MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters © ZAS Papers in Linguistics, 56 (2012).
MAIN: Nederlandse versie (Meertalig Assessment Instrument voor Narratieven) Elma Blom en Jan de Jong
Het Meertalig Assessment Instrument voor Narratieven (MAIN) is ontwikkeld om de narratieve vaardigheden van kinderen die vanaf geboorte of jonge leeftijd één of meerdere talen leren, te testen. MAIN is geschikt voor kinderen tussen de 3 en 9 jaar oud en meet zowel het begrip als de productie van narratieven. Het instrument is geschikt om bij één kind meerdere talen te testen en maakt gebruik van verschillende manieren van uitlokking: Modelverhaal, Navertellen en Vertellen. MAIN bevat vier parallelle verhaaltjes, elk met een zorgvuldig ontwikkelde reeks van zes plaatjes. De verhaaltjes zijn gecontroleerd voor cognitieve en linguïstische complexiteit, parallellen in macrostructuur en microstructuur, en voor culturele geschiktheid en betrouwbaarheid. Het instrument is ontwikkeld op grond van uitgebreide pilots met meer dan 500 eentalige en tweetalige kinderen van 4 tot 9 jaar voor 15 verschillende talen en taalcombinaties. Hoewel MAIN nog niet genormeerd is, kunnen de gestandaardiseerde procedures gebruikt worden voor evaluatie-, interventie- en onderzoeksdoeleinden.
Dit document bevat: Richtlijnen voor assessment Protocollen, Scoreformulieren voor Poes, Hond, Babyvogels, Babygeiten Achtergrondvragen Verhaalscripts
MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Richtlijnen voor assessment MAIN is geschikt voor tweetalige en eentalige kinderen van 3 tot 9 jaar oud. Het kan gebruikt worden om zowel het begrip als de productie van narratieven te testen. Er kan ook gebruik gemaakt worden van verschillende manieren van uitlokken: Modelverhaal, Navertellen, Vertellen. De keuze voor een bepaalde uitlokkingsprocedure (bijv. Modelverhaal/Navertellen gevolgd door Vertellen, of alleen Vertellen) hangt af van het doel en de vraag van de assessment. (Onderzoekers/testleiders kunnen hun eigen oordeel volgen). Het MAIN-ontwerp maakt het mogelijk dat een kind in meerdere talen getest kan worden. Het maakt niet uit welke taal eerst getest wordt. Bij tweetalige kinderen dient het testinterval tussen de twee talen 4 tot 7 dagen zijn. Dit is belangrijk om wederzijdse beïnvloeding tussen de twee talen en trainings- en overdrachtseffecten minimaal te houden. Het kind wordt bij voorkeur niet door dezelfde persoon in de beide talen getest. Hierdoor wordt een eentalige context benadrukt en codewisseling tegengegaan. Materialen 4 verhaalreeksen: Babyvogels, Babygeiten, Poes en Hond (drie kopieën van elk verhaal (in kleurenprint), elke kopie in een aparte envelop: 12 verschillende enveloppen in totaal) 2 verhaalscripts/stimulusteksten: Poes en Hond, om gebruikt te kunnen worden voor Navertellen/Modelverhaal Opnameapparatuur (audio of video) Scoringsprotocollen voor de analyse van de macrostructuur, termen voor innerlijke toestanden van de personages in het verhaal en begripsvragen WG2 achtergrondvragen (oudervragenlijst) Instructies Hoe de materialen voor te bereiden 1. Download de plaatjes van www.zas.gwz-berlin.de/zaspil56.html 2. Print elk PDF-bestand (d.i. elke reeks plaatjes/elk verhaal) drie keer, in kleur op papier van A4-formaat. 3. Nummer de plaatjes (1-6) op de achterkant. 4. Knip de twee rijen plaatjes uit. 5. Plak de plaatjes aan elkaar zodat een strook van 6 plaatjes ontstaat – zie het voorbeeld hieronder – en vouw deze twee keer (plaatje 1, plaatje 2, vouw, plaatje 3, plaatje 4, vouw, plaatje 5, plaatje 6). Let op: Knip en gebruik niet de kleine plaatjes van de “hoe-te-vouwen” instructies.
6. Doe elke plaatjesstrook/reeks (6 plaatjes) in een aparte envelop. Zorg ervoor dat elke envelop een andere kleur heeft, of een ander onderscheidend kenmerk heeft (bijv. stippeltjes), zodat het verhaal herkend kan worden. Hoe de assessment uit te voeren Zorg ervoor dat u voldoende bekend bent met de verhaalprotocollen en instructies. Bereid de audio/videoapparatuur voor voordat de sessie begint. Begin met opnemen voor de kennismaking en de “opwarm-fase”. De kennismaking is gebaseerd op uw eigen ervaring en culturele omgeving. Terwijl u met het kind praat, maak contact, stel het kind op zijn/haar gemak en stel een aantal vragen om u ervan te verzekeren dat het kind eenvoudige wie/wat/waar/waarom-vragen begrijpt. Zorg ervoor dat de drie enveloppen met dezelfde plaatjesreeks op de tafel liggen voordat de assessment begint. (Het doel van deze wijze van presenteren is dat het kind denkt dat de testleider niet weet welk verhaal in de envelop zit die hij/zij gekozen heeft. Hierdoor worden - tijdens de presentatie van de plaatjesreeksen - effecten van gedeelde kennis voorkomen.) Voer de assessment uit zoals voorgeschreven in de instructies voor de verhaalprotocollen. Houdt u zich ook aan de aansporingen om kinderen aan het praten te krijgen (zie ook de aansporingen hieronder). Aanvullende informatie over de presentatie van de plaatjes: Gedurende het experiment dient u tegenover het kind te gaan zitten zodat het kind de plaatjes met de voorkant naar zich toe kan houden en u de plaatjes niet kunt zien. Als het kind de plaatjes uit de envelop neemt, vertel hem/haar om ze uit te vouwen en naar het hele verhaal te kijken, beginnend bij het eerste plaatje. Zeg: “Kijk naar de plaatjes maar laat ze niet aan mij zien. Alleen JIJ mag het verhaal zien.” (Als het kind de plaatjes niet zelf kan vasthouden en uitvouwen, dan kunt u ze ook vasthouden, zodat u ze niet kunt zien en het kind wel.) Als het kind klaar is om het verhaal te vertellen, help hem/haar dan om de plaatjes weer in 3 delen op te vouwen. U kunt helpen met het vouwen zonder naar de plaatjes te kijken terwijl het kind de plaatjes vasthoudt. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Instrueer het kind om te beginnen met het vertellen van het verhaal terwijl hij/zij naar de eerste twee plaatjes kijkt. Als hij/zij klaar is met kijken naar plaatjes 1 en 2, zorg er dan voor dat de volgende twee plaatjes uitgevouwen worden (plaatjes 1-4 zijn nu uitgevouwen). Als het kind klaar is, zorg er dan voor dat de volgende twee plaatjes uitgevouwen worden zodat het hele verhaal nu uitgevouwen is. Als het kind klaar is met het vertellen of navertellen van het verhaal, introduceer dan de begripsvragen door te zeggen: “Nu ga ik je een paar vragen over het verhaal stellen”. Als de sessie klaar is, schrijf de narratief/narratieven dan uit en noteer de scores voor productie en het begrip op de scoreformulieren. Onthoud: De lijst van mogelijkheden op het scoreformulier is niet uitputtend. Het kind krijgt een punt als een macrostructuurcomponent (Doel, Poging, Resultaat, Innerlijke Toestand Term) door middel van geschikte bewoordingen is uitgedrukt. Raadpleeg de Appendix in de handleiding voor richtlijnen. Aansporingen 1. Begin het verhaal niet voor het kind, maar moedig het kind aan om zelf het verhaal te vertellen door te zeggen: “Vertel me het verhaal” (wijs naar het plaatje). 