31
32
1
2
4 Schat
ja / nee
3 gram links en 9 + 1 gram rechts
1 punt / 0 punten
nee
Alle gewichten van 1 t/m 13 gram.
ja
17 gram Alle gewichten van 1 t/m 40 gram nee 2 ⋅ 91 = 182 cm
2
nee
?
-------------------------------ja
-------------------------------? (20 meter)
nee Ja, ongeveer € 20,2
Ja, gemakkelijk! 17 ⋅ 0,02 = 0,34 km
ja
30 45
60
15
45 30
10
€ 22,65 nee
15 10
nee
240
60
ja 120 Ik schat de groepjes: 240 + 120 + 2 ⋅ (10+15+30+45+60) = 680 vierkantjes
3
4
29
30
Minder Omdat 9,65 minder is dan 10 en 89,3 minder is dan 100. 64 km
112 km
Precies: 861,745
20 nee
925,64
ja
1,0856
ja
10016,57
nee
990,59
80
31
128
16 ⋅ x kilometer
50 km
Ik meet 48 mm; dus 48 km.
30
Moeilijk te, schatten: 100 km ? Minder. Anneke heeft maar drie cijfers boven de 7 en een heleboel cijfers ver onder de 7.
45
62,5
6
A
1,2 ⋅ x euro meer
Alle cijfers opgeteld: 74. Delen door 12 geeft 65 of 6,17.
10 a 15 % 587,1 liter
150 m
3
B
Precies: 3 7 ⋅ 20 ⋅ 6,45 ⋅ 3,10300 ⋅ 160 = 143,964 m
120 : 16 ⋅ 1,2 = 9 euro 76,6 : 5,871 ≈ 13 % 12,60 : 1,2 = 10,5 liter benzine
50.000 tegels Precies: 300 ⋅ 160 = 48.000
In groep A zitten ongeveer 30 puntjes. In groep B zitten ongeveer 10 puntjes. Er zijn 6 groepen A en 6 groepen B. 6 ⋅ 30 + 6 ⋅ 10 = 240 puntjes
10,5 ⋅ 16 = 168 km
176,5 : 5,871 ≈ 30 % Er gaan 5 koppen koffie in 1 liter. Dus 5 ⋅ 176,5 = 883 koppen. Dat is 883 : 365 ≈ 2,5 kop per dag.
27
28
Ruim 100 emmers ? (vijf) badkuipen ? (10 a 20 keer) douchen
5
Bankpapier
aankoop
verkoop
amerikaanse dollar australische dollar canadese dollar engelse pond japanse yen nieuwzeelandse dollar zweedse kroon zwitserse franc
0,9404 0,5642 0,6290 1,5004 0,0080 0,5361 0,1118 0,6820
0,9219 0,5370 0,5987 1,4672 0,0076 0,4863 0,1064 0,6752
6
3
1 m is ongeveer 125 emmers. 3 1 m is ongeveer 5 badkuipen. 3 1 m is ongeveer 16 douchebeurten.
600 ⋅ 0,6820 = 409,20 euro
Ja: 3 ⋅ 0,6820 is ongeveer 2. Zeg dat je 1 tel doet per seconde. Dan heb je 1.000.000 seconden nodig. Dat is 278 uur, dus ongeveer 12 dagen. dat is ongeveer
10
dat is ongeveer
1
euro.
dat is ongeveer
1,3
euro.
1,8
euro.
dat is ongeveer dat is ongeveer
24
euro.
23,8 mm (0,34 ⋅ 70 mm)
euro.
1 : 1200 15 : 25 = 3 : 5
36 m
6,5 cm 10
1 cm
20 m
24
12
€ 10,23 € 1,02
12 8
€ 24,55
13 ⋅ 0,7 = 9,1 87 ⋅ 0,7 = 60,9
20 12
55% van 70 mm is 38,5 mm
€ 1,84
28
8
12% van 70 mm is 8,4 mm
€ 1,36
130 m 1 : 2000
30
16
4
12 m 36 m
16
De blauwe vinvis, namelijk met 99,6 %
150 ⋅ 0,6752 geeft € 101,28
371 ⋅ 4 = 150 621 ⋅ 4 = 250
7
8
25
26
OMREKENEN 5% van € 475 is € 23,75 Totaal: € 475 + € 23,75 = € 498,75
20 in de lengte, 6 in de breedte en 30 in de hoogte. Dus 20 ⋅ 6 ⋅ 30 = 3600 kisten.
