aan. Hoewel de deelnemers geen bezwaren hebben ten aanzien van een adviserende rol van experts, vinden zij een té dominante rol van experts ‘gevaarlijk’ en bovendien duur. Gevreesd wordt voor de eenzijdigheid waarmee experts vraagstukken benaderen. Experts zullen vanuit hun wetenschappelijke visie redeneren en men is huiverig dat daardoor andere belangen niet worden meegewogen. De deelnemers staan dus afwijzend ten opzichte van zowel het toevoegen van elementen van een meer directe democratie als het toevoegen van elementen van een stealth democracy. Besluitvorming is, als het aan de burgers van dit onderzoek ligt, primair nog altijd een taak van de politiek. Oplossingsrichtingen lijken in eerste instantie niet te moeten worden gezocht in meer burgerinspraak of meer invloed voor experts. Zoals uit dit onderzoek blijkt is de burger helemaal niet ontevreden over de huidige inrichting van het systeem. Aanpassingen van de huidige structuur van het democratische systeem lijken dan ook niet heilzaam. Maar dit betekent niet dat alle onrust rondom de staat waarin de democratie verkeert geheel onterecht is. Hoewel de deelnemers in dit onderzoek de principes van de representatieve democratie op zichzelf steunen, functioneert het systeem in de praktijk niet altijd naar behoren. Er heerst wel degelijk politieke onvrede onder burgers. Deze onvrede richt zich bovenal op de verbinding tussen vertegenwoordiging en burgers; de kern van het probleem is dat burgers zich nagenoeg niet gerepresenteerd voelen. Op enkele uitzonderingen na geven de deelnemers aan zich door geen enkele partij volledig vertegenwoordigd te voelen, al realiseren ze zich tegelijk dat een volledige vertegenwoordiging ook onmogelijk is. Vertegenwoordiging lijkt primair te lopen via de weg van issues en personen. Met name bij de hoogopgeleiden is er ook behoefte aan een overkoepelend kader dat richting geeft aan het beleid. Het ontbreken van een dergelijk kader wordt door de deelnemers in verband gebracht met het huidige politieke versnipperde landschap en de –volgens de hoogopgeleide deelnemers- daaraan ten
Meer of minder democratie?
46
grondslag liggende ontzuiling en individualisering. Men is hierdoor minder goed in staat zich te identificeren met één enkele politieke partij. In de groepsgesprekken wordt herhaaldelijk gerefereerd aan ontwikkelingen die kenmerkend zijn voor de tijdsgeest, welke volgens de deelnemers vertegenwoordiging bemoeilijken. Zo verwijzen de deelnemers in alle groepsgesprekken –met uitzondering van de laagopgeleide groep met jongeren- naar de invloed van de media. De media lijken niet alleen politici, maar ook burgers zélf in een wurggreep te houden. In de groepsgesprekken stelt men dat de media politici ertoe dwingen bezig te zijn met hun voorkomen; de deelnemers geven hierbij aan ook béhoefte te hebben aan politici die zich goed weten te presenteren. Maar tegelijk wijzen zij erop dat het gevaar op de loer ligt dat de inhoud hieraan ondergeschikt raakt. Ook attenderen de deelnemers op het gezag dat de media uitoefent op de meningsvorming van burgers zélf. Burgers zouden hierdoor niet meer in staat zijn ‘objectief’ te oordelen over het beleid en zijn door de invloed van media gekleurd. Beck (1992) en Elchardus (2002) stellen dat hoewel het gezag in traditionele organisaties is afgezwakt, deze is vervangen door andere sociale controlemechanismen. Elchardus (2002: 70) spreekt in dit verband van een dramademocratie, dit is een democratisch systeem “waarin grote macht uitgaat van door de media gedragen voorstelling en waar legitimiteit wordt ontleend aan de wijze waarop personen, groepen en organisaties in die mediavoorstelling verschijnen”. Gedragsbeïnvloeding lijkt, in navolging van Beck (1992) en Elchardus (2002), niet meer zoals vroeger te lopen via de pastoor en de leraar, maar veel meer via de commercie en de media. (Stem)gedrag wordt in deze samenleving niet alleen via