2. Geef pas na 10 seconden wachten een aanzet, en doe dit alleen als het erop lijkt dat het kind niets gaat zeggen. Alleen dan mag het kind aangespoord worden, eerst door te zeggen: “Okay …”, “Ja …”, “Jouw beurt …”. Wees ERG voorzichtig met aansporingen om verschillen tussen onderzoeksgroepen te voorkomen, d.i. effecten van experimenteerder. Wacht ongeveer 10 seconden; als het kind dan nog steeds stil is, moedig het aan door te zeggen: “Vertel me wat er gebeurt”. Als het kind stilvalt middenin het verhaal, moedig hem/haar dan aan om door te gaan en meer te vertellen: “Nog meer?”, “Ga maar door”, “Vertel me nog eens wat meer”, “"Laten we eens kijken wat er nog meer te vertellen is". 3. Het doet er niet toe hoe het kind naar de protagonist verwijst tijdens het verhaal; corrigeer het kind niet. Als het kind het woord voor een handeling, protagonist, etc. niet kan vinden, moedig hem/haar dan aan door te zeggen: “Je kan het noemen zoals jij wil”, “Hoe zou jij het noemen?”. 4. Voorkom dat u de volgende vragen stelt: a) “Wat is hij hier aan het doen?”,”Wie is aan het rennen?” (om ervoor te zorgen dat het verhaal van het kind niet onderbroken of beïnvloed wordt, en om het gebruik van incomplete zinnen te ontmoedigen). b) “Wat is dit?”, “Wat/wie zie je op het plaatje?” (om deiktische verwijzingen te voorkomen). 5. Als het kind begint een verhaal te vertellen vanuit zijn/haar eigen ervaringen, bijv. “Ik zag vanochtend nog zo’n vogel” of “Ik ga na school
met mijn moeder naar de supermarkt …”, geef het kind dan wat tijd om over zijn/haar eigen ervaring te praten en vraag daarna vriendelijk om het verhaal van de plaatjes te vertellen. (Neem dit irrelevante deel van de narratief niet mee in de analyse). 6. Gebaseerd op eerdere ervaring en de culturele omgeving, kunt u aanmoedigen, bijv. “Goed zo”, na elk paar van plaatjes (en voordat het volgende paar uitgevouwen wordt). (Dit kan de transcribeerder/ codeerder ook helpen om de verschillende uitingen te koppelen aan een specifiek plaatjespaar.) Doe dit echter niet wanneer u het gevoel heeft dat de bevestiging de narratief of gedachtegang van het kind onderbreekt.
MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Procedures voor counterbalancing voor onderzoeksdoeleinden De volgorde van presentatie moet met betrekking tot taal en verhaal “gecounterbalanced” zijn (Poes/Hond – Navertellen/Modelverhaal en Babyvogels/Babygeiten – Vertellen). Gebruik de onderstaande manier om te counterbalancen (als alleen één taal wordt getest, gebruik dan de randomisatieprocedure voor kinderen, of nummer 1, 2, 5 en 6, of nummer 3, 4, 7 en 8): Kind nummer 1 2 3 4 5 6 7 8
Taal Navertellen/ Modelverhaal T1 Poes T1 Poes T2 Poes T2 Poes T1 Hond T1 Hond T2 Hond T2 Hond
Vertellen
Taal
Babyvogel Babygeit Babygeit Babyvogel Babyvogel Babygeit Babygeit Babyvogel
T2 T2 T1 T1 T2 T2 T1 T1
Navertellen/ Modelverhaal Hond Hond Hond Hond Poes Poes Poes Poes
Vertellen Babygeit Babyvogel Babyvogel Babygeit Babygeit Babyvogel Babyvogel Babygeit
Protocol voor Poes Navertellen/Modelverhaal
Naam van kind:
______________________________
Geboortedatum:
______________________________
Datum testafname:
______________________________
Leeftijd bij test (in maanden): ______________________________ Geslacht:
______________________________
Naam van testleider:
______________________________
Blootstelling T2 (in maanden): ______________________________ Datum begin basisschool:
______________________________
Naam van basisschool:
______________________________
Zorg ervoor dat alle enveloppen op de tafel liggen voordat de testafname begint. Zet het opnameapparaat klaar zodat de testsessie opgenomen kan worden. Begin met opnemen voor de kennismaking.
Kennismaking Vraag bijvoorbeeld: Wie is je beste vriendje/vriendinnetje? Waar kijk je graag naar op televisie? Houd je ervan om verhalen te vertellen? Houd je van luisteren naar verhalen? Instructies Ga zitten aan tafel tegenover het kind. Zeg tegen het kind: Kijk, hier zijn 3 enveloppen. In elke envelop zit een ander verhaal. Kies een envelop en dan vertel ik je het verhaal. Vouw de plaatjes uit zodat de hele reeks voor het kind zichtbaar is. Kijk eerst naar het hele verhaal. Ben je klaar? Ik ga je het verhaal vertellen en dan kun jij het weer aan mij vertellen. (Voor de optie Modelverhaal, zeg: Ik ga je het verhaal vertellen en dan stel ik je een paar vragen. Vertel het kind het verhaal en stel daarna de begripsvragen.) Vouw plaatje 1 en 2 uit. Het verhaal begint hier: (wijs plaatje 1 aan). Op een dag was er een speelse poes die een gele vlinder op een struik zag zitten. Hij sprong naar voren omdat hij ‘m wilde vangen. Ondertussen kwam een vrolijke jongen terug van het vissen met een emmer en een bal in zijn handen. Hij keek naar de poes die de vlinder achterna zat. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Vouw plaatje 3 en 4 uit (zodat alle plaatjes van 1 tot 4 nu zichtbaar zijn). De vlinder vloog snel weg en de poes viel in een struik. Hij bezeerde zich en was erg boos. De jongen was zo geschrokken dat de bal uit zijn hand viel. Toen hij zijn bal in het water zag rollen, riep hij: "O nee, daar gaat mijn bal". Hij was verdrietig en wilde zijn bal terug hebben. Intussen zag de poes de emmer van de jongen en dacht: "Ik wil een vis pakken" Vouw plaatje 5 en 6 uit (zodat alle plaatjes van 1 tot 6 nu zichtbaar zijn). Tegelijkertijd begon de jongen met een hengel zijn bal uit het water te trekken. Hij merkte niet dat de poes een vis had gepakt. Uiteindelijk was de poes erg blij dat hij zo'n lekkere vis kon eten en de jongen was blij dat hij zijn bal terug had. En dat is het einde van het verhaal.
Navertelinstructies Vouw de plaatjes zodat de eerste 2 plaatjes alleen voor het kind zichtbaar zijn. Zeg tegen het kind: Nu wil ik dat jij het verhaal vertelt. Kijk naar de plaatjes en probeer het beste verhaal te vertellen dat je kunt. Als het kind terughoudend is om te beginnen mag je zeggen: "Vertel me het verhaal" (wijs naar plaatje). Als het kind klaar is met het vertellen van de eerste 2 plaatjes, vouw dan de volgende 2 uit (zodat alle plaatjes van 1 tot 4 nu zichtbaar zijn). Herhaal dit proces tot het einde van het verhaal. Als het kind midden in het verhaal stilvalt, mag je zeggen: "Nog meer?", "Ga maar door", "Vertel me nog eens wat meer", "Laten we eens kijken wat er nog meer te vertellen is". Als het kind stopt met praten zonder aan te geven dat hij/zij klaar is, vraag dan: "Vertel het me maar als je klaar bent". Als het kind klaar is, het kind prijzen en dan de begripsvragen stellen.
Modelverhaalinstructies Stel de begripsvragen nadat u En dit is het einde van het verhaal gezegd heeft.
Scoreformulier voor Poes Deel I: Productie (Navertellen) A. Verhaalstructuur; B. Structurele complexiteit; C. Termen voor benoemen innerlijke toestand personage ‘Innerlijke Toestand Termen’ (ITT) A. Verhaalstructuur
A1.
