MARIA VAN MAGDALA IN DE TUIN VAN DE OPSTANDING. een paaspreek door Jurjen Beumer In de stilte van deze zaterdagavond het geheim van Pasen op het spoor komen. Daarom zijn we hier vanavond bij elkaar. Hoe 'stil' voor ons deze stille week geweest is weet ik niet. Ik ken gemeenschappen die met name deze week tot een bijzondere week maken. Stap voor stap volgen zij het evangelieverhaal om heel dicht te naderen; tot zichzelf, tot het hart van het evangelie en tot de zin van het eigen bestaan. De stille zaterdag, ingebed tussen Goede Vrijdag en Pasen, tussen vrees en hoop, tussen datgene wat het leven kapotmaakt en datgene dat ons leven met hoop infekteert. In de liturgie hebben we geprobeerd deze overgang van duisternis naar licht vorm te geven. Uit het niets wordt de wereld geschapen, in de chaos van de oerzee wordt struktuur aangebracht. Ook dit is een uittocht-motief, want uit de ellende moet je wegtrekken, daar is geen leven. Scheppen is scheiden, is leven ontfutselen aan de dood. Scheppen is zeggen; 'ja, allemaal goed en wel die dingen die het leven afschuwelijk maken, maar toch..., maar toch. En elke keer als je in een vastgelopen situatie 'en toch' zegt, is er weer een scheppingsdag bij. Dan ook gaat er iets groeien, dan breekt de zon door. 'En God zag dat het goed was.' Dan staat een mens op 'adam'. 'En God zag dat het zeer goed was.' En in de bijeenkomsten van de gemeente komen al die persoonlijke -en toch's- samen, daar breken ze uit in zingen en bidden; -en toch, meneer Botha, jouw geweldsmachine wint het niet, nooit van de glimlach van Tutu, -en toch, meneer Reagan, jouw anti-communistische bla-bla, daarmee zul je eens door de mand vallen, -en toch 'mijne heren', discipelen van toen en mannetjesmakers van nu, eens zal de stem van Maria van Magdala voluit gehoord worden. En met dit laatste belanden we midden in het evangelie- gedeelte van vanavond. U weet, een leesgroepje uit de Opperzaal is bezig geweest met het zogeheten evangelie van Maria van Magdala. We hebben er zoeven een stukje uit gelezen. Deze leesgroep heeft ook de viering van vanavond voorbereid. Zeker, het is algemeen bekend dat vrouwen een centrale plaats hebben in het opstandingsverhaal, ook in het Johannesevangelie dat we net lazen. Maar wat er met dit weten gebeurd is in de geschiedenis van de kerk? Helemaal niets. Voortdurend zijn de vrouwen weggeschoffeld. Struktuur en inrichting van de kerk (en de samenleving) tonen tot vandaag de dag dat de vrouw eigenlijk tweederangs is. Een soort bijhangsel van de man, in het beste geval min of meer geemancipeerd, maar owee als het woordje 'feminisme' valt, dan gaan de stekels van veel mannen overeind. Nu ook vrouwen aanspraak dreigen te gaan maken op recht op arbeid, wettelijk vastgelegd bij de Europese Commissie, nu trekt Nederland zich terug. Nu vrouwen het voor elkaar krijgen dat zij eerst gegadigden zijn bij sollicitaties voor rektoren voor scholen en hoogleraren, dan tuimelen de mannen bijna over elkaar heen van woede, terwijl zij n.b. de hele mensheidsgeschiedenis tot mannengeschiedenis hebben gehalveerd. Dit bevrijdingsproces van vrouwen die opkomen voor zichzelf en hun eigen ervaringen is al eeuwenoud. Ook in bijbelse tijd worden er steeds meer sporen van ontdekt, met name door feministische theologen en historicae. Ook in de eerste eeuwen van de kerk heeft de vrouwenstrijd gespeeld. Maar nu pas komt dat enigszins aan het licht. Waarom? Omdat
