M O N I T O R R A C I S M E & E X T R E E M R E C H T S
M O N I T O R R A C I S M E & E X T R E E M R E C H T S J A A P VA N D O N S E L A A R | P E T E R R . R O D R I G U E S
ZESDE R APPORTAGE
Z E S D E R A P P O RTAG E A N N E F R A N K S T I C H T I N G | O N D E R Z O E K E N D O C U M E N T A T I E U N I V E R S I T E I T L E I D E N | D E P A R T E M E N T B E S T U U R S K U N D E
Monitor racisme & extreem-rechts zesde rapportage Jaap van Donselaar Peter R. Rodrigues
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Donselaar, Jaap van Monitor racisme en extreem-rechts. Zesde rapportage / Jaap van Donselaar, Peter R. Rodrigues Amsterdam: Anne Frank Stichting, Leiden: Departement Bestuurskunde, Universiteit Leiden isbn: 90-72972-94-5 Trefwoorden: monitor / racime / extreem-rechts / discriminatie / Roma / Sinti / antisemitisme
© Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden, 2004 Anne Frank Stichting / Onderzoek en Documentatie Postbus 730, 1000 AS Amsterdam, tel. 020 – 5567100 Ontwerp: Karel Oosting Druk: De Volharding, Amsterdam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without the prior written permission from the publisher.
Inhoud
1
Inleiding 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Racistisch en extreem-rechts geweld 11 Definiëring en afbakening 11 Korte historische schets 13 Dataverzameling 19 Aard en omvang van voorvallen in 2003 21 Trends in 2003 27 Blik op 2004 36 Sociale dimensies 37 Schade naar ernst en omvang 39 Slotopmerkingen 41
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Extreem-rechtse formaties in Nederland 44 Extreem-rechtse politieke partijen 46 Extreem-rechtse organisaties...63 Extreem-rechtse jongerengroepen 67 Extreem-rechtse internetfora 76 Extreem-rechtse cliques 77 Aanhang in getallen: leden en actieve kern 80 Slotopmerkingen 83
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Opsporing en vervolging 86 Wetsbepalingen 86 Instructies, Richtlijnen en Aanwijzingen 90 Landelijk Bureau Discriminatiezaken 92 Landelijk Expertise Centrum Discriminatie 93 Instroom 94
4.6 4.7 4.8 4.9
Afdoeningen 96 Verdachte, locus delicti en slachtoffer 103 Geografische verschillen 112 Slotopmerkingen 115
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11
Achterstelling van Roma en Sinti 118 Klachtonderzoek 118 Klachtgedrag 119 Klachtmeldpunt 121 Beeldvorming 122 Huisvesting 122 Onderwijs 125 Arbeid 128 Goederen en diensten 129 Overheidsbeleid 130 Politie en Justitie 131 Slotopmerkingen 133
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9
Patronen van antisemitisme 136 Klachten en incidenten 136 Antisemitisch geweld 138 Extreem-rechtse partijen en webfora 140 De Arabisch Europese Liga Nederland 146 De ‘4 mei incidenten’ en hun nasleep 147 Historisch revisionisme 149 Sport 154 Strafrecht 157 Slotopmerkingen 161
7
Slotbeschouwing 164 Epiloog 171 Noten 173
1
—
Inleiding
Met de Monitor racisme en extreem-rechts wordt beoogd uiteenlopende vormen van racisme, extreem-rechts en discriminatie — alsmede respons op deze verschijnselen — te volgen en daarover periodiek te rapporteren. Het initiatief tot dit onderzoeksproject is medio jaren negentig door de Leidse Universiteit genomen. Sedert de vierde rapportage wordt het monitorproject gezamenlijk uitgevoerd door de Universiteit Leiden en de Anne Frank Stichting. Het nut van een periodieke monitorrapportage is divers. Er wordt op basis van een ‘vaste meetlat’ de balans opgemaakt van de belangrijkste uitingen en incidenten van rassendiscriminatie, racisme en rechts-extremisme, alsmede van de ontwikkeling van strategieën ter bestrijding. Door de rapportages worden politici, bestuurders en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties in staat gesteld zich op de problematiek te bezinnen en tot oplossingsstrategieën te komen. De rapportages kunnen immers door hun systematische en periodieke karakter bijdragen aan accumulatie van kennis en inzicht. Er wordt tevens inzicht verkregen in ontwikkelingen die zich op langere termijn voordoen. Dat geldt niet alleen voor de achterliggende periode maar ook voor de toekomst. De monitor kan voorts bijdragen aan vroegtijdige onderkenning van relevante, nieuwe ontwikkelingen. Tot slot kan de rapportage dienstig zijn bij de beantwoording van de talloze praktische vragen over dit onderwerp die vanuit binnen- of buitenland gesteld worden. In het breed opgezette monitorproject wordt een navenant brede werkdefinitie van racisme aangehouden: ook antisemitisme, intolerantie, vreemdelingenhaat en — angst en islamfobie zijn erin betrokken. Ook aan rassendiscriminatie is — afgemeten aan het Internationale Verdrag ter uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie — een verruimde invulling gegeven. Hieronder betrekken wij ook discriminatie op grond van nationaliteit en komt ook discriminatie naar godsdienst aan de orde, voor zover daarbij tevens sprake is van een etnische
[7]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
component. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij controverses omtrent het dragen van een hoofddoek. Met de huidige, zesde rapportage van Monitor racisme en extreem-rechts wordt aangesloten op de vijfde rapportage, die in 2003 uitkwam en waarin de jaren 2001 en 2002 centraal stonden. Voorts wordt aangesloten op drie deelonderzoeken die na de vorige algemene rapportage — de vijfde — werden uitgevoerd: – Racistisch en extreem-rechts geweld in 2002 – Opsporing en vervolging in 2002 – Roma en Sinti
De bevindingen van deze deelstudies van de Monitor racisme en extreem-rechts werden gerapporteerd in de vorm van cahiers: kleine, afzonderlijke publicaties. De huidige, zesde rapportage is in beginsel gericht op de aansluitende tijdsperiode: 2003-2004. Dit is een globale aanduiding van het tijdvak. Wij proberen een zo recent mogelijk beeld te geven. Echter, omdat de beschikbaarheid van statische informatie per onderwerp verschilt, kan in enkele hoofdstukken aandacht vooralsnog uitgaan naar het jaar 2003. Met de Monitor racisme en extreem-rechts wordt geparticipeerd in verwante monitorprojecten van de Europese Unie en van de Nederlandse rijksoverheid. In 2001 ging het Europees Waarnemingscentrum inzake Racisme en Vreemdelingenhaat (eumc) met de vijftien lidstaten van de Europese Unie samenwerkingsverbanden aan (raxen). Het doel is om te komen tot systematische uitwisseling van informatie ten behoeve van de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme in Europa. Hiertoe zijn in alle lidstaten zogenaamde National Focal Points opgericht. Het Nederlandse National Focal Point bestaat uit een krachtenbundeling van de Anne Frank Stichting, de Universiteit Leiden, het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie, de Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten. In 2004 ging raxen het vijfde jaar in, met vanaf 1 mei vanwege uitbreiding van de Europese Unie tien nieuwe lidstaten erbij.
[8]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Het tweede verwante monitorproject ging in 2003 van start en is geïnitieerd door de rijksoverheid, in casu de Directie Integratie en Coördinatie Minderhedenbeleid van het Ministerie van Justitie. Dit project berust op hetzelfde samenwerkingsverband als dat ten behoeve van de werkzaamheden voor het eumc. Een eerste rapportage zal naar verwachting eind 2005 verschijnen. Wij stemmen de Monitor racisme en extreem-rechts af op deze beide andere monitoren. Dit betekent onder andere concreet dat over twee onderwerpen die onderdeel waren in onze vorige, vijfde rapportage, te weten ‘klacht en afdoening’ alsmede ‘maatschappelijke terreinen’ niet in de huidige zesde rapportage zal worden gerapporteerd, maar in de aanstaande monitorrapportage die geïnstigeerd is door het Ministerie van Justitie. In de zesde rapportage van Monitor racisme en extreem-rechts zijn twee nieuwe deelonderzoeken opgenomen. Het eerste betreft achterstelling van Roma en Sinti en Nederland, terwijl het tweede gericht is op antisemitisme. Het laatstgenoemde onderwerp is op zichzelf in de monitor niet nieuw maar krijgt in de zesde rapportage meer en expliciete aandacht. Resumerend, de zesde rapportage bevat hoofdstukken over de volgende thema’s: – Racistisch en extreem-rechts geweld – Extreem-rechtse formaties – Opsporing en vervolging – Achterstelling van Roma en Sinti – Patronen van antisemitisme
De Monitor racisme en extreem-rechts berust voor een deel op eigen, direct empirisch onderzoek. Voor een ander deel berust het op het verzamelen en analyseren van gegevens van anderen. De voor het onderzoek benodigde gegevens zijn op uiteenlopende manieren verzameld. Er is geput uit de beschikbare literatuur: boeken, tijdschriften, artikelen en brochures van meer of minder wetenschappelijke aard. Ook is gebruik gemaakt van publicaties in dag- en weekbladen, alsmede van opnames voor radio en televisie. Steeds meer informatie kan worden verkregen via internet. Tevens is gebruik gemaakt van de deskundigheid van personen, instellingen en organisaties, zowel binnen als buiten de
[9]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
overheid: de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (aivd), het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd), het Landelijk Bureau Discriminatiezaken (lbd) van de politie, politiefunctionarissen in diverse regio’s, de Commissie Gelijke Behandeling (cgb), de Nationale Ombudsman, het Centrum Informatie en Documentatie Israël (cidi), de onderzoeksgroep Kafka, de Landelijke Vereniging van adb’s en Meldpunten (lvadb), het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi), de Stichting Magenta, het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (lbr), het Instituut voor multiculturele ontwikkeling Forum, de geïnterviewden van het deelonderzoek naar Roma en Sinti, het Dutch Monitoring Centre on racism and xenophobia (dumc), de Rotterdamse Anti Discriminatie Actie Raad (radar), het Amsterdamse Meldpunt Discriminatie, het Haagse Bureau Discriminatie, collega-onderzoekers en tenslotte de respondenten in het extreem-rechtse veld. Het uitbrengen van de zesde rapportage van de Monitor racisme en extreemrechts zou niet mogelijk zijn geweest zonder de bereidheid om mee te werken van de hier genoemde organisaties, instellingen en personen. Dat laat onverlet dat slechts wij verantwoordelijkheid voor de inhoud dragen.
[ 10 ]
2
—
Racistisch en extreem-rechts geweld
Sedert medio jaren negentig wordt getracht systematisch inzicht te krijgen in de problematiek van racistische en extreem-rechtse gewelddadige incidenten, met name via het onderzoeksproject Monitor racisme en extreem-rechts. In de laatste algemene rapportage — de vijfde, verschenen in januari 2003 — werden de gewelddadige incidenten in het jaar 2001 onder de loep genomen. De bevindingen over het jaar 2002 werden gepubliceerd in een cahier dat begin 2004 in de monitorreeks verscheen.1 In de huidige, zesde rapportage gaat de aandacht aansluitend uit naar racistisch en extreem-rechts geweld in het jaar 2003. 2.1
— Definiëring en afbakening Over de vraag wat racistisch geweld is, en wat extreem-rechts geweld, lopen de meningen uiteen. Ook statistische gegevens over deze verschijnselen, voor zover voorhanden, roepen vaak discussie op, onder andere vanwege de zogenaamde onderrapportage: het probleem dat slechts een deel van het verschijnsel zichtbaar wordt en dat een vermoedelijk groter, maar onbekend deel verborgen blijft. De problematiek van racistisch en extreem-rechts geweld levert aanzienlijke definitie-en afbakeningsproblemen op, want aan gewelddadige voorvallen kunnen uiteenlopende aspecten worden onderscheiden. Anders gezegd: het is maar van welke kant je deze voorvallen bekijkt. Zo is er de uiterlijke vorm die voorvallen hebben; zij dienen zich veelal primair aan als bijvoorbeeld een bekladding, of als een brandstichting, een al dan niet valse bommelding, een bedreiging, enzovoorts. Het maken van onderscheid lijkt op het eerste gezicht eenvoudig, maar dat is het soms allerminst, want wat door de een als een be-
[ 11 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
kladding wordt gezien kan door een ander worden opgevat als een ernstige bedreiging. Het is de vraag wie uitmaakt hoe het voorval wordt benoemd, en dus geïnterpreteerd. Een ander probleem is dat in de meeste gevallen de daders onbekend blijven, waardoor niet alleen een beoordeling van de motieven en achtergronden van de dader wordt bemoeilijkt, maar tevens zeer uiteenlopende beoordelingen kunnen ontstaan. Juist vanwege de uiteenlopende perspectieven — in sociologisch jargon: de verschillende ‘definities van de situatie’ — verdient het aanbeveling de werkomschrijving van racistisch geweld ruim te houden.2 Onder geweld wordt in dit verband verstaan: 3 gedrag waarbij de ene partij de andere partij opzettelijk schade toebrengt, of ermee dreigt dat te doen, en waarbij dit gedrag in hoofdzaak is gericht op fysieke aantasting van objecten en/of personen.
In aansluiting hierop kan onder racistisch geweld worden verstaan: 4 die vorm van geweld waarbij de slachtoffers of doelwitten zijn uitgekozen vanwege hun etnische, raciale, etnisch-religieuze, culturele of nationale herkomst.
Racistisch geweld kan uiteenlopende interetnische dimensies hebben: 1 2 3
Autochtoon versus allochtoon, ofwel ‘blank tegen zwart’ Het omgekeerde: allochtoon versus autochtoon, ofwel ‘zwart tegen blank’ Allochtoon versus allochtoon die tot een andere etnische groep behoort, bijvoorbeeld een confrontatie tussen een groep Antillianen en een groep Marokkanen. De laatste paar jaar zijn met name de tweede en derde categorie in betekenis toegenomen.5 Het beeld is gedifferentieerder geworden: bij racistisch geweld moet men niet meer uitsluitend aan autochtoon daderschap denken, maar ook aan allochtoon daderschap, terwijl het slachtofferschap zowel allochtoon als autochtoon kan zijn. Extreem-rechts geweld kan racistisch van aard zijn, maar dat hoeft niet per se het geval te zijn. Extreem-rechtse groepen hebben traditio-
[ 12 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
neel veelal een tweeledig vijandbeeld. Men keert zich tegen ‘volksvreemde’ en ‘volksvijandige elementen’. In het nationaal-socialisme van voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog golden met name joden en zigeuners als volksvreemd. Na 1945 is ‘volksvreemd’ in de extreem-rechtse gedachtewereld verbreed en worden daar ook meer in het algemeen allochtonen toe gerekend. Volksvijandig zijn — vanuit extreem-rechts perspectief — de politieke tegenstanders van extreem-rechts. Het kan gaan om antifascistische activisten en demonstranten, maar ook om politici en bestuurders die maatregelen treffen tegen extreemrechts, of maatregelen nemen ten gunste van allochtonen. Kortom, extreemrechts geweld kan racistisch zijn, maar ook gericht tegen hen die als tegenstanders worden beschouwd. Overigens wordt er wel betoogd dat het extreem-rechtse vijandbeeld niet twee, maar drieledig zou zijn. De derde categorie betreft wat men zou kunnen noemen ‘afwijkenden’, zoals daklozen en ook gehandicapten. Uit andere landen kennen we voorbeelden van extreem-rechts geweld tegen ‘afwijkenden’, maar in Nederland komt dit, voor zover wij weten, niet voor. Wel dicht in de buurt, zo zou men kunnen zeggen, komt de agressie van extreem-rechtse jongeren tegen jongeren die tot een andere jeugdstijl behoren en om die reden gewelddadig worden bejegend, bijvoorbeeld skinheads die ‘punkers’ bedreigen en mishandelen. 2.2
— Korte historische schets In de periode na de Tweede Wereldoorlog was racistisch en extreem-rechts geweld in Nederland decennialang een incidenteel verschijnsel. Een aantal voorvallen dat sedert 1945 heeft plaatsgevonden wordt genoemd door Groenendijk (1990).6 Meestal ging het om vechtpartijen tussen autochtone en allochtone jongeren. Voorts zijn er in de jaren zestig antisemitische incidenten geweest, voornamelijk bekladdingen en vernielingen. In de jaren zeventig veranderde het patroon. In 1970 en 1971 vonden vechtpartijen plaats tussen Nederlandse en Molukse jongeren. Turken en Nederlanders raakten in 1971 slaags in Den Haag en Rotterdam. De laatstgenoemde plaats (Afrikaanderbuurt) was een jaar later het toneel van rellen tussen Turken en Nederlanders. Een steekpartij op de kermis te Schiedam was in 1976 de aanleiding
[ 13 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
voor dagenlang durende schermutselingen tussen Turken en Nederlanders. De gebeurtenissen trokken veel aandacht vanwege de vermeende betrokkenheid van de extreem-rechtse Nederlandse Volks-Unie (nvu). In 1977 viel in Amsterdam het eerste dodelijke slachtoffer: een Turkse man werd opzettelijk in de gracht gegooid en verdronk omdat hij niet kon zwemmen. Dat de jaren zeventig een keerpunt vormden is op zichzelf plausibel. Immers, toen groeide het besef dat Nederland een immigratieland was geworden, dat de aanwezigheid van etnische minderheden een permanent karakter zou hebben en dat een en ander niet zonder problemen en conflicten verliep. Alleen al door het massale karakter van de immigratie in de jaren zeventig nam de ‘kans’ op racistisch geweld toe. In de tweede plaats zou men kunnen wijzen op de algemene stijging van de geweldscriminaliteit die in de jaren zeventig waarneembaar is en die zich ook nadien heeft voortgezet. Begin jaren tachtig nam het aantal gewelddadige voorvallen toe en er was bovendien sprake van een verharding. Het ging onder andere om intimidaties, bedreigingen, bekladdingen, vernielingen, brandstichtingen, vechtpartijen (waarvan enkele met dodelijke afloop), mishandelingen, schietpartijen en bomaanslagen. Hier en daar was er een evidente extreem-rechtse betrokkenheid, zoals bij de zogenaamde ‘kerkoverval’ te Amsterdam. Eind februari 1980 begaf een tiental aanhangers van de extreem-rechtse Nationale Centrum Partij (ncp) zich naar de Mozes en Aäronkerk, waar op dat moment ongeveer honderd ‘illegalen’ verbleven teneinde uitzetting te voorkomen. Het kwam tot een heftige vechtpartij. Een gebeurtenis die veel aandacht heeft gekregen, was de moord op de vijftienjarige Antilliaanse Kerwin Duijnmeijer in augustus 1983. De dader was een zestienjarige skinhead die ook nadien een reeks van gewelddadigheden op zijn naam zette en in de extreem-rechtse Centrumdemocraten (cd) zou belanden. In de jaren ’83 en ’84 waren er opvallend veel brandstichtingen met een racistische en/of extreem-rechtse achtergrond. In augustus 1986 — precies tien jaar na de eerder genoemde rellen — ontplofte een bom in een Turks koffiehuis te Schiedam. Spoedig werden drie verdachten aangehouden. Het drietal bleek lid te zijn van het extreem-rechtse Jongeren Front Nederland (jfn) en had eerder in Schiedam racistische teksten verspreid en de ruiten van een Turkse mos-
[ 14 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
kee vernield. Een paar weken na de bomaanslag in Schiedam overleed Michael Poyé op het station in Hilversum nadat hij door een groepje extreem-rechtse skinheads was aangevallen. Begin jaren negentig was er een sterke toename van racistisch en extreemrechts geweld. Vooral het jaar 1992 sprong eruit, met name ook als een periode waarin men zich bewust werd van toenemend geweld. Begin van het jaar leek Den Haag het toneel te zijn van een reeks van gewelddadigheden: vier bomaanslagen, drie brandstichtingen, drie (valse) bommeldingen, vier gevallen van vernieling en enkele gevallen van mishandeling. De aanslag op een moskee in Amersfoort was het begin van een serie gewelddadige acties met moskeeën als doelwit. Tegen de gevel van de Amersfoortse moskee waren vijf molotovcocktails gegooid. Op de muur werd een racistische leus en een in extreem-rechtse kringen gangbaar symbool gekalkt. Medio jaren negentig zette de hoeveelheid racistisch geweld gestaag door en was er duidelijk een stijgende lijn te zien. In Nijmegen ontstond veel opschudding naar aanleiding van de bekladding van een oorlogskerkhof door daders met racistische motieven en door de activiteiten van het zogeheten Nijmeegs Bevrijdingsfront. Deze laatste groep — die banden had met de extreem-rechtse Centrumpartij’86 — was verantwoordelijk voor een groot aantal, deels racistische, geweldsdelicten. De groep pleegde onder andere brandstichtingen, vernielingen, bommeldingen en bedreigingen. Kleine, vaak lokale strijdgroepen vormden in deze periode wellicht de meest voorkomende vorm van georganiseerd racistisch en extreem-rechts geweld. Groepen die zich tooiden met namen als White Power Waalwijk, Nazi Front Zeeland, Nazi Front Twente. Dergelijke groepen bevonden zich op een niveau tussen het individu en de bekende extreem-rechtse formaties, alsmede tussen het spontane en het georganiseerde activisme. Omstreeks 1994 werd een nieuwe tendens zichtbaar. Vanuit extreem-rechtse organisaties, en dan met name uit de cp’86, werden met regelmaat acties tegen politieke tegenstanders uitgevoerd. Veel (prominente) leden van de partij GroenLinks waren hier met name het slachtoffer van. De acties tegen politieke opponenten hielden grotendeels op toen de cp’86 in 1997 uit elkaar viel door onderlinge ruzies en malversaties. Eind 1998 werd de cp’86 door de rechter verboden. 7
[ 15 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Eind jaren negentig ontstond een stijgende lijn in de hoeveelheid racistische geweldsincidenten. 8 In deze periode zagen we tevens een groeiend protest tegen de vestiging van asielzoekerscentra (azc’s) in diverse regio’s. Een deel van dit protest ging gepaard met gewelddadige voorvallen. In het Friese dorpje Kollum ontstond grote onrust onder de plaatselijke bevolking, toen na de moord op een 17-jarig meisje naar de verdachte werd gezocht in het nabijgelegen azc. Toen kort daarna de gemeente dit azc naar het centrum van het dorp wilde verplaatsen liepen de emoties hoog op en vond een reeks van racistische uitingen waaronder bedreigingen plaats. Ook elders in Nederland waren er gewelddadige incidenten rond de vestigingen van azc’s. Met betrekking tot de verslagperiode van de vierde monitorrapportage, de jaren 1999 en 2000, viel met name op dat de betekenis van antisemitisch geweld toenam.9 Het ging daarbij om een hele scala aan voorvallen, waarvan in de vierde rapportage een aantal voorbeelden is gegeven. In een aantal gevallen kon een verband worden gelegd met de intifada, of beter: tussen enerzijds een reeks van antisemitische voorvallen en anderzijds protesten tegen Israël naar aanleiding van de conflicten in het Midden-Oosten tussen Israëliërs en Palestijnen. Tijdens en naar aanleiding van enkele protestacties zijn anti-Israël uitingen ontaard in antisemitische incidenten. Niet alleen joodse objecten — zoals synagogen — werden doelwit van gewelddadigheden, maar ook diverse joodse gezinnen en afzonderlijke personen kregen het te verduren. In een aantal gevallen bleken de daders personen uit islamitische kringen te zijn en in een aantal andere gevallen waren daarvoor indicaties. Er werd dit verband gesproken van een ‘nieuw antisemitisme’ in Nederland, maar dat was een vlag die de lading slechts ten dele dekt. Dat anti-Israël houdingen kunnen leiden tot antisemitische uitingen is op zichzelf niet nieuw, maar de schaal en intensiteit waarop zich dat in 1999 en 2000 in Nederland — en omringende landen — voordeed was dat wel. Een aantal andere gevallen van antisemitisch geweld had een extreem-rechtse achtergrond, zoals de bekladding van een joodse begraafplaats en oorlogsmonumenten in de regio Den Haag in november 1999. De drie daders van deze geweldpleging bleken banden te hebben met de Nederlandse Volks-Unie (nvu). Zij werden door de politierechter veroordeeld tot korte gevangenisstraffen en werkstraffen. Daarop werden twee van de drie — de derde was geen lid — door de nvu geroyeerd. In 2001 stichtten zij een nieuwe extreem-rechtse organisatie: Stormfront Nederland (sfn). Een andere uitkomst uit de vierde monitorrapportage was dat asielzoekers en
[ 16 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
asielzoekerscentra in toenemende mate doelwit waren van geweldpleging. Bij enkele incidenten viel overigens ook weer het extreem-rechtse daderschap op. In augustus 2000 werd in Apeldoorn een jonge asielzoeker door een groep extreem-rechtse skins mishandeld.10 Op dezelfde dag werden in Roden flessen met benzine gegooid naar een asielzoekerscentrum, om precies te zijn: naar een caravan waarin een Iraans gezin woonde.Wonder boven wonder werd er nagenoeg geen schade aangericht en vielen er geen gewonden. Een groep van zes jongeren — twee minderjarigen — bleek verantwoordelijk te zijn. Hoewel racisme tot de motieven behoorde waren er geen aantoonbare banden met extreem-rechtse organisaties. De voorvallen in Roden en Apeldoorn trokken veel aandacht en waren de directe aanleiding voor een debat op 5 september 2000 tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer. De discussie, aangezwengeld door Dittrich (d66), richtte zich op de vraag in hoeverre asielzoekers in toenemende mate doelwit van gewelddadigheden zijn, en op de vraag in hoeverre de overheden — met name de politie — wel voortvarend genoeg op deze problematiek reageerde. Deze laatste vraag heeft overigens anno 2004 nog weinig aan actualiteit ingeboet. In de vijfde monitorrapportage werd gerapporteerd over racistische en extreem-rechtse gewelddadigheden in het jaar 2001, het jaar van de terroristische aanslagen op 11 september in de vs 11 De aanslagen op 11 september werden in Nederland direct gevolgd door een reeks van anti-islamitische uitingen, waaronder gewelddadige. Opvallend veel moskeeën waren op de een of andere manier doelwit van uiteenlopende geweldplegingen: bekladdingen, vernielingen, bedreigingen en bommeldingen. Het geweld na 11 september richtte zich niet alleen tegen moskeeën, maar ook tegen een aantal islamitische scholen. Daarbij ging het onder andere om bedreigingen, brandstichting en vernielingen. In Gorinchem was de onrust — na de aanslag op de moskee en racistische bekladdingen — zo groot dat (islamitische) ouders hun kinderen uit voorzorg thuis hielden. Naast moskeeën en scholen waren ook afzonderlijke personen slachtoffer van geweldpleging of dreiging daarmee. Het ernstigste geval dat ons bekend is geworden is de zware mishandeling van een Turkse man die van achteren opzettelijk door een auto werd aangereden en daarbij diverse botbreuken opliep. Voorts is er — in reactie op ‘11 september’ — een reeks incidenten geweest in ‘omgekeerde’ richting: van allochtonen tegen autochtonen. Er was een aantal
[ 17 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
ernstige gevallen van geweldpleging met een (vermoedelijke) anti-autochtone, of beter: antichristelijke achtergrond. Zo werd bij kerken in vier plaatsen brand gesticht of geprobeerd vernielingen aan te richten. Afgaande op onze inventarisaties zijn de geweldplegingen van allochtonen tegen autochtonen in deze periode veel minder talrijk geweest dan die van autochtonen tegen allochtonen. De reeks gewelddadige voorvallen die kort na 11 september ontstond, was begin december 2001 goeddeels weggeëbd. De anti-islamitische reacties op de aanslagen van 11 september waren getalsmatig van aanzienlijke invloed op het hele jaar: ongeveer 60% van de totaal door ons geïnventariseerde geweldplegingen in 2001 vond plaats na 11 september. Dit laat onverlet dat het totaal aantal door ons geïnventariseerde voorvallen in 2001 — 317 — aanmerkelijk lager uitviel dan in het jaar daarvoor (406). Deze daling zette zich verder door in het jaar 2002: in het totaal 264 gewelddadige voorvallen.12 Een belangrijke gebeurtenis in het jaar 2002 was de moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002. Deze gebeurtenis werd direct gevolgd door een groot aantal vijandige uitingen, met name bedreigingen. Aanvankelijk — de eerste uren na de moord — waren deze van voornamelijk racistische aard, maar gaandeweg waren de vijandigheden veeleer gericht tegen linkse politieke partijen en hun vertegenwoordigers, bewindslieden, de milieubeweging, linkse actiegroepen en de krakerscene. De hoeveelheid bedreigingen was voor Nederlandse begrippen zeer groot. Voor het onderzoek dat wij in het kader van de Monitor racisme en extreem-rechts naar gewelddadige voorvallen in 2002 deden, had de grote stroom bedreigingen aanzienlijke gevolgen. Door het ontbreken van systematisch onderzoek — omdat vele gevallen niet zijn opgehelderd — konden zowel de aard als de omvang van de bedreigingen slechts in vage contouren worden weergeven. Dit betekende dat wij weinig inzicht konden krijgen in het racistische en extreemrechtse gehalte van de stroom bedreigingen na de moord op Fortuyn. Omdat dit inzicht ontbrak besloten wij deze stroom niet in ons onderzoek naar gewelddadige voorvallen in 2002 te betrekken. Hadden wij de bedreigingen na de moord op Fortuyn wel kunnen verdisconteren, dan zou dat waarschijnlijk hebben geleid tot hogere cijfers, namelijk in de categorie ‘bedreigingen’ en daardoor ook tot een hoger totaal aantal gewelddadige voorvallen in 2002. Bij de gewelddadigheden uit 2002, die wel werden geïnventariseerd en geanalyseerd, viel met name het toegenomen antisemitische geweld op: 46 in 2002 terwijl dit aantal in het jaar daarvoor nog 18 was.
[ 18 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
2.3
— Dataverzameling Wat betreft de verzameling van gegevens over racistisch en extreem-rechts geweld in 2003 is — net als in voorgaande jaren — als volgt te werk gegaan. Door de aivd (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) is aan de 25 politieregio’s verzocht aan de hand van een bepaald stramien gegevens te verzamelen over racistisch en extreem-rechts geweld. Deze gegevens zijn door de aivd ingevoerd in een centraal databestand. De format van dit databestand is ontwikkeld in samenwerking met de Universiteit Leiden, mede op basis van ervaringen die in andere landen met dergelijke bestanden zijn opgedaan.13 Vervolgens zijn de data (over het jaar 2003) door ons bewerkt en geanalyseerd. Het ontwikkelen van statistische (politie-) gegevens over extreem-rechts en racistisch geweld is een ingewikkelde bezigheid. Een van de problemen is het feit dat de benodigde informatie niet erg toegankelijk is in de bij de politie gehanteerde informatiesystemen, zodat het bijeen brengen van de benodigde informatie een arbeidsintensieve aangelegenheid kan zijn, waaraan meer of minder prioriteit kan worden gegeven. Er zijn enkele politieregio’s waar het probleem in kwestie zich blijkens hun rapportages niet of nauwelijks zou voordoen. Dat is ongeloofwaardig en vermoedelijk veeleer een indicatie van de lage prioriteit die aan deze dataverzameling wordt toegekend. Nog meer dan in voorgaande jaren was het verzamelen van gegevens bij de politie problematisch en bleek de bereidheid tot medewerking gering, de goeden niet te nagesproken. Een ander probleem wordt gevormd door de uiteenlopende opvattingen over het extreem-rechtse of racistische gehalte van bepaalde voorvallen. Anders gezegd: de beoordeling van concrete gevallen heeft een arbitrair karakter. Wat de een als bijvoorbeeld een neonazistische actie beschouwt, kan door de andere niet als zodanig worden onderkend en worden afgedaan als ‘vandalisme’. Ook kan er op uiteenlopende manieren worden geteld. Wat in de ene politieregio als één geval van bedreiging wordt gezien — bijvoorbeeld de verzending van tien dezelfde dreigbrieven — kan in een andere regio als tien verschillende gevallen van bedreiging worden geteld. Sommige voorvallen zijn als het ware samengesteld: een geval van vernieling waaraan een bekladding is voorafgegaan, of een geval van bedreiging dat uitloopt op een mishandeling. Vaak bestaat er
[ 19 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
de neiging om dergelijke voorvallen ‘weg te schrijven’ onder het zwaarste delict, in dit geval respectievelijk dus als vernieling en als mishandeling. Wanneer men op landelijk niveau een overzicht wil trachten te krijgen dan moet men proberen aan deze problematiek het hoofd te bieden. Die poging is dan ook ondernomen, waardoor net als in voorgaande jaren een redelijk resultaat kon worden geboekt op het vlak van uniformering van de arbitrage, alsmede op dat van de telling van de samengestelde voorvallen. Maar daarmee is uiteraard nog niet het probleem van de dekkingsgraad opgelost. Slechts een deel van wat zich in de diverse politieregio’s heeft afgespeeld is in de bovengenoemde inventarisatie opgenomen. Een eerste blik op de gegevens over het jaar 2003 maakte — evenals in voorgaande jaren — duidelijk dat het probleem van de dekkingsgraad aanzienlijk is. Daarom is besloten ook uit een aantal andere bronnen te putten, te weten: • • • •
Het jaarlijkse overzicht van antisemitische incidenten van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (cidi) over 2003 14 Gegevens over racistisch en extreem-rechts geweld in 2003 van de Antifascistische Onderzoeksgroep Kafka15 Documentatie van de Anne Frank Stichting, met onder andere mediaberichtgeving over racistisch en extreem-rechts geweld 2003 Eigen onderzoeksactiviteiten in het kader van de Monitor racisme en extreemrechts Verder is gebruik gemaakt van de werkzaamheden van het Dutch Monitoring Centre on Racism and Xenophobia. 16 Het dumc is een samenwerkingsverband van vier organisaties: de Anne Frank Stichting, het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (lbr), de Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten en de Universiteit Leiden. Het dumc heeft als taak het verzamelen en analyseren van gegevens over racisme en discriminatie, alsmede het rapporteren hierover aan het European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia (eumc) van de Europese Unie.17 Vanuit het dumc zijn Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten benaderd met het verzoek om gegevens over gewelddadige, racistische voorvallen. In het aldus samengevoegde databestand zijn vervolgens doublures en overlappingen geïdentificeerd zodat deze het totaalbeeld niet kunnen vertekenen. Het resultaat levert een beeld op van de aard en omvang van racistisch en extreem-rechts geweld in 2003.
[ 20 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
2.4
— Aard en omvang van voorvallen in 2003 In het jaar 2003 werden — door de politie en door anderen — in het totaal 260 gevallen van racistisch en/of extreem-rechts geweld geïnventariseerd (zie tabel 2.1). De geweldplegingen zijn divers van aard. Het gaat — in Nederland — hoofdzakelijk om de in onderstaand kadertje genoemde specifieke uitingen. Categorieën van racistisch en extreem-rechts geweld • Doelbekladding • Bedreiging • Bommelding • Confrontatie • Vernieling • Brandstichting • Mishandeling • Bomaanslag • Doodslag
Doelbekladding Bij een bekladding wordt een vernieling aan een object aangericht. Het kan gaan van een met viltstift getekend hakenkruisje op de muur van een openbaar toilet, tot grootschalige racistische graffiti op een oorlogsmonument. Bekladdingen, vooral in de vorm van lichte vernielingen, zijn uitingen van geweld die relatief vaak voorkomen. In dit onderzoek zijn alleen de ‘zwaardere’ gevallen opgenomen, namelijk de ‘doelbekladdingen’ — zijnde acties met expliciet doelwit — en verder de grootschalige bekladdingen. Getalsmatig is het onderscheid dat wij maken van aanzienlijke betekenis. Zo werden in Noord-Brabantse steden meer dan honderd racistische bekladdingen geregistreerd waarvan er geen enkele voldeed aan de hierboven genoemde criteria voor doelbekladdingen. In 2002 werden 41 doelbekladdingen geregistreerd. Voor 2003 kwamen we uit op een iets hoger getal, namelijk 52. Enkele voorbeelden:
[ 21 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
• • •
• •
• • • •
Hakenkruisen en racistische leuzen op de woning van een Afghaans gezin in een Zuid-Hollands plaatsje Op de woning van een Marokkaans gezin in Veenendaal werd een groot hakenkruis gekalkt ‘Nederlanders, eigen volk eerst’, werd er gekalkt op diverse leegstaande woningen in Nijmegen, vermoedelijk ter voorkoming van toewijzing aan allochtone gezinnen.In Tilburg vond een soortgelijk voorval plaats Een oorlogsmonument in Blaricum werd beklad met hakenkruisen en davidssterren Een islamitische school te Rotterdam werd beklad met hakenkruisen en racistische leuzen: ‘moslims opgerot’, ‘Islam dood, Europa groot’, ‘islamieten parasieten’ De islamitische basisschool in Uden werd beklad met racistische leuzen In Kerkrade werd een ontmoetingsruimte van een Marokkaanse vereniging Kerkrade beklad met een hakenkruis en de tekst ‘white power’ Asielzoekerscentra in diverse plaatsen — onder andere Meppel en Culemborg — beklad met discriminerende leuzen Moskeeën in diverse plaatsen (Venray, Weert, Bussum) waren doelwit van racistische bekladdingen Tabel 2.1 Racistich en extreem-rechts geweld, naar categorie, 1997 -2003 Categorie
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Doelbekladding
55
41
144
157
68
41
52
Bedreiging
119
157
62
86
88
83
73
Bommelding
13
23
18
2
10
7
1
Confrontatie
22
18
18
20
15
10
28
Vernieling
41
27
50
37
52
38
35
Brandstichting
11
6
11
20
37
10
10
Mishandeling
36
41
41
83
46
75
60
Bomaanslag
—
—
—
—
—
—
1
[ 22 ]
Doodslag
1
—
1
1
1
—
—
Totaal
298
313
345
406
317
264
260
Z E S D E R A P P O RTAGE
Bedreiging Bedreigingen komen relatief vaak voor en in veel gevallen wordt geen aangifte bij de politie gedaan. Tot de 73 bedreigingen uit ons bestand over 2002 (in 2002 waren het er 83) behoren de onderstaande concrete gevallen: • • • •
•
• • •
Moskeeën in Zutphen, Eerbeek en Amsterdam ontvingen dreigbrieven Een medewerker van het Anti-Discriminatie Bureau in Enschede ontving een brief waarin hij met de dood werd bedreigd Een joodse vrouw in Meppel kreeg een brief met de tekst: ‘Hamas, hamas, alle joden aan het gas, ook jij goor asociaal varken’ Een joodse man in Schoonoord werd uitgescholden en bedreigd: ‘Vuile oude Rotjood, ze hadden je moeten vergassen en je vrouw erbij, tering Jood. Ik snij je kop eraf. We sturen Arafat wel langs’ In Amsterdam werd een joodse man in zijn buurt diverse malen lastig gevallen en bedreigd door groep Marokkaanse jongeren. Een andere joodse man werd uitgescholden en bedreigd door zijn Marokkaanse buurman (‘Hé jood, kom eens hier, dan zal ik je even een lesje leren, vuile kutjood’) In Rotterdam werd een autochtoon stel door groep Marokkaanse jongeren op straat racistisch beledigd, bedreigd en weggejaagd In Breda werd Antilliaanse vrouw bedreigd en racistisch beledigd door een Marokkaanse man Een Surinaamse vrouw in Haarlem werd bedreigd: ‘kankernegerin, rot op naar je eigen land. Krijg de kanker met je zwarte teringkop’ Bommelding Een specifieke vorm van bedreiging is de bommelding. Het gaat hier om evidente dreigingen met geweld — met variabele ernst — die echter niet worden uitgevoerd. In 2001 waren het er in 10, in 2002 7 en in 2003 vonden wij er één.
•
Bij een theater waar joodse artiesten zouden optreden kwam een telefonische melding binnen: als de voorstelling zou doorgaan zou ‘de joodse kankerboel’ worden opgeblazen Confrontatie Een confrontatie is vaak spontaan, maar soms ook georganiseerd straatgeweld met een min of meer racistisch of extreem-rechts karakter. Er is sprake van meer partijen, groepjes jongeren bijvoorbeeld die slaags raken bij scholen of in het
[ 23 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
uitgaansleven. Vaak is het onderscheid tussen daders en slachtoffers niet eenvoudig vast te stellen. In het jaar 2002 vonden wij 10 gevallen van confrontatie. In het jaar 2003 werd het aantal confrontaties bijna verdrievoudigd: 28. Enkele voorbeelden: • •
• •
•
Na een ‘hardcore-feest’ kwam het op het station in Schagen tot een vechtpartij tussen extreem-rechtse skinheads en drie Marokkaanse jongens Rond een verbod op een school in Landgraaf op het dragen van kledingmerken die als een uiting van racisme werden beschouwd (onder andere Lonsdale), escaleerden spanningen tussen autochtone en allochtone leerlingen en kwam het tot gewelddadigheden In Panningen vond een vechtpartij plaats tussen allochtone jongeren en een groep ‘Lonsdale-jongeren’ In Joure was een vechtpartij tussen asielzoekers en autochtone jongeren, waarbij in het totaal ongeveer vijftig personen waren betrokken. In het zwembad van Dokkum, rond een school in Hardenberg en in de Utrechtse wijk Oog in Al vonden een soortgelijke gebeurtenissen plaats Een groep Molukkers mishandelden in Hellendoorn een groep ‘Lonsdale-jongeren’, ‘omdat het nazi’s zijn’ Vernieling Vernieling is het opzettelijk toebrengen van schade met racistische of extreemrechtse motieven. Enkele voorbeelden uit de in totaal 35 gevallen uit 2002:
•
• • • •
Bij een islamitische basisschool in Rotterdam werden ruiten vernield en vuurwerk naar binnen gegooid. Ook vond bekladding plaats met racistische leuzen (onder andere ‘moslims opgerot’) In Venray, Zwijndrecht, Ridderkerk en Amsterdam werden ruiten van moskeeën vernield; in Ridderkerk en Zwijndrecht zelfs diverse malen In de regio Rotterdam werd een man aangehouden nadat hij ruiten bij een asielzoekerscentrum had vernield In Amsterdam werden ruiten vernield van een Marokkaanse gebedsruimte Bij een joodse organisatie in de regio Amsterdam werden vier maal in één week ruiten ingegooid
[ 24 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Brandstichting In 2003 werden net als in 2002 10 gevallen van brandstichting met racisme als achtergrond gevonden. Enkele voorbeelden: • •
• •
•
Bij een Koeweitse familie in Heiloo werd een hakenkruis op voordeur geschilderd en molotovcocktail tegen schuurdeur gegooid Poging tot brandstichting: door voortijdig ingrijpen van de politie werd voorkomen dat het asielzoekerscentrum in Dokkum met molotovcocktails in brand werd gezet Brandstichting met een (vermoedelijk) racistische achtergrond bij een Marokkaans gezin in Den Bosch; de auto en de garage vatten vlam In Rijssen kwamen twee brandende molotovcocktails terecht tegen de gevel van de Syrisch Orthodoxe kerk. Er was vermoedelijk getracht door een raam te gooien, maar dat werd net gemist In Eindhoven werd met molotovcocktails brand gesticht in een islamitische basisschool; precies een jaar later, op 15 juni 2004, werd wederom brand gesticht Mishandeling In het jaar 2002 registreerden wij 75 gevallen van racistische mishandeling. In 2003 zien we een daling naar 60 van dergelijke voorvallen. Enkele voorbeelden:
• • • • • •
In Haarlem werd een Turks kind vanwege zijn afkomst mishandeld Een Marokkaanse in Hilversum werd geslagen en uitgescholden (‘kutmarokkanen, hoeren, jullie moeten terug naar je eigen land’) In het Drentse Vries werd een13- jarige allochtone jongen mishandeld door twee jaar oudere, autochtone jongen met extreem-rechtse sympathieën Een slepende racistische ruzie in Nieuw Vennep liep uit op een vechtpartij, waarbij met een slagersmes werd gestoken In Enschede leidde een verkeersruzie tot racistische beledigingen en uiteindelijk mishandeling van een Marokkaanse man door een groep Turken Een Marokkaanse man uit Amersfoort werd in Leusden zwaar mishandeld door een groep ‘Lonsdale-jongeren’. De man werd geschopt en met een honkbalknuppel geslagen. Een van de daders verklaarde later verbaasd te zijn dat het slachtoffer het had overleefd
[ 25 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Bomaanslag Bomaanslagen met een racistische of extreem-rechtse achtergrond zijn zeer zeldzaam in Nederland. We doelen hier niet op het gooien met (zwaar) vuurwerk of molotovcocktails, dat komt wel degelijk regelmatig voor, maar op het veroorzaken van een zware explosie met springstof. Voor gevallen van geweldpleging van deze aard moeten we terug tot het begin van de jaren negentig. In 2003 doet zich voor het eerst sinds lang tijd een geval voor dat wij hebben opgenomen: •
Begin januari werd ’s nachts bij een Turkse moskee in Amsterdam een zwaar raam geforceerd, waarna een handgranaat naar binnen werd gegooid. Een getuige zag twee mannen (of jongens) op een bromfiets wegrijden Het is met aarzeling dat wij dit voorval hebben opgenomen. De aanslag is tot dusverre niet door de politie opgehelderd, zodat nog niet definitief is komen vast te staan dat er sprake is van een bomaanslag met een racistische achtergrond. Er zijn echter ook geen aanwijzingen dat er een andere achtergrond zou zijn (bijvoorbeeld interne conflicten of een criminele afrekening). Ongeveer tien jaar geleden was de moskee doelwit van een (racistische) brandstichting, maar na die tijd waren er geen incidenten meer geweest. Het valt te hopen dat de toedracht van dit zware delict aan het licht zal komen. Doodslag Racistisch of extreem-rechts geweld met dodelijke afloop is tot dusverre een zeldzaam verschijnsel in Nederland. In het jaar 2003 werd door ons geen geval van doodslag (of moord) gevonden. Echter, onder enkele categorieën van geweldpleging — confrontaties, mishandeling — bevinden zich enkele gevallen van zwaar geweld, waarbij dodelijke afloop mogelijk had kunnen zijn. Wat dit betreft zijn de ontwikkelingen in 2003, in casu de toename van confrontaties, zorgelijk te noemen. Een voorval dat hier niet onvermeld kan blijven de gewelddadige dood van de 43-jarige Anja Joos in Amsterdam op 5 oktober 2003. Toen Joos een supermarkt Dirk van den Broek verliet, werd zij door het personeel tegengehouden omdat ze een blikje bier zou hebben gestolen. Joos toonde een kassabon waaruit bleek dat de beschuldiging onterecht was en schold de medewerkers uit voor ‘kutmarokkanen’. Daarop volgde buiten een vechtpartij waarbij ook niet-medewer-
[ 26 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
kers betrokken waren en Joos zodanig gewond werd dat ze later overleed. Dit voovalis niet in onze inventarisatie (en telling) opgenomen omdat, althans voor zover wij kunnen overzien, het discriminatoire element van het uitschelden in de hele zaak nauwelijks van betekenis is geweest. Hier dient aan te worden toegevoegd dat wij geen gericht, inhoudelijk (dossier-)onderzoek naar deze zaak hebben gedaan. Bij een dergelijk onderzoek zou kunnen blijken dat onze conclusie aanvechtbaar of onjuist is.
2.5
— Trends in 2003 Tot zover de verschillende soorten gevallen van racistisch en extreem-rechts geweld in 2003. Welke opvallende trends kunnen we waarnemen? Geweldsniveau stabiel Allereerst dat de gestage afname van het aantal gewelddadige voorvallen — zoals te zien in jaren 2001 en 2002 — zich in 2003 niet heeft voortgezet. Het totale aantal 260 in 2003 verschilt amper van het aantal 264 dat in 2002 werd gevonden. Het geweldsniveau is ongeveer gelijk gebleven, zij het dat deze vaststelling in hoge mate afhankelijk is van de dekkingsgraad van de inventarisatie. Eerder hebben wij al opgemerkt dat deze dekkingsgraad ons zorgen baart, vooral door de afnemende bereidheid bij de politie om de benodigde gegevens te verzamelen.
Figuur 2.1 Racistisch en extreem-rechts geweld, 1997 – 2003
406 298
1997
313
1998
345
1999
317
2000
2001
264
260
2002
2003
[ 27 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Onderrapportage door slachtoffers Onderrapportage komt niet alleen bij de politie voor, maar ook bij de slachtoffers zelf. Bij een beschouwing van onderzoeksbevindingen, zoals die door ons zijn geïnventariseerd, moeten we altijd goed voor ogen houden dat zij het spreekwoordelijke topje van de ijsberg zijn en dus slechts voor een deel zichtbaar maken wat zich in werkelijkheid afspeelt. Doordat veel voorvallen niet bij de politie, bij meldpunten of bij anderen die inventariseren worden gemeld, blijven veel gewelddadige voorvallen onbekend, al is het niet duidelijk hoe top en ijsberg zich tot elkaar verhouden. Helaas ontbreekt specifiek onderzoek dat nodig zou zijn om een scherpere blik op deze verhouding te krijgen en moeten wij ons behelpen met indicatoren. Zo’n indicator kan worden gevonden in het survey-onderzoek Allochtonen over Nederland(ers) uit 2001.18 Vijf procent van de in het totaal 410 allochtone ondervraagden zou in het afgelopen jaar persoonlijk geconfronteerd zijn met racistische bedreigingen, terwijl 3% persoonlijk geconfronteerd zou zijn met racistisch geweld; in 1995 bedroegen deze percentages respectievelijk 4% en 2%. Afgaande op deze percentages komt men, indien geëxtrapoleerd, uit op zeer hoge aantal gewelddadige voorvallen die in werkelijkheid zouden plaatsvinden. Een andere indicatie kan worden gevonden in de Rapportage Minderheden 2003 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het scp onderzocht gepercipieerde persoonlijke discriminatie bij Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. Aan respondenten uit deze etnische groepen werd gevraagd of zij ‘vaak of zeer vaak’, ‘af en toe’ of ‘nooit of bijna nooit’ met discriminatie worden geconfronteerd 19. In de categorie ‘af en toe’ schommelen de scores rond de dertig procent, terwijl in de categorie ‘vaak of zeer vaak’ waarden werden gevonden van vijf tot acht procent. Let wel: het gaat hier om gepercipieerde discriminatie en dus niet uitsluitend om gepercipieerd geweld. Maar ook deze percentages, indien geëxtrapoleerd, geven aan dat het wel eens om zeer hoge aantallen zou kunnen gaan. Voor de categorie ‘af en toe’ komt men immers uit op honderdduizenden gevallen van gepercipieerde discriminatie door allochtonen. Dat is veel en veel meer dan de aantallen die zijn af te leiden uit bestaande registraties van discriminatie, zoals discriminatieklachten, geïnventariseerde gewelddadigheden of discriminatiefeiten bij het Openbaar Ministerie.
