Mag het wat meer zijn?

Thema

2

Mag het wat meer zijn?

1

Naar de markt

1.1 Bij welke kraam past de reclame? Zet een 1 bij de foto van de kraam die past bij reclame 1, een 2 bij de foto van de kraam die past bij reclame 2 en een 3 bij de foto van de kraam die past bij reclame 3.

Thema 2 | Mag het wat meer zijn?

track 2

23

1.2 Bij welke kraam past het bord? Lees de borden en schrijf het nummer van het bord bij de foto van de passende kraam.

Gebraden kip + gratis potje appelmoes ½ kg gehakt + 250 gr gratis 1e keus biefstuk: botermals!

10 eieren + 2 gratis 200 g jonge kaas + 50 g gratis 1

24


2

3 zakken

snoep voor

10 euro! 3

2

Op de markt

2.1 Klassikale opdracht Voor deze oefening wordt verder gebruikgemaakt van materiaal uit de handleiding.

A

aardbei

ananas

andijvie

asperge

boerenkool

bonbon

broccoli

B

aubergine

C

D

champignon

courgette

dropje

garnaal

gebakje

geitenkaas

haring

hamburger

G

grapefruit

H


25

K

kabeljauw

kalfslapje

kalkoen

kauwgom

karbonade

kers

kibbeling

kiwi

komijnenkaas

rode kool

witte kool

lamskotelet

lolly

L

M

N

mandarijn

meloen

mossel

nectarine

pepermuntje

perzik

prei

pruim

P

26


R

roggebrood

rozijnenbrood

rundergehakt

snoepje

sperzieboon

spinazie

S

spruit(je)

V

stokbrood

volkorenbrood

W

Y

Z

witlof

worst

yoghurt

zalm

geitenvlees

kalfsvlees

rundvlees

lamsvlees

schapenvlees

varkensvlees

Vlees


27

2.2 Schrijf de producten bij de juiste kraam. aardbei – ananas – andijvie – asperge – aubergine – boerenkool – bonbon – broccoli – champignon – courgette – dropje – garnaal – gebakje – geitenkaas – grapefruit – hamburger – haring – kabeljauw – kalfslapje – kalkoen – karbonade – kauwgom – kers – kibbeling – kiwi – komijnenkaas – kool – lamskotelet – lolly – mandarijn – meloen – mossel – nectarine – pepermuntje – perzik – prei – pruim – roggebrood – rozijnenbrood – rundergehakt – snoepje – sperzieboon – spinazie – spruitje – stokbrood – volkorenbrood – witlof – worst – yoghurt – zalm groente- en fruitkraam

viskraam

groente

fruit

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

vleeskraam

��

��

��

��

��

��

brood- en banketkraam

kaas- en zuivelkraam

snoepkraam

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

28


3

Wie is er dan?

3.1 Luisteroefening Eerste luisterronde Bij welke kraam staat de klant? Omcirkel de letter van het juiste antwoord. Dialoog 1

a

track 3

b

c

Dialoog 2

a

track 4

b

c track 5

Dialoog 3

a

b

c track 6

Dialoog 4

a

b

c


29

Tweede luisterronde Dialoog 1

1 Wat koopt de klant? Omcirkel de letter van het juiste antwoord.

a

b

c

2 Hoeveel moet de klant betalen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . euro. Dialoog 2


a

b

c

d

e

f

4 Hoeveel moet de klant betalen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . euro.

30


Dialoog 3


a

b

c

d

e

f

6 Hoeveel moet de klant betalen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . euro. Dialoog 4


a

b

c

d

e

f

8 Hoeveel moet de klant betalen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . euro.


31

Derde luisterronde Wat denk je? Schrijf de letter(s) van de reactie van de klant naast de vraag van de verkoper. Vraag verkoper

Reactie klant

1 Wie is er dan?

��

2 Kan ik u helpen?

��

3 Is dat alles?

��

4 Anders nog iets?

��

5 Mag het iets meer zijn?

��

a Ja, dat is goed! b Ja, ik! c

Nee, ik wil nog graag …

d Nee, dat is alles. e Ja, dat is alles. f

Ik wil graag …

g Nee, dat was het. h Nee, liever niet!