100% − 48% − 38,4% = 13,6% voor: tegen: geen mening:
Eén uur parkeren kost €1,50. Voor €2,-kun je dan uur en minuten parkeren.
4,6% van € 680 is € 31,28 € 680 + € 31,28 = € 711,28
44% van 425 is 187 40% van 425 is 170 16% van 425 is 68
15 km per uur is : 1 km in minuten. 24 km per uur is : km per minuut.
48% van 875 is 420 38,4% van 875 is 336 875 − 420 − 336 is 119
tegen: voor: geen mening:
100 Zwitserse franc kost 68,20 euro, dus 650 franc kost (precies) euro.
3
Eén steen is 20 ⋅ 10 ⋅ 5 = 1000 cm . 3 3 1000 stenen is 1.000.000 cm = 1000 dm 3 =1m. Het past dus precies.
VERHOUDINGEN , SCHAAL 6 : 8 = 3 : 4 = 18 : 12 : 8 : 20 = 3 :
€ 2373,75 € 2504,31 Nee, dan zou die bank erg veel rente geven. (Namelijk 16,4 %; reken maar na!)
De voegen tussen de stenen hebben ook een oppervlakte.
= :
: 40
=
:4:
=
:
: 35
Schaal 1 : 50.000 betekent: 1 cm op het kaartje = km in werkelijkheid. Als een werkelijke afstand van 7 km in een kaartje 2 cm is, is de schaal van het kaartje:
.
170
250
68
51
187
149
Ongeveer 1500 stenen. MATEN 119 336
Procenten-Test << Selectie >>
1 km =
hm =
Een reep delen met Ellen en Esther
1 km =
hm =
dam =
m
2
Jorrit en het “meer”-model
1 km 3 =
hm 3 =
dam 3=
m
3
Kasper en het “minder”-model
425
450
2
2
dam = 2
Een stuk pizza voor Femke (% raden) Eva gaat winkelen Luuk springt trampoline Youri met zijn basketbal Hester wil reclame maken Maik koopt groot, Jet koopt klein
1 ha =
are =
dam 2
m
23
24
9
55%
10
30% 160 10
46% (iets minder dan de helft)
12,50
55
7 blokjes ; 12 blokjes 30%
38%
55%
80%
27 – 12 = 15 blokjes
7 cm
3
12 cm
40
3
12
O:N=
3
1 cm
3 3
=
1 dm
1 dm
350 mm
3
801 mm
3
1
mm
=
0,001
3
m
=
1.000
cm
m =
0,5 cm
3
3
m
3
3
1,7 cm
cm
1.000
3
3
34,5 cm
? (tussen 300 m en 3 900 m )
11 : 33
=
1:3
(deel door 4)
45 : 75
=
3:5
(deel door 15)
28 : 42
=
2:3
(deel door 14)
4 : 16 : 32
=
1 : 4 : 8 (deel door 4)
8 : 16 : 32
=
1 : 2 : 4 (deel door 8)
3
1 dam = 1.000.000.000 cm
3
2:3
3
1.000.000
3
1 dam =
66
3
1.000
3
15
200
? (tussen 0,3 en 3 0,9 dam )
V: 10%
T: 30%
B: 20%
G: 40%
5 : 15 : 25 : 35 = 1 : 3 : 5 : 7
(d.d. 5)
11
12
21
2
22
2
? (van 100 m tot ... m ) 22 ⋅ 1,5 ≈ 33 euro
A16 25 12
50 ? (van 1 are tot ... are)
Zundert
18
15 ⋅ 5 ⋅ 3 = 225 klontjes 2,5 hectare = 250 are
63 5
11
Nodig is 250 ⋅ 1,25 = 312,5 kg zaaizaad. Dat kost 312,5 ⋅ 0,5 = 156,25 euro
19
Minder, namelijk 1000 : 225 ≈ 4,4 gram
e =
1,5 ⋅ p
k =
9⋅e
9,5 ⋅ 4 = 38 km
Moeilijk te schatten: 48 km ? 360 pond = 360 ⋅ 1,5 euro = 540 euro 540 euro = 540 ⋅ 9 kronen = 4860 kronen
5 28
19 10
20 13,5 27
k =
13,5 ⋅ p
54
162
b=4⋅a
1 mm is 400 m. in werkelijkheid. Zo breed is een autoweg natuurlijk niet!