[ 28 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tabel 2.2 Gepercipieerde persoonlijke discriminatie naar etnische groep (in procenten) Turken
Marokkanen
Surinamers
Antillianen
4,5
6,5
5,1
7,9
Af en toe
34,3
30,7
29,7
28,6
Nooit of bijna nooit
61,2
62,8
65,2
63,4
Vaak of zeer vaak
Bron: Bewerking van tabel 11.17 uit Rapportage Minderheden 2003, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, oktober 2003: 380
Uitgebreider en gericht onderzoek zou meer uitsluitsel kunnen geven over de aard en omvang van het verschijnsel onderrapportage. Racistisch dan wel extreem-rechts geweld? Zoals eerder werd uiteengezet kunnen racistisch en extreem-rechts geweld samenvallen, maar hoeft dat niet het geval te zijn. Men kan onderscheid maken tussen racistisch geweld met een extreem-rechtse achtergrond en extreemrechts geweld dat niet racistisch is. Wat betreft de laatstgenoemde categorie, daarvan zijn in 2003 acht gevallen aangetroffen. Voorbeelden van extreemrechts, niet-racistisch geweld zijn bedreigingen van (linkse) politici, bedreiging van medewerkers van meldpunten en geweldpleging van extreem-rechtse skinheads tegen punkers. Op deze gevallen na is het geweld uit 2003 dus racistisch geweld. Het aantal gevallen van racistisch geweld in 2003 bedraagt dus 252. In het voorgaande jaar 2002 ging het om twee van de 264 gevallen en bedroeg het aantal gevallen van racistisch geweld dus 262. Confrontaties toegenomen Een opmerkelijk uitkomst is het toegenomen aantal confrontaties: van 10 in 2002 naar 28 in 2003. In 14 van de 28 gevallen is er sprake van een extreemrechtse achtergrond. Wat hier zichtbaar wordt is de problematiek van de zogeheten ‘Lonsdale-jongeren’. Een jeugdstijl waarbinnen zich racistische en extreem-rechtse tendensen ontwikkelen is op zichzelf niet nieuw. In de jaren tachtig manifesteerden zich groepjes extreem-rechtse, racistische skinheads. In vergelijking met andere landen ging het om geringe aantallen, maar zij trokken aandacht vanwege hun gewelddadigheden. In de jaren negentig werden zij verdrongen door de gabbers,
[ 29 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
een veel grotere groep waarbinnen zich kleine groepen met een racistische, extreem-rechtse oriëntatie manifesteerden. Vandaag de dag zien we een soortgelijk patroon: binnen een grote groep, aan hun uiterlijk herkenbaar als ‘Lonsdale-jongeren’ zijn kleinere racistische, extreem-rechtse groepen. Wat de groepering als geheel bindt is hun kledingstijl — het Britse merk Lonsdale — en voorkeuren voor bepaalde muziekstijlen. De organisatiegraad is gering en hooguit op regionaal niveau waarneembaar. Maar het zijn vooral de rechts-extremistische Lonsdale-groepen die de aandacht trekken, met namen vanwege hun racistische of zelfs gewelddadige optreden. Wat anno 2004 echter opvalt is het grote aantal van dergelijke groepen, zeker in vergelijking met de jaren negentig. Bij een aantal confrontaties tussen ‘Lonsdale-jongeren’ en allochtone groepen valt op dat deze plaatsvinden na een langdurige opbouw van spanningen tussen de diverse groepen. Vanuit meer georganiseerde extreem-rechtse verbanden, zoals politieke partijen, wordt getracht onder deze jongeren te werven, vooral nadat een bepaalde groep wegens racistische uitingen publicitaire aandacht heeft gekregen. Net als in eerdere decennia is de kans dat zij hierin slagen niet al te groot. Als er al ‘Lonsdale-jongeren’ worden geworven dan is dat vaak van korte duur. De betekenis van de extreem-rechtse ‘Lonsdale-groepen’ lijkt niet zozeer te zijn gelegen in de kans dat extreem-rechtse politieke partijen er substantieel door worden versterkt, maar veeleer op de rol van deze groepen bij interetnische relaties tussen met name jongeren op het lokale en regionale niveau. Dit sluit aan bij een recente onderzoeksbevinding dat discriminatie en interetnische spanning een onderschatte factor vormt bij geweldpleging in het uitgaansleven. Zo schrijven de onderzoekers: 20 (…) ‘Discriminatie zowel in de zin van als racistisch opgevatte opmerkingen of een houding van autochtonen ten opzichte van allochtonen die als neerbuigend of weinig respectvol wordt opgevat, speelt een niet te veronachtzamen rol als aanleiding voor uitgaansgeweld. In 17 procent van de voorvallen waarbij allochtonen betrokken waren was een als discriminerend opgevatte opmerking de aanleiding. Bij 31 procent van de geweldsincidenten waarbij allochtonen betrokken zijn is geen sprake van discriminerend taalgebruik, maar wel van een houding die door hen als neerbuigend of weinig respectvol wordt opgevat’.
[ 30 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Omgekeerd vormen situaties waarin allochtonen zelf autochtonen behandelen op een wijze die als onvoldoende respectvol wordt opgevat, de aanleiding tot 14 procent van de voorvallen waarbij allochtonen betrokken waren. Het gaat dan vrijwel altijd om het op opdringerige of ongewenste wijze benaderen van autochtone vrouwen, waarna de situatie op verschillende manieren kan escaleren tot een geweldsdelict (…)
Slachtoffers en doelwitten ‘Slachtofferschap’ is een verzamelterm waarbij nader onderscheid van nut kan zijn. Zo is het relevant onderscheid te maken tussen geweld dat gericht is tegen zaken en geweld waarbij personen het doelwit zijn. Onder zaakgericht geweld vallen overheidsgebouwen, objecten met een politieke symboliek, zoals monumenten en oorlogsbegraafplaatsen. Verder gaat het om abstracta als ‘de politie’ en ‘de gemeente’. ‘Allochtoon object’: huizen en bedrijfspanden van allochtonen, moskeeën en gebedsruimten, allochtone organisaties, verblijfplaatsen van asielzoekers en vluchtelingen. ‘Neutraal’ object: het aanbrengen van racistische boodschappen of symbolen op ‘neutrale’ plaatsen, zoals muren, schuttingen, het wegdek, bushokjes of openbare toiletten. Bij persoonsgericht geweld gaat het om mensen die tot doelwit gekozen worden vanwege hun etnische, ‘raciale’, nationale of religieuze achtergrond. Te denken valt aan inwoners van buitenlandse herkomst, vluchtelingen, islamieten, alsmede aan personen met een joodse achtergrond. Extreem-rechtse acties richten zich overigens ook tegen autochtone ‘publieke personen’. Hierbij gaat het om personen die (vermoedelijk) tot doelwit worden gekozen vanwege hun functie, ambt, hun activiteiten of hun stellingname, zoals burgemeesters, gemeenteraadsleden en politici. Niet alle incidenten zijn in een van deze twee categorieën in te delen. Tot de resterende rubriek ‘gemengd of onduidelijk’ hebben wij bijvoorbeeld gerekend een dreigbrief aan een instelling waarin wordt opgeroepen tot geweld tegen personen.
[ 31 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Tabel 2.3 Persoons- en zaakgerichte geweldpleging, 2002 en 2003 2002
2003
tegen zaken
91
84
tegen personen
139
135
gemengd of onduidelijk
24
41
Totaal
254
260
Jarenlang werd in het kader van het project Monitor racisme en extreem-rechts telkens meer geweld tegen zaken dan tegen personen gevonden, totdat in 2002 de balans bleek te zijn omgeslagen en er in absolute aantallen meer geweld tegen personen dan tegen zaken waargenomen werd. Deze ontwikkeling lijkt zich in 2003 te hebben gestabiliseerd. Over het persoonsgerichte geweld in 2003 kan verder worden vermeld dat in 22 gevallen vrouwen en in 63 gevallen mannen het slachtoffer waren. Deze aantallen zijn vrijwel gelijk aan die in het voorgaande jaar (64 en 22). Net als in het vorige jaar hebben wij in geen van de gevallen aanwijzingen gevonden dat geslacht bij het motief van de dader een rol heeft gespeeld. Tabel 2.4 Racistisch geweld in 2002 en 2003 , naar ‘etnische richting’ en voorvalcategorieën
Anti-joods
Doelbekladding Bedreiging
Anti-islam
Anti-vluchtelingen
2002
2003
2002
2003
2002
2003
9
11
11
18
4
4
22
14
19
9
4
—
Bommelding
1
1
1
—
1
—
Confrontatie
—
—
—
2
3
5
Vernieling
3
8
14
11
8
4
Brandstichting
2
-
3
4
3
1
Mishandeling
9
5
20
14
8
1
Bomaanslag
—
—
—
1
—
—
Doodslag
—
—
—
—
—
—
Totaal
46
39
68
59
31
15
[ 32 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Een relevante vraag betreft wat men zou kunnen noemen de etnische richting van racistisch geweld. Het meest in het oog springende bevinding uit onze vorige rapportage — over het jaar 2002 — was het sterk toegenomen antisemitische geweld. Deze ontwikkeling heeft zich niet voortgezet: van 46 voorvallen in 2002 daalt het aantal naar 39 in 2003. Een dergelijke lichte daling valt ook waar te nemen bij het anti-islamitische geweld terwijl het racistische geweld tegen vluchtelingen sterk verminderd is. Net als in voorgaande jaren hebben wij geen gevallen van racistisch geweld tegen Roma en Sinti gevonden. Daderschap Verreweg de meeste gevallen van racistisch en extreem-rechts geweld worden niet opgehelderd. Deze conclusie is in het kader van het project Monitor racisme en extreem-rechts bij herhaling getrokken. De ophelderingspercentages schommelen rond de 10 en voor het jaar 2002 werd vastgesteld dat slechts 8% was opgehelderd. Voor het jaar 2003 werd een iets beter resultaat geboekt: 28 bekende daders, dat is iets minder van 11%. Let wel, het gaat hier om een vastgestelde identiteit. Bij meer dan de hier opgesomde aantallen valt meer informatie over de dader(s) te destilleren. Een slachtoffer van mishandeling bijvoorbeeld, zal allerlei informatie over de dader of daders kunnen verschaffen, zonder dat dit hoeft te leiden tot een zodanige identificatie dat opsporing en aanhouding mogelijk is. Het begrip ‘bekend daderschap’ is dus in zekere zin rekbaar. Op de lage ophelderingspercentages komen wij later terug. Racistisch geweld kan door zowel autochtonen als ook door allochtonen worden gepleegd. Van de 18 daders waarvan de exacte identiteit, alsmede door ons tevens de etnische herkomst kon worden vastgesteld, waren er 16 autochtoon en 2 allochtoon. In 85 gevallen was voldoende informatie voorhanden om de autochtone dan wel allochtone identiteit van de (vermoedelijke) daders te kunnen benoemen: 65 autochtonen en 20 allochtonen. Bij het antisemitische geweld vonden wij in 10 van de 39 voorvallen een allochtoon daderschap. De bevindingen over autochtoon dan wel allochtoon daderschap in 2003 komen verhoudingsgewijs sterk overeen met die over het voorgaande jaar 2002 werden gevonden. Dit laatste — parallellen met 2002 — geldt beslist niet voor het aandeel van extreem-rechts in het daderschap in 2003. Terwijl wij in een vorige rapportage juistwezen op een afgenomen aandeel van extreem-rechts stellen wij nu vast dat
[ 33 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
dit aandeel sterk is gegroeid. Van de 264 gewelddadige voorvallen in 2002 hadden er 12 een extreem-rechtse of vermoedelijk extreem-rechtse achtergrond. In 2003 constateren wij in 28 van de 260 gevallen een extreem-rechtse dan wel vermoedelijk extreem-rechtse achtergrond. In percentages: van ongeveer 5 in 2002 naar ruim 10 in 2003, een verdubbeling dus. Van de 28 gevallen met een extreem-rechtse context blijken er 14 te vallen in de categorie confrontaties, de categorie die in 2003 bijna drie keer zo groot bleek als in 2002. ‘Extreem-rechtse betrokkenheid’ is een complex verschijnsel. Daarom lijkt het ons nuttig hier enkele meer algemene, toelichtende opmerkingen toe te voegen. Velen menen de daders van racistische geweldsdelicten te kunnen vinden in kringen van extreem-rechtse activisten en hun organisaties. Er is sprake van wat men zou kunnen noemen een grote ‘symbolische betrokkenheid’. Deze reactie weerspiegelt de neiging in de eerste plaats naar hen te kijken die bekend staan vanwege hun racistische opvattingen. Deze primaire, op zichzelf begrijpelijke reactie is lang niet altijd in overeenstemming met de feiten. Omdat veel voorvallen niet worden opgehelderd, valt over de rol van extreem-rechtse organisaties vaak slechts te speculeren. Waar wel duidelijkheid bestaat, valt in slechts een deel van de gevallen een relatie te leggen tussen racistisch daderschap en extreem-rechts. De aantoonbare relatie is meestal een indirecte: het delict kan niet worden toegerekend aan een bepaalde organisatie maar aan personen die op enigerlei wijze deel uitmaken van die organisatie. Er bestaat geen consensus over de vraag in hoeverre extreem-rechtse groeperingen bij racistisch geweld betrokken zijn. Het is maar hoe men het bekijkt en definieert. Kijkt men naar individueel daderschap, naar de motieven, naar de impact, naar ideologische banden, naar de graad van organisatie, of veeleer naar de visie van de slachtoffers? Kortom, de betrokkenheid van extreem-rechtse organisaties bij het verschijnsel racistisch geweld is een gecompliceerde aangelegenheid en dat geldt zeker niet alleen voor Nederland. Maar de (vermeende) betrokkenheid van extreem-rechts is wèl een factor die de gemoederen kan verhitten. Bij de feitelijke betrokkenheid van extreem-rechts bij geweld valt op dat er slechts in weinig gevallen sprake is van een helder aantoonbare, directe (georganiseerde) relatie met de bekende extreem-rechtse formaties. De verbanden zijn als regel indirect, bijvoorbeeld door de betrokkenheid van aanhangers.
[ 34 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
De lage ophelderingspercentages De ‘8%’ van 2002 werd als een veel te gering opheldelderingspercentage beschouwd 21 en riep vragen op, onder andere in de Tweede Kamer (Dijsselbloem,) PvdA. Het Ministerie van Justitie vroeg ons om toelichting. In antwoord op dit verzoek hebben wij naar voren gebracht dat het geven van een verklaring voor het lage percentage lastig is. Lastig, omdat wij binnen het bestek van ons monitoronderzoek niet voor de 92% onopgehelderde gevallen uit 2002 hebben kunnen nagaan wat er in al die gevallen precies aan de hand was. Was de politie actief of niet? Liep het spoor na lang speuren dood? Of werd er met de voorvallen in feite weinig gedaan? In een aantal gevallen misschien zelfs helemaal niets? Als je dergelijke vragen wilt beantwoorden, dient apart, specifiek gericht (dossier-)onderzoek te worden gedaan. Het lage percentage uit 2002 staat niet op zichzelf. Ook in voorgaande jaren werden vergelijkbaar lage scores gevonden. Een en ander wijst dus op een patroon. Kennelijk is de pakkans bij dit soort delicten erg laag. Wij vermoeden dat de pakkans aanzienlijk zou worden vergroot als er meer opsporingscapaciteit wordt vrijgemaakt. Ons ‘beredeneerd’ vermoeden is gebaseerd op eigen observaties, noties en op een aantal cases die wij in de loop der jaren in ogenschouw hebben genomen. Wij vermoeden dat eventueel gericht onderzoek naar afzonderlijke zaken zal bevestigen dat als de politie er werk van maakt dat vaak tot goede resultaten zal leiden. Tot zover onze toelichting aan het departement, waarin ook aandacht werd besteed aan onze methoden, technieken en bronnen. Tot nu toe is er door het Ministerie van Justitie geen onderzoek geïnitieerd. Wel zijn de Kamervragen beantwoord. Daarin valt onder andere het volgende te lezen: 22 Volgens de onderzoekers wordt een derde van de gewelddadige voorvallen niet bij de politie gemeld en komt daarmee niet ter kennis bij de politie voor onderzoek. Anders gezegd: het gaat in slechts een deel van die 262 gevallen om incidenten waarvan melding bij de politie is gedaan. Dit impliceert dat het percentage van de gevallen waarin de identiteit van de daders kan worden vastgesteld, in de gevallen waar daarvan bij de politie melding is gedaan, hoger dan de genoemde 8% is.
[ 35 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Dit is een onjuiste weergave van de gang van zaken. Wij hebben aan het departement uiteengezet hoe wij onze gegevens hebben verzameld (zoals ook aan het begin van dit hoofdstuk is gedaan). Kortweg: een deel van de gegevens komt van de politie, een ander deel uit andere bronnen. Uit dit laatste heeft het departement afgeleid dat de politie dan ook niet van die gevallen op de hoogte zou zijn. Dat is onjuist. Veel van die geweldpleging is wel degelijk bij de politie bekend, maar wordt om de een of andere reden niet ten behoeve van ons monitorproject gerapporteerd. Een goed voorbeeld — uit 2003 — is de bomaanslag met de handgranaat. Dat voorval is niet in onze inventarisatie terecht gekomen via de politie, maar via een andere bron. Maar deze bomaanslag was uiteraard wel degelijk bij de politie bekend. Zo zouden er veel meer voorbeelden zijn te noemen. 2.6
— Blik op 2004 Op 11 maart 2004, precies twee en een half jaar na 11 september 2001, werden in Madrid bomaanslagen gepleegd op vier forensentreinen. Meer dan tweehonderd mensen kwamen om het leven. Toen duidelijk werd dat moslimextremisten voor deze aanslag verantwoordelijk waren, vreesden wij dat er zowel hier in Nederland als in andere landen een golf van islamofobe reacties zou volgen, net zoals dat in het najaar van 2001 gebeurde. Echter, deze reeks van anti-islamitische (gewelddadige) incidenten bleef uit. Er was geen serie gewelddadigheden waar te nemen, zoals in 2001 en bij de diverse Anti-Discriminatie Bureaus leek ook geen hoger aantal meldingen te worden gedaan. Uit contacten met collega’s in diverse andere lidstaten van de Europese Unie bleek dat dit patroon ook in andere landen waarneembaar was: ook elders waren er geen heftige of opvallende anti-islamitische reacties op ’11 maart’. Wat onverlet laat dat er ook in 2004 een reeks van racistische en extreem-rechtse geweldplegingen heeft plaatsgegrepen. Voor uitspraken over trends, patronen en statistieken is het nog te vroeg, maar wij hebben wel de indruk dat de problematiek van spanningen tussen autochtone en allochtone jongeren in betekenis toeneemt.
[ 36 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
• •
•
•
• • • • •
•
2.7
Hieronder volgt een aantal voorbeelden van gewelddadige incidenten in 2004. Februari 2004: racistische confrontatie tussen groepen Nederlandse en Turkse jongeren in Veendam Februari 2004: poging tot aanslag met explosief op Turkse moskee in Dronten; een pakketje met explosief materiaal werd door de politie op een veld naast de moskee tot ontploffing gebracht Maart 2004: brandstichting bij een in aanbouw zijnde Marokkaanse moskee in Venray; ook werden racistische pamfletten aangetroffen, ruiten ingegooid en hakenkruisen gekalkt April 2004: wekenlang slepende conflicten tussen groepen gabbers en Marokkanen in Muiderberg escaleren op 3 april in een schietpartij, waarbij drie Marokkanen werden neergeschoten. De hoofdverdachte vluchtte, maar werd een paar weken later aangehouden. Over de achtergronden en motieven raakten veel verschillende en tegenstrijdige berichten in omloop, onder andere over de vraag in hoeverre er sprake zou zijn van een racistische, extreem-rechtse context 23 April 2004: doelbekladding met hakenkruisen en andere racistische symbolen op winkels, woonhuizen, kantoorpanden in Bergen op Zoom April 2004: brandstichting bij een moskee in Panningen Limburg Juni 2004: brandstichting islamitische basisschool te Eindhoven, precies één jaar nadat de school door een racistische brandstichting werd getroffen; September 2004: brandstichting en racistische bekladding (hakenkruisen) moskee te Enschede September 2004: door op tijd in te grijpen voorkwam de politie tijdens de kermis in Reuver een massale vechtpartij tussen ongeveer honderd autochtone en dertig Marokkaanse jongeren September 2004: poging tot brandstichting met molotovcocktails in synagoge en voormalige rabbijnswoning in Aalten
— Sociale dimensies Racistisch en extreem-rechts geweld kunnen voorkomen in de vorm van op zichzelf staande gevallen. Maar heel vaak is er geen sprake van geïsoleerde voorvallen, maar van een serie of reeks van incidenten. Daarbij kan men globaal twee
[ 37 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
soorten reeksen onderscheiden, te weten die op het niveau van de daders en die op het niveau van de slachtoffers. Racistisch geweld is, wat de daders betreft, uitgesproken imitatiegevoelig. Het blijkt zich goed te lenen voor navolging, vooral na aandacht van de nieuwsmedia voor de incidenten. Niet zelden vervullen de media — naar wij hopen onbedoeld — een aanjagende rol. Via de media nemen potentiële daders kennis van racistische acties van anderen, imiteren die en zien vervolgens hun eigen acties ‘beloond’ doordat de media daar aandacht aan schenken. De reeks die zo ontstaat berust op daderschap van verschillende personen. Navolging en imitatie kunnen tot ver over de landsgrenzen reiken. Een daarnaast voorkomend verschijnsel is de meer directe reeks: een serie voorvallen die gepleegd worden door dezelfde dader(s). Uit Brits onderzoek blijkt dat veel slachtoffers van racistische geweldpleging meer dan eens slachtoffer zijn. Naast meervoudig slachtofferschap komt het voor dat leden van etnische groepen menen dat zij doelwit zijn van een georganiseerde campagne. Dat kan inderdaad het geval zijn, maar veel vaker berust de reeks op imitatie en wordt dus veroorzaakt door verschillende daders. Het seriële karakter van racistisch geweld maakt dat het verschijnsel een uitgesproken sociale dimensie krijgt, met name op het niveau van de slachtoffers. Naast effecten op het individuele slachtoffer zijn er (emotionele) effecten op de groep waartoe het slachtoffer behoort. Racistisch geweld kan — vooral via de massamedia — leiden tot de verbreiding van sterke emoties, vooral angst en woede, bij leden van allochtone etnische groepen. In bepaalde gevallen kan de ‘omgeving’ van het slachtoffer zeer ruim zijn. Aanslagen in het ene land kunnen in het andere aanleiding zijn tot het nemen van voorzorgen of tot protestacties in het andere land. Zoals gezegd spelen de nieuwsmedia — en internet — een belangrijke rol bij racistisch en extreem-rechts geweld, met name ten aanzien van de sociale dimensies van deze verschijnselen. Anders dan in het voorgaande wellicht is gesuggereerd gaat het niet alleen om een stimulerende invloed, maar ook om een remmende werking. In de wetenschappelijke literatuur — met name die over terrorisme — betreft dit het onderscheid gemaakt tussen enerzijds ‘facilitating’ en ‘inhibiting mechanisms’ en anderzijds ‘reinforcing’ en ‘calming down effects’. Oftewel: enerzijds bevorderende/stimulerende invloeden, zoals imitatie en navolging,
[ 38 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
en anderzijds belemmerende/remmende invloeden, zoals ontmaskering van de daders en mobilisatie van protest en van tegenmaatregelen.24
2.8
— Schade naar ernst en omvang Omdat het grootste deel van racistische en rechts-extremistische gewelddadige voorvallen min of meer verborgen blijft, kunnen algemene uitspraken over de omvang en ernst van de schade slechts met weinig precisie worden gedaan. Systematische gegevens over de schade bij de voorvallen die wel bekend zijn geworden zijn niet voorhanden. Voor de individuele slachtoffers geldt tot op zekere hoogte wat in het algemeen geldt voor slachtoffers van geweldpleging. Een in de victimologie veel gehanteerd onderscheid is de navolgende driedeling: 25
• lichamelijke verwondingen • materiële schade • psychosociale schade
Deze typen sluiten elkaar niet uit en kunnen in uiteenlopende gradaties voorkomen. Lichamelijke verwondingen kunnen variëren van een blauwe plek of een schrammetje tot dodelijk. Van materiële schade zijn vele vormen voorstelbaar. Ook de psychosociale schade kan variëren van licht — ‘het slachtoffer kwam met de schrik vrij’, tot zwaar, bijvoorbeeld in de vorm van posttraumatische stress-stoornis. Het spreekt vanzelf dat het type misdrijf van groot belang is en dat geldt ook voor racistische geweldsmisdrijven. Maar bij racistisch geweld is er nog een aspect dat moet worden verdisconteerd, namelijk maatschappelijke schade. De sociale dimensie van racistisch geweld impliceert een relatief grote kans op vormen van psychosociale schade in brede (etnische) kring. Verder is het van groot belang welke gedragsconsequenties er zijn. 26 Hoe reageren allochtonen op racistisch geweld? Hoe schatten zij de kans dat zij slachtoffer zullen worden? Hoe reageren zij daarop? De reactiepatronen zijn gevarieerd, zoals in het algemeen bij angst voor geweldsmisdrijven. Vaak gaat
[ 39 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
het om het treffen van voorzorgsmaatregelen en de vermijding van risicovolle situaties. Maar in het geval van racistisch geweld kunnen deze gedragsconsequenties een etnische begrenzing krijgen, namelijk wanneer men zich uit angst voor racisme terugtrekt en verschanst in de eigen etnische kring. Verhuizen bijvoorbeeld uit een etnisch gemengde woonomgeving naar een ‘zwarte’ wijk, omdat die veiliger wordt gevonden. Dezelfde reden kan van invloed zijn op de schoolkeuze: de voorkeur voor een ‘veilige, zwarte school’ boven een etnisch gemengde school. Door racistisch geweld worden naar verhouding sterke emoties opgeroepen, zo wijst recent Brits onderzoek uit. 27 De mate waarin slachtoffers emotioneel geraakt zijn, blijkt bij ‘racially motivated incidents’ in de category ‘very much’ ruim twee maal zo hoog te zijn als bij ‘non-racially motivated incidents’. Wellicht zijn het deze heftige emoties die soms tot heftige reacties leiden. De reacties van allochtonen op racistische bejegening is soms disproportioneel heftig of zelfs zeer gewelddadig. Over reactiepatronen van autochtonen die slachtoffer zijn van racistisch geweld zijn helaas weinig systematische gegevens voorhanden. In Reacties op racistisch geweld 28 wordt een typologie gepresenteerd van een heel scala van gedragsconsequenties die verbonden kunnen worden aan racistisch geweld. Zij zijn schematisch weergegeven — in kader — in Typologie respons racistisch geweld. Typologie respons allochtonen op racistisch geweld • ignoreren • negeren • voorzorg (waakzaamheid, zelfbescherming) • conformeren • exploiteren • vermijden (terugtrekken, ontvluchten) • contesteren (zelfverdediging, verzet, protest, aanval)
[ 40 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
De gedragsconsequenties, vermijding, terugtrekking en verschansing in eigen kring, kunnen een belangrijke belemmering vormen voor het integratieproces. Om maar niet te spreken van vormen van contestatie, militant of zelfs gewelddadig protest van de zijde van allochtonen. Zo beschouwd wordt door racistisch geweld aanzienlijke schade berokkend aan de samenleving als geheel: het verschijnsel is immers een belangrijke rem op integratie. Het is waarschijnlijk, dunkt ons, dat het gewicht van deze factoren sedert ‘11 september 2001’ en 6 mei 2002’ , en ‘11 maart 2004’ is toegenomen. Door de grote onbekendheid met de omvang van het probleem racistisch geweld, zijn er navenant grote marges voor interpretaties: men kan het probleem zowel laag als hoog inschatten. Hier ligt een eerste consequentie voor de interetnische betrekkingen: het is aannemelijk dat inschattingen voor een deel zullen samenvallen met etnische scheidslijnen. Met andere woorden: allochtonen verwijten autochtonen een gebrek aan invoelingsvermogen terwijl autochtonen bij allochtonen overgevoeligheid menen te bespeuren. Ook dit mechanisme komt de interetnische betrekkingen allerminst ten goede. De hierboven aangehaalde typologie van respons van allochtonen op racistisch geweld is geënt op algemene reactiepatronen bij slachtofferschap of angst daarvoor (bijvoorbeeld het treffen van voorzorgsmaatregelen en de vermijding van risicovolle situaties). Naar de reactiepatronen van autochtonen bij slachtofferschap van racistisch geweld (of de angst daarvoor) is in Nederland voor zover wij weten geen onderzoek gedaan. We mogen echter aannemen dat een dele van reactiepatronen, zoals die bij allochtonen voorkomen, ook ‘gespiegeld’ kunnen worden en voor autochtonen van toepassing zijn. Dit geldt tevens voor de aanname dat gedragsconsequenties van autochtoon slachtoffersschap fnuikend is voor acceptatie en integratie van allochtonen.
2.9
— Slotopmerkingen Racistisch geweld kan uiteenlopende interetnische dimensies hebben, waarvan de volgende hoofdcategorieën in dit onderzoek zijn betrokken:
[ 41 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
(1) Autochtoon versus allochtoon (2) Allochtoon versus autochtoon (3) Allochtoon versus allochtoon die tot een andere etnische groep behoort Extreem-rechts geweld kan racistisch zijn, gericht tegen allochtonen, maar het kan ook gericht zijn tegen autochtonen (meestal politieke tegenstanders).De geweldplegingen kunnen zich in diverse gedaanten voordoen. In Nederland gaat het hoofdzakelijk om de navolgende specifieke uitingen: bekladding, bedreiging, bommelding, confrontatie tussen groepen, vernieling, brandstichting, mishandeling, doodslag. In het voorgaande zijn van deze specifieke uitingen voorbeelden gegeven. Aan het bepalen van de omvang zitten vele haken en ogen. Die zullen hier niet worden herhaald, maar wij volstaan met enkele concluderende opmerkingen. Ons zicht op de problematiek in kwestie — racistisch en extreem-rechts geweld in Nederland — wordt ernstig beperkt door verschillende soorten onderrapportage, namelijk (a) bij de slachtoffers en (b) binnen het politieapparaat. Zoals eerder al werd vermeld werden wij bij ons onderzoek naar racistische en extreemrechts geweld in 2003 meer dan ooit eerder gehinderd door onderrapportage in de tweede categorie, de politie. Na een sterke toename van racistisch en extreem-rechts geweld eind jaren negentig en in 2000, zagen we in het jaar 2001 een opmerkelijke afname. Opmerkelijk, omdat deze afname plaatsvond tegen de achtergrond van een golf van gewelddadigheden na de terroristische aanslagen op 11 september 2001. Een belangrijke bevinding van ons onderzoek naar geweld in 2002 was dat er opnieuw een daling had plaatsgevonden: van 317 gevallen van racistisch en extreem-rechts geweld in 2001 naar 264 voorvallen in 2002. Voor het jaar 2003 inventariseerden wij 260 gewelddadige voorvallen. Conclusie: geen daling als in voorgaande jaren, maar veeleer een stabilisering van het geweldsniveau. Van de 260 voorvallen in 2003 zijn er 8 gevallen van extreem-rechtse geweldpleging die niet racistisch van aard zijn. Het aantal gevallen van racistisch geweld in 2002 bedraagt dus 252. Opvallend is het sterk toegenomen aantal confrontaties van 10 in 2002 naar 28 in 2003. Hier valt een weerspiegeling te zien van de problematiek van de zogenoemde ‘Lonsdale-jongeren’. In de helft van het totaal aantal confrontaties was
[ 42 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
er sprake van een extreem-rechtse achtergrond. De betrokkenheid van extreemrechts in enigerlei vorm bij alle geweldpleging kwam in 2003 op 10%, terwijl die in 2002 in 5% van het totaal aantal voorvallen waarneembaar was. Van de categorieën slachtoffers ‘antisemitisme’, ‘anti-islam’ en ‘anti-vluchtelingen’ vormt ‘anti-islam’ met 59 gewelddadige incidenten de grootste. Bij alle drie de categorieën kon een afname worden waar genomen: bij antisemitisme daalde het aantal van 46 in 2002 naar 39 in 2003, bij anti-islamitisch geweld van 68 naar 59 en bij geweld tegen vluchtelingen van 31 naar 15. In 2003 heeft — voor zover wij weten — geen racistische geweldpleging tegen Roma en Sinti plaatsgevonden. Het is al lang bekend dat verreweg de meeste gevallen van racistisch en extreemrechts geweld niet worden opgehelderd. De ophelderingspercentages schommelen rond de 10 en voor het jaar 2002 werd vastgesteld dat slechts 8% was opgehelderd, terwijl in dat jaar het landelijke ophelderingspercentage 20% bedroeg. Voor het jaar 2003 werd een iets beter resultaat geboekt: 28 bekende daders, dat is iets minder van 11%. De pakkans is gering en zou vermoedelijk aanzienlijk worden vergroot als meer opsporingscapaciteit wordt vrijgemaakt. Het lage ophelderingspercentage uit 2002 leidde tot kritische vragen vanuit het parlement aan de regering. Zoals wij hiervoor hebben uiteengezet heeft het ons bevreemd dat de regering heeft betoogd dat dit percentage hoger zou zijn en zich daarbij heeft bediend van een onjuiste redenering. In plaats van te proberen het lage ophelderingspercentage op te vijzelen zou de regering er naar onze mening beter aan doen te bevorderen dat de opsporing zelf verbeterd wordt.
[ 43 ]
3
—
Extreem-rechtse formaties in Nederland
Na de Tweede Wereldoorlog hebben extreem-rechtse formaties zich in Nederland vrijwel ononderbroken gemanifesteerd, zij het in verschillende uitingsvormen, in meer of minder georganiseerde vorm en de omvang van het verschijnsel fluctueerde door de jaren heen. Maar even langdurig en hardnekkig zijn de belemmeringen die deze organisaties ondervinden. Zij roepen immers weerstanden en conflicten op. Voor extreem-rechtse organisaties, met name de politieke partijen, zijn deze conflicten bedreigend: wanneer zij kunnen worden geïdentificeerd met nazisme en fascisme, worden zij daardoor in diskrediet gebracht en gestigmatiseerd als politieke criminelen. Dit stempel kan niet alleen leiden tot verlies van electorale aanhang, maar ook tot strafrechtelijke vervolgingen en uiteindelijk wellicht tot een verbod van hun organisatie. Om dit gevaar af te wenden dienen zij zich op de een of andere manier aan te passen, maar al te rigoureuze aanpassingsstrategieën houden evenzeer risico’s in: verloochening van ideologische beginselen, verlies van (radicale) aanhang omdat die onvoldoende verschil ontwaart met de meer geaccepteerde politieke stromingen. Meestal distantiëren organisaties en leiders zich van het oude fascisme, zeker front stage. Distantie brengt met zich mee dat men uiterlijke kenmerken, zoals jargon en symbolen, vermijdt of toch minstens matigt en voorts dat men zich niet inlaat met politiek geweld. Openlijke gelijkenissen met zowel het oude fascisme, alsmede hedendaagse als ‘extreem-rechts’ bestempelde organisaties dienen te worden vermeden. Om te kunnen overleven tracht men een fatsoenlijke, ‘democratische’ indruk te maken, de parlementaire democratie te omarmen en daarvoor wordt in meer of mindere mate water in de wijn gedaan. In de praktijk leidt dit tot een verhulling van de extreem-rechtse — en zeker een racistische — identiteit, althans wanneer men voor het voetlicht treedt. Back stage ligt het anders: achter de schermen wordt door leiders veel minder distantie betracht. De extreem-rechtse, zo niet een racistische of fascistische identiteit wordt vaak
[ 44 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
gedoogd of zelfs benadrukt, onder andere om actieve, radicale aanhangers aan zich te binden. Het hier geschetste aanpassingsdilemma wordt begrensd door twee uitersten: aan de ene kant de dreigende criminalisering — met als gevolg een openlijk conflict met de justitie — en aan de andere kant onvoldoende onderscheid van meer gevestigde politieke stromingen, anders gezegd: een te vaag politiek profiel. Beide uitersten zijn zwaarden van Damocles en kunnen het einde van een organisatie betekenen. Het aanpassingsdilemma stelt de leiders van extreem-rechtse politieke partijen voor moeilijk oplosbare problemen omdat in de alledaagse werkelijkheid vaak niet duidelijk is hoe de grenzen van het toelaatbare precies zijn afgebakend. Overschrijding van deze grens kan een beweging in opspraak brengen en dus in gevaar. De leiders van extreem-rechtse partijen tasten voortdurend de grenzen van het toelaatbare af en proberen deze in hun voordeel te verleggen. Tegenstanders proberen het omgekeerde te doen. Zij trachten een door hen als extreem-rechts beschouwde organisatie als zodanig te ontmaskeren, bijvoorbeeld door te wijzen op de betrokkenheid van zo’n organisatie bij racistisch geweld of bij nazisme. Zodoende probeert men de partij in kwestie te criminaliseren in de hoop dat dit zal leiden tot publieke verontwaardiging en ingrijpen van de zijde van de overheid. Publiciteit en parlementaire actie hebben hierbij vaak de rol vervuld van katalysator. Het bovenstaande is al decennialang van toepassing op extreem-rechts in Nederland. Met de opkomst van extreem-rechtse partijen (Centrumdemocraten, Centrumpartij’86) medio jaren negentig namen ook de weerstanden tegen extreem-rechts toe, onder andere in de vorm van repressief ingrijpen van de overheid. Niet zelden zijn extreem-rechtse activisten in aanraking gekomen met de strafrechter, onder andere vanwege geweldplegingen, maar vooral ook vanwege uitingsdelicten. Het in de jaren negentig ontstane repressieve klimaat jegens extreem-rechtse stromingen is tot op de dag van vandaag waarneembaar en dat geldt ook voor de perceptie van zo’n klimaat door leden van extreemrechtse groeperingen. De laatste jaren kunnen veelvuldig pleidooien worden beluisterd om de uitingsvrijheden te verruimen. Een van de belangrijkste gangmakers was Pim Fortuyn. De balans tussen enerzijds de uitingsvrijheden en anderzijds de bestrijding van discriminatie is een thema waaraan de afgelopen jaren veel aandacht is ge-
[ 45 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
schonken. Hieraan verwant zijn de veranderde en vaak verharde politieke stellingnamen inzake kwesties rond immigratie, integratie en islam. De vraag rijst in hoeverre deze maatschappelijke veranderingen van invloed zijn geweest op het reilen en zeilen van extreem-rechts in Nederland. Zoals gebruikelijk in rapportages van de Monitor racisme en extreem-rechts zullen recente ontwikkelingen met betrekking tot extreem-rechts worden beschreven en geanalyseerd. De hoofdaandacht zal daarbij uitgaan naar de periode 20022004. Uitingen van rechtsextremisme zijn zeer divers. Terugkijkend op de afgelopen monitorperiode kan, zo hebben wij gemeend, de onderstaande typologie nuttig zijn om deze diverse uitingen te ordenen en van elkaar te onderscheiden: • • • • •
Extreem-rechtse politieke partijen Extreem-rechtse organisaties Extreem-rechtse jongeren Extreem-rechtse internetfora Extreem-rechtse cliques Een deel van dit hoofdstuk is aan de hand van deze typologie opgezet. Vervolgens zal evenals in eerdere rapportages worden ingegaan op getalsmatige aspecten van de aanhang van extreem-rechts.
3.1
— Extreem-rechtse politieke partijen In de categorie extreem-rechtse politieke partijen komen achtereenvolgens aan de orde de Nederlandse Volks-Unie (nvu), de Nieuwe Nationale Partij (nnp), de Nationale Alliantie (na) en Nieuw Rechts (nr). Nederlandse Volks-Unie De Nederlandse Volks-Unie (nvu) werd opgericht in 1971 en timmerde in de jaren zeventig onder leiding van Joop Glimmerveen stevig aan de weg. 29 In 1974 miste Glimmerveen op een haar na een zetel in de Haagse gemeenteraad. De nvu was openlijk racistisch en werd in de loop van de jaren zeventig ook openlijk nazistisch. Eind jaren zeventig werd een poging ondernomen om de nvu te verbieden, hetgeen wegens juridische complicaties mislukte. 30 Nadien heeft
[ 46 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
de nvu enkele langere perioden van slapend bestaan gekend. Medio jaren negentig werd de nvu gereactiveerd door Glimmerveen, Constant Kusters en ook door Eite Homan, voorman van het Actiefront Nationale Socialisten, ans (zie ook de paragraaf extreem-rechtse organisaties in dit hoofdstuk). De grenzen tussen de nvu en neonazi-kringen als het ans waren in de praktijk niet helder te trekken. Er zijn regelmatig gezamenlijke bijeenkomsten belegd, als ook spontane demonstraties die vanwege hun openlijk nazisme veel stof deden opwaaien. Tijdens zo’n bijeenkomst in april 1999 bijvoorbeeld werd de 110de geboortedag van Adolf Hitler herdacht en het Horst Wessellied gezongen. Enkele maanden later werd een nvu-congres gehouden, waarbij één van de ongeveer zestig aanwezigen door de politie werd aangehouden wegens het brengen van de Hitlergroet. Sinds jaar en dag nemen nvu’ers deel aan herdenkingen van de sterfdag van Rudolf Hess in Duitsland en is ook op andere vlakken grensoverschrijdende samenwerking met Duitse geestverwanten ontstaan, zoals gezamenlijke herdenkingen van de mislukte staatsgreep van Hitler in 1923. Die grensoverschrijdende samenwerking van neonazi’s trok sterk de aandacht in het voorjaar van 2001, toen de nvu aankondigde op 24 maart samen met Duitse geestverwanten te willen demonstreren in het grensdorp Kerkrade. Het plan was ook aan Duitse zijde van de grens te demonstreren, dat wil zeggen: in een mars de Duits-Nederlandse grens over te steken. Zoals gebruikelijk werden deze voornemens meteen gevolgd door aankondigingen van tegendemonstraties, eveneens aan beide zijden van de grens. Daarop werden alle demonstraties door respectievelijk de Nederlandse en Duitse bestuurlijke overheden verboden. In Duitsland gingen beide kampen — demonstranten en tegendemonstranten naar de rechter die de preventieve verboden bekrachtigde. In de verbodsgronden was niet alleen de dreigende, ernstige verstoring van de openbare orde verdisconteerd, maar ook de nationaal-socialistische karaktertrekken van de extreemrechtse demonstranten. Dit laatste was geheel conform het Duitse wettelijke kader, waarin tal van bepalingen zijn opgenomen tegen oplevend nazisme en extreem-rechts. 31 Volgens Nederlands recht is dit niet mogelijk en is slechts voorzien in de mogelijkheid van een preventief verbod op objectieve, politiek-neutrale verbodsgronden, te weten: bedreigingen voor de gezondheid, het verkeer en de openbare orde die door de burgemeester redelijkerwijs niet zijn te beteugelen.32
[ 47 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
De burgemeester van Kerkrade verbood de extreem-rechtse demonstratie en de antifascistische tegendemonstratie op grond van de vrees dat de openbare orde ernstig zou worden verstoord. Ook in dit geval zocht extreem-rechts (nvu) de weg naar de rechter om de beslissing te toetsen. Een uitzonderlijke gang van zaken die lange tijd niet meer was voorgekomen. Even verrassend was de uitspraak van de rechter die het preventieve verbod van de burgemeester ongedaan maakte. 33 Verrassend omdat in alle voorgaande gevallen — sinds 1945 — het verbod van extreem-rechtse manifestaties door de rechter was bekrachtigd. 34 Naar het oordeel van de rechter had de burgemeester te snel naar het uiterste middel — het verbod — gegrepen en had hij intensiever moeten nagaan of er geen alternatieven voorhanden waren. De burgemeester van Kerkrade werd dus gedwongen de demonstratie te laten doorgaan en in goede banen te leiden. Dat gebeurde ook en 24 maart zelf had een redelijk rustig verloop. Achteraf bezien vormde ‘Kerkrade’ een keerpunt in de demonstratievrijheid van extreem-rechtse organisaties. Nadien zijn preventieve demonstratieverboden vrijwel altijd aangevochten en met succes. Maar omstreeks 2002 rommelde het binnen de nvu. Het vooruitzicht op deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 leidde tot onderlinge geschillen. De voornaamste inzet was een koerswijziging van Kusters. De ramkoers van de laatste jaren werd verlaten en vervangen door een meer gematigde aanpak, ook wel ‘consensuspolitiek’ genoemd. Dit vloeide niet zozeer voort uit gewijzigde politieke opvattingen, maar uit strategische overwegingen: minder aanvaringen met de justitie, het ‘succes’ van de gematigde aanpak in Kerkrade. De matiging van de partijlijn werd echter geenszins door iedereen verwelkomd. Integendeel, de haviken in de nvu, met name ans’ers, hebben diverse malen geprobeerd de partij weer in het huns inziens juiste spoor te krijgen. Dit leidde tot onderlinge spanningen en bracht Kusters ertoe zich publiekelijk van extremistische uitingen van enkele nvu’ers te distantiëren. Een prominent vertegenwoordiger van de harde lijn, ans-leider Homan, profileerde zich daarentegenmeer en meer antisemitisch en antizionistisch, hetgeen weer op verzet stuitte binnen de nvu. Een andere havik was de Duitser Michael Krick, wiens oproepen tot terroristische acties tegen de overheid — gedaan tijdens een nvu-bijeenkomst — de nvutop in verlegenheid brachten. Achtergrond van de aanwezigheid van Krick in Nederland was het feit dat hij gezocht werd door de Duitse justitie die ook om uitlevering heeft gevraagd. Omdat Krick internationaal ‘gesignaleerd’ stond
[ 48 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
werd hij — begin 2002 — bij een poging om per boot naar Engeland te reizen aangehouden. Om uitlevering te voorkomen stapte Krick naar de rechter. Na veel gehakketak werd Krick in 2003 uitgeleverd 35, maar omdat strafrechtelijke vervolging in Duitsland met een sisser afliep was hij een paar maanden later weer vrij man en terug in Nederland. Zoals gezegd werd het ‘succes’ van Kerkrade herhaald. Dat gebeurde in 2002 in Rotterdam en in Harderwijk en in 2003 in Apeldoorn: aangekondigde demonstraties die door burgemeesters waren verboden, konden na tussenkomst van de rechter doorgang vinden. De uiterst bescheiden verkiezingsresultaten van de nvu in 200236 alsmede het vertrek van Joop Glimmerveen uit de partij waren koren op de molen van tegenstanders van de consensuspolitiek en de interne spanningen waren medio 2003 hoog opgelopen. Daar kwam nog eens een kwestie bovenop die voor de haviken onverteerbaar was: de contacten van Kusters met programmamaakster Catherine Keyl. Ten behoeve van een tweedelig televisieprogramma, met Kusters als middelpunt, had Kusters Keyl en haar televisieploeg meegenomen naar een demonstratie van geestverwanten in Duitsland. Dat was onverteerbaar omdat, zoals een insider het uitdrukte, ‘een joodse journalist te woord staan’ misschien nog net kan, maar ‘vriendschappelijke omgang’ en ‘meenemen naar een demonstratie in Duitsland’ absoluut niet kan. Voor aanhangers van de harde lijn gold dat Kusters als het ware regelrecht was overgelopen naar het ‘zionistische kamp’. De nvu begon af te brokkelen op de rechterflank. Zo stapte onder andere Krick op. Er moest dringend wat gebeuren. Eind oktober 2003 besloot het bestuur van de nvu om met onmiddellijke ingang ‘een duidelijk anti-zionistische koers er op na te houden’. In november werd dit besluit als ‘Officiële verklaring van de nvu betreffende anti-zionisme’ gepost op het extreem-rechtse webforum Stormfront 37 en is tevens een aanval op de ‘pro-zionistische houding van politieke groepjes zoals de nnp en Nieuw Rechts’. 38 In de discussie die hierop volgde werd de nvu opnieuw bekritiseerd vanwege de medewerking aan het programma van Catherine Keyl. Hield deze beweging naar rechts van de nvu in dat de ‘consensuspolitiek’ werd verlaten? Ja en nee. Ja, omdat het een onderdeel vormde van meer pogingen om de schade op de rechterflank te repareren. Een zeker succes daarvan bleek on-
[ 49 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
der andere tijdens een demonstratie in Den Haag op 5 juni 2004, waar behalve door de nvu ook door een aantal hardliners werd deelgenomen. Maar tegelijkertijd was dezelfde demonstratie volgens het boekje van de ‘consensuspolitiek’ tot stand gekomen. Voorts is duidelijk dat ook in 2004 de koers van vermijding van conflicten met de justitie krachtig is voortgezet. Per saldo bleef er schade voor de nvu, niet in de laatste plaats waar het de aantallen aanhangers betreft. Als gevolg van onder andere de problematiek rond de ‘consensuspolitiek’ is het aantal leden van de nvu de laatste paar jaar kleiner geworden. Naar onze inschatting had de nvu omstreeks september 2004 ongeveer 80 leden. Kusters daarentegen zegt dat het om een aanzienlijk hoger aantal gaat. Hiervoor is het afzetten tegen Nieuw Rechts al gememoreerd. Eind 2003 had zich echter een andere rivaal aangediend, namelijk de Nationale Alliantie. Daarin verzamelden zich onder andere enkele oud-nvu’ers met een enorme hekel aan Kusters en omgekeerd. Het resultaat is het samenvallen van allerlei persoonlijke haat en nijd met de rivaliteit tussen oudkomer nvu en nieuwkomer Nationale Alliantie. In de loop van 2004 raakten beide partijen in een heftige strijd verwikkeld, waarvan een aanzienlijk deel op internet werd uitgevochten en dus voor iedereen zichtbaar was. Nieuwe Nationale Partij De Nieuwe Nationale Partij werd in 1998 opgericht uit de resten van de in datzelfde jaar verboden neonazistische Centrumpartij’86. 39 Het oude, ‘besmette’ personeel van cp’86, zo vond men in de nnp, kon maar beter niet al te gezichtsbepalend worden voor de nieuwe partij. Dus verdween een aantal van hen naar de achtergrond. Niettemin rees van tijd tot tijd de vraag — onder andere in de Tweede Kamer — in hoeverre de nnp te beschouwen was als een (strafbare) voortzetting van een verboden vereniging. Slechts tegen deze achtergrond valt te begrijpen dat in 2001 Florens van der Kooi (1978) tot voorzitter werd benoemd. Van der Kooi was een nieuwkomer in het extreem-rechtse politieke bedrijf en derhalve niet belast met een ‘fout’ verleden. De gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002 hadden voor de nnp een uitermate teleurstellend resultaat. In geen van de drie steden behaalde de nnp voldoende stemmen voor een zetel: Leeuwarden 1,0%, Amsterdam 0,3% en Rotterdam 0,2%. In Rotterdam — waar Fortuyn met Leefbaar Rotterdam een monsterscore had geboekt — wist de nnp wel twee zetels te behalen in de deelgemeente Feyenoord. Deze twee zetels werden ingenomen door Florens van der Kooi en Jan Teijn. Het ledental nam gestaag toe: medio oktober 2002 had de
[ 50 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
nnp ongeveer 300 leden. Kort daarop volgde tegenslag. Bij tussentijdse raadsverkiezingen in Zwijndrecht op 20 november 2002, stemden slechts 316 personen (1,8%) op de nnp, een heel mager resultaat dat er toe leidde dat de nnp af zag van deelname aan de Kamerverkiezingen in 2003. De nnp was begin 2003 weliswaar geen grote, maar met haar 300 leden wel verreweg de grootste extreem-rechtse partij. Thans — medio oktober 2004 — is daar vrijwel niets meer van over. Het aantal leden van de partij bedraagt hooguit 50. Bij een recente demonstratie in Dordrecht wist Van der Kooi tussen de 10 en 20 aanhangers te mobiliseren. Als oorzaken van de neergang van de nnp kunnen uiteenlopende ontwikkelingen worden genoemd: (a) een scheuring met als gevolg het ontstaan van de Nationale Alliantie en (b) een mislukte poging tot fusie met Nieuw Rechts. Tussen Van der Kooi en collega deelraadslid Jan Teijn ontstonden diverse spanningen die begin 2003 escaleerden. Teijn verliet de nnp — ‘opgestapt’ volgens Teijn, ‘geroyeerd’ volgens Van der Kooi — maar deed geen afstand van zijn zetel in de deelraad. Samen met een andere oud-nnp’er, Virginia Kapic, richtte hij op 11 november 2003 een nieuwe partij op, de Nationale Alliantie (na). Een substantieel deel van het nnp-kader maakte de overstap naar de nieuwe partij, waarover hieronder meer. Voordat in mei 2003 door Michiel Smit (ex-Leefbaar Rotterdam) Nieuw Rechts werd opgericht waren er vriendschappelijke contacten tussen de nnp en Smit. In de loop van 2003 kregen deze betrekkingen meer en meer de vorm van samenwerking en intern werd er zelfs gerept van een fusie. Prominente nnp’ ers verrichtten medio 2003 allerlei diensten voor Nieuw Rechts en er werd gezamenlijk gedemonstreerd. Dit laatste gebeurde op 11 september 2003 te Rotterdam. Samen met de ‘Jonge Fortuynisten’ en een groepje ‘Vrienden van Pim Fortuyn’ namen de nnp en Nieuw Rechts deel aan het zogeheten ‘Comité Herdenk 11 september’. Toen zij zich op 11 september voor een demonstratieve optocht ter herdenking van de slachtoffers van de terroristische aanslagen in de vs verzamelden bleek zich tevens een groepje militanten van de Joodse Defensie Liga jdl) aan te sluiten, ter beveiliging van de optocht. 40 De aanwezigheid van de jdl, op verzoek van Nieuw Rechts (althans zo meende men in kringen van de nnp) leidde tot een geweldige opschudding in de nnp. Samenwerking met ‘de joden’, dat is in delen van extreem-rechtse milieus volstrekt onverteerbaar. Als gevolg hiervan kreeg de nnp een nieuwe aderlating te verduren: de overstap van een deel van het (radicale) kader van de nnp/nnj naar de Nationale
[ 51 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Alliantie. In deloop van 2004 werd duidelijk dat de fusie met Nieuw Rechts van de baan was. Inmiddels waren enkele nnp’ers naar Nieuw Rechts vertrokken, zodat Van der Kooi uiteindelijk bleef zitten met een aan diverse kanten uitgehold partijtje. Zijn ‘pro-joods’ imago kreeg verdere impulsen door zijn sympathie voor Christenen voor Israël 41 en zijn ondubbelzinnige distantie van holocaustontkenning. Dit laatste bleek uit de aangifte van Van der Kooi tegen de fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam die hem had beschuldigd van holocaustontkenning: ‘Ik ontken de holocaust niet. Ik vind dit pure laster. Mijn partij en ik hebben nog nooit de holocaust ontkend. Dit zullen wij ook nooit doen. Het ontkennen van de holocaust is een strafbaar feit (…)’. 42 Door de gebeurtenissen rond de demonstratie op 11 september — lees: de Joodse Defensie Liga — zijn zowel de Nederlandse Volks-Unie en de Nationale Alliantie zich fel gaan afzetten tegen de ‘pro-zionistische koers’ van zowel de nnp als van Nieuw Rechts. ‘Pro-zionisme’ en ‘anti-zionisme’ zijn in het Nederlandse extreem-rechtse mozaïek splijtzwammen geworden. Nationale Alliantie Doorgaans ontstaan extreem-rechtse formaties uit een fusie of een ruzie. Daarop vormt de in november 2003 opgerichte Nationale Alliantie geen uitzondering, zoals in het voorgaande reeds werd gememoreerd. Drijvende krachten waren Jan Teijn en Virginia Kapic. In 1994 werd Teijn gekozen als Rotterdams raadslid voor de Centrumdemocraten, maar in de loop van de raadsperiode stapte hij over naar de Centrumpartij’86 waarvan hij partijsecretaris werd tot het verbod eind 1998. Door allerlei misdragingen (ordeverstoring, bedreigingen, geweldpleging, drankgelagen in de fractiekamer) kwam de cp’86 fractie bij herhaling in aanvaring met het gemeentebestuur. 43 In maart 2002 werd Teijn samen met Florens van der Kooi voor de nnp gekozen in de deelraad Rotterdam-Feyenoord. Een jaar later vertrok Teijn met flinke bonje uit de nnp. Kapic sloot zich in 2002 aan bij de Nederlandse Volks-Unie, in 2003 bij de nnp/nnj om hiermee te breken na de controverse over de herdenking van 11 september in 2003 (verschijning Joodse Defensie Liga), die al eerder in dit hoofdstuk is vermeld. De Nationale Alliantie, zo werd beoogd, zou zich moeten ontwikkelen tot een beweging waarin diverse stromingen zouden samenkomen, te weten nationalisme, conservatisme, fortuynisme en nationaal-socialisme. 44 Deze ‘paraplu-ideologie’ leidde tot heftige debatten op de diverse extreem-rechtse webfora. Hoe
[ 52 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
dan ook, de na bleek als een magneet te werken op aanhangers van de nvu en op de radicale vleugel van de nnp. Verder ontpopte de na zich als tamelijk actief. Er werd een webforum gelanceerd, interne bijeenkomsten belegd, ‘vleesbraais’ en demonstraties georganiseerd.45 Voorts is in de korte tijd dat de na bestaat veel aandacht uitgegaan naar het bevechten van de rivalen nnp, nvu en Nieuw Rechts. De meeste manifestaties van de na hebben vrijwel ongehinderd kunnen plaatsvinden. Een uitzondering was een geplande demonstratie in augustus in Eindhoven, waarbij werd opgeroepen uniform in het zwart te verschijnen. De burgemeester verbood de manifestatie die overigens op een later tijdstip alsnog doorgang kon vinden. Officieel neemt de Nationale Alliantie afstand van racisme. ‘Wij verzetten ons tegen de dreigende genocide van ons volk die de multiculturele samenleving teweegbrengt. We hebben het u vaker geschreven, maar we blijven het herhalen; het is geen racisme maar realisme!’ Naar op het webforum van de na zijn racistische uitlatingen geen uitzondering. Naar aanleiding van de ontvoering van een Eibergs meisje van Chinese herkomst valt te lezen: ‘vreemde manier van Chinees halen’ en ook ‘ach deze allochtone “medemens” is blijkbaar al weer terug. Jammer genoeg niet in haar eigen land (…)’.