A2.
A3.
A4. A5.
A6.
A7.
A8.
A9.
Voorbeelden van correcte Score Opmerkingen2 antwoorden1 Tijd en/of plaats verwijzing, 0 1 23 bijv. er was eens/op een dag/ Setting lang geleden... in een bos /bij het meer /aan de oever van de rivier … Episode 1: Poes (Episode personages: poes en vlinder) ITT als Poes was 0 1 gebeurtenis speels/nieuwsgierig/zag een begint vlinder Poes wilde de vlinder 0 1 Doel vangen/pakken/achtervolgen/ spelen met de vlinder Poes sprong naar voren/ 0 1 Poging omhoog Poes viel in de struik/kreeg 0 1 de vlinder niet/was niet snel Resultaat genoeg Vlinder ontsnapte/vloog weg/was te vlug Poes was 0 1 ITT als teleurgesteld/boos/had pijn reactie Vlinder was blij Episode 2: Jongen (Episode personage: jongen) ITT als Jongen was verdrietig/ gebeurtenis ongelukkig/bezorgd over zijn begint bal/zag de bal in het water Jongen besloot zijn bal terug Doel te halen/wilde zijn bal terug hebben Poging Jongen was zijn bal uit het
0
1
0
1
0
1
1 Equivalenten van de genoemde voorbeelden worden net zo gescoord. In geval van twijfel of als het antwoord van het kind niet op het scoreformulier staat, raadpleeg dan de Appendix in de handleiding. 2 Schrijf hier de antwoorden op of geef aan Geen antwoord. 3 Nul punten voor een verkeerd antwoord of geen antwoord, 1 punt voor één correct antwoord, 2 punten voor verwijzing naar zowel tijd als plaats. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
A10. A11.
Resultaat ITT als reactie
water aan het trekken/ probeerde zijn bal uit het water te trekken Jongen kreeg zijn bal terug/weer/de bal werd gered Jongen was blij/tevreden
0
1
0
1
Episode 3: Poes (Episode personage: poes) A12.
A13.
A14. A15. A16. A17.
ITT als Poes zag/ontdekte de gebeurtenis vis/merkte de vis op/had begint honger/was nieuwsgierig Poes wilde de vis/besloot om Doel vis te pakken/grijpen/stelen/ hebben Poging Poes nam/greep/pakte de vis Resultaat Poes at de vis ITT als Poes was voldaan/blij/ reactie tevreden/had geen honger Totale score uit 17:
0
1
0
1
0 0 0
1 1 1
B. Structurele complexiteit Aantal PR reeksen
Aantal enkele D (zonder P of R)
Aantal DP / DR reeksen
Aantal DPR reeksen
B1.
B2.
B3.
B4.
C. Innerlijke Toestand Termen (ITT) C1. Totaal aantal ITT tokens. ITT omvatten: Woorden voor benoemen zintuiglijke-waarneming bijv. zien, horen, voelen, ruiken; Woorden voor benoemen lichamelijke toestand bijv. dorst, honger, moe, pijn; Woorden voor benoemen bewustzijn bijv. levend, wakker, slapend; Woorden voor benoemen emotie bijv. verdrietig, blij, boos, bezorgd, teleurgesteld; Mentale werkwoorden bijv. willen, denken, weten, vergeten, beslissen, geloven, afvragen, een plan hebben/maken; Werkwoorden voor zeggen/vertellen, etc. bijv. zeggen, noemen, roepen, waarschuwen, vragen.
Deel II: Begrip (Navertellen/Modelverhaal) Voorbeelden van correcte antwoorden
Vond je het verhaal leuk?
0
D1.
Waarom sprong de poes naar voren? (wijs plaatjes 1-2 aan) (Episode 1: Doel)
D2.
D3.
D4.
D5. D6.
Hoe voelt de poes zich? (wijs naar plaatje 3) (ITT als reactie) (D3 alleen maar vragen als het kind in D2 een juiste reactie geeft zonder uitleg / motivatie. Als in D2 een correcte uitleg is gegeven, geef dan in D3 een punt en ga verder met D4) Waarom denk je dat de poes zich boos/ teleurgesteld etc. voelt/pijn heeft?4 Waarom houdt de jongen de vishengel in het water? (wijs naar plaatje 5) (Episode 2: Doel) Hoe voelt de jongen zich? (wijs naar plaatje 6) (D6 alleen vragen als
Voorbeelde n van incorrecte antwoorden
Score
Opmerkingen
Beginvraag, niet scoren Wil/om de vlinder te pakken/vangen/ achtervolgen/ om te spelen met de vlinder Boos/slecht/ teleurgesteld/ heeft pijn
Gaat weg/is aan het rennen/wilde springen
0
1
Goed/blij
0
1
Omdat hij de vlinder niet kon vangen/in de struik viel/het pijn doet om in een stekelige struik te vallen
Ongepast/ irrelevant antwoord
0
1
Wil zijn bal terug krijgen/om zijn bal terug te krijgen
Om in het water te spelen
0
1
Goed/blij/ tevreden
Slecht/boos/ woedend/ Verdrietig
0
1
Omdat hij de
Omdat hij
0
1
4 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D2. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
D7.
het kind een correct antwoord geeft in D5 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D5 is gegeven, geef dan in D6 een punt en ga verder met D7) Waarom denk je dat je de jongen zich goed/blij/tevreden etc. voelt?5
bal terug heeft/heeft gekregen
lacht/er zo uitziet/ander ongepast antwoord
Waarom grijpt de poes de vis? (wijs naar plaatje 5)
Besluit de vis te/wil de vis eten/hebben/ stelen/grijpt zijn kans als de jongen niet kijkt Slecht/boos/ woedend
Wil met de vis spelen
0
1
Goed/blij/ tevreden
0
1
Omdat de poes at/aan het eten is/de vis pakt/gepakt heeft
Vishengel is op de grond of ander ongepast antwoord
0
1
Nee - geef Ja/Ik weet 0 tenminste één het niet/ reden (poes at ander vis) of elk ander irrelevant passend antwoord antwoord Totale score uit 10:
1
(Episode 3: Doel)
D8.
D9.
D10.
D11.
Stel je voor dat de jongen de poes ziet. Hoe voelt de jongen zich? (wijs naar plaatje 6) (D9 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D8 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D8 is gegeven, geef dan in D9 een punt en ga verder met D10) Waarom denk je dat de jongen zich slecht /boos/woedend etc. voelt?6 Wordt de jongen vrienden met de poes? Waarom?
5 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D5. 6 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D8.
Protocol voor Hond Navertellen/Modelverhaal
Naam van kind:
______________________________
Geboortedatum:
______________________________
Datum testafname:
______________________________
Leeftijd bij test (in maanden): ______________________________ Geslacht:
______________________________
Naam van testleider:
______________________________
Blootstelling T2 (in maanden): ______________________________ Datum begin basisschool:
______________________________
Naam van basisschool:
______________________________
Zorg ervoor dat alle enveloppen op de tafel liggen voordat de testafname begint. Zet het opnameapparaat klaar zodat de testsessie opgenomen kan worden. Begin met opnemen voor de kennismaking.