vrouwen op zoek gaan naar hun eigen geschiedenis, 'his'tory wordt 'her'-story, ook in de theologie, ook in de kerkgeschiedenis. Laten we Maria van Magdala eens nader bekijken. De eeuwen door hebben mannelijke uitleggers haar beeld ingekleurd, op de manier hoe zij mannen 'vrouwen' eigenlijk willen zien. Wat gebeurde? In Lukas 8 staat de roepingsgeschiedenis van Maria van Magdala, (Magdala is een drukke handelsstad aan het meer van Genezareth). Haar roeping geschiedt doordat ze door Jezus genezen wordt van een geestesziekte, waarschijnlijk een manische depressie of een epilepsie. In Lukas 7, er vlak voor dus, staat het verhaal van een prostituee die Jezus' voeten zalft. Let wel er staat helemaal niet dat deze vrouw Maria heet, laat staan Maria van Magdala. Dan, staan bij bij Markus en Johannes ook zalvingsverhalen (Mk. 14 en Joh. 12). Bij Johannes is dat Maria van Bethanie, de zuster van Martha en Lazarus. U voelt al aan wat er zich ging afspelen. Een heilloze vermenging van deze Maria's. Men gooide ze allemaal op een hoop. "Klaar was het schitterende, ontroerende en gevaarlijke beeld van de vrouw: Maria Magdalena, vriendin van Jezus, een voormalige prostituee, zuster van de actieve Martha van Bethanie." 1) Sexualiteit werd in relatie gebracht met zonde en opgeplakt en toebedacht aan de vrouw. Zo kreeer je een prototype; de vrouw is.... en dan volgen alle stereotiepen die we tot vandaag de dag horen. Net zoals een verkeerde exegese ook heeft meegewerkt aan bepaalde stereotiepen van de jood, met alle rampzalige gevolgen van dien.Een feministisch theologe haalt fel uit bij het aanhoren van deze verminkingen, ze zegt: 'Hoe zou onze traditie er uit gezien hebben, als ze van Petrus een bekende pooier gemaakt zouden hebben?' (71) Het is vooral in de wat we noemen 'ketterse' bewegingen geweest dat de ervaringen van vrouwen beter tot hun recht konden komen. In het bijzonder in de wereld van de gnostiek. In deze omgeving is ook het 'evangelie van Maria van Magdala' ontstaan. Fragmenten hiervan waren al bekend, te vinden bij de mannelijke bestrijders van de gnostiek, de Griekse kerkvaders. Pas later zijn er gr,'otere gedeeltes van deze teksten gevonden. In die eerste twee eeuwen van het christendom heeft men om het hardst gevochten om de 'ware leer', de orthodoxie. Met name deze gnostiek moest het ontgelden. Overigens niet helemaal ten onrechte, want er slopen inderdaad zaken binnen die vreemd waren aan de oorspronkelijke Jezusbeweging,ontstaan als deze was binnen de joodse wereld. En nog steeds staat in de theologie ter diskussie hoe men de verhouding moet zien tussen Grieks en Hebreeuws denken. In onze tijd, waar het christelijk geloof meer aards-gericht wordt, meer maatschappijbetrokken, en terecht denk ik, is er een duidelijke voorkeur voor de joodse invalshoek. Alweer terecht, want de joodse bijbel is de bron, de oorsprong van het nieuwe testament. Toch gaan ook steeds meer de ogen open voor het feit dat dat vreemde evangelie, dat voor de 'Grieken een dwaasheid en voor de Joden een ergernis' is, het eerst arriveerde in de Grieks-Hellenistische wereld. De evangelist Johannes bijvoorbeeld bedreef, wat wij tegennwoordig zo mooi 'kontekstuele theologie' noemen, omdat Johannes rekening hield met de kontekst, met de culturele en politieke situatie van zijn hoorders, en dat waren Griekse 'basis'groepjes die sterk onder invloed waren van de gnostiek. Gnostiek komt van het Griekse woordje 'gnosis', dat 'kennis' betekent. Wat behelsde deze stroming, ik citeer: "Men ging uit van een scheiding tussen de wereld boven, namenlijk die van God, de geest en het licht, en die van beneden, namelijk die van mensen, de materie en