Over allochtonen: ‘Onze vrouwen worden verkracht, onze ouderen beroofd, onze kinderen geïndoctrineerd maar wij, wij verafschuwen geweld. Want alleen met praten krijg je barbaren je land uit. Laat ons bidden.’ ‘Laten we elkaar namelijk niet voor de gek gaan houden hier, ons land wordt ingenomen, er wordt over ons gespuugd, onze toekomst wordt vertrapt en wij zijn zelfs voorzichtig in onze woordkeuze? Ik zelf heb het helemaal gehad met die vrouwelijke stinkende pinguins op straat en die behaarde mannenhoeren. Niet te vergeten het addergebroed dat zij voortbrengen. yo yo yo. Kutcultuur.
[ 53 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Als het volk nou eens een keertje pit krijgt en wakker wordt houden we misschien nog een greintje over van wat wij ooit als westerse civilisatie verworven hadden. Voor de zionistische woekeraars besloten de beesten feminisme en materialisme over de maatschappij los te laten.’ ‘Vroeger zag je ze ook niet op het strand, of zelden. En nou kunnen onze vrouwen niet eens naar het strand toe met de trein zonder te worden lastiggevallen.Vroeger ging je eenmaal per jaar naar de dierentuin, en dan had je het wel gezien. Tegenwoordig leven we in de dierentuin. Waar je maar gaat of staat, alles wordt je afgenomen. Overal waar je maar kijkt, komt er zo’n kakkerlak onder de steen vandaan gekropen.’ ‘Nu al zie je belhuis, shoarma, coffeeshop, belhuis, turkse bakker, en ga zo maar door in dezelfde volgorde, straat na straat. Dan dat gejammer erbij uit die pisminaretjes in die ali babba gebouwen en die pinquins op straat. Nederland begint echt op een Turkse vuilnisbelt te lijken’.
Over moskeeën: ‘En maar bouwen, steeds meer die haattenten. Een nekschot verdienen ze, allen die blind blijven en de toekomst van onze kinderen in gevaar brengen”. (…) Islam: Ik spuug erop.’
Toen iemand op het forum opmerkte dat de na nog maar klein was, merkte een van de bestuursleden op: ‘En wat dacht je van de nsdap in de beginjaren, wanneer ze slechts van start gingen met zeven leden, na de Eerste Wereldoorlog, en vanuit het as herrees naar een Derde Rijk. De na is langzamerhand steeds groter aan het worden, en het doel is groter als we ervoor kiezen om het groter te maken. Heb hoop!’
Vlak voor de geboortedag van Hitler (20 april): ‘Binnenkort herdenken we een groot man die als voorbeeld kon dienen voor velen. (…) Ze waren in staat geweest zijn lichaam te doden, maar niet zijn geest. In zijn geest zal ik verder werken, voor de toekomst van het volk en de bescha-
[ 54 ]
[ 54 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
ving. En als dan daar de zege is, zal ik hem gepast herdenken.’
Nationaal-socialisten, zo valt te lezen ‘(…) waren zeer beschaafde mensen, met liefde en eerbied voor de natuur, hetvolkseigene en daarmee het volkse erfgoed en het volk zelf.’
Mein Kampf van Hitler wordt gekwalificeerd als ‘een bijbel die niet verkocht mag worden.’ ‘De feesten moeten weer op de germaanse manier gevierd worden. Veel mensen weten niet eens dat de overgenomen christelijke feesten vroeger door onze germaanse voorouders werden gevierd (…)’
Antisemitische uitlatingen zijn op het forum van de na regelmatig gedaan, variërend van one liners (‘De jood ontbreekt elke vorm van moreel bewustzijn’, ‘de joden zijn een volk van bedriegers’) tot uitgebreidere verhandelingen (zie ook het hoofdstuk over antisemitisme in deze rapportage). De nationaal-socialistische oriëntatie van de Nationale Alliantie blijkt tevens uit contacten die worden onderhouden met bekende nationaal-socialisten als Joop Glimmerveen en Stewart Mordaunt. Daarnaast is opvallend dat veel energie wordt gestoken in het uitvechten van geschillen met de nvu, die voor een belangrijk deel een gevolg zijn van een persoonlijke vete tussen Kapic en Kusters (nvu). Deze ‘oorlog’ is in belangrijke mate door iedereen te volgen geweest omdat de strijd zich grotendeels op internet afspeelt. De ‘paraplu-ideologie’ van de Nationale Alliantie wordt weerspiegeld in personeel opzicht: naast radicalen zijn er meer gematigden. Op het forum komt dat onder andere tot uiting doordat radicale uitingen, zoals er enkele in het voorgaande zijn weergegeven, worden gevolgd door relativerende of corrigerende opmerkingen van anderen of van ‘Administrator’. Ook op bestuurlijk niveau zijn er spanningen tussen haviken en duiven, al lijken de haviken het vooralsnog voor het zeggen te hebben. De ervaring leert echter dat een dergelijke bestuurlijke instabiliteit gemakkelijk kan omslaan of kan leiden tot scheuringen. Ondanks de organisatorische instabiliteit heeft de Nationale Alliantie zich met naar schatting 150 leden in korte tijd opgewerkt
[ 55 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
naar de tweede plaats op de lijst van de vier extreem-rechtse partijen. Van deze vier is de Nationale Alliantie tevens verreweg de meest (openlijk) radicale.
Nieuw Rechts In 1995 begon Michiel Smit (1976) zijn politieke loopbaan bij de vvd in Rotterdam. 46 Wegens het in zijn ogen ‘ontkennen van de problemen bij het Rotterdamse Centraal Station’ brak Smit met de vvd en raakte in 2001 betrokken bij het door Pim Fortuyn geleide Leefbaar Rotterdam (lr). Fortuyn zette Smit als derde op de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 en verzocht hem tevens de rol van fractiesecretaris op zich te nemen. Al spoedig kwam Smit in aanvaring met lr. Een deel van de conflictstof werd gevormd door een extreem-rechtse oriëntatie, onder andere deelname aan extreem-rechtse webfora (Stormfront en Polinco) en voorts Smits vriendschappelijke betrekkingen met het Vlaams Blok; in Rotterdam zelf werden openlijke en vriendschappelijke banden ontwikkeld met de extreem-rechtse Nieuwe Nationale Partij (nnp), die met twee zetels vertegenwoordigd was in de deelraad van Feyenoord. 47 Na de val van het kabinet Balkende in oktober 2002, het gevolg van de problemen rond de verbrokkelende lpf, zocht Smit aansluiting bij een van de lpf-afsplitsingen: De Conservatieven.nl. Deze lpf-splinter, die geleid werd door exlpf-kamerlid Winny de Jong, raakte in extreem-rechts vaarwater. Zo kreeg het partijtje veel steun uit de extreem-rechtse hoek, zowel van deelnemers aan de uitgesproken racistische webfora Stormfront en Polinco, als ook in de vorm van concrete ondersteunende verklaringen van extreem-rechtse activisten. Deze verklaringen waren nodig voor de verkiezingsdeelname op 22 januari 2003. Het op die dag door de Conservatieven.nl behaalde verkiezingsresultaat: slechts een paar duizend stemmen. In diezelfde periode kwam het tot een breuk tussen Smit en Leefbaar Rotterdam. In mei 2003 richtte Smit een ‘eigen’ partij op, Nieuw Rechts (nr). Eenmaal de handen vrij haalde Smit de contacten aan met het Vlaams Blok. Op uitnodiging van Smit bracht een delegatie van het Vlaams Blok onder leiding van Filip Dewinter in het najaar van 2003 een werkbezoek aan Rotterdam. Een andere opvallende gebeurtenis was de verkiezingsdeelname van Nieuw Rechts aan de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2004. De partij behaalde bijna 16.000 stemmen, ofwel 0,3% van het totaal. Dat was lang niet genoeg voor een vertegenwoordiging in het Europarlement. Voor een zetel in de
[ 56 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tweede Kamer zou bij Kamerverkiezingen meer dan het dubbele van dit percentage moeten worden gehaald (ongeveer 0,7%). Omstreeks september 2004 leek de potentiële verkiezingsaanhang van Nieuw Rechts zich richting die 0,7% uit te breiden. In diezelfde periode zou Nieuw Rechts meer dan 700 leden hebben, althans naar eigen opgave. Terugkijkend op het ongeveer anderhalfjarige bestaan van Nieuw Rechts — wij schrijven dit medio oktober 2004 — zijn er enkele opvallende elementen. De eerste is de bedrijvigheid. 48 Nieuw Rechts heeft tal van activiteiten ontplooid en in korte tijd een organisatie opgebouwd. Er zijn op een vijftal plaatsen in het land afdelingen opgezet met bij elkaar — grof geschat — enkele tientallen actieve leden. Veel acties met relatief veel publicitaire aandacht. Voorts is een website met een eigen forum ontwikkeld. Wat het laatste betreft, in oktober 2004 waren er meer dan 4000 geregistreerde forumleden en zou het gaan om meer dan tienduizend berichten. 49 Een tweede in het oog springende karakteristiek is radicalisering. Dit geldt met name voor de eerste periode van het bestaan van Nieuw Rechts. Eigenlijk is het beter te spreken van voortgaande radicalisering, want een extreem-rechtse koers was al eerder door Smit ingezet. Na oprichting van Nieuw Rechts raakte een en ander in een stroomversnelling. Zo werden niet alleen de banden met het Vlaams Blok aangehaald, maar ook die met de nnp, de nakomeling van de in 1998 verboden Centrumpartij’86. Maandenlang was er zelfs sprake van een op handen zijnde fusie tussen Nieuw Rechts en de nnp. Eind 2003 bleek dat de fusie van de baan was. Veel nnp’ers stapten over naar Nieuw Rechts. Een derde opvallend element in de ontwikkeling van Nieuw Rechts is een poging tot matiging, het tegendeel dus van radicalisering. In dezelfde periode dat de fusie met de nnp van de baan was — rond de jaarwisseling 2003-2004 — werd een nieuwe koers uitgezet, waarin afstand werd genomen extreem-rechtse groepen, subculturen en denkbeelden. Dit komt onder andere tot uiting in pogingen het actieve kader een andere samenstelling te geven. Minder eenzijdigheid (lees: de extreem-rechtse gabbersubcultuur), meer aandacht voor de werving van hoger opgeleiden en van diverse leeftijden. Een ander instrument van de gematigde koers is strakkere moderatie op het webforum dat meer en meer een vergaarbak van allerlei ongewenste en/of racistische uitingen was geworden (hierop komen wij nog op terug). Inmiddels is het forum zelfs ‘gesloten’, in die zin dat men zich eerst moet registreren om kennis van de inhoud te kunnen nemen. Een andere uiting van de tendens tot matiging was verzet van
[ 57 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
nieuw Rechts tegen het label ‘extreem-rechts’. Dit was iets nieuws, want eerder was daar veeleer onverschillig op gereageerd. 50 In hoeverre kan Nieuw Rechts worden gekwalificeerd als een extreem-rechtse, racistische organisatie? Zoals in eerder studies is uiteengezet kleven aan deze vraag uiteenlopende aspecten. 51 Allereerst is de ideeënwereld van belang, maar daarnaast ook sociale genealogie. Deze berust op de bevinding dat extreem-rechtse formaties als regel niet uit de lucht komen vallen, maar op enigerlei wijze uit andere formaties voortkomen. Onder de oprichters van extreem-rechtse organisaties bevinden zich heel vaak personen die voordien bij een of meer andere verwante organisaties aangesloten zijn geweest. Deze personele continuïteit geldt niet alleen voor de oprichters, maar evenzeer voor personen die zich gaandeweg bij een organisatie aansluiten. Dit laatste kan de magneetfunctie worden genoemd: in hoeverre wordt aantrekkingskracht uitgeoefend op personen die blijk hebben gegeven van extreem-rechtse sympathieën? Een aspect van de magneetfunctie is positieve identificatie: het bestempelen van de desbetreffende formatie in extreem-rechtse kringen als verwant, als tot de ‘eigen’ politieke familie behorend. Allereerst de ideeënwereld, maar alvorens daar op in te gaan dient te worden opgemerkt dat de beoordeling van welke denkbeelden wel en welke niet als racistisch moeten worden gekwalificeerd, afhangt van de gekozen definitie en is derhalve tot op zekere hoogte arbitrair. Men kan ervoor kiezen ruim dan wel terughoudend af te bakenen. 52 Nieuw Rechts kwalificeert zich als een partij ‘die opkomt voor de belangen van het Nederlandse volk en vecht voor behoud van de Nederlandse cultuur’. 53 De partij, zo valt op de website te lezen, wil meer concreet nationale trots stimuleren, door onder andere het verplicht zingen van volkslied op scholen, herinvoering van de dagsluiting op televisie en radio en meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis op scholen. Verder is Nieuw Rechts voor een totale sluiting grenzen voor economische asielzoekers, opvang in de regio van economische en politieke vluchtelingen en het aan banden leggen van gezinshereniging. Remigratie dient actief te worden bevorderd. Criminaliteit moet keihard worden aangepakt, zo meent nr en de doodstraf zou weer moeten worden ingevoerd. Tot zover een heel beknopte schets van denkbeelden zoals die door Nieuw Rechts ‘officieel’ naar voren worden gebracht. Weinig racisme en extreem-rechts, althans mits men terughoudend wenst te definiëren.
[ 58 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Het webforum, dat ook onder verantwoordelijkheid van nr valt, levert echter een ander beeld op. Daar valt bijvoorbeeld te lezen ‘(…) idd je ziet de raszuiverheid en onze kultuur hier in ons kikkerlandje (en alle andere “blanke” landen) flink achteruit gaan, ook zien we het resultaat, gettovorming, criminaliteit, drugs, verengelsing, etc. etc.’ (…) raszuiverheid is noodzakelijk voor de overleving van ons ras!’
De vraag waarom je ‘rechts’ zou stemmen — bedoeld werd wellicht Nieuw Rechts — werd door deelnemers onder andere als volgt beantwoord: Kort maar krachtig: Moslims. Omdat mijn land vol is en moet worden schoongemaakt van al dat allochtone gespuis. Omdat het genoeg is met die moskeen hier, daardoor ontstaat er steeds meer terreur en over een aantal jaren is het anders te laat (...) Omdat ik een veilige en oer-hollandse toekomst wil garanderen voor andere generatie’s, het zou toch erg zijn als over een heele tijd onze cultuur zal onderdoen voor de moslim cultuur. Daar zal ik tegen blijven strijden totdat ik er bij neer val! Omdat ik de Nederlandse cultuur terug wil zien komen! (...) omdat nederland van nederlanders moet zijn en niet van die rare lui die hier even van een uitkering komen leven en de boel verzieken. Vooral om de immigratie binnen de perken te houden, en om onze cultuur te bewaren. Omdat ik meer dan zat ben om iedere keer als ik mijn mening zeg, word uitgescholden voor kkbleekscheet en racist!anneer het over islam, moslims of moskeeën ging, viel onder andere het volgende te lezen:
[ 59 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Dood aan de gorgelende baardapen. Opzouten uit ons land! En weg met de slinxe landverraders die ons hiermee hebben opgezadeld en met volle kracht iedereen demoniseren die uit liefde voor zijn land dit ettergezwel wil uitsnijden. Alle moslims opgerot en liefst zo snel mogelijk... die klotuh allochtonen denken onderhand dat nederland van hun is en dat wij hier gasten zijn. Waar we dus mee te maken hebben is simpelweg een bijverschijnsel van de islamisering van west-Europa: kankerislamieten die de macht grijpen in onze landen, te beginnen op straat en op school, te beginnen bij degenen die zij het meest menen te moeten haten: Dàt is de simpele waarheid, en anders niet! De (enige) remedie? Iets met varkensbloed en varkenshuid (…) (…) gewoon de grond ontheiligen met afval van het slachthuis... varkens bloed varkens koppen, stront, pis etc. etc.. dat vertraagt de bouw.. opzoek naar een nieuwe lokatie.. hup het zelfde geintje weer.. dat moeten wij doen ipv alleen maar lopen klagen en kankeren.. actie!! Afbranden die mosk(n)ee, gelukkig komen er steeds meer groepen die zich er tegen verzetten. Kan iemand mij vertellen wanneer de moskee in haarlem-oost wordt vernietigd? het wordt tijd dat christenen de daden van moslims is gaan vergelden! Vergeving voor de mensen die vergeving willen en oorlog voor de mensen die oorlog willen! Laat de tijden van de kruistochten herleven! Geweld is de enige oplossing tegen de Islam, of helemaal vernietigen binnen de Nederlandse grenzen, of toezien hoe we ten onder gaan. Elke moslim op straat is je vijand. We zijn helaas voorbij de gouden middenweg, het is nu klaar maken voor de strijd of als volk tenonder gaan in een zee van hoofddoekjes. Het is nu of nooit om als Europa deze invasie van woestijnratten te keren. Steeds vaker is waar te nemen dat de oorspronkelijke nlers al dan niet openlijk aanstoot nemen aan die kopvodjes en ingepakte pinguins (ook wel lo-
[ 60 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
pende tenten genoemd). Vroeger zat dat bij mij persoonlijk wat provocatief in m´n gedachten en gevoel en ging ik achter zo´n tent lopen om vervolgens al mijn speeksel bij elkaar te schrappen om dat op die lopende vuilniszak te roggelen (…). Het laat mij persoonlijk volstrekt koud wat er met die haathut gebeurd. Al laten ze er een horde varkens op af, jammer dan. (...) zolang er niets aan de moskees gedaan zal en kan worden, zal ik ook geen traantje laten vallen om de vernieling van één van de haathutten die ons land rijk is. Ik beschouw moslimfundamentalisten als ongedierte dat niet in Nederland thuishoort. De voornaamste reden daarvoor is dat zij met hun haat tegen andersdenkenden een belediging zijn van mijn land, en daarnaast een kankergezwel overal ter wereld. Er is geen reden om ze niet te haten.
Uitlatingen als de hierboven aangehaalde maken duidelijk dat men op het webforum, de laag die direct gelegen is onder de officiële, op grievende en uitgesproken racistische uitlatingen kan stuiten. 54 Deze racistische uitingen zijn niet uitsluitend 55 doch wel vooral gericht tegen moslims en de islam. Zoals eerder werd opgemerkt is Nieuw Rechts in de loop der tijd strakker gaan optreden tegen ontsporingen van uiteenlopende aard op het webforum. Dat heeft niet geleid tot effectief weren van uitingen van racisme. Het is ook nog maar de vraag of dat door Nieuw Rechts wordt nagestreefd. Wij hebben de indruk dat er bij kritische beschouwingen over het beleid van Nieuw Rechts zelf, eerder wordt ingegrepen dan bij racistische uitlatingen. Voorts is het ook de bedoeling van Nieuw Rechts dat op het forum verder mag worden gegaan, dan de officiële partijlijn. Volgens Michiel Smit moet het forum gezien worden als een ‘digitale kroeg’, waar je best wat verder mag gaan dan de officiële partijlijn. De terughoudendheid in optreden is tevens ingegeven door de vrees dat radicale posters zullen uitwijken naar andere webfora. Maar bij een klacht over een posting wordt er volgens Smit in ieder geval opgetreden. Naast de ideeënwereld dient de aandacht uit te gaan naar ‘sociale genealogie’. Extreem-rechtse formaties komen vaak uit andere voort, veelal als gevolg van een ruzie of een fusie. Dat was bij Nieuw Rechts niet het geval. De partij is wel-
[ 61 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
iswaar als gevolg van onenigheid ontstaan, maar die speelde zich af binnen de Leefbaar/lpf-stroming. Zoals eerder werd vermeld speelde de extreemoriëntatie van Smit daarbij wel een belangrijke rol. Eenmaal niet meer geremd vanuit Leefbaar Rotterdam kregen de betrekkingen in extreem-rechtse kringen krachtige impulsen en ontstonden er personele overlappingen. Dit betrof primair de Nieuwe Nationale Partij (nnp) en haar jeugdbeweging Nieuwe Nationale Jongeren (nnj). nnp-voorzitter Van der Kooi was op enigerlei moment betaald medewerker bij Smit en in november 2003 was ook de toenmalige nnj-secretaris Peters kind aan huis op het kantoor van Smit. 56 Peters is veroordeeld wegens antisemitische geweldpleging (schending joodse begraafplaats Oosterhout, april 2001). 57 Voorts zijn er diverse ontmoetingen tussen Smit en extreem-rechtse gabbers in de hardcore scene. Op diverse plaatsten op internet zijn foto’s van een van die bijeenkomsten te zien. Op de achtergrond een zwarte vlag met een keltenkruis en de slogan White Pride World Wide. 58 De lijst met kandidaten voor de Europese verkiezingen in juni 2004 maakte duidelijk dat de integratie met de nnp/nnj verder was voortgeschreden. 59 Een andere opvallende verschijning op deze lijst is Wim Elsthout, een veteraan inextreem-rechtse kringen rechtse kringen en ooit voor de Centrumdemocraten lid van de Haarlemse gemeenteraad, de Provinciale Staten van Noord-Holland en de Tweede Kamer. 60 Eind jaren tachtig werd Elsthout door de strafrechter veroordeeld tot gevangenisstraf wegens discriminatoire uitlatingen. 61 Esthout deed een oproep om oud-aanhangers van de Centrumdemocraten zich te doen aansluiten bij Nieuw Rechts. Een aantal deelnemers op het webforum van nr betuigden openlijk hun sympathie voor de ‘Centrumstroming’. Zo viel onder andere te lezen: ‘Als we meer naar de cp/cd in die tijd hadden geluisterd, dan zou Nederland nu veel beter leefbaar zijn.’ In maart 2004 werd vanuit Vlaamse extreem-rechtse kringen het Comité Nee tegen Turkije opgericht. Het gezelschap richt zich tegen toetreding van Turkije tot de Europese Unie en kreeg ook een Nederlandse afdeling. Hierin participeert de jongerenafdeling van Nieuw Rechts samen met onder andere de Nationale Beweging van Tim Mudde. Net als Elsthout is Mudde een veteraan in extreem-rechtse kringen (met bijbehorende strafrechtelijke annex). 62 ‘Zo was hij in de jaren negentig bestuurder van de in 1998 verboden neonazistische Centrumpartij’86.
[ 62 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Al in de tijd van De Conservatieven.nl, nog voor de oprichting van Nieuw Rechts, werd Michiel Smit als positief geïdentificeerd in extreem-rechtse kringen (webfora Polinco, Stormfront, nnp en Vlaams Blok). Dit zette zich voort in de tijd van Nieuw Rechts. De partij werd van meet af aan als verwant beschouwd, ook door de Nederlandse Volks-Unie en de Nationale Alliantie. Bij die verwantschap behoren ook de rivaliteit, concurrentie en onderlinge tegenstellingen waardoor de extreem-rechtse politieke arena al sinds jaar en dag wordt gekenmerkt. Het zal geen verwondering wekken dat de liefde van de zijde van de nnp ernstig bekoeld was, nadat tegen de zin van de nnp in de fusie was afgesprongen. Dat geldt althans voor het overblijvende deel van de nnp nadat de partij was uitgehold door zowel Nieuw Rechts als door de Nationale Alliantie. Door de Nationale Alliantie en de Nederlandse Volks-Unie wordt Nieuw Rechts als een gevaarlijke rivaal beschouwd, al wordt de toon naar buiten beheerst door felle kritiek en schimpscheuten op de ‘zionistenkliek’ Nieuw Rechts.
3.2
— Extreem-rechtse organisaties Naast partijen, zijn er ook diverse extreem-rechtse organisaties actief in Nederland. Zij onderscheiden zich van partijen omdat zij niet de intentie hebben aan verkiezingen deel te nemen. Een aantal van deze organisaties zijn gelieerd aan partijen, anderen zijn actief als onafhankelijke actiegroep. Allereerst de neonazistische groepen in Nederland. Zij kenmerken zich sedert jaar en dag door hun geringe omvang en door veel richtingenstrijd. In de afgelopen monitorperiode (2002 – 2004) was dat niet anders. Het Aktiefront Nationale Socialisten (ans) werd midden jaren tachtig opgericht, als Nederlandse loot van een gelijknamige (verboden) Duitse neonazistische organisatie. Ook het profiel van de Nederlandse tak was openlijk neonazistisch. In 1987 ging het ans over in handen van Eite Homan en is dat tot op heden gebleven. Het ans is een diffuus gezelschap zonder rechtspersoonlijkheid, zonder formeel vastgelegde lidmaatschappen en handelend onder diverse namen. Het aantal aanhangers schommelt door de jaren heen tussen de vijf en vijftig. Medio jaren negentig was er een sterke overlapping met cp’86 en na het verbod van deze
[ 63 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
partij met de Nederlandse Volks Unie (nvu). ans’ers zijn in de loop der jaren relatief frequent in aanraking geweest met de strafrechter wegens met name geweldsdelicten. Het ans is niet groot, maar zijn extremisme, naam en internationale contacten staan borg voor publicitaire aandacht. De betekenis van Homan is voorts gelegen in het prestige dat hij heeft in internationale kringen van oude en nieuwe nazi’s. De laatste jaren is het ans een tijd actief geweest onder de gelegenheidsnaam Anti Zionistische Aktie en richt ze haar pijlen op joden in Nederland en de staat Israël. De laatste tijd heeft men de radicale vleugel van de nvu verzameld onder de naam Racial Volunteer Force (rvf). Het rvf is ontstaan in Groot-Brittanië, uit de gewelddadige organisatie Combat 18. Op de inmiddels opgeheven website van de Nederlandse tak omschreef de organisatie zich als een groepering zonder leden of structuur. Ze roepen op tot leaderless resistance: individuen met een gemeenschappelijke ideologie moeten afzonderlijk van elkaar directe actie uitvoeren. Een van de initiatieven van het ans was de website Weerwolf Nederland die in 2002 werd opgezet. Op deze site werden namen, foto’s en adresgegevens gepubliceerd van politieke tegenstanders, naast een lange lijst met namen en foto’s van Nederlandse joden. Een oproep om het cidi ‘met wortel en tak’ uit te roeien leidde uiteindelijk tot een aangifte, maar niet tot vervolging. 63 Het ans zoekt daarnaast toenadering tot andere vijanden van Israël, zoals bijvoorbeeld radicale islamistische groeperingen. Verder steunde het ans Saddam Hoessein in zijn strijd tegen Israël en de Verenigde Staten. ans-leider Homan liep de laatste jaren aan het einde van de Ramadan bijvoorbeeld mee met een demonstratie van radicale islamisten tegen Israël. Ook ondernam het ans actie tegen de oorlog in Irak. Er werd onder meer propaganda verspreid met de teksten ‘Bestrijdt Israël en de Zionistische Kruisvaarders. Steun de Jihad Wereldwijd!’ en ‘Saddam zal overwinnen!’. De verregaande solidarisering met Irak wordt echter door een deel van de achterban niet gewaardeerd. Een oudgediende als Joop Glimmerveen moet bijvoorbeeld niets hebben van dit soort allianties. De nadruk op antisemitische politiek leidt daarnaast tot tijdelijke onmin tussen het ans en de nvu. De nvu werd verweten te ‘Jood-vriendelijk’ te zijn. Vooral het reeds genoemde optreden van nvuvoorman Kusters in het televisieprogramma van Catherine Keyl was een steen des aanstoots. Op een demonstratie voor een asielzoekersstop in Apeldoorn in maart 2003 droegen ans-aanhangers Iraakse vlaggen, spandoeken tegen Israël
[ 64 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
en een spandoek tegen de gematigde koers van de nvu. Uiteindelijk besloot de nvu om het ans te volgen en koos voor een ‘ anti-zionistische’ koers. In juni 2004 organiseerden nvu’ers een demonstratie tegen Amerikaanse agressie, waarbij nadrukkelijk verwezen werd naar de ‘Joodse’ Verenigde Staten en de Amerikaanse steun aan Israël.Verder besteedde het ans — in samenspraak met de nvu en Blood & Honour — aandacht aan de sterfdag van Rudolf Hess. Een delegatie bezocht een herdenkingsmars in Duitsland. Maar ook in Nederland werden verschillende acties gehouden: een demonstratie en diverse kladacties. Er werden ondermeer een joodse begraafplaats en een oorlogsgraf beklad. Een van de spilfiguren van het ans is de Duitse neonazi Michael Krick. 64 Blood & Honour is een internationaal opererend netwerk van neonazistische skinheads. Blood & Honour werd in 1987 opgericht in Engeland. Blood & Honour richt zich op het produceren en promoten van nazistische muziek om daarmee aanhang te verkrijgen en geld te verdienen. Het internationaal distribueren van nazistische muziek bleek een zeer lucratieve bezigheid te zijn. Begin jaren negentig heeft er in Nederland een Blood & Honour-tak bestaan onder de naam Hou Kontakt. Die organisatie verdween na enkele jaren weer. Vanaf 2000 zijn er pogingen gedaan om opnieuw een Nederlandse Blood & Honour-tak op te richten. Dat lukte in 2002, toen een aantal ontevreden nvu-leden die partij verliet en zich voor Blood & Honour ging inzetten. Ze organiseerden een aantal gezelligheidsbijeenkomsten en bezochten demonstraties in Duitsland. Tijdens een herdenkingsbijeenkomst om de Hitlerputsch van 1923 te herdenken sprak het voormalige cp’86-bestuurslid Stewart Mordaunt. De laatste jaren verkeert het internationale Blood & Honour-netwerk in een onoverzichtelijke richtingenstrijd. Er zijn twee organisaties actief die zich allebei Blood & Honour noemen en zichzelf de enige ware organisatie noemen. De richtingenstrijd gaat over veel dingen, maar in grove lijnen kan gesteld worden dat de ene Blood & Honour (met de subtitels Combat18 of Terrormachine) de andere Blood & Honour (met de subtitel Midgard) verwijt niet politiek en actief genoeg te zijn. Midgard zou zich vooral bezighouden met bier drinken en geld verdienen. De Nederlandse tak kan gerekend worden tot de Blood & Honour-c18/Terrormachine-stroming (de ‘politieke’ stroming dus) en is in de praktijk ook onderdeel van het ans/rvf-netwerk. 65 De richtingenstrijd gaat in Nederland bepaald niet zachtzinnig. Toen de nvu in maart van dit jaar in Nederland een concert
[ 65 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
organiseerde met een Sloveense band die behoort tot het Blood & Honour-Midgard-netwerk, kwam een groep Nederlandse, Vlaamse en Duitse Blood & Honour-Combat18/Terrormachine-leden op het concert af om de band aan te vallen. Daarbij werden flinke vernielingen aangericht en vielen rake klappen. De organisatiegraad van Blood & Honour in Nederland is erg laag. Recent is de houding van deze Blood & Honour-groep richting de nvu iets milder geworden en werd er zelfs weer aan een zelfde demonstratie deelgenomen. Behalve de neonazi’s zijn er nog enkele organisaties die zich buiten of naast de extreem-rechtse partijen bevinden, te weten Voorpost en de Nationale Beweging. Voorpost is een heel-Nederlandse actiegroep die in 1976 werd opgericht in het extreem-rechtse Vlaams-nationalistische milieu. Kort na de oprichting werd er ook een Nederlandse afdeling opgericht. De actiegroep maakte zich vooral hard voor het samengaan van Vlaanderen en Nederland. De organisatie leidde in Nederland een vrijwel slapend bestaan tot midden jaren negentig. Toen werd de organisatie overgenomen door voormalige cp’86-leden, die geen heil meer zagen in het oprichten van extreem-rechtse partijtjes. Voorpost moest een organisatie worden, om in Nederland een extreem-rechtse beweging op te bouwen. Dit mislukte echter en vanaf 1999 stortte Voorpost-Nederland in elkaar. Vanaf 2002 werd nauwelijks nog iets van de organisatie vernomen. Recent maakte Voorpost-Nederland echter een nieuwe start op instigatie van Paul Peters. 66 Aanhangers van Voorpost-afdelingen in de omgeving van Leiden, de Bollenstreek en Eindhoven gingen een eigen weg onder de naam Nationale Beweging. Er werden verschillende sub-organisaties en periodieken opgericht. Spilfiguren zijn de extreem-rechtse veteranen Tim Mudde en Michel Hubert. Op nationaal niveau wordt een website onderhouden en werd enige tijd een krantje uitgegeven. De Nationale Beweging heeft echter met name activiteiten ontplooid op lokaal niveau. In Leiden en omgeving wordt een blaadje uitgegeven en heeft men maandelijkse ontmoetingsavonden. In Eindhoven waren de activiteiten vooral geconcentreerd op een kazerneterrein, dat sinds 2000 gekraakt was. In deze gebouwen was een vrijruimte gecreëerd voor extreemrechts in de regio. In deze vrijruimte werden politieke bijeenkomsten, feesten en concerten gehouden. Deze bijeenkomsten en dan met name de concerten hadden een internationale aantrekkingskracht. Het terrein was ook de vaste plek om op te treden voor de band Brigade m van Tim Mudde.
[ 66 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Verder bood het kazerneterrein faciliteiten bij de werving van jongeren in de regio Eindhoven. Dit zorgde regelmatig voor overlast en incidenten. Politieke tegenstanders in Eindhoven en omgeving werden geïntimideerd en er werden vernielingen aangericht. Een groepje jongeren dat poogde een islamitische basisschool in brand te steken, was bijvoorbeeld bezoeker van de kazerne. In november 2003, daags voor de herdenking van de Kristallnacht werd een concert op het kazerneterrein gepland van een Duitse neonazistische band, die bekend staat om zijn antisemitische teksten. Dit concert veroorzaakte dusdanig veel ophef in Eindhoven dat de extreem-rechtse gebruikersgroep besloot het pand te verlaten. De gemeente Eindhoven liet het daarna bewaken en onbruikbaar maken. Een poging om een nieuw gebouw te kraken in Veldhoven mislukte vervolgens. Na het verlaten van het kazerneterrein heeft de Nationale Beweging zich teruggetrokken uit de openbaarheid. Er worden met name gezelligheidsbijeenkomsten georganiseerd (een voetbaltoernooi, diverse heidense feestvieringen en stamtafel-bijeenkomsten) en af en toe een scholingsbijeenkomst. De enige politieke activiteit die de organisatie op dit moment nog voortbrengt is deelname aan een comité tegen de toetreding van Turkije tot de eu, in samenwerking met de jongerenorganisatie van Nieuw Rechts.
3.3
— Extreem-rechtse jongeren In deze rapportage besteden we meer aandacht dan voorheen aan het verschijnsel extreem-rechtse jeugdstijlen. Stijlen als skinheads en gabbers worden al langer geassocieerd met rechts-extremisme en racisme. Een reden voor meer aandacht is dat rechts-extremisme en racistisch geweld met een achtergrond in jeugdstijlen de laatste tijd van toenemende betekenis is. Het verschijnsel jeugdstijlen is relatief jong. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden in Engeland (en iets later in de rest van Europa) de eerste stromingen. In de jaren vijftig, zestig en zeventig volgen subculturen als de Teddy Boys, Rockers, Hippies, Punks en Skinheads. Een van de weinige onderzoeken die in Nederland naar extreem-rechtse jeugdstijlen zijn gedaan is de studie van Hajo Schoppen uit 1997. 67
[ 67 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
In navolging van de Britse onderzoeker Brake omschrijft Schoppen jeugdculturen als‘ (…) constellations of actions, values, style, imagery and even life styles which, through media reportage, extend beyond a neighbourhoud to form a complex relationship with other larger cultures, to form a symbolic pseudocommunity.’ 68
Het ging Schoppen voornamelijk om de relatie tussen jeugdstijlen en racistisch geweld. Hij kwam tot de slotsom dat drie jeugdculturen in dit verband van belang waren: voetbalhooligans, skinheads en gabbers. Bij hooligans constateert Schoppen racisme als onderdeel van een hele scala van beledigingen aan het adres van spelers en van aanhangers van tegenstanders. Hij concludeert dat het hier niet gaat om diepgewortelde racistische denkbeelden of rechts-extremisme. Bij enkele clubs constateert Schoppen wel een historie van rechts-extremisme onder de aanhang: FC Den Haag, FC Groningen en Feyenoord. Door diverse oorzaken is tegenwoordig weinig meer over van extreem-rechtse participatie in het hooligan-circuit. Pogingen van extreem-rechts om aanhang te werven onder hooligans zijn op niets uitgelopen. De skinheadsubcultuur kwam in de jaren ’80, samen met de punk, overwaaien van Engeland naar Nederland. Skinheads kenden hun hoogtepunt in Nederland aan het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig. Schoppen schetst het extreem-rechtse deel van de skinheadscene als een gesloten, afgeschermde groep met een agressieve houding naar andersdenkenden, andere subculturen en allochtonen. Wat de houding ten opzichte van anti-allochtoon geweld betreft meent Schoppen dat er sprake is van een wispelturige houding. Geweld vanuit de eigen groep, vooral in de vorm van confrontaties, wordt bejubeld. Wanneer de media echter melding van dat geweld maken wordt dat gezien als demonisering . Vanaf 1992 verdwijnt de skinheadsubcultuur langzaam maar zeker door gebrek aan ontmoetingsruimtes, een slecht imago en de concurrentie van de opkomende gabbercultuur. Eind jaren negentig was er nog een kleine opbloei, die zich echter meer op muziek en concerten concentreerde en minder op politiek. Dit keert raakten skinheads niet zozeer in de problemen door hun radicale politieke standpunten, maar door de ernstige overlast die ze, vooral bij concerten, bezorgden. Drie zaal-
[ 68 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
exploitanten en een concertorganisator, die in deze periode de belangrijkste organisatoren van skinheadconcerten waren, hielden het voor gezien na grootschalige vechtpartijen en vernielingen. Opvallend is dat bij de drie vecht-partijen, die aanleiding waren voor deze beslissingen, altijd extreem-rechtse skinheads betrokken waren. Momenteel zijn er nog enkele tientallen actieve ‘klassieke’ skinheads in Nederland. Daarvan is een minderheid actief bij extreem-rechtse partijen. Naast de klassieke skinheads zijn er ook ‘moderne’ skinheads, afkomstig uit de gabbersubcultuur. Deze jongeren kopiëren de kleding en uiterlijk van skinheads en luisteren ook naar skinheadmuziek. Daarnaast blijven deze skins hun eigen gabbersubcultuur trouw door ook naar gabbermuziek te luisteren, naar gabberfeesten te gaan en de skinheadkleding te mixen met typische gabberattributen, zoals gezichtspiercings en het dragen van opzichtige merkkleding. Dit kopieergedrag kan overigens op weinig waardering van de klassieke skinheads rekenen, die niets moeten hebben van gabbers. In tegenstelling tot skinheads is de gabbersubcultuur erg groot in Nederland. Binnen deze subcultuur is vanouds ruimte voor extreem-rechtse ideeën en uitingen. De afgelopen jaren is ook een toenemend aantal daders van racistische geweldpleging afkomstig uit de gabbersubcultuur. De gabbersubcultuur ontstond begin jaren ’90 en maakte een stormachtige groei door. De eerste generatie gabbers (1993-1997) ontstond in Rotterdam, maar het verschijnsel waaierde al snel uit over de hele Randstad. ‘Gabber’ was op haar hoogtepunt (rond 1997) de grootste jongerensubcultuur in Nederland. Gabbers identificeerden zich met hun subcultuur door een eigen versie van Housemuziek (Hardcore) met extreem snelle beats. Daarnaast hadden ze aanvankelijk karakteristieke kledingcodes: kale koppen, dure trainingspakken en gymschoenen waren erg populair. Naast deze uiterlijke kenmerken was een stedelijk chauvinisme sterk aanwezig. Gabbers profileerden zich door middel van stadswapens en voetbalattributen van hun steden. Tegelijkertijd ontstond er onder een deel van de gabbers aandacht voor anti-allochtone, vaak racistische en extreem-rechtse ideeën. Deze gabbers tooiden zich steeds vaker met (van de skinheadscultuur gekopieerde) pilotenjacks met Nederlandse vlag. Daarnaast werd het Keltische Kruis — cirkel met een kruis erdoor — een steeds populairder symbool. Gabbers waren — vooral in de Randstad, maar ook daarbuiten — in toenemende mate betrokken bij opstootjes met allochtone jongeren. Dat leidde bij een
[ 69 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
aantal scholen tot een zogenaamd vlaggetjesverbod: het werd gabbers verbodenhet Nederlandse vlaggetje te dragen, omdat dat tot teveel conflicten leidde met andere jongeren. Extreem-rechtse organisaties deden verschillende pogingen om deze jongeren te betrekken bij hun organisaties en acties. Dat lukte maar in beperkte mate. Enkele gabbers werden daadwerkelijk actief voor extreem-rechtse organisaties, maar het gros deed dat niet. Alleen rond het vlaggetjesverbod was sprake van een gelegenheidscoalitie: de cp’86 en de Centrumdemocraten poogden de onvrede van gabbers over dit verbod te gebruiken en wisten bij een demonstratie in Rotterdam enkele honderden gabbers op de been te krijgen. Dat het verder niet veel geworden is tussen gabbers en georganiseerd extreemrechts had verschillende oorzaken. Ten eerste kreeg de cp’86, die door haar radicale imago het meest tot de verbeelding sprak, al snel te maken met grote interne spanningen en scheuringen, waardoor verdere mobilisatie van gabbers niet meer aan de orde was. Daarnaast was de populariteit van de gabbercultuur ook al snel tanende. Vreemd genoeg was juist de massale populariteit van gabber de doodsteek voor de subcultuur. De commercialisering en versimpeling (er werden kleuter-gabberfeesten gegeven en allerlei gabberhitjes werden massaal verkocht) zorgden dat de scherpe randjes van de jeugdcultuur afraakten. Daarmee haakten veel oorspronkelijke gabbers af. De derde reden is dat extreem-rechtse gabbers in toenemende mate met tegenwerking te maken kregen binnen en buiten hun eigen scene. Gabbers werden steeds vaker als rechtsextremisten gezien, wat ze veel problemen opleverden. Maar ook binnen de gabberscene werd steeds luidruchtiger afstand genomen van extreem-rechtse gabbers. Er werd zelfs een organisatie ‘United Gabbers Against Racism/Fascism’ opgericht die een redelijk succes had. Vanaf de millenniumwisseling is er sprake van een nieuwe, groeiende, belangstelling voor gabberhouse, inmiddels consequent als Hardcore aangeduid. In eerste instantie werd door deze tweede generatie gabbers de subcultuur van de eerste generatie gekopieerd, maar al snel traden er een aantal veranderingen op. Het meest zichtbaar is de uiterlijke verandering. Binnen de gabberscene zijn trainingspakken en sportschoenen steeds zeldzamer geworden. Gabbers hebben massaal dresscodes van skinheads gekopieerd en dragen spijkerbroeken, zware zwarte schoenen (kistjes) en vaak T-shirts, truien en jassen van typische
[ 70 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
skinhead-merken als Lonsdale, Hooligan en Pitbull. Wel wordt de klederdracht op de details aangepast. Zo dragen skinheads wel kleren van bovengenoemde merken, maar dan vaak zonder dat de merknaam zichtbaar is, terwijl gabbers juist kiezen voor kleding waar de merknaam opzichtig wordt afgebeeld. Daarom worden gabbers tegenwoordig ook vaak aangeduid als ‘Lonsdale-jongeren’. Maar ook op het gebied van politieke ideeën heeft de gabbersubcultuur zich verder ontwikkeld. De opkomst van deze generatie gabbers liep betrekkelijk parallel met de opkomst van Fortuyn. Diens standpunten over migratie, integratie en vrije meningsuiting vonden gretig aftrek binnen de gabberscene. Meer dan in de jaren negentig werden bovendien extreem-rechtse ideeën omarmd en voor een deel aan Fortuyn toegeschreven. Steeds meer extreem-rechtse symboliek en standpunten vonden hun weg in de gabberscene. Naast de opkomst van Fortuyn is ook de toenemende anti-islamhouding na de aanslagen van 11 september 2001 als politiserend effect zichtbaar. Het succes van de verspreiding van de radicale ideeën is voor een deel te verklaren door internet. Daar is een bloeiende gemeenschap van gabbers actief op tientallen discussiefora, chatsites en profielenbanken. Via deze plekken wordt allerhande informatie uitgewisseld, waaronder ook extreem-rechtse en racistische propaganda. In delen van de gabberscene is extreem-rechtse symboliek zulk gemeengoed geworden dat het als het ware ingebakken is geraakt in de cultuur zelf. Letter- en cijfercodes als ss en 88 (88 staat voor Heil Hitler) en plaatjes van Hitler worden achteloos gebruikt in digitale conversaties en op homepages. Maar ook buiten internet zijn er effecten van het rechts-extremisme binnen de gabberscene te zien. De omvang van de problemen die deze extreem-rechtse sympathieën met zich mee brengen, zijn groter dan in de jaren negentig, net als banden met extreem-rechtse organisaties. De problemen lijken zich vooral te concentreren op twee thema’s: confrontaties met andere (allochtone) jongerengroepen en het ondernemen van gewelddadige activiteiten tegen allochtonen of allochtone doelen als asielzoekerscentra of islamitische gebouwen. De confrontaties met andere groepen deden zich de afgelopen twee jaar in toenemende mate voor. Bij deze confrontaties was het niet altijd even duidelijk wie de aanstichters waren. Vaak waren de confrontaties het gevolg van eerdere ruzies, treiterijen of (racistische) beledigingen. Twee voorbeelden: In Raamsdonksveer raakten twee groepen met elkaar in conflict tijdens de kermis. In de botsauto’s scholden gabbers enkele Antillianen racistisch uit. Daarna
[ 71 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
volgden de gebeurtenissen elkaar snel op. De gabbers sloegen de Antillianen en dit mondde uit in een vechtpartij. Uiteindelijk stond een groep van circa twintig — met onder andere knuppels en pijpen bewapende — gabbers tegenover drie bewapende Antillianen. De gabbers joegen de Antillianen op en omsingelden hen. Een van de Antillianen werd in een hoek gedreven en er werd met legerschoenen op hem ingetrapt. Hij pakte zijn pistool en schoot drie gabbers neer. De Antillianen werden gearresteerd en uiteindelijk veroordeeld tot celstraf en lange werkstraffen. De gabbers kregen voorwaardelijke straffen en korte werkstraffen. In Muiderberg was een conflict tussen een groep gabbers en enkele Marokkaanse jongeren ontstaan. De laatsten zochten, naar verluidt, een jongen die een familielid van hen racistisch zou hebben belaagd. Leden van de gabbergroep huldigden ook racistische ideeën, maar daar draaide dit conflict niet direct om. De Marokkaanse jongeren bedreigden de gabbers om hen te laten vertellen waar de jongen was. Een dag later kwamen de Marokkanen terug en opende een van de gabbers het vuur op hen. Drie Marokkanen werden gewond afgevoerd. Maar in andere gevallen is de achtergrond wel duidelijk. Drie voorbeelden: In Den Bosch was een groepje gabbers verantwoordelijk voor brandstichting in een Islamitische basisschool. Ze wilden aanvankelijk molotovcocktails in een moskee gooien. Maar bij aankomst bleken er mensen in de moskee aanwezig en dat zorgde voor een probleem, namelijk getuigen. Vervolgens werd uitgeweken naar de nabijgelegen basisschool, waar niemand aanwezig was. Daar werden de molotovcocktails gegooid. Na enig speurwerk konden de daders worden aangehouden en later worden veroordeeld. Ook in Dokkum was het verhaal duidelijker. Daar was een gabbergroep, bestaand uit enkele tientallen jongeren, die regelmatig bijeenkwamen op een zolder. Drie meerderjarige groepsleden stookten de overige — minderjarige — groepsleden op om de confrontatie te zoeken met bewoners van het nabijgelegen asielzoekerscentrum. Dat leidde tot diverse confrontaties en nachtelijke vernielingen. Toen een aantal gabbers overdag vernielingen aanrichtte kon de politie hen arresteren. Bij de ondervraging kwam de politie er achter dat er een brandstichting op stapel stond. Een aantal gabbers was namelijk van plan een molotovcocktail te gooien naar het azc. Meerdere arrestaties en veroordelingen volgden.