Luister en controleer je antwoorden. Had je gelijk? 3.2 Spreekoefening in tweetallen Verkoper

Klant

Wie is er dan? Wie is er aan de beurt? Ja, ik ben aan de beurt! Ja, ik! Kan ik u helpen? Zegt u het maar … Ik wil graag … Is dat alles? / Is dat het? Ja, dat is alles. / Ja, dat is het. Nee, ik wil nog graag … Anders nog iets? Ja, ik wil nog graag … Nee, dat is alles. / Nee, dat was het. Mag het wat meer zijn? Ja, dat is goed. Nee, liever niet. Hoeveel is het? Hoeveel kost het? … euro. Dat is (dan) … euro.

Voor deze oefening wordt verder gebruikgemaakt van materiaal uit de handleiding.

32


4

Hoeveel is het?

4.1 Luisteroefening Eerste luisterronde Bij welke kraam staat de klant? Omcirkel de letter van het juiste antwoord. track 7

Dialoog 1

a

b

c

Dialoog 2

a

track 8

b

c track 9

Dialoog 3

a

b

c


33

Tweede luisterronde Dialoog 1

1 Hoeveel moet de klant betalen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . euro. 2 Moet de verkoper geld teruggeven? a Ja. b Nee.

Dialoog 2

3 Hoeveel moet de klant betalen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . euro. 4 Moet de verkoper geld teruggeven? a Ja. b Nee.

Dialoog 3

5 Hoeveel moet de klant betalen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . euro. 6 Moet de verkoper geld teruggeven? a Ja. b Nee. Derde luisterronde Luister goed naar de verkoper!

4.2 Spreekoefening in tweetallen Verkoper

Klant

Fijn dat u het gepast hebt! Hebt u het gepast? Ik zal even kijken … –– Ja, dat lukt wel. –– Nee, het spijt me. Hebt u het niet kleiner? Ik zal even kijken … –– Ja, dat lukt wel. –– Nee, het spijt me. Voor deze oefening wordt verder gebruikgemaakt van materiaal uit de handleiding.

34


5

Ga je mee naar de markt?

5.1 Luisteroefening Eerste luisterronde

track 10

Zet een 1 bij de tekening die past bij dialoog 1, een 2 bij de tekening die past bij dialoog 2, etc.

De zon schijnt.

Het regent.

Het is warm.

Het is bewolkt.

Het waait.

Het is koud.

Tweede luisterronde Controleer je antwoorden. 5.2 Spreekoefening Wat voor weer is het vandaag? Voor deze oefening wordt gebruikgemaakt van materiaal uit de handleiding.


35

Op stap

in

Nederland

Dagelijkse markten

Speciale markten

–– Elke dag staan er weer zo’n 270 kramen op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam. De markt heeft voor elke smaak en elk budget wat wils. Kleding, bloemen, (exotische) levensmiddelen en nog veel meer.

–– De Deventer Boekenmarkt vindt elk jaar plaats op de eerste zondag in augustus en wordt bezocht door ruim 125.000 mensen. Door het grote aantal kramen is de Deventer Boekenmarkt uitgegroeid tot de grootste van Europa. Het aanbod varieert van kinderboeken tot poëzie, van literatuur tot strips, van kunst tot topografie.

–– In Amsterdam is er langs de Singel elke dag een bloemenmarkt. Jaarmarkt –– In Alkmaar wordt tijdens het seizoen van april tot september op vrijdagmorgen van 10 tot 12.30 uur een traditionele kaasmarkt gehouden. Kerstmarkt

Alphen a /d rijn 3e woensdag se

ptember

van 8 tot 18 uur

Op de derde woensdag in september vindt traditioneel de Jaarmarkt van Alphen aan den Rijn plaats. Het is de grootste jaarmarkt van Nederland. Het evenement bestaat sinds 1894 en is begonnen als paardenmarkt. Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw vormt de Jaarmarkt het jaarlijkse hoogtepunt van de ’Alphense Dagen’, met allerlei activiteiten, zoals de kermis, de gondelvaart, de kindermarkt en de antiek- en boekenmarkt.

Elk jaar in december is er de sfeervolle kerstmarkt ’Magisch Maastricht’. Op het Vrijthof staan houten kraampjes met kerstcadeautjes, kerstversieringen en lekkernijen als oliebollen en glühwein. Er is ook een schaatsbaan en een reuzenrad.

bronnen: albertcuypmarkt.nl; jaarmarktalphenaandenrijn.nl; eventindeventer.nl/deventerboekenmarkt; kaasmarkt.nl ; kerstmarktinmaastricht.nl

36


Wat kan ik? 1 Hoe heet een verkoper op de markt? Je vindt de oplossing onder de pijl (U).