kennis, maar vooral ook via emoties, smaken en vaardigheden gestuurd. Hiervan gaat niet een minder grote, maar een meer subtiele invloed uit –aldus Beck (1992) en Elchardus (2002). In de groepsgesprekken wordt meerdere malen direct en indirect verwezen naar het belang van ‘emotie’ in besluitvorming. Zo geven de deelnemers expliciet aan behoefte te hebben aan meer emotie in besluitvormingprocessen: het mag allemaal wat menselijker. Het lijkt cruciaal voor politici dat zij weten in te spelen op de emoties van burgers. Het al dan niet vertegenwoordigd voelen hangt hiermee samen. Zo geven de deelnemers aan dat zij niet per se direct hun voorkeuren terug willen zien in besluitvorming, maar dat zij het gevoel willen hebben dat politici zich in hen verplaatsen. De noodzakelijke verbinding tussen burgers en vertegenwoordigers kan worden gemaakt indien burgers het gevoel hebben dat vertegenwoordigers de samenleving kennen. De deelnemers in de groepen begrijpen dat politici niet altijd naar de pijpen van burgers kunnen dansen, maar verlangen van goede
Meer of minder democratie?
47
vertegenwoordigers dat zij daar realistisch en open in handelen én communiceren. Indien burgers ervaren dat er met hen gesold wordt, voelen zij zich niet gekend. Dit levert negatieve gevoelens op waardoor burgers eerder in opstand zullen komen. De deelnemers zijn van mening dat burgers over het algemeen erg veel begrip kunnen opbrengen, mits politici met burgers in alle openheid communiceren. In andere woorden: burgers willen door politici vertrouwd en begrepen worden. Burgers lijken politici een heel complexe taak toe te bedelen: hoewel burgers politici nog altijd verantwoordelijk willen stellen voor besluitvorming, wordt besluitvorming niet gemakkelijk legitiem bevonden. De complexiteit hiervan uit zich bijvoorbeeld in het gegeven dat de deelnemers naast dat zij aangeven het optreden van politici van belang te vinden, tegelijk aanstoot nemen aan het politieke spel waarin het vaak uitmondt. Burgers verwachten inhoudelijke deskundigheid van politici, maar gelijktijdig willen burgers zich kunnen identificeren met politici. Een politicus moet dus ook kunnen inspelen op de emoties die leven onder burgers. Deze complexiteit van deze taak lijkt ingegeven door de tijdsgeest, waarbij de media zowel burgers als politici in een wurggreep lijkt te houden. Dit verkennende onderzoek heeft geschetst hoe burgers tegen de werking van de democratie aankijken. De oorsprong van de huidige politieke onvrede lijkt niet te liggen in de inrichting van het democratische systeem. Nog meer elementen toevoegen van een directe democratie zal volgens de deelnemers van dit onderzoek niet heilzaam zijn. Naast het feit dat zij de ondeskundigheid van burgers hierbij als een probleem zien, wijzen de deelnemers bovendien op de vele participatiemogelijkheden die er al zijn. Het feit dat burgers daar weinig gebruik van maken getuigt -aldus de deelnemers- van de desinteresse bij de bevolking. Hiermee constateren de deelnemers terecht dat de directe democratie benadering iets paradoxaals in zich heeft. Voorstanders van dit model lijken te betogen dat het probleem van de gebrekkige participatie van burgers -en de, daarmee veronderstelde, samenhang met het politiek wantrouwen- onder burgers ook als oplossing ingezet dient te worden. De stealth democracy benadering, welke als uitgangspunt meer invloed van experts heeft, wordt door de deelnemers eveneens onwenselijk geacht. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat er in Nederland al redelijk vaak, meestal middels adviescommissies, een beroep wordt gedaan op experts. De politiek verdient nog altijd het primaat. Maar zoals geschetst is er wel degelijk politieke onvrede, wat eerder lijkt te duiden op een probleem dat zich afspeelt in de interactie tussen burger en bestuurder. Niet de structuur van het democratische stelsel –in de aanwezigheid
Meer of minder democratie?