[ 72 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
In Twente werd een groep gabbers flink te pakken genomen door een groep Molukse jongeren ‘omdat het nazi’s zijn’. Deze voorbeelden zijn illustratief voor incidenten die het afgelopen jaar op veel meer plaatsen in Nederland hebben plaats gevonden. De grote verspreiding van deze incidenten laat zien dat het een landelijk probleem is. Maar ook informatie van overheids- en jongerenwelzijnsorganisaties laat een dergelijk beeld zien. Naar de precieze omvang van de gabberscene en het percentage jongeren met extreem-rechtse ideeën binnen die scene is echter nog geen onderzoek gedaan en daar is weinig helderheid over te verschaffen. Wel is er in een aantal politieregio’s onderzoek gedaan naar de problematiek. Naar aanleiding van de toename van racistische incidenten en een brandstichting in een moskee in Helden deed het politiedistrict Venlo een onderzoek naar de omvang van discriminatie en vreemdelingenhaat onder jongeren. 69 Het onderzoek wees uit dat de ‘Lonsdale-jongeren’ vooral in dorpen en in mindere mate in steden aanwezig zijn. Het zijn overwegend jongeren in de leeftijd van 13 tot en met 18 jaar. Verder wordt geconcludeerd dat er bij een groot gedeelte van de groep sprake is van vreemdelingenhaat, maar dat een samenhangende politieke ideologie ontbreekt. Daarnaast wordt er vastgesteld dat het om geisoleerde groepen gaat, die geen contact met elkaar, noch met landelijke organisaties hebben. Dit beeld komt overeen met indrukken elders in het land. De verklaring voor het synchroon optreden van problemen rond ‘Lonsdale-jongeren’ in veel plaatsen, zonder een landelijke of zelfs maar regionale organisatie, zou gezocht kunnen worden in de dynamiek van internet. Internet verschaft aanhangers van veel subculturen — dus ook gabbers — een belangrijke ontmoetingsplaats. Internet is de plaats waar ideeën, afspraken, plaatjes en muziek worden verspreid en uitgewisseld. Een website als Holland-Hardcore.com, die zich bij een eerste aanblik richt op Hardcorefans, is bij nadere beschouwing een broedplaats voor extreem-rechtse en racistische ideeën. Zowel op de site zelf, als op het bijbehorende discussieforum, worden bezoekers en deelnemers geconfronteerd met racistische en extreem-rechtse propaganda. Verder worden bezoekers opgeroepen deel te nemen aan extreem-rechtse activiteiten en lid te worden van extreem-rechtse organisaties. Dat dit succes heeft blijkt uit het feit dat bij extreem-rechtse demonstraties regelmatig groepen gabbers aanwezig zijn, die
[ 73 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
elkaar kennen via Holland-Hardcore. Zorgelijker is dat er op deze site ook veel gediscussieerd wordt over nog radicalere acties. Er wordt met regelmaat opgeroepen tot (ernstig) geweld en gewelddadige acties tegen allochtonen worden t oegejuicht. Na de brandstichting in een islamitische basisschool in Eindhoven werd deze actie bijvoorbeeld luidkeels verwelkomd. Toen bovendien na hun arrestatie bleek dat de daders actief waren op het Holland-Hardcore-forum werden zij opgenomen op de pagina met ‘helden’ van deze site. Veel van de lokale gabbergroepen lijken zich zelden of nooit buiten hun eigen kring te keren en alleen in hun eigen regio actief te zijn. Daar is de relatie met andere jongerengroepen vaak een belangrijk thema. Conflicten en confrontaties met andere (vaak allochtone) jongerengroepen zijn beeldbepalend en zorgen voor media-aandacht. In Veendam is al geruime tijd een vete aan de gang tussen gabbers (‘nazi’s’) en allochtone jongeren. In het voorjaar van 2003 voorkwam de politie ternauwernood een ‘Slag om Veendam’ tussen beide groepen. Maar ook met een groep skaters liepen de spanningen op. In Aalsmeer en omliggende dorpen is ook al geruime tijd sprake van spanningen en confrontaties tussen gabbers en Marokkaanse jongeren. Opmerkelijk is daar dat de Marokkaanse jongeren door gabbers geïdentificeerd worden op subculturele kenmerken. Zo werd een autochtone jongen door gabbers mishandeld, die kleren droeg die tot de Marokkaanse subcultuur werden gerekend. Een regionale of landelijke organisatie is tot dusverre niet aanwezig, of men zou daar de verbindingen via internet toe moeten willen rekenen. Ook pogingen van extreem-rechtse organisaties om te werven in gabberkringen hebben tot op heden nog niet veel of slechts een kortstondig effect. Alle vier de huidige extreem-rechtse partijen hebben wel eens pogingen ondernomen om gabbers te interesseren voor hun activiteiten, maar van een substantiële toestroom is vooralsnog geen sprake. Zichtbaarder daarentegen zijn activiteiten van kleine gabber-zelforganisaties: extreem-rechts georiënteerde clubjes, die door gabbers opgericht zijn of waar zij dominant aanwezig zijn. Holland-Hardcore werd al genoemd, maar ook andere organisaties zagen de laatste jaren het licht. Zo was Stormfront Nederland (sfn, niet het webforum) enige tijd populair onder gabbers. sfn kon op diverse plaatsen in Nederland op aanhang rekenen en was bij machte om zonder echte organisatie en zonder veel moeite rond de honderd gabbers op straat te krijgen voor acties met extreem-rechtse thema’s. sfn stortte echter door interne conflicten in elkaar. Gabbers die actief waren bij sfn richt-
[ 74 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
ten daarna nog diverse clubjes op, met meer of minder succes. Zo is een aantal van hen, afkomstig uit de regio tussen Nijmegen en Venlo, momenteel georganiseerd in de ‘Verenigd Nederlands Arisch Broederschap’ (vnab), dat momenteel aanhang werft onder gabbers. Ondanks het goeddeels mislukken van wervingspogingen door extreem-rechts, blijkt dat het wel regelmatig lukt om dergelijke gabber-zelforganisaties te mobiliseren. Zo bestond er enige tijd een hartelijke band tussen de nnj, de jongerenorganisatie van de nnp, en een gabbergroep uit Zoetermeer. Dat leverde de nnj een aantal jongeren op, dat bereid was voor de partij propaganda te verspreiden en deel te nemen aan demonstraties. Datzelfde gebeurde met HollandHardcore: zowel aanhangers van Nieuw Rechts, als van de nnp en de Nationale Alliantie probeerden de mensen van deze organisatie te werven. De resultaten waren beperkt: alle drie de partijen konden op sympathie rekenen, maar echt actief of lid werden er maar enkelen. De nvu lijkt het werven van gabbers inmiddels achter zich te hebben gelaten. Men meent dat het in de praktijk niet mogelijk is om gabbers voor de partij langere tijd vast te houden en dat het dus maar de vraag is of het de moeite van al die wervingspogingen is. Bij de eerste generatie gabbers in de jaren negentig was het modieus om zich te associëren met extreem-rechts. Maar dit leidde maar een enkele keer tot actief lidmaatschap van een partij of organisatie. Bovendien bestond er binnen de gabberscene veel weerstand tegen extreem-rechts en werd er ook actief tegen opgetreden door gabbers die niets van extreem-rechts binnen hun scene moesten hebben. Bij de huidige generatie gabbers lijkt dat anders te liggen. De positieve identificatie met extreem-rechtse en racistische ideeën is breder aanwezig binnen de gabber-scene en door internet ook makkelijker te verspreiden en te bereiken voor gabbers. Er bestaat binnen de huidige gabberscene weliswaar ook veel aversie tegen extreem-rechtse gabbers (spottend ‘wazi’s’ genoemd), maar vaak blijft het optreden tegen rechts-extremisme binnen de eigen scene achterwege. De nadruk op de vrijheid van meningsuiting blijkt vaak belangrijker te worden gevonden. Wel lijkt er vanuit de structuren die de gabbers faciliteren opgetreden te worden tegen rechts-extremisme. Voorbeelden daarvan zijn internetsites, waar jongeren profielen van zichzelf kunnen presenteren als cu2.nl en Partyflock. Deze sites zijn populair bij gabbers. De beheerders van die sites treden actief op tegen extreem-rechtse uitingen, dat leidt tot verbanning. Ook veel organisatoren van
[ 75 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
gabberfeesten hanteren strenge kledingvoorschriften: extreem-rechtse symbolen worden niet getolereerd en het dragen leidt tot weigering. Als laatste moet een initiatief genoemd worden dat afa (Anti-Fascistische Aktie) heeft genomen: Lonsdalenews. Lonsdalenews is een krant en een internetsite met informatie over gabbers, Lonsdale en rechts-extremisme. Door middels van deze krant en de website wordt duidelijk gemaakt dat gabbers en Lonsdale niks met rechts-extremisme te maken hebben en wat de gevolgen zijn als jongeren wel steun geven aan extreem-rechtse ideeën. 70
3.4
— Extreem-rechtse internetfora Extreem-rechtse webfora zijn er in soorten en maten. Het aantal is over een periode van twee jaar — de periode tussen onze vijfde rapportage en de huidige — niet precies te noemen omdat dit soort fora komt en gaat, soms inactief is, een besloten karakter krijgt, dan wel of een tijd buiten bedrijf om vervolgens weer terug te komen. Bij elkaar gaat het de laatste paar jaar om zo’n vijftien webfora. De webfora die gelieerd zijn aan de politieke partijen (in casu Nieuw Rechts en Nationale Alliantie) zijn reeds ter sprake geweest. Naar wij hebben vernomen zal ook de Nederlandse Volks-Unie binnenkort met een eigen webforum komen. De belangrijkste niet aan een bepaalde politieke groepering verbonden fora zijn Polinco, Stormfront en Holland Hardcore. De eerste twee zijn in dit hoofdstuk reeds bij herhaling aan de orde geweest. Dat geldt ook voor voorbeelden van de talloze racistische uitingen op deze fora (waarvoor wij voorts verwijzen naar het hoofdstuk in deze rapportage dat over antisemitisme gaat). Polinco en Stormfront hebben een overlappend publiek en deelnemers. Soms, door ruzie of om andere redenen, zwermt een groep posters van het ene forum naar het andere. Voorts zijn er overlappingen met de fora van de partijen (na en nr). Met het hiervoor reeds genoemde forum Holland-Hardcore (alwaar men zich bijvoorbeeld vrolijk maakt over asielzoekers die verdronken omdat zij niet konden zwemmen 71) vormen Polinco en Stormfront een podium waarop een niet meer te tellen aantal racistische uitingen wordt gedaan. Anders dan op de fora van de politieke partijen wordt er amper gemodereerd, althans niet
[ 76 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
met het doel om racistische uitingen tegen te gaan. Slechts waar aanzetten tot geweld in het geding is wil er wel eens een beetje worden geremd. Een beetje, want niet zelden wordt er juist door de moderatoren op een zodanige manier nieuwsberichten aangereikt waardoor jongeren uitlatingen doen die aanzetten tot geweld of die sympathiebetuigingen inhouden voor geweldplegers. Daarnaast zijn de webfora ook een strijdtoneel geworden waarop tal van onderlinge tegenstellingen worden uitgevochten. Dit verschijnsel is de laatste tijd sterk toegenomen. Conflicten, bijvoorbeeld die tussen de nvu en de na, kregen een impuls doordat de kemphanen in de volle openbaarheid elkaar aldoor meer zijn gaan bestoken. Alhoewel er hier en daar wel eens wordt opgetreden tegen posters die racistische uitingen doen, is de scheefgroei tussen enerzijds het aantal racistische uitingen op de webfora en anderzijds politieel en justitieel optreden de afgelopen jaren alleen maar verder toegenomen. Anders dan bijvoorbeeld in Duitsland, waar het recent enkele malen is voorgekomen dat de politie op een paar honderd plaatsen tegelijk invallen doet om racistische uitingen via internet aan te pakken, blijkt in Nederland de bestrijding van het internet-racisme in de praktijk amper prioriteit te krijgen.
3.5
— Extreem-rechtse cliques Naast partijen en organisaties zijn er ook groepen die geen duidelijke structuur hebben, maar wel een gedeelde geschiedenis, lot en ideologie. Dergelijke groepen kan men aanduiden met de term cliques. Vaak hebben cliques een voornamelijk besloten karakter. Een clique die hier vermeld moet worden is de groep rond de ‘Zwarte Weduwe’ Rost van Tonningen-Heubel. De weduwe Rost van Tonningen geniet sinds de jaren tachtig ruime bekendheid binnen en buiten het extreem-rechtse circuit. Florrie Heubel trouwde op de winterzonnewende 1940 met Meinoud Rost van Tonningen. Meinoud Rost van Tonningen was tijdens de Duitse bezetting een prominent nationaal-socialist, enige tijd president van de Nederlandse Bank en
[ 77 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
leider van de radicale vleugel binnen de nsb. Na de bevrijding werd hij gearresteerd en gedetineerd in de Scheveningse gevangenis, waar hij in juni 1945 zelfmoord pleegde. Florrie Rost van Tonningen is er echter van overtuigd dat haar man destijds vermoord is. Een belangrijk deel van haar politieke activiteiten is er in de loop der jaren op gericht geweest om de waarheid over de dood van haar man boven tafel te krijgen. 72 In de jaren na de Tweede Wereldoorlog heeft Rost van Tonningen zich niet met enige vorm van politiek ingelaten, maar zich gericht op het grootbrengen van haar kinderen en handel in verwarmingsartikelen. In de jaren tachtig veranderde dat en werd Rost van Tonningen een graag geziene gast bij diverse extreem-rechtse organisaties. Zelf werd ze aanvankelijk lid van de Nederlandse Volks-Unie, maar moest die partij verlaten na een aantal conflicten. In die periode begon zij ook bijeenkomsten te organiseren in haar huis, waar een keur aan oud-collaborateurs en jonge sympathisanten aanwezig waren. Deze bijeenkomsten mondden uit in een eigen organisatie Consortium de Levensboom. Die organisatie verzorgt tot op de dag van vandaag bijeenkomsten en publicaties. In 1986 deed de weduwe een mislukte poging om met een politieke partij - Neerlands Herstel - aanhang te verwerven. In datzelfde jaar werd zij het onderwerp van een verhit debat, nadat de Haagse Post onthulde dat ze sinds 1950 een weduwenpensioen ontvangt voor de vooroorlogse periode als nsb-kamerlid van haar echtgenoot. Uiteindelijk liep de kwestie zo hoog op dat de Tweede Kamer met een hoofdelijke stemming moest beslissen dat er geen wetswijziging kwam die haar het pensioen kon afnemen. 73 Na deze commotie en het mislukken van Neerlands Herstel zijn haar activiteiten intern gericht gebleven. De bijeenkomsten op het terrein van haar villa in Velp bleven voortbestaan. Daarnaast leverde de weduwe aan sympathiserende organisaties in binnen- en buitenland hand- en spandiensten in de vorm van toespraken op bijeenkomsten, bemiddelingspogingen en financiële steun. Sinds 2000 woont de weduwe in België. Na een conflict met de Canadese holocaust-ontkenner Ernst Zündel, die haar in het verleden van een faillissement had gered, was Rost van Tonningen gedwongen om haar huis te verkopen om haar schulden te kunnen betalen. Met haar naam en bekendheid lukte het vervolgens niet om een nieuw huis te vinden. Een huurovereenkomst werd zelfs door rechtbank ongeldig verklaard, nadat de eigenaar achter haar activiteiten
[ 78 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
was gekomen en geen huis aan haar wilde verhuren. 74 Uit woningnood is de weduwe toen naar het Belgische Waasmunster vertrokken. In haar nieuwe woonplaats gingen de bijeenkomsten gewoon door. Ook hier worden oude en jonge rechts-extremisten bij elkaar gebracht. Een bijzondere bijeenkomst vond plaats in het najaar van 2002. Toen vierde de weduwe haar 88e verjaardag, een symbolisch getal in nazi-kringen: 88 verwijst via twee maal de achtste letter van het alfabet naar hh, dat staat voor Heil Hitler. Deze verjaardag werd groots gevierd met vele gasten uit binnen- en buitenland. De weduwe kreeg een rijtoer door Brugge in een koets aangeboden, een boottocht over de Schelde en een groot feest. Overigens vertelde een ingewijde later dat de weduwe zelf de twintigduizend gulden kosten moest betalen. Niet alleen bij haar thuis ontmoet Rost van Tonningen mensen uit haar vriendenkring. Ondanks haar hoge leeftijd (90) bezoekt ze nog steeds bijeenkomsten in binnen- en buitenland. In 2003 sprak ze bijvoorbeeld een herdenkingsbijeenkomst voor Rudolf Hess toe en was ze ook aanwezig op diverse bijeenkomsten en discussieavonden in België en Duitsland. De aanwezigheid op haar bijeenkomsten levert de betrokkenen, behalve ontmoetingen met gelijkgestemden, ook het nodige krediet op binnen extreemrechts. Wanneer je welkom bent bij de weduwe betekent dat een toename in status. 75 Tegelijkertijd betekent een veroordeling door de weduwe een deuk in het aanzien van een persoon. De bewondering voor de vasthoudendheid en de beginselvastheid van Rost van Tonningen wordt breed gedragen in extreem-rechtse kringen. Het ontlokte een aanhanger de uitspraak: ‘Zij is Germaans eikenhout — haar spiritueel bouwwerk wordt een monument’. 76 In 2002 wist de weduwe een zeldzaam succes te boeken buiten haar eigen kring. Naar aanleiding van een optreden in een televisieprogramma, stuurde een aan een universiteit verbonden ecoloog haar een briefje, waarin hij een lans brak voor het taboe op rassentheorieën. Hij stelde dat ‘ zeldzame mensenrassen moeten in stand gehouden worden door ervoor te zorgen dat een deel zich niet vermengt met andere rassen.’ Het briefje kwam naar buiten en zorgde voor een kortstondige rel. Naast deze activiteiten geeft de weduwe sinds enkele jaren het blad Consortium de Levensboom uit en onderhoudt een gelijknamige website. 77 De inhoud van blad en website worden gevuld met Tweede Wereldoorlog-nostalgie en verering
[ 79 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
van overleden nationaal-socialistische helden, meer precies: vooral van de man en broer van Rost van Tonningen. Daarnaast zijn via de website diverse boeken te bestellen of — gratis — te downloaden. Een van die boeken is het door Rost van Tonningen zelf geschreven Op zoek naar mijn huwelijksring, waarvoor ze in 1992 werd veroordeeld tot ƒ 5000,- boete. In 1999 bracht Rost van Tonningen overigens al een eerste website in de lucht. Die werd na korte tijd door de internetprovider weggehaald, omdat zij ook daar Op zoek naar mijn huwelijksring te koop aanbood. Enige tijd later besloot het Openbaar Ministerie dat deze website geen reden was om Rost van Tonningen opnieuw te vervolgen, omdat de website zo snel alweer verwijderd was. 78 Behalve Rost van Tonningen als centrum van een extreem-rechtse clique moet ook Joop Glimmerveen worden genoemd. Glimmerveen, die al meer dan dertig jaar actief is in extreem-rechtse kringen, is door zijn vertrek uit de nvu weliswaar politiek dakloos geworden, maar wordt door (radicale) extreem-rechtse activisten gerespecteerd en niet zelden geraadpleegd. Zijn symbolische betekenis is wellicht bescheidener dan die van de weduwe Rost van Tonningen, maar zeker niet te verwaarlozen. 3.6
— Aanhang in getallen: leden en actieve kern Het met zekerheid doen van uitspraken over de aanhang van extreem-rechtse groeperingen is niet eenvoudig. Wat moet precies onder ‘aanhang’ worden verstaan? Gaat het om de aanhang bij reële verkiezingen, of bij eventuele verkiezingen zoals naar voren komt in peilingen naar politieke voorkeur? Moeten we de aanhang nog ruimer afbakenen: personen die elementen van de ideeenwereld van extreem-rechtse partijen onderschrijven? Of juist veel smaller: de leden en de actieve leden? Gaat het om betalende leden of om groslijsten van personen die op de een of andere manier zijn betrokken? Kortom, afbakeningsproblemen. Verkiezingsuitslagen zijn getalsmatig een overzichtelijke categorie van aanhangers. Op dit vlak is er in vergelijking met de vorige monitorrapportage niet veel nieuws te melden. De pas opgerichte partij Nieuw Rechts deed mee aan de Europese verkiezingen en behaalde 0,3% van de stemmen (zie ook tabel 3.1).
[ 80 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tabel 3.1 Verkiezingsresultaten extreem-rechtse groeperingen bij landelijke verkiezingen, 1992-2004
Jaar
Verkiezingen
Percentage
Zetels
1982
Tweede Kamer
0,8
1
1984
Europees Parlement
2,5
—
1986
Tweede Kamer
0,5
—
1989
Tweede Kamer
0,9
1
1989
Europees Parlement
0,8
—
1994
Tweede Kamer
2,9
3
1994
Europees Parlement
1,0
—
1998
Tweede Kamer
0,6
—
1999
Europees Parlement
0,5
—
2002
Tweede Kamer
—
—
2004
Europees Parlement
0,3
—
1982 en 1984: Centrumpartij (lijstaanvoerder Janmaat) 1986: Centrumpartij 0,4% en Centrumdemocraten (lijstaanvoerder Janmaat) 0,1% 1989: Centrumdemocraten (lijstaanvoerder Janmaat) 1994: Tweede Kamer, CD (lijstaanvoerder Janmaat) 2,5% en CP’86 0,4% 1994: Europees Parlement, CD (lijstaanvoerder Janmaat) 1% 1998: Centrumdemocraten (lijstaanvoerder Janmaat) 1999: CD/Conservatieve Democraten 2002: geen deelname van een extreem-rechtse partij 2004: Nieuw Rechts (lijstaanvoerder Smit)
Als wij ons richten tot de binnenste schil van aanhangers, de leden en de actieve kern, zijn de afbakeningsproblemen nog niet opgelost. Extreem-rechtse groeperingen zijn er, zoals we in het voorgaande hebben gezien, in soorten en maten. Aan de ene kant groeperingen met een (betalend) ledencorps en aan de andere kant groeperingen met een diffuse aanhang en meelopers. Het zicht wordt voorts belemmerd doordat we als regel niet te maken hebben met transparante verenigingen die keurige jaarverslagen uitbrengen, maar met veelal half ondergrondse groepen waarvan de leiders veelal niet bereid zijn betrouwbare informatie omtrent hun ledental te verschaffen. Sterker nog, het komt voor dat die leiders opzettelijk onjuiste informatie geven, bijvoorbeeld om tegenstanders
[ 81 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
of de concurrentie zand in de ogen te strooien. Aan de statistische gegevens die hieronder volgen dient men dan ook beslist geen absolute waarde toe te kennen. Zij zijn niet gebaseerd op een kijkje in de computers met databestanden, de kaartenbakken en adressenboekjes, maar veeleer op beredeneerde schattingen die mede berusten op gedachtewisselingen met andere waarnemers, waaronder de aivd (de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst). Wij maken onderscheid in twee categorieën: extreem-rechtse politieke partijen en extreem-rechtse organisaties. Van de aanhang van deze groeperingen is een schatting gemaakt in oktober 2004. Tabel 3.2 Ledental en actieve kern van extreem-rechtse groeperingen in Nederland, oktober 2004
Groeperingen
Aantal leden/ aanhangers
Actieve kern
plusminus
plusminus
Nederlandse Volks-Unie
80
10
Nieuwe Nationale Partij
50
5
150
20
Politieke partijen
Nationale Alliantie Nieuw Rechts Extreem-rechtse organisaties
700
30
plusminus
plusminus
Voorpost/Nationale Beweging
40
10
Neonazigroepen
40
15
plusminus
plusminus
1060
90
Totaal
In de twee vorige monitorrapportages vermeldden wij dat het totaal aantal activisten per saldo ongeveer gelijk was gebleven: het ging om ongeveer 650 personen. Tijdens de afgelopen periode is dit aantal fors toegenomen: onze schattingen komen uit op een getal boven de duizend. Deze groei is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het ledental van Nieuw Rechts. De ‘Lonsdale-jongeren’ zijn een verhaal apart. Onze schattingen van aantallen daarvan zijn zo ruw dat het geen zin heeft deze in de tabel op te nemen, maar
[ 82 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
we willen er wel wat over zeggen. Voor zover wij kunnen overzien zijn racistische en/of extreem-rechtse incidenten met dergelijke groepen de laatste paar jaar waargenomen in ongeveer dertig plaatsen in Nederland. De grootte varieerde van tien tot vijftig personen per groep. Ook de harde kernen van de diverse groepen bleken variabel te zijn: van drie tot vijf personen. Daarmee komen we uit op een omvang van de ‘Lonsdale-jongeren’ van 300 tot 1500 personen. Tellen we de harde kernen op dan komen we uit op 90 tot 150 personen.
3.7
— Slotopmerkingen Hoe hebben extreem-rechtse formaties zich de afgelopen paar jaar ontwikkeld? Er zijn twee nieuwe politieke partijen bijgekomen, Nieuw Rechts en de Nationale Alliantie, die getalsmatig de eerste en tweede positie hebben ingenomen. Hoewel historische vergelijkingen vaak mank gaan, dringen zich parallellen op tussen Nieuw Rechts en de Centrumdemocraten, die in de jaren negentig in het parlement vertegenwoordigd waren. En ook tussen de Nationale Alliantie en de nazistische, in 1998 verboden Centrumpartij’86. In de korte geschiedenis van Nieuw Rechts valt op dat de partij aanvankelijk radicaliseerde, maar thans probeert een meer gematigde koers te varen. Het racistische karakter van de partij komt niet zozeer naar buiten in de door de partij zelf uitgedragen, officiële standpunten, maar veeleer op haar webforum, waar met name tal van islamofobe uitingen zijn gedaan. De laatste tijd wordt geprobeerd dit enigszins te voorkomen door strakker te modereren. Voorspellen is een hachelijke bezigheid, maar het lijkt op dit moment zeker niet uitgesloten dat de partij Nieuw Rechts haar intrede zou kunnen doen in de Tweede Kamer. De uit de nnp voortgekomen Nationale Alliantie is een partij die vooral opvalt door zowel een islamofobe als antisemitische profilering. In deze groepering, die amper een jaar bestaat, lijken zich de meer radicale elementen te verzamelen. Electoraal is deze partij van geringe betekenis en in organisatorisch opzicht is de na instabiel. Juist door het extremistische karakter van de na, waardoor confrontaties met de strafrechter in het verschiet liggen, is de kans op scheuring aanzienlijk. Door de wijze waarop zowel Nieuw Rechts als de Nationale Alliantie zich hebben ontwikkeld heeft de Nieuwe Nationale Partij grote averij opgelopen: de partij is als het ware van twee kanten uitgehold en een schim geworden van wat de nnp
[ 83 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
een jaar of twee geleden was. De nvu heeft geprobeerd een zo radicaal mogelijke boodschap uit te stralen, echter zonder het risico te willen lopen in conflict te komen met de justitie. Omdat het lang niet eenvoudig is op deze wijze een nationaal-socialistische identiteit te onderhouden, volgde de nvu een zigzagkoers. Daardoor liep de nvu schade op en verloor bovendien aanhangers aan de uitgesproken extremistische Nationale Alliantie. Daar staat tegenover dat, vanuit extreem-rechts perspectief bezien, de nvu een succes heeft geboekt door een verruiming van de uitingsvrijheden te bevechten en ook te consolideren. Door toedoen van met name de nvu is de jarenlange gewoonte om extreemrechtse demonstraties preventief te verbieden omgebogen. Waar het de extreem-rechtse organisaties betreft, zien we een zekere continuïteit zonder dat dit gepaard gaat met veel veranderingen. Dat geldt mutatis mutandis voor extreem-rechtse cliques als de kring rond de weduwe Rost van Tonningen en het kringetje rond Joop Glimmerveen. Een aanzienlijke verandering in vergelijking met twee jaar geleden is de opkomst van de ‘Lonsdale-jongeren’. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland en de Scandinavische landen bleef het verschijnsel racist youth gangs in Nederland lange tijd van bescheiden betekenis. Dit laatste is in vergelijking met genoemde landen nog steeds het geval, maar de problematiek van extreem-rechtse, racistische jeugdculturen had in Nederland nog niet eerder zo’n omvang als recent het geval is. Het probleem van deze jongerengroepen is niet zozeer gelegen op het vlak van politieke mobilisatie. Wervingpogingen van de meer georganiseerde formaties onder deze jongeren leveren tot dusverre relatief weinig resultaat op. Het gevaar is vooralsnog veeleer gelegen in confrontaties op lokaal niveau met allochtone jongeren. Die confrontaties nemen toe waarbij agressie nu eens van de ene en dan weer van de andere kant komt. Zoals eerder werd vermeld is er weliswaar een overlap van de jongerengroepen met de meer georganiseerde verbanden, maar voor zover wij weten is deze overlap niet groot. De georganiseerde formaties hebben een geschatte aanhang van boven de duizend met een actieve kern van tegen de honderd. De aanhang van de meer ongeorganiseerde verbanden kan worden geschat op 300 tot 1500 personen, met een aantal gangmakers dat zich tussen de 90 en 150 bevindt. Een en ander is uiting van een aanzienlijke toename van aantallen extreem-rechtse
[ 84 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
activisten gedurende de laatste paar jaar. Racistische uitingen op een toenemend aantal extreem-rechtse webfora zijn een alledaagse aangelegenheid geworden. Daarbij vallen in het bijzonder de stroom van islamofobe uitingen op. Een enkel geval van justitieel ingrijpen daargelaten is de scheefgroei tussen enerzijds het aantal racistische uitingen op de webfora en anderzijds politieel en justitieel optreden de afgelopen jaren alleen maar verder toegenomen.
[ 85 ]
4
—
Opsporing en vervolging
De stand van zaken met betrekking tot strafrechtelijke opsporing en vervolging van discriminatie wordt sinds de vijfde monitorrapportage in een apart hoofdstuk beschreven. De vijfde monitorrapportage is in januari 2003 gepubliceerd en daarin zijn de bevindingen over 2001 opgenomen. Een analyse over het jaar 2002 is gepubliceerd in een deelrapportage, het cahier Opsporing en vervolging in 2002, dat in januari 2004 is uitgebracht. In het zesde en huidige monitorrapport worden de ontwikkelingen met betrekking tot de afhandeling van discriminatie door de politie en het Openbaar Ministerie over 2003 in kaart gebracht. Voor wat betreft de politie moeten wij constateren dat landelijke cijfers nog steeds ontbreken. Het Landelijk Bureau Discriminatiezaken (lbd) van de politie heeft deze omissie vooralsnog niet kunnen wegnemen. Er zijn wel een aantal afzonderlijke politiekorpsen die een registratie bijhouden. Het Openbaar Ministerie stelt via haar Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) jaarlijks cijfers samen over de activiteiten van het Openbaar Ministerie op het terrein van de strafrechtelijke discriminatieverboden. In deze rapportage worden die cijfers gepubliceerd en van commentaar voorzien. 4.1
— Wetsbepalingen Het Internationaal Verdrag ter Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie (ivur) is door Nederland in 1966 geratificeerd. Het leidde in 1971 tot nieuwe discriminatieverboden in het Wetboek van Strafrecht.79 Na de invoering van deze bepalingen bleken nog enkele wetswijzigingen in het Wetboek van Strafrecht (Sr) noodzakelijk. Allereerst is artikel 429quater — dat discriminatie in de uitoefening van een bedrijf of beroep verbiedt — in 1981 aangescherpt. 80
[ 86 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Dit naar aanleiding van de niet-joodverklaringen die Nederlandse bedrijven aan Arabische landen in het Midden-Oosten afgaven. De regering achtte een wetswijziging noodzakelijk om de afgifte van deze verklaringen onder het verbod van artikel 429quater te brengen. Vervolgens zijn per 1 februari 1992 de strafrechtelijke discriminatieverboden aangescherpt en (met nieuwe discriminatiegronden) uitgebreid. 81 Het uitgangspunt daarbij is dat mensen niet door discriminatie belemmerd mogen worden in hun maatschappelijk functioneren. Het recht dient groepen die met discriminatie te kampen hebben te beschermen. De wet Verhoging strafmaat voor structurele vormen van discriminatie is per 1 februari 2004 in werking getreden. 82 Met deze wet wordt de strafmaat voor het stelselmatig opzettelijk beledigen van mensen wegens ras, godsdienst, levensovertuiging of seksuele gerichtheid en het stelselmatig aanzetten tot discriminatie verdubbeld tot twee jaar. Voor het stelselmatig verspreiden van discriminerend materiaal en het stelselmatig in de uitoefening van ambt, beroep of bedrijf discrimineren wordt de maximumstraf één jaar. De verhoging van de strafmaat heeft mede ten doel voor de meer ernstigere vormen van discriminatie een breder scala van opsporingsmaatregelen ter beschikking te stellen. Voorbeelden hiervan zijn de aanhouding buiten heterdaad en de telefoontap. De volgende wetsartikelen zijn van kracht. • • • •
• •
•
Artikel 90quater geeft de (strafrechtelijke) definitie van discriminatie Artikel 137c verbiedt de discriminerende belediging Artikel 137d stelt het aanzetten tot haat strafbaar Artikel 137e verbiedt het verspreiden van discriminerende uitlatingen en dit verbod geldt sinds 1992 ook voor ongevraagde toezending van discriminerende publicaties Artikel 137f bepaalt sinds de wijziging van 1992 dat het steun verlenen aan discriminerende activiteiten geen overtreding meer is, maar een misdrijf Artikel 137g bevat sinds de wijziging van 1992 niet alleen het verbod om opzettelijk te discrimineren in de uitoefening van een beroep en bedrijf, maar ook in de uitoefening van een ambt Artikel 429quater verbiedt hetzelfde delict als 137g, maar zonder het vereiste van opzet. Het is de overtredingsvariant. Tevens zijn de meeste van de hier genoemde artikelen in 1992 uitgebreid met de discriminatiegronden ‘homoseksuele gerichtheid’ en ‘geslacht’
[ 87 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
De huidige bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen in het overzicht strafrechtelijke discriminatieverboden.
Overzicht strafrechtelijke discriminatieverboden
Artikel 90quater. Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of tengevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.
Artikel 137c. 1. Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.
Artikel 137d. 1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.
[ 88 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Artikel 137e. 1. Hij die, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving: (1) een uitlating openbaar maakt die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun heteroof homoseksuele gerichtheid beledigend is, of aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid; (2) een voorwerp waarin, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, zulk een uitlating is vervat, aan iemand, anders dan op diens verzoek, doet toekomen, dan wel verspreidt of ter openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie. 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie opgelegd. 3. Indien de schuldige een van de strafbare feiten, omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het feit, nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. Artikel 137f. Hij die deelneemt of geldelijke of andere stoffelijke steun verleent aan activiteiten gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, hun godsdienst, hun levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 137g. 1. Hij die, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen opzettelijk discrimineert wegens hun ras, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie. 2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie opgelegd.
Artikel 429quater. Hij die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen discrimineert wegens hun ras, hun godsdienst, hun levensovertuiging, hun geslacht of hun heteroof homoseksuele gerichtheid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie.
[ 89 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
4.2
— Instructies, Richtlijnen en Aanwijzingen Het College van Procureurs-Generaal heeft de afgelopen twintig jaar verschillende instructies, richtlijnen en aanwijzingen uitgevaardigd om de opsporing en vervolging in discriminatiezaken te verbeteren. De meest recente Aanwijzing Discriminatie is sinds 1 april 2003 van kracht. 83 Het College had aan het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) opdracht heeft gegeven de uit 1999 daterende Aanwijzing Discriminatie te evalueren. Deze evaluatie heeft geleid tot aanpassing van de Aanwijzing Discriminatie. Daarbij zijn tevens de aanbevelingen meegenomen die de Landelijke Vereniging van Anti Discriminatie-bureaus en Meldpunten (lvdab) en het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (lbr) hebben gedaan. 84 Onderzoek van deze twee organisaties heeft uitgewezen dat de uitvoeringspraktijk nog tekort schiet. Met name bij de politie wordt de Aanwijzing Discriminatie onvoldoende nageleefd. Aangiftes worden lang niet altijd opgenomen, de politie seponeert op eigen gezag en is te terughoudend in het doen van onderzoek. Overigens wordt in het onderzoek van de lvdab en het lbr ook het gebrek aan deskundigheid bij sommige Anti-Discriminatie Bureaus (adb’s) als zwakke plek genoemd. In het cahier Opsporing en vervolging in 2002 gaven wij al aan de conclusies te delen, maar te betwijfelen of aanscherping van de Aanwijzing Discriminatie tot een verbeterde handhaving zal leiden. Daarvoor is immers vereist dat eerst de oorzaken bloot gelegd worden waarom de Aanwijzing Discriminatie niet goed werkt. Is dit gebrek aan capaciteit, prioriteit, mentaliteit of een combinatie van deze factoren? Volgens ons zijn deze factoren de belangrijkste reden dat ook een aangescherpte aanwijzing zonder verdere maatregelen onvoldoende zal worden uitgevoerd. De Aanwijzing Discriminatie uit 2003 vermeldt dat in discriminatiezaken de strafrechtelijke handhaving, naast een civielrechtelijke en bestuurlijke aanpak, een wezenlijke bijdrage dient te leveren aan de markering van de wettelijke en morele norm. Discriminatiezaken krijgen dikwijls veel media-aandacht en bieden het Openbaar Ministerie een goede gelegenheid om de strafrechtelijke bijdrage aan de aanpak van het discriminatieprobleem over het voetlicht te brengen. Het Openbaar Ministerie geeft aan dat zij een geloofwaardige en betrouwbare bondgenoot wil zijn in de strijd tegen discriminatie. In de Aanwijzing Discriminatie worden regels gegeven over de opsporing en vervolging van discrimina-
[ 90 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
tie evenals procedurevoorschriften voor het Openbaar Ministerie. Hetzelfde gebeurt voor de politie daar waar het gaat om aangiften en klachten over discriminatie. Hoofdregel is dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen altijd een strafrechtelijke reactie volgt, indien de zaak zich daarvoor redelijkerwijs leent. Dit is mede van belang gelet op de negatieve werking bij onvoldoende handhaving en de voorbeeldfunctie die van een strafvervolging uitgaat. In discriminatiezaken is volgens de Aanwijzing Discriminatie de opportuniteit van vervolging in beginsel gegeven. Dit brengt mee dat de beslissing tot een sepot met grote terughoudendheid dient te worden genomen. De politie dient een registratie bij te houden van discriminatiezaken en ook van commune delicten met een discriminatoire achtergrond. De Officieren van Justitie zijn bij commune delicten met een discriminatoire achtergrond verplicht de eis met 25% te verzwaren. Alle aangiften en klachten betreffende discriminatie dienen door de politie te worden opgenomen, aldus de Aanwijzing Discriminatie. De politie dient de gevallen van discriminatie die haar bekend zijn geworden, periodiek aan de Officier van Justitie te melden. Daarnaast zijn er randvoorwaarden geformuleerd voor de invulling van de lokale samenwerking tussen het Openbaar Ministerie, het bestuur, de politie en de adb’s. De adb’s hebben inmiddels zich een volwaardige plaats weten te verwerven in de strafrechtketen. Het Openbaar Ministerie stuurt de politie aan over de wijze van aanpak door de politie van discriminatoire incidenten. Het College van Procureurs-Generaal benadrukt in haar aanbiedingsbrief dat de Aanwijzing Discriminatie een lex specialis is van de (algemene) Aanwijzing voor de opsporing. 85 Dat betekent dat discriminatiezaken niet als bagatelzaken in de zin van de Aanwijzing voor de opsporing mogen worden beschouwd, maar een speciale prioriteit genieten zoals ook is aangegeven in de Aanwijzing Discriminatie. Op grond van eerdere instructies in discriminatiezaken 86 zijn bij het Openbaar Ministerie in elk ressort officieren benoemd die speciaal zijn belast met discriminatiezaken. Tevens heeft elk ressortparket van de vijf gerechtshoven een discriminatie Advocaat-Generaal. Procureur-Generaal (pg) De Wijkerslooth heeft in het College van pg’s de portefeuille discriminatie. Bij de politie moeten contactambtenaren zorgen voor een goede afstemming van de discriminatiezaken.
[ 91 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
4.3
— Landelijk Bureau Discriminatiezaken Per 1 september 2002 heeft de Raad van Hoofdcommissarissen het startschot gegeven voor Landelijk Bureau Discriminatiezaken (lbd). 87 De plaatsvervangend korpschef van Rotterdam-Rijnmond is verantwoordelijk portefeuillehouder namens de Raad van Hoofdcommissarissen en het lbd is dan ook gehuisvest bij deze politieregio. Voor de 25 politiekorpsen in Nederland dient het lbd dezelfde rol te vervullen als het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) voor het Openbaar Ministerie (zie hieronder). Daarbij dient in de eerste plaats gedacht te worden aan het bieden van ondersteuning en het fungeren als vraagbaak. De eerste opdracht voor het lbd is het ontwikkelen en uitvoeren van een zogenoemde quick scan met als doel een goed inzicht krijgen in de uitvoeringspraktijk op het gebied van discriminatie bij de korpsen. De belangrijkste drie uitkomsten van dit onderzoek zijn volgens ons:
1. 2. 3.
De Aanwijzing Discriminatie is met name bij personen belast met de uitvoering nauwelijks bekend In alle korpsen zijn er problemen met het registratiesysteem waardoor vrijwel geen (betrouwbare) cijfers of overzichten voorhanden zijn In 22 regio’s is wel iemand genoemd als verantwoordelijke voor het antidiscriminatiebeleid, maar slechts in zes regio’s blijkt een dergelijk besluit bekrachtigd te zijn door de korpsleiding In de Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden 2003 wordt aangekondigd dat de politiekorpsen waar formeel nog geen contactpersoon voor discriminatiezaken is aangesteld dat alsnog dient te gebeuren. 88 Het lbd heeft op basis van de quick scan de volgende negen aanbevelingen geformuleerd die aan de Raad van Hoofdcommissarissen zijn voorgelegd:
1. 2. 3. 4.
Het minimaal één keer per jaar agenderen van discriminatiebestrijding in de regionale driehoek Het opnemen van het antidiscriminatiebeleid in het korpsjaarplan De implementatie van de aanwijzing discriminatie in de korpsen Periodiek overleg over dit onderwerp tussen politie, Openbaar Ministerie, AntiDiscriminatie Bureaus (adb’s) en gemeenten, bij voorkeur minimaal zes keer per jaar
[ 92 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
5. 6. 7. 8. 9.
Benoem ing van contactpersonen discrim inatie per korps Verbetering van de registratiesystemen Oplossen van het probleem van de onacceptabele behandelingstermijn Per korps opstellen van een privacyprotocol met betrekking tot de uitwisseling van gegevens tussen Openbaar Ministerie, politie, adb en gemeenten Het opstellen van een reactieprotocol voor discriminatiezaken naar aanleiding van aangiften De minister van Vreemdelingenzaken en Integratie noemt het een mijlpaal dat de Raad van hoofdcommissarissen op 14 januari 2004 deze negen aanbevelingen heeft overgenomen. 89 Aan deze aanbevelingen moest uiterlijk 1 juli 2004 zijn voldaan. De evaluatie ervan is aan het lbd opgedragen en zou na de zomer van 2004 plaats moeten vinden. Het is niet zonder belang dat de aanbevelingen geïmplementeerd worden. Op dit moment vormen de politiekorpsen nog steeds de zwakste schakel bij de strafrechtelijke discriminatiebestrijding. Dat klemt te meer, daar de politie als poortwachter fungeert of zaken überhaupt wel bij het Openbaar Ministerie terechtkomen. Ook worden een eenduidige registratie en het beschikbaar stellen van cijfers betreffende aangiften en mutaties bij de politie node gemist.
4.4
— Landelijk Expertise Centrum Discriminatie Bij het Openbaar Ministerie is het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) belast met het onderwerp discriminatie. Dit kenniscentrum is ondergebracht bij het Amsterdamse arrondissementsparket. Doel van het lecd is het bevorderen van een effectieve strafrechtelijke handhaving in discriminatiezaken. Deze doelstelling beslaat zowel beleidsvorming, opsporing, vervolging als rapportage. Taken van het lecd zijn onder andere het onderhouden van een centrale registratie van discriminatiezaken, het geven van advies aan de parketten en het coördineren van lopende onderzoeken. Periodiek wordt een digitale nieuwsbrief aan de partners rondgestuurd. In juli 2004 heeft het lecd voor de vierde maal de gegevens over opsporing en vervolging in de rapportage Cijfers in beeld bijeen gebracht. 90 Deze gegevens betreffen de strafrechtelijke afhandeling van discriminatiezaken over 2003. De informatie is langs twee wegen verkregen. In de eerste plaats door gebruikma-
[ 93 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
king van een zogenoemde query (zoekopdracht) in het geautomatiseerde justitieel registratiesysteem: compas. Uit dit bestand worden op basis van de antidiscriminatiebepalingen gegevens over onder andere de instroom en afdoening door het Openbaar Ministerie en de afdoening door de rechter verkregen. Deze methodiek heeft tot gevolg dat discriminatiefeiten die alleen zijn ingeschreven onder andere (commune) wetsartikelen, zoals bedreiging, vernieling of geweldpleging, buiten beeld blijven. Vanwege het ontbreken van dit zicht op commune delicten met een discriminerende achtergrond heeft het lecd bij het Amsterdamse parket een experiment uitgevoerd om deze delicten een speciale codering in compas te geven. Het experiment liep van 1 april 2003 tot 1 april 2004. Over deze periode zijn 38 (extra) zaken bij het Amsterdamse parket gevonden. Veelal betreft het eenvoudige belediging (19), daarnaast ook bedreiging (7) en openlijke geweldpleging (7). Het Openbaar Ministerie is bezig met een geheel nieuw registratiesysteem gps 91 in te voeren dat in 2005 in werking zou dienen te treden. In gps zal een verplichte codering worden opgenomen van commune delicten met een discriminatoir karakter. Deze aanpassing betekent volgens ons een wezenlijke verbetering van de registratie. In de tweede plaats is naast de query, informatie uit de zaakdossiers opgevraagd (wat, waar, hoe) door middel van een uniforme vragenlijst die naar alle Arrondissementsparketten is gestuurd. De gerechtshoven en de Hoge Raad zijn niet meegenomen, aangezien uitsluitend naar zaken in eerste aanleg is gekeken. 92 De aldus gegenereerde gegevens van de verschillende parketten zijn door het lecd in een geautomatiseerd computerbestand opgeslagen en beschreven.
