LOON- EN ARBEIDSVOORWAARDEN 2013-2014
BEWAKING PC 317
Verantwoordelijke uitgever
EU2014.1477.317
Alain Clauwaert De Algemene Centrale Hoogstraat 26-28 1000 Brussel September 2014
WWW.ACCG.BE
WWW.ACCG.BE
Vakantie voor iedereen
www.florealgroup.be
3
LOON- EN ARBEIDSVOORWAARDEN 2013-2014
INLEIDING Deze brochure is een bundeling van de nieuwe CAO’s die op 25 februari 2014 en 1 juli 2014 werden ondertekend en ook de belangrijkste oudere CAO’s die nog steeds van toepassing zijn in de bewakingssector. Ook de nieuwe CAO’s voor de achtste activiteit, getekend op 12 december 2013, werden opgenomen. Deze brochure is bestemd voor de afgevaardigden van de sector en is geen alleenstaande sectorale informatiebron. We hebben ook een minibrochure in zakformaat uitgegeven die een beknopt overzicht geeft van de sectorale arbeidsvoorwaarden. De CAO’s die niet gewijzigd werden door de nieuwe CAO’s van 25 februari 2014 en 1 juli 2014, blijven van toepassing. De meeste van deze CAO’s zijn opgenomen in deze gids. De overige kunt u terugvinden op de website van FOD werkgelegenheid (http://www.werk.belgie. be/searchCAO.aspx?id=4708). Een kort overzicht van de meest recente verwezenlijkingen en nog lopende dossiers:
• Tweede pijler: verdubbeling van de
werkgeversbijdrage en invoering van een solidariteitsregeling (nog concreet uit te werken).
• Indexatie van de premies CIT, stand-by en hond.
• Tijdskrediet: mogelijkheid tot 1/5de vermindering vanaf 50 jaar na een beroepsloopbaan van 28 jaar.
• Beroepenclassificatie: het consultancy
bureau Optimor werkt aan een voorstel van nieuwe beroepenclassificatie. Eenmaal dat voorstel goedgekeurd is door het Paritair Comité, worden de barema’s gekoppeld aan deze nieuwe classificatie onderhandeld.
• Flexibele pool/oproeppremie/economische werkloosheid/annualisering arbeidsduur (OB): Deze dossiers zijn voortaan gekoppeld. De discussies zijn bijna rond wat de diverse vormen van flexibiliteit en beschikbaarheid van de werknemers betreft.
Ter herinnering:
• de flexibele pool is opgevat als een ploeg
van vrijwillige werknemers die op een acute vraag van de werkgever dienen te antwoorden, met het oog op het uitvoeren van een prestatie;
4
• het systeem van oproep buiten planning,
d.w.z. om een prestatie uit te voeren binnen de 48u, kan enkel op vrijwillige basis;
• hoewel het systeem van economische
werkloosheid nodig is om de seizoensgebonden fluctuaties op te vangen, kan het niet zomaar gelijkgesteld worden met een oproep zonder voorwaarden;
• de annualisering van de arbeidsduur van de operationele bedienden beantwoordt aan een vraag naar meer flexibiliteit voor de berekening van de overuren.
Wanneer er meer nieuws is over deze lopende dossiers, worden jullie uiteraard op de hoogte gesteld. Veel succes!
Kameraadschappelijk,
Klavdija Cibej Federaal secretaris
5
6
BEWAKING PC 317
INHOUDSTAFEL DE ALGEMENE CENTRALE-ABVV, WIE ZIJN WIJ? .................................................................. 9 PARITAIR COMITE 317, BEWAKING .......................................................................................... 11 PROTOCOLAKKOORD 2013-2014 ............................................................................................ 12 BEROEPENCLASSIFICATIE (LOPEND DOSSIER) ................................................................... 13 LONEN, PREMIES EN VERGOEDINGEN .................................................................................. 23 1. Lonen, premies, diverse vergoedingen en indexering ......................................................... 23 2. A.R.A.B. vergoeding ............................................................................................................. 35 2.1. Alle activiteiten behalve de achtste activiteit ................................................................. 35 2.2. Achtste activiteit ............................................................................................................ 36 3. Maaltijdcheques (waardenvervoer) ...................................................................................... 37 4. Vervoerkosten ...................................................................................................................... 38 FONDS VAN BESTAANSZEKERHEID ........................................................................................ 43 1. Statuten ................................................................................................................................ 43 2. Invoering tweede pijler ......................................................................................................... 57 3. Solidariteitsregeling tweede pijler ........................................................................................ 73 ARBEIDSDUUR ........................................................................................................................... 74 1. Alle activiteiten behalve achtste activiteit ............................................................................. 74 2. Achtste activiteit ................................................................................................................... 86 3. Contractuele uren 2014-2015 ............................................................................................ 95 VEILIGHEID ................................................................................................................................. 97 1. Algemeen ............................................................................................................................. 97 2. Light CIT ............................................................................................................................... 102
7
VORMING EN RISICOGROEPEN ............................................................................................... 104 1. Tewerkstellings- en vormingsbeleid ...................................................................................... 104 2. Theoretische en praktische cursussen voor beroepsopleiding en herscholing .................... 106 3. Verhoging opleidingsinspanningen ....................................................................................... 110 4. Risicogroepen ....................................................................................................................... 111 4.1.Vorming risicogroepen .................................................................................................... 111 4.2. Tewerkstelling risicogroepen .......................................................................................... 112 WERKKLEDIJ EN UITRUSTING ................................................................................................. 115 ARBEIDSONGESCHIKTHEID ..................................................................................................... 119 TIJDSKREDIET ............................................................................................................................ 122 STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (VROEGER BRUGPENSIOEN) ..... 124 OVERNAME PERSONEEL DOOR OVERGANG COMMERCIEEL CONTRACT ........................ 133 SYNDICALE AFVAARDIGING – SYNDICALE VORMING ........................................................... 138 MEER INFO ................................................................................................................................. 150 ADRESSEN GEWESTELIJKE AFDELINGEN ............................................................................. 151
8
9
DE ALGEMENE CENTRALE-ABVV
WIE ZIJN WIJ? 420.000 LEDEN 10.000 MILITANTEN 50 SECTOREN 16 GEWESTELIJKE AFDELINGEN De Algemene Centrale (AC) telt zo’n 420.000 leden, in 16 gewestelijke afdelingen. De AC is actief in de bouwnijverheid, de industrie, de dienstensectoren en de social profit. Zo verenigen we arbeiders en arbeidsters uit wel 50 verschillende sectoren. Andere centrales zijn BBTK (bedienden), ABVV-metaal, ACOD (openbare diensten), BTB (transport) en Voeding (voeding en horeca). Het ABVV is de optelsom van deze centrales, samen goed voor 1,6 miljoen leden.
VAKBONDSWERK De AC werd opgericht in 1909. Al meer dan 100 jaar spelen we een hoofdrol in het sociaal overleg, én in de sociale strijd. Veel is veranderd, maar fundamenteel is onze opdracht nog steeds dezelfde: de rechten van de werknemers verdedigen en verbeteren. Met 10.000 militanten en zo’n 100 vakbondssecretarissen zetten we ons daar elke dag voor in.
Onze vakbondsafgevaardigden geven het beste van zichzelf in de syndicale delegaties, in de ondernemingsraden en in de comités voor preventie en bescherming op het werk. Zij overleggen met de directie, zij informeren de collega’s, en… als het nodig is organiseren zij acties.
ONZE DIENSTVERLENING Bij onze afdelingen kun je terecht met alle vragen die van ver of nabij met je job te maken hebben. Over je loon- en arbeidsvoorwaarden natuurlijk, maar ook over zaken zoals brugpensioen, kinderbijslag, tijdkrediet, arbeidsongevallen of jaarlijkse vakantie. In grotere bedrijven zijn de vakbondsafgevaardigden hiervoor jouw contactpersoon. Een conflict met je werkgever? Je kunt op ons rekenen voor advies en ondersteuning. In het uiterste geval gaan we met je dossier naar de arbeidsrechtbank. En bij tijdelijke of volledige werkloosheid staat het ABVV voor je klaar met een professionele service.
10
11
HET PARITAIR COMITÉ 317
BEWAKING KB 23.09.2005 - BS 18.10.2005.
Het paritair comité 317 is bevoegd voor de werkgevers en voor de werknemers van de ondernemingen en afdelingen van ondernemingen die, als hoofdzakelijke of als bijkomstige activiteit, voor rekening van derden, alle soorten bewakings- en/of toezichtsdiensten uitoefenen, zowel actief als passief. Het is eveneens bevoegd ten aanzien van de nevenactiviteiten van deze ondernemingen en afdelingen van ondernemingen. Onder bewakings- en/of toezichtsdienst verstaat men het permanent, tijdelijk of occasioneel verrichten van bewakings- en/ of toezichtsprestaties, zoals preventieve, actieve prestaties, prestaties ter plaatse of op afstand, met of zonder technische middelen, met betrekking tot personen, roerende of onroerende goederen, plaatsen of evenementen.
Worden onder meer beschouwd als bewakingsof toezichtsactiviteiten: a. de activiteiten bedoeld in de reglementering over de bewakingsondernemingen; b. de monitoring, preventief toezicht en/of toezicht op afstand van personen, goederen en/of installaties, met of zonder hulp van technologische middelen. Het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtdiensten is eveneens bevoegd voor de ondernemingen die waarden of daarmee gelijkgestelde documenten vervoeren en/ of behandelen en/of begeleiden en voor de ondernemingen die bewakings- en/of toezichtdiensten verrichten voor het Belgisch leger of voor buitenlandse strijdkrachten die krachtens een wet op Belgisch grondgebied gelegerd zijn of er doorheen trekken.
12
PROTOCOLAKKOORD 2013-2014 1. SECTORALE TWEEDE PENSIOENPIJLER De bijdrage ten laste van de werkgevers voor de sectorale tweede pensioenpijler wordt verhoogd met 0,25% om te komen op 0,50% vanaf 1 januari 2014.
2. INDEXERING VAN DE PREMIES De premies CIT, stand-by en hond worden vanaf 1 januari 2014 geïndexeerd op hetzelfde tijdstip als de lonen.
geen bijkomende financiële lasten opgelegd worden door regeringsmaatregelen en dit tot 31.12.2014.
6. VERLENGING VAN DE BESTAANDE CAO’S Verlenging van alle bestaande CAO’s en actualiseren van teksten waar nodig (onder meer CAO tijdskrediet, vervoerskosten, beroepsopleiding).
7. WERKGROEPEN 3. ANCIËNNITEITSDAG Vanaf 01/01/2014 wordt 1 anciënniteitsdag toegekend aan de arbeiders met 25 jaar anciënniteit.
4. SWT Verlenging van de bestaande stelsels tot 30/06/2015 onder voorbehoud van wettelijk kader en het feit dat de werkgeversbijdrage (DECAVAA) ongewijzigd blijft.
5. TIJDSKREDIET Aanpassing van de sectorale CAO aan CAO 103. Op sectorvlak wordt de mogelijkheid voorzien om gebruik te maken van de landingsbaan op 50 jaar 1/5de loopbaanvermindering mits een beroepsloopbaan van 28 jaar en voor zover er
• Werkgroep brandwachten (G4S Fire and Safety – Z Group).
• Werkgroep verduidelijking berekening
transportvergoeding havenzone Antwerpen (woon-werk verkeer).
8. CLAUSULE SOCIALE VREDE
13
BEROEPENCLASSIFICATIE (LOPEND DOSSIER) CAO van 12.12.2013.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder “werknemer” wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: CLASSIFICATIE VAN DE ARBEIDERS Art. 2 - § 1. De arbeiders die zijn tewerkgesteld in de ondernemingen die, voor rekening van derden, bewakingsdiensten verrichten, worden onderverdeeld in 8 klassen: S = statische agent M = mobiele agent TFA = waardevervoerder BI = brigadier / instructeur MBB = brigadier - militaire basis TM = vervoerder van munitie 8A = begeleiding uitzonderlijk vervoer G = bewakingsagent – vakman
§ 2. De klasse S wordt onderverdeeld in 7 categorieën: SB = statische agent (basiscategorie) SQ = statische agent (gekwalificeerd) SE= statische agent (expert) SEL = statische agent (expert talen) SBG = statische agent (bodyguard) SMB = statische agent (militaire basis) SMBP = statische agent (portier - militaire basis) § 3. De klasse M wordt onderverdeeld in 2 categorieën: M1 = mobiele agent (patrouilleur) M2 = mobiele agent (interventie na alarm vervoer VIP) § 4. De klasse TFA wordt onderverdeeld in 2 categorieën: TR = waardevervoerder PRVA = medewerker vault/processing Art. 3 - In de klasse S wordt beschouwd als: a. Bewakingsagent SB: statische agent (basiscategorie) die tot hoofdbewakingstaak heeft: de aanwezigheid met uitvoering van taken van bewaking van personen, gebouwen, handelspanden of andere gebouwen, goederen. Deze taken zullen eventueel uitgevoerd worden met behulp van technische en/of elektronische middelen.
14
Zijn functie bevat onder andere één of meerdere van de volgende taken: 1. preventieve ronden/opdrachten; 2. het uitoefenen van controle op in- en uitgangen; 3. het openen van barelen en poorten; 4. het uitoefenen van controle en het in uniform voorkomen van diefstal in verkoopoppervlakten; 5. het beantwoorden en het registreren van telefoonoproepen; 6. het overbrengen van boodschappen; 7. het uitvoeren van gestandaardiseerde en repetitieve administratieve taken, eventueel met PC (invullen van bestaande documenten); 8. het uitvoeren van handenarbeid die samengaat met de bewakingsopdracht; 9. gebruik van één taal die een actieve kennis veronderstelt en tevens geëist wordt door de klant (cumulatieve voorwaarden). b. Bewakingsagent SQ: statische agent (gekwalificeerd) die tot hoofdtaak één of meerdere van de volgende taken heeft: 1. prestaties van categorie SB die effectief worden uitgevoerd met paard of met X-ray; 2. prestaties van categorie SB, maar waar het noodzakelijk is, voor de uitvoering ervan, op vraag van de werkgever, of voor andere redenen van interne of externe aard (bijv. het lastenboek, het wettelijk kader, ...) in het bezit te zijn van een getuigschrift van hulpbrandweerman (basisopleiding Anpi, theorie en lokaal –en openluchtpraktijk, 20 uit de modules met codes C1, C2, D11, D12, D2, D21, D22);
3. activiteiten van ‘portier’ die nodige de opleiding hebben gevolgd; 4. uitvoeren van specifieke activiteiten van luchtvaartveiligheid zoals opgelegd door Europese en internationale wetgeving: veiligheids- en toegangscontrole op en van personeel, voertuigen, passagiers, bagage en vliegtuigen. Deze taken worden uitgevoerd op manuele wijze en/of door middel van detectieapparatuur, met uitzondering van X-ray apparaten; 5. gebruik van twee talen die een actieve kennis veronderstellen en tevens geëist worden door de klant (cumulatieve voorwaarden). c. Bewakingsagent SE: statische agent (expert) die voor de uitoefening van zijn hoofdtaak de volgende specifieke bekwaamheden moet bezitten en/of opleidingen moet hebben gevolgd, en die één of meerdere van de volgende opdrachten uitvoert: 1. het actief werken met PC (andere taken dan eenvoudige en/of weerkerende administratieve taken), raadpleging, registratie en/of codering; 2. bovenop de hoofdtaak van bewaking, het uitvoeren van eenvoudige coördinatieen instructietaken, op vraag van de werkgever, voor kleine groepen en onder leiding van een brigadier of instructeur; 3. het hebben van een specifieke verantwoordelijkheid op het vlak van het beheren, het toezicht houden op en het tussenkomen in geval van evacuatie bij brand, bij een ongeval en/of bij een incident of technisch risico, waarvoor het noodzakelijk is in het bezit te zijn van een opleiding/getuigschrift brandweerman (gespecialiseerde opleiding Anpi, modules en codes E1, E11, E12, F1, hetzij in totaal 3 dagen);
15
4. gebruik van drie talen die een actieve kennis veronderstellen en tevens geëist worden door de klant (cumulatieve voorwaarden). d. Bewakingsagent SEL: statische agent (expert talen - luchthavens): 1. de agent die voor de uitoefening van zijn hoofdtaak vier of meer talen moet gebruiken die een actieve kennis veronderstellen en tevens geëist worden door de klant (cumulatieve voorwaarden); 2. uitvoeren van specifieke activiteiten van luchtvaartveiligheid zoals opgelegd door Europese en internationale wetgeving:
• screening met behulp van X-ray apparaten;
• “profiling” zoals opgelegd door bepaalde luchtvaartmaatschappijen.
e. Bewakingsagent SBG: statische agent (bodyguard): Hij is belast met de fysieke bescherming van personen. Het besturen van een voertuig, het hanteren van wapens en het beheersen van verdedigings- en E.H.B.O.-technieken maken deel uit van deze functie. f. Bewakingsagent SMB: statische agent (militaire basis): De bewakingsagent die bewakingsprestaties, ter plaatse of als escorte, uitvoert op een militaire basis gevestigd op Belgisch grondgebied of die prestaties levert en speciale zendingen uitvoert bevolen door welke legermacht ook die gestationeerd is op Belgisch grondgebied. Onder “militaire basis” wordt verstaan elke bestaande of toekomstige Belgische of buitenlandse militaire basis in België. g. Bewakingsagent SMBP: statische agent (portier - militaire basis):
De bewakingsagent die bewakingsprestaties uitvoert op een militaire basis, gevestigd op Belgisch grondgebied of die prestaties levert en speciale zendingen uitvoert bevolen door welke legermacht ook die gestationeerd is op Belgisch grondgebied. Onder “militaire basis” wordt verstaan elke bestaande of toekomstige Belgische of buitenlandse militaire basis in België. Hij heeft als hoofdtaak: 1. de controle bij de in- en uitgang; 2. het ontvangen en overbrengen van telefonische oproepen; 3. het uitvoeren van eenvoudige administratieve opdrachten. Hij kan worden verzocht om ronden uit te voeren in het kader van zijn bewakingsopdracht. Art. 4 - In de klasse M wordt beschouwd als: a. Bewakingsagent M1: mobiele agent (patrouilleur): Zijn hoofdtaak bestaat uit één of meerdere van de volgende taken: 1. interne en/of externe bewakingsopdrachten, controle en tussenkomsten op diverse plaatsen en voor diverse klanten; 2. het overbrengen van allerlei vertrouwelijke en dringende documenten of informatiedragers die door de klant aan de agent worden toevertrouwd. b. Bewakingsagent M2: mobiele agent (interventie na alarm / vervoer VIP): Zijn hoofdtaak bestaat uit: 1. specifieke tussenkomsten aansluitend op oproepen van een alarmcentrale; 2. het vervoer van VIP’s (VIP chauffeur).
16
Art. 5 - De bewakingsagenten van de klasse TFA (waardevervoerders) worden onderverdeeld in 2 categorieën: a. bewakingsagenten TFA-TR: belast met volgende taken: het vervoer en/of het begeleiden, en/of het innen en/of het afleveren van waarden en/of waardevolle voorwerpen voor de rekening van derden, en/of het verlenen van bijstand aan dergelijk vervoer in de vorm van escorte of patrouille. b. bewakingsagenten TFA-PRVA: belast met de volgende taken: 1. verwerken van fondsen, het bedienen van verschillende machines, het incartoucheren en het coderen van gegevens die hierop betrekking hebben; 2. het verantwoordelijk zijn voor de supervisie van kasverrichtingen en het geheel van fondsenverwerking. Elke verworven situatie blijft van toepassing in zoverre zij niet werd gewijzigd door een specifieke overeenkomst. Een gunstiger statuut kan worden toegepast indien dat statuut minstens de bepaling van deze functieclassificatie respecteert. Art. 6 - De bewakingsagenten van de klasse BI (brigadier / instructeur) 1. Brigadier: de agent die bovenop de bewakingstaken die hij uitoefent, is aangesteld door de werkgever om de activiteiten van een ploeg te coördineren en/ of verantwoordelijk te zijn voor de planning van deze ploeg. Hij is de woordvoerder ten overstaan van de klant zonder echter de werkgever te kunnen binden. 2. Instructeur: de werkman die zich hoofdzakelijk bezig houdt met het opleiden van bewakingsagenten. 3. Hondeninstructeur: de werkman die zich hoofdzakelijk bezig houdt met de opleiding van de hond en/of agent met hond.
Art. 7 - De bewakingsagenten van de klasse MBB (brigadier - militaire basis) De bewakingsagent die bewakingsprestaties uitvoert op een militaire basis, gevestigd op Belgisch grondgebied of die prestaties levert en speciale zendingen uitvoert bevolen door welke legermacht ook die gestationeerd is op Belgisch grondgebied. Onder “militaire basis” wordt verstaan elke bestaande of toekomstige Belgische of buitenlandse militaire basis in België. Hij heeft als hoofdtaak bovenop de bewakingstaken die hij uitoefent, en hiervoor aangesteld door de werkgever, om de activiteiten van een ploeg te coördineren en/ of verantwoordelijk te zijn voor de planning van deze ploeg. Hij is de woordvoerder ten overstaan van de klant zonder echter de werkgever te kunnen binden. Art. 8 - De bewakingsagenten van klasse TM (vervoerders van munitie) De bewakingsagenten die, voor rekening van privéondernemingen, belast zijn met het begeleiden van en/of het toezicht houden op explosief materiaal bestemd voor de productie van oorlogsmunitie, jachtmunitie of munitie voor de burgerlijke bouwkunde, alsook van afgewerkte producten van dezelfde aard. Art. 9 - Bewakingsagent 8A: agent belast met het begeleiden van uitzonderlijk vervoer met het oog op de verkeersveiligheid. Art. 10 - De bewakingsagenten van klasse G (vakmannen) 1. De agenten die belast zijn met het installeren, het onderhouden en het herstellen van alarminstallaties. Elke verworven situatie blijft van toepassing in zoverre zij niet werd gewijzigd door een specifieke overeenkomst. Een gunstiger statuut kan worden toegepast indien dat statuut minstens de bepaling van deze functieclassificatie respecteert.