48
van een politieke elite- lijkt op dit moment oorzaak te zijn van de politieke onvrede, maar veeleer de verbinding tussen de politieke elite en burgers. Het is voor toekomstig onderzoek daarom van belang te onderzoeken welke elementen bij kunnen dragen aan een beter functioneren van de representatieve democratie. Hoewel dit onderzoek enkele aanwijzingen biedt voor elementen die bijdragen aan een goede vertegenwoordiging, zou verder onderzoek hier nog dieper op in kunnen gaan. Naast de vraag welke factoren essentieel zijn bij de vertegenwoordiging, is het van belang te onderzoeken wanneer deze vertegenwoordiging leidt tot de legitimering van besluitvorming. Deze studie heeft het debat over de democratie, dat eerder voornamelijk plaatsvond onder wetenschappers, beleidsmakers en politici, verplaatst naar de burger. Het is voor een goed debat over de democratie cruciaal dat burgers hieraan bijdragen; aanpassingen aan het democratische systeem lijken immers waardeloos indien burgers hier niet in zullen meegaan. Deze kwalitatieve studie heeft de belevingswereld van burgers ten aanzien van de democratie blootgelegd, waardoor veel nieuwe inzichten zijn verkregen. Een heel belangrijk inzicht is dat –in tegenstelling tot wat kwantitatief onderzoek heeft laten zien- burgers niet zozeer meer invloed willen uitoefenen, maar dat zij het gevoel willen hebben dat zij invloed kunnen uitoefenen -indien gewenst. De deelnemers in dit onderzoek gaven de voorkeur aan een
systeem
waarin
een
politieke
elite
hen
vertegenwoordigt.
Een
goede
vertegenwoordiging is hierbij afhankelijk van de mate waarin burgers zich gekend weten door
vertegenwoordigers:
de
noodzakelijke
verbinding
tussen
burgers
en
vertegenwoordigers kan worden gelegd indien burgers het gevoel hebben dat vertegenwoordigers de samenleving kennen.
Meer of minder democratie?
49
Literatuurlijst Almond, G., Verba, S. (1963) The civic culture. Princeton: Princeton University Press. Arnstein, S.R. (1969) A ladder of citizen participation. Jaip 35(4): 216-224. Barber, B. (1984) Strong Democracy. Berkeley: University of California Press. Beck, U. (1992) Risk society: towards a new modernity. New Delhi: Sage. Bell, D. (1973) The Coming of Post-Industrial Society: A Venture in Social Forecasting. New York: Basic Books. Bengtsson,A., Mattila,M. (2009) Direct democracy and its critics: Support for direct democracy and “stealth” democracy in Finland. West European Politics 32(5): 1031-1048. Berrelson, B., Lazersfeld,P., Mc Phee,W. (1954) Voting. Chicago: Chicago University Press. Bovens, M.,Wille, A. (2009) Diploma democracy: on the tensions between meritocracy and democracy. Utrecht: Universiteit Utrecht. Bovens, M. (2005) De verspreiding van de democratie. Tijdschrift voor beleid, politiek en maatschappij 32(3): 119-127. Campbell, A., Converse, P., Miller, W., Stokes, D. (1960) The American Voter. New York: Willey. Castells, M. (1998) The Rise of the Network Society, the Information Age: Economy, Society and Culture. Cambridge: MA. Dahl, R. A. (1956) A Preface to Democratic Theory. Chicago: The University of Chicago Press. Dalton, R. J. (2004) Democratic Challenges, Democratic Choices: The Erosion of Political Support in Advanced Industrial Democracies. Oxford: Oxford University Press. Dalton, R.J. (2006) Citizen Politics: Public Opinion and Political Parties in Advanced Industrial Democracies. Washington DC: CQ Press. Dalton, R.J, Scarrow, S.E., Cain, B.E. (2004) Advanced democracies and the new politics. Journal of democracy 15(1): 124-138. Dekker, P. (2003) ‘Afkeer van de politiek?’ Christen-democratische verkenningen 2003 (Winter): 30-36. Dekker, P., Steenvoorden, E. van der Meer, T. (2009) COB-kwartaalbericht 2009|3. Den Haag: SCP. Dekker, P.,Steenvoorden,E. (2008) COB-kwartaalbericht 2008|2. Den Haag: SCP. Donovan, T., Karp, J.A. (2006) ‘Popular Support for Direct Democracy’. Party Politics 12 (5): 671–88.