4.5
— Instroom Het lecd gaat bij het verzamelen van cijfers over instroom en afdoeningen uit van discriminatiefeiten en niet van discriminatiezaken. Een zaak kan namelijk uit meerdere feiten bestaan. Zo kan een verdachte zowel een racistische belediging (art. 137c) als het aanzetten tot rassenhaat (art. 137d) verweten worden. De feiten worden geregistreerd op het moment dat het parket de zaak inboekt. Daarna wordt het dossier bestudeerd en door het parket wetsartikelen aan de feiten toegekend.
[ 94 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tabel 4.1 Aantal door OM ingeschreven discriminatiefeiten (instroom) per wetsartikel 2000-2003
Wetsartikel
2000
2001
2002
2003
137c
178
167
191
154
137d
15
11
22
18
137e
6
19
3
13
137f
9
1
2
1
137g
6
0
20
17
429quater
0
0
4
1
214
198
242
204
Totaal
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
In 2003 zijn 204 discriminatiefeiten ingeschreven. Daarmee is de stijging van 2002 tenietgedaan en komt het aantal iets onder het gemiddelde van de laatste jaren uit. Ten opzichte van 2002 is er sprake van een daling van 16%. Deze daling steekt schril af bij de stijging van 8% met betrekking tot alle soorten criminaliteit die de politie in 2003 aan het Openbaar Ministerie aanleverde. 93 Een verklaring zou kunnen zijn dat er minder discriminatiezaken aan de politie zijn voorgelegd. Traditiegetrouw worden de meeste discriminatiefeiten weggeschreven onder de discriminerende belediging (art. 137c). Procentueel is er wel een licht dalende lijn waarneembaar ten opzichte van vorige jaren. Het aanzetten tot haat (art. 137d) blijft verhoudingsgewijs stabiel (6%). Hetzelfde geldt met 8% voor het opzettelijk discrimineren in de uitoefening van een beroep, bedrijf of ambt (art. 137g). Een sterke stijging is waar te nemen bij het verspreidingsverbod van art. 137e, maar dat artikel laat jaarlijks grote fluctuaties laat zien. De bijdrage van art. 137f (financiële steunverlening) aan de instroom blijft zoals gewoonlijk marginaal. Bij het beroepsmatig discrimineren blijft het volume inschrijvingen in 2003 bijna constant (9%) ten opzichte van 2002 (10%). Eerder hebben wij geconstateerd dat het ontbreken van inschrijvingen op grond van art. 137g en 429quater in 2001 ons niet juist voorkomt. 94 Indien er sprake is van horecadiscriminatie dan dienen deze zaken met name als uitsluitingdelicten te worden aangebracht.
[ 95 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Slechts in uitzonderingsgevallen biedt de uitlating daarvoor aanleiding. In 2002 is hierin een omslag bereikt en zijn iets minder dan de helft van de zaken als uitsluitingdelict ingeschreven. Deze score heeft het Openbaar Ministerie in 2003 vast weten te houden. Van de 21 horecafeiten zijn er tien onder art. 137g ingeboekt, acht onder 137c, twee onder 137d en een onder 137e. Toch wordt de laatste twee jaar nog iets meer van de helft van de feiten op een uitingsdelict ingeschreven. Dat lijkt een onjuiste invalshoek en daarom kan en moet dit percentage volgens ons nog verder omlaag.
4.6
— Afdoeningen Niet alleen de instroom maar ook de afdoening is in 2003 flink afgenomen (38%). Niet eerder was het aantal afdoeningen zo laag. Het gemiddelde lag de afgelopen vier jaar op 237 zaken. Normaal gesproken scoort de afdoening altijd hoger dan de instroom. Een verklaring hiervoor is de ‘overloop’ van zaken. Ongeveer een derde van de afgedane zaken is afkomstig uit voorafgaande jaren. Dit komt door het tijdsverloop tussen het moment van inschrijven en het daadwerkelijk afdoen van een zaak. In 2003 is met deze trend gebroken. Het is zonder meer duidelijk dat in 2003 niet alle ingestroomde feiten zijn afgedaan. Maar er is onvermijdelijk ook overloop uit voorafgaande jaren geweest. Wellicht is het lage aantal een indicatie dat het afdoen van discriminatiezaken in 2003 niet goed is verlopen. In het Jaarverslag OM staat vermeld dat de afdoening van alle strafbare feiten in 2003 met 12% gestegen is. Hier blijft het parket met discriminatiezaken dus behoorlijk op achter. Onduidelijk is de oorzaak van deze stagnatie in de afdoening. Tabel 4.2 Aantal afdoeningen door het OM van discriminatiefeiten per wetsartikel 2000-2003
Wetsartikel
2000
2001
2002
2003
137c
216
182
223
138
137d
21
11
28
13
137e
11
22
3
10
137f
9
0
10
0
137g
8
4
13
16
429quater
6
0
4
0
271
219
281
177
Totaal
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
[ 96 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
De verdeling over de verschillende wetsartikelen bij de afdoening loopt synchroon aan die bij de instroom. Het aantal afdoeningen in steunverleningzaken (art. 137f) is weer op nul terechtgekomen, evenals het niet-opzettelijk discrimineren in de uitoefening van een beroep, bedrijf of ambt (art. 429quater). Gegeven het eerder geschetste belang om bijvoorbeeld horecazaken ook daadwerkelijk als uitsluitingdelicten af te doen, is het toegenomen aantal afdoeningen op grond van art. 137g een positieve ontwikkeling. Tabel 4.3 Soort afdoening OM van discriminatiefeiten 1998-2001
2000
2001
2002
2003
159
133
147
110
Sepot
84
47
70
24
Transactie
25
26
47
34
Dagvaarden
Voorwaardelijk sepot Totaal
3
4
5
6
271
210
269 95
174
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
Sepot Een sepot wil zeggen dat de Officier van Justitie afziet van vervolging. In 2003 is het percentage sepots gedaald. Daarbij wordt in het strafrecht twee soorten sepots onderscheiden. Allereerst is er het technische sepot. Dit betekent dat er technische mankementen aan een zaak kleven waardoor vervolging zinloos wordt. Voorbeelden hiervan zijn dat de dader niet strafbaar is (iemand is ten onrechte als verdachte aangemerkt) of dat het feit niet strafbaar is. Een andere grond is als het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou worden verklaard omdat de zaak verjaard is of de dader overleden. Een belangrijk technisch sepot is het ontbreken van (voldoende) wettig bewijs. Vervolgens is er het beleidssepot. Hieronder vallen meerdere uitzonderingen die samenhangen met het opportuniteitsbeginsel van het Openbaar Ministerie Dat is de bevoegdheid om te beslissen of al dan niet tot vervolging wordt over gegaan. De reden voor een beleidssepot kunnen zijn dat reeds andere maatregelen
[ 97 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
zijn getroffen, het landsbelang en de leeftijd of gezondheidstoestand van de verdachte. Andere sepotgronden zijn het geringe feit, het geringe aandeel daarin of de geringe strafwaardigheid ervan. Ook de omstandigheid dat het een oud, maar nog niet verjaard, feit betreft, kan reden voor een beleidsdepot zijn. Het karakter van een aanwijzing van de Procureurs-Generaal is dwingend en perkt zodoende de beleidsvrijheid van de Officieren van Justitie in. Naar onze mening is er ingevolge de Aanwijzing Discriminatie van 1 april 2003 hoegenaamd geen plaats meer voor een beleidssepot. In deze Aanwijzing staat dat bij discriminatiezaken de opportuniteit van vervolging in beginsel is gegeven. Dit brengt mee, aldus de Aanwijzing Discriminatie, dat de beslissing tot een (beleid)sepot met grote terughoudendheid moet worden genomen. Op deze wijze is het sepotbeleid nog duidelijker geformuleerd dan in de vorige aanwijzing, waarin stond dat ‘slechts bij hoge uitzondering volgt geen strafrechtelijke reactie in zaken die zich daar in beginsel wel voor lenen’. Het ontbreken van een eigen beleidsafweging van de Officier van Justitie geldt uiteraard in het bijzonder voor de sepotgronden als gering feit of geringe strafbaarheid. De afweging dat dergelijke zaken toch vervolgd moeten worden, is immers reeds door de Procureurs-Generaal gemaakt. Officieren kunnen niet van de Aanwijzing Discriminatie afwijken: deze moet worden beschouwd als een dwingende, normatieve beleidsregel.96 Figuur 1 Percentage sepot over 2000-2003
31% 26% 22% 17%
2000
2001
2002
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
[ 98 ]
2003
Z E S D E R A P P O RTAGE
Het sepotpercentage vertoont een dalende lijn. 97 Met een percentage van 17% in 2003 ligt de sepotscore bij discriminatiezaken echter nog steeds hoger dan het landelijke percentage voor alle delicten: 11%. 98 Het hogere sepotpercentage bij discriminatiezaken is al jarenlang opvallend aangezien op grond van de dwingende Aanwijzing Discriminatie juist een lager percentage dan het landelijk gemiddelde voor alle vormen van criminaliteit zou mogen worden verwacht. Het relatief hoge sepotpercentage zou er op kunnen duiden dat bepaalde zaken via het beleidssepot ten onrechte aan een rechterlijk oordeel worden onttrokken. Naar ons oordeel hoort het sepotpercentage bij discriminatiezaken niet boven het landelijke gemiddelde van alle delicten uit te komen. Tabel 4.4
2000
2001
2002
2003
Technisch sepot
61 (71%)
33 (65%)
52 (69%)
18 (60%)
Beleidssepot
26 (29%)
18 (35%)
23 (29%)
12 (40%)
87
51
75
30
Totaal
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
Het percentage beleidsepots blijkt de laatste drie jaar tussen de 30-40% te liggen. Technische sepots worden over het algemeen genomen wegens ‘onvoldoende bewijs’. Bij de beleidssepots speelt vaak een rol dat het een oud feit betreft of dat er sprake is van dubbele registratie van het feit. Zoals gezegd, lijkt het beleidssepot vanwege ‘oud feit’ niet in overeenstemming met het dwingende vervolgingsbeleid zoals verwoord in de Aanwijzing Discriminatie. Tevens kunnen feiten ook door toedoen van het Openbaar Ministerie ‘oud’ zijn geworden. Het parket van het college van Procureurs-Generaal heeft in begin 2002 aan het lecd opdracht gegeven om een sepotonderzoek uit te voeren. De resultaten van dat dossieronderzoek worden eind 2004 bekend gemaakt. Het dossieronderzoek betreft de periode 1999-2001 en telt 189 sepots. Het grootste deel (114) betreft het technische sepot ‘onvoldoende bewijs’. Van deze sepots wordt 10% achteraf als ongegrond beoordeeld. Tevens blijkt dat politie en het Openbaar Ministerie in een aantal zaken tekort zijn geschoten om voldoende bewijs te vergaren. Voor wat betreft de beleidssepots zijn bij het nalopen van de dossiers geen overmatige foutenmarges geconstateerd. Toch blijft het opmerkelijk
[ 99 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
dat het sepotpercentage bij discriminatiezaken zoveel hoger is dan bij andere vormen van criminaliteit. Uit onderzoek over 2003 in de politieregio Amsterdam-Amstelland blijkt dat het sepotpercentage vertekend wordt doordat het Openbaar Ministerie beslissingen tot niet vervolgen van de zogenoemde ‘Hoppers’ niet in compas opneemt. 99 Een ‘Hopper’ is een combinatie van een hulp-Officier van Justitie en een parketsecretaris en is gestationeerd op een politiebureau. Indien een Hopper beslist om een zaak te seponeren dan is dat formeel gezien een omsepot. In de praktijk wordt daar echter verschillend over gedacht. De Nationale Ombudsman heeft in 2003 hierover voor het Amsterdamse parket een uitspraak gedaan: 100 Volgens door het Parket-Generaal verstrekte informatie geldt in het arrondissement Amsterdam de afspraak dat naast de officier van justitie uitsluitend de zogenoemde Hopper (hulpofficier parketsecretaris, een persoon die namens het parket werkzaam is op het politiebureau) de beslissing neemt omtrent het al dan niet seponeren van een zaak; politieambtenaren mogen dit dus niet doen. Een deel van de Hoppers heeft een achtergrond als politieambtenaar en een ander deel heeft een achtergrond als parketsecretaris. Voor alle Hoppers geldt dat zij de sepotbeslissingen nemen namens de officier van justitie als medewerker van het arrondissementsparket. Een door een Hopper genomen sepot is dan ook geen politiesepot. De Hoppers met een achtergrond als politieambtenaar zijn net als de Hoppers met een achtergrond als parketsecretaris functioneel ondergeschikt aan de hoofdofficier van justitie. Zij hebben ook een aanstelling als onbezoldigd ambtenaar in dienst van justitie.
Hoewel landelijke gegevens hierover ontbreken, lijkt het aanbeveling te verdienen dat de sepots van Hoppers in het cijfermateriaal van het lecd worden meegenomen. Een relativering daarbij is dat deze praktijk zich niet beperkt tot discriminatiezaken, maar zich uitstrekt tot alle vormen van criminaliteit. Wel typisch voor discriminatiezaken is de praktijk dat een burger of een belangenorganisaties rechtstreeks aangifte bij de Officier van Justitie doet. Dit komt vaak voor in geruchtmakende zaken, zoals de klacht tegen een Officier van Justitie die in zijn requisitoir zich discriminerend zou hebben uitgelaten over
[ 100 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Roma (in de volksmond beter bekend als ‘zigeuners’). Een ander voorbeeld is de strafklacht tegen Hirsi Ali die met haar uitlatingen over de profeet Mohammed moslims zou hebben beledigd. Uit het onderzoek naar de politieregio Amsterdam-Amstelland blijkt dat als dergelijke aangiften tot een sepot leiden, er geen registratie in compas wordt aangemaakt. Het niet opnemen van deze beslissingen tot niet vervolgen, leidt zonder meer tot een vertekend beeld van het aantal (beleids)sepots van het Openbaar Ministerie. Bovendien verplicht de Aanwijzing Discriminatie niet alleen voor de met name genoemde politie tot registratie van discriminatiezaken, maar ook voor het om. Transacties Het percentage discriminatiefeiten dat tot een dagvaarding leidt is in 2003 gestegen tot 63%. Dat is een vergelijkbaar hoog niveau als in 2001 (64%). Uit tabel 4.3 blijkt dat het percentage transacties, dat wil zeggen het afdoen van een strafzaak zonder een proces, in 2003 (wederom) gestegen is: van 12% in 2001 naar 17% in 2002 en tot 20% in 2003. Het stijgende percentage transacties mag enigszins verbazing wekken aangezien de Aanwijzing Discriminatie daarover het volgende vermeldt: In beginsel wordt er gedagvaard. Alleen in lichtere zaken kan evenwel eerst een transactie worden aangeboden. In geen geval is eventueel martelaarschap of uitbuiting van de forumfunctie een argument om dagvaarding achterwege te laten. Slechts bij hoge uitzondering volgt geen strafrechtelijke reactie in zaken die zich daarvoor in beginsel wel lenen.
Het uitgangspunt is dus dat er wordt gedagvaard en uitsluitend in lichtere zaken kan zonodig eerst een transactie worden aangeboden. Als mogelijke verklaring wordt door het lecd genoemd het opleggen van de zogenoemde om-taakstraf, die formeel als transactie beschouwd wordt. Ons zijn echter geen cijfers bekend over het opleggen van deze taakstraf in discriminatiezaken door het Openbaar Ministerie. In de Aanwijzing Discriminatie wordt evenmin aandacht aan deze taakstraf besteed. Wellicht zouden hierover in de toekomst cijfers verstrekt kunnen worden. Het transactiepercentage bij discriminatiezaken ligt met 20% nog steeds beduidend onder het landelijk percentage van alle vormen van criminaliteit (30%)101 en dat is een indicatie dat de Aanwijzing Discriminatie op dit punt goed nageleefd wordt.
[ 101 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Tabel 4.5 Afdoeningen rechtbanken 2000-2002 2000
2001
2002
2003
Veroordeling
94
98
94
35
Vrijspraak
10
4
15
14
Dagvaarding nietig
2
2
1
0
OM niet ontvankelijk
0
0
1
0
Ontslag van rechtsvervolging
1
0
0
1
Schuldig zonder oplegging sraf
0
0
2
0
Onbekend
0
0
5
2
107
104
118
52
Totaal Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
Veroordelingen Het aantal zaken dat aan de rechter is voorgelegd is meer dan gehalveerd. 102 In 2002 zijn dat nog 118 zaken en in 2003 slechts 52. Het is onduidelijk waar deze halvering aan te wijten valt. Het aantal dagvaardingen is vanzelfsprekend lager dan voorgaande jaren omdat er ook minder afdoeningen zijn. Het verschil tussen het aantal dagvaardingen in 2003 (110) en het aantal uiteindelijke afdoeningen door de rechter (52) is echter nog niet eerder zo groot geweest. Het zou betekenen dat in 2003 meer dan de helft van de dagvaardingen niet tot een zitting heeft geleid. Indien deze veronderstelling juist is, verdient het aanbeveling om te onderzoeken of in de dagvaardingsprocedure niet onnodig veel zaken verloren zijn gegaan. De categorie ‘Onbekend’ bij de afdoening houdt in dat in 2003 twee uitspraken zijn gewezen waarvan de inhoud niet meer kon worden achterhaald. In ons onderzoek over 2002 rapporteerden wij reeds 103 dat het succespercentage — dat wil zeggen dat aangebrachte zaken ook tot een veroordeling leiden — van het Openbaar Ministerie bij de rechter is gedaald onder het landelijke percentage voor alle delicten. Dat landelijke percentage ligt de afgelopen jaren vrij constant boven de 90%; cijfers over 2002 en 2003 hebben wij nog niet ter beschikking. 104 In 2002 was het succespercentage 80%. Daarbij wordt de categorie ‘Schuldigverklaring zonder oplegging van straf’ bij de veroordelingen
[ 102 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
meegerekend. Over 2003 is het succespercentage gedaald tot 68%. De consequentie daarvan is dat het aantal vrijspraken sterk is toegenomen. Het percentage vrijspraken was dan ook niet eerder zo hoog als in 2003 (20%). Vandaar dat wij onze aanbeveling uit het cahier Opsporing en vervolging in 2002 willen herhalen om na te gaan wat de oorzaak is van dit dalende succespercentage. Het lage succespercentage duidt niet op een te voorzichtig vervolgingsbeleid. Een verklaring voor een lager percentage zou kunnen zijn dat er meer instroom van zaken via de korpsen binnenkomt. Doordat deze zaken soms minder evident zijn, kan het succespercentage hierdoor dalen. Uit de instroomcijfers blijkt niets van een dergelijke trend. Het onderzoek (quick scan) van het Landelijk Bureau Discriminatiezaken toont juist aan dat de politiekorpsen over het algemeen terughoudend zijn met het opnemen van aangiftes, het doen van opsporingsonderzoek en het doorsturen van zaken naar het Openbaar Ministerie. Zoals gezegd is een kentering dringend gewenst. De consequentie van een verbeterd optreden door de korpsen zou moeten betekenen dat de aanwas van zaken bij het parket toeneemt. Vanwege de daartussen zittende complexe of minder vanzelfsprekende zaken zou het succespercentage daar mogelijk onder kunnen lijden.
4.7
— Verdachte, locus delicti en slachtoffer Door middel van een schriftelijke vragenlijst aan de parketten heeft het lecd ook achtergrondinformatie over de discriminatiedossiers verzameld. Hoewel deze handmatige informatieverzameling nog niet geheel sluitend is, 105 wordt op deze wijze het beeld over de instroom van discriminatiefeiten adequaat aangevuld. Achtereenvolgens zijn gegevens vergaard over de verdachte, de plaats van het delict (locus delicti) en de wijze waarop het delict plaats heeft gevonden. 106 Het lecd heeft deze zogenoemde Discriminatie Registratie Code in 2003 voor het eerst ook toegepast op de afdoening van zaken. Tevens heeft het lecd de categorie ‘Particulier’ uitgesplitst naar etniciteit opdat interetnische incidenten zichtbaar kunnen worden gemaakt. Discriminatie is immers geen voorrecht van de autochtone bevolking, maar wordt ook gepleegd door leden van de allochtone bevolking.
[ 103 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Tabel 4.6 Verdachte van incidenten 2001-2003 Verdachte
2001
2002
2003
20
8
23
Godsdienst / levensovertuiging
5
2
0
Politieke overtuiging
1
2
2
Opsporingsambtenaar
1
0
0
18
2
1
9
8
12
Extreem-rechts
Particulier Surinaams/Antilliaans Particulier Turks/Marokkaans Overige niet-blanke particulier Blanke particulier Particulier: etniciteit onbekend Overige Onbekend Totaal
8
2
4
109
178
110
14
11
24
1
14
9
12
15
19
198
242
204
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
Verdachte Met betrekking tot de verdachten wordt door het lecd onderscheid gemaakt tussen opsporingsambtenaren en burgers. Deze burgers, aangeduid door het lecd als ‘particulier’, zijn verantwoordelijk voor het overgrote deel van de discriminatiefeiten. Als van deze ‘particulier’ bekend is dat hij het delict heeft gepleegd vanuit een extreem-rechtse achtergrond of vanuit een godsdienstige of politieke overtuiging wordt hij daarop ingedeeld. Evenals godsdienst of levensovertuiging, moet bij politieke overtuiging het motief voor het (mogelijk) strafwaardig handelen in de overtuiging hebben gelegen. Op het moment dat de politieke overtuiging van de verdachte als extreem-rechts kan worden gekwalificeerd, wordt het feit in deze categorie ondergebracht. In 2003 is het aantal verdachten onder extreem-rechts weer toegenomen tot het niveau van 2001. Deze toename komt overeen met onze waarneming dat zowel bij het geweld 107 als bij andere vormen van discriminatie het extreemrechts daderschap weer toeneemt.108 Vanwege de jaarlijkse fluctuaties en de kleine aantallen dient hierbij enige voorzichtigheid te worden gehanteerd.
[ 104 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Toch betreft het mogelijk nog een onderschatting, omdat de inschrijving van incidenten gepleegd door deze groep vaak op andere wetsartikelen plaatsvindt dan de strafrechtelijke discriminatieverboden; bijvoorbeeld mishandeling, vernieling of brandstichting. Indien er bij deze, zogenoemde, commune delicten niet tevens een discriminatieverbod wordt ingeboekt door het parket, komen dergelijke zaken niet terecht in de registratie van het Openbaar Ministerie. Immers, in 2003 vallen commune delicten met een discriminatoire achtergrond buiten de registratie van het lecd. Indien gekeken wordt naar de etniciteit van verdachte dient wederom voorzichtigheid betracht te worden vanwege de kleine aantallen. Het allochtoon daderschap is van 5% in 2002 naar 9% in 2003 gestegen. In 2001 was dat nog 17%. Voor wat betreft het aandeel in antisemitisme valt op dat hiertoe vijf feiten gerekend kunnen worden die zijn gepleegd door verdachte uit de Turkse of Marokkaanse gemeenschap. Dit betreft 10% van het totale aantal antisemitische incidenten (50). 109 Het beeld dat met name Marokkaanse jongeren zich schuldig zouden maken aan antisemitisme wordt evenals in 2002 ook in 2003 niet gestaafd door de cijfers van het lecd. Daarbij dient te worden opgemerkt dat in 2003 commune delicten, zoals geweldpleging, niet in de registratie van het Openbaar Ministerie zijn opgenomen. Hierdoor kan een vertekend beeld ontstaan.
Tabel 4.7 De plaats van het incident 2000-2003 2000
2001
2002
2003
Tegen opsporingsambtenaar
Plaats incident
12
19
17
14
Werk
21
8
11
16
Sport
23
11
46
18
Horeca
14
18
27
21
Woonomgeving
33
18
28
17
Straat / openbare gelegenheid
84
94
83
85
5
4
6
4
Internet Pers (media) Overige Onbekend Totaal
1
3
3
1
13
14
6
9
8
9
15
19
214
198
242
204
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
[ 105 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Locus delicti In tabel 4.7 over de locus delecti hoort de categorie ‘tegen een opsporingsambtenaar’ eigenlijk niet thuis. Deze categorie zou eerder in een tabel over ‘slachtoffers’ verwacht mogen worden, maar een dergelijke tabel ontbreekt. Het aantal feiten tegen opsporingsambtenaren is de laatste jaren substantieel. Meestal betreft het (verbale) agressie tegen de politiemensen en daarbij worden discriminatoire scheldwoorden niet geschuwd. Het heeft er wel alle schijn van dat de bereidheid hiervan een proces-verbaal op te maken bij de politie groter is dan wanneer een burger over dergelijke scheldpartijen aangifte komt doen. Van de afdoening maakt deze categorie 6% uit. Het aantal discriminatiefeiten op het werk neemt licht toe. In zekere zin opvallend, omdat voor slachtoffers van discriminatie op het werk de weg naar de Commissie Gelijke Behandeling minder confronterend lijkt dan het doen van aangifte. Het aantal ingeschreven feiten bij de sport is afgenomen. Het maatschappelijk probleem is er volgens ons niet minder om. Bovendien leiden dit soort incidenten in een grote mensenmassa minder snel tot het doen van aangifte door een individu. Het percentage horecadiscriminatie is redelijk stabiel (10%). Deze vorm van discriminatie is hardnekkig en blijft aandacht vragen. Voor wat betreft de wijze van inschrijving (en afdoening) merkten wij al eerder op dat horecadiscriminatie niet via de uitingsdelicten (art. 137c-d) dient te worden aangepakt, maar via de uitsluitingsdelicten (art. 137g en art. 429quater). De parketten hebben gedeeltelijk deze omslag gemaakt. In de jaren 2002-2003 is bijna de helft van de horecazaken op deze uitsluitingsdelicten ingeschreven. Dat percentage moet naar ons oordeel nog verder omhoog. Uit het eerder genoemde onderzoek in de politieregio Amsterdam-Amstelland blijkt dat in horecazaken niet snel een proces-verbaal wordt opgemaakt. 110 Deze zaken leiden dan ook zelden tot vervolging. Als een horecazaak toch aan de rechter wordt voorgelegd, blijkt het Openbaar Ministerie lang niet altijd succesvol. Zo zijn in 2003 drie portiers van discotheken in Tilburg door de politierechter in Breda vrijgesproken van discriminatie van allochtone bezoekers. 111 Het onderzoek van de gemeente Tilburg en het Anti-Discriminatie Bureau (adb) was volgens de rechter ondeugdelijk en niet representatief voor het ‘deurbeleid’ van de betreffende discotheken. Voor slachtoffers lijkt de weg naar de Commissie Gelijke Behandeling vaak een betere optie. 112
[ 106 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
De meeste discriminatiefeiten betreffen uitlatingen en die zijn vaak te horen of te zien op straat, in openbare gelegenheden of in woonbuurten (tabel 4.7). Ondanks dat het totale aantal discriminatiefeiten in 2003 is afgenomen, blijft het volume van deze discriminerende uitingen vrijwel gelijk aan die in 2002. Relatief is het percentage zelf toegenomen van 47% naar 51%. Dezelfde tendens zien we nog sterker terug in de rapportage Kerncijfers 2003 waarin de jaarcijfers van adb’s worden gepubliceerd. In 2003 stijgt het aantal klachten over de buurt en wijk tot 719 en bereikt daarmee een nieuwe hoogte. 113 De stijging vindt plaats, ondanks een daling van het totale aantal klachten bij de adb’s. In 2003 zijn er wederom erg weinig internetzaken (4) bij de parketten ingeboekt. 114 Er zijn slechts twee zaken in dat jaar afgedaan. Naar aanleiding van de kritiek hierop heeft het lecd in samenspraak met het parket Amsterdam, het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) en de politie Amsterdam-Amstelland een overlegstructuur in het leven geroepen die de strafrechtelijke aanpak van discriminatie op internet moet verbeteren. 115 Het mdi vermeldt in haar jaarverslag over 2003 dat de bereidheid tot het verwijderen van strafbare uitingen aanzienlijk is toegenomen (95,3%). Bovendien nam volgens het mdi het aantal strafbare uitingen af. Hierin zou naar het oordeel van het lecd de reden besloten kunnen liggen voor het geringe aantal vervolgingen. Een andere door het lecd genoemde reden is dat discriminatie op internet soms als commuun delict wordt afgedaan en dus niet in de registratie van het Openbaar Ministerie wordt opgenomen. 116 Onduidelijk is hoeveel internetzaken bij de politie worden aangebracht, omdat (landelijke) politiecijfers ontbreken. Dit alles neemt naar onze mening niet weg dat opsporing en vervolging bij internetzaken vaak te weinig voortvarend verlopen en deze zaken niet zelden bij de rechter of voortijdig stranden. 117 Daardoor is jurisprudentie in Nederland nog nauwelijks ontwikkeld. Tevens zou gezien de discriminatoire uitlatingen op het internet een meer pro-actieve rol van politie en justitie — bijvoorbeeld door digitaal te patrouilleren — niet misstaan.
[ 107 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Tabel 4.8 Soort incidenten 2000-2003 Soort incident
2000
2001
2002
2003
21
14
12
18
Bekladding
5
13
21
13
Afbeelding
14
8
14
9
Schriftelijk
8
13
16
17
Mondeling
145
131
164
115
13
10
0
13
Samenloop / bedreiging met geweld
Overige Onbekend Totaal
8
9
15
19
214
198
242
204
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
Traditiegetrouw is het grootse aantal feiten bij de strafrechtelijke discriminatieverboden te vinden bij de uitingsdelicten. Het hoge aantal mondelinge incidenten is daarvan het gevolg. Schriftelijk racistisch beledigen of aanzetten tot haat komt aanzienlijk minder voor. Ten opzichte van de vorige rapportage over 2002 zien we nu met betrekking tot bekladding een tegenovergestelde uitkomst. Bekladding van gebouwen is bij de instroom van discriminatiefeiten in 2003 afgenomen. Dat is in zoverre opvallend dat de doelbekladdingen bij het racistisch geweld in 2003 zijn toegenomen. 118 Onder doelbekladdingen verstaan wij bekladdingen met een expliciet doelwit, bijvoorbeeld een moslimfobe tekst op een islamitische school. Het aantal discriminatiefeiten waarbij een samenloop is met het dreigen met geweld is in 2003 toegenomen: van 5% naar 9%. Dit stemt overigens niet overeen met onze bevindingen bij racistisch en extreem-rechts geweld, waar de categorie bedreiging daalde van 83 naar 73 zaken.119
[ 108 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tabel 4.9 Discriminatiegrond per incident 2000-2003 2000
2001
2002
2003
Meerdere gronden aanwezig
Discriminatiegrond
23
22
54
24
Antisemitisme
48
41
60
50
Surinamers / Antillianen
11
6
7
21
Turken / Marokkanen
48
46
40
43
Zwarten / Gekleurden
40
52
47
31
Homoseksualiteit
9
10
6
3
Godsdienst / levensovertuiging
3
4
3
0
Islam
0
0
0
8
1
1
0
0
23
7
10
5
Geslacht Overige gronden Onbekend Totaal
8
9
15
19
214
198
242
204
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
Slachtoffers Het beeld van de discriminatiegronden over 2003 vertoont zowel overeenkomsten als verschillen met het jaar 2002. Een overeenkomst is dat wederom antisemitisme zowel absoluut (50) als relatief (24%) het hoogste aantal zaken kent. 120 Een andere overeenkomst is dat discriminatiezaken op grond van geslacht in beide jaren niet worden inschreven. De discriminatiegrond geslacht levert overigens altijd een minimale bijdrage. Een verklaring hiervoor is dat deze grond ontbreekt in de qua volume belangrijkste categorie: de discriminerende belediging (art. 137c). De ratio van de wetgever voor het niet opnemen van deze grond was indertijd dat opname het emancipatiedebat zou belemmeren. 121 Verschillen met het voorgaande jaar zijn er ook. Discriminatie op meerdere gronden daalt tot het gangbare niveau (12%). Het lecd heeft wel getracht meer duidelijkheid te verkrijgen over de aard van de samenloop, maar heeft onvoldoende respons van de parketten gekregen om hierover te kunnen rapporteren. Een nieuwe toevoeging van de lecd is de grond ‘Islam’. Indien we de gronden ‘Godsdienst of levensovertuiging’ en ‘Islam’ gezamenlijk bekijken, is een stijging in 2003 waarneembaar van discriminatie van islamieten. Uit de landelijke
[ 109 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
cijfers van de adb’s blijkt dat het percentage klachten over godsdienstdiscriminatie licht is gestegen en dat het aandeel van allochtone slachtoffers daarbij toeneemt. 122 Hierin zien wij een voorzichtige bevestiging van de toename van islamfobie die ook het Openbaar Ministerie registreert. Het percentage discriminatie van de categorie ‘Surinamers of Antillianen’ is in 2003 ten opzichte van 2002 sterk toegenomen: met 9%. Daar staat tegenover dat het percentage van de categorie ‘Zwarten of Gekleurden’ met 4% afgenomen is. Het aantal inschrijvingen op de categorie ‘Turken en Marokkanen’ is in 2003 zowel absoluut (43) en als relatief (21%) toegenomen. In onze vorige rapportage hebben we reeds laten weten de keuze voor de categorieën ‘Zwarten of Gekleurden’ naast ‘Surinamers en Antillianen’ weinig gelukkig te vinden. Het zou beter zijn te spreken van ‘huidskleur’, een begrip dat ook terug te vinden is in het Internationale Verdrag ter Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie (ivur). 123 Gezien de stijging van het aantal inschrijvingen waarbij Turken of Marokkanen slachtoffer zijn, in combinatie met de eerder genoemde islamfobie, versterkt het beeld dat moslims in 2003 weer meer dan in 2002 met achterstelling te maken hebben gehad. De over 2002 gesignaleerde daling van het aantal zaken met betrekking tot homodiscriminatie heeft zich in 2003 verder doorgezet. Het aantal inschrijvingen halveert en loopt terug tot 3 stuks. Hierbij doen zich twee knelpunten voor. Ten eerste lijkt het vertrouwen in strafrechtelijk optreden tegen uitingen van homohaat sterk te zijn afgenomen door een aantal spraakmakende rechterlijke uitspraken van de laatste jaren waarin dergelijke uitlatingen toelaatbaar werden gegeacht. Voorbeelden hiervan zijn de strafzaken tegen Van Dijke 124 en El Moumni. 125 De aangiftebereidheid is hierdoor vermoedelijk afgenomen. Ten tweede hebben relatief veel gevallen van homodiscriminatie het karakter van een commuun delict. Dit beeld wordt bevestigd uit de spaarzame lokale politiecijfers waarover wij beschikken. De zaken hebben betrekking op mishandeling, vernieling of bedreiging met een discriminerende achtergrond. Deze delicten ontbreken vooralsnog in de registratie van het parket. Onder de categorie ‘Overig’ vallen discriminatiegronden die niet zijn thuis te brengen in de andere categorieën (bijvoorbeeld discriminatie van een Duitser). Zoals eerder gezegd betreft de categorie ‘Onbekend’ feiten waarover de parketten geen informatie hebben aangeleverd.
[ 110 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Figuur 2 Percentage discriminatie naar ras 2000-2003
84
86
79
2000
82
2001
2002
2003
Bron: Landelijk Experrise Centrum Discriminatie
Indien wij de verschillende categorieën van tabel 4.9 clusteren, kunnen we een beter beeld geven van de omvang van rassendiscriminatie. In 2003 heeft 82% van de feiten betrekking op discriminatie naar ras of etniciteit. 126 Dat is een lichte daling ten opzichte van 2002, maar betreft nog steeds het leeuwendeel. Daarbij moet worden opgemerkt dat het percentage ‘Onbekend’ over 2003 hoog is: 10%. Op de ‘tweede plaats’ komt discriminatie van islamieten met 4%. Het lecd heeft bij haar cijfers een risico-analyse opgenomen. Op basis van het aantal aangiftes uit de verschillende doelgroepen, wordt nagegaan hoe groot de kans op discriminatie is voor individuele leden uit de desbetreffende groep. Terecht geeft het lecd aan dat bij deze analyse voorzichtigheid op zijn plaats is. Wij delen die waarneming omdat de aantallen relatief klein zijn en de categorieën zoals door het lecd gehanteerd niet geheel sluitend zijn. Bovendien bereiken veel zaken het om niet. Dat komt doordat zaken bij de politie blijven steken of zelfs daar niet (meer) aangebracht worden. De aangiftebereidheid per groep kan beïnvloed zijn door de interventie van een of meer belangenorganisaties. Ook het afhaken van bepaalde groepen wegens gebrek aan vertrouwen in bescherming door het strafrecht kan een rol spelen. Veel gevallen van discriminatie worden niet gemeld. 127
[ 111 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
4.8
— Geografische verschillen Het aantal inschrijvingen van discriminatiefeiten is zoals gezegd afgenomen en dat werkt door bij de parketten. Alleen Amsterdam, Den Bosch, Haarlem, Leeuwarden en Roermond gaan tegen deze trend in en kennen een opvallende toename van inschrijvingen. Daarnaast blijven de jaarlijkse schommelingen binnen de parketten beduidend. Een halvering van het aantal inschrijvingen is geen uitzondering. In 2003 komen alleen Rotterdam en Amsterdam nog boven de 20 inschrijvingen. Hiermee is een van de lastigste problemen van de juridische bestrijding van discriminatie aangesneden: hoe houden we bij zo weinig zaken de vakkennis van politie en Justitie op pijl? Bij het Openbaar Ministerie verzorgt het lecd de deskundigheidsbevordering van de discriminatie Officieren van Justitie. Concreet betekent dit gezamenlijke vergaderingen, een periodieke nieuwsbrief en het aanbieden van expertise (vraagbaakfunctie). Een knelpunt is wel dat deze Officieren lang niet altijd alle discriminatiefeiten zelf inschrijven en afhandelen. Voor wat betreft de politie zou het in september 2002 opgerichte Landelijk Bureau Discriminatiezaken (lbd) dezelfde rol dienen te spelen. Het belang daarvan is groot, omdat de politie nog steeds als belangrijkste drempel in discriminatiezaken fungeert. In weerwil van de Aanwijzing Discriminatie worden aangiftes van discriminatie vaak niet opgenomen, niet als zodanig geregistreerd en niet aan het Openbaar Ministerie doorgegeven. Inmiddels zijn er een paar politiekorpsen die hierin verandering willen brengen door hun dienders speciale trainingen aan te bieden of zelfs voor te schrijven.
[ 112 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tabel 4.10 Aantallen discriminatiezaken bij de Arrondissementsparketten naar instroom in 2000-2003 Arrondissementsparketten Alkmaar Amsterdam
Instroom
Instroom
Instroom
Instroom
2000
2001
2002
2003
9
3
1
3
13
8
8
21
Almelo
7
4
16
5
Arnhem
33
22
17
13
Assen
9
11
7
1
Breda
15
16
16
15
Den Bosch
5
3
9
16
Den Haag
20
21
31
15
Dordrecht
9
1
10
9
Groningen
1
10
5
5
Haarlem
21
10
7
18
Leeuwarden
14
13
4
13
Maastricht
4
3
12
13
Middelburg
6
8
23
12
Roermond
1
5
2
8
Rotterdam
30
34
43
26
Utrecht
5
6
10
6
Zutphen
8
15
20
5
Zwolle
4
5
1
0
214
198
242
204
Totaal
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
Het parket Amsterdam heeft gebroken met de traditie dat het aantal inschrijvingen sterk achterbleef bij andere grote steden als Rotterdam en Den Haag. Gezien de omstandigheid dat bij het Meldpunt Discriminatie Amsterdam jaarlijks vrijwel het hoogste aantal klachten wordt geregistreerd, is dat een duidelijke verbetering. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat de klachten die bij de adb’s binnenkomen strafrechtelijke afhandeling verdienen. In de praktijk blijkt — en
[ 113 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
dat geldt ook voor Amsterdam — dat de adb’s slechts in heel beperkte mate hun cliënten adviseren om aangifte te doen. 128 De redenen hiervoor zijn veelal dat andere oplossingen de voorkeur verdienen, maar ook dat met het strafrechtelijke traject weinig bemoedigende resultaten zijn geboekt. Tabel 4.11 Aantallen discriminatiezaken bij de Arrondissementsparketten naar afdoening in 2000-2003 Arrondissementsparketten Alkmaar Amsterdam
Afdoening
Afdoening
Afdoening
Afdoening
2000
2001
2002
2003
4
13
2
2
21
6
13
16
Almelo
9
4
11
4
Arnhem
33
27
22
12
Assen
9
9
9
1
Breda
17
21
16
13
Den Bosch
5
1
10
12
Den Haag
28
23
35
11
Dordrecht
11
5
7
8
Groningen
2
9
7
5
Haarlem
27
18
12
17
Leeuwarden
14
8
16
12
Maastricht
6
1
15
11
Middelburg
11
8
19
11
Roermond
1
10
4
7
Rotterdam
52
30
52
25
Utrecht
7
7
8
6
Zutphen
10
11
20
4
Zwolle Totaal
4
8
3
0
271
219
281
177
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
[ 114 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
De fluctuaties per parket spelen ook bij de afdoening. Toenemende werkdruk zou hier in elk geval geen rol bij mogen spelen. Deze mening sprak ook de minister van Justitie uit bij de behandeling van de wet Verhoging strafmaat bij structurele vormen van discriminatie. 129 De minister stelt dat gebrek aan opsporingsen vervolgingscapaciteit in beginsel geen reden voor sepot is. De omstandigheid dat ook het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht hun aandeel moeten leveren in de voorgenomen bezuinigingen heeft volgens hem geen gevolgen voor de opsporing, vervolging en berechting van zowel incidentele als structurele discriminatiedelicten. Hij concludeert dat er daarom geen grond is voor de vrees dat de strafrechtelijke discriminatiewetgeving symboolwetgeving zou worden. Het is niet te hopen dat bij de afdoeningen Den Haag de rol van Amsterdam gaat overnemen. De Haagse inbreng over 2003 is namelijk ten opzichte van 2002 tot een derde teruggelopen.
4.9
— Slotopmerkingen Op 1 februari 2004 zijn de strafbepalingen voor structurele vormen van discriminatie van kracht geworden. Deze wetgeving bepaalt dat iemand die van discriminatie zijn beroep of gewoonte maakt tweemaal zo zwaar kan worden bestraft. Op deze wijze staan politie en justitie ook zwaardere opsporingsmaatregelen ter beschikking. Bij de totstandkoming van deze wetgeving werd vooral gedacht aan de bestrijding van discriminatie op internet en van extreem-rechts. In 2003 is op het terrein van internet zeer weinig tot vervolging overgegaan, ondanks dat extreem-rechts behoorlijk actief is op de digitale snelweg. Wellicht dat de nieuwe wetgeving hierin voor 2004 verandering zal brengen. De start van het Landelijk Bureau Discriminatiezaken (lbd) bij de politie heeft nog niet gebracht wat daarvan verwacht werd. Hoewel concrete plannen inmiddels door de Raad van Hoofdcommissarissen zijn goedgekeurd, laat de implementatie naar het uitvoeringsniveau te lang op zich wachten. Het gevolg is dat landelijke en eenduidige cijfers over discriminatiezaken bij de politie niet voorhanden zijn. Ook op korpsniveau wordt slechts bij uitzondering voldaan aan de verplichting tot registratie zoals neergelegd in de Aanwijzing Discrimi-
[ 115 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
natie. Het lbd constateerde een structureel gebrek aan kennis over strafrechtelijke discriminatiebestrijding bij de uitvoeringsambtenaren. Het is juist op dit niveau dat het toekennen van prioriteit, capaciteit en het bijdragen aan de juiste mentaliteit gestalte moet krijgen. Indien zaken bij de politie niet ingenomen worden, bereiken zij immers nooit het Openbaar Ministerie. Vandaar dat wij wederom moeten constateren dat de politiekorpsen nog steeds de zwakste schakel vormen. Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) bij het Openbaar Ministerie registreert sinds 1998 cijfers over de vervolging op grond van de strafrechtelijke discriminatieverboden. Met deze registratie wordt inzicht verschaft in het handelen van de parketten en op basis daarvan kunnen verbeteringen in de bedrijfsvoering worden aangebracht. Zo wordt het als een ernstig gemis ervaren dat commune delicten met een discriminerende achtergrond niet door lecd worden bijgehouden. Dit klemt te meer daar de Aanwijzing Discriminatie voorschrijft dat de Officier in dergelijke zaken zijn strafeis met 25% moet verzwaren. In 2003 is het lecd met een experiment gestart bij het Amsterdamse parket om deze delicten te registreren. Inmiddels heeft het lecd aangekondigd dat het de bedoeling is om met de invoering van een nieuw registratiesysteem in 2005 de parketten te verplichten commune delicten met discriminatoire achtergrond te registeren. De instroom van discriminatiefeiten bij de parketten is gedaald met 16%. Opvallend omdat ten aanzien van alle vormen van criminaliteit er in 2003 een stijging is van 8%. Ons pleidooi om nog meer nadruk op de uitsluitingsdelicten bij horecadiscriminatie te leggen dan op de uitingsdelicten heeft geen gevolg gekregen. Iets minder dan de helft van de feiten staat ingeschreven als uitsluitingsdelict. Dat betekent dat evenals in 2002 ook in 2003 iets meer van de helft van de feiten wordt gekoppeld aan de daarbij gebezigde woorden (de uiting) in plaats van de uitsluiting. De afdoening daalt nog sterker dan de instroom. In 2003 daalt de afdoening van discriminatiezaken met 38% terwijl er voor alle vormen van criminaliteit in 2003 een stijging valt te noteren van 12%. Een terugkerend aandachtspunt is het hoge sepotpercentage. Het lecd heeft op verzoek van het parket van het college van Procureurs-Generaal een onder-
[ 116 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
zoek verricht naar de sepots over 1999-2001. Uit het onderzoek zou blijken dat zich geen ernstige onregelmatigheden hebben voorgedaan. Toch blijven wij met de vraag zitten hoe het mogelijk is dat het sepotpercentage zo hoog is ten opzichte van het landelijk gemiddelde van alle vormen van criminaliteit. Bij discriminatiezaken ligt het in 2003 op 17% terwijl het landelijke percentage 11% is. Daar komt bij dat — gegeven de opportuniteit in discriminatiezaken, zoals verwoord in de Aanwijzing Discriminatie — een lager percentage juist voor de hand zou hebben gelegen. Bovendien blijken sepots op aangiftes die direct gedaan worden bij de Officier van Justitie in Amsterdam niet in de registratie te worden opgenomen. Een van de meest verontrustende bevindingen over 2003 is de score bij de veroordelingen. Het aantal zaken dat aan de rechter is voorgelegd is niet alleen meer dan gehalveerd, maar ook het percentage vrijspraken was niet eerder zo groot (20%). Indien het succespercentage van het Openbaar Ministerie (68%) wordt vergeleken met het gemiddelde van afgelopen jaren voor alle vormen van criminaliteit (90%) steekt dat schril tegen elkaar af. Bovendien blijken de uitgebrachte dagvaardingen in meer dan de helft van de zaken niet tot een zitting te hebben geleid. Het aandeel van extreem-rechts bij het daderschap is in 2003 toegenomen. Voor wat betreft het slachtofferschap blijkt het antisemitisme wederom erg hoog (24%), maar valt tevens een groei op van het aantal tegen islamieten gerichte incidenten.
[ 117 ]
5
—
Achterstelling van Roma en Sinti
In Nederland leven ongeveer 6.000 Roma en Sinti. In de volksmond zijn zij bekend als ‘zigeuners’, een benaming die echter door de groepen zelf als denigrerend wordt ervaren. Het belangrijkste verschil met woonwagenbewoners (30.000) is dat de Roma en Sinti een allochtone etnische herkomst hebben. Dat is ook de reden om aan deze groep in het monitorproject aandacht te besteden. 130 Ten aanzien van de situatie in Nederland zijn vrijwel geen systematische gegevens beschikbaar over achterstelling van Roma en Sinti. In het kader van het monitorproject is getracht deze lacune op te vullen. Daarbij hebben wij ons gericht op de laatste paar jaar; dezelfde periode die in deze monitorrapportage centraal staat. Voor het onderzoek zijn tevens deskundigen geïnterviewd. De resultaten zijn in het najaar 2004 gepubliceerd. 131 De belangrijkste uitkomsten van dit deelonderzoek zijn in deze monitorrapportage overgenomen.
5.1
— Klachtonderzoek Over de jaren 2002 en 2003 zijn slechts zeer weinig klachten over achterstelling van Roma en Sinti bij de reguliere klachteninstanties terechtgekomen. In de jaaroverzichten van de Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten (lvadb) worden hierover geen gegevens verstrekt. Een landelijk registratiesysteem van discriminatiezaken is bij de politie in 2004 nog niet operationeel. 132 Het Openbaar Ministerie beschikt daar via het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) wel over, maar heeft over de periode 2002-2003 geen strafzaak geregistreerd waarbij Roma of Sinti slachtoffer zijn. Het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) rapporteert in haar jaarverslag over 2002 drie meldingen over discriminatie van Roma en Sinti en over 2003 één melding. De
[ 118 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Commissie Gelijke Behandeling (cgb) heeft in 2003 één oordeel uitgesproken waarbij de positie van Roma en Sinti in het geding is. 133 Voor het vrijwel ontbreken van cijfermateriaal over discriminatie van Roma en Sinti in Nederland zijn twee mogelijke verklaringen: deze bevolkingsgroep heeft geen last van discriminatie, of zij heeft dat wel, maar er worden geen klachten bij instituties gedeponeerd. Om te beoordelen welke van de twee verklaringen juist is, hebben wij een aantal deskundigen zowel onder de Roma en Sinti als daarbuiten — zogenoemde sleutelinformanten — aan de hand van een gestructureerde vragenlijst geïnterviewd. Doel van de vraaggesprekken was om te achterhalen of zich de laatste jaren (2002-2003) daadwerkelijk discriminatie van deze bevolkingsgroep in Nederland heeft voorgedaan. Wij hebben de geinterviewden tevens gevraagd naar hun algemene indruk van achterstelling of discriminatie van Roma en Sinti in Nederland. Daarnaast is gebruik gemaakt van de beperkte gegevens afkomstig van de klachteninstanties, de discriminatiezaken die in de literatuur terug te vinden waren en incidenten die door het documentatiecentrum van de Anne Frank Stichting zijn verzameld.