17
2. De bewakingsagenten die taken vervullen die niet in de classificatie van de functies kunnen worden opgenomen en die kennis van het vak vereisen. Voor deze categorie kan het minimumuurloon paritair worden onderzocht op het niveau van de onderneming. Alle bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn op de bewakingsagenten-”vaklui” van toepassing en het minimumuurloon bepaald voor functie SB wordt hun gewaarborgd. Art. 11 - Algemene bepalingen
• de klasse of de hoofdtaak belet niet het
vooropzeg zou zijn, behoudens andersluidende contractuele verbintenissen op het niveau van de onderneming, die resulteren uit het verleden;
• de ondertekenende partijen wensen te
preciseren dat de bijzondere situatie van het werken op X-ray georganiseerd en gezien wordt als ‘ploegenarbeid’;
• de prestaties van screening met behulp
van X-ray apparaten en de prestaties van “profiling” bij één en dezelfde klant blijven één en ondeelbaar;
uitvoeren van andere taken;
• de vakorganisaties krijgen de nodige
de aard van de prestatie de categorie alsmede het specifieke barema dat aan deze categorie is gekoppeld;
• met “actieve talenkennis” wordt bedoeld: elke
• binnen de klasse S en de klasse M bepaalt • binnen de klasse S is de categorie SB de basiscategorie;
• binnen de klasse S wordt het aantal types
van prestaties en dus het aantal categorieën per shift beperkt tot maximaal 3 bij één en dezelfde klant;
• de prestaties van brandweerman en
hondengeleider bij één en dezelfde klant blijven één en ondeelbaar;
• alvorens de klasse M, BI, TM of G te
bekomen, dient de werknemer/agent deze functie gedurende minimum 3 maanden uitsluitend als hoofdtaak aan 100% in contractuele uren te hebben uitgeoefend (de periodes van wettelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst en de syndicale uren worden hierbij geneutraliseerd);
• indien omwille van omstandigheden een
werknemer/agent (met uitzondering van een werknemer/agent van klasse S) van klasse verandert, en indien deze ‘herklassering’ een verlaging van het barema tot gevolg zou hebben, dient de werkgever een ‘functievooropzeg’ te respecteren die overeenkomt met wat de conventionele
middelen en faciliteiten om lastenboeken te controleren met inbegrip van de mogelijkheid tot inzage; kennis die de sectorstandaard overschrijdt. Ingeval van betwisting geldt deze sectorstandaard als referentie ongeacht de bepalingen van het lastenboek;
• de invoering van deze functieclassificatie
mag geen invloed hebben op de bestaande arbeidsorganisatie;
• de invoering van deze functieclassificatie kan geen afbreuk doen aan bestaande voordeliger situaties.
HOOFDSTUK III: CLASSIFICATIE VAN DE BEDIENDEN Afdeling 1. Administratieve bedienden Art. 12 - De functies van de administratieve bedienden worden in vier categorieën ingedeeld die door de hieronder volgende algemene maatstaven worden bepaald: Eerste categorie Bepaling: bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door de juiste uitvoering van een eenvoudig bijkomstig werk.
18
Voorbeelden:
• bediende voor de post (openmaken,
oppervlakkig sorteren, onder omslag steken);
• bediende aan adresseermachines
(stempelen en drukken van adresplaatjes) en/of polykopiëermachines (steller van offsetmachines uitgezonderd);
• bediende voor klasseerwerk; • blauwdrukker; • uitraper van ponskaarten (bediende die
steekkaarten uitzoekt zonder behulp van enigerlei machine);
• bediende zonder ervaring, die begint
te werken op verschillende kantoor- en meccanografische machines;
• beginneling aan rekenmachines; • beginneling aan mechanisch werk; • typist-kopiist; • bediende-schrijver die hoofdzakelijk
eenvoudig schrijf- en cijferwerk verricht, opsommingen registreert, staten opmaakt of elementair werk van gelijk niveau uitvoert, zonder interpretatie;
• doortekenaar: tekent schetsen en
detailplannen na zonder interpretatie; moet bekwaam zijn om behoorlijk leesbare letters en cijfers te vormen.
Tweede categorie Bepaling: bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door: 1. het uitvoeren van eenvoudig en weinig afwisselend werk dat, wegens een rechtstreeks en bestendig toezicht, slechts beperkte verantwoordelijkheid meebrengt; 2. een korte leertijd, voldoende om de vereiste vaardigheid in een bepaald werk te verwerven.
Voorbeelden:
• ponser, verificateur, hulpoperator op statistiekmachines;
• bediende bedreven in het werk op rekenmachines;
• bediende in het magazijn; • bediende bij de goederenreceptie; • stockbediende (magazijnen, opslagplaatsen, reserves), administratief werk van de magazijnen of afgewerkte producten, zonder toewijzing inzake boekhouding;
• ervaren typist; • stenotypist bij aanvang van de functie; • klerk-schrijver belast met eenvoudig
schrijf- of rekenwerk, het registreren van opsommingen, het opmaken van staten of ander bijkomstig werk van gelijk niveau, dat enige oordeelkunde vereist en onder rechtstreekse controle wordt uitgevoerd;
• telefonist aangesteld in een dienst met volledige dienstbetrekking;
• hulpbediende voor de lonen (onder controle); • bediende voor de boekhouding (registreren van gegevens voor de boekhouding, zonder de toewijzing te bepalen);
• bediende-facturist: bediende die
gewone facturen opmaakt doch geen verantwoordelijkheid draagt voor speciale clausules;
• bediende die een kleine hulpkas houdt
waaruit geringe betalingen worden gedaan;
• hulptekenaar: helpt de tekenaar van hogere rangen in schrijfwerk of in de wijziging van doortekenwerk of naamlijsten.
Derde categorie Bepaling: bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door het zelfstandig uitvoeren
19
van afwisselend werk, dat gewoonlijk initiatief en redenering vereist en bovendien verantwoordelijkheid voor de uitvoering vergt. Voorbeelden:
• operator aan “Personal Computer” en computerterminal;
• bediende verantwoordelijk voor magazijn, voorraden, reserves en opslagplaatsen;
• ervaren stenotypist; • ervaren secretaris die 80 tot 100 woorden/ minuut kan opnemen, tegen 40 woorden/ minuut kan typen en keurig werk aflevert;
• bediende belast met het berekenen van lonen en/of wedden;
• hulpboekhouder die tot taak heeft, aan
de hand van basisbescheiden, een gedeelte van de boekhouding of van de gewone schrifturen samen te stellen dat niettemin een homogeen geheel vormt, tot voorbereiding van de centralisatie, om het even of dit werk wordt gedaan met de hand of met de machine;
• facturist belast met het opmaken van omslachtige facturen;
• bediende aan de thesaurie; • vertaler van gewone teksten die twee talen machtig is;
• kassier die werkt onder leiding van een hoofdkassier of van een chef.
Voorbeelden:
• directiesecretaris; • bediende die de verantwoordelijkheid draagt voor het toepassen van alle regelingen op gebied van lonen en/of van sociale aard;
• boekhouder, het is te zeggen bediende
die tot taak heeft alle verrichtingen volgens de boekhouding vast te leggen, samen te brengen en te ordenen om er de algemene balansen van op te maken, welke de voorzieningen, de balans en de resultaatrekeningen voorafgaan;
• bediende die de verantwoordelijkheid
draagt voor de kwaliteit van de inkomende goederen en moet toezien dat deze conform zijn aan de vereisten van de orderbons en de bestekken;
• hoofdkassier; • technische vertaler; • toldeclarant; • uitvoeringstekenaar: tekent, met behulp van voorgaande werkstukken, een geheel of onderdelen van apparaten met wijzigingen welke hem nauwkeurig worden uitgelegd door een chef of een tekenaar van hogere rang; tekent losstaande onderdelen zonder behulp van een werkstuk, past behoorlijk de normen, spelingen en voor de aanmaak toelaatbare afwijkingen toe; maakt op grond van de uitvoeringstekening de gewichtsbestekken voor een apparaat op;
• vertegenwoordiger-verkoper.
Vierde categorie Bepaling:
Afdeling 2. Operationele bedienden
bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door:
Art. 13 - De functies van de operationele bedienden zijn:
1. een korte tijd om zich in te werken;
1. Agent Receptionist/Telefonist (barema OP1b)
2. meer afwisselend zelfstandig werk waarvoor een meer dan gemiddelde vakbekwaamheid en bovendien initiatief en verantwoordelijkheidsbesef zijn vereist.
Taakomschrijving: de agent die, intern of extern, met uitsluiting van elke bewakings- en beveiligingstaak,
20
een of meerdere van de volgende taken uitvoert:
• behandeling van de in- en uitgaande
telefoongesprekken/semafoonoproepen;
• sortering van interne en externe post; • verzending van interne post; • aanvullen van het onthaalbord; • beheer van de sleutels van de vergaderzalen;
• de persoon die bezoek krijgt waarschuwen;
• boodschappen aannemen voor de afwezigen;
• personen in het gebouw oproepen via de microfoon;
• werken op pc. 2. Inspecteurs Planninginspecteur (barema OP3) Taakomschrijving:
• zorgt voor de voorbereiding, de uitwerking en de verzending van de planning van de agenten naar de klanten;
• organiseert de vervanging van de agenten ingeval van ziekte, arbeidsongeval, klein verlet, verlof of andere;
• oefent een eerste controle uit op de planning;
• dagelijkse controle op de gewerkte uren van de agenten en vergelijking met de wettelijke voorschriften, in de ruimste zin van het woord, wat de tijd en de duur van de tewerkstelling betreft; de tekortkomingen doorgeven aan het management;
• maandelijks het aantal agenten
controleren in functie van het beschikbare werk;
• kan uit hoofde van zijn functie uitzonderlijk moeten inspringen voor het uitvoeren van bewakingstaken.
Inspecteur Supervisor (barema OP3) Taakomschrijving:
• geeft operationele steun aan de agent;
controleert of de agent de werkinstructies kent en toepast;
• spoort de individuele opleidingsnoden van de agent op en meldt die aan het management;
• voert werkingsgesprekken met de agent en evalueert diens prestaties;
• behandelt de klachten van de agenten; • evalueert, met de klant, de kwaliteit van de geleverde diensten;
• logistiek beheer en kledingfonds; • is tussenpersoon tussen de agent, de klant en het management;
• kan, uit hoofde van zijn functie,
uitzonderlijk moeten inspringen voor het uitvoeren van bewakingstaken.
3. Adjunct-inspecteur (barema OP2) Taakomschrijving: assisteert de planninginspecteur en/of de inspecteur supervisor bij een deel van zijn (hun) taken. 4. Hoofdinspecteur (OP4) Taakomschrijving: coördinatie en supervisie van de inspectiedienst. 5. Codeerder (barema OP1b) Agent die uitsluitend bankdocumenten codeert (o.a. cheques). 6. Dispatcher et/of radio-operator (barema OP3)
21
De werknemer wiens voornaamste taak het is te functioneren in de dispatching(s), intern en/of extern (indien meer dan vijf werknemers) aan de ondernemingen. Onder “dispatcher” verstaat men de werknemer die, met uitsluiting van enige taak van bewaking en beveiliging:
• permanent contact onderhoudt met de
bewakingsagenten via de radio en/of de telefoon;
• de problemen die door de klanten gemeld worden ontvangt en er de gepaste oplossingen voor aanbrengt;
• voorziet in de vervanging van eventueel afwezige bewakers.
7. Verantwoordelijke kluis (barema OP3) Taakomschrijving: de agent die volgende taken uitoefent:
• supervisie en organisatie van het werk van de bedienden van de kofferzaal;
• beheer van inkomende en uitgaande waarden;
• voorbereiding van de documenten (order-/
9. Alarmcentrale (barema OP3) De agent die in een onderneming permanent taken uitvoert van controle, toezicht, ontvangst, overzending en behandeling van buiten komende alarmsignalen.
Afdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen Art. 14 - § 1. Deze classificatie in categorieën heeft tot doel aan de bedrijven een richtlijn te geven om de toepassing te vergemakkelijken van de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde loonminima. De functies of werkzaamheden die in elke categorie zijn aangegeven, gelden als voorbeelden. De niet genoemde functies of werkzaamheden worden naar analogie met de aangehaalde voorbeelden ingedeeld. § 2. Mededeling van de classificatie. a. De werkgevers stellen de bedienden, waarop de loonschalen van toepassing zijn, in kennis van de categorie waarin zij zijn ingedeeld. Deze mededeling wordt gedaan bij indienstneming of op het tijdstip waarop de classificatie een wijziging ondergaat.
leverbons) voor de intercity’s;
In ieder geval wordt de classificatie op de loonfiche vermeld.
regionaal vlak (ronde);
b. Indien een nieuwe functie in de onderneming wordt ingevoerd dient de informatie meegedeeld te worden aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, aan de vakbondsafvaardiging.
• voorbereiding van de waarden op • voorbereiding van de routebladen. 8. Retailagent (barema OP1a) De bediende die tegelijkertijd volgende functies waarneemt:
• diensten in burger; • toezicht en detectie van vergrijpen begaan in handelsondernemingen;
• aanhouding van overtreders, gepaard gaand met ondervragingen en het opstellen van een proces-verbaal van verhoor / verslag van verhoor.
§ 3. Kennis en gebruik van verschillende talen. De bij deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde minima moeten worden beschouwd als geldende voor het gebruik van één enkele taal. Wanneer voor het uitoefenen van een functie de kennis of het gebruik van meer dan een taal wordt vereist, dan is dit op zichzelf geen reden om naar een hogere categorie op te schuiven
22
wanneer de aard van de functie er niet door verandert; wel past het er mede rekening te houden bij het vaststellen van het loon.
Afdeling 4. Herziening van de classificatie Art. 15 - Zoals overeengekomen in het protocolakkoord 2011-2012, verbinden de sociale partners zich ertoe om vlug mogelijk een oefening te starten om, na een wetenschappelijke studie hieromtrent, te komen tot een nieuwe classificatie die als doel heeft om de functies van de agent te herwaarderen, om deze functies te heroriënteren en om een meerwaarde voor de gehele sector te realiseren. Met deze doelstelling zullen de sociale partners er nauwgezet op toezien dat via een duidelijk bestek voor deze oefening, een kader, de duur, de objectieven en de financiële impact worden vastgelegd.
HOOFDSTUK IV: ALGEMEENHEDEN Art. 16 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen. Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardetransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair
Comité voor de bewakingsdiensten blijven behouden.
HOOFDSTUK V: SLOTBEPALINGEN Art. 17 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2011 (KB 21 december 2012 - MB 30 januari 2013) (106645/CO/317) aangaande de beroepenclassificatie. § 4. Vanaf 1 juli 2014 kan zij worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten.
23
LONEN, PREMIES EN VERGOEDINGEN
1. LONEN, PREMIES, DIVERSE VERGOEDINGEN EN INDEXERING CAO van 25.02.2014.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: ARBEIDERS Afdeling 1. Lonen Art. 2 - § 1. Voor de arbeiders bedoeld in de artikelen 2 tot en met 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2013 betreffende de beroepenclassificatie zijn de minimumuurlonen die vanaf 1 januari 2013 van toepassing zijn, voor een gemiddelde wekelijkse effectieve arbeid van 37 uur, opgenomen in bijlage 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Het aanvangsloon, dat niet van toepassing is op de militaire basissen, is vastgesteld op 95% van het loon van de categorie van de uitgeoefende functie en dit voor een maximumduur van 3 maanden. De aanvangslonen die vanaf 1 januari 2013 van toepassing zijn, zijn in bijlage 1 opgenomen.
§ 3. De minimumuurlonen en de werkelijke uitbetaalde lonen zijn verschuldigd voor alle aanwezigheidsuren. Art. 3 - Functie van de waardevervoerder a. Criteria voor de toekenning van de functie Als vervoerder van fondsen en/of waarden wordt aangezien iedere werknemer die een activiteit van vervoerder van fondsen en/ of waarden verricht welke 70% van het totaal van zijn werkelijke arbeidsprestaties tijdens de drie maanden die voorafgaan vertegenwoordigt. Wanneer een werknemer wordt beschouwd als vervoerder van fondsen en/of waarden, wordt met alle verrichte arbeidsprestaties, van welke aard ook, rekening gehouden bij de berekening van de overuren. Indien de vervoerder om economische redenen die worden erkend na overleg tussen de werkgever en de vakorganisaties gedurende drie maanden minder dan 50% van het totaal van zijn werkelijke arbeidsprestaties als vervoerder moet verrichten, wordt hij niet langer beschouwd als fondsenvervoerder totdat hij opnieuw voldoet aan de vereiste voorwaarden. b. Voordelen verbonden aan de functie van vervoerder van fondsen en/of waarden De toekenning van de functie van vervoerder van fondsen en/of waarden impliceert automatisch het genot van het loon, de arbeidstijdregeling en andere voordelen die verbonden zijn aan het vervoer van fondsen en/of waarden, naar verhouding van de
24
werkelijk gewerkte uren bij het vervoer van fondsen en/of waarden. De arbeidsprestaties verricht in een andere functie worden betaald volgens de bedragen die gelden voor de betrokken categorie. De niet verrichte, maar gelijkgestelde uren, alsmede de overuren, worden betaald volgens het loon van de vervoerder van fondsen en/of waarden. c. Bijzondere bepalingen In overleg met de vakbondsafvaardiging wordt de individuele toestand inzake het vervoer van fondsen en/of waarden driemaandelijks onderzocht. Iedere nieuwe werknemer die wordt tewerkgesteld in het vervoer van fondsen en/ of waarden verkrijgt de genoemde functie na een termijn van drie maanden, voor zover hij minstens 70% van het totaal van zijn werkelijke arbeidsprestaties in het vervoer van fondsen en/of waarden heeft verricht. Voor iedere praktische moeilijkheid die het gevolg is van de toepassing van deze paragraaf moet het paritair comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten een beslissing treffen.
Afdeling 2. Premies Art. 4 - § 1. Wapenpremie: De premie per uur, die wordt toegekend sinds 1 juli 1987, blijft van toepassing voor arbeidsprestaties met een wapen. Op 1 januari 2013 bedraagt de premie € 0,1877 per uur. Deze premie wordt geïndexeerd, zoals het loon. Deze premie is niet van toepassing in de militaire basissen en voor de waardevervoerders.
§ 2. Premie voor zaterdagen, zondagen en feestdagen: Aan alle categorieën van arbeiders wordt voor alle uren aanwezigheid toegekend: a. een premie voor arbeidsprestaties op zondag (van 00.00 u. tot 24.00 u.) deze is gelijk aan 20% van het loon van categorie SB; b. een premie voor arbeidsprestaties gedurende de 11 feestdagen (van 00.00 u. tot 24.00); deze is gelijk aan 30% van het loon van categorie SB. Sinds 1 januari 2008 wordt deze premie verdubbeld vanaf de 7de gepresteerde feestdag. Naast de wettelijke feestdagen:
• 1 januari: Nieuwjaar • Paasmaandag • 1 mei: Feest van de arbeid • O.L.H. Hemelvaart • Pinkstermaandag • 21 juli: Nationale feestdag • 15 augustus: O.L.V. Hemelvaart • 1 november: Allerheiligen • 11 november: Wapenstilstand • 25 december: Kerstmis
worden ook als feestdagen beschouwd de communautaire feestdagen, met name:
• 11 juli: Vlaamse gemeenschap • 27 september: Franse gemeenschap • 15 november: Duitstalige gemeenschap.
c. Sinds maart 2011, wordt een premie toegekend voor prestaties op een zaterdag (van 00u00 tot 24u00). Deze is gelijk aan 15% van het loon van categorie SB.
25
§ 3. Nachtpremie: Aan alle categorieën van arbeiders, voor alle uren aanwezigheid tussen 22.00 uur en 6.00 uur, wordt een nachtpremie toegekend die gelijk is aan 22,5% van het loon van categorie SB. De premies voor nachtarbeid en arbeidsprestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen zijn cumuleerbaar. § 4. Stand-by premie: Een premie wordt toegekend van € 5,70 per 24 uur of € 39,90 per kalenderweek aan de arbeiders die gedurende minstens 12 uren “stand-by” zijn. Een minimum van € 2,85 wordt gewaarborgd voor een “stand-by” van minder dan 12 uur. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze premie geïndexeerd, zoals het loon. Onder “stand-by” wordt verstaan, de toestand waarin de arbeider, hoewel hij volgens een voorafgaand akkoord met de werkgever niet van dienst is, oproepen moet beantwoorden om onmiddellijk alarminterventies uit te voeren Deze premie is niet van toepassing in de militaire basissen. § 5. Anciënniteit: a. Premie Sinds 1 januari 2001 wordt aan alle arbeiders een niet-recurrente anciënniteitspremie toegekend. Sinds 1 januari 2012 is deze premie gelijk aan:
• € 99,16 na 5 jaar anciënniteit; • € 198,31 na 10 jaar anciënniteit; • € 247,89 na 15 jaar anciënniteit; • € 371,87 na 20 jaar anciënniteit; • € 495,79 na 25 jaar anciënniteit; • € 619,73 na 30 jaar anciënniteit.
Voor deze premie verstaat men onder anciënniteit ofwel de contractuele anciënniteit, ofwel de conventionele anciënniteit, ofwel deze die het gevolg is van een overname van een commercieel contract, met inbegrip van de overnames van vóór 1997. b. Anciënniteitsverlof Worden toegekend:
• één betaalde recurrente
anciënniteitsverlofdag na 10 jaar anciënniteit;
• twee betaalde recurrente
anciënniteitsverlofdagen na 15 jaar anciënniteit;
• drie betaalde recurrente
anciënniteitsverlofdagen na 20 jaar anciënniteit;
• vanaf 1 januari 2014, 4 betaalde
recurrente anciëniteitsverlofdagen na 25 jaar anciënniteit.