de duisternis. Hoewel de mensen vastzitten in de materie en de duisternis hebben ze toch allemaal iets in zich van de wereld van God. Ze weten dat echter niet. God wil nu dat ze dat te weten komen. Daarom stuurt hij iemand uit zijn wereld naar de mensen om het hen te leren. Deze door God gezondene, deze godszoon wordt soms Logos, Woord genoemd.Dit Woord maakt niet alleen bekend dat de mensen een goddelijke kern in zich hebben, maar ook hoe deze kern in de wereld waar waar hij thuishoort, in de wereld van God en het licht kan terugkeren. Want, dat is de bedoeling van God, dat uiteindelijk alle goddelijke kernen weer in zijn wereld verzameld worden." (9,10) (Ri,"ette Beurmanjer, Een tuin om te leren. Johannes 20:1-18. In: R.Beurmanjer/Maria de Groot 'Twee emmers water halen. Vrouwen lezen het Johannesevangelie.' Haarlem 1982) We kunnen hier op dit moment niet uitvoeriger op ingaan. Wel wordt hopelijk duidelijk waarom juist vrouwen zich zo aangetrokken voelden en voelen tot deze gnostische stroming. Omdat ze nl hier hun eigen ervaringen kwijt konden. Immers, als het gaat om een goddelijke kern in jou zelf, dan heb je geen bedillerige kerk nodig, een kerk beheerst en bestuurd door mannen. Mannen die uitmaken wat goed voor vrouwen is om te geloven. Nee, terzijde daarvan (let wel, niet er los van) kwamen en komen vrouwengroepen samen. Maria van Magdala moet gezien worden als de leidster van zo'n vrouwengroep.In de bijbel, in bijvoorbeeld Lukas 8 staan de namen van vrouwen uit zo'n vrouwengroep bij elkaar. 'En het geschiedde kort daarna, dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem, en enige vrouwen, die genezen waren van boze geesten en van ziekten: Maria, met de bijnaam: van Magdala, van wie zeven boze geesten uitgegaan waren, en Johanna, de vrouw van Chuzas, de rentmeester van Herodes, en Suzanna en vele anderen, die hen dienden met hetgeen zij bezaten.' (Lk 8:1- 3) Met name in het eerder genoemde 'evangelie van Maria van Magdala' komt naar voren dat Maria van Magdala de eerste vrouwelijke apostel was, een niet onbemiddelde vrouw die andere vrouwen rond zich nodigde uit liefde voor Jezus. Petrus, haantje de voorste uit de mannelijke kring van leerlingen is als het ware haar tegenspeelster, vlg het stukje tekst uit de liturgie. Maria's relatie met Jezus vindt haar hoogtepunt in het schitterende tuinverhaal bij Johannes. Het paasverhaal uit Johannes 20. Het graf is leeg, Maria van Magdala die als eerste in de tuin was aangekomen heeft onmiddellijk de discipelen gealarmeerd. Simon Petrus en de leerling die Jezus liefhad (dat is Johannes) komen, overtuigen zich van de ingetreden toestand dat Jezus weg is en druipen af. Vers 10, 'De discipelen dan gingen weer naar huis.' Voor hen lijkt het afgelopen, exit, 't was even mooi met Jezus, maar ja, die wilde haren moeten we nu maar kwijt. Ze gaan over tot de (wan-)orde van de dag. Er staat zelfs niet dat ze het verder gaan vertellen. Nee, fini, basta! (n.b. het vers eraan vooraf, vers 8 daar staat: 'Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan.' Een vrouwelijke exegeet tekent hierbij aan: 'Wat gelooft hij dan? De enige uitleg die mogelijk is luidt: hij gelooft de boodschap van Maria
3
dat ze de heer uit het graf hebben weggenomen, en hij sluit zich aan bij haar conclusie dat ze niet weten waar ze hem hebben neergelegd' blz 18) Maria van Magdala echter gaat verder. Ontroerend is de scene in die tuin. Een vrouw vol verdriet. Helemaal alleen, de mannen zijn verdwenen. Zelfs de engelen die plotsklaps in het graf zitten kunnen haar niet overtuigen, laat staan opvrolijken. 'Engelen', in de bijbel intermediairs tussen hemel en aarde, hetgeen voor mensen betekent; nu opgelet! Maar nee, ook tegen hen zegt Maria: 'ik weet niet waar ze Jezus neergelegd hebben' (13) Ze zit vast in haar verdriet, ze ziet geen uitweg meer. Dan: 'Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?' Zou deze tuinman Jezus hebben weggedragen? Jezus gaat tot het uiterste. 