5.2
— Klachtgedrag Een van de opvallendste uitkomsten van de interviews is dat de meeste informanten zich weinig concrete klachten of incidenten over de periode 2002-2003 wisten te herinneren. Hypothetisch zou dit kunnen betekenen dat Roma en Sinti inderdaad weinig achterstelling en discriminatie ondervinden. De algemene indrukken bij de sleutelinformanten geven echter een ander beeld. Vrijwel zonder uitzondering stellen zij dat Roma en Sinti wel degelijk achtergesteld en gediscrimineerd worden in Nederland, zoals later in dit hoofdstuk ook zal blijken. Zij konden zich echter weinig concrete voorbeelden herinneren, omdat de klachten zelden naar buiten komen en vaak ook niet gemeld worden. Wij hebben dan ook geen specifieke plaats aangetroffen waar Roma of Sinti met hun klachten naar toe gaan. De eigen belangenorganisaties houden over de incidenten die zich in den lande voordoen vrijwel geen systematisch geordende documentatie bij. Het Landelijk Woonwagenpastoraat in Den Bosch vormt hier een uitzondering op en heeft in belangrijke mate bijgedragen aan ons zicht op concrete casuïstiek.
[ 119 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Voor het ontbreken van klachten van Roma en Sinti kan een culturele ‘verklaring’ worden gegeven. Van oudsher zijn Roma en Sinti niet gewend met de buitenwereld te spreken over hun problemen. Daarnaast speelt een rol dat Roma en Sinti bang zijn dat klagen een negatief effect op de beeldvorming heeft. Door de buitenwereld kan klagen gezien worden als bevestiging dat Roma en Sinti ‘lastig’ zijn. Dit verschijnsel wordt victimisatie genoemd: de gerede kans zelf (weer) nadeel te ondervinden van het indienen van een klacht over discriminatie. De vrees voor victimisatie vormt voor veel slachtoffers van discriminatie een belangrijke drempel om te klagen. 134 Sommigen geven er daarom de voorkeur aan te proberen de negatieve beeldvorming te doorbreken. Dit lijkt hun de meest constructieve manier om vooroordelen en discriminatie te doen afnemen. Daarnaast kan er sprake zijn van een zekere klaagcultuur die mede is ingegeven door het wantrouwen in de omringende samenleving en door gepercipieerde discriminatie. Los van deze praktische en culturele bezwaren, zijn veel Roma en Sinti überhaupt niet bereid hun klachten officieel te melden. Ook hier ligt een aantal redenen aan ten grondslag. De meest genoemde reden is dat Roma en Sinti gewend zijn aan hun gemarginaliseerde positie in de Nederlandse maatschappij en de bijbehorende achterstelling en discriminatie. Vanuit hun lange vervolgingsgeschiedenis weten ze vaak niet beter. Een incident waarbij zij gediscrimineerd worden, zien zij dan ook eerder als een bevestiging van hun beeld van de Nederlandse maatschappij, dan als een vorm van onrecht waartegen zij kunnen protesteren. Een andere genoemde oorzaak is dat vanwege de geringe scholing van Roma en Sinti hun kennis van rechten en plichten in de maatschappij beperkt is. Hierdoor kunnen ze moeilijk inschatten welk gedrag jegens hen wel en niet geoorloofd is. De gewenning aan achterstelling en discriminatie leidt er volgens de meeste geïnterviewden toe dat veel Roma en Sinti mentaal meer en meer afstand nemen van de Nederlandse maatschappij. Deze mensen hebben het gevoel er niet bij te horen en buiten de Nederlandse maatschappij te staan. Daarom trekken ze zich steeds verder terug in eigen kring. Sommige Roma en Sinti weten niet dat er meldpunten bestaan waar zij hun beklag kunnen doen. Diegenen die dat wel weten, hebben hier doorgaans weinig vertrouwen in. Hun slechte relatie met veel overheidsinstanties en politie speelt
[ 120 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
hierbij een grote rol. Als zij al incidenteel iets melden, duurt het voor hun gevoel te lang voor er iets mee gebeurt of zien zij naar hun idee te weinig resultaat.
5.3
— Klachtmeldpunt Naar aanleiding van deze signalen vroegen wij ons af of een nieuw, eigen klachtenmeldpunt speciaal voor Roma en Sinti de onderrapportage van klachten zou kunnen ondervangen. Daarin zouden zij misschien meer vertrouwen hebben en zo kan meer rekening gehouden worden met hun specifieke omstandigheden. Aan onze sleutelinformanten hebben wij gevraagd of zij hierin een oplossing zagen en zo ja, hoe zo een meldpunt er dan uit zou kunnen zien. Alle geïnterviewden zijn het erover eens dat vertrouwen en steun van de Roma en Sinti zelf voorwaarden zijn voor het slagen van een klachtenmeldpunt. Niet iedereen is er zeker van of er binnen de gemeenschap behoefte is aan een meldpunt. De meesten zien er wel iets in, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Wil men het vertrouwen van de Roma en Sinti winnen, dan lijkt het verstandig dat zij er zelf bij betrokken worden. Voor sommigen is het zelfs essentieel dat een meldpunt door Roma en Sinti zelf bemand wordt, omdat zij hun problemen niet met een buitenstaander zouden bespreken. Wel wordt gesteld dat hulp van buitenaf nog noodzakelijk is. De Roma en Sinti hebben vooralsnog onvoldoende kader om een meldpunt in alle opzichten goed te laten functioneren. Daarnaast is het noodzakelijk dat een meldpunt de relatie met overheden en instanties verbetert, opdat Roma en Sinti toegang tot de juiste kanalen krijgen en serieus genomen worden. Als mogelijke locaties voor meldpunten zien sommigen de bestaande zelforganisaties zoals de Landelijke Sinti Organisatie en de Landelijke Stichting ‘Roma Emancipatie’. Wel zouden zij ondersteund moeten worden in het vinden van de juiste wegen, het verbeteren van de relatie met overheden en instanties, en het systematisch verzamelen en inventariseren van de klachten. Daarnaast zijn er diverse lokale zelforganisaties actief, die zich hier eventueel bij zouden kunnen aansluiten. Anderen geven juist de voorkeur aan het vormen van een nieuw meldpunt, dat los staat van de bestaande organisaties. Ook wordt geopperd dat de Anti-Discriminatie Bureaus en overige meldpunten zich meer zou-
[ 121 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
den kunnen profileren naar de Roma en Sinti toe, om aan te geven dat zij er ook voor hen zijn. Zij zouden kunnen beginnen met het apart registreren van klachten door Roma en Sinti, zodat zichtbaar wordt hoeveel klachten door hen worden ingediend en welke ontwikkelingen zich op termijn voordoen.
5.4
— Beeldvorming Beeldvorming speelt een belangrijke rol bij de discriminatie die Roma en Sinti ervaren. Zonder uitzondering menen alle geïnterviewden dat Roma en Sinti in de media vrijwel uitsluitend negatief worden neergezet. Het lijkt er volgens sommigen van hen op dat negatieve incidenten voor de media meer nieuwswaarde hebben dan berichten over (voorzichtige) vooruitgang. Bij deze sleutelinformanten leeft het gevoel dat als Roma en Sinti bijeenkomsten, festivals of debatten organiseren voor een breed publiek, de media vrijwel nooit belangstelling tonen. Hierdoor ontstaat bij de Roma en Sinti gemeenschap het gevoel van eenzijdige berichtgeving en ongelijke behandeling. De invloed van die berichtgeving dient niet onderschat te worden. Voor de meeste Nederlanders is dit de enige manier waarop zij over het bestaan van Roma en Sinti geïnformeerd worden. De sleutelinformanten noemen veelal huisvesting, onderwijs, arbeid, goederen & diensten, overheidsbeleid en politie & justitie als belangrijkste maatschappelijke terreinen waar achterstelling (en achterstand) voorkomt. Daarbij merken veel geïnterviewden op dat het moeilijk is vast te stellen wanneer er sprake is van problemen of knelpunten, of van daadwerkelijke discriminatie. Wel lijken voortdurende problemen gemakkelijk het gevoel van discriminatie te doen postvatten. De achterstelling wordt door de geïnterviewden eerder als structureel, dan als op zichzelf staande incidenten gezien.
5.5
— Huisvesting Op het terrein van de huisvesting is het belangrijkste knelpunt voor Roma en Sinti het standplaatsenbeleid. Een knelpunt dat overigens ook van toepassing is op veel woonwagenbewoners.
[ 122 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Al vele jaren is er sprake van een tekort aan standplaatsen in vrijwel geheel Nederland. Het zou gaan om een tekort van 3.000 plaatsen. 135 Aanvankelijk probeerde de overheid dit tekort te verkleinen door middel van maatregelen in de Woonwagenwet. Zo was het daarin opgenomen afstammingsbeginsel feitelijk gericht op vermindering van het aantal standplaatsgerechtigden. Sinds de afschaffing van de Woonwagenwet in 1999 valt het woonwagenbeleid onder de reguliere huisvestingswetgeving. Door sommige gemeenten is dit opgevat als een signaal dat zij niet meer verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van voldoende standplaatsen. Het gevolg hiervan is dat lange wachtlijsten zijn ontstaan voor mensen die een standplaats zoeken. Hierdoor is het voor familieleden vaak onmogelijk samen op één kamp te staan, wat voor veel Roma en Sinti juist van groot belang is. 136 Zelfs het tijdelijk met woonwagen bezoeken van familieleden kan leiden tot het wegslepen van de wagen. De gemeente Houten heeft in de zomer van 2002 twee Roma families uitgewezen. 137 Bij gebrek aan standplaatsen reisden zij in hun woonwagens tussen Bunnink, Driebergen, Houten, Nieuwegein, IJsselstein en Vianen. Overal werden ze na verloop van tijd van illegale standplaatsen weggesleept en uitgezet. Daarbij werd gebruik gemaakt van de zogenoemde draaideurconstructie. Op basis hiervan kunnen de gezinnen na een dag al weer over de gemeentegrens worden gezet. Hiermee is een vergelijkbare situatie ontstaan als in het jaar 2000 toen de gemeente Driebergen het vertrek van enkele Roma families afkocht. Ook toen zwierven de families maandenlang rond. 138 Uiteindelijk besloot de gemeente Houten de families een urgentieverklaring te geven voor huisvesting. In februari 2003 hebben zij een woning betrokken. De gemeente Nuenen is één van de locaties waar het tekort aan standplaatsen al lange tijd speelt. Tot tweemaal toe kampeerden enkele Sinti reeds uit protest bij het gemeentehuis. Illustratief voor de problematiek is de situatie van een Sintezza die al sinds 1991 staat ingeschreven voor een standplaats in deze gemeente. Sinds die tijd verblijft zij in de wagen van een familielid en wordt zij door de gemeente gedoogd en slechts voorzien van tijdelijke vergunningen. De termijnen die de gemeente zichzelf herhaaldelijk gesteld heeft, worden vervolgens niet gehaald. In 2003 zocht de vrouw opnieuw contact met de gemeente, omdat voor haar nog altijd geen permanente oplossing gevonden was en zij graag wilde weten waar ze aan toe was. Na diverse gesprekken, allen zonder bevredigend resultaat, liet de gemeente per brief weten in overleg te zijn met gegadigden om de woonwagenlocaties in Nuenen te exploiteren. Daarmee komt
[ 123 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
volgens de gemeente ook de verantwoordelijkheid voor de standplaatstoewijzing bij de nieuwe exploitant te liggen. Deze situatie is tekenend voor een trend die sinds de afschaffing van de Woonwagenwet waarneembaar is. Gemeenten brengen de exploitatie van woonwagens en standplaatsen zo veel mogelijk bij particuliere instellingen onder. Inmiddels zou volgens een van onze sleutelinformanten 60% van de verhuurde woonwagens in particulier bezit zijn. Aan de andere kant moet opgemerkt worden dat gemeenten bij het zoeken naar woonwagenlocaties veel weerstand ondervinden van de plaatselijke bevolking. Vrijwel zonder uitzondering wordt tegen de komst van een nieuwe woonwagenlocatie geprotesteerd. Buurtbewoners zijn bang voor overlast en vrezen waardevermindering van hun woning. Hierin worden zij gesterkt door incidenten zoals in 1997, toen een wethouder in Weert een schadevergoeding kreeg toegewezen omdat zijn uitzicht zou worden belemmerd door enkele nieuw geplaatste woonwagens. 139 Dit had diverse schadeclaims van buurtgenoten tot gevolg. Wellicht dat daarom bij het toewijzen van standplaatsen vaak sprake is van (afgelegen) locaties die op zijn minst onplezierig zijn te noemen en soms zelfs ronduit gevaarlijk. Het huisvesten van minderheidsgroepen in gebieden die vanuit milieu- of veiligheidsoverwegingen inferieur zijn — zoals in de plofzone van een kruitfabriek 140 — wordt in de Verenigde Staten van Amerika wel environmental racism genoemd. Problemen met huisvesting deden zich ook voor toen de Landelijke Sinti Organisatie (lso) in Best op zoek ging naar een beter onderkomen. Aanvankelijk waren zij gehuisvest in twee noodgebouwen tussen het industrieterrein en de sportvelden. Het pand dat zij op het oog hadden, vonden veel buurtbewoners te centraal gelegen. Zij vreesden vermoedelijk grote groepen Sinti die zich in het centrum van Best zouden begeven. De gemeente heeft toen op formele gronden voorkomen dat de lso het pand zou huren. Hoewel de lso sinds 2003 een fraaie behuizing in Best heeft weten te vinden, is hiermee het gevoel niet weggenomen dat de Sinti achtergrond de eigenlijke reden voor de eerste afwijzing is geweest. Veel gemeenten geven er de voorkeur aan om woonwagenbewoners in huizen onder te brengen. Lange wachttijden en onduidelijke procedures voor de standplaatsen lijken daaraan bij te dragen. Soms gaan Roma en Sinti akkoord met vestiging in een huis, omdat zij dan eerder aan een permanente woning
[ 124 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
kunnen komen dan aan een standplaats voor een wagen. Vanuit juridisch perspectief is het de vraag of de overheid gehouden is in voldoende standplaatsen voor Roma en Sinti te voorzien. Het wonen in woonwagens is immers onderdeel van de cultuur en de identiteit van (veel) Roma en Sinti. Indien de overheid het feitelijk onmogelijk maakt deze cultuur en identiteit te behouden en te beleven, lijkt dit strijdig met normen van internationaal recht. Te denken valt aan de Europese Richtlijn houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (hierna: Rasrichtlijn). 141 In deze Rasrichtlijn wordt aan de lidstaten de verplichting opgelegd om de toegang tot en het aanbod van huisvesting zonder onderscheid naar ras te doen laten plaatsvinden. 142 Hieronder dient tevens het voorzien in voldoende standplaatsen te worden begrepen. 143 Bovendien staat het standplaatsentekort op gespannen voet met het Internationaal Verdrag voor Burgerrechterlijke en Politieke Rechten dat bij monde van artikel 27 voorziet in het recht voor minderheden om hun eigen cultuur te beleven.
5.6
— Onderwijs Onderwijs is een terrein waarop wij relatief veel klachten over achterstelling en discriminatie constateren. Sommige scholen lijken zelf onderscheid te maken door Roma of Sinti te weigeren, al dan niet openlijk vanwege hun etniciteit. Andere problemen zijn het schoolverzuim en de segregatie.
Toelating Een belangrijke uitspraak in dit verband is die van de Commissie Gelijke Behandeling (cgb) over een basisschool in Ede in juli 2003. 144 De zaak was aanhangig gemaakt door het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (lbr) en het Anti-Discriminatie Bureau Veenendaal. De klacht van de belangenorganisaties richtte zich tegen het bevoegd gezag van een vereniging voor protestants-christelijk primair onderwijs. De vereniging hanteerde voor haar scholen een maximum toelatingspercentage van 15% kinderen die het Nederlands als tweede taal gebruiken. Daarnaast hanteerde de vereniging een quotum voor het aantal toe te laten kinderen uit de Roma en Sinti gemeenschap. Over dit spreidingsbeleid zijn door de scholenvereniging met andere onderwijsinstel-
[ 125 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
lingen convenanten afgesloten. Het is vaste jurisprudentie dat toelating door middel van quotaregelingen die direct verwijzen naar ras in strijd met de Algemene Wet Gelijke Behandeling (awgb) is. 145 Het maakt bij direct onderscheid niet uit of er goede bedoelingen aan ten grondslag liggen. Bij direct onderscheid naar ras kan er namelijk nooit sprake zijn van een objectieve rechtvaardiging. De cgb komt dan ook tot het oordeel dat het quotabeleid ten opzichte van kinderen uit de Roma en Sinti gemeenschap direct onderscheid naar ras oplevert. 146 De omstandigheid dat aan het spreidingsbeleid een door onderwijskundige partijen afgesloten convenant ten grondslag ligt, maakt daarbij niet uit. Aangezien er op deze situatie van direct onderscheid geen wettelijke uitzondering van toepassing is, handelt de school in strijd met de awgb. De sleutelinformanten geven in de interviews te kennen dat Roma en Sinti kinderen geregeld worden geweigerd op de school van hun keuze. De redenen hiervoor zijn volgens hen vaak onduidelijk en doorgaans niet gebaseerd op schoolprestaties. In sommige regio’s is het wantrouwen ten opzichte van Roma en Sinti zo groot dat scholen van tevoren een garantie vragen dat een kind geen problemen zal veroorzaken. Slechte ervaringen en vooroordelen lijken hieraan ten grondslag te liggen. Ondertussen wordt het voor Roma en Sinti steeds moeilijker een school te vinden waar de kinderen welkom zijn. Hoewel er manieren zijn om scholen die zonder geldige reden kinderen weigeren ter verantwoording te roepen, wordt hier zelden voor gekozen. Dat zou de relatie met de school bij voorbaat verstoren. De geweigerde Roma en Sinti kinderen wijken daarom meestal uit naar andere scholen. Verzuim De meeste Roma en Sinti doorlopen tegenwoordig ten minste de basisschool en meestal ook enkele jaren middelbare school. Er is echter nog altijd sprake van bovenmatig verzuim en veel vroegtijdige uitval. Gezien de Leerplichtwet zou dit niet op zo grote schaal voor moeten kunnen komen. Een adequate controle op naleving van de leerplicht is van groot belang. In de Tweede Kamer is hierover door middel van Kamervragen bezorgdheid tot uitdrukking gebracht.147 Voor sommige Roma en Sinti is het nog altijd niet gewoon dat de kinderen langdurig en met regelmaat naar school gaan. In het verleden is dit te vaak door leerplichtambtenaren gedoogd, uit respect voor de cultuur maar ook uit wanhoop. Vaak weten betrokkenen niet goed hoe ze de Roma en Sinti op hun plichten moeten wijzen.
[ 126 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Enkelen van onze sleutelinformanten vermoeden dat scholen wel Roma en Sinti leerlingen inschrijven, zodat de school extra geld ontvangt vanwege hun achterstandspositie, maar vervolgens niet of nauwelijks controleren of de kinderen daadwerkelijk naar school gaan. Het feit dat relatief nog veel ouders het belang van regelmatig schoolbezoek lijken te onderschatten, draagt bij aan het in stand houden van deze situatie. Onder deskundigen heeft lange tijd veel weerstand geheerst tegen het uitoefenen van dwang om Roma en Sinti kinderen naar school te krijgen. In het verleden heeft dit soms een averechts effect gehad. Zo is het voorgekomen dat kinderen naar het buitenland zijn gestuurd om aan de leerplicht te ontkomen. Inmiddels overheerst de opvatting dat het volgen van onderwijs voor Roma en Sinti de enige sleutel is tot een betere maatschappelijke positie en dat het dus in hun eigen belang is dat de Leerplichtwet gehandhaafd wordt. Een praktisch probleem daarbij is dat de procedures die een leerplichtambtenaar in werking kan zetten vaak veel te lang duren. Tegen de tijd dat de ouders officieel op het verzuim worden aangesproken, zit het kind allang weer op school. Ondertussen kan tegen de vele kortdurende verzuimperiodes niets ondernomen worden. In enkele gemeenten heeft men daarom speciaal voor Roma en Sinti kinderen een onderwijsconsulent aangesteld, die de groep persoonlijk kent en bij problemen direct kan worden ingezet. Door de vertrouwensrelatie die deze mensen opbouwen, kunnen zij in korte tijd veel meer bereiken dan een onbekende ambtenaar die boetes uitdeelt en procedures start. 148 Segregatie De speciale aanpak op het terrein van het onderwijs heeft nog een andere trend tot gevolg gehad, namelijk het inrichten van apart onderwijs voor Roma en Sinti kinderen. Diverse scholen en gemeenten hadden dusdanige moeite deze kinderen te integreren in het reguliere onderwijs, dat zij ervoor kozen aparte klassen in te richten.149 In dergelijke klassen kon extra aandacht besteed worden aan de specifieke omstandigheden van de kinderen, hun taalproblemen en andere leerachterstanden. Op het bestaan van deze aparte klassen voor Roma en Sinti is veel kritiek gekomen. De meeste deskundigen vrezen dat het de integratie van deze kinderen in het reguliere onderwijs belemmert. Bovendien is de kwaliteit van het onderwijs en de klaslokalen niet altijd gewaarborgd. Er bestaat vrees dat op deze manier een situatie kan ontstaan zoals in Midden en Oost-Europa, waar Roma kinderen het vaak met tweederangs onderwijs moeten doen. Inmiddels zijn enkele van deze aparte klassen weer stopgezet en richt
[ 127 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
men zich meer op het extra ondersteunen van Roma en Sinti binnen het reguliere onderwijs Het opzetten van gescheiden onderwijs lijkt zowel uit oogpunt van gelijke behandeling als integratie ongewenst.
5.7
— Arbeid Het percentage werklozen onder Roma en Sinti is zeer hoog. Sommigen menen dat het zelfs om een percentage van 90% gaat. 150 Harde cijfers ontbreken echter, evenals een uitsplitsing over de verschillende groepen Roma en Sinti. De hoge werkloosheid is een rechtstreeks gevolg van de achterstand op het terrein van het onderwijs. Daarnaast spelen de ambities en tradities van de Roma en Sinti een rol. Veel van hen geven de voorkeur aan een eigen bedrijf boven het werken in loondienst. Vanwege het verdwijnen van veel traditionele beroepen en de administratieve en financiële organisatie die gepaard gaan met het opstarten van een bedrijf, zijn zij hierin nog niet vaak succesvol. Een uitzondering geldt voor de muziek. Niet alle Roma en Sinti zijn op zoek naar een baan in loondienst. Zij die dit wel zijn, stuiten niet zelden op discriminatie door werkgevers. 151 Die geïnterviewden die zich bezighouden met arbeidsbemiddeling gaven aan dat veel werkgevers bevooroordeeld zijn als gevolg van negatieve berichtgeving in de media. Dit zou het sterkst spelen bij kleinere bedrijven in de dorpen waar Roma en Sinti wonen. Grote bedrijven in steden als Eindhoven zouden eerder bereid zijn Roma en Sinti een kans te geven. Roma en Sinti geven echter zelf juist vaak de voorkeur aan kleinere bedrijven. Zij voelen zich daar meer op hun gemak en hoeven dan bovendien niet naar de grote stad te reizen, wat vooral voor jongeren en vrouwen als gevaarlijk beschouwd wordt. Wanneer Roma en Sinti bemiddeld worden naar een werkgever, wordt er volgens enkele van onze sleutelinformanten meestal direct vermeld wat iemands afkomst is. Deze manier van doen zou op zich als discriminerend kunnen worden aangemerkt, maar betrokkenen melden hier betere ervaringen mee te hebben dan wanneer de afkomst pas later aan het licht komt. Het komt nog steeds voor dat Roma en Sinti voor een baan worden afgewezen op grond van bijvoorbeeld hun achternaam of hun adres op een woonwagenkamp.
[ 128 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
5.8
— Goederen en diensten Wat betreft de levering van goederen en diensten aan Roma en Sinti blijken zich problemen voor te doen die samenhangen met hun woonomgeving. Sommige bedrijven weigeren aan bewoners van woonwagenkampen te leveren. Een andere mogelijkheid is dat zij dit alleen doen onder bijzondere voorwaarden. De klant moet bijvoorbeeld vooruit betalen of zelf de goederen af komen halen. Als argument voor deze vormen van ongelijke behandeling wordt veelal aangevoerd dat de aanbieders op grond van slechte ervaringen in het verleden hun personeel niet aan het risico van geweld of dreiging daarmee willen blootstellen en het gevaar van vervreemding van de goederen te groot achten. De Commissie Gelijke Behandeling (cgb) heeft in een zaak aangespannen door een woonwagenbewoner geoordeeld dat deze ongelijke behandeling tegenover alle woonwagenbewoners in Nederland niet gerechtvaardigd kan worden op grond van een enkele slechte ervaringen in het verleden. 152 Het komt soms voor dat de weigering plaatsvindt aan de hand van ‘verdachte’ postcodes van de klant. Het uitsluiten van bepaalde postcodes van de dienstverlening wordt redlining genoemd.153 Bij het afsluiten van verzekeringen doen zich bij Roma en Sinti problemen voor omdat de groep als geheel bezien naar het oordeel van de verzekeraars een verhoogd risico oplevert. 154 Het gevolg is dat de premie wordt verhoogd of het woonwagenkamp wordt uitgesloten. Dit laatste gebeurt soms vanwege de hoge claims van enkele kampbewoners. 155 Een dergelijk indirect onderscheid naar woonbuurt is op grond van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (awgb) alleen toegestaan als het objectief gerechtvaardigd is. 156 Daarvoor is vereist dat het doel legitiem is en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Concrete incidenten zijn ons alleen bekend ten aanzien van woonwagenbewoners, maar het lijkt ons vanzelfsprekend dat Roma en Sinti in woonwagens tegen dezelfde problemen aanlopen. Een klacht die wel specifiek en veelvuldig door Roma en Sinti wordt geuit, is dat zij in winkels extra in de gaten worden gehouden 157 Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door zowel de slechte reputatie als door het stereotiepe beeld van ‘zigeuners’ als dieven. Zo gaan twee van de vier klachten bij het Meldpunt Discriminatie Internet over uitlatingen die Roma en Sinti het etiket opplakken
[ 129 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
van crimineel en dief. Dit is een stereotype dat ook leeft onder winkeliers. Begrijpelijkerwijs proberen zij hun bedrijfsrisico te beperken en dus de kans op diefstal te verkleinen. Voor Roma en Sinti die geen kwaad van zins zijn, is het echter een onplezierige en discriminerende gewaarwording in de gaten te worden gehouden vanwege hun afkomst.
5.9
— Overheidsbeleid Uit de interviews valt op te maken dat Roma en Sinti op z’n zachtst gezegd een weinig harmonieuze relatie met overheidsinstanties hebben. Bij deze instanties zou vaak sprake zijn van een zekere angst voor Roma en Sinti, evenals onbegrip. Vooral mensen die veel met Roma en Sinti werken, klagen dat diverse instanties zoals jeugdzorg, sociale dienst en onderwijsinspectie vaak te bang zijn om tijdig in te grijpen bij problemen, terwijl ze dit bij andere personen wel zouden doen. Het gevolg is dat Roma en Sinti pas benaderd worden als het uit de hand dreigt te lopen. Vaak wordt dan meteen de hulp van politie of deurwaarder ingeroepen. Roma en Sinti voelen zich hierdoor gecriminaliseerd. De angst bij instanties zou worden gevoed door enkele incidenten van bedreiging door Roma en Sinti. De slechte relatie met instanties leidt er eveneens toe dat Roma en Sinti soms iemand anders voor hen laten bellen omdat personen met een Roma of Sinti familienaam niet te woord worden gestaan. Aangezien zij vaak grote families vormen, is er een groot risico hierbij personen te benadelen die zich in het geheel niet misdragen hebben. Zoals gezegd, weten gemeenteambtenaren vaak niet goed wat ze met Roma en Sinti aan moeten. Volgens een informant heeft een ambtenaar Roma en Sinti in achterbuurten geplaatst, zodat ze zo min mogelijk last zouden hebben van discriminatie door buurtgenoten. Goedbedoeld wellicht, maar het is evidente achterstelling. Een andere informant gaf aan dat er in het algemeen weinig welzijnsprojecten voor Roma en Sinti worden opgezet, terwijl zij vanwege hun afgelegen woonlocaties vaak ook niet betrokken worden bij projecten voor de buurt. Een bijkomend probleem is dat Roma en Sinti in de meeste gemeenten een dermate kleine groep vormen, dat het nauwelijks mogelijk is speciaal voor hen voorzieningen op te zetten. Sommige gemeenten met een groter aantal Roma en Sinti ontwikkelen wel speciale projecten, zoals de gemeenten Ede
[ 130 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
(onderwijsproject) en Nieuwegein (inloopmiddag voor Roma vrouwen). Naar het oordeel van een aantal informanten worden dergelijke projecten vaak te snel beëindigd. Het intrekken van de instellingssubsidie aan de Landelijke Sinti Organisatie door de rijksoverheid wordt door veel geïnterviewden gezien als een bewijs dat de overheid de situatie van Roma en Sinti in Nederland onvoldoende serieus neemt. Het is in hun ogen niet te begrijpen dat de regering in talloze Europese fora het belang van het voorkomen van achterstelling, sociale achterstand en armoede onder Roma onderschrijft, 158 maar op nationaal niveau het laat afweten.159 Wij moeten constateren dat hier inderdaad sprake is van een opvallende discrepantie.
5.10
— Politie en Justitie De verhouding tussen Roma en Sinti en de politie is verre van optimaal. Vanwege — al dan niet vermeende — criminaliteit komen Roma en Sinti veelvuldig met politie in aanraking. Zij voelen zich daarbij vaak door de politie gediscrimineerd. Zo hing de politie in Limburg in 1998 een pamflet op in een verzorgingstehuis waarin gewaarschuwd werd voor diefstal. De bewoners werden verzocht alert te zijn op zowel ‘ongure’ als ‘zigeunerachtige types’. Meer recent kwam een Roma vrouw naar het politiebureau omdat zij zich door agenten gediscrimineerd voelde. Toen zij hiervan aangifte wilde doen, zo vertelde een van onze sleutelinformanten, zou zij van het bureau zijn weggestuurd. De onderlinge verhoudingen zouden verder op scherp worden gezet doordat regelmatig invallen worden gedaan op woonwagenkampen, waarbij volgens betrokkenen vaak een buitensporig grote politiemacht wordt ingezet. Daarbij wordt door het publiek geen onderscheid gemaakt tussen woonwagenbewoners enerzijds en Roma en Sinti anderzijds. Te vrezen valt dat deze acties de negatieve beeldvorming bevorderen. Een andere incident dat ons gemeld werd, betreft een Roma jongen van twaalf die in Nuenen ten onrechte van een zedendelict werd verdacht. Hij zou niet volgens de regels van het jeugdstrafrecht zijn behandeld. Datzelfde lot trof een dertienjarig meisje dat betrapt werd op zakkenrollen. 160 De jongen zou bovendien
[ 131 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
in strijd met de regels niet ondervraagd zijn in zijn eigen taal: het Romanes. Na bemiddeling door een van onze informanten werd hij weer vrijgelaten. De afhandeling van het uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten van Amerika aan de Nederlandse regering met betrekking tot de Roma familie Moro heeft bij velen — vooral uit humanitair oogpunt — tot verbazing geleid. De familie werd verdacht van diefstal in de vs en een groot aantal van hen heeft 28 maanden in Nederland vastgezeten in afwachting van hun uitlevering. Nadat de rechter 161 en de Minister van Justitie akkoord waren met de overdracht van de statenloze Roma, werd in de vs afgezien van verdere vervolging. 162 Daarmee kwam de dreiging dat vader Moro langdurig van zijn hier verblijvende minderjarige kinderen gescheiden zou worden, te vervallen. In 2003 deed zich een incident voor dat veel publiciteit heeft gekregen. Een Arnhemse Officier van Justitie werd aangeklaagd wegens discriminatie van Roma. Hij deed zijn omstreden uitlatingen tijdens een strafzaak, waarbij zes leden van een Roma familie uit Ede terechtstonden op verdenking van diefstal en oplichting. De Officier zei in zijn requisitoir het volgende: 163 ‘In de gemeenschap van de Roma zigeuners wordt criminaliteit normaal gevonden. De Roma gemeenschap houdt zich bezig met criminaliteit, met strafbare feiten. Inbraken plegen wordt heel gewoon gevonden. Een paar uitzonderingen onder hen zijn niet crimineel. Alle anderen wél.’ Direct na afloop van de zaak werd bij hem geverifieerd of hij de opmerkingen wel zo bedoeld had als hij ze had verwoord. De Officier bevestigde dit. Pas toen zijn uitspraken in de media verschenen en veel verontwaardigde reacties uitlokten, kwam er een persbericht waarin het Openbaar Ministerie liet weten ‘geenszins de mening te zijn toegedaan’ dat een groot deel van de Roma gemeenschap crimineel is. Een dag later volgde een persbericht waarin de Officier zijn uitspraken nuanceerde en excuus aanbod. Niettemin leidde dit incident tot vele verontwaardigde reacties van zowel Roma en Sinti zelf, als velen die zich op enigerlei manier bij de groep betrokken voelen. Daarnaast werden (straf)klachten ingediend door diverse belangenorganisaties, waaronder de Landelijke Sinti Organisatie en de Landelijke Stichting ‘Roma Emancipatie’. Op die manier gaven zij uiting aan de vele verontruste reacties die zij in korte tijd ontvingen. De Officier is na de aanklacht van de zaak gehaald. Begin 2004 heeft het Openbaar Ministerie besloten dat hij voor zijn uitspraken niet strafrechtelijk wordt vervolgd. 164 Weliswaar waren de uitspraken beledigend, maar de bijzondere context waarin deze gedaan waren, nam volgens het Openbaar Ministerie het beledigende karakter in strafrechtelijke
[ 132 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
zin weg. Hierbij doelt het Openbaar Ministerie vooral op het ontbreken van het wettelijke vereiste van ‘opzet’. Het lijkt ons dat op grond van het zogenoemde voorwaardelijk opzetbegrip in deze zaak de Officier zich bewust had moeten zijn van het beledigende karakter van zijn uitlatingen en dat op grond daarvan aan het opzetvereiste is voldaan. Bovendien dient een Officier de schuld van de verdachte aan te tonen en geen bevolkingsgroep te veroordelen. Deze zaak heeft de Roma en Sinti behoorlijk aangegrepen. Zij ervaren de kwetsende uitspraken als extra schokkend omdat ze gedaan zijn door een persoon in een publieke functie. Bovendien zouden ze niet op feiten gebaseerd zijn. Nog erger vinden zij dat de Officier in eerste instantie weigerde zijn woorden terug te nemen. Aangezien dergelijke uitspraken van een Officier niet tot vervolging leiden, vrezen zij dat het een vrijbrief vormt voor andere personen om hun vooroordelen over en afkeer van Roma en Sinti ongeremd te uiten. Op extreem-rechtse webfora is dit reeds gemeengoed geworden.
5.11
— Slotopmerkingen Een kern van de door ons gesignaleerde problemen ligt in het langdurig wederzijds onbegrip tussen de Roma en Sinti gemeenschap en de Nederlandse samenleving. Hierdoor is aan beide zijden een aanzienlijk wantrouwen ontstaan dat weer bijdraagt aan verdere vooroordelen en resulteert in ongelijke behandeling. Roma en Sinti zien zichzelf niet als ‘burgers’ en wensen dit over het algemeen ook niet te worden. Zij wijken in zoverre van andere minderheidsgroepen af, dat zij van oudsher geen ‘burgerlijke carrière’ ambiëren en dus minder gevoelig zijn voor hulp en aanwijzingen om dit te bereiken. De hoge werkloosheid en criminaliteit dragen evenmin bij aan integratie. Bovendien sluit hun manier van leven slecht aan bij de moderne postindustriële samenleving. Gezien de geringe bereidheid om klachten te melden, rijst de vraag of er een apart meldpunt voor gevallen van discriminatie van Roma en Sinti moet komen. Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Er gaan zowel stemmen op voor een apart meldpunt als voor gebruikmaking van de bestaande infrastructuur van Anti-Discriminatie Bureaus. De onderrapportage noopt er volgens ons in elk geval toe dat het Ministerie van Justitie met de koepels van Roma en Sinti en
[ 133 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
de Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten zich hierover dient te beraden. De maatschappelijke positie van Roma en Sinti in Nederland is zorgelijk. De achterstanden in de deelname aan het onderwijs en de arbeidsmarkt zijn aanzienlijk en overstijgen die van andere minderheidsgroepen ruimschoots. Er is gebrek aan voldoende woonwagenstandplaatsen, hetgeen voor Roma en Sinti die in een woonwagen leven tot problemen bij huisvesting leidt. De Nederlandse samenleving heeft bovendien een negatief en stereotiep beeld van ‘zigeuners’. Zij worden vaak als bedreigend ervaren. De negatieve opvattingen over deze bevolkingsgroep leiden bijna vanzelfsprekend tot achterdocht en achterstelling. De overheid is niet bij machte geweest die ontwikkeling te keren, soms zelf integendeel. De broze verhouding tussen Roma en Sinti en overheden is mede beïnvloed door hun vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Roma en Sinti lijken welhaast gewoon te zijn dat zij achtergesteld worden. Incidenten of klachten worden vrijwel niet gemeld. Uit ons onderzoek blijkt evenwel dat achterstelling op de belangrijke maatschappelijke terreinen in de periode 2002-2003 voorkomt. Veelal betreft het mechanismen die niet tot een enkel incident leiden, maar die structurele vormen van onderscheid tot gevolg hebben, bijvoorbeeld doordat de criteria die uitsluiting veroorzaken in het acceptatie- of selectiebeleid zijn opgenomen. Bij het aanwijzen van woonwagenlocaties voor Roma en Sinti blijkt soms bewust voor een onaantrekkelijke omgeving gekozen te worden. Verschillende motieven spelen hierbij een rol, waaronder vaak het voorkomen van problemen en discriminatie. Het resultaat van deze handelwijze is evenwel dat ook de overheid zich schuldig maakt aan achterstelling. Door het onvoldoende ter beschikking stellen van standplaatsen maakt de overheid het de Roma en Sinti onmogelijk hun culturele identiteit te behouden. Op deze wijze wordt volgens ons de verplichting onvoldoende nagekomen om zonder onderscheid naar etnische afkomst in huisvesting te voorzien, zoals vastgelegd in de Europese Rasrichtlijn. In het onderwijs is de quotaregeling voor de toelating van Roma en Sinti leer lingen een voorbeeld van structureel onderscheid. Een ander probleem is de coulante of wellicht onverschillige houding ten opzichte van het schoolverzuim. Door het niet naleven van de regels lijkt de gemeenschap bevoorrecht te worden, terwijl het uiteindelijke resultaat ook door betrokkenen zelf alleen maar als ne-
[ 134 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
gatief kan worden ervaren. Gescheiden onderwijs voor Roma en Sinti leerlingen is vanuit het oogpunt van gelijke behandeling en integratie onwenselijk. Op alle terreinen spelen zowel slechte ervaringen als vooroordelen een belangrijke rol bij het ontstaan van een negatieve houding die gemakkelijk uitmondt in achterstelling. Zo speelt op het gebied van arbeid niet alleen het lage opleidingsniveau Roma en Sinti parten, maar ook de beeldvorming die werkgevers ten opzichte van deze bevolkingsgroep hebben. Vooral kleine werkgevers weigeren relatief veelvuldig Roma en Sinti. In winkels voelen veel Roma en Sinti zich vaak niet welkom omdat zij menen te worden bejegend als potentiële dieven. Gezien de (relatief) hoge criminaliteit is dat niet geheel onbegrijpelijk, maar niettemin wordt het door velen ervaren als beledigend en discriminerend. Daarnaast verloopt de levering van goederen en diensten op woonwagenkampen vaak problematisch. Voorzorgsmaatregelen om het bedrijfsrisico te beperken voldoen niet altijd aan het beginsel van gelijke behandeling. Ook het beleid van de overheid lijkt in belangrijke mate gebaseerd te zijn op negatieve ervaringen. Dat leidt niet alleen tot wantrouwen en terughoudendheid, maar ook tot achterstelling. Met name wringt dat de overheid haar verplichtingen jegens Roma en Sinti wel in de buitenlandse politiek uitdraagt, maar niet in haar binnenlandse politiek waarmaakt. Het beeld dat bij politie en justitie over Roma en Sinti leeft, wordt in belangrijke mate ingekleurd door degenen die zich misdragen. Het gevolg van deze negatieve beeldvorming is dat Roma en Sinti vaak met vooringenomenheid bejegend worden. Het incident met de Arnhemse Officier van Justitie heeft die vooringenomenheid alleen maar versterkt. Het gebrek aan systematische gegevens roept de vraag op waarom de overheid Roma en Sinti niet beter probeert te monitoren. Tot slot moet worden opgemerkt dat de verantwoordelijkheid voor een gemarginaliseerde bevolkingsgroep niet uitsluitend bij hen zelf kan worden gelegd, terwijl de overheid een aanzienlijke rol heeft gespeeld (en speelt) bij die marginalisering.
[ 135 ]
6
—
Patronen van antisemitisme
In het toenemend antisemitisme van de laatste jaren hebben wij aanleiding gevonden om deze problematiek in de huidige rapportage van de Monitor racisme en extreem-rechts apart te belichten. Daarbij is onze aandacht uitgegaan naar diverse, recente uitingen van antisemitisme in Nederland. Achtereenvolgens komen diverse thema’s aan bod: klachten en incidenten, antisemitisch geweld, extreem-rechtse partijen en webfora, de ael Nederland, de ‘4 mei incidenten’ en hun nasleep, historisch revisionisme, sport, strafrecht en antisemitisme.
6.1
— Klachten en incidenten Een belangrijke indicatie van antisemitische voorvallen kan worden gevonden in de diverse inventarisaties van klachten en incidenten. Hierbij gaat het om twee soorten klachten over antisemitisme die geregistreerd worden in het bredere kader van discriminatie: 1. klachten over antisemitisme bij de ongeveer veertig Anti-Discriminatie Bureaus en die worden verzameld door de Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten (lvadb) 165 2. klachten over antisemitisme in de jaarlijkse rapportages van het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) 166
Daarnaast zijn er de jaarlijkse rapportages van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (cidi). 167 In de rapportages van de lvadb worden klachten over antisemitisme zonder verdere specificaties opgevoerd. Anders gezegd: men kan
[ 136 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
er niet uit opmaken om wat voor soorten klachten het gaat. Het mdi maakt onderscheid in twee categorieën, namelijk ‘antisemitisme’ en ‘holocaustontkenning’. De inventarisatie van het cidi verschilt met die van de lvadb en het mdi omdat het (a) uitsluitend om antisemitisme gaat en omdat het niet, of beter: niet alleen om klachten gaat. Onder de noemer ‘incidenten’ wordt een hele scala van verschijnselen verzameld en fijnmazig gerubriceerd in ongeveer twintig categorieën. Hieronder zullen op basis van deze drie bronnen de belangrijkste uitkomsten met betrekking tot antisemitische uitingen in het jaar 2003 de revue passeren. In het jaarrapport van de lvdab wordt melding gemaakt van in totaal 3589 klachten over discriminatie in 2003. Dat zijn er bijna 12% minder dan in 2002. Deze trend van daling zien we weerspiegeld in de aantallen klachten over antisemitisme (zie tabel 6.1). Tabel 6.1 Klachten over antisemitisme bij ADB’s en meldpunten, 2001-2003 168
Jaar
absoluut
in % van het totaal
2003
139
3,9
2002
184
4,7
2001
154
4,0
Net als in 2002 werd verreweg het grootste aantal klachten in 2003 gemeld in Amsterdam (42). Uit het Jaarverslag 2003 van het mdi valt eveneens op te maken dat meldingen over antisemitische uitingen licht zijn gedaald, wat niet wegneemt dat ‘antisemitisme’ de grootste categorie gemelde uitingen vormt. 169 In 2003 waren er 477 meldingen over antisemitisme en 37 over holocaustontkenning, terwijl deze aantallen in het voorgaande jaar 2002 respectievelijk 533 en 51 bedroegen. Ook het cidi vond een lichte daling van het aantal antisemitische incidenten: 334 in 2003 (359 in 2002). 170 Opmerkelijk is de daling met 40% in het aantal ‘ernstige gebeurtenissen’, zoals fysiek geweld, bedreiging met geweld en schending van monumenten en synagogen. Het cidi concludeert dat de situatie in
[ 137 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Nederland gunstig afsteekt in vergelijking met die in Engeland, België en Frankrijk. Zorgwekkend daarentegen, zo meent het cidi, is de toename van scheldpartijen tegen joden alsmede het feit dat scholen meer en meer de locatie van antisemitische incidenten zijn gaan vormen. Zowel in de publicaties van de lvadb, het mdi en het cidi wordt over vermindering van antisemitische voorvallen in 2003 gerapporteerd. Men moet hierbij niet uit het oog verliezen dat in de voorgaande jaren juist een toename van antisemitisme werd waargenomen.
6.2
— Antisemitisch geweld Decennialang was antisemitisch geweld een tamelijk zeldzaam verschijnsel in Nederland. Zeker, er viel af en toe wel wat voor, zoals in 1960. Na een grote golf van antisemitische bekladdingen, die met kerstmis in West-Duitsland in 1959 begonnen was en die zich epidemisch uitbreidde naar andere landen, waren ook in Nederland enkele joodse objecten het doelwit. Veel meer aandacht ging uit naar enkele voorvallen die zich aanvankelijk lieten aanzien als ernstige gevallen van antisemitisch geweld, maar die een geheel andere achtergrond bleken te hebben: de ontvoering van een joodse acteur in 1987 en de aanslag op het Auschwitzmonument in 1993. De ontvoering bleek door de betrokkene zelf in scène te zijn gezet, terwijl de ‘aanslag’ het werk was van de glazenier die ondeugdelijk werk wilde camoufleren. In de eerste rapportages van de Monitor racisme en extreem-rechts werd gerept van kleine aantallen gevallen van antisemitisch geweld: negen in 1997 en acht in 1998. Het ging daarbij ging het hoofdzakelijk om doelbekladdingen en vernielingen. In de daaropvolgende rapportages werd evenwel een toename van antisemitisch geweld gemeld. In een aantal gevallen bleken de daders personen uit islamitische kringen te zijn. Soms kon een verband worden gelegd tussen antisemitische voorvallen en protesten tegen Israël naar aanleiding van de conflicten in het Midden-Oosten tussen Israëli en Palestijnen. Dat anti-Israël houdingen kunnen leiden tot antisemitische uitingen is op zichzelf niet nieuw, maar de schaal en intensiteit waarop zich dat zich omstreeks 2000 voordeed was dat wel. In een aantal andere gevallen was er sprake van een extreem-rechtse achtergrond. Met name voorvallen van de laatste categorie trokken aandacht, zoals de bekladding van joodse begraafplaatsen in Den Haag en Oosterhout.
[ 138 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tabel 6.2 Racistisch en antisemitisch geweld in 2002 en 2003, naar ‘etnische richting’ en voorvalcategorieën 2002 Totaal
2003 Anti-
Totaal
semitisch
Antisemistisch
Doelbekladding
41
9
52
11
Bedreiging
83
22
73
14
7
1
1
1
Bommelding Confrontatie
10
-
28
-
Vernieling
38
3
35
8
Brandstichting
10
2
10
-
Mishandeling
75
9
60
5
-
-
1
-
Bomaanslag Doodslag Totaal
-
-
-
-
264
46
260
39
Bij ons onderzoek naar racistisch en extreem-rechts geweld in 2002 viel op dat vooral het antisemitische geweld bleek te zijn toegenomen: 46 gevallen van antisemitisch geweld in 2002, terwijl dit aantal in het jaar daarvoor nog 18 was. Deze forse stijging zette zich niet voort in 2003: van 46 voorvallen in 2002 daalt het aantal naar 39 in 2003, ofwel van 17% van het totaal aantal voorvallen in 2002 naar 15% in 2003. In het hoofdstuk over racistisch en extreem-rechts geweld is een aantal voorbeelden van gewelddadigheden gegeven. Over het jaar 2004 zijn nog geen systematische gegevens voorhanden. Wel kunnen enkele in het oog springende gevallen worden genoemd. De synagoge in Hengelo werd in augustus beklad met een hakenkruis en een antisemitische leus. In september waren de synagoge in Aalten en de daarmee verbonden voormalige rabbijnswoning doelwit van brandstichting. Voor zover wij weten zijn beide delicten niet opgehelderd. Een vraag die de laatste jaren bij het groeiende antisemitisme vaak is opgeworpen is in hoeverre er sprake is van een verband met de gewelddadige conflicten tussen Israël en Palestijnen en — hiermee samenhangend — in hoeverre er sprake
[ 139 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
is van allochtoon (veelal islamitisch) daderschap. Deze vraag kan ook worden toegespitst op gewelddadige incidenten. Een probleem daarbij is echter dat de kwaliteit van de gegevens uit onze geweldsregistratie van dien aard is dat wij slechts met terughoudendheid uitspraken kunnen doen over daderschap. Wel valt een beredeneerd vermoeden uit te spreken en dat luidt als volgt: in 10 van de 39 gevallen van antisemitisch geweld in 2003 is er ofwel een vermoedelijk allochtoon daderschap, dan wel een zichtbaar geworden verband met de gewelddadigheden tussen Israëliërs en Palestijnen. In 2002 was dit aandeel groter, namelijk 19 van de 46.