De hierboven genoemde recurrente anciënniteitsverlofdagen zijn niet cumuleerbaar. Sinds 01/01/2012 wordt de anciënniteit berekend op het niveau van de sector, en niet meer op het niveau van de onderneming. Deze anciënniteit moet ononderbroken zijn, behalve in het geval van collectief ontslag (in dit geval zal een geïmmuniseerde periode van één jaar worden toegepast). § 6. Premie voor waardevervoer: Sinds 1 juni 2001 wordt aan alle waardevervoerders een niet-geïndexeerde premie van € 0,1000 per effectief gepresteerd uur toegekend. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze premie geïndexeerd, zoals het loon.
26
§ 7. Prestaties met hond:
§ 9. Bestaanszekerheidvergoeding:
a. Vergoeding
Sinds 1 januari 2006, genieten de arbeiders ten laste van het Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen een bestaanszekerheidsvergoeding per dag economische of technische werkloosheid met een maximum van 60 dagen gedurende de referteperiode (1 oktober tot en met 30 september).
Sinds 1 juni 2001 wordt een lijst opgesteld van de arbeiders die op vaste basis prestaties doen met eigen hond. Deze arbeiders ontvangen een niet-geïndexeerde onderhoudsvergoeding van € 99,16 per maand, en dit op permanente basis in zover zij op deze lijst blijven staan. Indien de werkgever een werknemer van deze lijst wil schrappen wegens te weinig prestaties met hond (onvoldoende vraag vanwege de klant), dan moet dit gebeuren mits een opzeg van 3 maanden, vanaf de 1e dag van de maand volgende op de maand tijdens dewelke de opzeg werd gedaan. Tijdens deze opzegperiode blijft de werkgever de onderhoudsvergoeding van € 99,16 per maand verder betalen, en dit ongeacht het feit of al dan niet prestaties met hond worden uitgevoerd. De arbeiders die op occasionele basis met eigen hond werken, ontvangen een onderhoudsvergoeding van € 99,16 per maand op voorwaarde dat zij in de betrokken maand minstens 1 prestatie met eigen hond verrichten. b. Premie Sinds 1 juni 2001 wordt voor elk uur effectieve prestatie met hond (eigen hond of van de onderneming) een premie van € 0,2500 toegekend. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze premie geïndexeerd, zoals het loon. § 8. Syndicale premie: Het bedrag van de syndicale premie bedraagt € 135. De referteperiode loopt van oktober tot september.
Sinds 1 oktober 2011 werd deze vergoeding gebracht op € 11,25 per dag. Voordeliger bedragen voortvloeiende uit bestaande akkoorden op ondernemingsvlak blijven ongewijzigd.
Afdeling 3. Varia Art. 5 - § 1. De loonfiches zullen duidelijk alle elementen die deel uitmaken van het loon bevatten. § 2. Vanaf 1 juli 2003, is een systeem van gegeneraliseerde vijfdagenweek op basis van de RSZ-reglementering voor de waardevervoerders ingevoerd. § 3. a. Voor de arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn, wordt de feestdag uitbetaald naar rato van 7,4 uur aan een gemiddeld loon. Voor de deeltijdse arbeiders gebeurt de uitbetaling naar rato van hun arbeidsregeling. b. De deelname aan de vergaderingen, hetzij van de ondernemingsraad, hetzij van het comité voor preventie en bescherming op het werk, hetzij van de vakbondsafvaardiging wordt uitbetaald in functie van de aanwezigheidsduur; c. Voor de arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn, wordt het anciënniteitsverlof uitbetaald ten belope van 6,17 uur aan een gemiddeld loon. Voor de deeltijdse arbeiders gebeurt de uitbetaling naar rato van hun arbeidsregeling;
27
d. Voor de arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn, wordt het kort verzuim uitbetaald ten belope van 6,17 uur aan een gemiddeld loon. Voor de deeltijdse arbeiders gebeurt de uitbetaling naar rato van hun arbeidsregeling. Onder gemiddeld loon wordt verstaan het loon zoals omschreven in de cao over de arbeidsduur en de humanisering van de arbeid. Punten c en d zijn niet van toepassing op de waardevervoerders.
HOOFDSTUK III: BEDIENDEN Afdeling 1. Loonschalen Art. 6 - § 1. De minimummaandlonen van de categorieën zoals bepaald in artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2013 betreffende de beroepenclassificatie, die op de administratieve bedienden vanaf 1 januari 2013 van toepassing zijn, zijn in bijlage 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen. Elke categorie wordt onderverdeeld in 2 subcategorieën in functie van het type van activiteit:
• voor de activiteiten andere dan
waardenvervoer: de subcategorie STAT moet worden toegepast;
• voor de activiteiten van waardenvervoer
wordt de subcategorie TF/WT toegepast.
§ 2. De minimummaandlonen per categorie zoals bepaald in artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2013 betreffende de beroepenclassificatie, die op de operationele bedienden vanaf 1 januari 2013 van toepassing zijn, zijn in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen. Elke categorie wordt onderverdeeld in 2 subcategorieën in functie van het type van activiteit:
• voor de activiteiten andere dan
waardevervoer moet de subcategorie STAT worden toegepast;
• voor de activiteiten van waardenvervoer moet de subcategorie TF/WT worden toegepast.
§ 3. Loonschalen voor de vertegenwoordigers - verkopers
• De vertegenwoordigers-verkopers zonder
commissieloon genieten van de van kracht zijnde loonschaal van het administratief personeel categorie 4.
• De vertegenwoordigers-verkopers
met commissieloon genieten een vast geïndexeerd minimumloon van € 2.091,32 vanaf 1 januari 2013. In elk geval mag het minimumloon (vast barema + commissies) niet lager zijn dan het loon dat geldt voor het administratief bediendenpersoneel van categorie 4.
Art. 7 - Principes § 1. De loonschaal bepaalt de minimumlonen in elke categorie in functie van de ervaring van de werknemer. Zij is gebaseerd op een indiensttreding in de functie op de leeftijd van 18 jaar. De aanvangslonen zijn de lonen waarin de loonschaal voorziet voor 0 jaar ervaring. De minimummaandlonen stijgen in de mate waarin de ervaring van de werknemer toeneemt. § 2. Worden verrekend bij het in aanmerking nemen van de jaren ervaring:
• de studiejaren en de eventuele jaren militaire dienst;
• alle activiteitsperiodes in het beroepsmilieu
(onder andere: uitzendwerk, stages, contracten voor een bepaalde tijd, werk als zelfstandige, vrijwilligerswerk, …);
28
• alle schorsingsperiodes van de
arbeidsovereenkomst (tijdskrediet, moederschap…) evenals de periodes door de Sociale Zekerheid en de sociale wetgeving (werkloosheid, ziekte, invaliditeit, …).
Voor de toekenning van de jaren ervaring wordt er geen enkele onderscheid gemaakt tussen de voltijdse of de deeltijdse arbeidsprestaties.
Afdeling 2. Premies Art. 8 - § 1. Wapenpremie Een brutopremie van € 0,1877 per uur op 1 januari 2013, geïndexeerd, wordt toegekend aan de categorieën 2, 3 en 4 (operationele) voor de gewapende prestaties op verzoek van de werkgever. § 2. “Stand-by” premie Een premie van € 5,70 per 24 uur of van € 39,90 per week toegekend aan het personeel in „stand-by”. Een minimum van € 2,85 wordt gewaarborgd voor een “stand-by” van minder dan 12 uur. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze premie geïndexeerd, zoals het loon. Onder “stand-by” verstaat men de situatie van het operationeel personeel dat, niettegenstaande het niet van dienst is, uit hoofde van een voorafgaand akkoord met de werkgever, onmiddellijk oproepen moet beantwoorden om een prestatie van interventie na alarm uit te voeren. Iedere maand wordt de lijst van het personeel dat “stand-by” is medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging. Het personeel dat op deze lijst vermeld is, geniet automatisch de “stand-by” premie. § 3. Nachtpremie Een nachtpremie wordt toegekend per gepresteerd uur tussen 22.00 en 06.00 uur. Sinds 1 januari 2008 is deze premie gelijk
aan 22,5% van het SB loon van de arbeiders en volgt daarmee direct de evolutie van het SB loon (conventionele verhogingen en indexeringen). § 4. Zondagspremie Een premie wordt toegekend voor zondagprestaties (van 00.00 tot 24.00 uur). Sinds 1 januari 2008 is deze premie gelijk aan 20% van het SB loon van de arbeiders en volgt daarmee direct de evolutie van het SB loon (conventionele verhogingen en indexeringen). § 5. Premie voor wettelijke feestdagen Een bijzondere premie wordt toegekend tijdens de 11 feestdagen. Sinds 1 januari 2008 is deze premie gelijk aan 30% van het SB loon van de arbeiders en volgt daarmee direct de evolutie van het SB loon (conventionele verhogingen en indexeringen). Zoals bepaald in artikel 19, §7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 maart 2012 (K.B. van 23 april 2013 - B.S. 25 juni 2013) aangaande de arbeidsduur en de humanisering van de arbeid, verdubbelt deze premie vanaf de 7de gewerkte feestdag. Voor de berekening van deze premie, begint de dag om 00.00 uur en eindigt om 24.00u. Behalve de wettelijke feestdagen worden ook de communautaire feestdagen als feestdagen beschouwd:
• 11 juli: van de Vlaamse Gemeenschap • 27 september: van de Franse Gemeenschap • 15 november: van de Duitse Gemeenschap.
§ 6. Zaterdagpremie Sinds 1 maart 2011, wordt aan alle categorieën van bedienden en voor alle aanwezigheidsuren een premie toegekend voor prestaties op zaterdag (van 00u00 tot 24u00) dat gelijk is aan 15% van het loon van de categorie SB – arbeiders.
29
§ 7. Forfaitaire premie
meebrengen voor het geheel van de sector.
Ieder jaar wordt bij de loonuitbetaling van december aan alle administratieve en operationele bedienden een forfaitaire premie toegekend. Het bedrag ervan wordt toegekend aan het voltijds tewerkgestelde personeel en, verhoudingsgewijs, aan het deeltijds tewerkgestelde personeel. Er wordt eveneens rekening gehouden met het aantal volledige maanden arbeidsprestaties in de loop van het jaar en met de wettelijk gelijkgestelde dagen.
Ten titel van inlichting: bijlage bevat de loonschaal van de waardevervoerders.
Sinds 1 januari 2013, bedraagt deze premie € 157,02. Deze premie zal worden geïndexeerd conform het systeem voorzien voor de loonschalen. § 8. C.I.T.-chauffeur en/of -begeleider De bedienden die prestaties uitvoeren als chauffeur of begeleider bij de C.I.T. worden gelijkgesteld met de operationele bedienden en genieten bijgevolg van dezelfde premies en voordelen. Bovendien wordt aan alle waardevervoerders sinds 1 augustus 2001 een niet geïndexeerde premie van € 0,10 per effectief gepresteerd uur toegekend. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze premie geïndexeerd, zoals het loon. De betaling van een 1/2 uur rust per effectieve prestatie van 4 uren wordt eveneens voorzien. Sinds 1 juli 2003, is een systeem van gegeneraliseerde vijfdagenweek op basis van de RSZ reglementering voor de waardevervoerders ingevoerd. Er dient genoteerd te worden dat het rustuur dat door de werknemer wordt genomen, bv. in een bank, om zijn maaltijd te genieten, niet wordt beschouwd als zijnde effectief gepresteerd en dus niet wordt betaald. De situatie van bedienden die in zekere diensten tewerkgesteld zijn, zoals de C.I.T., blijft eigen aan sommige firma’s; in geen enkel geval zal zij enigerlei verplichtingen
§ 9. Anciënniteit a. Premie Er wordt een niet-recurrente anciënniteitspremie toegekend, in de maand van de verjaardag van de indiensttreding. Sinds1 januari 2001 bedraagt deze premie € 99,16 na 5 jaar, € 198,31 na 10 jaar, € 247,89 na 15 jaar, € 371,84 na 20 jaar, € 495,79 na 25 jaar en € 619,73 na 30 jaar dienst in de onderneming, onverminderd voordeliger bestaande situaties. Deze bepaling is niet cumuleerbaar en betreft niet het personeel dat reeds een gelijkwaardig voordeel geniet. b. Verlof Worden toegekend:
• één betaalde anciënniteitsverlofdag na 5 jaar anciënniteit,
• twee betaalde anciënniteitsverlofdagen na 10 jaar anciënniteit,
• drie betaalde anciënniteitsverlofdagen na 15 jaar anciënniteit.
• vier betaalde anciënniteitsverlofdagen na 20 jaar anciënniteit,
• vijf betaalde anciënniteitsverlofdagen na 25 jaar anciënniteit,
• zes betaalde anciënniteitsverlofdagen na 30 jaar anciënniteit.
Sinds 01/01/2012 wordt de anciënniteit berekend op basis van de sector, en niet meer op basis van de onderneming. Deze anciënniteit moet ononderbroken zijn, behalve in het geval van collectief ontslag (in dit geval zal een geïmmuniseerde periode van 1 jaar worden toegepast).
30
Deze bijkomende anciënniteitsverlofdagen zijn recurrent en mogen in principe niet genomen worden aansluitend op de verlofdagen voorzien voor het jaarlijks verlof. Het recht op deze bijkomende verlofdagen gaat in op de datum van de verjaardag van de indiensttreding in de sector. Zonder afbreuk van de voornoemde bepalingen, dienen al de bijkomende verlofdagen te worden genomen binnen het lopende jaar. § 10. Eindejaarspremie Een eindejaarspremie, gelijk aan een volledige 13de maand, wordt in de loop van de maand december van elk jaar en vóór de eindejaarsfeesten, betaald aan de bedienden, volgens een pro rata van het aantal gepresteerde maanden van het lopende jaar, alsmede van de wettelijke gelijkgestelde dagen. De halve maand wordt pro rata in aanmerking genomen. Behoudens zwaarwichtige redenen, heeft de bediende, die in de loop van het jaar de onderneming verlaat ingevolge vrijwillig ontslag of een ontslag uit hoofde van de werkgever, eveneens recht op een premie berekend pro rata van het aantal gepresteerde maanden tijdens het lopende jaar; de halve maand wordt pro rata in aanmerking genomen. § 11. Vakbondspremie Het bedrag van de syndicale is bepaald op € 135. De referentieperiode loopt van 1 oktober tot 30 september. § 12. Al deze premies zijn cumuleerbaar.
Afdeling 3. Varia Art. 9 - § 1. Sinds 1 oktober 2011 wordt aan de operationele bedienden die voltijds tewerkgesteld zijn, de feestdag uitbetaald naar rato van 7,4 uur aan een gemiddelde loon (zoals bepaald in de cao over de arbeidsduur
en de humanisering van de arbeid). Voor de deeltijdse operationele bedienden gebeurt de uitbetaling naar rato van hun arbeidsregeling. § 2. Voor de bedienden die voltijds tewerkgesteld zijn, wordt het anciënniteitsverlof uitbetaald ten belope van 7,4 uur aan een gemiddeld loon in een regeling van 5 dagen/ week en van 6,17 uur in regeling van 6 dagen/ week. Voor de deeltijdse bedienden gebeurt de uitbetaling naar rato van hun arbeidsregeling; § 3. Voor de bedienden die voltijds tewerkgesteld zijn, wordt het kort verzuim uitbetaald ten belope van 7,4 uur aan een gemiddeld loon in een regeling van 5 dagen/ week en van 6,17 uur in een regeling van 6 dagen/week. Voor de deeltijdse bedienden gebeurt de uitbetaling naar rato van hun arbeidsregeling. Onder gemiddeld loon wordt verstaan het loon zoals omschreven in de cao over de arbeidsduur en de humanisering van de arbeid.
HOOFDSTUK IV: KOPPELING VAN DE LONEN AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN Art. 10 - § 1. De minimum uur- en maandlonen die bepaald zijn in artikelen 2 en 6 en de werkelijk uitbetaalde lonen, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks wordt vastgesteld door het Federale Openbare Dienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De lonen die vanaf 1 januari 2013 worden uitbetaald, stemmen overeen met het spilindexcijfer 99,05 (basis 2013). § 3. Telkens de afgevlakte indexcijfers ( = 4 maandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex) één van de spilindexcijfers overschrijdt, worden de lonen die gekoppeld zijn aan het spilindexcijfer 99,05 opnieuw berekend door er de coëfficiënt 1,02n op toe te passen, waarbij “n” de rang van het bereikte
31
spilindexcijfer vertegenwoordigt. Onder spilindexcijfers moet worden verstaan, de getallen die behoren tot een reeks waarvan het eerste 99,05 is en waarvan elk van het volgende wordt bekomen door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. De breuken van één honderdste van een punt worden naar het hogere honderdste afgerond of verwaarloosd, naargelang zij al dan niet 50% van een honderdste bereiken. § 4. De lonen worden aangepast vanaf de tweede maand die volgt op de maand waarin het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. § 5. Het resultaat van de berekeningen van de aanpassing van de uurlonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt afgerond naar het hogere of het lagere vierde cijfer na de komma, naargelang het vijfde cijfer na de komma al dan niet 5 bereikt. Het resultaat van de berekeningen van de aanpassing van de maandlonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt afgerond naar het hogere of het lagere tweede cijfer na de komma, naargelang het derde cijfer na de komma al dan niet 5 bereikt. § 6. Wanneer terzelfder tijd een verhoging van de lonen die het gevolg is van de koppeling van deze lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere loonsverhoging moet worden toegepast, wordt de aanpassing die het gevolg is van de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen uitgevoerd vooraleer de lonen volgens de vastgestelde verhoging worden aangepast.
HOOFDSTUK V: ALGEMEENHEDEN Art. 11 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden
toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen. Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verworven. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardetransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten blijven van toepassing.
HOOFDSTUK VI: SLOTBEPALINGEN Art. 12 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 oktober 2011 (107531/co/317) (K.B. 17 juni 2013 - B.S. 9 oktober 2013) met betrekking tot lonen, premies, diverse vergoedingen en indexering. § 4. Vanaf 1 januari 2015 kan zij worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
32
BIJLAGE I: LOONSCHALEN ARBEIDERS (25.02.2014) Klasse
Agent
Gedurende 3 maanden of 100 dagen
Loon na 3 maanden
SB
Statische Agent (basiscategorie)
12,7266
13,3964
SQ
Statische Agent (gekwalificeerd)
12,8805
13,5584
SE
Statische Agent (expert)
13,0346
13,7206
SEL
Statische Agent (expert talen)
13,1884
13,8825
SBG
Statische Agent (bodyguard)
13,8096
14,5364
SMB
Statische Agent (militaire basis)
n.v.t.
16,2471
SMBP
Portier (militaire basis = SMB + 0,0496 EUR/u)
n.v.t.
16,2967
MBB
MBB
Brigadier (militaire basis = SMB + 0,0744 EUR/u)
n.v.t.