'Hij leidt Maria geleidelijk tot verstaan'(Beurmanjer,20). Merkt U, hier zijn we weer terug in die sfeer van gnostisch denken. Plus de evangelische korrektie van Johannes hierop. Want, degene die gekomen is om de goddelijke kern in ons wakker te maken is niet een of andere Griekse halfgod, daarin verschilt de evangelist Johannes van harte met de Griekse gnostici, nee, voor Johannes en zijn mannelijke en vrouwelijke volgelingen is het Jezus, een mens van vlees en bloed die deze taak komt vervullen. Langzaamaan, stapje voor stapje laat Johannes Jezus de mensen tot dit inzicht en deze kennis komen. 'Maria', en zij antwoordt 'Rabboeni', mijn leermeester. Nee, nee Maria houdt me niet langer vast, want ik ben nog niet opgevaren naar mijn vader en jullie vader (17). Wat nou, wordt de herkenning gevolgd door een koele afwijzing? Wordt Jezus van nabije vriend tot een afstandelijk heer? Ik citeer opnieuw een vrouwelijk exegeet: "Maria Magdalena heeft het heil als nauwelijks iemand anders lijfelijk ervaren. Zij heeft Jezus persoonlijk lief gehad. Zonder hem leek haar leven niet leefbaar. Zij heeft taaiheid en standvastigheid getoond. Zij heeft nooit aan hem getwijfeld. Maar nu begint zij zich aan hem vast te klampen. Niet de dode Messias, pas het zoekgeraakte lichaam van Jezus doet haar vertwijfelen. Hier beleeft zij de dood, de breuk in haar bestaan. 'Raak mij niet aan!' zou ik zo willen vertalen: 'Word rijp, word volwassen! Aanvaard de pijn van het scheiden!' 'Wat zoekt u de levnden bij de doden?' vraagt de engel in het Lukasevangelie aan de vrouwen. Het is dezlde boodschap en zij betekent: 'Waar u duurzaamheid zoekt, is de dood. Waar u zich verandert is leven......Slechts zo kan iemand volwassen worden en rijpen. De stem is nog dichtbij en vertrouwd, en Jezus is in deze stem nog hetzelfde. En met deze stem geeft hij haar een opdracht, die de distantie niet opheft, maar begrijpelijk maakt: zijn God is ook hun aller God. Zijn vader is ook hun aller Vader." (Elisabeth Moltmann - Wendel, 'Bij Jezus tellen vrouwen mee, evangelieverhalen doorbreken gevestigde patronen', Baarn 1982, blz. 75). Vers 17: 'Ik vaar op naar mijn vader....en jullie vader, naar mijn God ...en jullie God." Dat is heel mooi, de relatie die er tussen Jezus en zijn vader was, moet overgenomen worden door zijn volgelingen. Pasen en Pinksteren vallen bijbels gezien op een dag. Aan hen de taak om zo in de wereld te staan dat ook anderen gaan zien dat God bij hen hoort. Dat in mensen en in onze samenleving naar boven halen. Pasen geeft hiervoor het startschot. Het goddelijke naar boven halen? Ach, laten we het 'het menselijke' noemen. God werd mens, niet om de wereld goddelijk te maken, laat staan mannelijk, maar om de aarde met haar mannen en vrouwen 'menselijk' te maken, evenbeeld van de Mens in wie Maria van Magdala ons vanavond inzicht heeft gegeven, beter, in wie Maria van Magdalena ons vertrouwen en geloof heeft geschonken; haar Heer en onze Heer is waarlijk opgestaan.
4
Een andere Maria dichtte over Maria van Magdalena: 'Ik vond de steen terzijde van het graf. In storm van licht liep mijn nachtwake af. Nog voor ik U mijn naam had horen noemen wist ik in tranen wie nieuw leven gaf. Mijn trots verhindert mij om slavernij aan wie dan ook te dragen. Ik heb mij aan U verpand. Het kleinood dat ik ben behoort U toe en hecht zich aan U vrij." (uit: Maria de Groot, 'De tuin van de rabbi' Haarlem 1980, geciteerd in: 'De moed om te zien, over feministische theologie'. brochure van de Centrale voor Vormingswerk) Jurjen Beumer Pasen 1988.
5