6.3
— Extreem-rechtse partijen en webfora Bekijken we de nvu gedurende haar meer dan dertigjarige bestaan dan valt vast te stellen dat antisemitisme over het algemeen en meestal een vast bestanddeel van de partij is. Dit blijkt vooral uit de sterk positieve identificatie met het nationaal-socialisme door de nvu en haar leiders. Expliciet antisemitische uitingen zijn echter veel zeldzamer en dat hangt in hoge mate samen met het risico voor dergelijke uitlatingen te worden vervolgd en bestraft. Dat geldt nog in sterkere mate voor betrokkenheid bij antisemitische geweldpleging. Wie zich als nvu’er daarmee inlaat, zal — als dat eenmaal publiekelijk bekend is — de partij worden uitgezet omdat de nvu-top meent dat openlijke vereenzelviging met gewelddadig antisemitisme onvermijdelijk zal leiden tot een partijverbod. Zo werden in het verleden nvu-leden geroyeerd die een joodse begraafplaats hadden geschonden. In eerdere monitorrapportages maakten wij melding van de zogenaamde ‘consensuskoers’ van nvu-leider Kusters: de ramkoers van weleer werd vervangen door een koers waarin vermijding van confrontatie met (justitiële) overheden centraal stond. Meer concreet: geen provocatieve Spontandemos meer, maar netjes van tevoren aangekondigde manifestaties — desnoods via de rechter bevochten — en voorts voorzichtige verpakking van radicale denkbeelden. De matiging van de partijlijn werd echter geenszins door iedereen verwelkomd en leidde tot interne spanningen en vertrek van een aantal actieve aanhangers. Een belangrijke steen des aanstoots waren Kusters’ controversiële contacten met programmamaakster Catherine Keyl, die hij ten behoeve van haar televisieprogramma meenam naar een demonstratie van geestverwanten in Duitsland.Controversieel omdat,
[ 140 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
zoals een insider het uitdrukte, ‘een joodse journalist te woord staan’ misschien nog net kan, maar ‘vriendschappelijke omgang’ en ‘meenemen’ naar een demonstratie in Duitsland’ absoluut niet kan. Als gevolg van de consensuskoers zal men in officiële uitingen van de nvu, zoals die op de website, weinig of geen openlijk antisemitisme aantreffen. Een verslag van een nvu-demonstratie tegen ‘Amerikaanse agressie’, juni 2004 te Den Haag, is op de nvu-website in neutrale bewoordingen gesteld. Op de website van de nazistische nsdap/ao in Amerika, waar veel ruimere uitingsvrijheden bestaan, verscheen ook een verslag van een van de deelnemers aan dezelfde demonstratie en daar was de strekking openlijk antisemitisch (‘Jew.S.A. agressie’ ). Gevraagd naar de verschillen tussen beide verslagen, antwoordde Kusters: ‘Ach het is net als je een Ferrari rijdt, dan weet je dat je op de Nederlandse snelwegen 120 km maximaal mag rijden. Je droomt er dan toch van om hard te mogen rijden!’ Anders gezegd: de nvu conformeert zich aan de antidiscriminatiewetgeving in Nederland. Hoewel in naam wordt vastgehouden aan de consensuskoers zijn eind 2003 door de nvu nieuwe lijnen uitgezet, die een ‘anti-zionistische’ koers zouden inhouden. Een en ander was ingegeven door de ‘pro-zonionistische’ koers van de Nieuwe Nationale Partij en Nieuw Rechts.171 Dit brengt ons op deze beide groeperingen. Over de nnp kunnen we heel kort zijn: van antisemitisme is in deze vrijwel leeggestroomde partij geen spoor meer te bekennen. Ook Nieuw Rechts is voor zover wij kunnen overzien grotendeels vrij van antisemitisme. Een aantal personen in Nieuw Rechts hebben — wellicht in navolging van Pim Fortuyn — pro-Israëlische en prozionistische standpunten, waardoor Nieuw Rechts in extreem-rechtse kringen (onder andere aanhangers van de nvu en de Nationale Alliantie) zeer omstreden is geworden. Op het forum van de Nationale Alliantie werd Nieuw Rechts eens gekwalificeerd als een ‘homofiele zionistisch kontlikkende partij’. Dit laat onverlet dat er op het forum van Nieuw Rechts wel eens uitingen zijn gedaan die als antisemitisch kunnen worden gekwalificeerd.172 Naarmate het forum van Nieuw Rechts strakker gemodereerd is, waarover wij eerder berichtten, komen antisemitische uitingen voor zover wij weten niet meer voor. De Nationale Alliantie zet zich in woord weliswaar af tegen antisemitisme, maar dat is een vlag die de lading geenszins dekt, zoals moge blijken uit onderstaande greep uit diverse uitlatingen die op het webforum van de partij zijn gedaan.
[ 141 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
De jood ontbreekt elke vorm van moreel bewustzijn. De joden zijn een volk van bedriegers. Ik zeg maar zo: De enige goede moslim, is een moslim die niet hier woont. EN de enige goede jood, is een jood die niet hier woont (allebei nog in te nette woorden uitgedrukt) . Het Internationale Judentum en het Wereldzionisme hebben weer een nieuwe giftige pijl bedacht, die ze aan het afvuren is op ons Arisch nageslacht. Er is een nieuwe joodse rapper op komst (…) De holocaustpropaganda is er met behulp van de joods gemanipuleerde en gegijzelde media in geslaagd de Tweede Wereldoorlog met haar 50 miljoen doden in het publieke bewustzijn te reduceren tot een conflict tussen Duitsland (de duivelse Arische Christenen) en de joden (de arme zielige slachtoffers). Ik geloof, dat de joden niet normale mensen zijn zoals wij (…) Ik geloof dat de joden een compleet afzonderlijke type creatie zijn. Ze zijn anders dan alle andere creaties op moeder aarde en representeren voor mij het kwaad. Doordat zij het kwaad zijn, zou ik hen verdelgen zoals men dat met kakkerlakken doet (...)
En last but not least, in een discussiedraad over de media: (...)en als je dieper graaft zul je merken dat er bij de einde van de rit altijd dezelfde personen de controle hebben over de media (voel je de bui al hangen Simon?). Dit is geen toeval. De uitverkorenen hebben lang en hard gewerkt om de kaarten exact op deze wijze uitgespeeld te krijgen en hebben dit zo kundig gedaan en dichtgemetseld dat er geen gaatje open is gebleven om door te spieken. Voor niemand. Ze kunnen alles verliezen, op welk aspect dan ook, op de controle op de media na. Wanneer dat gebeurt, zijn ze zo goed als dood, en dat weten ze(...)
De twee laatste uitlatingen komen voor rekening van een van de bestuurders van de na, die ook ruime aandacht krijgt in een artikel van journalist De Wreede, getiteld Nieuwe partij neemt joden op de korrel.173 Volgens De Wreede meent deze bestuurder, Virginia Kapic, dat de joden achter al het kwaad in de wereld
[ 142 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
zitten en tekent uit haar mond op wat zonder overdrijven een antisemitische tirade mag worden genoemd: 174 Wie creëerde het communisme? Waarvandaan kwam het marxisme? Laat me wat namen noemen: Leon Trotsky, Karl Liebknecht, Victor Berger, Karl Marx. Wie financierde de revolutie voor de bolsjewieken in Rusland? Laat me wat namen noemen: de Rothschild familie, Jacob Schiff, Max Warbug. Wie creëerde het feminisme, de seksuele perversie welke vrouwen leert dat ze zichzelf zouden moeten ‘bevrijden’ door het huwelijk, gezin en kinderen te verwerpen en lesbische relaties aan té gaan? Laat me wat namen noemen: Gloria Steinem, Betty Friedan, BeHa Abzug. Wie financierde de ‘burgerrechtenrevolutie’ nadat ze een rol hadden gespeeld in de slavernij, door de zwarten naar Amerika te vervoeren aan kettingen? Wie zijn de producenten van de series en films waarin multiraciale omgang wordt gepromoot? En wat doen wij? Wij staren ons blind op de moskeeën omdat de islam nou eenmaal de zichtbare vijand is.
De uitlatingen van Kapic werden door na-woordvoerder Hendrik Sybrandy tegenover De Wreede bestempeld als ‘jeugdige onbezonnenheid’ . Haar denkbeelden zouden inmiddels zijn ‘bijgeschaafd’ en, zo stelt Sybrandy, ‘joden hoeven voor ons niet bang te zijn’ .175 Volgens een van de moderatoren op het extreemrechtse webforum Polinco gaat het bij de na om ‘een partij vol nazi’s’ en zit de na ‘vol met mensen die om gas sissen en nauwelijks hun jodenhaat kunnen verhullen. Wellicht dat het de na lukt om op haar eigen website en voor de media een rookgordijntje op te werpen, maar de (kader-)leden zeggen buiten deze plaatsen om totaal andere dingen.’176 Volgens ‘Robrecht’ bestaat er een ‘enorm gat tussen het gezicht van de na en de werkelijkheid van de na’.177 In de na treft men daders van antisemitische geweldpleging (schending joodse begraafplaats) en personen die afkomstig zijn uit de in 1998 verboden openlijk neonazistische Centrumpartij ’86. Tijdens een door de na belegde bijeenkomst werd het woord gevoerd door een andere oudgediende van cp’86, Mordaunt, wiens speeches bekend staan vanwege antisemitisme. Zoals een insider het uitdrukte: ‘geen zin zonder dat daar “jood” of “joden” in voorkomt’.
[ 143 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Naast de extreem-rechtse politieke partijen zijn er enkele webfora die niet met een of andere groepering zijn verbonden. De belangrijkste zijn Polinco en Stormfront. Eerder in deze en in voorgaande rapportages is het uitgesproken racistische karakter van beide webfora reeds benadrukt. Voorts zijn deze fora, op wat langere termijn bekeken, te beschouwen als communicerende vaten: groepen deelnemers zijn nu eens vooral op het ene en dan vooral op het andere forum aanwezig, hetgeen ook geldt voor enkele moderatoren. Op beide webfora zijn antisemitische uitingen tamelijk gewoon en vormen vaak zelfs een alledaags gebeuren. Dat dit laatste letterlijk het geval is, althans gedurende een bepaalde periode, hebben wij in 2003 kunnen vaststellen door Polinco van 1 februari tot 1 april elke dag te scannen op antisemitische uitingen. Dit onderzoekje leverde behalve het bewijs van alledaags antisemitisme ook een gecompliceerd beeld op: de uitingen bleken vaak onderdeel te zijn van lange, ingewikkelde en wijdlopige discussiedraden. Actuele gebeurtenissen werden aangegrepen om ‘de joden’ er de schuld van te geven. Daarnaast troffen wij uitgebreide antisemitische ‘theorieën’ en scheldkanonnades aan, waarvan hieronder twee voorbeelden volgen. Joden zijn niet intelligenter. Ook niet slimmer, mooier, knapper of symphatieker. Maar het zijn wel meesters in het manipuleren. Geen volk ter wereld heeft het vak van manipuleren, intrigeren, kuipen, konkelen of stoken zo onder de knie als de joden (…) Daarin zijn ze iedereen absoluut de baas! Helaas, per definitie houdt dat dus oneerlijkheid, chantage en afpersing in en om hun zo verworven elitaire, machtsbepalende posities te behouden maken ze gebruik van een ander welbekend begrip, namelijk: de kruiwagen... Juist, nepotisme. Vriendjespolitiek en het door overerving in de familie houden van de beste posities. Specifiek in de media industrie, de wetsuitvoerende macht, banken en de politiek. De belangrijkste opiniebepalers van het gepeupel. Joden zitten in de informatie industrie want wie de informatie beheert beheert de (opinie van) mensen. Als je de media beheerst, dan beheers je de volksopinie. en ik heb het al der duizende keren gezegd, De Joden beheersen de media. En omdat wij opinieslaven zijn en tegelijkertijd er een media-opinie op na houden hebben we dus wiens opinie? Juist... Het is maar dat u het weet. Zet die TalmoedVisie toch aan de kant, of leer hem tenminste opperkritisch te bekijken. Gooi de Radiood in de asemmer en leer weer voor uzelf denken. Totdat
[ 144 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
die media in de handen komt van het volk heb je er geen moer aan of je moet een cursus kritische Mediabeschouwing volgen... Bestaat die? Natuurlijk niet, want wie beheersen alle vormen van informatie-overdracht ook alweer dus ook scholen en universiteiten? ach ja... zij. De Uitverkorenen van deze wereld.
Ook op Stormfront.org wemelt het van dergelijke uitlatingen. Hieronder volgen enkele voorbeelden. (...)een jood of een bastaardjood herken je aan zijn streken. Het duivelse, het kwaad, het slechte in de jood zal overheersen. In relaties zal het vaker stuk lopen door kultuurverschilletjes. Niet te luchten dat volk. Dood aan de Joodse draak. Geen enkele jood is intrinsiek onschuldig en hij is altijd een tikkende tijdbom. Zelfs de zeldzame uitgemendelde joodse individuen die weinig schadelijk zijn kunnen altijd weer een nageslacht produceren met alle bekende nadelen. Menselijke eigenschappen en rechten toekennen aan jooden komt min of meer overeen met zelfmoord en (ongewild) landverraad. Wie de jood menselijke waarden toekent pleegt moord op zijn eigen volk. Vernietig eerst het jodendom, dan lost de rest van het probleem zich vanzelf op. Zonder het jodendom af te maken zal het verwijderen van de andere moddervolken niet lukken, en ze komen hoe dan ook met de draaideur weer terug. Een structurele afschaffing van de hedendaagse open grenzen kan alleen door eerst de jood te elimineren. Het is als met het aids-virus dat op zichzelf geen last veroorzaakt, maar het afweersysteem afbreekt, en dan gaat de patiënt dood aan longontsteking etc. Het is uiteraard moeilijk te begrijpen, omdat de jood eigenlijk de meest “geïntegreerde” buitenlander is en ogenschijnlijk geen overlast veroorzaakt. Alweer de overeenkomst met aids, waar de drager eigenlijk geen last van heeft en zelfs zeer lang geen uiterlijke nadelige kenmerken. Het aids-virus kan zich dus perfect in het menselijk lichaam integreren. Idem aan de jood in de volksgemeenschap waarin hij nestelt. Eenmaal de jood dood, dan is de rest een fluitje van een cent. Andersom is het allemaal water naar de zee dragen.
[ 145 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Polinco en Stormfront kunnen naar onze mening worden gekwalificeerd als extreem-rechtse webfora waarop antisemitische uitingen het meest overvloedig en hardnekkig zijn. Incidenteel komen antisemitistische uitingen echter ook voor op andere extreem-rechtse webfora.
6.4
— De Arabisch Europese Liga Nederland De Nederlandse tak van ael (Arabisch Europese Liga) noemt zichzelf ‘een onafhankelijke sociale en politieke beweging’ die zich richt tot ‘alle Arabieren en moslims, met name jongeren’.178 Volgens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (aivd) geeft de ael blijk ‘van een polariserende opstelling in het integratiedebat en doet felle anti-Israël uitlatingen. Om de politieke standpunten kracht bij te zetten schroomt de ael niet middelen in te zetten die aan de wettelijke grenzen raken, of daar net overheen gaan. Daarmee veroorzaakt de beweging soms politieke en maatschappelijke onrust’.179 Van meet af aan is de ael Nederland in verband gebracht met antisemitisme. In haar ‘concept-programma 2003-2005’ werd het bestaanrecht van de staat Israël ontkend en het verzet daartegen als legitiem en vanzelfsprekend bestempeld; een medeoprichtster weigerde tegenover NRC Handelsblad afstand te nemen van de slagzin ‘Hamas, Hamas, alle joden aan het gas’. 180 Beide uitingen vormden aanleiding voor het stellen van vragen door Kamerleden. De minister van Justitie stelde in zijn antwoord dat de ael Nederland nog in oprichting was en benadrukte het conceptkarakter van de standpunten, maar tegelijkertijd werd een schot voor de boeg gelost: ‘Afgewacht moet worden welke weg en welke middelen de ael zal kiezen om zijn doelen te bereiken. Bij een geconstateerde overtreding van de discriminatiebepalingen zal het openbaar ministerie conform de Aanwijzing Discriminatie handelen’. 181 Bij diverse demonstratieve acties kwam de ael in opspraak, onder andere door arrestaties en door het verbranden van Israëlische vlaggen. Dit laatste gebeurde bijvoorbeeld tijdens een demonstratie op 27 maart 2004 naar aanleiding van de dood van sjeik Yassin. Ook deze gebeurtenissen waren aanleiding voor het stellen van Kamervagen over ordehandhaving en inbreuken op de rechtsorde.182 Volgens het cidi zou een ael-voorzitter Marmouch in zijn toespraak onder meer het volgende hebben gezegd:
[ 146 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Wie het verzet steunt, kan niet zeggen dat hij het ene aspect daarvan steunt en het andere weer niet. Wie het verzet echt steunt, steunt al het verzet en niet alleen een deel ervan. Het verzet wordt gecriminaliseerd door de Zionistische lobby over de hele wereld (…). Ook hier in Nederland wordt door de vertegenwoordigers van de Zionistische entiteit valse en hypocriete informatie verspreid om ervoor te zorgen dat verzet tegen kolonisatie, roof en genocide niet wordt gesteund. Zij vermommen zich als vertegenwoordigers van de Joden, maar zij vertegenwoordigen louter het Zionisme (…) 183
Volgens het cidi heeft dezelfde persoon onder een nickname op een webforum uitlatingen gedaan die volgens cidi-directeur Ronny Naftaniel ‘zeer buitensporig, beledigend en aanzettend tot haat’ zijn. 183 Na een grondige revisie van haar website — naar wij aannemen naar aanleiding van de uitlatingen van de regering — is van het ‘concept-programma 2003-2005’ amper meer een spoor te bekennen en dat geldt in het bijzonder voor de omstreden passage over het bestaansrecht van Israël. Van antisemitisme was (medio september 2004) op de site van de ael Nederland evenmin sprake. Zeker, het is denkbaar dat hiervan achter de schermen wel sprake is. Vanwege het ontbreken van systematische publieke 185 informatie over het reilen en zeilen van de ael Nederland valt hierover geen helderheid te verschaffen. Een ruwe schatting van het ledental komt uit op vijf- à zeshonderd. In ieder geval veel minder dan in 2003 toen de aanhang wellicht uit enkele duizenden leden bestond.
6.5
— De ‘4 mei incidenten’ en hun nasleep Op 4 mei 2004 werden zoals gebruikelijk de slachtoffers herdacht van de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam stond daarbij in de belangstelling omdat de dodenherdenking daar in 2003 werd verstoord door allochtone jongeren, die op sommige plaatsen met rouwkransen voetbalden. Bij de herdenkingsplek op de hoek van de Baarsjesweg en de Van Speijkstraat zongen enkelen tijdens de twee minuten stilte: ‘ Joden, die moeten we doden’. Om dergelijke incidenten in 2004 te voorkomen, hadden overheden en diverse organisaties een reeks initiatieven ontplooid.
[ 147 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Zo had de Unie van Marokkaanse Moskeeën Amsterdam en Omstreken (ummao) alle moskeebesturen, imams en moslims in de hoofdstad opgeroepen bijzondere aandacht te schenken aan de dodenherdenking en de viering van bevrijdingsdag. De ongeveer twintig Marokkaanse moskeeën die lid zijn van de unie werkten hieraan mee. Aan de Tweede Wereldoorlog was in de voorafgaande weken tijdens geschiedenislessen op scholen in Amsterdam-West veel aandacht besteed. In jongerencentra werden films vertoond over de betrokkenheid van allochtonen bij de Tweede Wereldoorlog. Een groep Marokkanen reisde af naar een Zeeuwse plaats waar negentien graven zijn van Marokkanen die tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen de Duitse strijdkrachten vochten. Incidenten als op 4 mei 2003 hadden plaatsgevonden bleven in 2004 achterwege. Ook de Anne Frank Stichting heeft in 2003 en 2004 tal van educatieve activiteiten ondernomen. Zo werd een seminar voor docenten belegd met als thema ‘antisemitisme op school’ en bezoeken aan het Anne Frank Huis georganiseerd door leerlingen van basisscholen uit de Amsterdamse deelraad De Baarsjes. Sedert 4 mei 2003 staat het thema antisemitisme en allochtone jongeren volop in de belangstelling van Amsterdamse overheden. Zo had de gemeente Marokkaanse leraren ingezet op vmbo-scholen om Marokkaanse jongeren te doceren over hedendaags antisemitisme in relatie tot de Tweede Wereldoorlog en de problemen in het Midden-Oosten. Dit evaluatie van dit project werd in oktober 2004 gepresenteerd.186 De gemeente benadrukte daarbij een van de positieve uitkomsten, namelijk een vermindering van het percentage Marokkaanse scholieren dat zei te menen dat ‘joden’ de wereld willen ‘overheersen’: voor de lessen was dit 32% en daarna werd een percentage van 11 gemeten. Het antisemitisme zou niet ‘diepgeworteld’ zijn en vooral buiten de scholen plaatsvinden. Iemand uitschelden voor ‘ jood’ komt weliswaar geregeld voor, maar is vluchtig en heeft vrijwel nooit een antisemitische intentie. Een vergelijkbare ‘vluchtigheid’ van antisemitische uitingen kan tevens worden vastgesteld waar het gaat om de grote moslim-webfora. In zijn jaarverslag over 2002 rapporteerde het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) nog dat verreweg het grootste deel van klachten over antisemitische uitingen betrekking had op de grote moslim-webfora.187 Mede als gevolg van kritiek en pressie van buitenaf — publicitaire aandacht, verwijderingsverzoeken van het mdi, dreigende strafvervolging — is de situatie op deze fora drastisch veranderd: door strak te modeeren is het antisemitisme op de grote moslim-webfora weliswaar niet geheel
[ 148 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
verdwenen, maar wel sterk verminderd. Of dit een momentopname is dan wel een structureel karakter heeft, zal de toekomst moeten uitwijzen.
6.6
— Historisch revisionisme ‘Revisionisten’ schetsten een beeld van de geschiedenis van het fascisme en nazisme, dat afwijkt van de meer algemeen geaccepteerde resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar deze verschijnselen: het gaat om een veelal politiek gemotiveerde poging om de fascistische en nazistische systemen van hun morele schuld te ontdoen of zelfs geheel vrij te spreken. Men kan daarbij onderscheid maken tussen revisionisme in engere en revisionisme in bredere betekenis. Onder het laatstgenoemde verstaan wij de pogingen, meestal van extreem-rechtse zijde, tot bagatellisering van het nationaal-socialisme en fascisme, zoals de ontkenning van de oorlogsschuld, de relativerende vergelijking van nazistische (oorlogs-) misdrijven met die van de Geallieerden en de criminalisering van het verzet (tegen nazisme en fascisme). In de engere betekenis gaat het om de bagatellisering of de ontkenning van de holocaust, ook wel negationisme genoemd. Het revisionisme is bijna zo oud als de Tweede Wereldoorlog zelf. Wie enigszins bekend is met het verschijnsel ‘historisch revisionisme’ zal niet in de eerst plaats aan Nederland denken, al is de authenticiteit van het dagboeken van Anne Frank decennialang door ‘revisionisten’ in twijfel getrokken. Die aanvallen kwamen evenwel van buiten Nederland, onder andere uit Zweden, Noorwegen, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk. Daarbij speelden bekende revisionisten een rol, zoals David Irving, Richard Harwood, A.R. Butz en Robert Faurisson.188 ‘Auschwitz’, waar Anne Frank dè personificatie van is, vormt een obstakel voor naoorlogse extreem-rechtse stromingen. Zoals in Duitse extreem-rechtse kringen vaak is verwoord: ‘Auschwitz moet vallen, en dan pas kunnen de mensen accepteren wat wij willen’. De gangbare geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog vormt een enorm obstakel voor extreem-rechts. Deze opvatting is sedert de jaren vijftig stevig verankerd in extreem-rechtse kringen in Nederland.189 In diezelfde periode zien we ook in Nederland pogingen om historisch revisionisme tot stand te brengen.190
[ 149 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Sedertdien is er een aanzienlijke hoeveelheid revisionistische teksten geproduceerd. Dat gebeurde onder uiteenlopende namen en organisaties, zoals Stichting Oud Politieke Delinquenten (sopd), Nationaal Europese Sociale Beweging (nesb), Sociaal Weekblad, Nederlands Archief der Conservatieve Revolutie (NACR), Revisie, De Wende, Nederlandse Volks-Unie (nvu), Wij Nederland, Consortium De Levensboom, Volkse Waarnemer. Soms was het revisionisme min of meer geïntegreerd in een politieke partij, zoals bij de nesb, de nvu, terwijl het in andere gevallen om periodieken ging die uitsluitend op revisionistische leest waren geschoeid: NACR, Revisie en De Wende. Omstreeks 1960 werd een brochure uitgebracht, getiteld Het lot van de Joden en het Derde Rijk. Daarin stond de volgende passage:191 Wij voor ons aanvaarden een getal van tenminste 200.000 en ten hoogste 300.000 Joodse slachtoffers van misdadige acties - naar wij nogmaals beklemtonen: niet alléén van Duitse zijde! - als de meest betrouwbare uitkomst van vele berekeningen (...). Het lot van de Joden in de Tweede Wereldoorlog blijft een tragedie, ook als in plaats van 6 miljoen rond 250.000 werd vermoord, maar hun lot is niet meer een “ongeëvenaard dieptepunt in de geschiedenis der mensheid”, zoals thans wordt beweerd, indien men bedenkt, dat naar schatting eenzelfde aantal mensen — 250.000 — binnen 24 uur ten offer vielen aan het misdadige fosforbombardement op Dresden in februari 1945.
Deze redenering, die overigens niet van Nederlandse oorsprong is, zou nog een lang leven beschoren zijn en sedertdien bij herhaling in diverse varianten worden geuit, onder andere in 1979 in het blad van de Nederlandse Volks-Unie: ‘aantal van de in concentratiekampen en gevangenissen omgekomen slachtoffers van ras- en politieke vervolging: 300.000’. Ontkenningen van de holocaust zijn er gedurende de gehele naoorlogse periode geweest en zij hebben telkens tot grote verontwaardiging geleid. De strafwaardigheid is evenwel van veel recentere datum. Het negationisme van de nvu in 1979 leidde niet tot strafvervolging, om maar een voorbeeld te noemen. Begin jaren negentig zien we duidelijk een actievere respons op negationisme. De ‘klimaatsverandering’ heeft zich dus geleidelijk in de jaren tachtig voltrokken. Deze ontwikkeling paste in de algemene tendens in de jaren zeventig en tachtig om de strafbaarheid van racistische uitingen te verruimen.192 Anders gezegd: vroeger mocht er meer. In de jaren vijftig en zestig werden uitlatingen gedaan die in de jaren tachtig en negentig niet onbestraft zouden blijven.
[ 150 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Daarnaast heeft, dat is althans aannemelijk, de problematiek van het negationisme in andere landen een rol gespeeld. Met de verontwaardiging over revisionisten in Frankrijk woei ook de Franse aanpak over: een repressieve respons op negationisme.193 Deze repressieve respons, waarover later meer (paragraaf strafrecht) was met name gericht tegen Verbeke van de Belgische v.z.w. Vrij Historisch Onderzoek (vho).194 Begin jaren negentig werden vanuit België door Verbeke revisionistische pamfletten verspreid, waarin de holocaust werd ontkend. Voorts werd de negationistische brochure De Rudolf expertise (ongevraagd) toegezonden aan Nederlandse scholen, bibliotheken en dagbladen.195 vho heeft in de loop van de jaren negentig haar werkzaamheden sterk opgevoerd en grotendeels verlegd naar internet. De website van vho (‘Welcome to the World’s largest Website for Historical Revisionism!’) is in feite een omvangrijke revisionistische bibliotheek.196 In september 2000 zette vho een Nederlandse vertaling van het zogeheten ‘Leuchter Rapport’ op de website.197 Fred A. Leuchter is een Amerikaanse deskundige op het terrein van executies door middel van gifgas.198 In 1998 was hij getuige-deskundige in een Canadees proces tegen de bekende revisionist Ernst Zündel. Leuchter schreef daartoe een rapport waarin wordt betoogd dat de massamoord met gifgas in de vernietigingskampen van de nazi’s technisch onmogelijk is. Zündel werd niettemin veroordeeld, maar Leuchter en zijn rapport werden vooraanstaand in kringen van historisch revisionisten. Tegen het historisch revisionisme van vho zijn tal van juridische maatregelen genomen. Daarop komen wij later in dit hoofdstuk terug. Een andere uiting van hedendaags revisionisme vond plaats op ‘Dutchpal’ , een ‘Nederlands-Palestijnse informatiesite’.199 Volgens een tekst op deze website zou de holocaust er nooit geweest zijn: ‘De “holocaust” kan perfect de leugen van de eeuw genoemd worden, en door de hele geschiedenis van de mens heen was er nog nooit zo’n gewaagde leugen als de holocaust. In dit gedeelte zullen we de feiten bespreken om te bewijzen dat alle verhalen over de holocaust werden verzonnen terwille van het eigen voordeel van de zionistische joden.’ Hieraan werd vervolgens Richard E. Harwood’s Did Six Million Really Die? toegevoegd. In december 2003 deden het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) en het cidi aangifte tegen de webmaster van Dutchpal. Als gevolg hiervan werd de website eind maart 2004 afgesloten en vervangen door een mededeling: 200
[ 151 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
‘The entire website has been deleted, due to the complaints of the Dutch-Jewish organization cidi, about (non-existent) discrimination (actually: only criticism) and hence a threat with a lawsuit. Even criticism on Jews is not allowed, according to the Dutch law. And so the truth must be killed: as it happened twenty centuries ago to Jesus (by the Jews), as it happened in the Middle Ages to Galileo (by the Church), as it just happened to Dutchpal (by the Dutch law)’.
Enkele jaren geleden waren uitingen van holocaustontkenning geen zeldzaamheid op de moslim-webfora. In zijn verslag over het jaar 2002 stelde het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) dat maar liefst 90% van de gemelde uitingen over antisemitisme (waaronder holocaustontkenning) zich op moslim-webfora bevonden.201 De laatste jaren lijkt in deze situatie ingrijpend verandering te zijn gekomen. Door moderatie op deze fora wordt ernaar gestreefd antisemitische uitingen (waaronder holocaustontkenning) te weren en waar nodig te verwijderen. Hierdoor zijn uitingen van antisemitisme op deze fora niet uitgebannen, maar zij lijken wel sterk te zijn gereduceerd. Op de extreem-rechtse webfora zoals Stormfront en Polinco daarentegen zijn de afgelopen jaren geregeld uitingen van historisch revisionisme geweest en hierin lijkt weinig verandering te zijn opgetreden. Eerder hebben wij laten zien dat ook op het forum van de Nationale Alliantie antisemitische uitingen zijn gedaan. Een enkele keer was er ook sprake van holocaustontkenning. Zo viel er in maart 2004 te lezen: ‘De Holocaust bestaat niet. De naam werd verzonnen in 1979 bij een gelijknamige Hollywood propagandafilm. (...) De echte “holocaust” van woii was die op de burgers van Dresden, Hamburg, Berlijn, Tokyo, Hiroshima en Nagasaki; meer dan 3 miljoen mensen werden daarbij uitgeroeid door hen levend te verbranden’ .
Zoals eerder werd vermeld daalden de meldingen over antisemitisme op internet in 2003 bij het mdi. Dit geldt mutatis mutandis voor die over holocaustontkenning: in 2003 waren het er 37, terwijl dit aantal in het voorgaande jaar 57 bedroeg.202
[ 152 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tot slot van deze paragraaf een recente ontwikkeling. Het voorkomen van Anne Frank in het kro-programma ‘De Grootste Nederlander’ heeft een impuls gegeven aan een reeds lang bestaande vorm van historische revisionisme, namelijk het in twijfel trekken van de echtheid van het dagboek van Anne Frank. Zo viel op het webforum Stormfront te lezen: Ik blijf het belachelijk vinden dat Anne Frank ertussen staat. Ten eerste was ze geen Nederlandse, en te tweede: een boekje volkladden kan iedereen. Als de oorlog morgen uitbreekt en ik schrijf wat op, word ik dan ook beroemd? Ohnee, niet, want ik ben geen Jood. Als Anne Frank wint krijgt ze van mij een balpen (ohnee, die had ze al). Het balpen meisje A. Frank zal winnen, let op mijn woorden. Aangezien ons volk decennia lang is gehersenspoelt door hetzelfde volk dat ww2 veroorzaakte, namelijk de eeuwige jood. Sinds de joden voet op Europese bodem zetten begon zich het tegenstrijdige in ons volk te ontwikkelen. Hitler zag dit en had geen keuze dit te bestrijden. Nu alweer ruim zestig jaar aan de gang, en nog nooit zo ver gevorderd. Anna krank, wint gewoon straks met 6 miljoen stemmen. Of het daadwerkelijk 6 miljoen mensen zijn die gestemt hebben op haar mag alleen niet onderzocht worden.
En op het forum van de Nationale Alliantie: Anne Frank op de lijst, dat noem ik pas een belediging. Wat heeft Anne gedaan behalve een boekje schrijven met een pen die pas na haar dood werd uitgevonden? (hetgeen verbazingwekkend knap is). De balpen is uitgevonden in 1938 door de Hongaarse broers Ladislo en George Biro, die deze pennen in Argentinië lieten produceren. Balpennen werden tijdens de oorlog gebruikt door geallieerde piloten (omdat deze pennen op grote hoogte niet lekten i.t.t. vulpennen). Pas na de oorlog werd de balpen commerciëel in Europa uitgebracht. Je zou dus kunnen stellen dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat Anne Frank de beschikking had over een balpen. Er wordt beweerd dat een groot deel van het dagboek met een balpen is geschreven. Misschien vond ze d’r eentje in het wrak van een bommenwerper. Misschien.
[ 153 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Tijdens onderzoek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (riod, tegenwoordig niod) 203 naar de echtheid van de dagboeken van Anne Frank in de jaren tachtig is aandacht besteed aan mogelijk in het dagboek aanwezige met balpen geschreven tekst.204 Balpenschrift werd uitsluitend aangetroffen op twee losse papierfragmenten. Het riod concludeerde dat de twee teksten van geen enkele betekenis zijn voor de feitelijke inhoud van het dagboek en dat het handschrift op deze twee stroken ‘in verregaande mate’ verschilt met dat in het dagboek. In de publicatie van het riod zijn foto’s van de papierfragmenten opgenomen. De heer Ockelmann uit Hamburg schreef in 1987 dat zijn moeder de bedoelde balpenteksten geschreven heeft. Mevrouw Ockelman was medewerkster van een team dat omstreeks 1960 grafologisch onderzoek deed naar de geschriften van Anne Frank. Kortom de revisionistische ‘balpen-theorie’ berust op het feit dat er omstreeks 1960 twee papierstroken met balpen tekst tussen de originele vellen terecht zijn gekomen. 6.7
— Sport Al decennialang worden rond en tijdens voetbalwedstrijden liederen gezongen en spreekkoren aangeheven. De inhoud kan ludiek worden gevonden, maar ook kwetsend. Het hangt er maar van af of men de eerste dan wel tweede kwalificatie van toepassing vindt. Als er bijvoorbeeld aan de ene kant op de tribune over een speler wordt geroepen ‘je moeder heeft een snor’ dan zal dat wellicht aan de andere zijde en door de betrokken speler zelf niet worden gewaardeerd. Binnen een aantal clubs bestaat een uitgebreid repertoire dat grofweg te verdelen valt in enerzijds het treffen van de tegenstander — waartoe soms ook de scheidsrechter wordt gerekend — en anderzijds het bejubelen van de eigen club. Bij het in ogenschouw nemen van antisemitische uitingen zijn beide elementen van belang en speelt Ajax een prominente rol. Bij pogingen om Ajax als tegenstander te treffen vinden sedert geruime tijd uitingen van antisemitisme plaats. Men denke aan het brengen van de Hitlergroet en leuzen als ‘wij gaan op jodenjacht’ en ‘Hamas, Hamas, joden aan het gas’. In de jaarlijkse overzichten van het cidi zijn tal van incidenten gerapporteerd.205 Omgekeerd is een deel van de Ajax-aanhangers, waaronder allochtonen, zich in toenemende mate positief gaan identificeren met joden en met Israël. Zij kwalificeren zichzelf als ‘superjoden’, hanteren symbolen als de Davidsster, de Israëlische vlag, terwijl ‘jood’ en
[ 154 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
‘joden’ ook in liederen en spreekkoren in positieve zin wordt opgevoerd (‘Ajax joden’, ‘superjoden, olee olee’, ‘Nikos Machlas is een jood’, ‘Een echte jood blijft tot het eind’, ‘Wie niet springt die is geen jood’). In dit verband is wel gesproken van joden als geuzennaam. Een bijzondere wedstrijd in dit kader werd op 19 oktober 2004 in Amsterdam gespeeld, toen het Israëlische Maccabi Tel Aviv op bezoek kwam. Dit keer, aldus een ooggetuige, waren beide supportersvakken voorzien van Israëlische vlaggen en kreeg het ‘Wie niet springt die is geen Jood’ een vreemde dimensie toen de supporters van Tel Aviv stil bleven staan. Het is ons niet bekend wanneer beide verschijnselen precies zijn ontstaan. Voor zover wij weten is de positieve identificatie met joden door een deel van de Ajaxaanhang gevolgd op, of in ieder geval versterkt door de aanhoudende uitingen van antisemitisme door tegenstanders van Ajax, met name aanhangers van Feyenoord en FC Utrecht. De laatste jaren valt te constateren dat beide verschijnselen elkaar lijken te versterken. Bijvoorbeeld, namen Ajax-supporters Israëlische vlaggen mee, dan verschenen er aan de andere zijde Palestijnse. Bij de problematiek van kwetsende, beledigende, discriminerende spreekkoren en liederen rijst telkens weer de vraag waar de grenzen van het toelaatbare liggen en hoe er het beste tegen kan worden opgetreden. Sedert geruime tijd is er beleidsmatige aandacht van betrokken actoren, zoals de knvb, afzonderlijke clubs, lokale overheden, politie en justitie. In de seizoensverslagen van het in 1986 opgerichte Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (civ) van de politie valt te lezen op welke wijze er onder andere tegen discriminatoire gedragingen is opgetreden. Zo werden er in het seizoen 2002-2003 in het totaal 38 personen aangehouden wegens discriminatoire gedragingen.206 Niet aangegeven is in hoeveel van deze gevallen het om antisemitisme ging. Naast het vigerende beleid zijn er (schokkende) gebeurtenissen die een stimulerend effect hebben op het treffen van maatregelen. In de afgelopen jaren zijn er enkele aan te wijzen, zoals de problemen rond de wedstrijd Ajax-FC Utrecht in april 2002. Wegens aanhoudend scanderen van ‘Hamas, Hamas, joden aan het gas’ werd hard ingegrepen: op last van de burgemeester van Amsterdam werden de supporters van FC Utrecht tegengehouden en teruggestuurd. Lang niet allemaal hadden overigens deel aan de misdragingen. Een tweede gebeurtenis was de open dag van Feyenoord, enkele maanden later, waarop eveneens vele uitingen van antisemitisme werden gedaan. De gebeurtenissen werden breed uitgemeten via de nieuwsmedia en leidden tot
[ 155 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
grote verontwaardiging. Opnieuw werd opgeroepen tot harde maatregelen tegen dergelijk gedrag. Een derde incident dat hier genoemd moet worden is de wedstrijd ado Den Haag-Ajax in september 2004. De kwetsende en racistische spreekkoren die vrijwel gedurende de gehele wedstrijd van de tribunes klonken leidden tot harde stellingname van de knvb: voortaan zouden scheidsrechters in een dergelijk geval de wedstrijd onverbiddelijk doen stopzetten. De kwestie van antisemitische spreekkoren is gecompliceerd en controversieel. Zo kan men zich relativerende vragen stellen over de motieven en achtergronden van de daders. Zijn zij antisemitisch gemotiveerd of veeleer ingebed in de rivaliteiten van een voetbalsubcultuur, die gekarakteriseerd wordt door een norm in de trant van treffen waar men treffen kan? Anders gezegd: is het niet opervlakkig? En voorts: zou dit gedrag niet ook in belangrijke mate zijn ingegeven door de houding van een deel van de Ajax-aanhang dat zich zo nadrukkelijk als ‘joods’ manifesteert? Anderen menen daarentegen dat deze vragen er niet veel toe doen en dat uitingen als ‘Hamas, etc’. hoe dan ook ontoelaatbaar zijn, ongeacht de graad van inhoudelijkheid en de motieven van daders. Voor beide standpunten valt wat te zeggen. In een brief aan de Tweede Kamer over de bestrijding van voetbalvandalisme (4 oktober 2004) kondigde de minister van bzk nieuwe accenten aan in het beleid tegen kwetsende en discriminerende spreekkoren.207 In de eerste plaats, zo meent de minister, is het noodzakelijk dat ongewenste spreekkoren ‘strakker’ worden aangepakt en voorts dient elke onduidelijkheid over verantwoordelijkheden met betrekking tot dit probleem worden weggenomen. Vervolgens wordt in een stappenplan uiteengezet wie wat in welke situatie moet doen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds kwetsende spreekkoren en anderzijds discriminerende of racistische spreekkoren. In het eerste geval komt het er op neer dat de scheidsrechter beslist of er al dan niet moet worden doorgespeeld. Ingeval van racisme wordt die beslissingsbevoegdheid in eerste instantie aan de scheidsrechter toebedeeld, doch heeft de ‘driehoek’ — de facto de burgemeester — de eindverantwoordelijkheid voor deze beslissing. In uiterste gevallen kan de burgemeester de scheidrechter ‘overrulen’. In de brief is tevens vermeld dat de Samenwerkende Organisaties Voetbalsupporters (sovs) zich niet in dit nieuwe beleid kan vinden: de sovs acht de procedure overtrokken en contraproductief.
[ 156 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Ter bevordering van een strafrechtelijke aanpak van antisemitische spreekkoren heeft het Centrum Informatie en Documentatie Israël (cidi) clubs uit het betaald voetbal geadviseerd microfoons in de stadions op te hangen.208 De geluidsopnamen kunnen in combinatie met videobeelden worden gebruikt bij de vervolging van supporters. Het cidi is bereid strafklachten in te dienen tegen supporters die aantoonbaar antisemitische of racistische leuzen roepen. Eind oktober 2004 zorgden de supporters van ado Den Haag wederom voor opschudding: in de wedstrijd tegen psv werden er lange tijd zeer kwetsende spreekkoren naar de scheidsrechter geroepen. Deze besloot daarop de wedstrijd te staken, waarna de Haagse burgemeester verbood om de wedstrijd verder uit te spelen uit angst voor rellen. Deze harde maatregel leidde tot veel discussie. Vooralsnog overheerste steun voor de beslissing van de Haagse burgemeester en werd er wederom opgeroepen tot een hard optreden tegen kwetsende spreekkoren.
6.8
— Strafrecht Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) geeft in haar eerder genoemde rapportage Cijfers in beeld: Discriminatiecijfers 2003 ook informatie over opsporing en vervolging van antisemitisme.209 Deze gegevens betreffen de strafrechtelijke afhandeling van antisemitisme over 2003. Het beeld van het strafrechtelijk gesanctioneerde antisemitisme over 2003 vertoont zowel overeenkomsten als verschillen met het jaar 2002. Een overeenkomst is dat in 2003 wederom het antisemitisme zowel absoluut (50) als relatief (24%) het hoogste aantal ingestroomde feiten van alle categorieën kent. In 2002 betrof het 60 zaken (25%). Het continu hoge volume van het strafrechtelijk gesanctioneerd antisemitisme blijft opvallend. Ten eerste betreft het in Nederland een relatief kleine minderheidsgroep waartegen discriminatie een lange en soms ook heftige geschiedenis kent. Ten tweede blijft een groot deel van de delicten nog steeds buiten het beeld van het Openbaar Ministerie. Het lecd registreert vooralsnog geen commune delicten zoals brandstichting, vernieling of mishandeling met een discriminerende achtergrond. Dit betekent dat antisemitisch geweld of brandstichting bij een synagoge niet in de registratie van justitie is opgenomen. Zoals eerder gemeld, is het overigens de be-
[ 157 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
doeling in 2005 dergelijke zaken wel te registreren. Onderrapportage ontstaat ook doordat veel zaken het Openbaar Ministerie niet bereiken. Uit onderzoek in de politieregio Amsterdam-Amstelland blijkt dat in 2003 het percentage antisemitisme van de door het korps geregistreerde discriminatiezaken hoog is, namelijk 27%. 210 Het leidt evenwel in minder dan de helft van de zaken tot een proces-verbaal. Dat houdt in dat de meerderheid van de zaken sowieso het Openbaar Ministerie niet bereikt. Een verschil is dat in 2002 bijna 65% van deze zaken verband hield met sport(wedstrijden). Hieraan lag vooral animositeit tussen supportersgroepen ten grondslag.211 In 2003 is het aantal zaken dat gerelateerd is aan sportwedstrijden gehalveerd: 32%. Dat heeft blijkbaar weinig afgedaan aan het hoge percentage strafrechtelijke incidenten in 2003. Evenals in 2002 betreft het door justitie geregistreerde antisemitisme in 2003 voornamelijk uitingsdelicten. Ook zitten er in 2003 weer relatief veel zaken tussen waarbij de antisemitische uiting tegen een opsporingsambtenaar is gebezigd (12%). De bereidheid van deze ambtenaren om in dergelijke gevallen tot vervolging over te gaan, lijkt groot. Zo hebben in het rechtspraakoverzicht van het overzicht antisemitische incidenten in Nederland (2003) van het cidi twee van de acht zaken betrekking op het brengen van de Hitlergroet aan politiemensen. Het aandeel van extreem-rechts is bij antisemitisme in 2003 gestegen tot 22%. Dat is aanzienlijk want het percentage was in 2002 nog geen 3,5. Bij het overgrote deel van het antisemitisme is de dader een autochtone Nederlander (58%). Voor wat betreft het aandeel van moslims bij het antisemitisme valt op dat hiertoe vijf feiten gerekend kunnen worden die zijn gepleegd door verdachte uit de Turkse of Marokkaanse gemeenschap. Dit betreft dus 10% van het totale aantal antisemitische incidenten. Het beeld dat met name Marokkaanse jongeren zich schuldig zouden maken aan antisemitisme wordt evenals in 2002 ook in 2003 niet gestaafd door de cijfers van het lecd. Daarbij dient wederom te worden opgemerkt dat in 2003 commune delicten, zoals geweldpleging, niet in de registratie van het Openbaar Ministerie zijn opgenomen. Hierdoor kan een vertekend beeld ontstaan. Bij de afdoening door het Openbaar Ministerie scoort antisemitisme met 44 zaken hoog (25%). Dat zegt evenwel weinig of die afdoening succesvol is geweest. Niet alleen kan er beslist zijn tot niet vervolgen (sepot) of tot een transactie, maar ook luidt in 27% van alle discriminatiezaken die uiteindelijk wel bij de rechter zijn aangebracht het oordeel vrijspraak.
[ 158 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Tot zover een overzicht van de algemene resultaten met betrekking tot antisemitisme en strafrecht in 2003. Zoals eerder vermeld zijn er tegen Vrij Historisch Onderzoek (vho) tal van procedures geweest. Gezien het gewicht en de complexiteit van de ‘kwestie-vho’ is het nuttig de belangrijkste ontwikkelingen hier de revue te laten passeren. Door vho wordt sedert geruime tijd materiaal vervaardigd en verspreid waarin de holocaust wordt ontkend. Hierbij wordt het instandhouden van deze ‘mythe’ verweten aan de joodse gemeenschap die daaruit financieel gewin zou putten. De pamfletten zoals door Verbeke, als belichaming van het vho, in het voorjaar van 1992 werden verspreid, bereikten ook ongevraagd de brievenbussen van joodse Nederlanders, onder andere in Den Haag. Het cidi, de Anne Frank Stichting en het Landelijk Bureau ter Bestrijding van Rassendiscriminatie (lbr) hebben hiertegen gerechtelijke actie ondernomen. Daarbij werden twee doelstellingen nagestreefd. Ten eerste het stoppen van de praktijken door het verkrijgen van een verbod in Nederland tegen deze vorm van grensoverschrijdend racisme. Ten tweede het verkrijgen van uitsluitsel dat de ontkenning van de holocaust onder de strafrechtelijke discriminatieverboden valt.212 De organisaties deden eerst aangifte van discriminatie en spanden toen zelf een kort geding tegen Verbeke aan voor de Rechtbank Den Haag. De rechtbank oordeelde op 4 november 1992 dat het handelen onrechtmatig was en kende een verbod toe.213 In hoger beroep werd dit vonnis op 16 juni 1994 door het Haagse Hof bevestigd, met de kanttekening dat het handelen weliswaar onrechtmatig was, maar dat het niet in strijd was met de strafrechtelijke antidiscriminatieverboden.214 De noodzaak om in Nederland op te treden voor de drie organisaties, kwam voort uit het ontbreken van adequate discriminatieverboden in België.215 De Nederlandse rechtszaken tegen hun landgenoot hielden ook in België de gemoederen bezig en resulteerde in een aparte verbodsbepaling van de ontkenning van de holocaust: de Wet van 25 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, onderschatten, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.216 Het belang van een uniforme rechtsbescherming voor de Europese Lid-Staten is daarmee in elk geval onderschreven.
[ 159 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Nadat het civiele succes was behaald, bleek het strafrechtelijke traject nog volkomen stil te liggen. Het opsporingsonderzoek moest meermalen onder dreiging van gerechtelijke stappen geactiveerd worden. Het belang van een der gelijke strafrechtelijke veroordeling was niet weggenomen door de civielrechtelijke uitspraken. Zoals gezegd diende — zeker na het arrest van het hof in de civiele zaak — de strafrechter uitsluitsel te geven over de strafwaardigheid van holocaustontkenning. Uiteindelijk sprak de Rechtbank Den Haag op 16 maart 1995 een strafrechtelijke veroordeling uit (voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden; proeftijd van 2 jaar; geldboete van f 5.000) , 217 hetgeen door het Hof Den Haag op 2 mei 1996 werd bevestigd met verhoging van de voorwaardelijke gevangenisstraf tot 6 maanden. Deze strafverhoging was het gevolg van het ongevraagd toesturen door Verbeke van zijn documentatie aan scholen voor het voorgezet onderwijs. De Hoge Raad heeft blijkens zijn arrest van 25 november 1997 geen moeite met het grensoverschrijdende karakter van het handelen. 218 Aangezien de verdachte de pamfletten ongevraagd heeft doen toekomen aan mensen woonachtig in Den Haag is de Nederlandse rechter bevoegd. Als plaats van het misdrijf (lex locus delicti) kan zowel gelden de plaats van de gedraging als de plaats waar de gevolgen intreden. Voor de bevoegdheid van de Nederlandse strafrechter doet daarom niet af dat de verdachte vanuit Antwerpen handelde. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen verder niet tot cassatie kunnen leiden en bevestigt daarmee het arrest van het Hof Den Haag. Inmiddels heeft vho zijn activiteiten via het internet voortgezet. Via de website www.vho.org worden diverse publicaties en producties aangeboden. Daaronder bevinden zich Het Leuchter rapport en de Rudolf Expertise: beide producties waren ook ingebracht in de strafrechtelijke procedure in Nederland. De diverse publicaties en producties worden via een electronische bookshop aangeboden in vier taalgroepen: Engels, Duits, Frans en Nederlands. Overigens is het Leuchter-rapport zelf ook in Nederlandse vertaling op de site te vinden. 219 De organisaties (Anne Frank Stichting, cidi en lbr) die indertijd tegen vho hebben geprocedeerd, zijn van oordeel dat het voortzetten van die activiteiten via internet eveneens strafbaar is. Een zelfde opvatting is het Meldpunt Discriminatie Internet (mdi) toegedaan. Gezamenlijk hebben deze vier organisaties op 13 juni 2003 aangifte gedaan tegen de uitlatingen, inhoud en informatie die
[ 160 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
via de website www.vho.org wordt verspreid en aangeboden. De vier organisaties zijn van mening dat hetgeen in real life niet is toegestaan, ook niet op internet is toegestaan. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie een strafvorderlijk onderzoek gestart. Het Centrum voor Gelijke Kansen in België heeft (ook) op vervolging van www. vho.org in België aangedrongen. De correctionele rechtbank in Antwerpen heeft op 9 september 2003 Siegfried en Herbert Verbeke veroordeeld tot één jaar voorwaardelijk en een boete van 2.500 euro. Ze worden ook voor een periode van 10 jaar ontzet uit hun burgerrechten. De broers zijn vervolgd voor inbreuken op de racismewet en inbreuken op de anti-negationismewet. Een negationist is iemand die de genocide van de Tweede Wereldoorlog ontkent, minimaliseert, rechtvaardigt of goedkeurt. De zaak is in 1997 aan het rollen gebracht toen het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding en klacht indiende tegen Siegfried Verbeke, een voormalig lid van het Vlaams Blok, wegens inbreuken op de wet tegen het racisme en het negationisme. In de praktijk blonk het vho uit in het laten drukken en verspreiden van tientallen negationistische geschriften. In totaal nam het gerecht zo’n twintig ton boeken in beslag. Naast de boeken bevatte het gerechtelijk dossier tegen de broers ook nog uittreksels uit pamfletten die door het vho worden verspreid en van de website van het vho.