16,3215
M
M1
Mobiele Agent (patrouille)
13,0346
13,7206
M2
Mobiele Agent (IAA en chauffeur VIP)
13,1884
13,8825
TR
Waardetransporteur/agent ATM
15,2320
16,0337
PRVA
Medewerker vault /processing
13,8195
14,5468
BI
BI
Brigadier/instructeur
13,8096
14,5364
TM
TM
Vervoerder van munitie
15,4347
16,2471
Agent belast met de begeleiding van uitzonderlijk vervoer
10,5885
11,1458
Vakman
12,7266
13,3964
S
TFA
8A G
G
33
BIJLAGE II: LOONSCHALEN ADMINISTRATIEF PERSONEEL (25.02.2014) Jaren ervaring
Cat. 1
Cat. 2
Cat. 3
Cat. 4
STAT
TF/WT
STAT
TF/WT
STAT
TF/WT
STAT
TF/WT
0 1 2 3 4 5
2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.046,16
2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.178,64
2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64
2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11
2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.387,83
2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.520,31
2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.535,35
2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.667,82
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.046,16 2.056,80 2.068,45 2.078,92 2.082,13 2.082,13 2.091,17 2.091,17 2.100,10 2.100,10 2.108,91 2.108,91 2.113,84 2.113,84 2.119,15 2.119,15 2.122,96 2.122,96 2.122,96 2.122,96 2.122,96 2.122,96 2.122,96 2.122,96 2.122,96 2.122,96
2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.178,64 2.189,27 2.200,93 2.211,40 2.214,59 2.214,59 2.223,64 2.223,64 2.232,57 2.232,57 2.241,38 2.241,38 2.246,31 2.246,31 2.251,62 2.251,62 2.255,42 2.255,42 2.255,42 2.255,42 2.255,42 2.255,42 2.255,42 2.255,42 2.255,42 2.255,42
2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.267,60 2.289,08 2.311,84 2.329,48 2.329,48 2.347,98 2.347,98 2.355,93 2.355,93 2.369,29 2.369,29 2.369,29 2.369,29 2.381,82 2.381,82 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22
2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.400,07 2.421,56 2.444,31 2.461,94 2.461,94 2.480,45 2.480,45 2.488,40 2.488,40 2.501,75 2.501,75 2.501,75 2.501,75 2.514,29 2.514,29 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68
2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.387,83 2.416,24 2.446,19 2.478,06 2.495,75 2.515,58 2.539,42 2.539,42 2.557,14 2.557,14 2.576,72 2.576,72 2.602,94 2.602,94 2.613,70 2.613,70 2.624,08 2.628,99 2.628,99 2.628,99 2.628,99 2.628,99 2.628,99 2.628,99 2.628,99 2.628,99
2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.520,31 2.548,70 2.578,67 2.610,53 2.628,21 2.648,04 2.671,89 2.671,89 2.689,61 2.689,61 2.709,20 2.709,20 2.735,41 2.735,41 2.746,18 2.746,18 2.756,56 2.761,46 2.761,46 2.761,46 2.761,46 2.761,46 2.761,46 2.761,46 2.761,46 2.761,46
2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.535,35 2.585,20 2.628,39 2.673,09 2.694,29 2.728,36 2.767,27 2.796,78 2.830,92 2.830,92 2.855,60 2.855,60 2.880,56 2.880,56 2.905,64 2.905,64 2.930,78 2.930,78 2.930,78 2.930,78 2.982,29 2.982,29 2.982,29 2.982,29 2.982,29 3.012,80
2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.667,82 2.717,67 2.760,85 2.805,56 2.826,77 2.860,82 2.899,74 2.929,26 2.963,39 2.963,39 2.988,08 2.988,08 3.013,04 3.013,04 3.038,11 3.038,11 3.063,24 3.063,24 3.063,24 3.063,24 3.114,75 3.114,75 3.114,75 3.114,75 3.114,75 3.145,27
34
BIJLAGE III: LOONSCHALEN OPERATIONEEL PERSONEEL (25.02.2014) Jaren ervaring
Cat. OP1 STAT 1a STAT 1b
Cat. OP2
Cat. OP3
Cat. OP4
TF/WT
STAT
TF/WT
STAT
TF/WT
STAT
TF/WT
0 1 2 3 4 5
2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.160,19
2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64
2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11
2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03
2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51
2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43
2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90
2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33
2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.160,19 2.176,23 2.192,99 2.209,94 2.220,56 2.222,29 2.229,71 2.234,46 2.243,63 2.248,34 2.257,48 2.261,03 2.267,15 2.270,85 2.277,13 2.280,73 2.285,59 2.288,59 2.291,60 2.294,54 2.297,56 2.297,56 2.300,49 2.300,49 2.303,82 2.305,44
2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.246,64 2.267,60 2.289,08 2.311,84 2.329,48 2.329,48 2.347,98 2.347,98 2.355,93 2.355,93 2.369,29 2.369,29 2.369,29 2.369,29 2.381,82 2.381,82 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22 2.389,22
2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.379,11 2.400,07 2.421,56 2.444,31 2.461,94 2.461,94 2.480,45 2.480,45 2.488,40 2.488,40 2.501,75 2.501,75 2.501,75 2.501,75 2.514,29 2.514,29 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68 2.521,68
2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.211,03 2.269,94 2.269,94 2.328,90 2.358,20 2.367,66 2.367,66 2.386,45 2.386,45 2.405,36 2.405,36 2.419,96 2.419,96 2.434,73 2.442,04 2.447,87 2.447,87 2.459,58 2.459,58 2.471,37 2.471,37 2.477,98 2.477,98 2.484,61 2.487,90
2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.343,51 2.402,41 2.402,41 2.461,37 2.490,68 2.500,14 2.500,14 2.518,92 2.518,92 2.537,83 2.537,83 2.552,43 2.552,43 2.567,21 2.574,52 2.580,33 2.580,33 2.592,04 2.592,04 2.603,84 2.603,84 2.610,45 2.610,45 2.617,09 2.620,37
2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.419,43 2.488,41 2.488,41 2.557,27 2.591,71 2.603,19 2.603,19 2.626,12 2.626,12 2.648,93 2.648,93 2.666,75 2.666,75 2.684,77 2.693,66 2.700,96 2.700,96 2.715,46 2.715,46 2.730,01 2.730,01 2.736,05 2.736,05 2.742,18 2.745,14
2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.551,90 2.620,88 2.620,88 2.689,74 2.724,18 2.735,67 2.735,67 2.758,60 2.758,60 2.781,40 2.781,40 2.799,23 2.799,23 2.817,24 2.826,12 2.833,44 2.833,44 2.847,93 2.847,93 2.862,48 2.862,48 2.868,52 2.868,52 2.874,66 2.877,60
2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.731,33 2.774,71 2.774,71 2.861,42 2.861,42 2.948,17 2.948,17 2.975,82 2.975,82 3.003,38 3.017,13 3.025,62 3.025,62 3.042,66 3.042,66 3.059,68 3.059,68 3.067,98 3.067,98 3.076,16 3.080,40
2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.863,79 2.907,17 2.907,17 2.993,88 2.993,88 3.080,64 3.080,64 3.108,29 3.108,29 3.135,85 3.149,60 3.158,09 3.158,09 3.175,13 3.175,13 3.192,15 3.192,15 3.200,44 3.200,44 3.208,63 3.212,87
35
2. A.R.A.B. VERGOEDING 2.1. Alle activiteiten behalve de achtste activiteit CAO van 11.10.2011 (KB 17.06.2013 - BS 04.09.2013).
Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder “werknemers” wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeiders en de mannelijke en vrouwelijke operationele bedienden zoals gedefinieerd in de collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten van 11 oktober 2011 betreffende de beroepenclassificatie. Art. 2 - De A.R.A.B.-vergoeding wordt toegekend als terugbetaling van kosten die door het personeel worden gedaan, buiten de zetel van de bewakingsonderneming vermeld in het arbeidsreglement, maar die eigen zijn aan de onderneming. De A.R.A.B.-vergoeding dient beschouwd te worden als terugbetaling van “kosten eigen aan de werkgever”. Art. 3 - De in artikel 2 bedoelde vergoeding vindt haar oorsprong in de A.R.A.B.voorzieningen die van toepassing zijn voor de sedentaire werknemers (Titel II, Hoofdstuk II, Afdeling II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming). Het mobiele karakter van bepaalde bewakingsberoepen en het feit dat de statische bewakingsagenten hun prestaties uitoefenen bij de klant, maakt het in ieder geval onmogelijk voor de bewakingsonderneming om te zorgen voor een aantal sanitaire voorzieningen (zoals bijvoorbeeld wasplaatsen, refters, toiletten, dranken, enz.). Er dient derhalve noodgedwongen beroep gedaan te worden op de bestaande privé-accommodaties.
Art. 4 - Per gepresteerd uur wordt aan de werknemers een A.R.A.B.-vergoeding toegekend van € 0,3000 netto. Vanaf 1 januari 2012 wordt deze vergoeding verhoogd tot € 0,4000 netto voor alle werknemers andere dan waardevervoerders. Voor de werknemers-waardevervoerders blijft de vergoeding vastgelegd op € 0,3000. Art. 5 - Berekeningswijze Elk effectief gepresteerd uur geeft recht op de vergoeding vermeld in artikel 4. Deze vergoeding wordt maandelijks betaald op basis van de volgende berekeningswijze: aantal gepresteerde uren in betrokken maand vermenigvuldigd met € 0,3000 of met € 0,4000 naar gelang het geval. Worden gelijkgesteld met effectieve gepresteerde uren de interne en externe syndicale uren. Art. 6 - Voor de werknemers die reeds genieten van een A.R.A.B.-vergoeding, wordt de bestaande tegemoetkoming verhoogd met 0,10 EUR, zoals voorzien in het sectoraal akkoord 2011-2012. Art. 7 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 01/01/2012. Zij is gesloten voor onbepaalde duur. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2009 (K.B. 15 juni 2010 - – B.S. 19 augustus 2010) met betrekking het forfaitaire minimum ARAB vergoeding. § 3.Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen.
36
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemd aangetekend schrijven.
2.2. Achtste activiteit CAO van 12.12.2013.
Het mobiele karakter van taken verbonden aan de begeleiding van uitzonderlijk vervoer, maakt het in ieder geval onmogelijk voor de bewakingsonderneming om te zorgen voor een aantal sanitaire voorzieningen (zoals bijvoorbeeld wasplaatsen, refters, toiletten, dranken, enz.). Er dient derhalve noodgedwongen beroep gedaan te worden op de bestaande privé-installaties.
Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, en op de arbeiders en operationele bedienden die instaan voor de begeleiding van uitzonderlijk vervoer in ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakingsen/of toezichtsdiensten.
Art. 4 - Per gepresteerd uur wordt aan de werknemers een A.R.A.B.-vergoeding toegekend van € 1,2785 netto.
Onder “arbeiders en operationele bedienden” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters en de mannelijke en vrouwelijke operationele bedienden die een begeleidingstaak van een uitzonderlijk vervoer uitvoeren, zoals gedefinieerd in de collectieve arbeidsovereenkomst voor de bewakingsen/of toezichtsdiensten aangaande de beroepenclassificatie.
Deze vergoeding wordt maandelijks betaald op basis van de volgende berekeningswijze: aantal uren diensttijd in betrokken maand vermenigvuldigd met € 1,2785.
Art. 2 - De A.R.A.B.-vergoeding wordt toegekend als terugbetaling van kosten die door het personeel worden gedaan, buiten de zetel van de bewakingsonderneming vermeld in het arbeidsreglement, maar die eigen zijn aan de onderneming. De A.R.A.B.-vergoeding dient beschouwd te worden als terugbetaling van “kosten eigen aan de werkgever”. Art. 3 - De in artikel 2 bedoelde vergoeding vindt haar oorsprong in de A.R.A.B.voorzieningen die van toepassing zijn voor de sedentaire werknemers (Titel II, Hoofdstuk II, Afdeling II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming).
Art. 5 - Berekeningswijze Elk effectief gepresteerd uur geeft recht op de vergoeding vermeld in artikel 4.
Worden gelijkgesteld met diensturen de interne en externe syndicale uren. Art. 6 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 01/01/2014. Zij is gesloten voor onbepaalde duur. § 2. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en toezichtsdiensten, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemd aangetekend schrijven.
37
3. MAALTIJDCHEQUES (WAARDENVERVOER) CAO van 11.10.2011 (KB 17.06.2013 - BS 04.09.2013).
Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en bedienden actief als waardevervoerder van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder “arbeiders en bedienden” wordt verstaan: zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeiders en bedienden, die de functie van waardevervoerder uitoefenen, zoals gedefinieerd in de collectieve arbeidsovereenkomsten van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten betreffende de beroepenclassificatie. Art. 2 - Overeenkomstig de RSZreglementering wordt vanaf 01/01/2007 een maaltijdcheque toegekend met een waarde van € 5,09 in functie van het voltijds effectief te presteren aantal uren per dag, met een tegemoetkoming van de werkgever van € 4 en een minimum tegemoetkoming van € 1,09 van de werknemer. Sinds 1 januari 2008, bedroeg de waarde van de maaltijdcheque € 6 (tegemoetkoming van de werkgever van € 4,91 en een minimum tegemoetkoming van € 1,09 van de werknemer). Vanaf 1 oktober 2011 wordt de waarde van de maaltijdcheque volgens dezelfde modaliteiten verhoogd tot € 6,90, met een tegemoetkoming van de werkgever van € 5,81 en een minimum tegemoetkoming van € 1,09 van de werknemer. Art. 3 - Berekeningswijze Om het aantal maaltijdcheques te bepalen dat moet toegekend worden, wordt het aantal effectief gepresteerde uren van de werknemer
tijdens het kwartaal gedeeld door het normale aantal arbeidsuren per dag in het bedrijf. De maaltijdcheques worden enkel toegekend voor effectief gepresteerde uren. Worden gelijkgesteld met effectief gepresteerde uren: de interne en externe syndicale uren. Indien deze bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het afgerond op de hogere eenheid.
Toekenningsmodaliteiten De maaltijdcheques worden door de werkgever aan de werknemer overhandigd in één enkele keer voor het einde van de maand volgend op diegene waarop ze betrekking heeft, in verhouding tot het aantal uren van deze maand gedurende dewelke de werknemer prestaties heeft geleverd. Ten laatste de laatste dag van de eerste maand volgend op het trimester, wordt het aantal maaltijdcheques geregulariseerd in verhouding tot het aantal effectief gepresteerde uren door de werknemer tijdens het desbetreffend trimester. Art. 4 - Voor de operationele bedienden die occasioneel aan de risico’s van het waardevervoer worden blootgesteld, zal op firmaniveau een regeling uitgewerkt worden. Art. 5 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2011. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemd aangetekend schrijven.
38
4. VERVOERSKOSTEN CAO van 11.10.2011 (KB 17.06.2013 - BS 04.09.2013).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: ARBEIDERS Afdeling 1. Alle andere activiteiten dan militaire basissen Art. 2 - § 1. De arbeiders hebben, ten laste van hun werkgever, recht op de terugbetaling van de kosten voor de verplaatsing tussen hun woonplaats en werkplaats, ongeacht het aantal kilometers, op de volgende basis: 1. Integrale terugbetaling van de kosten voor de aankoop van een treinkaart en/of andere specifieke abonnementen voor het openbaar vervoer. 2. De arbeiders die voor het woon-werkverkeer hun eigen vervoermiddel gebruiken (ander dan het openbaar vervoer), hebben, per prestatie, recht op 1/5 van de waarde van de wekelijkse treinkaart aan 110% naar gelang van het aantal kilometer afgelegd per enkele reis, met een maximum van 7/5. De tussenkomst van 110% wordt op 120% gebracht in twee stappen:
• 115%: - op 1 juli 2011 voor alle arbeiders andere dan waardevervoerders; - op 1 september 2011 voor de arbeiders waardevervoerders;
• 120% op 1 januari 2012.
3. In geval van onderbroken diensten, wordt per prestatie 1/5 van de waarde van de wekelijkse treinkaart terugbetaald (aan 110% indien, voor het woon-werkverkeer, een eigen vervoermiddel gebruikt wordt, ander dan het openbaar vervoer) in functie van het aantal afgelegde kilometer enkele reis, zonder rekening te houden met de grens waarvan sprake in 2. De tussenkomst van 110% wordt op 120% gebracht in twee stappen:
• 115%:
- op 1 juli 2011 voor alle arbeiders andere dan waardevervoerders; - op 1 september 2011 voor de arbeiders waardevervoerders;
• 120% op 1 januari 2012.
4. De werknemers die prestaties dienen uit te voeren in de havenzone van Antwerpen die niet over de mogelijkheid beschikken om gebruik te maken van het openbaar vervoer en/of het vervoer georganiseerd door de onderneming of de klant, ontvangen € 0,25 per kilometer heen en terug tussen hun woonplaats en de arbeidsplaats voor het gebruik van een privé voertuig. 5. De arbeiders die zich per fiets verplaatsen hebben vanaf 1 juli 2011 recht op een tussenkomst door de werkgever. Deze tussenkomst bedraagt € 0,21 per kilometer.
39
§ 2. De bijkomende reiskosten, die het gevolg zijn van speciale opdrachten die door de werkgever worden opgelegd en die het gebruik van een privévoertuig vereisen, worden terugbetaald tegen € 0,25 per kilometer heen en terug. § 3. Voor dringende oproepen door de werkgever, zal de arbeider eerst de mogelijkheid gebruiken die geboden wordt door een treinkaart. Indien het onmogelijk is om een treinkaart of het openbaar vervoer te gebruiken, wordt er € 0,25 per kilometer heen en terug terugbetaald voor het gebruik van een privé voertuig. Onder dringende oproep verstaat men een oproep die geen deel uitmaakt van de planning en die plaatsvindt binnen de 12 uren. § 4. In geval van opeenvolgende opdrachten (verplaatsing tussen twee werven) overdag of ‘s nachts, zoals is bepaald bij Retail diensten, parking, enz. wordt een vergoeding van € 0,25 per kilometer betaald voor het gebruik van een privévoertuig. De verplaatsingstijd gelegen tussen opeenvolgende arbeidsprestaties bij verschillende klanten of op verschillende locaties, zal beschouwd worden als arbeidstijd en als dusdanig worden vergoed. Onder verplaatsingstijd wordt verstaan de effectieve tijd die noodzakelijk is om zich van de ene klant/locatie naar de andere klant/locatie te begeven. § 5. In geval van dringende oproep en/of speciale opdrachten die door de werkgever worden opgelegd en waarvoor de werkgever het gebruik van het privé voertuig van de arbeider vraagt, zal deze genieten (in geval van afwezigheid van een private verzekering voor eigen kosten) hetzij van een dekking door een verzekering afgesloten door de
onderneming, hetzij van een terugbetaling door de werkgever van de kosten ten belope van het bedrag dat door de private verzekering zou zijn terugbetaald geweest. § 6. Verplaatsing met eigen hond: een bedrag gelijkwaardig aan dat van de treinkaart wordt toegekend aan de arbeider om hem in staat te stellen zich met zijn hond naar het werk te begeven. Indien er voor de verplaatsing met een privévoertuig € 0,25 per kilometer wordt betaald, wordt er geen vergoeding voor het vervoer van de hond betaald. § 7. Verder verbinden de werkgevers zich ertoe om plaatselijk te onderzoeken of bepaalde middelen kunnen worden aangewend om het mogelijk te maken dat bepaalde posten, die op alle tijdstippen en met alle gebruikelijke vervoermiddelen als ontoegankelijk worden beschouwd, door de arbeiders gemakkelijker kunnen worden bereikt. § 8. Iedere andere bijzondere toestand zal worden onderzocht door een permanente werkgroep, opgericht in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst.
Afdeling 2. Militaire basissen Art. 3 - § 1. De arbeiders hebben, ten laste van hun werkgever, recht op de integrale terugbetaling van de kosten van hun treinkaart voor de verplaatsing tussen hun woonplaats en werkplaats, ongeacht het gebruikte vervoermiddel en het aantal kilometers. De arbeiders die voor het woon-werkverkeer hun eigen vervoermiddel gebruiken (ander dan het openbaar vervoer), hebben, per prestatie, recht op 1/5 van de waarde van de wekelijkse treinkaart aan 110% naar gelang van het aantal kilometers afgelegd per enkele reis.
40
De tussenkomst van 110% wordt op 120% gebracht in twee stappen:
• 115% op 1 juli 2011; • 120% op 1 januari 2012.
§ 2. De arbeiders die zich per fiets verplaatsen hebben vanaf 1 juli 2011 recht op een tussenkomst door de werkgever. Deze tussenkomst bedraagt € 0,21 per kilometer. § 3. De bijkomende reiskosten die het gevolg zijn van speciale opdrachten die de werkgever oplegt en die het gebruik van een privé voertuig vereisen, worden terugbetaald tegen € 0,25 per kilometer. § 4. Er zal worden tegemoetgekomen in de reiskosten na voorlegging van een bewijsformulier. § 5. In geval van wederoproeping wordt een forfaitaire vergoeding voor reiskosten van € 6,82 per wederoproeping toegekend aan de arbeiders van de militaire basissen. § 6. Verplaatsing met eigen hond: een bedrag gelijkwaardig aan dat van de treinkaart wordt toegekend aan de arbeider om hem in staat te stellen zich met zijn hond naar het werk te begeven. Indien er voor de verplaatsing met een privévoertuig € 0,25 per kilometer wordt betaald, wordt er geen vergoeding voor het vervoer van de hond betaald.
HOOFDSTUK III: BEDIENDEN Art. 4 - § 1. De bedienden hebben, voor de verplaatsing tussen woon- en werkplaats, onafgezien het aantal kilometers, recht op een terugbetaling ten laste van de werkgever van hun verplaatsingskosten op volgende basis: 1. Integrale terugbetaling van de kosten verbonden aan de treinkaart en/of andere specifieke abonnementen voor het openbaar vervoer.
2. De bedienden die voor het woonwerkverkeer hun eigen vervoermiddel gebruiken (ander dan het openbaar vervoer), hebben, per prestatie, recht op 1/5 van de waarde van de wekelijkse treinkaart aan 110% naar gelang van het aantal kilometers afgelegd per enkele reis. De tussenkomst van 110% wordt op 120% gebracht in twee stappen:
• 115%:
- op 1 juli 2011 voor de bedienden tewerkgesteld in een andere activiteit dan het waardevervoer; - op 1 september 2011 voor de bedienden tewerkgesteld binnen het waardevervoer;
• 120% op 1 januari 2012.
3. De bedienden die zich per fiets verplaatsen hebben vanaf 1 juli 2011 recht op een tussenkomst door de werkgever. Deze tussenkomst bedraagt € 0,21 per kilometer. § 2. Sinds 1 augustus 2001, in geval van dringende oproepen en/of speciale opdrachten op vraag van de werkgever, en waarvoor de werkgever het gebruik van een privévoertuig vraagt, ontvangt de bediende € 0,25 per kilometer heen en terug. Een dringende oproep maakt geen deel uit van de planning en vindt plaats binnen de 12 uur. In deze gevallen, wanneer de werknemer op vraag van de werkgever zijn privévoertuig gebruikt en wanneer hij geen private verzekering heeft onderschreven voor eigen schade, geniet hij ofwel van een verzekering waartoe de werkgever heeft onderschreven, ofwel van de terugbetaling door de werkgever van de kosten ten belope van het bedrag dat zou zijn terugbetaald door een private verzekering.
41
HOOFDSTUK IV: ALGEMEENHEDEN
HOOFDSTUK V: SLOTBEPALINGEN
Art. 5 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen.
Art. 7 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen.
Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardetransport. § 3. Voor zover zij niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten, blijven alle voordeliger overeenkomsten behouden. Art. 6 - In overeenstemming met het protocolakkoord 2011-2012, zal in 2012 een werkgroep worden opgericht met de bedoeling een inventaris op te maken van alle werven en/of situaties die het gebruik van een privévoertuig verplichten.