Meer of minder democratie?
50
Elchardus, M. (2002) De dramademocratie. Tielt: Uitgeverij Lannoo. Elchardus, M., Smits, E. (2002) Anatomie en oorzaken van het wantrouwen. Brussel: VUB press. Faulks, K. (2000) Citizenship. London and New York: Routledge. Gallagher, M., Laver, M. en Mair, P. (2006) Representative Government in Modern Europe. New York: McGraw-Hill. Gordon, W.R., Langmaid (1988) Qualitative market research. A practitioner's and buyer's guide. Gower: Aldershot. Groenland, E. (2009) Essentiële vaardigheden voor groepsdiscussies. Breukelen:Neyenrode Business University. Hendriks, F. (2006) Vitale democratie. Theorie van democratie in actie. Amsterdam: Amsterdam University Press. Hibbing, J.R., Theiss-Morse,T. (2002) Stealth democracy : Americans' beliefs about how government should work. Cambridge : Cambridge University Press. Inglehart, R. (1977) The silent revolution: changing values and political styles among western Publics. Princeton: Princeton University Press. Intomart GFK. (2010) Stilte – voor de storm? Geraadpleegd op 17 mei 2010, van http://www.intomartgfk.nl/imperia/md/content/intomart/goedemorgen_nederland_persbe richt_4.pdf. Krueger, R. A., M. A. Casey. (2000) Focus groups: A Practical Guide for Applied. London: Thousand Oaks. Lijphart, A. (1979) Verzuiling, Pacificatie en de Kentering in de Nederlandse Politiek. Amsterdam: J.H. De Bussy. Lijphart, A. (1999) Patterns of Democracies. Patterns of Majoritarian and Consensus Government in Thirty-Six Countries. New Haven en London: Yale University Press. Mair, P. (2005) Democracy beyond parties. Center for the Study of Democracy 05-06. Irvine: University of California. Michels, A. (2008) Debating democracy: the Dutch case. Acta Politica 43(4): 472-492. Morgan, D. L., Krueger, R.A. (1998) The Focus Group Kit. London: Thousand Oaks. Norris, P. (1999) Critical Citizens: Global Support for Democratic Government. Oxford: Oxford University Press. Pharr, S.J., Putnam, R.D. (2000) Disaffected democracies: what’s troubling the trilateral countries? Princeton: Princeton University press.
Meer of minder democratie?
51
Rousseau, (1762) The social contract or principles of political right. Constitution Society. SCP (2009) De sociale staat van Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Stalpers, J. (2007) Elicitatietechnieken in kwalitatief onderzoek. Kwalon, Tijdschrift voor Kwalitatief Onderzoek 34 (1): 32-39. Thomassen, J.J.A. (1995) Support for democratic values. Citizens and the State. Oxford: Oxford University Press. Tiemeijer, W.L. (2010) ‘T is maar wat je democratie noemt. Het gezicht van de publieke zaak. Den Haag: WRR. Van de Walle, S. (2004) Perceptions of administrative performance : the key to trust in government? Leuven : Katholieke Universiteit Leuven. Verhoeven, I. (2009) Burgers tegen beleid. Amsterdam: Aksant Warren, M. (2001) Democracy and Association. Princeton: Princeton University Press. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2005) Vertrouwen op de democratie. Amsterdam: Amsterdam University Press. Zakaria, F. (2003) The Future of Freedom: Illiberal democracy at home and abroad. New York: Norton.