6.9
— Slotopmerkingen Met dit hoofdstuk hebben wij niet beoogd een compleet en uitputtend beeld van antisemitisme en de bestrijding van dit probleem te geven. Wel is geprobeerd aan de hand van een reeks thema’s (en indicatoren) een veelzijdig beeld te geven van recente ontwikkelingen met betrekking tot antisemitisme, alsmede vormen van respons op antisemitisme. Achtereenvolgens zijn aan bod geweest: klachten en incidenten, antisemitisch geweld, extreem-rechtse partijen en webfora, de ael Nederland, de ‘4 mei incidenten’ en hun nasleep, historisch revisionisme, sport, en het strafrecht en antisemitisme. De diverse inventarisaties van klachten en incidenten (lvadb, mdi en cidi) wijzen op een vermindering van antisemitische voorvallen in 2003. Deze verminde-
[ 161 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
ring — waarvoor geen concrete verklaring voorhanden is — is opvallend omdat de laatste jaren door dezelfde instellingen juist een toename van antisemitisme werd waargenomen. Ook antisemitische geweldpleging, voor zover zichtbaar via ons onderzoek naar racistisch en extreem-rechts geweld, nam in 2003 licht af. Net als bij de klachten en incidenten vindt de daling in 2003 plaats tegen de achtergrond van een forse stijging in 2002. Anders dan wel wordt verondersteld is er — net als in 2002 — bij antisemitisch geweld maar in beperkte mate sprake van een allochtoon daderschap. De Arabisch Europese Liga (ael) Nederland trok enkele jaren geleden veel aandacht, onder andere vanwege (vermeend) antisemitisme. De laatste tijd is het echter stiller geworden rond de aanzienlijk geslonken ael. Antisemitische uitingen kwamen de laatste jaren veelvuldig voor op de grote moslim-webfora als op de extreem-rechtse webfora. Waar het de moslim-fora aangaat lijkt hierin verandering te zijn gekomen: door strak te modereren worden antisemitische uitingen tegengegaan. Op extreem-rechtse webfora — met name Stormfront en Polinco — is de situatie de afgelopen periode eerder verslechterd dan verbeterd. Bij de extreem-rechtse politieke partijen betreft valt vooral de Nationale Alliantie op wegens een openlijk antisemitische profilering op het webforum van de partij. Incidenten rond de 4 mei herdenking in 2003 veroorzaakten veel opschudding en hebben geleid tot tal van voornamelijk educatieve activiteiten, die gericht zijn op allochtone jongeren. Een evaluatie van een van deze projecten bood aanknopingspunten voor de veronderstelling dat het antisemitisme onder allochtone jongeren voor een deel ‘vluchtig’ zou zijn en niet diepgeworteld. Diepgeworteld of niet? Dat is ook een vraag die vaak wordt opgeworpen bij de problematiek van antisemitische uitingen rond voetbalwedstrijden. Deze kwestie is onderdeel van de meer algemene problematiek van kwetsende en discriminerende spreekkoren. Recent is door de overheid een hardere lijn ingezet om aan deze problemen het hoofd te bieden.
[ 162 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Taaie en hardnekkige uitingen van antisemitisme zijn te vinden in de context van het historisch revisionisme. Wij hebben de indruk dat deze vorm van antisemitisme in Nederland in betekenis is toegenomen. Bij het daderschap gaat het om autochtonen en in mindere mate ook om allochtonen. Bij het daderschap neemt Vrij Historisch Onderzoek (vho) sedert geruime tijd een prominente plaats in. In het kader van ons onderzoek naar opsporing en vervolging van discriminatoire delicten in 2003 is aandacht besteed aan delicten met een antisemitische achtergrond. Het gaat hierbij, net als bij discriminatoire delicten in het algemeen, vooral om uitingsdelicten (de bronnen van dit deelonderzoek zijn andere dan die voor de geweldsregistratie zijn gebruikt). Het beeld van het strafrechtelijk gesanctioneerde antisemitisme over 2003 vertoont zowel overeenkomsten als verschillen met het jaar 2002. Een overeenkomst is dat in 2003 wederom het antisemitisme zowel absoluut als relatief het hoogste aantal ingestroomde feiten van alle categorieën kent. Een verschil is dat de aantallen in 2003 licht zijn gedaald. Het hoge volume van strafrechtelijk gesanctioneerd antisemitisme blijft opvallend.
[ 163 ]
7
—
Slotbeschouwing
• • • • •
In deze zesde rapportage van het project Monitor racisme en extreem-rechts hebben wij ons licht laten schijnen op de onderstaande deelonderwerpen. Racistisch en extreem-rechts geweld Extreem-rechtse formaties Opsporing en vervolging Achterstelling van Roma en Sinti Patronen van antisemitisme In de afzonderlijke hoofdstukken zijn de uitkomsten en conclusies vermeld. In dit hoofdstuk zullen zij niet nog eens in extenso worden weergeven, maar kort worden samengevat. Uit het deelonderzoek naar racistisch en extreem-rechts geweld komt naar voren dat na een gestage daling in 2001 en 2002 de aantallen gewelddadige voorvallen in 2003 bijna gelijk zijn gebleven. Naast deze stabilisering van het totale aantal vallen de toename van de ‘confrontaties’ op en daarmee samenhangend een grotere betrokkenheid van extreem-rechts, onder andere van ‘Lonsdale-jongeren’. Voorts hebben wij vastgesteld dat bereidheid van de politie om racistisch en extreem-rechts geweld te registreren verder is afgenomen. Het ophelderingspercentage is al jaren erg laag en dat blijkt ook in 2003 weer het geval te zijn. Met iets minder dan 11% is dit percentage ongeveer de helft van het landelijk gemiddelde. Extreem-rechtse formaties zijn in de afgelopen monitorperiode in diverse opzichten van grotere betekenis geworden. In de eerste plaats zijn er nieuwe extreemrechtse partijen ontstaan: Nieuw Rechts en de Nationale Alliantie. Nieuw Rechts is de grootste en tevens de meest gematigde van de extreem-rechtse partijen. Voor zover nu te overzien heeft Nieuw Rechts kansen op vertegenwoordiging in democratisch gekozen organen. De tweede nieuweling, de Nationale Allian-
[ 164 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
tie, is van de partijen de meest radicale en openlijk antisemitische. In de tweede plaats springt de sterk gegroeide problematiek van de ‘Lonsdale-jongeren’ in het oog. Ten derde: ook de problematiek van extreem-rechtse webfora is verder gegroeid. Van de drie ontwikkelingen op het terrein van extreem-rechts in Nederland is ons inziens die van de ‘Lonsdale-jongeren’ de ernstigste. Het gaat immers om internetnische polarisering met relatief vaak gewelddadige ontsporingen. Uit het deelonderzoek naar opsporing en vervolging blijkt dat de instroom van discriminatiefeiten bij de parketten gedaald is met 16%. Opmerkelijker echter is de daling van de afdoening van discriminatiezaken met bijna veertig procent, terwijl er voor alle vormen van criminaliteit in 2003 nu juist een stijging viel te noteren van 12%. Ook het aantal sepots — 17% — staat in contrast met het landelijke beeld: 11%. In meer dan de helft van de zaken blijken dagvaardingen niet tot een zitting te hebben geleid. Verontrustend is de score bij de veroordelingen. Het aantal zaken dat aan de rechter is voorgelegd is meer dan gehalveerd en het percentage vrijspraken was niet eerder zo groot: 20%. Ook hier zijn sterke verschillen met het landelijke patroon. In de strafrechtketen is de politie — zoals ook in vorige rapportages werd vermeld — nog steeds de zwakste schakel. Uit het deelonderzoek naar achterstelling van Roma en Sinti blijkt dat de gedupeerden nauwelijks geneigd zijn hun ervaringen met discriminatie naar buiten te brengen. Gevallen van discriminatie worden niet bij Anti-Discriminatie Bureaus of bij de politie gemeld. Wederzijds wantrouwen tussen Roma en Sinti en de Nederlandse samenleving speelt hierbij een grote rol. Het verdient aanbeveling dat het ministerie van Justitie, de koepels van Roma en Sinti en de Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten zich gaan beraden over de vraag hoe het probleem van onderrapportage van discriminatie van Roma en Sinti het beste kan worden aangepakt. Al met al laat de verantwoordelijkheid van de overheid jegens Roma en Sinti als gemarginaliseerde bevolkingsgroep te wensen over. Uit het hoofdstuk patronen van antisemitisme blijkt dat de diverse inventarisaties van klachten en incidenten op een vermindering van antisemitische voorvallen in 2003 wijzen. Ook het aantal antisemitische gewelddadigheden nam in 2003 af. Deze verminderingen zijn opvallend omdat de laatste jaren via dezelfde inventarisaties juist een toename van antisemitisme werd waargenomen. Toege-
[ 165 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
nomen activiteiten van extreem-rechts, zoals reeds genoemd, komen voor een deel tot uiting in antisemitisme, namelijk op de extreem-rechtse webfora waaronder die van de Nationale Alliantie. Verder valt op dat er de laatste jaren veel aandacht is geweest voor het toenemend antisemitisme. Er is veel publiciteit aan besteed en er zijn tal van activiteiten ondernomen om aan deze problematiek het hoofd te bieden. Anders gezegd: antisemitisme roept niet alleen veel weerstand op maar ook veel weerwerk. De gedachte dringt zich op dat aandacht en weerwerk van invloed kunnen zijn geweest op de vermindering van antisemitische voorvallen. Tot zover een beknopt overzicht van de belangrijkste resultaten. Men kan zich afvragen wat er — meer in het algemeen — tijdens de afgelopen monitorperiode al dan niet veranderd is. Wij menen dat er aan bovengenoemde resultaten nog enkele opmerkingen en conclusies moeten worden toegevoegd. In voorgaande monitorrapportages hebben wij niet zelden gewezen op de problematiek van de onderrapportage. Delen van de problematiek — discriminatie, racisme, extreem-rechts — komen niet in beeld. Dat is een slechte zaak. Niet alleen is er onvoldoende zicht op de misstanden zelf, maar ook op de schade die erdoor wordt aangericht en op consequenties voor interetnische betrekkingen en voor de integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving. De uitkomsten van het huidige monitorrapport nopen ons deze zaak opnieuw nadrukkelijk voor het voetlicht te brengen. Er zijn duurzame tekortkomingen bij politie en justitie waar het gaat om het registreren van commune delicten met een discriminatoire achtergrond. Het Openbaar Ministerie is voornemens hier vanaf 2005 verandering in te brengen. Een uniforme registratie bij de politiekorpsen lijkt echter nog toekomstmuziek. Voorts is bij het onderzoek naar racistisch en extreem-rechts geweld gebleken dat de bereidheid bij de politie om hier aan mee te werken telkens verder afneemt. Dit vormt een acute bedreiging voor het voortbestaan van het monitoronderzoek naar racistisch en extreem-rechts geweld. De kans is groot dat over het jaar 2004 geen statistische gegevens meer vervaardigd kunnen worden. Daardoor zal tevens een einde komen aan de rapportage over racistisch geweld aan het Europees Waarnemingscentrum inzake Racisme en Vreemdelingehaat (eumc).
[ 166 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
Gevallen van discriminatie van Roma en Sinti worden zelden gemeld bij AntiDiscriminatie Bureaus of bij de politie. De overheid zou het initiatief moeten nemen voor overleg met betrokkenen over het zoeken naar een oplossing voor dit knelpunt. Belangrijke lacunes in kennis zijn er overigens ook bij de problematiek rond ‘Lonsdale-jongeren’. Het is relevant deze thematiek scherper in beeld te krijgen als een van de hoekstenen van beleidsmatige aandacht voor dit probleem. Een verwante lacune in kennis betreft de toegenomen betekenis van extreem-rechts meer in het algemeen. Het zou van belang zijn via gericht onderzoek meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van extreem-rechtse attitudes in de samenleving. Naast onderrapportage willen wij kanttekeningen plaatsen bij de regulering en sanctionering van discriminatie en racisme. Uit diverse deelonderzoeken die wij ten behoeve van de zesde rapportage uitvoerden valt af te leiden dat opsporing tekort schiet. Bij racistisch en extreem-rechts geweld bijvoorbeeld is het ophelderingspercentage al jarenlang laag. Tot onze verbazing heeft de regering aan de hand van een onjuiste redenering betoogd dat dit percentage hoger zou zijn. In plaats van te proberen het lage ophelderingspercentage op te vijzelen zou zij er naar onze mening beter aan doen te bevorderen dat de opsporing zelf verbeterd wordt. Problemen met opsporing en die met registratievraagstukken maken duidelijk dat er sprake is van een fikse spanning tussen norm en feit: de van overheidswege uitgedragen norm is dat de bestrijding van discriminatie een hoge prioriteit heeft, maar feit is dat dit in de praktijk vaak niet het geval is. Knelpunt nummer één blijft de politie. Zeker, de goeden niet te na gesproken, want het komt ook voor dat zaken met voortvarendheid en in goede samenwerking met de partners in de strafrechtketen worden aangepakt. Een van de terreinen die in dit verband genoemd moeten worden is internet. Daar waar op een groeiend aantal webfora tal van racistische uitingen worden gedaan, is de afwezigheid van justitiële respons het grootst. Naast pogingen om deze situatie te verbeteren zou ook gezocht moeten worden naar complementaire strategieën te bestrijding van racisme en rechtsextremisme op internet, zoals digitaal patrouilleren. Het derde thema dat wij hier willen aansnijden is de balans tussen uitingsvrijheden en uitingsdelicten. Deze balans is ingebed in een breder vraagstuk, namelijk dat van botsende grondrechten. Als hoedster van de constitutie ziet de overheid zich geplaatst voor een dilemma. Aan de ene kant is er de perceptie van de
[ 167 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
problematiek van discriminatie, racisme en dreigend rechts-extremisme. Die noopt tot het treffen van allerlei maatregelen. Aan de andere kant is het de taak van overheden om politieke grondrechten te beschermen, zoals de vrijheid van meningsuiting, het recht tot vergadering en betoging en het recht tot vereniging. Het één kan op gespannen voet staan met het ander. Overheden dienen dan telkens afwegingen te maken en te beslissen wat zwaarder moet wegen: de bestrijding van discriminatie, racisme en rechts-extremisme of de bescherming van (politieke) grondrechten. Zowel de uitingsvrijheden als de uitingsdelicten zijn in wetten — en in internationale verdragen — vastgelegd, maar dat betekent niet dat de onderlinge verhouding onwrikbaar vast ligt. Een paar jaar geleden, ten tijde van onze vorige (vijfde) rapportage, was er veel discussie over de balans tussen uitingsvrijheden en uitingsdelicten. De achterliggende aanleidingen waren de terroristische aanslagen in de vs op 11 september 2001, de politieke opkomst van Pim Fortuyn en de moord op Fortuyn op 6 mei 2002. Het is welhaast een understatement: het terrorisme is van invloed geweest op de wijze waarop over de islam wordt gesproken. Er mag ‘meer’ gezegd worden en dat is ook gebeurd. Fortuyn propageerde een verruiming van de uitingsvrijheden die te zeer zouden zijn beperkt omwille van de discriminatiebestrijding. De grens, zo meende Fortuyn, zou moeten worden verlegd en komen te liggen daar waar wordt aangezet tot fysiek geweld. Deze opvatting sloot niet aan bij de huidige Nederlandse realiteit — waarin racistische belediging een misdrijf is — maar meer bij Amerikaanse opvattingen over de begrenzing van uitingsvrijheden. Fortuyns opvattingen, vrij vertaald als ‘je moet voor je mening uit kunnen komen en kunnen zeggen wat je denkt’, hebben een wijde verbreiding gekregen, althans als norm. De vraag rijst of er in Nederland ook daadwerkelijk verandering is gekomen in de balans tussen uitingsvrijheden en uitingsdelicten. Ten tijde van de vorige, vijfde rapportage hebben wij onszelf deze vraag gesteld. Het antwoord was niet eenvoudig te geven. Immers, zowel de aantallen klachten over discriminatie als ook instroom van discriminatiefeiten bij het Openbaar Ministerie waren groter geworden. Bij georganiseerd extreem-rechts was weinig verandering te bespeuren, al werd meer dan voorheen de demonstratievrijheid bevochten en op de extreem-rechtse webfora viel een gestaag toenemende stroom van racistische uitingen waar te nemen. Als wij echter nu terugkijken op de achterliggende monitorperiode, dan stellen wij vast dat er wel het een en ander te noemen is dat wijst in de richting van
[ 168 ]
Z E S D E R A P P O RTAGE
een verandering in de balans tussen uitingsvrijheden en uitingsdelicten. Allereerst een voorzetting van een ontwikkeling die al eerder zichtbaar was: meer demonstratievrijheid voor extreem-rechts. Het preventieve verbod, dat jarenlang eerder regel dan uitzondering was, verdween naar de achtergrond. Waar het de extreem-rechtse partijen betreft vallen de twee nieuwkomers — Nieuw Rechts en de Nationale Alliantie — op door islamofobe uitingen op de webfora. Deze twee nieuwe partijen trekken duidelijk meer uitingsvrijheden naar zich toe dan de twee oudere partijen, die zich veel bewuster zijn van de kwetsbare balans tussen uitingsvrijheden en uitingsdelicten. Op internet — het is reeds vele malen opgemerkt — zijn racistische uitingen een alledaagse zaak geworden. Onder die uitingen bevinden zich vele strafwaardige, die door politie en justitie ongemoeid worden gelaten. De strafrechtelijke aanpak van discriminatie lijkt tijdens de afgelopen monitorperiode te zijn veranderd. De instroom van discriminatiefeiten bij de parketten daalde, de afdoening daalde zelfs fors, het aantal aan de rechter voorgelegde zaken is meer dan gehalveerd, terwijl het percentage vrijspraken sterk steeg. Al met al ziet het er naar uit dat de balans tussen uitingsvrijheden en uitingsdelicten inderdaad is veranderd: aan uitingsvrijheden wordt meer ruimte geboden dan voorheen.
[ 169 ]
[ 170 ]
Epiloog
Op 2 november 2004 werd Theo van Gogh vermoord. De dader schoot Van Gogh neer, stak hem vele malen met een mes en liet een vastgeprikte dreigbrief op zijn borst achter. Op de vlucht schoot hij op de politie, die de achtervolging had ingezet. Uiteindelijk werd de dader in zijn been geschoten en kon hij worden gearresteerd. Precies een dag voor de moord, 1 november 2004, was het manuscript van de zesde rapportage van de Monitor racisme en extreem-rechts gereed. Gezien de enorme impact van de moord kan een epiloog niet achterwege blijven. In de eerste twee weken na de moord werd duidelijk dat het in het geval van de moordenaar niet ging om een losstaand individu, maar dat er sprake was van een netwerk van radicale moslims, waar een aanzienlijke en concrete terreurdreiging vanuit gaat. Als gevolg van deze dreiging moesten diverse volksvertegenwoordigers beveiligd worden. Twee leden van het parlement moesten zelfs worden ondergebracht op streng bewaakte, geheime locaties. Naast het bekend worden van deze terreurdreiging, bleek de moord ook een belangrijke impuls te zijn voor islamofobe, racistische uitingen. De gevolgen daarvan werden kort na de moord op velerlei plaatsen zichtbaar, zeer duidelijk op internet, maar ook op straat. Een reeks geweldplegingen zwol aan tot vele tientallen incidenten in de eerste drie weken. Vooral moskeeën moesten het ontgelden: tot nu toe minstens 30. In ongeveer de helft van de gevallen gaat het om brandstichting. Verder kwam er ook een (vermoedelijke) tegenreactie op gang, waarbij christelijke kerken en scholen te maken kregen met geweld.
[ 171 ]
M O N I TO R R AC I S M E & E X T R E E M R E C H T S
Behalve uit de hierboven aangestipte ontwikkelingen is het de afgelopen weken ook uit opiniepeilingen duidelijk geworden dat de moord en de gebeurtenissen daarna geleid hebben tot angstgevoelens, woede en pessimisme onder de bevolking in Nederland. Dat geldt voor zowel autochtonen als allochtonen. Amsterdam/Leiden, 23 november 2004
[ 172 ]
Noten
Hoofdstuk 2 Racistisch en extreem-rechts geweld 1 Jaap van Donselaar en Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, racistisch en extreem-rechts geweld 2002, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2003. 2 Zie voor een uitvoeriger behandeling Frank J. Buijs & Jaap van Donselaar: Extreem rechts: aanhang, geweld en onderzoek. Leiden: liswo 1994, p. 55-64. 3 Frank J. Buijs & Jaap van Donselaar, Extreem rechts: aanhang, geweld en onderzoek, Leiden: liswo 1994, p. 57. 4 Frank J. Buijs & Jaap van Donselaar, Extreem rechts: aanhang, geweld en onderzoek, Leiden: liswo 1994, p. 57. 5 Jaap van Donselaar, Monitor racisme en extreem-rechts; derde rapportage, Leiden: Universiteit Leiden, Departement Bestuurskunde 2000, p. 134. 6 Kees Groenendijk, Verboden voor Tukkers: reacties op rellen tussen Italianen, Spanjaarden en Twentenaren in 1961. In: Frank Bovenkerk e.a. (red.), Wetenschap en partijdigheid: opstellen voor André J. F. Köbben, Assen: Van Gorcum 1990, p. 55-95. 7 Nederlandse Jurisprudentie, 1999, 377. 8 Jaap van Donselaar en Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, vierde rapportage, Leiden: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2001. 9 Jaap van Donselaar en Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, vierde rapportage, Leiden: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2001. 10 Het incident had een curieuze achtergrond. Eerder op de bewuste dag hadden de skinheads zich in groter gezelschap de toegang weten te verschaffen tot een bunker die ooit in opdracht van Reichskommissar Seyss Inquart werd gebouwd. De bunker bevindt zich in de kelder van een pand in Apeldoorn waar Seyss Inquart destijds zijn intrek had genomen. In de bunker hield de groep een feestelijke bijeenkomst met bier en gezang. Na afloop viel de groep buiten uiteen waarna de mishandeling plaatsvond.
[ 173 ]
11 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem-rechts, vijfde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002. 12 Jaap van Donselaar en Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, racistisch en extreem-rechts geweld 2002, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2003. 13 Met name Duitsland en Zweden. In 1997 werd een werkbezoek gebracht aan de politie in Zweden, die al enkele jaren werkte met het registratiesysteem ‘politiek gemotiveerd geweld’. Zie Jaap van Donselaar: Monitor racisme en extreemrechts, eerste rapportage, Leiden: lswo 1997, p. 88-89. 14 Deze overzichten zijn te vinden op de website van het Cidi, zie www.cidi.nl 15 Zie voor de website van Kafka http://kafka.antifa.net/ 16 Zie www.dumc.nl 17 Zie http://eumc.eu.int/eumc/index.php 18 Allochtonen over Nederland(ers) in 2001, een onderzoek naar opvattingen van migrantengroepen in Nederland over de multiculturele samenleving. Nederlands Centrum Buitenlanders, 2001. Zie met name tabel 18: Persoonlijke confrontaties met beledigingen, bedreigingen of geweld. 19 Rapportage Minderheden 2003, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau oktober 2003, p. 380. 20 A.C. Spapens, C.E. Hoogeveen, C.A.M Pardoel, m.m.v. C.J.C.F. Fijnaut Uitgegaan en ingesloten; oorzaken van uitgaansgeweld in de politieregio Brabant ZuidOost, Tilburg: iva Tilburg/kub: december 2001 p. 185 http://www.politie.nl/Brabant-Zuid-Oost/Images/27_14833.pdf 21 Het algemene, landelijke ophelderingspercentage in 2002 bedroeg 20%. 22 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 vi nr. 169. 23 Zie ook Verdachte schietpartij Muiderberg gearresteerd, in de rubriek nieuws, 20 april 2004, op de website van de Anti-fascistische Onderzoeksgroep Kafka, http://kafka.antifa.net/. Het artikel van de onderzoeksgroep bevat foto’s en andere indicaties die wijzen op een uitgesproken extreem-rechtse profiel van de verdachte. 24 Zie voor een uitvoerige bespreking Jaap van Donselaar, Fanda Claus & Carien Nelissen, Monitor racisme en extreem-rechts, tweede rapportage; de media, Leiden: Liswo 1998. Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreemrechts; vijfde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting 2002, p. 27-30. 25 Arlene Bowers Andrews, Victimization and survivor services. A guide to victim assistance, New York: Springer Publishing Company 1992.
[ 174 ]
26 Voor een uitvoerige behandeling van deze gedragsconsequenties, zie Jaap van Donselaar, Reacties op racistisch geweld: het perspectief van allochtonen, Amsterdam: Het Spinhuis 1996. 27: Zie Anna Clancy e.a., Crime, Policing and Justice: the experience of ethnic monorities, Home Office Research, Development Statistics Directorate 2002, p. 37-39. 28 Jaap van Donselaar, Reacties op racistisch geweld: het perspectief van allochtonen, Amsterdam: Het Spinhuis 1996. Hoofdstuk 3 Extreem-rechtse formaties in Nederland 29 Zie Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog: fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990, Amsterdam: Bert Bakker 1991, hoofdstuk 6. Zie voor de website van de NVU, http://www.nvu.info/index.html 30 Zie Jaap van Donselaar, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West-Europa, Amsterdam: Babylon De Geus 1995, p. 65 e.v. 31 Zie Jaap van Donselaar, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West-Europa, Amsterdam: Babylon De Geus 1995. Hoofdstuk over Duitsland. 32 Zie Jaap van Donselaar, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West-Europa, Amsterdam: Babylon De Geus 1995, p. 35 e.v. 33 Jurisprudentie Bestuursrecht 2001, 104. 34 Zie Jaap van Donselaar, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West-Europa, Amsterdam: Babylon De Geus 1995, p. 35 e.v. 35 Uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 3 mei 2002, nummer ru 02/11637. Hoge Raad der Nederlanden ’s-Gravenhage, 5 november 2002, ljnnummer: ae8821. Uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 12 februari 2003. 36 De nvu behaalde in Arnhem 0,7% van de stemmen, in Rotterdam 0,1%, in Landgraaf 0,7% en 0,8% in Kerkrade. 37 Zie http://www.stormfront.org/forum/showthread.php?t=99095 38 Zie ook de navolgende de paragrafen over de nnp en Nieuw Rechts. 39 Zie Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreemrechts, vijfde rapportage. Amsterdam: Anne Frank Stichting/ Universiteit Leiden 2002, p. 41 e.v. 40 Zie http://kafka.antifa.net/, rubriek nieuws, 26 september 2003: Rechtse coalitievorming? 41 Visie (eo-gids) 17 januari 2004. 42 Zie de website van de nnp, http://www.nnp.nu/,rubriek persberichten, nnp doet aangifte tegen fractievoorzitter Leefbaar Rotterdam.
[ 175 ]
43 Een oud-bestuurder kwalificeerde Teijn eens als ‘een jongeman die wat ruw gebeeldhouwd uit het Nederlandse onderwijssysteem tevoorschijn gekomen is’. 44 Zie http://www.nationalealliantie.com/ 45 Zie http://www.nationalealliantie.com/ 46 Zie http://www.nieuwrechts.nl/michiel_smit.html 47 Zie Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreemrechts, vijfde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002, p. 84-85. 48 Zie http://www.nieuwrechts.nl/indexnr.html 49 Let wel: de 4000 forumleden kunnen niet worden beschouwd als 4000 aanhangers van Nieuw Rechts. Hoeveel van hen sympathiseren met Nieuw Rechts is ons zelfs bij benadering niet bekend. 50 Zie bijvoorbeeld de Volkskrant van 13 december 2002. 51 Zie Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem-rechts, vijfde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002. Met name het hoofdstuk 4, Het extreem-rechtse en racistische gehalte van de lpf/Leefbaarstroming, p. 66 e.v. 52 Zie Zie Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreemrechts, vijfde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002. Met name het p. 4, Het extreem-rechtse en racistische gehalte van de lpf/ Leefbaarstroming, p. 66 e.v. 53 Zie http://www.nieuwrechts.nl/standpunten.html 54 Zie ook een artikel van Jos de Beus in het Rotterdams Dagblad van 25 augustus 2004: Is ‘Nieuw Rechts’ extreem of radicaal? Na een vluchtige blik komt De Beus tot de slotsom dat Nieuw Rechts eerder radicaal dan extreem zou zijn. 55 Over Roma en Sinti (‘zigeuners’) lazen wij op het forum de kwalificaties ‘lui’, ‘crimineel’, ‘aso’, ‘parasieten’ en ‘schoriemorie’. 56 Zie ook de televisieuitzending van sbs6 op 13 november 2003. 57 Zie voor een portret van Peters de rubriek personen op http://www.kafka. antifa.net/ 58 Zie bijvoorbeeld ‘Nieuw Rechtse kandidaten’ in de rubriek nieuws op de website van Kafka http://www.kafka.antifa.net/nr.eur.kand.htm 59 Zie ‘Nieuw Rechtse kandidaten’ in de rubriek nieuws op de website van Kafka http://www.kafka.antifa.net/nr.eur.kand.htm 60 Zie voor een portret van Elsthout ook http://www.kafka.antifa.net/elsthout. htm
[ 176 ]
61 Nederlandse Jurisprudentie 1991, 75. Elsthout werd veroordeeld wegens een pleidooi om Turken en Marokkanen hondenpoep te laten opruimen. Men kan zich afvragen of dergelijke uitlatingen vandaag de dag nog strafwaardig zijn. 62 Zie voor een portret van Mudde de rubriek personen op http://www.kafka. antifa.net/ 63 Daarover is beklag gedaan bij het Gerechtshof in De Haag. 64 Zie voor Krick ook in dit hoofdstuk onder politieke partijen: Nederlandse Volks-Unie. 65 Om het nog onoverzichtelijker te maken is er recent ook sprake van een Blood & Honour-Midgard-tak in Nederland. 66 Zie voor Peters ook in dit hoofdstuk onder politieke partijen: Nieuwe Nationale Partij. 67 Hajo Schoppen, Het zijn onze feesten; jeugdculturen en geweld tegen allochtonen in Nederland, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken 1997. 68 Hajo Schoppen, Het zijn onze feesten; jeugdculturen en geweld tegen allochtonen in Nederland, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken 1997, p. 19. 69 Eindrapportage 16 juli 2004, team ‘Hardcore’ van Politiedistrict Venlo, Districtelijk Rechercheteam: drt 2/2004. 70 Zie http://www.lonsdalenews.nl 71 Op Holland Hardcore lazen we ‘laten we dan maar alle asielzoekers in het water gooien he’. ‘Hey, wel niet ons nederlands water vervuilen met die rotzakken. Gooi ze dan maar in een drassig moeras, en laat ze daar maar lekker verdrinken... ‘. ‘Kennen we er geen compost van maken? Of dump ze in de zee, dan drijven ze vanzelf wel weg’. 72 Haar strijd voor opheldering over de dood van haar man zorgde voor een opmerkelijke verzuchting van een bewonderaar op het Stormfront-forum: ‘De moord op haar echtgenoot de heer Rost van Tonningen en de moord op Pim Fortuyn vertonen opvallende parallellen. Beide moorden gepleegd in opdracht van de overheid mochten niet onderzocht worden en in beide gevallen gingen de werkelijke daders vrijuit.’ Zie http://www.stormfront.org/forum/showthread.php?t=65159 73 De pensioenskwestie zou daarna nog het onderwerp blijven voor diverse procedures, die tot ver in de jaren negentig voortduurden. Uiteindelijk bleef het pensioen in handen van Rost van Tonningen. 74 Kafka-Nieuwsbrief 4/1998 en Arnhemse Courant 10 juli 2000. 75 Wat niet wegneemt dat gasten ter plekke door de gastvrouw soms streng worden toegesproken, aldus een ooggetuige. Zo kreeg iemand die zijn eten liet staan
[ 177 ]
te horen dat het bij de ss de gewoonte was dat iedereen zijn bord leeg at. ‘Nogal logisch’ meende de ooggetuige, ‘in de oorlog at iedereen zijn bord leeg’. 76 http://www.stormfront.org/forum/showthread.p?t=65159&page=2&pp=10 77 http://www.derlebensbaum.com/ 78 anp-bericht 29-11-1999. Hoofdstuk 4 Opsporing en vervolging 79 Staatsblad 1971, 96. 80 Staatsblad 1981, 306. 81 Staatsblad 1991, 623. 82 Staatsblad 2003, 480. 83 Staatscourant 2003, 61 84 Rapportage Evaluatie Aanwijzing Discriminatie, lv-adb en lbr, januari 2003 (www.lvadb.nl en www.lbr.nl) . 85 Staatscourant 2003, 41 86 Staatscourant 1993, 171. 87 Rinus Visser, ‘Meer aandacht voor discriminatiebestrijding’, Algemeen Politieblad 20 maart 2004, p. 16-19. 88 Kamerstukken II 2003/04, 29 203, nr. 3, p. 59. 89 Kamerstukken II 2003/04, 29 200 vi, nr. 158, p. 7-8. 90 Cijfers in beeld: Discriminatiecijfers 2003, lecd: Amsterdam juli 2003. 91 Geïntegreerd processysteem strafrecht. 92 Eerste aanleg wil zeggen de instantie waar de rechtzaak voor het eerst is aangebracht: de kantongerechten en de arrondissementsrechtbanken. 93 Jaarverslag OM, 2003, p. 13. 94 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, vijfde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002, p. 129. 95 Het verschil tussen de 281 afgedane feiten (tabel 2) en de 269 afdoeningen uit tabel 3 wordt verklaard door 12 discriminatiefeiten zijn overgedragen naar een ander parket. 96 B.E.P. Meyer, ‘Gedragscode om: frisse wind bij open deuren’, Trema 2001, p. 245-252. 97 Hierbij worden voorwaardelijk sepot en sepot bij elkaar opgeteld. 98 Jaarverslag OM, 2003, p. 22.
[ 178 ]
99 Peter R. Rodrigues en Kessella Mekonnen, Afhandeling van discriminatiezaken in 2003 bij het politiekorps Amsterdam-Amstelland, Anne Frank Stichting: Amsterdam, september 2004. 100 no 2003/015. 101 Jaarverslag OM, 2003, p. 22 (zonder voorwaardelijk sepot). 102 De rechter spreekt zich uit over een zaak, zodat hier niet meer de feiten maar de (rechts)zaken vermeld zijn. 103 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, opsporing en vervolging in 2002, Amsterdam: Anne Frank Stichting 2002, p. 21. 104 Rechtspraak in Nederland 2001, Voorburg /Heerlen: cbs, 2003, p. 82. 105 De aantallen bij ‘Onbekend’ in de diverse tabellen wordt veroorzaakt door niet aangeleverde gegevens. 106 Hierbij zijn de discriminatiefeiten met betrekking tot artikel 429quater buiten beschouwing gebleven. 107 Zie hoofdstuk 2. 108 Bijvoorbeeld op internet. Zie Jaarverslag MDI, 2003, p. 9. 109 Zie ook tabel 4.9. 110 Peter R. Rodrigues en Kessella Mekonnen, Afhandeling van discriminatiezaken in 2003 bij het politiekorps Amsterdam-Amstelland, Anne Frank Stichting: Amsterdam, september 2004. 111 De Telegraaf 9 oktober 2003. 112 Bij onderscheid naar nationaliteit zelfs de enige optie. Zie cgb 2004-56. 113 Kerncijfers 2003, Klachten en meldingen over ongelijke behandeling, Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten, Amsterdam: 2004, p. 23 114 Zie Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, opsporing en vervolging in 2002, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002, p. 27. 115 Kamerstukken II 2003/04/, 29 200 vi, nr. 169, p. 4. 116 Cijfers in beeld: discriminatiecijfers 2003, juli 2003, p. 6. 117 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, vijfde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002, p. 103-105. 118 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.4. 119 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.4. 120 Zie hierover verder het hoofdstuk Antisemitisme, paragraaf 6.8.
[ 179 ]
121 A.J. Molhoek, Gewijzigde anti-discriminatie bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, LBR-Bulletin 1992, nr. 1, p. 5. 122 Kerncijfers 2003, Klachten en meldingen over ongelijke behandeling, Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten, Amsterdam: 2004, p. 41-42. 123 Art. 1 ivur. 124 hr 9 januari 2001, NJCM-Bulletin 2001, p. 741-753 m.n. Loof. 125 Hof Den Haag 18 november 2002, NJCM-Bulletin 2003, p. 461-470 m.n. De Blois. 126 Het betreft een cumulatie van de categorieën Surinamers, Turken, Antisemitisme, Zwarten en Meerdere gronden. 127 Zie hierover ook hoofdstuk 2, paragraaf 2.5. 128 Zie ook H. Eitjes, Onderzoek naar verloop en registratie discriminatieklachten in Haaglanden, Den Haag: Pro Zorg, mei 2002. 129 Kamerstukken I 2002/03, 27 792, nr. 264a. Hoofdstuk 5 Achterstelling van Roma en Sinti 130 Deze aandacht wordt eveneens vanuit de Europese Unie gekoesterd voor de ongeveer 8-12 miljoen Roma en Sinti die in Europa wonen en waarvan de maatschappelijke en sociale positie vaak deplorabel te noemen is. 131 Peter R. Rodrigues en Maaike Matelski, Monitor racisme en extreem-rechts, Roma en Sinti. Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2004. 132 Per 1 september 2002 is het Landelijk Bureau Discriminatiezaken van de Politie (lbd) van start gegaan, maar deze beschikt nog niet over landelijke cijfers. 133 cgb 2003-105. 134 M.A.J. Leenders, ‘Procesrecht en handhaving van de awgb’, in: Gelijke behandeling: oordelen en commentaar 1999, T. Loenen (red.), Deventer: Kluwer 2000, p. 69. 135 K. Sikkema, Sinti en Roma in Nederland, Een onderzoek naar de algemene levensomstandigheden, gezondheidssituatie en toegang tot de gezondheidszorg van de Sinti en Roma in Nederland. Amsterdam, Dokters van de Wereld februari 2004, p. 10. 136 Zie ook de kamervragen Aanhangsel Handelingen II 2002/03, nr. 32 en nr. 199. 137 anp 20 juli 2002.
[ 180 ]
138 Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts; vierde rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2001, p. 118-120. 139 HP/De Tijd 11 juli 1997 (‘Weert op wielen’). 140 Noord-Hollands Dagblad 20 november 2003. 141 Richtlijn 2000/43/eg, PbEG 2000, L 180/22. 142 Art. 3 sub h Rasrichtlijn. 143 Zie ook Report on the situation of fundamental rights in the European union in 2003, January 2004, p. 105. 144 cgb 2003-105. 145 Zie cgb 2001-99. 146 Zie ook de noot van Rodrigues bij dit oordeel in NJCM-Bulletin 2004, p. 211-223. 147 Aanhangsel Handelingen II 2002/03, nr. 1614. 148 A. Cox, ‘De glazen bol is leeg!’, TOON 2003, nr. 8 (www.toon.nl). 149 Bijvoorbeeld in de Amsterdamse Bijlmermeer. Zie Het Parool 29 november 2002 en Vrij Nederland 12 december 2002. 150 K. Sikkema, Sinti en Roma in Nederland, Een onderzoek naar de algemene levensomstandigheden, gezondheidssituatie en toegang tot de gezondheidszorg van de Sinti en Roma in Nederland, Amsterdam: Dokters van de Wereld februari 2004, p. 11. 151 M. Beijering, ‘Stichting Romene Sinti’, in: De grote kleine-kansen atlas, P. Voogd (red.), Den Haag: Landelijk Centrum Opbouwwerk 2003, p. 95. 152 cgb 1999-65. 153 P.R. Rodrigues, Anders niets? Discriminatie naar ras en nationaliteit bij consumententransacties, Lelystad: Koninklijke Vermande 1997, p. 154. 154 De Telegraaf en Het Financiële Dagblad van 23 oktober 2003. 155 P.R. Rodrigues, Anders niets? Discriminatie naar ras en nationaliteit bij consumententransacties, Lelystad: Koninklijke Vermande 1997, p. 29 en zie cgb 2004-15. 156 Artikel 2 lid 1 awgb. 157 J. Overbekking & C. van der Steen, ‘Woonwagenbewoners, Sinti en Roma: ontwikkeling en perspectieven’, Scoop 2002, afl. 2, p. 13. 158 Zie onder meer Recommendation Rec(2001)17 van de Raad van Europa (27 november 2001) en Decicision 566 van de ovce (27 november 2003).
[ 181 ]
159 Zie ook de aandacht voor Roma in verband met de uitbreiding van de Europese Unie, Kamerstukken II 2002/03, 23 987, nr. 29. 160 NRC Handelsblad 10 juli 2002. 161 Rb Den Haag 28 augustus 2003, ljn-nummer ai 1543. 162 NRC Handelsblad 24 september 2003. 163 anp15 mei 2003. 164 NRC Handelsblad 14 januari 2004 en zie www.om.nl/info/nieuws. php?p=pg&id=2232 (14-06-2004). Hoofdstuk 6 Patronen van antisemitisme 165 Zie http://www.lvadb.nl/index2.html ; zie voor de jaarrapportage over 2003 http://www.lvadb.nl/kerncijfers2003.pdf 166 Zie http://www.meldpunt.nl/ ; zie voor de jaarrapportage over 2003 http:// www.meldpunt.nl/dl/mdi-jaarverslag-2003.pdf 167 Zie http://www.cidi.nl ; zie onder ‘antisemitisme’ voor de jaarrapportage over 2003 en het eerste kwartaal van 2004. 168 Bron http://www.lvadb.nl/kerncijfers2003.pdf 169 Zie http://www.meldpunt.nl/dl/mdi-jaarverslag-2003.pdf 170 Zie www.cidi.nl onder ‘antisemitisme’ 171 Zie http://www.stormfront.org/forum/showthread.php?t=99095 172 Bijvoorbeeld: ‘Ik snap dus (...) niet dat een Cohen zo slecht dat A’dam regeert, waar het anti-semitisme je om de oren vliegt. Waarschijnlijk te veel foute gassen ingeademd in zijn jeugd, toen had je ook al behoorlijke luchtvervuiling. Of mag zo’n grapje ook al weer niet van de cidi?’ Een ander voorbeeld: ‘De holocaust-religie heeft overal haar tempels opgericht en richt voortdurend nieuwe tempels op in landen, die nog ‘onwetend’ zijn. (…) Een van de belangsrijkste ‘heiligdommen’ is natuurlijk het Anne Frankhuis, alwaar miljoenen per jaar op ‘pelgrimage’ komen. Dit huis dat er voor zorgt dat we geen weerbaar nationalisme of op zijn minst vaderlandsliefde mogen koesteren (…)’ 173 Israël Aktueel, september 2004. 174 Israël Aktueel, september 2004. 175 Israël Aktueel, september 2004. 176 Zie http://www.polinco.net/forum/showthread.p?t=1480&page=1&pp=10 177 Zie http://www.polinco.net/forum/showthread.php?s=3f990e256bd1fda8 ad0c8400e8ee12cb&t=1480&page=2&pp=10
[ 182 ]
178 Zie http://www.ael-nl.org/live/index.php/visie_van_de_ael 179 Zie Jaarverslag 2003, aivd, paragraaf 3.2.1. http://www.minbzk.nl/contents/ pages/8632/Biza-JV2003.pdf 180 NRC Handelsblad 1 maart 2003. 181 Aanhangsel Handelingen II 2002/03, nr. 1316. 182 Aanhangsel Handelingen II 2003/04, nr. 3293. 183 Jaaroverzicht antisemitisme in Nederland 2003 en overzicht 1 januari-5 mei 2004, cidi, zie www.cidi.nl . Zie: 27 maart 2004. 184 Jaaroverzicht antisemitisme in Nederland 2003 en overzicht 1 januari-5 mei 2004, cidi, zie www.cidi.nl . Zie: 29 april – media. 185 In het Jaarverslag 2003 van de aivd valt te lezen dat de aivd de risico’s van de ael voor de Nederlandse democratische rechtsorde onderzoekt en dat de bevindingen in 2004 zullen worden meegedeeld in een brief aan de Tweede Kamer. Zie Jaarverslag 2003, aivd, paragraaf 3.2.1. http://www.minbzk.nl/contents/pages/8632/Biza-JV2003.pdf 186 Zie voor het gehele rapport http://www.amsterdam.nl/contents/pages/00005258/eindrapportprojectwoiiinperspectief.pdf 187 Zie http://www.meldpunt.nl/dl/mdi-jaarverslag-2002.pdf 188 Zie voor een overzicht van historisch revisionisme Deborah Lipstadt, Denying the Holocaust; the growing assault on truth and memory, New York: The Free Press 1993. 189 Zie Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog: fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990, Amsterdam: Bert Bakker 1991. 190 Zie Jaap van Donselaar, ‘In de schaduw van een fout verleden: historisch revisionisme in Nederland’. in: Georgi Verbeeck (red.), De verdwenen gaskamers: de ontkenning van de holocaust, Leuven, Amersfoort: Acco, 1997. 191 nacr-brochure Het lot van de Joden en het Derde Rijk, geciteerd in Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog: fascistische en racistische organisaties in Nederland 19501990, Amsterdam: Bert Bakker 1991, p. 102. 192 Zie Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog, fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990, Amsterdam: Bert Bakker 1991, p. 221-222. 193 Zie Bart Brinckman, ‘Leven als God in Frankrijk; het stamland van de holocaust-ontkenning’. in: Georgi Verbeeck (red.) De verdwenen gaskamers: de ontkenning van de holocaust. Leuven, Amersfoort: Acco, 1997. 194 Zie voor vho ook Brinckman, Bart & Bruno De Wever, ‘De stille kracht van een ideologische dwaling: negationisme in Vlaanderen en Wallonië’. in: Georgi Verbeeck (red.), De verdwenen gaskamers: de ontkenning van de holocaust.
[ 183 ]
Leuven, Amersfoort: Acco, 1997. 195 De chemicus Rudolf zou aan de hand van onderzoek naar cyanideresten in Auschwitz hebben bewezen dat massavergassingen met blauwzuur niet hebben plaatsgehad. 196 Zie http://www.vho.org/ 197 http://vho.org/NL/b/hlr1/ 198 Zie biografische schetsen op http://www.adl.org/issue_holocaust/leuchter1993.asp en http://lexikon.idgr.de/l/l_e/leuchter-fred/leuchter-fred.php 199 Zie www.dutchpal.com 200 Zie www.dutchpal.com 201 Zie http://www.meldpunt.nl/dl/mdi-jaarverslag-2002.pdf 202 Zie http://www.meldpunt.nl/dl/mdi-jaarverslag-2003.pdf 203 Zie http://www.niod.nl 204 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, De Dagboeken van Anne Frank, ingeleid door David Barnouw, Harry Paape en Gerold van der Stroom; met de samenvatting van het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium, opgesteld door Ir. H.J.J. Hardy; tekstverzorging door David Barnouw en Gerold van der Stroom, Amsterdam: Bert Bakker, 2001, p. 191-196. 205 Zie www.cidi.nl 206 Zie http://www.civ-voetbal.com/jv-0203/documenten/jaarverslag%2020022003.PDF 207 Zie http://www.minbzk.nl/contents/pages/10044/voetbalvandalisme.pdf Kamerstukken II 2004/05, 25 232, nr. 40. 208 Algemeen Dagblad 6 oktober 2004. 209 Zie ook hoofdstuk 4, paragraaf 4.7. 210 Peter R. Rodrigues en Kessella Mekonnen, Afhandeling van discriminatiezaken in 2003 bij het politiekorps Amsterdam-Amstelland, Anne Frank Stichting: Amsterdam, september 2004, p. 8. 211 Zie ook Jaap van Donselaar & Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem rechts, opsporing en vervolging in 2002, Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden 2002, p. 29. 212 Hiervoor is steun te vinden in hr 27 oktober 1987, Nederlandse Jurisprudentie 1988, 538. 213 LBR-Bulletin 1992, nr. 6, p. 19-14 m.n. Tazelaar, NJCM-Bulletin 1993, nr. 3, p. 303-312 m.n. Van der Neut, Migrantenrecht 1993, 13, p. 13-16 m.n. Rodrigues. 214 LBR-Bulletin 1994, nr. 4, p. 22-24 m.n. Rodrigues.
[ 184 ]
215 Zie ook Jaap van Donselaar, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West Europa, Amsterdam: Babylon De Geus 1995, p. 152 e.v. 216 Belgisch Staatsblad 30 maart 1995, 7996. 217 Zie LBR-Bulletin 1995, nr. 3, p. 20 m.n. Van der Neut. 218 LBR-Bulletin 1998, nr. 2, p. 24-26 m.n. Rodrigues. 219 Zie http://vho.org/NL/b/hlr1/ (27-10-2004).
[ 185 ]
M O N I T O R R A C I S M E & E X T R E E M R E C H T S
M O N I T O R R A C I S M E & E X T R E E M R E C H T S J A A P VA N D O N S E L A A R | P E T E R R . R O D R I G U E S
ZESDE R APPORTAGE
Z E S D E R A P P O RTAG E A N N E F R A N K S T I C H T I N G | O N D E R Z O E K E N D O C U M E N T A T I E U N I V E R S I T E I T L E I D E N | D E P A R T E M E N T B E S T U U R S K U N D E