Kennismaking Vraag bijvoorbeeld: Wie is je beste vriendje/vriendinnetje? Waar kijk je graag naar op televisie? Houd je ervan om verhalen te vertellen? Houd je van luisteren naar verhalen? Instructies Ga zitten aan tafel tegenover het kind. Zeg tegen het kind: Kijk, hier zijn 3 enveloppen. In elke envelop zit een ander verhaal. Kies een envelop en dan vertel ik je het verhaal. Vouw de plaatjes uit zodat de hele reeks voor het kind zichtbaar is. Kijk eerst naar het hele verhaal. Ben je klaar? Ik ga je het verhaal vertellen en dan kun jij het weer aan mij vertellen. (Voor de optie Modelverhaal, zeg: Ik ga je het verhaal vertellen en dan stel ik je een paar vragen. Vertel het kind het verhaal en stel daarna de begripsvragen.) Vouw plaatje 1 en 2 uit. Het verhaal begint hier: (wijs naar plaatje 1). Op een dag was er een speelse hond die een grijze muis in de buurt van een boom zag zitten. Hij sprong naar voren omdat hij ‘m wilde pakken. Ondertussen kwam een vrolijke jongen terug van het winkelen met een tas en een ballon in zijn handen. Hij keek naar de hond die de muis achterna zat. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Vouw plaatje 3 en 4 uit (zodat alle plaatjes van 1 tot 4 nu zichtbaar zijn). De muis rende snel weg en de hond botste tegen de boom. Hij deed zichzelf zeer en was erg boos. De jongen was zo geschrokken dat hij de ballon uit zijn hand losliet. Toen hij zijn ballon in de boom zag vliegen, riep hij: "Oh nee, daar gaat mijn ballon!" Hij was verdrietig en wilde zijn ballon terug hebben. Intussen zag de hond de tas van de jongen en dacht: "Ik wil een worst pakken" Vouw plaatje 5 en 6 uit (zodat alle plaatjes van 1 tot 6 nu zichtbaar zijn). Tegelijkertijd begon de jongen zijn ballon uit de boom te trekken. Hij merkte niet dat de hond een worst had gepakt. Uiteindelijk was de hond erg blij dat hij zo'n lekkere worst had gegeten en de jongen was blij dat hij zijn ballon terug had. En dat is het einde van het verhaal. Navertelinstructies Vouw de plaatjes zodat de eerste 2 plaatjes alleen voor het kind zichtbaar zijn. Zeg tegen het kind: Nu wil ik dat jij het verhaal vertelt. Kijk naar de plaatjes en probeer het beste verhaal te vertellen dat je kunt. Als het kind terughoudend is om te beginnen mag je zeggen: "Vertel me het verhaal" (wijs naar plaatje). Als het kind klaar is met het vertellen van de eerste 2 plaatjes, vouw dan de volgende 2 uit. Herhaal dit proces tot het einde van het verhaal. Als het kind midden in het verhaal stilvalt, mag je zeggen: "Nog meer?", "Ga maar door", "Vertel me nog eens wat meer", "Laten we eens kijken wat er nog meer te vertellen is". Als het kind stopt met praten zonder aan te geven dat hij/zij klaar is, vraag dan: "Vertel het me maar als je klaar bent". Als het kind klaar is, het kind prijzen en dan de begripsvragen stellen. Modelverhaalinstructies Stel de begripsvragen nadat u En dit is het einde van het verhaal gezegd heeft.
Scoreformulier voor Hond Deel I: Productie (Navertellen) A. Verhaalstructuur; B. Structurele complexiteit; C. Termen voor benoemen innerlijke toestand personage ‘Innerlijke Toestand Termen’ (ITT) A. Verhaalstructuur
A1.
A2.
A3.
A4. A5.
A6.
A7.
A8. A9.
Voorbeelden van correcte Score Opmerkingen8 antwoorden7 Tijd en/of plaatsverwijzing, bijv. er 0 1 29 was eens/op een dag/lang Setting geleden … in een bos/park/op een grasveld/bij de weg Episode 1: Hond (Episode personages: hond en muis) ITT als Hond was 0 1 gebeurtenis speels/nieuwsgierig/zag een muis begint Hond wilde muis 0 1 Doel vangen/pakken/achterna zitten/met de muis spelen Poging Hond sprong naar voren/omhoog 0 1 Hond stootte zijn kop/hond pakte 0 1 de muis niet/hond was niet snel Resultaat genoeg Muis ontsnapte/rende achter de boom/muis was te snel Hond was teleurgesteld/boos/had 0 1 ITT als pijn reactie Muis was blij/opgelucht Episode 2: Jongen (Episode personage: jongen) Jongen was 0 ITT als verdrietig/ongelukkig/bezorgd over gebeurtenis zijn ballon/zag de ballon in de begint boom Jongen besloot zijn bal terug te Doel 0 krijgen/wilde zijn bal terugkrijgen Jongen was zijn ballon uit de 0 Poging boom aan het trekken/probeerde zijn ballon uit de boom te
1
1 1
7 Equivalenten van de genoemde voorbeelden worden net zo gescoord. In geval van twijfel of als het antwoord van het kind niet op het scoreformulier staat, raadpleeg dan de Appendix in de handleiding. 8 Schrijf hier de antwoorden op of geef aan Geen antwoord. 9 Nul punten voor een verkeerd antwoord of geen antwoord, 1 punt voor één correct antwoord, 2 punten voor verwijzing naar zowel tijd als plaats. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
A10. A11.
A12.
A13.
A14. A15. A16.
trekken/sprong naar de ballon Jongen kreeg zijn ballon 0 1 Resultaat terug/weer/de ballon was gered ITT als Jongen was blij/tevreden dat hij 0 1 reactie zijn ballon terug had gekregen Episode 3: Hond (Episode personage: hond) ITT als Hond zag/ de worstjes in de gebeurtenis tas/merkte de worstjes in tas begint op/had honger/was nieuwsgierig Hond wilde de worstjes/besloot Doel om de worstjes te pakken/grijpen/eten/hebben/stelen Hond nam/greep/stal de worstjes Poging uit de tas Resultaat Hond at/pakte de worstjes ITT als Hond was tevreden/blij/had geen reactie honger
A17.
0
1
0
1
0
1
0 0
1 1
Totale score uit 17:
B. Structurele complexiteit Aantal PU reeksen
Aantal enkele D (zonder P of U)
Aantal DP / DU reeksen
Aantal DPU reeksen
B1.
B2.
B3.
B4.
C. Innerlijke Toestand Termen (ITT) C1. Totaal aantal ITT tokens. ITT omvatten: Woorden voor benoemen zintuiglijke-waarneming bijv. zien, horen, voelen, ruiken; Woorden voor benoemen lichamelijke toestand bijv. dorst, honger, moe, pijn; Woorden voor benoemen bewustzijn bijv. levend, wakker, slapend; Woorden voor benoemen emotie bijv. verdrietig, blij, boos, bezorgd, teleurgesteld; Mentale werkwoorden bijv. willen, denken, weten, vergeten, beslissen, geloven, afvragen, een plan hebben/maken; Werkwoorden voor zeggen/vertellen, etc. bijv. zeggen, noemen, roepen, waarschuwen, vragen.
Deel II: Begrip (Navertellen/Modelverhaal) Voorbeelden van correcte antwoorden
0
Vond je het verhaal leuk?
Waarom sprong de hond naar voren? (wijs naar plaatjes 1D1. 2) (Episode 1: Doel) Hoe voelt de hond zich? (wijs naar D2. plaatje 3) (ITT als reactie) (D3 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D2 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D2 D3. is gegeven, geef dan in D3 een punt en ga verder met D4) Waarom denk je dat de hond zich boos/teleurgesteld voelt/pijn heeft etc.?10 Waarom springt de jongen omhoog? (wijs naar plaatje 5) D4. (Episode 2: Doel) Hoe voelt de jongen D5. zich? (wijs naar plaatje 6) D6. (D6 alleen vragen als
Voorbeelde n van incorrecte antwoorden
Score
Opmerking en
Beginvraag, niet scoren Wil de muis/ om de muis te pakken/ vangen/achter na te zitten/ om met de muis te spelen Boos/slecht/ teleurgesteld/ heeft pijn
Is aan het weggaan/ rennen/wilde springen/ honden zijn altijd springerig Goed/blij
0
1
0
1
Omdat hij de muis niet kon vangen/hij zijn kop stootte/tegen een boom botste
Ongepast/ irrelevant antwoord
0
1
Wil zijn ballon/om zijn ballon terug te krijgen/omdat hij zijn ballon is kwijtgeraakt Goed/blij/ tevreden
Om in de boom te klimmen
0
1
Slecht/boos/ verdrietig
0
1
Omdat hij de
Omdat hij
0
1
10 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D2. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
het kind een correct antwoord geeft in D5 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D5 is gegeven, geef dan in D6 een punt en ga verder met D7) Waarom denk je dat de jongen zich goed/gelukkig etc. voelt?11 Waarom grijpt de hond de worstjes?(wijs naar D7. plaatje 5) (Episode 3: Doel) Stel je voor dat de jongen de hond ziet. D8. Hoe voelt de jongen zich? (wijs naar plaatje 6) (D9 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D8 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D8 D9. is gegeven, geef dan in D9 een punt en ga verder met D10) Waarom denk je dat de jongen zich slecht/boos/woedend etc. voelt?12 Wordt de jongen vrienden met de hond? Waarom? D10.