§ 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2011 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2007 (K.B. 27 oktober 2008 – B.S. 3 december 2008 betreffende de vervoersonkosten. § 4. Vanaf 1 januari 2012 kan zij worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en of toezichtsdiensten:
42
Tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten in het geval van een eigen vervoersmiddel of onderbroken diensten, berekend op basis van de tarieven van 1 februari 2014: Per prestatie 120% Afstand in Per prestatie Per prestatie 120% Afstand Per prestatie 100% (openbaar (eigen vervoer, ook in km 100% (openbaar (eigen vervoer, ook km vervoer bij bij onderbroken vervoer bij bij onderbroken onderbroken diensten) in € onderbroken diensten) in € diensten) in € diensten) in € 1 2,00 2,40 43 - 45 7,80 9,36 2 2,00 2,40 46 - 48 8,20 9,84 3 2,00 2,40 49 - 51 8,60 10,32 4 2,18 2,62 52 - 54 8,80 10,56 5 2,34 2,81 55 - 57 9,10 10,92 6
2,50
3,00
58 - 60
9,30
11,16
7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 - 33 34 - 36 37 - 39 40 - 42
2,64 2,80 2,94 3,10 3,24 3,40 3,54 3,70 3,84 4,00 4,14 4,30 4,44 4,60 4,74 4,90 5,00 5,20 5,30 5,50 5,60 5,80 5,90 6,10 6,30 6,70 7,10 7,40
3,17 3,36 3,53 3,72 3,89 4,08 4,25 4,44 4,61 4,80 4,97 5,16 5,33 5,52 5,69 5,88 6,00 6,24 6,36 6,60 6,72 6,96 7,08 7,32 7,56 8,04 8,52 8,88
61 - 65 66 - 70 71 - 75 76 - 80 81 - 85 86 - 90 91 - 95 96 - 100 101 - 105 106 - 110 111 - 115 116 - 120 121 - 125 126 - 130 131 - 135 136 - 140 141 - 145 146 - 150 151 - 155 156 - 160 161 - 165 166 - 170 171 - 175 176 - 180 181 - 185 186 - 190 191 - 195 196 - 200
9,70 10,20 10,60 11,00 11,40 11,80 12,40 12,80 13,20 13,60 14,00 14,40 15,00 15,40 15,80 16,20 16,60 17,20 17,60 18,00 18,40 18,80 19,40 19,80 20,20 20,60 21,00 21,40
11,64 12,24 12,72 13,20 13,68 14,16 14,88 15,36 15,84 16,32 16,80 17,28 18,00 18,48 18,96 19,44 19,92 20,64 21,12 21,60 22,08 22,56 23,28 23,76 24,24 24,72 25,20 25,68
Opgelet: in geval van eigen vervoer, behalve bij onderbroken diensten, wordt de tussenkomst van de werkgever beperkt tot 7 vergoedingen per week.
43
FONDS VAN BESTAANSZEKERHEID
1. STATUTEN
TITEL II. STATUTEN
CAO van 24.04.2012 (KB 03.04.2013 - BS 10.09.2013).
HOOFDSTUK I: BENAMING, ZETEL, DOEL EN DUUR
TITEL I. DOEL Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten vallen, ongeacht of de werking ervan al dan niet is toegestaan door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en op hun werkliedenpersoneel, en voor bepaalde opdrachten op het bediendepersoneel. Art. 2 - De statuten van het Fonds voor bestaanszekerheid, genaamd “Fonds voor bestaanszekerheid van de bewakingsdiensten”, opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 1974, en voor het laatst gecoördineerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2009, geregistreerd op 2 april 2010 onder het nummer 98688/CO/317, worden gecoördineerd zoals opgenomen in titel II van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 3 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en heeft uitwerking vanaf 24 april 2012. Art. 4 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2009, geregistreerd op 2 april 2010 onder nummer 98688/CO/317. Art. 5 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een vooropzegtermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
Art. 1 - Krachtens de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid is een Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bewakingsdiensten “F.B.Z.B.” opgericht, hierna “het Fonds” genoemd. Art. 2 - De maatschappelijke en administratieve zetel is gevestigd te 1080 BRUSSEL, Jean Baptiste Janssensstraat 43-45. Art. 3 - Het Fonds heeft tot doel: 1. diverse sociale voordelen toe te kennen; 2. de brugpensioenen te beheren; 3. het organiseren van het sectoraal pensioenplan Arbeiders – bedienden; 4. de verdeling en de uitkering van deze voordelen te verzekeren; 5. een onroerend goed verwerven om het maatschappelijk doel te verwezenlijken; 6. rechtstreeks, de werkgeversbijdragen te innen bestemd voor de financiering van de voordelen toegekend door het Fonds; 7. alle verplichte aanvullende bijdragen te innen die het Fonds toestaan bepaalde sociale voordelen uit te keren; 8. elke opdracht te vervullen die het door de sociale partners zou worden toevertrouwd. Art. 4 - Het Fonds wordt opgericht voor onbepaalde duur.
44
HOOFDSTUK II: TOEPASSINGSGEBIED Art. 5 - Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité nr. 317 voor de bewakings- en/of de toezichtsdiensten vallen, ongeacht of de werking ervan al dan niet is toegestaan door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en op hun werkliedenpersoneel, en voor bepaalde opdrachten op het bediendepersoneel.
HOOFDSTUK III: VOORDELEN EN BEGUNSTIGDEN a. Vakbondspremie Art. 6 - De mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die lid zijn van een vakbondsorganisatie hebben recht op een jaarlijkse vakbondspremie die wordt vastgelegd door een collectieve arbeidsovereenkomst, die wordt gesloten binnen het Paritair Comité voor de bewaking- en/of toezichtsdiensten. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”. Art. 6bis - De mannelijke en vrouwelijke bedienden die lid zijn van een vakbondsorganisatie hebben recht op een jaarlijkse vakbondspremie die wordt vastgelegd door een collectieve arbeidsovereenkomst, die wordt gesloten binnen het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”. b. Brugpensioen Art. 7 - Indien hij/zij de toekenningvoorwaarden vervult die zijn vastgelegd in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de brugpensioenen kan een mannelijk of vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel vragen de voordelen te mogen genieten die verbonden zijn aan het brugpensioen.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”. c. Buitengewone vakantie-uitkeringen Art. 8 - Een buitengewone vakantie-uitkering wordt jaarlijks toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel. Zij is gelijk aan 8,33% van het brutojaarinkomen à 100% en is gebaseerd op een referentieperiode, gelegen tussen de 1ste oktober van het vorige jaar en de 30ste september van het lopende jaar. Een buitengewone vakantie-uitkering van minder dan € 12,39 netto wordt niet uitbetaald. Behalve wat de bedrijfsvoorheffing betreft die verschuldigd is op het geheel van de buitengewone vakantie-uitkeringen, is slechts 5,33% van de buitengewone vakantie-uitkering onderworpen aan de bijdragen voor de sociale zekerheid. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”. d. Aanvullende werkloosheidsuitkering Art. 9 - Een aanvullende uitkering wordt toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die economisch werkloos zijn. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”. e. Sectoraal Pensioenplan Art. 10 - Een werknemer(ster) arbeider(ster) - bediende wordt opgenomen in het sectoraal pensioenplan indien hij/zij voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking op het sectoraal pensioenplan. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het sectoraal Pensioenreglement.
45
HOOFDSTUK VI: UITKERING VAN DE VOORDELEN EN ADMINISTRATIE Art. 11 - Behalve de vergoedingen van het brugpensioen en van het sectoraal pensioenplan, de diverse voordelen die rechtstreeks door het Fonds worden toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werklieden die niet zijn aangesloten bij een vakbond, zijn de nationale vakbondsorganisaties belast met de uitkering van de voordelen waarin de bovenstaande artikelen voorzien. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”. Art. 12 - Het Fonds neemt alle vereiste administratieve maatregelen opdat de sommen die nodig zijn om de diverse voordelen te kunnen uitkeren op de voorziene datum die elk jaar door de Raad van bestuur van het Fonds wordt vastgelegd ter beschikking worden gesteld van de nationale vakbondscentrales voor werklieden. Art. 13 - Daartoe doen de betrokken nationale vakbondscentrales uiterlijk tegen 15 november aan het Fonds een schriftelijke aanvraag toekomen met opgave van het voorschot dat zij wensen te ontvangen met het oog op de uitkering van de diverse voordelen aan hun aangeslotenen. Desnoods kunnen de nationale vakbondscentrales voor werklieden om een bijkomende voorschot verzoeken. Uiterlijk tegen 1 maart van het jaar daarop wordt door de nationale vakbondscentrales aan het Fonds een eindafrekening gericht. Art. 14 - Aan de representatieve vakbondsorganisaties wordt een vergoeding toegekend, bepaald door het Huishoudelijk Reglement “H.R.”, teneinde de kosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan hun aangeslotenen van de diverse voordelen.
Art. 15 - Het volgende jaar en nadat het van de nationale vakbondsorganisaties voor werklieden luik 1 heeft teruggekregen van alle formulieren, stelt het Fonds een belastingfiche op met betrekking tot de buitengewone vakantie-uitkeringen. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”. Art. 16 - Het jaar na de datum van uitgifte van het formulier en nadat het van de nationale vakbondsorganisaties luik 1 heeft teruggekregen van alle formulieren voor de uitkering van de vakbondspremie aan het bediendepersoneel gaat het Fonds over tot de terugbetaling aan de vakbondsorganisaties van de bedragen van de vakbondspremie voor het bediendepersoneel. Een factuur van de bedragen van de vakbondspremie zal gestuurd worden naar de werkgevers. Aan de representatieve vakbondsorganisaties voor de bedienden wordt een vergoeding toegekend, bepaald door het Huishoudelijk Reglement “H.R.”, om de kosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan hun aangeslotenen van de diverse voordelen waarin het artikel 6bis voorziet. De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.”.
HOOFDSTUK V: BEDRAGEN VAN DE WERKGEVERS-BIJDRAGEN DIE VERSCHULDIGD ZIJN AAN HET FONDS EN DE INNING ERVAN DOOR HET FONDS Art. 17 - De werkgevers, bedoeld in artikel 5 zijn ertoe gehouden werkgeversbijdragen te betalen die speciaal bestemd zijn voor de financiering van de voordelen toegekend door het Fonds. Deze bijdragen moeten rechtstreeks aan het Fonds worden betaald.
46
Art. 18 - Het totale bedrag van de werkgeversbijdragen die door de werkgevers, bedoeld in artikel 5, verschuldigd zijn aan het Fonds is een percentage berekend op het bedrag van de totale loonsom à 100% van de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel, door de Raad van bestuur van het Fonds eenparig bepaald en bekrachtigd door het Paritair Comité nr.317. De werkgeversbijdrage voorzien voor het sectoraal pensioenplan worden bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking op het sectoraal pensioenreglement. Art. 19 - Elke wijziging van de werkgeversbijdragen die bestemd zijn voor het Fonds, moet het voorwerp zijn van een beslissing van de raad van Bestuur van het Fonds en worden bekrachtigd door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité. Elke wijziging van de werkgeversbijdragen die bestemd zijn voor het sectoraal pensioenplan wordt bepaald door de sectoriële overeenkomsten. Art. 20 - Krachtens artikel 6, §1 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid moeten de werkgevers maandelijkse aanbetalingen doen. Art. 21 - Vanaf het begin van het tweede kwartaal 1996 zijn dit de uiterste data waarop het Fonds in het bezit moet zijn van de aanbetalingen inzake de patronale bijdragen:
• voor het 1ste kwartaal: 5 februari, 5 maart, 5 april en 30 april (saldo);
• voor het 2de kwartaal: 5 mei, 5 juni, 5 juli en 31 juli (niet uitstelbaar saldo);
• voor het 3de kwartaal: 5 augustus, 5
september, 5 oktober en 31 oktober (saldo);
• voor het 4de kwartaal: 5 november, 5
december, 5 januari en 31 januari (saldo).
De maandelijkse aanbetalingen zijn gelijk aan 30% van de bijdragen die verschuldigd zijn voor het voorlaatste kwartaal. Wat de werkgevers betreft waarvan de totale bijdragen die voor het voorlaatste kwartaal verschuldigd zijn aan het Fonds niet meer bedroegen dan € 6.197,34 blijven de kwartaalbetalingen echter van toepassing en de bijdragen die aan het Fonds zijn verschuldigd moeten uiterlijk vóór 30 april, 31 juli (niet uitstelbaar), 31 oktober en 31 januari bij het Fonds toekomen. Indien de werkgever voor het voorlaatste kwartaal geen enkele werkgeversbijdrage verschuldigd was, is het bedrag van de maandelijkse aanbetalingen het tarief dat door het Fonds wordt toegepast op grond van een forfaitair bedrag van € 421,42 per werkne(e)m(st)er die door de betrokken werkgever tijdens de vorige maand werd tewerkgesteld.
HOOFDSTUK VI: VERHOGING EN BOETE WEGENS LAATTIJDIGE BETALING, INVORDERING Art. 22 - Zodra de data worden overschreden die zijn vastgelegd voor de betaling van de aanbetalingen en saldo van de sociale bijdragen die verschuldigd zijn aan het Fonds, alsook de debetnota’s met betrekking tot de syndicale premies voor bedienden wordt aan de betrokken werkgever automatisch een boete opgelegd. Ingeval laatstgenoemde binnen de acht kalenderdagen vanaf de kennisgeving die door het Fonds wordt verzonden, het totale verschuldigde bedrag niet betaalt, is van ambtswege een boete opeisbaar die in eenmaal moet worden betaald en die wordt berekend “per schijf” van de loonsom die tijdens het betrokken kwartaal zijn aangegeven. Deze sanctie wordt als volgt toegepast:
47
Bedrag van de aangegeven loonsom
Boetes in €
0 tot € 18.592,02
123,95
€ 18.592,02 tot € 24.789,36
185,92
€ 24.789,36 tot € 37.184,03
247,90
€ 37.184,03 tot € 49.578,71
371,84
€ 49.578,71 tot € 61.973,39
495,79
€ 61.973,39 tot € 74.368,06
619,74
€ 74.368,06 tot € 99.157,41
743 ,68
€ 99.157,41 tot € 123.946,77
991,58
€ 123.946,77 tot € 198.314,82
1.239,47
€ 198.314,82 tot € 247.893,53
1.983,15
€ 247.893,53 tot € 495.787,05
2.478,94
€ 495.787,05 tot € 743.680,58
4.957,87
€ 743.680,58 tot € 991.574,10
7.436,81
€ 991.574,10 tot € 1.239.467,63 + € 1.239.467,63
9.915,74 12.394,68
Overeenkomstig artikel 6 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid is op de onbetaalde sommen en op de verschuldigde boete eveneens een niet-terugbetaalbare verhoging verschuldigd die gelijk is aan het maandtarief dat door de R.S.Z. wordt toegepast. Art. 23 - Een werkgever kan per aangetekende brief, ter attentie van de algemeen secretaris van het Fonds, minimum 15 dagen vóór een van de voorziene vervaldagen het Fonds verzoeken om een behoorlijk met redenen omklede extra termijn. In dit geval en mits het Fonds akkoord gaat, zal de voorziene boete door de werkgever niet verschuldigd zijn; de verhogingen blijven echter wel verschuldigd. Door de betrokken werkgever kan worden verzocht om een plan tot aflossing van de schulden aan het Fonds.
Tegen de beslissing van het Fonds een plan tot aflossing van de schulden al dan niet toe te staan, is geen beroep mogelijk. Indien het Fonds heeft ingestemd met een plan tot aflossing van de schulden en de betrokken werkgever een van de overeengekomen vervaldagen niet naleeft, zal het Fonds het totaal van de verschuldigde sommen onmiddellijk kunnen opeisen. In dat geval zal door de betrokken werkgever gedurende een periode van een jaar om geen ander aflossingsplan kunnen worden verzocht. Art. 24 - Tegen de beslissing van het Fonds al dan niet een uitstel van betaling toe te staan is geen beroep mogelijk. Art. 25 - De betalingsfaciliteiten en het uitstel van betaling die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de werkgevers of aan de sociale secretariaten worden toegestaan, worden in geen geval aanvaard voor de betaling van het gedeelte van de werkgeversbijdragen dat rechtstreeks bestemd is voor het Fonds. Art. 26 - Ingeval het Fonds instemt met de opstelling van een plan tot aflossing van de schulden blijven de boete en de verhogingen verschuldigd. Art. 27 - Ingeval een werkgever ondanks alles aan het Fonds werkgeversbijdragen verschuldigd blijft, zullen de schulden worden ingevorderd via de bevoegde Arbeidsrechtbank van Brussel. In dit geval zullen de boete en de verhogingen altijd door het Fonds worden geëist. Art. 28 - Krachtens artikel 2 van de wet van 7 januari 1958 bezitten de fondsen voor bestaanszekerheid rechtspersoonlijkheid. Art. 29 - De bedragen die door het Fonds worden geïnd en die het totaal vormen van de bijdragen die door de werkgevers aan het Fonds zijn verschuldigd, worden door het Fonds als een goede huisvader beheerd.
48
Deze sommen zullen bij de bank worden belegd op rekeningen op korte, middellange of langere termijn, volgens de uitgaven die het Fonds voorziet. Door het Fonds kan geen enkele andere belegging worden gedaan, met uitzondering van toestemming van de raad van bestuur. Art. 30 - Aan de bestuurders zal op elke vergadering van de Raad van bestuur een voorspelling betreffende de diverse termijnrekeningen worden bezorgd.
HOOFDSTUK VII: UITKERING VAN DE PRESTATIES, VERJARING EN UITSLUITING Art. 31 - Overeenkomstig artikel 11 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid mag de uitkering van de prestaties in geen geval afhankelijk gesteld worden van de betaling, door één of meer werkgevers, van de bij artikel 4, 5° van genoemde wet bepaalde bijdragen. Art. 32 - Overeenkomstig artikel 21, 1° en 2° van dezelfde wet van 7 januari 1958 verjaart na drie jaar: 1° vanaf de datum waarop de bijdrage eisbaar wordt, de vordering tegen een werkgever wegens het niet-betalen van deze bijdrage; 2° vanaf de datum waarop de prestatie moest worden uitgekeerd, de vordering van een gerechtigde tegen het Fonds. Art. 33 - Overeenkomstig artikel 20 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid kan onverminderd de eventuele strafvervolging van het voordeel der prestaties, uitgekeerd door het Fonds voor bestaanszekerheid, worden uitgesloten voor ten hoogste dertien weken, of zesentwintig weken in geval van herhaling, ieder die deze prestaties ten onrechte verkregen heeft of getracht heeft te verkrijgen, hetzij op grond van
een onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte, hetzij door na te laten een aangifte te doen waartoe hij verplicht is, hetzij door een onjuist of vervalst bescheid over te leggen.
HOOFDSTUK VIII: LOONBESLAGEN Art. 34 - Het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement “H.R.” bepaalt de toepassingsvoorwaarden betreffende de loonbeslagen.
HOOFDSTUK IX: BEHEER Art. 35 - Het Fonds wordt beheerd door een raad van bestuur die paritair is samengesteld uit 4 werkgeversafgevaardigden en 4 afgevaardigden van de representatieve organisaties voor werklieden (“ACV Voeding en Diensten” en “De algemene centrale ABVV”) waarvan de mandaten door elke groep worden voorgedragen aan de Raad van bestuur en die door de Algemene Vergadering worden bekrachtigd. Een afgevaardigde van de representatieve organisaties voor bedienden (“ACV Voeding en Diensten”, “ACLVB” en “De BBTK”) wordt door elk van de vakbondsorganisaties voorgedragen als buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het Fonds worden uitgevoerd voor het bediendepersoneel. Drie werkgeversafgevaardigden worden door de Beroepsvereniging der bewakingsondernemingen voorgedragen als buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het Fonds worden uitgevoerd voor het bediendepersoneel. In afwachting van de bekrachtiging van de mandaten door de Algemene Vergadering worden laatstgenoemde voorlopig uitgeoefend.
49
Art. 36 - Behalve wat de buitengewone bestuurders betreft, vervangen plaatsvervangers, vier bij de representatieve werknemersorganisaties en vier aan werkgeverskant, de bestuurders die verhinderd zijn. Een zelfs tijdelijk verhinderd effectief lid kan worden vervangen door om het even welke plaatsvervanger van zijn groep. Art. 37 - De werkgeversafgevaardigden en de afgevaardigden van de representatieve vakbondsorganisaties voor de werknemers in het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten worden uitsluitend en respectievelijk voorgedragen aan de Raad van bestuur en afgezet door de groep waartoe zij behoren. Art. 38 - De effectieve bestuurders en de plaatsvervangers, alsmede de buitengewone bestuurders oefenen hun mandaat kosteloos uit en voor een duur van drie jaar. Dit mandaat kan worden vernieuwd. Vóór de normale afloopdatum wordt het slechts beëindigd door het overlijden, het ontslag of de afzetting. Een bestuurder kan op ieder ogenblik zijn ontslag aanbieden; dit dient te gebeuren per aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van de Raad van bestuur. Het mandaat neemt een einde vanaf de ontvangst van de aangetekende brief door de Voorzitter. Wanneer het mandaat van een bestuurder voortijdig een einde heeft genomen, wordt hij voorlopig vervangen door de plaatsvervanger van zijn groep tot op het ogenblik dat in zijn vervanging wordt voorzien. Art. 39 - De Raad van bestuur van het Fonds kiest een Voorzitter onder de effectieve bestuurders die de groep vertegenwoordigen van de representatieve vakbondsorganisaties voor het werkliedenpersoneel.
Een Ondervoorzitter wordt gekozen onder de bestuurders die de werkgeversgroep vertegenwoordigen. De mandaten van de Voorzitter en van de Ondervoorzitter hebben een looptijd van drie jaar; achteraf kunnen zij maar eenmaal worden vernieuwd. Art. 40 - Ingeval de Voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering van de Raad van bestuur voorgezeten door de Ondervoorzitter en in geval laatstgenoemde afwezig is, door de oudste bestuurder. Art. 41 - De Raad van bestuur komt samen in de loop van de maanden maart, juni en oktober van ieder jaar. Een verruimde Raad van bestuur, samengesteld uit de effectieve bestuurders van het Fonds, alsmede uit de buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het Fonds voor het bediendepersoneel worden uitgevoerd komt samen in de loop van de maand september van ieder jaar. Art. 42 - De raad van bestuur van het Fonds kan slechts rechtsgeldig vergaderen indien ten minste twee leden van elke groep aanwezig zijn. Art. 43 - De oproepingen, vergezeld van de agenda, worden ten minste 15 dagen vooraf verzonden. Art. 44 - Binnen de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering worden de beslissingen genomen met eenparigheid van stemmen van de Bestuurders die bij de stemming aanwezig zijn. Art. 45 - Binnen de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering worden de beslissingen genomen met eenparigheid van stemmen van de Bestuurders die bij de stemming aanwezig zijn. Art. 46 - Een stemming is slechts geldig indien zij betrekking heeft op een punt dat op de agenda is geplaatst.