Meer of minder democratie?
52
Appendix A: Gespreksleidraad Gespreksleidraad Project: Methode: Datum onderzoek: Locatie: Aantal respondenten: Tijdsduur:
Democratie groepsdiscussies 22 en 26 april 2010 Amsterdam 4 keer 6 2 uur
Doel van het onderzoek In dit onderzoek zal worden nagegaan wat burgers verwachten van een democratisch systeem. Onder welke omstandigheden voelen burgers zich vertegenwoordigd en wordt besluitvorming dan ook legitiem bevonden? Bovendien zal worden nagegaan of burgers werkelijk -zoals (impliciet) vaak wordt verondersteld- de authentieke wil tot grotere politieke activiteit hebben; waar liggen voor burgers de grenzen van invloed van onderaf? Het doel van het onderzoek is kort gezegd de publieke opinie over de democratie te verkennen. Hierbij is het geenszins de bedoeling te komen met een kant en klare oplossing voor de problematiek, maar eerder om een verkennend beeld te verkrijgen dat naast of ten dienste van fundamenteel onderzoek kan worden ingezet.
Uitleg Bij kwalitatief onderzoek worden geen ‘vragenlijsten’ afgenomen, maar wordt een gesprek gevoerd. Dit gesprek heeft een vrij format en zal voor iedere groep, of ieder individu anders verlopen. Op deze manier kan het perspectief van de doelgroep het beste uit de verf komen. Onderstaande leidraad is een beschrijving van de structuur van het gesprek met daarbij steeds een korte uitleg en een lijst onderwerpen en vragen die aan bod kunnen komen.
Meer of minder democratie?
53
Introductie
5”
De moderator legt de testsituatie uit: welkom; doel van het onderzoek: praten over politiek in Nederland; onafhankelijkheid onderzoeker; notulist, meekijkers en apparatuur; anonimiteit en rapportage; geen goede/foute antwoorden; tijdsduur gesprek.
Voorstelronde
10”
De moderator laat iedereen zich voorstellen met voornaam, leeftijd en dagelijkse bezigheden zoals werk en hobby’s. Doel: elkaar een beetje leren kennen, het groepsproces op gang brengen. Verder komen de volgende vragen aan de orde: Wat houdt de deelnemers op dit moment het meest bezig? Waar windt men zich over op en waar wordt men juist blij van? Waarom windt men zich erover op of wordt men er blij van?
Blok 1 Huidige situatie
15”
In blok 1 wordt kort ingegaan op de algemene stand van zaken met betrekking tot de huidige politieke organisatie. Hoe kijkt men naar de politiek? Wat valt op? Wat gaat er goed, wat niet? Hoe is de politiek georganiseerd in Nederland? Hoe omschrijven de deelnemers de manier waarop de politiek is georganiseerd?
Meer of minder democratie?
54
Blok 2 Democratie
30”
Dit blok dient er toe na te gaan wat men onder democratie verstaat en op welke manier men denkt dat de democratie in Nederland is vormgegeven.
In hoeverre leven we hier in een democratie? Waarom wel, waarom niet?
Moderator vraagt deelnemers associaties te noemen die het begrip 'democratie' bij hen oproept. Deze worden opgeschreven op de flip-over.
Wat verstaat men onder een democratie? Wat zijn kenmerken van een democratie? Wat zijn de randvoorwaarden waaraan een democratie moet voldoen? Wanneer is iets een democratie en wanneer niet? Welke verschillende varianten van democratie kent men? Als men kijkt naar de manier waarop we het hier hebben georganiseerd, welke verschillen met andere democratieën worden dan zichtbaar? Wie heeft er uiteindelijk de macht in Nederland? Wie is waar verantwoordelijk voor? In hoeverre leven we in Nederland (afgezet tegen de hiervoor genoemde associaties bij het begrip) in een democratie? Waarom wel, waarom niet? Als we tot een definitie van het begrip 'democratie' moeten komen, hoe zou die dan luiden?