D11.
ballon heeft/terug heeft
lacht/hij er zo uitziet/omdat hij staat of ander ongepast antwoord
Besloot de worstjes te/ wilde de worstjes eten/ pakken/stelen
Wilde met de tas spelen
0
1
Slecht/boos/ woedend
Goed/blij/ tevreden
0
1
Omdat de hond zijn worstjes at/ pakte
Ongepast antwoord
0
1
0
1
Nee - geef Ja/Ik weet tenminste één het reden (hond at niet/ander worstjes) of irrelevant elk ander antwoord passend antwoord Totale score uit 10:
11 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D5. 12 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D8.
Protocol voor Babyvogels Vertellen
Naam van kind:
______________________________
Geboortedatum:
______________________________
Datum testafname:
______________________________
Leeftijd bij test (in maanden): ______________________________ Geslacht:
______________________________
Naam van testleider:
______________________________
Blootstelling T2 (in maanden): ______________________________ Datum begin basisschool:
______________________________
Naam van basisschool:
______________________________
Zorg ervoor dat alle enveloppen op de tafel liggen voordat de testafname begint. Zet het opnameapparaat klaar zodat de testsessie opgenomen kan worden. Begin met opnemen voor de kennismaking.
Kennismaking Vraag bijvoorbeeld: Wie is je beste vriendje/vriendinnetje? Waar kijk je graag naar op televisie? Houd je ervan om verhalen te vertellen? Houd je van luisteren naar verhalen?
Instructies Ga zitten aan een tafel tegenover het kind. Zeg tegen het kind: Kijk, hier zijn 3 enveloppen. In elke envelop zit een ander verhaal. Kies een envelop en dan vertel jij me het verhaal. Vouw de plaatjes uit zodat de hele reeks alleen voor het kind zichtbaar is. Kijk eerst naar het hele verhaal. Ben je klaar? Vouw de eerste 2 plaatjes uit. Zeg tegen het kind: Nu wil ik dat jij het verhaal vertelt. Kijk naar de plaatjes en probeer het beste verhaal te vertellen dat je kunt. Als het kind terughoudend is om te beginnen mag je zeggen: "Vertel me het verhaal" (wijs naar plaatje). Als het kind klaar is met het vertellen van de eerste 2 plaatjes, vouw dan de volgende 2 uit (zodat MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
alle plaatjes van 1 tot 4 nu zichtbaar zijn). Herhaal dit proces tot het einde van het verhaal. Als het kind midden in het verhaal stilvalt, mag je zeggen: "Nog meer?", "Ga maar door", "Vertel me nog eens wat meer", "Laten we eens kijken wat er nog meer te vertellen is". Als het kind stopt met praten zonder aan te geven dat hij/zij klaar is, vraag dan: "Vertel het me maar als je klaar bent". Als het kind klaar is, het kind prijzen en dan de begripsvragen stellen.
Scoreformulier voor Babyvogels (Vertellen) Deel I: Productie A. Verhaalstructuur; B. Structurele complexiteit; C. Termen voor benoemen innerlijke toestand personage ‘Innerlijke Toestand Termen’ (ITT) A. Verhaalstructuur Voorbeelden van correcte Score Opmerking 13 antwoorden en14 Tijd en/of plaats van verwijzing, bijv. er was eens/op een dag/lang 0 1 215 Setting geleden … in een A1. bos/tuin/vogelnest/boom/op een grasveld Episode 1: Moedervogel (Episode personages: moedervogel and babyvogels)
A2.
A3. A4.
A5.
A6.
A7.
<Moeder/Vogel, etc.> zag dat de ITT als baby vogels honger hadden/wilden gebeurte- eten 0 1 nis begint Babyvogels hadden honger/wilden eten/piepten/vroegen om eten Moeder wilde de babies eten geven/ Doel eten brengen/halen/zoeken/wormen 0 1 vangen Moeder vloog/ging weg / ging eten Poging 0 1 halen/zoeken Moeder kreeg/ving/bracht een worm/kwam terug met een worm/gaf Resultaat 0 1 de babies eten Babyvogels kregen eten/een worm Moeder was blij/tevreden ITT als Babyvogels waren blij/tevreden/ 0 1 reactie hadden geen honger meer Episode 2: Poes (Episode personages: poes en vogels) ITT als gebeurtenis begint
Poes zag de moeder weg vliegen/dat de babyvogels alleen waren/dat er eten was Poes had honger/het water liep de
0
1
13 Equivalenten van de genoemde voorbeelden worden net zo gescoord. In geval van twijfel of als het antwoord van het kind niet op het scoreformulier staat, raadpleeg dan de Appendix in de handleiding. 14 Schrijf hier de antwoorden op of geef aan Geen antwoord. 15 Nul punten voor een verkeerd antwoord of geen antwoord, 1 punt voor één correct antwoord, 2 punten voor verwijzing naar zowel tijd als plaats. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
A8. A9. A10. A11.
A12.
poes in de bek/de poes dacht “hmmm lekker” Poes wilde de babyvogel/vogels Doel 0 1 eten/vangen/pakken/dood maken Poes klom in de boom/sprong Poging omhoog/probeerde een babyvogel te 0 1 pakken Resultaat Poes pakte/greep een babyvogel 0 1 ITT als Poes was blij 0 1 reactie Vogel/vogels was/waren bang Episode 3: Hond (episode personages: hond, poes en vogels) ITT als gebeurtenis begint
A13.
Doel
A14.
Poging
A15.
Resultaat
A16.
ITT als reactie
A17.
Hond zag dat de vogel in gevaar was/de poes de vogel ving/pakte Hond besloot de poes tegen te houden/wilde de poes tegen houden/de vogel/vogels helpen/redden Hond trok de poes naar beneden/ beet de poes/viel de poes aan/pakte de start van de poes Hond joeg de poes weg Poes liet de babyvogel los/de babyvogel rende weg Vogel/vogels was/waren gered Hond was opgelucht/blij/trots dat hij de baby vogel gered had Poes was boos/teleurgesteld Vogel/vogels was/waren opgelucht/blij/veilig Totale score uit 17:
0
1
0
1
0
1
0
1
0
1
B. Structurele complexiteit Aantal PR reeksen
Aantal enkele D (zonder P of R)
Aantal DP / DR reeksen
Aantal DPR reeksen
B1.
B2.
B3.
B4.
C. Innerlijke Toestand Termen (ITT)
C1. Totaal aantal ITT tokens. ITT omvatten: Woorden voor benoemen zintuiglijke-waarneming bijv. zien, horen, voelen, ruiken; Woorden voor benoemen lichamelijke toestand bijv. dorst, honger, moe, pijn; Woorden voor benoemen bewustzijn bijv. levend, wakker, slapend; Woorden voor benoemen emotie bijv. verdrietig, blij, boos, bezorgd, teleurgesteld; Mentale werkwoorden bijv. willen, denken, weten, vergeten, beslissen, geloven, afvragen, een plan hebben/maken; Werkwoorden voor zeggen/vertellen, etc. bijv. zeggen, noemen, roepen, waarschuwen, vragen.
MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Deel II: Begrip (Vertellen) Voorbeelden van correcte antwoorden 0
D1.