De oppervlakte van het kleed is 14 ⋅ 12 2 = 168 dm . Daarvoor zijn nodig: 168 : 12 = 14 knotten katoen. Die kosten: 14 ⋅ 2,25 = 31,50 euro.
4 ⋅ 3 = 12 dozen 12 ⋅ 225 = 2700 klontjes
19
20
13
14
97
88
350
100
60:3 = 20 km 60:20 = 3 minuten
3,5 cm
2
35 ⋅ 3 = 105 minuten = 1 uur en 45 minuten
Links: 4 ⋅ 10 = 40 ; rechts: 5 ⋅ 6 = 30 Samen: 70 tegels
75 minuten 30 min. 15 min. 75 min
Zie boven: 120 bij 120 cm
0,25 uur is niet 25 minuten, maar
25 100
Kastelen konden worden veroverd. De landadel verloor haar macht. Je moet 5 keer zo veel salpeter als houtskool gebruiken en 11 keer zo veel houtskool als zwavel.
uur,
1 kwartier dus.
60 kg salpeter + 12 kg houtskool + 8 kg zwavel. Dat geeft 80 kg buskruit.
9 165 1800 : 60 = 300 meter
6 22
105
21
75
15
2 2
1 dm
2
1 dm
=
10
= =
2
100
mm
100
2
10000
cm
2
mm
Rekenmachine-Test << Selectie >> Een foutje bij de boodschappen Compost maken. Hoeveel % ? Gras in de tuin. Hoeveel % ? Stefanie op de fiets Lange-baan wedstrijd schaatsen
2
=
100
2
=
1.000.000
2
= 100.000.000
1 m 1 km
1 km
2
dm 2
m
2
dm
Verkoopketting: prijzen en winst
Japie: 30.000 , Jopie: 20.000 , Joepie: 10.000
Suzanne gaat geld wisselen
Diana op haar superbike Moeilijke formules invullen
3:2:1
220 140
300: 60 = 5 meter
1 cm
60
15
16
17
18
Niet iedereen loopt even snel. Dan weet je nog niet hoe zwaar een wandeling is. ? (tussen 40 en 90 cm) Door bijvoorbeeld 100 meter te lopen en je aantal passen te tellen. 1
? (tussen 15 en 20 cm)
2 m.
2
6 m. ?
?
5
580 = 10 ⋅ 58 , 638 = 11 ⋅ 58
12 m.
4
3
8 bij 8 m.
16 m. 6
7 m.
Door bijvoorbeeld 1 km te fietsen en te tellen hoe vaak je rond trapt.
77 550 825
910 passen
900
Het aantal keer dat ze rond trapt vermenigvuldigen met 5,15.
Ja; na 1000 keer heeft ze pas 5150 meter afgelegd.
? (tussen 40 en 50 cm)
1
5 mm 0,3 mm
? (tussen 2 en 3) 5
6 ⋅ 580 = 3480 passen korter, want 10000 : 3480 = 2,87uur en dat is minder dan 3 uur
? (tussen 1,5 en 2,5 cm) ? (ongeveer 3)
260 km
4
3
2500 – 1300 = 1200 meter
2
2,5 cm
10 bij 15 cm 6
300 m
1 hm = 10.000 cm 1 km = 1.000.000 mm 1 km = 100 dam
7 meter plus 3 dm plus 2 cm
voet Niet iedereen maakt even grote passen.
Niet iedereen is even groot. 8 km plus 8 hm plus 4 dam plus 8 m