Blok 3 Vertegenwoordiging
30”
Dit blok dient er toe dieper in te gaan op het principe van vertegenwoordiging. Hierbij zal worden nagegaan wat men als de kern van representatie beschouwt en in hoeverre de vertegenwoordiging daaraan nu voldoet. Bovendien zal gekeken worden naar de wenselijkheid van een meer directe invulling van de democratie. In Nederland leven we in een representatieve democratie. Dat wil zeggen dat burgers eens in de vier jaar politieke vertegenwoordigers kiezen die de burgers in het parlement vertegenwoordigen en namens hen beslissingen nemen.
Wat zijn de eerste reacties van de deelnemers hierop? Wat is hier goed aan, wat niet en waarom? In hoeverre voelen de deelnemers zich vertegenwoordigd? Kan men ervaringen noemen wanneer dit wel en wanneer dit niet het geval was?
Meer of minder democratie?
55
Waarom voelde men zich wel/niet vertegenwoordigd? Indien wel: wat maakt dat men zich vertegenwoordigd voelde? Indien niet: wat maakt dat men zich niet vertegenwoordigd voelde? Wie ziet men als (politieke) vertegenwoordigers? Wat verwacht men van vertegenwoordigers? En in hoeverre vindt men dat de huidige vertegenwoordigers daaraan voldoen? In hoeverre bestaat er behoefte aan contact/interactie met besluitvormers? Is representatie nog wel mogelijk? Vindt men het belangrijk om vertegenwoordigd te worden?
Er wordt vaak gezegd dat er niet voldoende wordt geluisterd naar burgers. Sommigen pleiten er dan ook voor dat burgers meer te zeggen moeten hebben, bijvoorbeeld door referenda en volksvergaderingen.
Wat zijn jullie eerste reacties hierop? Welke vormen van meer invloed van burgers zien jullie om je heen? Hoe denkt men over die verschillende vormen? Wat wel/wat niet en waarom? Zijn er bepaalde onderwerpen waarbij dit meer/minder wenselijk is? Maakt het voor de deelnemers bijvoorbeeld uit of het gaat om lokale of nationale besluiten? Moeten vertegenwoordigers altijd luisteren naar de voorkeur van burgers? Wat zou men er zelf voor over hebben? In welke mate is men zelf bereid politiek meer betrokken te zijn? Ervaart men dit als wenselijk?
Sommigen pleiten ervoor dat experts meer invloed zouden moeten hebben op beslissingen die worden genomen. Politici zouden zich dan bijvoorbeeld moeten houden aan adviezen van experts.
Wat zijn jullie eerste reacties hierop? Welke vormen van invloed van experts zien jullie om je heen? Wat is hier goed aan en wat niet? Zijn er bepaalde onderwerpen waarbij dit meer/minder wenselijk is?
Blok 4 Ideaalsituatie
25”
In het laatste blok zal ruimte zijn voor een door de deelnemers zelf ingevulde ideale situatie waar het gaat om het besluitvormingsproces. Hierbij wordt aan hen gevraagd te denken aan de ideale rol die zowel burgers als vertegenwoordigers daarin spelen. De moderator vraagt de deelnemers individueel drie plaatjes uit te knippen die staan voor drie verschillende aspecten van het besluitvormingsproces. Daarna worden de deelnemers
Meer of minder democratie?