D2.
D3.
Vond je het verhaal leuk?
Waarom vliegt de moedervogel weg? (wijs naar plaatjes 1-2) (Episode 1: Doel/ ITT als gebeurtenis begint) Hoe voelen de babyvogels zich? (wijs naar plaatje 1) (ITT als gebeurtenis begint) (D3 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D2 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D2 is gegeven, geef dan in D3 een punt en ga verder met D4) Waarom denk je dat de babyvogels zich slecht voelen/honger hebben, etc.?16
D4.
Waarom klimt de poes in de boom?(wijs naar plaatje 3)
D5.
(Episode 2: Doel) Hoe voelt de poes zich? (wijs naar
Voorbeelden van incorrecte antwoorden
Score
Beginvraag, niet scoren Wil eten/wormen halen/om eten/wormen te halen/de babyvogels te voeren/ babyvogels hebben honger Slecht/hebben honger
Omdat hun bek open is/ze vragen om eten/ de moeder wegging om eten te halen de moeder terug kwam met een worm om hen te voeren /babyvogels altijd honger hebben Wil de babyvogel pakken/ vermoorden/ omdat poezen graag vogels eten Heeft nog steeds honger/slecht/
Gaat weg/gaat werken 0
1
Goed/blij/ verbaasd/alleen /bang 0
1
Omdat ze blij zijn/zingen/ze samen met hun moeder wilden weggaan/ze bang zijn voor de poes/bang omdat ze de poes zagen
Om met de babyvogels te spelen
0
1
0
1
0
1
Goed/blij/speels
16 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D2.
Opmerk ingen
D6.
D7.
plaatjes 5-6) (ITT als reactie) (D6 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D5 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D5 is gegeven, geef dan in D6 een punt en ga verder met D7) Waarom denk je dat de poes zich slecht voelt/hongerig voelt/ bang is etc.?17 Waarom pakt de hond de staart van de poes (wijs naar plaatje 5) (Episode 3: Doel)
D8.
Stel je voor dat de hond de vogels ziet. Hoe voelt de hond zich? (wijs naar plaatje 6)
(ITT als reactie) (D9 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D8 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D9. D8 is gegeven, geef dan in D9 een punt en ga verder met D10) Waarom denk je dat de hond zich goed/blij/ tevreden etc. voelt?18 Wie vindt de moedervogel het D10. leukst, de poes of de hond? Waarom?
boos/bang/ teleurgesteld Kreeg de babyvogels niet te pakken/is bang voor de hond/ heeft nog steeds honger/ omdat de hond ‘m achterna zat/ aan de staart van de poes trekt/in de staart van de poes bijt
Blij/speels/ begint te vliegen/omdat de hond het eten van de poes pakte
Besloot de poes tegen te houden /wilde de poes tegen houden/de babyvogels redden/helpen Goed/blij/ opgelucht/ tevreden/voldaan /trots/als een held
Wil zelf de vogel eten/spelen met 0 de poes
Omdat hij de poes tegenhield/ kreeg de poes uit de boom/redde de vogels/zag dat de vogels veilig/ blij zijn/geen pijn hebben
Omdat hij lacht/ de poes niet kreeg/zelf de vogels wil eten /de hond er zo uitziet
De hond – geef tenminste één reden (hij redde/ hielp de
Slecht/boos/ verdrietig/”Ik moet de poes pakken”/ heeft honger
0
1
1
0
1
0
1
De poes/Ik weet het niet/ander 0 irrelevant antwoord
1
17 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D5. 18 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D8. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
D11.
babyvogel/joeg de poes weg) Totale score uit 10:
Protocol voor Babygeiten Vertellen Naam van kind:
______________________________
Geboortedatum:
______________________________
Datum testafname:
______________________________
Leeftijd bij test (in maanden): ______________________________ Geslacht:
______________________________
Naam van testleider:
______________________________
Blootstelling T2 (in maanden): ______________________________ Datum begin basisschool:
______________________________
Naam van basisschool:
______________________________
Zorg ervoor dat alle enveloppen op de tafel liggen voordat de testafname begint. Zet het opnameapparaat klaar zodat de testsessie opgenomen kan worden. Begin met opnemen voor de kennismaking.
Kennismaking Vraag bijvoorbeeld: Wie is je beste vriendje/vriendinnetje? Waar kijk je graag naar op televisie? Houd je ervan om verhalen te vertellen? Houd je van luisteren naar verhalen?
Instructies Ga zitten aan een tafel tegenover het kind. Zeg tegen het kind: Kijk, hier zijn 3 enveloppen. In elke envelop zit een ander verhaal. Kies een envelop en dan vertel jij me het verhaal. Vouw de plaatjes uit zodat de hele reeks alleen voor het kind zichtbaar is. Kijk eerst naar het hele verhaal. Ben je klaar? Vouw de eerste 2 plaatjes uit. Zeg tegen het kind: Nu wil ik dat jij het verhaal vertelt. Kijk naar de plaatjes en probeer het beste verhaal te vertellen dat je kunt. Als het kind terughoudend is om te beginnen mag je zeggen: "Vertel me het verhaal" (wijs naar plaatje). Als het kind klaar is met het vertellen van de eerste 2 plaatjes, vouw dan de volgende 2 uit (zodat alle plaatjes van 1 tot 4 nu zichtbaar zijn). Herhaal dit proces tot het einde van het verhaal. Als het kind midden in het verhaal stilvalt, mag je zeggen: "Nog meer?", "Ga maar door", "Vertel me nog eens wat meer", "Laten we MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
eens kijken wat er nog meer te vertellen is". Als het kind stopt met praten zonder aan te geven dat hij / zij klaar is, vraag dan: "Vertel het me maar als je klaar bent". Als het kind klaar is, het kind prijzen en dan de begripsvragen stellen.
Scoreformulier voor Babygeiten (Vertellen) Deel I: Productie A. Verhaalstructuur; B. Structurele complexiteit; C. Termen voor benoemen innerlijke toestand personage ‘Innerlijke Toestand Termen’ (ITT) A. Verhaalstructuur Voorbeelden van correcte antwoorden 19
Score Opmerkinge n20 0 1 221
A1.
Tijd en/of plaats verwijzing, bijv. er was eens/op een dag/lang geleden... in een Setting bos/op een grasveld /bij het meer /bij de vijver Episode 1: Moeder/Geit (episode personages: babygeit en moeder/geit)
A2.
Babygeit was bang/in gevaar/aan het 0 1 verdrinken/had hulp nodig/huilde/riep de ITT als moeder gebeurte- <Moeder/Geit etc.> zag dat babygeit bang nis begint was/in gevaar was/aan het verdrinken was/niet kon zwemmen/maakte zich zorgen over de babygeit in het water Moedergeit wilde de baby helpen/redden/ 0 1 Doel uit het water duwen Moedergeit rende/ging het water in/is aan 0 1 Poging het duwen Moedergeit duwde de baby uit het 0 1 Resultaat water/redde de baby Babygeit was gered/uit het water Moedergeit was blij/opgelucht 0 1 ITT als Babygeit was opgelucht/tevreden/blij/niet reactie meer bang Episode 2: Vos (episode personages: vos en babygeit)
A3. A4. A5.
A6.
A7.
ITT als gebeurtenis begint
Vos zag dat de moeder wegkeek/dat de baby alleen was/dat er eten was/de vos had honger
0
1
19 Equivalenten van de genoemde voorbeelden worden net zo gescoord. In geval van twijfel of als het antwoord van het kind niet op het scoreformulier staat, raadpleeg dan de Appendix in de handleiding. 20 Schrijf hier de antwoorden op of geef aan Geen antwoord. 21 Nul punten voor een verkeerd antwoord of geen antwoord, 1 punt voor één correct antwoord, 2 punten voor verwijzing naar zowel tijd als plaats. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Vos wilde de babygeit eten/vangen/ 0 1 vermoorden Vos sprong naar de babygeit/probeerde de 0 1 A9. Poging babygeit te pakken/grijpen/vangen 0 1 A10. Resultaat Vos pakte/kreeg/greep/ving de babygeit ITT als Vos was blij 0 1 A11. reactie Babygeit was bang Episode 3: Vogel (episode personages: vogel, vos en babygeit) A8.