50
Art. 47 - Ingeval tijdens gelijk welke vergadering het quorum niet wordt gehaald, moet een tweede vergadering met dezelfde agenda worden gehouden in de loop van de volgende maand. Tijdens deze tweede vergadering kunnen de aanwezige leden dan rechtsgeldig stemmen, ongeacht het aantal aanwezige leden. Art. 48 - De Raad van bestuur die wordt vertegenwoordigd door de effectieve leden, bezit de meest ruime bevoegdheden om alle daden van beheer, bestuur en beschikking te stellen waarbij het Fonds is betrokken en om alle maatregelen te nemen om de goede werking van het Fonds te verzekeren. Art. 49 - Alles wat niet is voorbehouden aan het Paritair Comité valt onder bevoegdheid van de Raad van bestuur. Art. 50 - De Raad van bestuur wijst een Algemeen secretaris aan met een mandaat van onbepaalde duur. Art. 51 - De Algemeen secretaris kan niet worden bekleed met een mandaat van bestuurder van het Fonds. Art. 52 - De Algemeen secretaris van het Fonds neemt alle taken waar van het dagelijkse beheer van het Fonds. De algemeen secretaris heeft tot taak de bestuurders op te roepen voor de vergaderingen van de Raad van bestuur en voor de jaarlijkse Algemene Vergadering, de verslagen van de vergaderingen op te stellen, laatstgenoemde voor te bereiden en erop toe te zien dat het verslag van de vergaderingen wordt ondertekend door de Voorzitter en door de bestuurders die aanwezig waren op de vergadering. Ingeval de Algemeen secretaris op een vergadering afwezig zou zijn, zal de Voorzitter voorlopig een vervanger aanwijzen onder de bestuurders die op de vergadering aanwezig zijn. In deze zin en in het kader van deze statuten kan hij dus rechtstreeks alle initiatieven nemen
die hij nodig acht om het complete beheer van de Algemeen secretaris tot een goed einde te brengen. Art. 53 - De Algemeen secretaris staat uitsluitend onder het gezag van de Voorzitter van de Raad van bestuur. Tegenover de Raad van bestuur is hij echter slechts aansprakelijk voor de goede werking van het Fonds binnen het kader van de middelen die te zijner beschikking worden gesteld en van de richtlijnen die hem worden gegeven door de Raad van bestuur van het Fonds en door deze Statuten. Art. 54 - De Raad van bestuur bekleedt de Algemeen secretaris met alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het beheer van het Fonds, binnen de perken waarin deze statuten voorzien. Art. 55 - Voor alle andere handelingen dan die waarvoor de Raad van bestuur de Algemeen secretaris een mandaat heeft verleend, volstaat het opdat het Fonds tegenover derden rechtsgeldig vertegenwoordigd zou zijn, de gezamenlijke handtekeningen aan te brengen van de Voorzitter en van de Ondervoorzitter, zonder dat deze bestuurders tegenover derden een beslissing of een machtiging dienen aan te tonen. Alle akten van het dagelijkse beheer worden ondertekend door de Algemeen secretaris. Art. 56 - De documenten betreffende het beheer van het Fonds worden door de Algemeen secretaris aan de Raad van bestuur bezorgd op elke vergadering of op eenvoudig verzoek vanwege de Voorzitter. Alle opdrachten tot betaling via de bank zijn slechts geldig indien zij gezamenlijk zijn ondertekend door de Voorzitter of bij diens afwezigheid door de Ondervoorzitter of bij diens afwezigheid door een van de bestuurders en de Algemeen secretaris.
51
Laatstgenoemde mag de betaalopdrachten van minder dan € 1.500 echter alleen ondertekenen. Indien door het Fonds kosten moeten worden gemaakt inzake extern personeel, de huur van kantoren of diverse kosten zullen die door het Fonds aan de leveranciers enkel worden terugbetaald op grond van naar behoren verantwoorde facturen. Art. 57 - De bestuurders en de Algemeen secretaris zijn slechts aansprakelijk voor hun mandaat en wat de verbintenissen van het Fonds betreft, dragen zijn geen enkele persoonlijke aansprakelijkheid uit hoofde van hun mandaat. Art. 58 - De Algemene Vergadering is samengesteld uit de effectieve leden van de Raad van bestuur, verruimd met de commissarissen en voor het gedeelte dat is voorbehouden aan het bediendepersoneel met de buitengewone bestuurders.
HOOFDSTUK X: BUDGET EN JAARREKENING Art. 59 - Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december. Art. 60 - Elk jaar, in de loop van de maand maart, moet de Algemene Vergadering worden bijeengeroepen om de rekeningen en de balans van het Fonds van het vorige jaar te controleren. Art. 61 - De oproepingen, vergezeld van de agenda, worden ten minste 15 dagen vooraf verzonden. Art. 62 - Door het Paritair Comité nr. 317 voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten zullen vooraf een bedrijfsrevisor en een accountant die niet bij het Fonds in dienst zijn, aangesteld worden om de juistheid van de rekeningen te controleren en daarover verslag uit te brengen aan de leden van de Algemene Vergadering.
Art. 63 - De Algemene Vergadering belast de Algemeen secretaris van het Fonds ermee de bestuurders op te roepen voor elke jaarlijkse zitting van de Algemene Vergadering, het verslag van de zitting op te stellen, die zitting voor te bereiden en erop toe te zien dat het verslag van de zitting wordt ondertekend door alle leden die op genoemde zitting aanwezig waren. Art. 64 - Ingeval de Algemeen secretaris op de zitting van de Algemene Vergadering afwezig is, zal laatstgenoemde voorlopig een vervanger aanstellen onder de leden die op genoemde zitting aanwezig zijn. Art. 65 - De persoon belast met de boekhouding van het Fonds, alsmede de revisor worden uitgenodigd op de zitting van de Algemene Vergadering teneinde de passende antwoorden te geven op de vragen die eventueel worden gesteld door de leden van laatstgenoemde. Art. 66 - Het budget voor het volgende jaar zal worden opgesteld door de persoon belast met de boekhouding van het Fonds en zal na akkoord van de Algemeen secretaris aan deze Algemene Vergadering ter goedkeuring worden voorgelegd. Art. 67 - De rekeningen en de balans moeten vóór einde maart van ieder jaar worden ingediend bij het Paritair Comité.
HOOFDSTUK XI: ONTBINDING EN VEREFFENING Art. 68 - Het Fonds kan slechts worden ontbonden ten gevolge van een collectieve arbeidsovereenkomst die in het Paritair Comité is goedgekeurd. Genoemde collectieve arbeidsovereenkomst heeft pas uitwerking op de eerste dag van het kwartaal na de periode van zes maanden na sluiting ervan.
52
Art. 69 - Wanneer de Raad van bestuur van het Fonds in de onmogelijkheid verkeert om zijn mandaat te vervullen, onder meer ten gevolge van een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen de drie maanden door de Voorzitter van het Paritair Comité nr. 317 in gebreke gesteld, nadat die daarvan naar behoren en onmiddellijk door de Voorzitter van het Fonds per aangetekende brief in kennis is gesteld.
BIJLAGE: HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Art. 70 - Indien binnen een termijn van drie maanden na de ingebrekestelling, de Raad van bestuur nog altijd in dezelfde onmogelijkheid verkeert, wordt het Fonds automatisch als ontbonden beschouwd.
Art. 1 - Overeenkomstig artikel 6 van de statuten van het Fonds hebben de mannelijke of vrouwelijke werklieden die lid zijn van een vakbondsorganisatie voor werklieden recht op een jaarlijkse vakbondspremie die om de twee jaar door de collectieve arbeidsovereenkomst wordt bepaald.
Art. 71 - Deze ontbinding wordt bevestigd door de Voorzitter van het Paritair Comité en heeft uitwerking vanaf de 1ste dag van het kalenderkwartaal na de periode van negen maanden na de ingebrekestelling. Art. 72 - Het Paritair Comité nr. 317 voor de bewaking- en/of toezichtsdiensten wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun bevoegdheid en bezoldiging, alsmede de toewijzing van het vermogen. Art. 73 - Ingeval het Fonds voor bestaanszekerheid wordt ontbonden, blijven de gekapitaliseerde bedragen die geplaatst zijn op een afzonderlijke bankrekening en die uitsluitend bestemd zijn voor de betalingen van de maandelijkse brugpensioenvergoedingen eigendom van de bruggepensioneerde werknemers waarvan de dossiers door het Fonds vóór de ontbinding werden aanvaard. Deze maandelijkse brugpensioenvergoedingen zullen door de Algemeen secretaris verder worden berekend en maandelijks worden uitgekeerd aan de werknemers die al met brugpensioen waren op de datum van de ontbinding en volgens de richtlijnen en op verantwoordelijkheid van de vereffenaars.
Het Huishoudelijk Reglement maakt wezenlijk deel uit van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bewakingsdiensten “F.B.Z.B.” en bezit dezelfde rechtskracht.
HOOFDSTUK I: VAKBONDSPREMIE
Deze premie wordt toegekend op grond van een twaalfde van het globale jaarbedrag voor elke maand gedurende welke de rechthebbende is tewerkgesteld in een onderneming van de bewakingssector. Art. 2 - Om aanspraak te kunnen maken op de vakbondspremie moeten de mannelijke of vrouwelijke werklieden in de loop van het boekjaar bij een of meer werkgevers uit de sector een maandgemiddelde van minimum 90 werkuren of daarmee gelijkgestelde uren hebben gehaald. Art. 3 - Een prestatie van 10 werkdagen of daarmee gelijkgestelde dagen per maand geeft recht op 1/12 van de vakbondspremie. Art. 4 - De rechthebbenden die in de loop van het boekjaar van het Fonds met pensioen zijn gegaan, alsmede de erfgenamen van de rechthebbenden die in de loop van datzelfde boekjaar zijn overleden, hebben recht op het volledige bedrag dat hierboven is bepaald, voor zover de betrokken mannelijke of vrouwelijke werklieden tot op de dag van hun pensionering of hun overlijden de toekenningvoorwaarden vervullen.
53
Art. 5 - De uren gedurende welke de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt geschorst krachtens de artikelen 28 § 2, 28 § 4 en 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) worden beschouwd als uren die worden gelijkgesteld met werkuren.
Art. 9 - Het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel die tijdens zijn/haar activiteit heeft gewerkt in een land dat tot de Europese Gemeenschappen behoort, moet bewijzen dat hij/zij geregeld bijdragen heeft betaald aan het officiële orgaan voor de sociale zekerheid van dat land.
Art. 6 - Overeenkomstig artikel 6bis van de statuten van het Fonds hebben de mannelijke of vrouwelijke bedienden die lid zijn van een vakbondsorganisatie recht op een vakbondspremie voor elke volledige maand die zij tijdens het jaar hebben gewerkt en die om de twee jaar door de collectieve arbeidsovereenkomst wordt bepaald.
Art. 10 - Voor de berekening van de verschuldigde vergoeding worden de dagen waarop het werk werd onderbroken wegens ziekte of arbeidsongeval gelijkgesteld met daadwerkelijk gewerkte dagen.
Deze premie wordt toegekend op grond van een twaalfde van het globale jaarbedrag voor elke maand gedurende welke de rechthebbende is tewerkgesteld in een onderneming van de bewakingsector.
HOOFDSTUK II: BRUGPENSIOEN Art. 7 - Om de toekenning van het brugpensioen te kunnen genieten moet het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel dat is aangesloten bij een vakbondsorganisatie voor werklieden zijn/haar aanvraag indienen via genoemde vakbondsorganisatie. Indien hij/zij niet bij een vakbond is aangesloten, moet hij/zij zijn/haar aanvraag rechtstreeks bij het Fonds indienen. Art. 8 - Elke overname van anciënniteit die naar behoren in de arbeidsovereenkomst van het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel is opgenomen, komt in aanmerking voor het verkrijgen van het brugpensioen. Een kopie van de arbeidsovereenkomst of van elk ander bewijsstuk moet in voorkomend geval bij de aanvraag om brugpensioen worden gevoegd.
Art. 11 - De maandelijkse brugpensioenvergoedingen worden door het Fonds voor Bestaanszekerheid pas betaald vanaf de maand vanaf welke het dossier volledig is en goedgekeurd is door het Fonds en door het betrokken bureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. Art. 12 - De geneeskundige attesten die melding maken van een definitieve arbeidsongeschiktheid zijn niet toegestaan als bewijs voor de stopzetting van het werk. Art. 13 - De voorwaarden betreffende de toekenning van het conventionele brugpensioen worden vastgelegd door de wet. Indien bijzondere sectorale voorwaarden worden vastgesteld, moeten zij het voorwerp zijn van een collectieve arbeidsovereenkomst die is goedgekeurd door het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten en bekrachtigd door een koninklijk besluit. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet het aanvullende bedrag aan werkgeversbijdragen bepalen dat aan het Fonds moet worden betaald en die de betaling van genoemde brugpensioenvergoedingen mogelijk moet maken. De bijzondere sectorale voorwaarden zullen voor de verkrijging van het brugpensioen pas van toepassing zijn vanaf het ogenblik dat de collectieve arbeidsovereenkomst is ingediend
54
bij en geregistreerd door de Griffie van het FOD Werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, zij zullen eveneens worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
HOOFDSTUK III: BUITENGEWONE VAKANTIE-UITKERING Art. 14 - Voor de berekening van de buitengewone vakantietoelage, vermeld in artikel 8 van de statuten van het Fonds worden de dagen arbeidsonderbreking wegens ziekte, gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen en vergoed volgens de volgende formule: In geval van ziekte van langer dan een maand wordt de 8,33% buitengewone vakantietoelage met betrekking tot de eerste vier weken ziekte door de werkgever berekend op de bedragen die door hem zijn betaald. Zodra het ziekenfonds tegemoetkoming verleent zal het Fonds op het bedrag dat door het ziekenfonds is betaald het percentage van 8,33% toepassen. De ziekteperiode is in totaal gelijk aan maximum 312 dagen ( inclusief gewaarborgd weekloon). De gelijkstelling en de schadeloosstelling ten gevolge van een arbeidsongeval is begrepen in de maandelijkse betaling die door de arbeidsongevallenverzekeraar van de werkgever wordt gedaan.
HOOFDSTUK IV: FORMULIEREN Deel 1. Werklieden Art. 15 - Elk jaar wordt door het Fonds een formulier opgesteld en opgestuurd aan de mannelijke of vrouwelijke werklieden begin december, op de data die door de Raad van bestuur van het Fonds zijn vastgesteld. Art. 16 - Het model en de kleur van dit formulier worden elk jaar goedgekeurd door de Raad van bestuur van het Fonds die moet
bijeenkomen uiterlijk vóór het einde van de maand oktober. Geen enkele aanvullende berekening, toevoeging of wijziging is hoegenaamd toegestaan, behoudens unanieme beslissing van de Raad van bestuur. Enkel de formulieren die door het Fonds zijn opgesteld, zijn geldig. Art. 17 - Aan de mannelijke of vrouwelijke werklieden mag geen enkel formulier worden overhandigd vóór het tijdstip, bepaald in bovenstaand artikel. De klachten betreffende het niet ontvangen hebben van het formulier moeten aan het Fonds worden overgemaakt na 15 januari en bij voorkeur vóór 31 maart. Art. 18 - Enerzijds krachtens de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en anderzijds krachtens de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens mag het formulier dat bedragen inzake diverse bezoldigingen en privé-inlichtingen bevat, alleen onder gesloten omslag worden overhandigd aan elk mannelijk of vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel, die het vervolgens persoonlijk moet overhandigen aan de vakbondsorganisatie voor werklieden waarbij hij/zij is aangesloten. Art. 19 - Het ophalen van de formulieren door enige derde is niet toegestaan, behalve indien aan laatstgenoemde door de betrokken werkneme(e)m(st)er een handgeschreven volmacht wordt gegeven, die naar behoren is gedateerd en door laatstgenoemde is ondertekend. Art. 20 - De werkne(e)m(st)er bezorgt de 3 luiken van het formulier aan de vakbondsorganisatie voor werklieden waarbij hij/zij is aangesloten. Art. 21 - De nationale vakbondsorganisaties voor werklieden zijn belast met de betaling
55
van alle voordelen die in het formulier zijn vermeld en tevens luik 3 vervolledigd aan de werknemers terug te sturen. Art. 22 - Het mannelijke of vrouwelijke lid van het werkliedenpersoneel ondertekent genoemd formulier “voor voldaan”. Art. 23 - De mannelijke of vrouwelijke werklieden die niet bij een vakbond zijn aangesloten, zenden luiken 1 en 2 van het formulier rechtstreeks aan het administratieve adres van het Fonds, dat zich zal belasten met de uitkering aan de begunstigden van de daarin vermelde voordelen.
Deel 2. Bedienden Art. 24 - Elk jaar wordt door het Fonds met het oog op de uitkering van de vakbondspremie aan het bediendepersoneel een formulier opgesteld en opgestuurd aan het bediendepersoneel begin maart van ieder jaar, op de data die door de Raad van bestuur van het Fonds zijn bepaald. Art. 25 - Het model en de kleur van dit formulier worden elk jaar goedgekeurd door de verruimde Raad van bestuur van het Fonds, die moet bijeenkomen uiterlijk vóór het einde van de maand oktober. Enkel de formulieren die door het Fonds zijn opgesteld zijn geldig. Geen enkele aanvullende berekening, toevoeging of wijziging is hoegenaamd toegestaan, behoudens unanieme beslissing van de Raad van bestuur. Art. 26 - Aan de mannelijke of vrouwelijke bedienden mag geen enkel formulier worden overhandigd vóór het tijdstip, bepaald in bovenstaand artikel. Art. 27 - Enerzijds krachtens de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en anderzijds krachtens de wet van 8 december 1992 tot bescherming
van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens mag het formulier dat bedragen inzake privéinlichtingen bevat onder gesloten omslag worden overhandigd aan elk mannelijk of vrouwelijk lid van het bediendepersoneel die het vervolgens persoonlijk moet overhandigen aan de vakbondsorganisatie waarbij hij/zij is aangesloten. Art. 28 - Het ophalen van de formulieren door enige derde bij de diensten die het formulier hebben opgesteld is niet toegestaan. Art. 29 - De mannelijke of vrouwelijke bediende bezorgt het formulier aan de vakbondsorganisatie waarbij hij/zij is aangesloten. Art. 30 - De nationale vakbondsorganisaties zijn belast met de betaling van alle voordelen die in het formulier zijn vermeld. Art. 31 - Het mannelijke of vrouwelijke lid van het bediendepersoneel ondertekent genoemd formulier “voor voldaan”.
HOOFDSTUK V: BETALINGEN EN VOORSCHOTTEN Art. 32 - De betaling mag enkel door het Fonds worden gedaan op het bankrekeningnummer van de mannelijke of vrouwelijke werklieden. De vergoedingen die verschuldigd zijn aan de mannelijke of vrouwelijke werklieden worden uitgekeerd in de loop van de maand december van ieder jaar, op de data die door de Raad van bestuur van het Fonds zijn bepaald. Art. 33 - De voorschotten die bestemd zijn voor de nationale vakbondsorganisaties en die voorzien zijn voor de betaling van de voordelen die op de formulieren zijn vermeld, zullen worden overgeschreven op de bankrekeningen van laatstgenoemde, op de datum die ieder jaar door de Raad van bestuur wordt bepaald.
56
Art. 34 - Om de administratiekosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan zijn aangeslotenen van de vergoedingen die zijn vermeld in het formulier voor de buitengewone vakantie-uitkering, ontvangt de vakbondsorganisatie voor werklieden van het Fonds een vergoeding die gelijk is aan € 3,72 per werkne(e)m(st)er. Art. 35 - De vakbondsorganisaties hebben recht op een vergoeding die gelijk is aan € 3,72 voor de uitkering van de vakbondspremie aan de bij haar aangesloten bedienden.
HOOFDSTUK VI: AANVULLENDE WERKLOOSHEIDSVERGOEDING Art. 36 - Aan de mannelijke en vrouwelijke werklieden die economisch werkloos zijn, wordt een dagvergoeding toegekend, waarvan de duur en bedrag in het paritair comité worden bepaald. Indien de werkman of werkvrouw economisch werkloos is, belast de werkgever, zich met de berekening van de vergoeding en keert hij die samen met zijn/haar loon uit. Op vraag van de werkgevers, vergoedt het Fonds de werkgevers die op regelmatige wijze de patronale bijdragen aan het Fonds betaald hebben, per kwartaal op grond van de gegevens van de kruispuntbank.
HOOFDSTUK VII: VERTROUWELIJKHEID Art. 37 - De gegevens die nodig zijn voor het goede verloop van de uitbetaling van de verschillende voordelen door de tussenkomst van het Fonds, aan de werknemers uit de bewakingssector, zijn vertrouwelijk en worden slechts bewaard zolang als nodig is voor de uitbetaling van deze voordelen of zolang als voorzien door de wet, voor wat betreft de verplichte bewaring van bepaalde archieven.
Elke werknemer heeft het recht om aan het Fonds de gegevens met betrekking tot zijn persoon op te vragen die in het bezit zijn van het Fonds; hiervoor dient hij een schriftelijke aanvraag aan het Fonds te richten, minstens veertien dagen op voorhand.
HOOFDSTUK VIII: LOONBESLAGEN Art. 38 - Voor de loonbeslagen die betrekking hebben op de mannelijke en/of vrouwelijke werknemers die zijn tewerkgesteld in de ondernemingen van de sector zal het Fonds voor bestaanszekerheid zelf de wettelijke afhoudingen uitvoeren op de Buitengewone Vakantietoelage. Het Fonds zal tevens de beslaglegger antwoorden bij ter post aangetekende brief binnen de wettelijke termijn van vijftien dagen, die is vastgelegd door artikel 164 § 5, van het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Een afschrift van dit schrijven wordt tevens aan betrokken werknemer en/of werkneemster opgestuurd. Bij de opstelling van de afrekening op het einde van het jaar zal het Fonds rekening houden met het vernoemd beslag, de vereiste inhoudingen doen en het bedrag ervan overmaken aan de beslaglegger.
57
Gewijzigd door de CAO van 25.02.2014.
Deze bijdrage is bruto van sociale lasten en taksen die erop van toepassing zijn. Het niveau van bijdrage kan aan het begin van elk jaar verhoogd worden door de inrichter bedoeld in artikel 5, handelend krachtens zijn statuten.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED
Vanaf 1 januari 2014 wordt deze bijdrage gebracht op 0,50% van de lonen van de aangeslotenen.