56
in twee subgroepjes ingedeeld en wordt aan hen gevraagd de plaatjes die ze hebben uitgekozen toe te lichten aan de anderen. Hierbij wordt aan de deelnemers gevraagd of zij de plaatjes van een titel kunnen voorzien. Nadat de respondenten in subgroepjes zijn bijeengekomen, zullen de plaatjes plenair worden besproken en worden gerangschikt. We hebben het daarnet gehad over de democratie, over vertegenwoordiging en over de mate waarin verschillende personen betrokken zijn bij beslissingen die worden genomen. Ik zou jullie willen vragen drie plaatjes uit te scheuren die voor jullie staan voor drie verschillende aspecten van een ideale manier waarop beslissingen over maatschappelijke problemen tot stand komen. Hierbij is het niet van belang dat jullie wensen haalbaar en realistisch zijn of lijken -dat mag natuurlijk wel- op de hiervoor besproken ideeën (van vertegenwoordiging en meer invloed vanuit de burger), maar gaat het erom wat -als jullie het voor het zeggen hebben- de ideale situatie zou zijn.
Waar staan de plaatjes voor? Waarom hebben jullie deze uitgekozen? Wat zijn overkoepelende thema’s? Hoe worden de rollen vormgegeven? ;Welke rol is er weggelegd voor de burger en welke voor professionele politici? Wie zijn betrokken bij het maken van beslissingen en in welke mate?
Afsluiting
5’’
Wat vinden jullie van dit soort onderzoeken? Uiteindelijk zal er een rapport komen van dit onderzoek. Wat zou er volgens jullie echt in moeten komen te staan? Bedankt voor jullie deelname!
Meer of minder democratie?
57
Appendix B: respondentenlijst Laagopgeleide jongeren Geslacht Man
Leeftijd 20 25
Vrouw
Opleidingsniveau
Pol. voorkeur
Amsterdam
Bezigheden Student bank en verzekeringen
MBO
VVD
Amsterdam
Uitvaart/moeder
MAVO
Blanco stem
Amsterdam
Barmedewerkster
MAVO
Weet niet
Gematigd Rechts Geen mening Geen van beide
Amsterdam
Student interieurstyliste
MBO
PvdA
Zeer Links
Woonplaats
Pol. richting
22 Vrouw Vrouw
22
Hoogopgeleide jongeren Geslacht Man Vrouw
Leeftijd 26 22 23
Vrouw
Opleidingsniveau
Pol. voorkeur
WO
Weet niet
WO
SP
Amsterdam
Bezigheden Student master sociologie en horecamedewerker Student communicatiewetenschappen en bijbaan in de zorg Student plannologie, bijbaan in de zorg
WO
Amersfoort
Psycholoog
WO
PvdA GroenLinks /PvdA
Woonplaats Amsterdam Amsterdam
27 Vrouw
Pol. richting Gematigd Links Gematigd Links Gematigd links Gematigd Links
Laagopgeleide ouderen Geslacht Man
Leeftijd 49 43
Vrouw Man Vrouw
51 41
Woonplaats Amsterdam
Bezigheden Chauffeur
Opleidingsniveau VMBO
Pol. voorkeur PVV
Amsterdam
Professional Organizer
HAVO
PvdA
Amsterdam
Remote engineer
MBO
D’66
Osdorp
Kapster Student management en beleid
MBO
PvdA
WO
GroenLinks
Woonplaats
Bezigheden
Opleidingsniveau
Amsterdam
HBO
Amsterdam
Jongerenwerker Fotograaf/meubelmaker/ groene klusser
HBO
Pol. voorkeur Sp/GroenLi nks GroenLinks /SP
Amsterdam
Projectmanager
WO
VVD
Gematigd Links Gematigd Rechts
Amsterdam Amsterdam
Accountmanager Visagiste
HBO HBO
VVD Weet niet
Gematigd Rechts Links
23 Man
Amsterdam
Pol. richting Rechts Gematigd Links Gematigd Links Gematigd rechts Gematigd Links
Hoogopgeleide ouderen Geslacht Vrouw
Leeftijd 38 59
Man Vrouw
49 43
Man Vrouw
37
Meer of minder democratie?
58
Pol. richting Zeer Links
Meer of minder democratie?
59