A12.
A13. A14. A15.
A16.
A17.
Doel
ITT als Vogel zag dat de geit in gevaar was gebeur- Babygeit was in gevaar tenis begint Vogel besloot/wilde de vos (te) stoppen/de Doel babygeit (te) helpen/beschermen/redden Vogel beet in/trok aan de staart van de Poging vos/viel de vos aan/ging de vos achterna Vogel jaagde de vos weg Resultaat Vos liet de baby geit gaan/rende weg Babygeit was gered Vogel was opgelucht/blij/trots dat hij de baby geit gered had ITT als Vos was boos/teleurgesteld reactie Babygeit/geiten was/waren opgelucht/blij/veilig Totale score uit 17:
0
1
0
1
0
1
0
1
0
1
B. Structurele complexiteit: Aantal PR reeksen
Aantal enkele D (zonder P of R)
Aantal DP / DR reeksen
Aantal DPR reeksen
B1.
B2.
B3.
B4.
C. Innerlijke Toestand Termen (ITT) C1. Totaal aantal ITT tokens. ITT omvatten: Woorden voor benoemen zintuiglijke-waarneming bijv. zien, horen, voelen, ruiken; Woorden voor benoemen lichamelijke toestand bijv. dorst, honger, moe, pijn; Woorden voor benoemen bewustzijn bijv. levend, wakker, slapend;
Woorden voor benoemen emotie bijv. verdrietig, blij, boos, bezorgd, teleurgesteld; Mentale werkwoorden bijv. willen, denken, weten, vergeten, beslissen, geloven, afvragen, een plan hebben/maken; Werkwoorden voor zeggen/vertellen, etc. bijv. zeggen, noemen, roepen, waarschuwen, vragen.
MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Deel II: Begrip (Vertellen) Voorbeelden van correcte antwoorden Vond je het verhaal leuk? Waarom was de moedergeit in het water? (wijs naar D1. plaatjes 1-2) 0
(Episode 1: Doel/ITT als gebeurtenis begint) Hoe voelt de babygeit zich? (wijs naar D2. babygeit in het water, plaatje 1) (ITT als event begint) (D3 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D2 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D2 is gegeven, geef dan in D3. D3 een punt en ga verder met D4) Waarom denk je dat de babygeit zich slecht voelt/bang is/gevaar voelt etc.?22 Waarom springt de vos naar voren? (wijs naar D4. plaatje 3) (Episode 2: Doel) Hoe voelt de vos zich? D5. (wijs naar plaatje 5-6)
Voorbeelden Score Opmerkin van incorrecte gen antwoorden
Beginvraag, niet scoren Wil de baby redden/helpen/is bezorgd over de baby/de babygeit is in gevaar/aan het verdrinken/bang/de baby riep om hulp Slecht/bang/in gevaar/angstig
Is aan het 0 zwemmen/ spelen/wil een bad nemen/ zichzelf wassen/ de babygeit wassen Goed/blij/koud/ 0 opgefrist/heeft honger/dorst/ schoon/dom
1
Omdat hij in het water gevallen is/niet uit het water kan komen/aan het verdrinken is/niet kan zwemmen
Omdat hij honger heeft/aan het zwemmen is/aan het spelen is met het water/daar niet mocht staan
0
1
Wil de babygeit pakken/eten/grijpt zijn kans wanneer de moeder niet kijkt/ver weg is Slecht/verdrietig/boos /woedend/bang/heeft nog steeds
Om met de babygeit te spelen
0
1
Goed/blij/ speels
0
1
22 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D2.
1
(ITT als reactie)
honger/dom/ teleurgesteld Omdat hij de babygeit niet te pakken kreeg/hij nog steeds honger had/bang voor de vogel/de vogel aan het bijten was/hem achterna zat
(D6 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D5 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D5 is gegeven, geef dan in D6. D6 een punt en ga verder met D7) Waarom denk je dat de vos zich slecht voelt/bang is/honger heeft/teleurgesteld is etc.?23 Waarom bijt de vogel in Wil de babygeit de staart van de redden/besloot de vos?(wijs naar plaatje 5) babygeit de redden/wil de vos D7. (Episode 3: Doel) stoppen/ervoor zorgen dat de vos de geit loslaat/zag dat de geit in gevaar was Stel je voor dat de vogel Goed/tevreden/blij/op de geiten ziet? Hoe gelucht/trots/as een voelt de vogel zich? held D8. (wijs naar plaatje 6)
(D9 alleen vragen als het kind een correct antwoord geeft in D8 zonder uitleg/motivatie. Als correcte uitleg in D8 D9. is gegeven, geef dan in D9 een punt en ga verder met D10) Waarom denk je dat de vogel zich goed/ tevreden/blij etc.voelt?24 Wie vindt de moedergeit D10. het leukst, de vos of de
Omdat hij de vos stopte/de vos weg kreeg/de geiten redde/ziet dat de geiten blij zijn/geen pijn hebben/de vos niet meer terugkomt
De vogel – geef tenminste één reden
Omdat de vogel 0 zag dat de geit in gevaar was/de vos wegrende/Ik weet het niet
1
Wil de vos/geit eten/spelen met de vos
0
1
Slecht/ verdrietig/boos/ woedend/had medelijden/dom /”Ik moet de vos krijgen” Omdat hij lacht/ boos is op de vos/zelf de babygeit wil eten
0
1
0
1
De vos/Ik weet het niet
0
1
23 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D5. 24 Gebruik dezelfde ITT als door het kind genoemd in het antwoord op D8. MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
vogel? Waarom?
D11.
(hij redde/hielp de babygeit/jaagde de vos weg) Totale score uit 10:
Achtergrondvragen 1. Naam van kind (voornaam, achternaam) ______________________________ 2. Geboortedatum
______________________________
3. Gaat uw kind op dit moment naar de kinderopvang/basisschool?
o Ja, basisschool van _____________ (Jaar, Maand) o Nee Zo ja, wat voor soort basisschool? o Tweetalig o Eentalig T1 = eerste taal van het kind o Eentalig T2 = tweede taal van het kind o Anders, namelijk ___________________ 4. In welk land is uw kind geboren?
o In land van T1,
o In land van T2,
namelijk:_______
o In ander land,
namelijk:_______
namelijk:________________
5. Vanaf wanneer woont uw kind in het land van de T2? ________ (Jaar, Maand) 6. Volgorde van geboorte
o 1
o 2
o 3
o Vul getal in ____
7. Hoe oud was uw kind toen hij/zij de eerste woorden sprak? ___ ja(a)r(en) ___ maand(en) 8. Heeft u zich ooit zorgen gemaakt over de taal van uw kind?