U 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1

Dit is een …

7 … is lekker op de barbecue!

2

Een winkel op de markt is een …

8 … smaken zout of zoet.

3

… eet je in de lente.

9 … is familie van de ui.

4

Een … is lekker zoet.

10 … komen vaak uit Zeeland.

5

… zijn ook kool.

11 In … zit veel vitamine C.

6

Dit is geen kip, maar een …

12 … leven in water.


37

2 Vul de reacties van de klant aan.

Wie is er dan? .................. ..................

!

.................. .................. ..................

een

...................................

en twee doosjes

................................... .

Anders nog iets?

Nee, . . . . . . . . . . . . . . . . . .

.................. .................. .

Hoeveel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Dat is dan € 4,50.

...................................

?

Bij welke kraam heeft de vrouw de producten gekocht? Bij de �� . 3 Wat roept de man op de markt? Vul de naam van het product in onder de getallen op p. 39 en ontcijfer de tekst in de tekstballon. Elk getal staat voor één letter.

15 3 17 52 23 54 42 33 60 37 6 8 16 29 5

.........................................

38


30 50 58 2 43

11 67 44 26 66 39 25

.........................................

....................................................

62 56 19 9

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

.........................................

.....................................................................!

1

2

3

4

5

6

7

8

9 10 11 12 13 14 15

16 17 18 19 20 21

22 23 24 25 26 27 28 29

30 31 32 33 34 35

36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47

48 49 50 51 52 53 54 55 56 57

58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71


39

4 Leren buiten de les Wat voor weer wordt vandaag? Luister naar het weerbericht op de radio of kijk naar het weerbericht op tv / internet of lees het weerbericht in de krant. Zet een X bij wat je gedaan hebt en vul de dag en de datum in. Ik heb naar het weerbericht op de radio geluisterd op �� . Ik heb naar het weerbericht op tv / internet gekeken op �� . Ik heb het weerbericht in de krant van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . gelezen. Zet een X bij de tekening(en) die passen bij het weerbericht.

40


Woordenschat Zelfstandig naamwoord De/het kraam – de kramen de groente- en fruitkraam de vleeskraam de viskraam de snoepkraam de brood- en banketkraam de kaas- en zuivelkraam De groente – de groenten / groentes de / het witlof de andijvie de broccoli de spinazie de prei – de preien de boerenkool – de boerenkolen de rode / witte kool – de kolen de sperzieboon – de sperziebonen de asperge – de asperges de aubergine – de aubergines de champignon – de champignons de courgette – de courgettes de spruit – de spruiten

het spruitje – de spruitjes

Het fruit de aardbei – de aardbeien de kers – de kersen de mandarijn – de mandarijnen de meloen – de meloenen de perzik – de perziken de pruim – de pruimen de ananas – de ananassen de grapefruit – de grapefruits de nectarine – de nectarines de kiwi – de kiwi’s Het vlees de kalkoen

het rundergehakt

de worst – de worsten de lamskotelet – de lamskoteletten de hamburger – de hamburgers

het kalfslapje – de kalfslapjes

de karbonade – de karbonaden / karbonades Thema 2 | Mag het wat meer zijn?

41

De vis – de vissen de kabeljauw de kibbeling de zalm de haring – de haringen de mossel – de mosselen / mossels de garnaal – de garnalen De snoep de / het kauwgom de bonbon – de bonbons

het dropje – de dropjes het pepermuntje – de pepermuntjes het snoepje – de snoepjes

de lolly – de lolly’s Het brood – de broden het roggebrood – de roggebroden het rozijnenbrood – de rozijnenbroden het stokbrood – de stokbroden het volkorenbrood – de volkorenbroden het gebakje – de gebakjes De zuivel de geitenkaas de komijnekaas de yoghurt Op de markt Kopen Ik wil graag … Hoeveel? de / het kilo de gram

100 gram

de liter Stoppen met kopen Dat is alles! Dat is het! Dat was het! Betalen Hoeveel is het? Hoeveel kost het?

42


een halve kilo 500 gram

één kilo

twee kilo

een halve liter

één liter

twee liter

Het weer Het is mooi weer. OR Het is warm. OR De zon schijnt. OR Het regent. / Het waait.

Het is slecht weer. Het is koud. Het is bewolkt.

Uitspraak en spelling Lees- en schrijfregel Leesregel korte (a – e – o – u) en lange (aa – ee – oo – uu) klinkers A Algemene regel Ik zie

één klinker.