2. INVOERING TWEEDE PIJLER CAO van 30.06.2009 (KB 28.04.2010 - BS 16.06.2010)
Art.1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: DOELSTELLING, INWERKINGTREDING, FINANCIERING, BEHEER EN INRICHTING Art. 2 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft, in uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties binnen het paritair comité, als enig onderwerp de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2de pijler conform de beschikkingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van deze pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en zijn uitvoeringsbesluiten (hierna genoemd WAP). Art. 3 - Het sectoraal pensioenstelsel treedt in werking op 1 januari 2010 en is verplicht voor alle werknemers en voor alle werkgevers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 4 - Het stelsel wordt gefinancierd door middel van een globale bijdrage ten laste van de werkgevers die vanaf 1 januari 2010 wordt vastgelegd op 0,25% van de lonen van de aangeslotenen zoals bepaald in artikelen 3 en 4 van het hierbij gevoegde pensioenreglement.
Art. 5 - Het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bewaking, waarvan de statuten vastgesteld zijn door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003, is de inrichter in de zin van artikel 3, § 1, 5° a. van de WAP. De beslissing om het pensioenstelsel in te stellen, te wijzigen of op te heffen is de exclusieve bevoegdheid van de inrichter. Verder kan de inrichter, zonder het pensioenstelsel te wijzigen of op te heffen, alle maatregelen treffen die vereist zijn voor de goede uitvoering ervan, en in het bijzonder in uitzonderlijke gevallen of in gevallen die niet voorzien zijn door het pensioenreglement dat bij deze overeenkomst is gevoegd. Art. 6 - De inrichter zal de uitvoering van het pensioenstelsel toevertrouwen aan een pensioeninstelling die hij zal kiezen op objectieve basissen en na een vergelijkende studie, onder de instellingen die aan de regels betreffende de uitvoering van een sectoraal pensioenstelsel beantwoorden, zoals bepaald door de WAP. Art. 7 - Het beleid van het pensioenstelsel streeft als enig doel de rechtmatige belangen van de aangeslotenen na, met uitsluiting van om het even welk ander doel, en rekening houdend met de principes van degelijk bestuur. Art. 8 - Indien de door de inrichter gekozen pensioeninstelling niet paritair wordt beheerd, wordt een toezichtcomité samengesteld in overeenstemming met artikel 41, § 2 van de WAP. Dit comité is voor de helft samengesteld uit leden die de werknemers vertegenwoordigen, jegens wie
58
de pensioenverbintenis is aangegaan en die door de delegatie van de werknemers binnen de inrichter worden aangesteld, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de werkgevers, die door de delegatie van de werkgevers binnen de inrichter worden aangesteld. Dit comité ziet toe op de uitvoering van het pensioenstelsel en wordt door de pensioeninstelling in het bezit gesteld van de verklaring evenals van het verslag van transparantie beoogd door de artikelen 41 bis en 42 van de WAP voor de communicatie ervan aan de inrichter. Ingeval de pensioeninstelling die door de inrichter wordt gekozen paritair wordt beheerd, hangt de oprichting van een toezichtcomité af van de beslissing van de inrichter, die handelt in toepassing van zijn statuten.
HOOFDSTUK III: SLOTBEPALINGEN Art. 9 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang op 1 juli 2009 en is afgesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd per aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, mits een opzeggingstermijn van 6 maanden. Art. 10 - De opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst op aanvraag van één van de contracterende partijen kan slechts plaatsvinden indien de inrichter vooraf de beslissing neemt om de sectorale pensioenregeling op te heffen. Art. 11 - Het pensioenreglement dat de rechten en verplichtingen vaststelt van de inrichter, de werkgevers, de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden, ·evenals·de toetredingsvoorwaarden en de regels betreffende de uitvoering van het pensioenstelsel wordt als bijlage bij deze overeenkomst gevoegd. In uitvoering van artikel 31, § 2, eerste alinea van de WAP,
wordt overeengekomen dat de procedure bij uittreding, zoals beoogd door artikel 3, § 1, 11° a. van de WAP geregeld wordt door artikel 17 van het pensioenreglement. Art. 12 - De nietigheid of het niet-uitvoerbare karakter van één van de beschikkingen van deze overeenkomst brengt de geldigheid of het uitvoerbare karakter van de andere beschikkingen niet in gedrang.
BIJLAGE: PENSIOENREGLEMENT Dit pensioenreglement omvat de modaliteiten van de pensioentoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009 betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler. Het is onderworpen aan alle beschikkingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en zijn uitvoeringsbesluiten (hierna WAP genoemd) die rechtstreeks of onrechtstreeks het pensioenreglement betreffen, los van het feit of het pensioenreglement al dan niet, expliciet of niet, naar gelezen beschikkingen verwijst. Het is eveneens onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit n°50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste alinea, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomensbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst. De huidige regeling treedt in werking op 1 januari 2010.
59
DEFINITIES EN CONCEPTEN
6. Aangeslotene
Art. 1 - Voor de toepassing van deze regeling, dient men te verstaan onder:
De werknemer (M/V) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter een pensioenstelsel heeft ingesteld en die de toetredingsvoorwaarden voorzien in dit pensioen reglement vervult, evenals de vroegere werknemer die van huidige of uitgestelde rechten blijft genieten in overeenstemming met dit pensioenreglement. Onder actieve aangeslotene, verstaat men de aangeslotene die niet gepensioneerd is, niet is uitgetreden in de betekenis van punt 7° van dit artikel en niet in voltijds brugpensioen is gesteld.
1. Pensioentoezegging en pensioenstelsel De pensioentoezegging is de toezegging van een aanvullend pensioen - of de overeenkomstige waarde in kapitaal gedaan door de inrichter ten voordele van de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009 betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2de pijler. Het type van de pensioentoezegging wordt bepaald in art. 2 van het reglement. Een pensioenstelsel is een collectieve pensioentoezegging. 2. Aanvullend pensioen Het rustpensioen en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene voor of na de pensionering of de hiermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die worden toegekend op basis van de in dit reglement bepaalde verplichte stortingen, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke socialezekerheidsregeling vastgesteld pensioen. 3. Werkgever Iedere werkgever die onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009 valt. 4. Werknemer In dit reglement wordt onder werknemer verstaan zowel de arbeider (M/V) als de bediende (M/V) die actief tewerkgesteld is bij de werkgever. 5. Inrichter Het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bewaking.
7. Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst (of arbeidsovereenkomsten), indien de aangeslotene bij meer dan een werkgever tewerkgesteld is die elk ressorteren onder het Paritair Comité voor bewakings- en/ of toezichtdiensten anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer binnen de twee kwartalen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst(en) geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die eveneens ressorteert onder hetzelfde paritair comité. Voltijds bruggepensioneerden worden onder voorbehoud van de bepalingen van punt 12 van huidig artikel en van art. 14 gelijkgesteld met uitgetreden aangeslotenen. 8. Pensioeninstelling De instelling die voldoet aan de voorwaarden gesteld door art 3, § 1, 16° van de WAP en die door de inrichter is aangeduid voor de uitvoering van de pensioentoezegging. 9. Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken in overeenstemming met dit pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat.
60
10.Verworven reserves
14. Financieringsfonds
De reserves op dewelke de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft in overeenstemming met het pensioenreglement.
Het fonds, dat door de pensioeninstelling wordt beheerd en waarvan de werking wordt bepaald in artikel 18 van dit reglement.
11. Pensioenleeftijd De leeftijd vanaf dewelke de aangeslotene van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen geniet. De normale pensioenleeftijd is 65 jaar. Indien de aangeslotene in dienst blijft bij een werkgever na de leeftijd van 65 jaar en zijn wettelijke pensionering is uitgesteld, wordt de pensioenleeftijd telkens met een jaar verhoogd. De vervroegde pensioenleeftijd is de leeftijd van de aangeslotene bij zijn pensionering voor de leeftijd van 65 jaar, met dien verstande dat de vervroegde pensionering niet voor de 60e verjaardag van de aangeslotenen kan plaatshebben. 12. Einddatum De einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene, op voorwaarde dat de aangeslotene op dat ogenblik minstens de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. De normale einddatum valt aldus op de eerste dag van de maand volgend op de normale pensioenleeftijd van de aangeslotene, namelijk 65 jaar. Op aanvraag kan de aangeslotene die geniet van het statuut van voltijds bruggepensioneerde de uitbetaling van zijn prestaties verkrijgen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. 13. Wettelijk samenwonende De persoon die samen met zijn samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.
De in het pensioenreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst dienen te worden opgevat in hun betekenis die de WAP hen toekent.
TYPE PENSIOENTOEZEGGING Art. 2 - De pensioentoezegging heeft betrekking op het storten van a priori vastgestelde bijdragen zonder rendementsgarantie behoudens de garanties bedoeld in artikel 12 en het volledige rendement dat contractueel wordt gegarandeerd door de pensioeninstelling, eventueel verhoogd met de winstdeelnames die aan de contracten van de aangeslotenen worden toegekend. Deze bijdragen worden tegelijkertijd besteed:
• aan de samenstelling, vanaf de eerste dag
van de trimester tijdens dewelke de actieve aangeslotene de leeftijd van 25 jaar bereikt, van een kapitaal dat uitsluitend in geval van pensionering wordt uitgekeerd, conform de verzekeringsformule beschreven in art. 10. Dit luik wordt hierna het “pensioenluik” genoemd,
en
• aan de betaling van de vereiste premies om
voor het geheel actieve aangeslotenen een kapitaal in geval van overlijden te verzekeren ten voordele van hun begunstigden. Dit luik wordt hierna “het luik overlijden” genoemd.
Per 1 januari 2010 bedraagt het verzekerde overlijdenskapitaal 1.250 EUR, zonder inbegrip van de winstdeelname die de pensioeninstelling desgevallend toekent bij overlijden. Dit kapitaal kan bij het begin van
61
elk boekjaar per eenvoudige beslissing van de inrichter herzien worden in functie van de beschikbare financiële middelen, begroot op basis van de bijdragen bepaald in art. 4 en geëvalueerd in functie van financiële vooruitzichten en vooruitzichten betreffende de demografische evolutie en de verwachte sterftecijfers bij de groep van de aangeslotenen aan de regeling. Voor de aangeslotene die niet voor het equivalent van een voltijdse betrekking in de sector van de bewaking actief is, wordt het overlijdenskapitaal berekend in verhouding tot zijn gemiddeld niveau van tewerkstelling in de sector, beperkt tot 100%, en vastgesteld op basis van de vier DMFA aangiftes, die aan het moment van het overlijden voorafgaan. Het uit te keren kapitaal bij pensionering of in geval van overlijden kan in een rente worden omgezet conform de modaliteiten bepaald in art. 13.
AANGESLOTENEN Art. 3 - § 1. Alle werknemers die tewerkgesteld zijn zowel voltijds als deeltijds in het kader van een arbeidsovereenkomst (ongeacht het soort arbeidsovereenkomst ) afgesloten met een werkgever worden verplicht aangesloten bij deze regeling vanaf de datum van inwerkingtreding van de regeling of vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van indiensttreding, indien deze datum later is. De aansluiting bij het luik overlijden gebeurt zonder leeftijdsvoorwaarde noch geneeskundig onderzoek. De toetreding tot het pensioenluik vindt op zijn vroegste plaats op de 1e dag van de trimester tijdens dewelke de werknemer de leeftijd van 25 jaar bereikt. Worden evenwel niet aangesloten bij dit pensioenplan:
• de personen tewerkgesteld via een
overeenkomst van studentenarbeid;
• de personen tewerkgesteld via een
overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uit zendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruikers;
• de personen tewerkgesteld met
een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal door met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-, en omscholingsprogramma.
§ 2. De aangeslotene die na de leeftijd van 65 jaar in dienst blijft bij een werkgever en zijn wettelijke pensionering heeft uitgesteld, blijft aangesloten bij deze regeling. § 3. De aangeslotene die prestaties heeft ontvangen in toepassing van het pensioenluik van deze regeling ten gevolge van zijn pensionering (normaal, vervroegd of uitgesteld) of die is uitgetreden zoals bedoeld in art. 1, 7°, en die opnieuw in functie treedt bij een werkgever zal als nieuwe aangeslotene beschouwd worden.
BIJDRAGEN Art. 4 - De jaarlijkse bijdrage aan het sectorale pensioenstelsel, die door sectoraal akkoord 2007-2008 wordt bepaald, is volledig ten laste van de werkgevers en bedraagt per 1 januari 2010 0,25% van de bruto jaarsalarissen van de werknemers van de sector, onderworpen aan de afhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, volgens de formule hieronder:
• voor de bedienden: het gewone loon (vast basisdeel en variabel deel) x 13/12
• voor de arbeiders: RSZ loon aan 108% x 13/12 met uitzondering van de uitzonderlijke lonen, de opzegvergoedingen en de vakantiegelden.
62
Deze bijdrage, verhoogd met de toepasbare fiscale en sociale lasten, wordt rechtstreeks door de inrichter bij de werkgevers geïnd en aan de pensioeninstelling overgemaakt. Elke werkgever zal aan de inrichter maandelijkse voorschotten betalen die overeenstemmen met een derde van de geschatte driemaandelijkse bijdrage bestemd voor dit pensioenstelsel voor het overeenkomstige kwartaal. Het saldo zal onmiddellijk bij ontvangst van de betreffende debetnota aan de inrichter worden gestort.
PENSIOENINSTELLING EN VERANDERING VAN PENSIOENINSTELLING Art. 5 - § 1. De inrichter wijst voor de uitvoering van de pensioentoezegging een pensioeninstelling aan onder deze die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de WAP. Een verandering van pensioeninstelling en, eventueel, de overdracht van de verworven reserves, van de winstdeelnames en van het financieringsfonds die er desgevallend mee gepaard gaat, is onderworpen aan de voorwaarden bepaald in artikelen 34 tot en met 37 van de WAP. § 2. Conform artikel 38 van de WAP kan tien percent van de werkgevers of werknemers vragen dat de Raad voor Aanvullende Pensioenen het stelsel onderzoekt. In geval het rendement ondermaats is, kan de Raad voor Aanvullende Pensioenen aanbevelen om van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders.
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER Art. 6 - § 1. Naast de betaling van de bijdragen bepaald in art. 4, is de werkgever verplicht om aan de inrichter, op eenvoudig verzoek en onder voorbehoud van de beschikkingen van art. 22 betreffende de bescherming van
het privéleven, alle nuttige gegevens en alle inlichtingen te bezorgen die laatstgenoemde nodigt acht met het oog op de goede uitvoering van de pensioentoezegging, en onder meer ingeval van vervroegde pensionering, pensionering of overlijden van een werknemer. § 2. Op verzoek en rechtvaardiging van de inrichter, is de werkgever verplicht om aan laatstgenoemde onmiddellijk de financiële middelen te bezorgen die eventueel noodzakelijk zijn in aanvulling op de bijdragen bepaald in art. 4 voor de uitvoering van de pensioentoezegging, en in het bijzonder deze die nodig zouden zijn hetzij om aan de minimale rendementsverplichtingen te voldoen bepaald in art. 12, hetzij in gevolge de toepassing van art. 16, hetzij nog in geval van een verandering van pensioeninstelling die lasten of kosten met zich meebrengt.
VERPLICHTINGEN VAN DE INRICHTER Art. 7 - § 1. De inrichter gaat tegenover alle werkgevers en aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat nodig is voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst die dit pensioenstelsel invoert. Hij zal alle bij de werkgevers geïnde pensioenbijdragen zo spoedig mogelijk aan de pensioeninstelling doen toekomen samen met de toepasselijke taksen. Bovendien zal hij alle voor de pensioeninstelling nodige of gewenste inlichtingen zo spoedig mogelijk overmaken onder voorbehoud van de beschikkingen van art. 22 betreffende de bescherming van het privéleven. § 2. Indien de inrichter verzuimt om de bijdragen voor de financiering van de pensioentoezegging te betalen, stelt de pensioeninstelling drie maanden na de vervaltermijn van deze bijdragen elke actieve aangeslotene in kennis van de niet-betaling. Indien evenwel de niet-betaling van een deel van de bijdragen te wijten is aan de niet-
63
naleving door één of meerder werkgevers van de verplichtingen beoogd in art. 6, § 1 zullen uitsluitend de betrokken actieve aangeslotenen door de pensioeninstelling ingelicht worden. § 3. De inrichter zal op eenvoudig verzoek het pensioenreglement ter beschikking stellen van de aangeslotenen, evenals het jaarverslag over het beheer van de pensioentoezegging en de door de pensioeninstelling opgestelde verklaringen, rekeningen en jaarverslagen zoals bedoeld in art. 42 van de WAP. VERPLICHTINGEN VAN DE AANGESLOTENE EN ZIJN RECHTHEBBENDEN Art. 8 - De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1, 1°. Hij machtigt de inrichter bij de pensioeninstelling elke levens- en/of overlijdensverzekering ten zijnen gunste af te sluiten die nuttig of nodig geacht wordt voor de goede uitvoering van de pensioentoezegging. De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel bij het afsluiten van het (de) verzekeringscontract(en) als tijdens de duur ervan, om alle inlichtingen te verschaffen aan de pensioeninstelling die voor het beheer van het (de) contract(en) vereist zijn. In geval van uittreding, zoals bedoeld in art 1, 7°, in geval van vervroegde pensionering of in geval van pensionering, is de aangeslotene verplicht om de inrichter hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen. In geval van overlijden van een actieve aangeslotene, zijn zijn rechthebbenden verplicht om de inrichter hiervan te informeren van zodra zij van het overlijden op de hoogte zijn. In geval van overlijden van een nietactieve aangeslotene die bij uittreding of brugpensionering gekozen heeft om van verworven rechten te genieten in de onthaalstructuur bedoeld in artikel 17, en die bijgevolg blijft genieten van verworven
prestaties in geval van overlijden, zijn zijn rechthebbenden verplicht om de inrichter onmiddellijk in kennis te stellen van dit overlijden.
PRESTATIES IN GEVAL VAN PENSIONERING, VERVROEGDE PENSIONERING OF OVERLIJDEN Art. 9 - § 1. De prestaties die uit dit sectorale pensioenstelsel voortvloeien en overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, zijn uitsluitend betaalbaar hetzij bij normale, vervroegde of uitgestelde pensionering, hetzij bij brugpensioen op voorwaarde dat de aangeslotene de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, hetzij bij overlijden van een actieve aangeslotene, hetzij bij overlijden van een niet-actieve aangeslotene voor zover hij het recht op prestaties in geval van overlijden heeft behouden. In elk geval, zijn de voordelen in geval van pensionering of brugpensionering ten vroegste betaalbaar vanaf 1 januari 2011. § 2. Teneinde de betaling te verkrijgen van de prestaties bij pensionering of overlijden, zal (zullen) de aangeslotene of desgevallend zijn rechthebbenden, een naar behoren ingevuld aanvraagformulier overmaken aan de inrichter, dat alle nodige inlichtingen bevat alsmede alle attesten die nodig zijn om de pensioeninstelling toe te laten om haar contractuele verplichtingen jegens de aangeslotene of zijn rechthebbenden te vervullen. Na nazicht maakt de inrichter het formulier zonder verwijl over aan de pensioeninstelling. De inrichter stelt dit aanvraagformulier op eenvoudig verzoek ter beschikking van de aangeslotene of zijn rechthebbenden. § 3. Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) één van de hun opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate
64
als de pensioeninstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) met betrekking tot de verzekeringen die afgesloten geweest zijn in het kader van dit pensioenreglement. § 4. De aangeslotene, en namens de aangeslotene, zijn begunstigden en rechthebbenden, verlenen toestemming aan de pensioeninstelling om, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen de gekapitaliseerde waarde van niet-opgevraagde en wettelijk vervallen en verjaarde overlijdenskapitalen en pensioenkapitalen zoals bedoeld in artikel 10 in het financieringsfonds te storten, en zien af van enig verder verhaal tegen de inrichter en de pensioeninstelling.
KAPITALEN BIJ OVERLIJDEN EN KAPITALEN BIJ PENSIONERING Art. 10 - § 1. Voor de samenstelling van de prestaties voorzien in het pensioenluik, sluit de inrichter bij de pensioeninstelling voor elke actieve aangeslotene die deelneemt aan het luik pensioen een levensverzekering af van het type “uitgesteld kapitaal zonder uitkering van de reserve ingeval van overlijden” die alleen de uitkering van een kapitaal verzekert op voorwaarde dat de aangeslotene in leven is op de einddatum. Dit kapitaal kan omgezet worden in een rente conform de modaliteiten bepaald in art. 13. Het kapitaal voorzien op de einddatum is afhankelijk van het totaal aan betaalde bijdragen, de volgens het tarief gegarandeerde intrestvoeten, de tariefopslagen voor beheer en de tafels van de waarschijnlijkheden van overleven die door de pensioeninstelling worden gehanteerd. Dit bedrag wordt desgevallend aangevuld met de winstdeelname toegekend door de pensioeninstelling. De winstdeelname wordt jaarlijks toegekend onder de vorm van een toename van de reserve van het contract van de aangeslotene.
Deze winstdeelname is hem onder dezelfde voorwaarden verworven als de reserves en de prestaties bedoeld in art. 11. De eventueel vereiste aanvulling nodig om de minimale gegarandeerde bedragen te bereiken in toepassing van art. 24 § 2 van de WAP dienen gefinancierd te worden door de inrichter die dit bedrag ten laste van het financieringsfonds kan leggen in zoverre de financiële middelen van dit fonds volstaan. § 2. Voor de prestaties voorzien in het luik overlijden, sluit de inrichter bij de pensioeninstelling voor elke actieve aangeslotene een verzekering bij overlijden af voor het bedrag bepaald in artikel 2. In geval van overlijden van een actieve aangeslotene, zal het verzekerde bedrag desgevallend verhoogd worden met de winstdeelname die door de pensioeninstelling onder de vorm van een toename van het verzekerde kapitaal wordt toegekend. Het luik overlijden geeft geen aanleiding tot de opbouw van verworven reserves of prestaties in hoofde van de aangeslotene of van zijn begunstigden.