o Nee
o Ja, want _________________________________
9. Heeft iemand in uw familie spraak- of taalproblemen gehad?
o Nee
o Ja, namelijk _____________________________________ bijv., moeder, vader, broer(s), zus(sen)
10. Heeft uw kind ooit gehoorsproblemen gehad? Gehoorsstoornis o Nee o Ja
Herhaaldelijke oorontstekingen o Nee o Ja, hoe vaak? ____________ o buisjes (trommelvliesbuisjes)
11. Hoort uw kind volgens u normaal?
o Nee
o Ja
12. Informatie over de ouders MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Specificeer Specificeer Specificeer Hoe lang uw eerste uw tweede andere talen woont u in taal (T1) taal (T2) die u spreekt land XX
Uw opleiding
Uw beroep
Moeder Vader 13. Welke taal spreekt u met uw kind? Vader o Mijn eerste taal (T1) o Mijn tweede taal (T2) o Zowel mijn eerste als tweede taal o Andere taal/talen, namelijk _________
Moeder o Mijn eerste taal (T1) o Mijn tweede taal (T2) o Zowel mijn eerste als tweede taal Andere taal/talen, namelijk _______________
14. Welke talen spreekt uw kind nu?
o T1 van kind, namelijk: ______________
o T2 van kind,
o Andere talen,
namelijk:_____________
namelijk: ________________
15. Aan welke talen is uw kind blootgesteld?
o T1 van kind
o T2 van kind
o Andere talen, namelijk: ________________
16. Op welke leeftijd begon bij uw kind de blootstelling aan de T2?
o Vanaf geboorte o Voor 1 jaar o Voor 3 jaar
o Voor 5 jaar o Vanaf ______ jaar
17. Is uw kind blootgesteld aan de T2 via
o School o Met vrienden o Met broertjes of
o TV/computer/boeken o Anders_________________________
zusjes/ouders/anders familieleden 18. Schat in percentages hoe Zijn/haar eerste Zijn/haar tweede taal (T2) vaak uw kind blootgesteld is taal (T1) aan de verschillende talen o 25% o 25% per dag (alle dagelijkse o 50% o 50% activiteiten o 75% o 75% samengenomen)? o 100% o 100% 19. Schat de taalvaardigheid van uw kind in door de passende kolom aan te vinken
Erg goed
Redelijk goed
Niet zo goed
Andere taal/talen o 25% o 50% o 75% o 100% Erg slecht
Hoe goed verstaat uw kind zijn/haar eerste taal (T1) Hoe goed verstaat uw kind zijn/haar tweede taal (T2) Hoe goed spreekt uw kind zijn/haar eerste taal (T1) Hoe goed spreekt uw kind zijn/haar tweede taal (T2)
o Zijn/haar T1 20. Welke taal spreekt uw kind het o Zijn/haar T2 best, naar uw mening? o Andere taal, namelijk ________________ 21. Heeft uw kind een voorkeur voor een bepaalde taal, naar uw mening?
22. Geeft u alstublieft aan hoe vaak de volgde activiteiten met uw kind zijn uitgevoerd gedurende de afgelopen maand.
o Nee o Ja, namelijk _________________________
Zijn/haar eerste taal (T1)
Nooit Twee keer per maand
Zijn/haar tweede taal (T2)
Een Vrijwel Nooit Twee Een Vrijwel of iedere keer of iedere twee dag per twee dag keer maand keer per per week week
Verhaaltjes vertellen Boeken lezen Naar liedjes luisteren of zingen TV/DVD kijken/computerspelletjes doen
MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, T. Välimaa, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
Verhaalscripts
De onderstaande verhaalscripts illustreren het kader dat gebruikt is om narratieven met parallelle macro- en microstructuur te creëren. Tevens bieden ze een handleiding voor de codering en analyse. Daarnaast dienen deze verhaalscripts gebruikt te worden voor vertaling en aanpassing aan andere talen (zie Richtlijnen voor Aanpassen verhaalscripts aan andere talen). In de scripts hieronder is de markering van de componenten van de verhaalstructuur en van de innerlijke toestand termen als volgt: doel poging
resultaat
innerlijke toestand termen
Babyvogels (Totaal aantal woorden: 181) Plaatjes 1/2: Op een dag was er een moeder vogel die zag dat haar baby vogels honger hadden. Zij vloog weg omdat ze eten voor ze wilde zoeken. Een hongerige poes zag dat de moeder vogel weg vloog en miauwde: “Mmm, interessant, wat zie ik hier in het nest?” Plaatjes 3/4: De moeder vogel kwam terug met een grote worm voor haar kinderen, maar ze zag de poes niet. Ze was blij met de sappige worm voor haar babies. Intussen begon de gemene poes in de boom te klimmen omdat hij een babyvogel wilde pakken. Hij greep een van de babyvogels. Een moedige hond die voorbij kwam zag dat de vogels in groot gevaar waren. Hij besloot de poes tegen te houden en hen te redden. Plaatjes 5/6: Hij zei tegen de poes: “Laat de babyvogels met rust”. En toen greep hij de staart van de poes en trok hem naar beneden. De poes liet de babyvogel los en de hond joeg hem weg. De hond was erg blij dat hij de vogels had kunnen redden, en de poes had nog steeds honger.
Babygeiten (Totaal aantal woorden: 187) Plaatjes 1/2: Op een dag was er een moedergeit die zag dat haar babygeit in het water was gevallen en erg bang was. Zij sprong in het water omdat
MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.
ze hem wilde redden. Een hongerige vos zag dat de moedergeit in het water lag en gromde: “Mmm, interessant, wat zie ik hier op het gras?” Plaatjes 3/4: De moedergeit duwde de babygeit uit het water, maar ze zag de vos niet. Ze was blij dat haar baby niet verdronken was. Intussen sprong de gemene vos naar voren omdat hij de andere babygeit wilde pakken. Hij greep de babygeit. Een moedige vogel die voorbij vloog zag dat de babygeit in groot gevaar was. Hij besloot de vos tegen te houden en de babygeit te redden. Plaatjes 5/6: De vogel zei tegen de vos: “Laat de babygeit met rust”. En toen vloog hij naar beneden en beet in de staart van de vos. De vos liet de babygeit los en de vogel joeg hem weg. De vogel was erg blij dat hij de babygeit had kunnen redden, en de vos had nog steeds honger.
Poes (Totaal aantal woorden: 174) Plaatjes 1/2: Op een dag was er een speelse poes die een gele vlinder op een struik zag zitten. Hij sprong naar voren omdat hij ‘m wilde vangen. Ondertussen kwam een vrolijke jongen terug van het vissen met een emmer en een bal in zijn handen. Hij keek naar de poes die de vlinder achterna zat. Plaatjes 3/4: De vlinder vloog snel weg en de poes viel in een struik. Hij bezeerde zich en was erg boos. De jongen was zo geschrokken dat de bal uit zijn hand viel. Toen hij zijn bal in het water zag rollen, riep hij: "O nee, daar gaat mijn bal". Hij was verdrietig en wilde zijn bal terug hebben. Intussen zag de poes de emmer van de jongen en dacht: "Ik wil een vis pakken.” Plaatjes 5/6: Tegelijkertijd begon de jongen met een hengel zijn bal uit het water te trekken. Hij merkte niet dat de poes een vis had gepakt. Uiteindelijk was de kat erg blij dat hij zo'n lekkere vis kon eten en de jongen was blij dat hij zijn bal terug had.
Hond (Totaal aantal woorden: 177) Plaatjes 1/2: Op een dag was er een speelse hond die een grijze muis in de buurt van een boom zag zitten. Hij sprong naar voren omdat hij ‘m wilde pakken. Ondertussen kwam een vrolijke jongen terug van het winkelen met
40
een tas en een ballon in zijn handen. Hij keek naar de hond die de muis achterna zat. Plaatjes 3/4: De muis rende snel weg en de hond botste tegen de boom. Hij deed zichzelf zeer en was erg boos. De jongen was zo geschrokken dat hij de ballon uit zijn hand losliet. Toen hij zijn ballon in de boom zag vliegen, riep hij: "Oh nee, daar gaat mijn ballon!" Hij was verdrietig en wilde zijn ballon terug hebben. Intussen zag de hond de tas van de jongen en dacht: "Ik wil een worst pakken.” Plaatjes 5/6: Tegelijkertijd begon de jongen zijn ballon uit de boom te trekken. Hij merkte niet dat de hond een worst had gepakt. Uiteindelijk was de hond erg blij dat hij zo'n lekkere worst had gegeten en de jongen was blij dat hij zijn ballon terug had.
MAIN Multilingual Assessment Instrument for Narratives (2012). © N. Gagarina, D. Klop, S. Kunnari, K. Tantele, I. Balciuniene, U. Bohnacker, J. Walters. ZAS Papers in Linguistics 56.