Ik zeg

de klinker kort.

Ik zie

twee klinkers.

Ik zeg

de klinker lang.

B Speciale regel voor lange woorden (> één lettergreep) Ik zie woord.

één klinker + twee gelijke medeklinkers in het midden van het

Ik zeg

de klinker kort.

Ik zie

één klinker + één medeklinker in het midden van het woord.

Ik zeg

de klinker lang.

Schrijfregel korte (a – e – o – u) en lange (aa – ee – oo – uu) klinkers A Algemene regel Ik hoor

een korte klinker.

Ik schrijf

de klinker één keer.

Ik hoor

een lange klinker.

Ik schrijf

de klinker twee keer. Thema 2 | Mag het wat meer zijn?

43

B Speciale regel voor lange woorden (> één lettergreep)

+ als je een medeklinker hoort

in het midden van het woord.

Ik hoor

een korte klinker en ik hoor

een medeklinker in het midden van het woord.

Ik schrijf

de klinker één keer en ik schrijf

Ik hoor

een lange klinker en ik hoor

Ik schrijf

de klinker één keer keer en ik schrijf

de medeklinker in het midden van het woord twee keer. een medeklinker in het midden van het woord. de medeklinker in het midden van het woord één keer.

Training uitspraak en spelling Voor deze training wordt grotendeels materiaal uit de handleiding gebruikt. Lees- en schrijfregel Oefening 1 a b c d

Hoor je de klinker kort? Hoor je de klinker lang? Hoor je een korte klinker en een medeklinker in het midden van het woord? Hoor je een lange klinker en een medeklinker in het midden van het woord?

Oefening 2

track 2

44

Welk woord hoor je? Zet een X bij het woord dat je hoort.

1

❏❏manden

❏❏maanden

2

❏❏zonen

❏❏zonnen

3

❏❏manen

❏❏mannen


4

❏❏bekken

❏❏beken

5

❏❏boorden

❏❏borden

6

❏❏legen

❏❏leggen

7

❏❏spelden

❏❏speelden

8

❏❏maten

❏❏matten

9

❏❏rokken

❏❏roken

10

❏❏beelden

❏❏belden

Oefening 3 Leesoefening: zoek je partner. Oefening 4 Zoek woorden in je tekst- en werkboek met één medeklinker of met twee medeklinkers in het midden van het woord en schrijf ze in de juiste kolom. korte klinker

lange klinker

mossel

broden

..........................................................................................

..................................................................................... . . . .

..........................................................................................

..................................................................................... . . . .

..........................................................................................

..................................................................................... . . . .

..........................................................................................

..................................................................................... . . . .

..........................................................................................

..................................................................................... . . . .

Oefening 5 Lees, luister en vul in.


45

Watkan Dit kanik! ik? Zet een X in het vakje

❏ als je het kunt!

1 ❑ Ik kan soorten groente benoemen.

❑ Ik kan soorten fruit benoemen. 2 ❑ Ik kan soorten vlees benoemen. 3 ❑ Ik kan soorten vis benoemen. 4 ❑ Ik kan soorten snoep benoemen. 5 ❑ Ik kan soorten zuivel benoemen. 6 7 Ik kan reageren op de vraag: Wie is er dan? / Wie is er aan de beurt? ❏❏ Ja, ik ben aan de beurt! ❏❏ Ja, ik! 8 Ik kan producten kopen op de markt. ❏❏ Ik wil graag … 9 Ik kan reageren op de vraag: Anders nog iets? ❏❏ Ja, ik wil nog graag … ❏❏ Nee, dat is alles! / Dat is / was het! 10 Ik kan reageren op de vraag: Is dat alles?/ Is dat het? ❏❏ Ja, dat is alles! / Dat is het! ❏❏ Nee, ik wil nog graag … 11 Ik kan reageren op de vraag: Mag het wat meer zijn? ❏❏ Ja, dat is goed! ❏❏ Nee, liever niet. 12 Ik kan vragen hoeveel ik moet betalen. ❏❏ Hoeveel is het? ❏❏ Hoeveel kost het?

13

Ik kan reageren op de vragen: Hebt u het gepast? / Hebt u het niet kleiner? ❏❏ Ja, dat lukt wel! ❏❏ Nee, het spijt me!

Op oefen-cd 1 kun je dialogen oefenen (track 3-6). De luisterteksten en aanwijzingen bij deze oefeningen staan op p. 229-230.

46


Mag het wat meer zijn?

Recommend Documents