RECHT OP PRESTATIES OF OP VERWORVEN RESERVES EN PRESTATIES Art. 11 - Het recht op prestaties of, desgevallend, op verworven reserves en prestaties wordt verleend onder de volgende voorwaarden: 1. bij uittreding of brugpensionering van een aangeslotene zoals bedoeld door art. 1, 7°: Om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties met betrekking tot het pensioenluik, moet de werknemer bij het sectoraal pensioenstelsel aangesloten geweest zijn gedurende een ononderbroken periode van minstens vier DMFA aangiften, die op zijn vroegst aanvangt op de eerste dag van het kwartaal, waarin hij de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt.
65
2. bij pensionering van een actieve aangeslotene of in het geval van een bruggepensioneerde aangeslotene: Om aanspraak te kunnen maken op prestaties met betrekking tot het pensioenluik, moet de werknemer bij het sectoraal pensioenstelsel aangesloten geweest zijn gedurende een ononderbroken periode van minstens vier DMFA aangiften, die op zijn vroegst aanvangt op de eerste dag van het kwartaal, waarin hij de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt, en de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt. 3. bij het overlijden van een actieve aangeslotene: De rechthebbenden van de overleden werknemer kunnen aanspraak maken op prestaties in toepassing van de beschikkingen van het luik overlijden vanaf de datum van toetreding van de werknemer. Zij kunnen in geen enkel geval aanspraak maken op prestaties in toepassing van de beschikkingen van het pensioenluik. 4. bij het overlijden van een niet-actieve aangeslotene: De rechthebbenden van de overleden werknemer kunnen alleen aanspraak maken op prestaties indien hij, bij zijn uittreding of zijn brugpensionering, gekozen heeft voor verworven prestaties in het kader van de onthaalstructuur zoals bedoeld in artikel 17.
ten beloop van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van art 24 § 2 van de WAP betreffende het gegarandeerde minimum rendement van de reserves.
OMZETTING VAN KAPITAAL IN RENTE Art. 13 - De aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn begunstigde(n) of rechthebbende(n) heeft (hebben) het recht om de omvorming te vragen van het uit te keren kapitaal in een rente onder de voorwaarden bepaald in artikel 28 van de WAP. De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diens begunstigde(n) of rechthebbende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden voor de einddatum volgend uit de normale pensioenleeftijd of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde pensionering of van het overlijden op de hoogte is gebracht. Ingeval van een bruggepensioneerde informeert de pensioeninstelling de aangeslotene binnen de twee weken na de datum waarop hij op de hoogte is gebracht van de aanvraag tot uitkering van prestaties van het pensioenluik. Indien binnen de maand te rekenen vanaf de hiervoor vermelde kennisgeving, geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene, de begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) aan de pensioeninstelling wordt betekend, wordt verondersteld dat hij, zijn begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) geopteerd heeft (hebben) voorde uitkering in kapitaal.
GEGARANDEERD MINIMUM RENDEMENT Art. 12 - Bij uittreding, pensionering of brugpensionering, of nog in geval van opheffing van het sectorale pensioenstelsel, worden de reserves van de aangeslotene die voldoet aan de voorwaarden van art. 11 desgevallend aangevuld bij middel van een afhouding op het financieringsfonds of rechtstreeks ten laste van de inrichter, ingeval de middelen van het financieringsfonds ontoereikend zouden zijn,
UITKERING VAN DE PRESTATIES 1. Prestaties bij pensionering of vervroegde pensionering van de aangeslotene Art. 14 - § 1. Om, onder voorbehoud van de beschikkingen van artikel 11, 2°, de prestaties van het pensioenluik op de normale pensioenleeftijd of op de leeftijd van de vervroegde pensionering te kunnen ontvangen,
66
maakt de aangeslotene aan de inrichter het aanvraagformulier over dat deze laatste ter zijn beschikking houdt, behoorlijk ingevuld en ondertekend, en vergezeld van volgende documenten:
• een recto verso kopie van de identiteitskaart; • een kopie van de pensioenaanvraag (normaal of vervroegd);
• e en certificaat van leven; • een kopie van de SIS kaart. Dezelfde procedure is van toepassing bij uitstel van de pensionering. § 2. Om, onder voorbehoud van de beschikkingen van artikel 11, 2°, te kunnen genieten van de prestaties van het pensioenluik na brugpensionering conform de beschikkingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het brugpensioen die binnen het paritair Comité van de bewakingsondernemingen (PC 317) zijn afgesloten, dient de aangeslotene het aangifteformulier, naar behoren aangevuld en ondertekend, aan de inrichter te overhandigen uiterlijk binnen de maand na de ontvangst van het formulier C4 - brugpensioen. De aangeslotene zal eveneens de volgende documenten eraan toevoegen:
• een recto verso kopie van de identiteitskaart; • een kopie van het formulier C4 brugpensioen,
• e en certificaat van leven. § 3. Zodra de inrichter het aangifteformulier met de bijhorende documenten heeft ontvangen, maakt hij ze over aan de pensioeninstelling geworden na het aangifteformulier ondertekend en desgevallend aangevuld te hebben. Na ontvangst van het formulier en de bijhorende documenten, gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van de bijdragen op basis van de schatting
bedoeld in art. 16, en eventueel aangevuld in toepassing van art. 12 betreffende het minimale rendement. De eventuele aanvullende bijdragen noodzakelijk voor het vervolledigen van de uitkering worden van het financieringsfonds afgenomen en op de individuele rekening van de aangeslotene betrekking.
De pensioeninstelling overhandigt aan de aangeslotene een afrekeningstaat die de bruto en netto bedragen van het uit te keren kapitaal of de uit te keren rente bevat evenals de toepasselijke fiscale, sociale en parafiscale afhoudingen. Binnen de maand na de ontvangst van deze afrekeningstaat, maakt de aangeslotene bovengenoemde staat over aan de pensioeninstelling na haar ondertekend te hebben. Na ontvangst van de door de aangeslotene ondertekende afrekeningstaat gaat de pensioeninstelling over tot de uitbetaling van de prestaties op de bankrekening van de aangeslotene.
2. Prestaties bij het overlijden van een actieve aangeslotene of van een nietactieve aangeslotene zoals beoogd in art. 11, 4° Art. 15 - § 1. De prestatie voorzien in geval van overlijden is onvoorwaardelijk verworven behalve in de volgende gevallen:
• wanneer het overlijden het onmiddellijke
gevolg is van een misdaad of wanbedrijf die de aangeslotene opzettelijk als dader, mededader of medeplichtige pleegde en waarvan hij de gevolgen kon voorzien;
• wanneer het overlijden het gevolg is van
een oorlogsfeit, behalve wanneer de aangeslotene er niet actief of vrijwillig aan deelgenomen heeft;
67
• wanneer het overlijden het rechtstreekse
of onrechtstreekse gevolg is van oproer, civiele onlusten of alle daden van collectief geweld met politieke, ideologische of sociale ondergrond, behalve: - indien vaststaat dat de aangeslotene er niet actief aan deelgenomen heeft, of - indien het overlijden is voorgevallen in het kader van de uitoefening van de beroepsactiviteiten van de aangeslotene;
• wanneer het overlijden rechtstreeks of
onrechtstreeks het gevolg is van de werking of van gevaarlijke eigenschappen van nucleaire brandstoffen of van radioactieve, chemische of bacteriologische producten of afval.
De prestatie is eveneens verworven indien het overlijden veroorzaakt is door een daad van terrorisme zoals bepaald in de wet van 1 april 2007 betreffende de verzekering van schades veroorzaakt door terrorisme, behalve indien het overlijden veroorzaakt is door wapens of toestellen bestemd om te exploderen ten gevolge van een structuurwijziging van de atoomkern. De hiervoor vermelde uitsluitingen zijn niet van toepassing bij contracten van het type “uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserves bij overlijden”. § 2. De prestaties in geval van overlijden worden in het kader van dit reglement aan de begunstigden uitgekeerd in de hierna vermelde volgorde: 1. de echtgeno(o)t(e) die noch uit de echt gescheiden is noch juridisch van tafel en bed gescheiden is of de wettelijk samenwonende partner; 2. bij ontstentenis aan de kinderen van het aangeslotene, per gelijke delen; indien een van de kinderen van de aangeslotene vooroverleden is, komt het aandeel van dit kind per gelijke delen toe aan zijn kinderen;
bij ontstentenis per gelijke delen aan de andere kinderen van de aangeslotene. Het kind is diegene waarvan de afstamming wettelijk is vastgesteld ten opzichte de aan gezondenen, ongeacht de wijze waarop de afstamming is vastgelegd; 3. bij ontstentenis aan echtgenoot)t(e) of wettelijk samenwonende partner, aan de natuurlijke perso(o)n(en) die aangeslotene heeft aangewezen in het formulier “Aanduiding van begunstigde” dat beschikbaar is bij de inrichter. De aangeslotene zal dit formulier bij de pensioeninstelling indienen per aangetekende zending na het ingevuld en ondertekend te hebben. De schriftelijke aanvaarding van de begunstiging door de betrokken persoon maakt de begunstiging onherroepbaar zonder diens akkoord. Indien er geen schriftelijke aanvaarding van de begunstiging is, kan de aanduiding van de begunstigde vrij herroepen worden. Elke herroeping moet volgens dezelfde procedure gebeuren als hierboven, behalve in geval van huwelijk van de aangeslotene waarbij de herroeping automatisch gebeurt; 4. bij ontstentenis aan de ouders van de aangesloten, per gelijke delen; bij ontstentenis van een van hen, aan de overlevende; 5. bij ontstentenis aan de grootouders van de aangeslotene, per gelijke delen; bij ontstentenis van een van hen, aan de overlevende(n); 6. bij ontstentenis aan de broers en zusters van de aangeslotene, per gelijke delen; bij ontstentenis van een van hen, aan zijn kinderen; aan ontstentenis van kinderen, aan de andere broers en zusters van de aangeslotene, per gelijke delen; 7. bij ontstentenis aan de andere wettelijke erfgenamen van de verzekerde, per gelijke delen, met uitsluiting van de Staat;
68
8. bij ontstentenis van de voornoemde begunstigde(n), worden de prestaties bij overlijden in het financieringsfonds gestort. Indien het overlijden van de aangeslotene het gevolg is van een opzettelijke daad te wijten aan of aangezet door een van de begunstigden, wordt deze ambtshalve uit de lijst hiervoor geschrapt. § 3. De begunstigde(n) breng(t)(en) de inrichter onmiddellijk op de hoogte van het overlijden van de aangeslotene. Deze zal hem (hen) een aangifteformulier bezorgen dat zij hem zonder verwijl en behoorlijk ingevuld terugsturen. De begunstigde(n) voegen bij het aangifteformulier eveneens een uittreksel van de overlijdensakte met melding van de geboortedatum van de aangeslotenen, een recto verso kopie van de identiteitskaart(en) van de begunstigde(n) en van het document dat de inhoud van de elektronische identiteitskaart vermeldt, een kopie van de SIS kaart van de begunstigde(n) en een bekendheidsakte die de hoedanigheid en de rechten van de begunstigde(n) vermeldt in geval hij/zij niet bij name zijn aangewezen en het niet de overlevende echtgenoot betreft. De inrichter maakt deze kennisgeving onmiddellijk over aan de pensioeninstelling. Binnen de twee weken na ontvangst van de kennisgeving van het overlijden, stelt de pensioeninstelling de begunstigde(n) schriftelijk in kennis van het recht om de storting op te vragen onder de vorm van rente eerder dan van kapitaal, onder de voorwaarden bepaald in artikel 13. De pensioeninstelling heeft het recht om - mits motivatie - aan de begunstigde(n) bijkomende documenten op te vragen die hij nuttig oordeelt om tot de uitkering van de prestaties te kunnen overgaan. § 4. Na ontvangst van de hiervoor vermelde documenten en voor zover de inrichter aan de pensioeninstelling alle nuttige gegevens voor de definitieve berekening van de uitkering heeft
meegedeeld, gaat laatstgenoemde over tot de berekening van de uitkering bij overlijden op basis van de schatting zoals bepaald in art. 16, en eventueel aangevuld in toepassing van de art. 12. De aanvullende bijdragen die eventueel noodzakelijk zijn voor de samenstelling van de uitkering worden van het financieringsfonds afgenomen en op de individuele rekening van de aangeslotene gestort. De pensioeninstelling overhandigt aan de begunstigde(n) een afrekeningstaat die de bruto en netto bedragen van het uit te keren kapitaal of eventueel de uit te keren rente bevat evenals de toepasselijke fiscale, sociale en parafiscale af houdingen. Binnen de maand na de ontvangst van deze afrekeningstaat, la(a)t(en) de begunstigde(n) bovengenoemde staat aan de pensioeninstelling geworden na haar ondertekend te hebben en aangegeven of hij/zij kiezen voor de uitkering in kapitaal of eventueel in rente. Na ontvangst van de door de begunstigde(n) ondertekende afrekeningstaat gaat de pensioeninstelling over tot de storting van de prestaties op de bankrekening van de begunstigde(n).
SCHATTING VAN DE VOORDELEN Art. 16 - § 1. Ingeval de inrichter niet de mogelijkheid heeft om tijdig aan de pensioeninstelling de loongegevens te leveren betreffende maximum vier kwartalen voor de pensionering (normaal, vervroegd of uitgesteld), de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene, wordt de bijdrage voor deze periode berekend op basis van een geschat brutoloon volgens de volgende formule: brutoloon voor de ontbrekende kwartalen: n x brutoloon van het laatste bekende kwartaal x i1 /io waarbij:
69
• n: het aantal ontbrekende kwartalen voorstelt (gebroken getal, 2 decimalen)
• i1: de gezondheidsindex van de maand
die aan de (vervroegde) pensionering, de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene voorafgaat
• io: de gezondheidsindex van de laatste
maand van het laatst bekende kwartaal.
De bijdrage die op de individuele rekening dient gestort is berekend door de formule bepaald in art. 4 op toe te passen op het aldus geschatte brutoloon. § 2. Indien de ontbrekende loongegevens betrekking hebben op meer dan vier kwartalen voor de pensionering (vervroegd), de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene, zal de inrichter alle middelen inzetten om de ontbrekende gegevens te verkrijgen en zal hij ze onmiddellijk mededelen aan de pensioeninstelling.
UITTREDING OF BRUGPENSIONERING VAN DE AANGESLOTENE Art. 17 - Ingeval een aangeslotene de inrichter van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst(en), of van zijn brugpensionering, zoals bepaald in art 1, 7° in kennis stelt, of ingeval de inrichter vaststelt dat een aangeslotene tijdens twee achtereenvolgende kwartalen niet meer voorkomt op de DMFA aangifte en bevestiging ontvangen heeft van zijn werkgever(s) van zijn uittreding of van zijn daadwerkelijke brugpensionering, brengt hij de pensioeninstelling binnen de veertien dagen hiervan op de hoogte. De datum van uittreding of brugpensionering wordt, wat de hieronder beoogde administratieve termijnen betreft, geacht die te zijn waarop de inrichter formeel kennis van de uittreding of van de brugpensionering heeft genomen.
Indien de uitgetreden aangeslotene aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties, deelt de pensioeninstelling hem binnen de 30 dagen, met kopie aan de inrichter, het bedrag van de verworven reserves mee, eventueel aangevuld ten beloop van de gegarandeerde minimale bedragen zoals bepaald in art. 12, en rekening houdend met de beschikbare gegevens aangaande het brutoloon en de aansluitingsperiode van de uitgetreden aangeslotene. De pensioeninstelling stelt de aangeslotene in kennis van de keuze om van verworven prestaties te genieten:
• hetzij zonder wijziging van de
pensioentoezegging, met name door de voortzetting van de verzekering van het type “uitgesteld kapitaal zonder terugbetaling van de reserves in geval van overlijden” maar zonder dat verder nog bijdragen worden betaald voor het aangeslotene,
• hetzij in een ontvangststructuur zoals
bedoeld door artikel 32, § 2 van de WAP, die verzekeringspolissen bevat van het type “uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserves in geval van overlijden” maar zonder dat verder nog bijdragen worden betaald voor het aangeslotene. De einddatum van deze contracten is vastgesteld op 65 jaar.
De pensioeninstelling brengt de aangeslotene op de hoogte van de bedragen van de verworven prestaties in functie van zijn keuze, alsmede van de andere mogelijkheden die aan de uittredende aangeslotene worden geboden, zoals bedoeld in artikel 32, § 1, 1° en 2 van de WAP. De aangeslotene moet de pensioeninstelling binnen de 30 dagen in kennis stellen van zijn keuze. Indien de aangeslotene de hierboven vermelde termijn van 30 dagen heeft laten verlopen, wordt hij verondersteld geopteerd te hebben om de verworven reserves,
70
eventueel aangevuld ten belope van de minimale bedragen, die in toepassing van art. 24 § 2 worden gegarandeerd, bij de pensioeninstelling te laten zonder wijziging van de pensioentoezegging, en zonder dat verder nog bijdragen worden betaald voor de aangeslotene. Wanneer de aangeslotene voor de overdracht van zijn reserves voor een andere pensioeninstelling of voor de ontvangststructuur opteert, voert de pensioeninstelling de overdracht uit binnen de dertig dagen na de datum waarop hij van de beslissing van de aangeslotene op de hoogte werd gebracht. Na de afloop van deze termijn, kan ieder uitgetreden aangeslotene te allen tijde de overdracht vragen van zijn reserves naar een van de pensioeninstellingen bedoeld in artikel 32, § 1, 1° en 2° van de WAP. De pensioeninstelling zal ervoor zorgen binnen de dertig dagen de gemaakte keuze uit te voeren.
FINANCIERINGSFONDS Art. 18 - In afwachting van de regularisatie van de contracten van de aangeslotenen op basis van de definitieve loongegevens en andere gegevens, stort de inrichter de bijdragen bepaald in artikel 4 aan het financieringsfonds, waaruit de pensioeninstelling vervolgens de vereiste bedragen opneemt om de contracten van de aangeslotenen te voeden die toegetreden zijn tot het pensioenluik en om de prestaties van het luik overlijden te financieren. Het financieringsfonds kan eveneens andere inkomsten ontvangen, zoals beleggingsinkomsten, kapitalen op dewelke de rechten van de aangeslotenen door verjaring zijn verlopen, zoals die bedoeld in artikel 9 § 4, de niet-verworven reserves bedoeld in artikel 11 of premiesristorno’s.
Het financieringsfonds kan eveneens gedebiteerd of gecrediteerd worden ten belope van de eventuele verschillen tussen de bijdragen die door de inrichter werden geïnd en deze die werkelijk aan de contracten van de aangeslotenen worden toegekend, inzonderheid ingevolge de toepassing van de beschikkingen van artikel 16. Op beslissing van de inrichter kan het financieringsfonds eveneens worden gedebiteerd van de bedragen die nodig zijn om desgevallend de tekorten te financieren met betrekking tot de gegarandeerde minimale bedragen bedoeld in artikel 12, of om de bedragen nodig voor de vrijwaring van de reserves en de verworven prestaties van de aangeslotenen te financieren in geval van verandering van pensioeninstelling en collectieve overdracht van de reserves die er eventueel mee gepaard gaat. Op uitdrukkelijke beslissing van de inrichter, kan het fonds eveneens gedebiteerd worden van de bedragen nodig voor een perequatie van de reserves en/of lopende rentes van de aangeslotenen of hun begunstigden. Indien het financieringsfonds een negatief saldo zou vertonen, moet de inrichter dit onmiddellijk aanzuiveren. In geen enkel geval kan het financieringsfonds aan de inrichter teruggestort worden.
FISCALE BESCHIKKINGEN Art. 19 - Overeenkomstig art. 59 van het Wetboek der Belastingen op de Inkomsten 1992, kan de rente die uit het sectoraal pensioenstelsel met inbegrip van de winstdeelname volgt, verhoogd met het wettelijke ouderdomspensioen en met andere gelijkaardige aanvullende prestaties, uitgezonderd deze voorvloeiend uit individuele levensverzekeringen en pensioensparen en uitgedrukt in jaarlijkse rente, niet meer dan 80% bedragen van het laatste normale
71
brutojaarloon, rekening houdend met een normale duur van beroepsactiviteit.
gedeeltelijk voor een ander sociaal doel wordt bestemd.
De normale duur van beroepsactiviteit is vastgesteld op 40 jaar.
In geval van opheffing van het pensioenreglement, zullen de contracten van de actieve aangeslotenen omgezet worden in contracten van het type “uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserves bij overlijden” maar zonder verder betaling van bijdragen voor de aangeslotenen.
Het laatste normale brutojaarloon loon is het brutojaarloon dat gezien de vorige lonen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en dat hem werd betaald of toegekend tijdens het laatste jaar dat aan zijn pensionering voorafgaat tijdens hetwelke hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.
WIJZIGING EN OPHEFFING VAN HET PENSIOENREGLEMENT Art. 20 - Een wijziging of opheffing van het pensioenreglement kan in geen geval leiden tot een vermindering van de verworven reserves, desgevallend aangevuld met de waarborgen van artikel 12 van de aangeslotenen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 3. Indien bij de opheffing van het pensioenstelsel de bij de pensioeninstelling aanwezige reserves met inbegrip van het saldo van het financieringsfonds de som van alle verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 12, en verhoogd met de bedragen die nodig zijn voor het beheer van de pensioentoezegging, overtreffen, wordt het overschot toegekend aan de aangeslotenen, die bij de opheffing van het pensioenreglement voldeden aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, in verhouding tot de door hen verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 12 en aan de rentetrekkende in verhouding tot het samenstellend kapitaal van hun rente, behalve indien dit overschot op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst geheel of
In geval van verdwijning van de inrichter zonder overname van de verplichtingen door een derde, wordt het pensioenreglement automatisch opgeheven.
INFORMATIE AAN DE AANGESLOTENEN Art. 21 - De pensioeninstelling zal minstens eens per jaar de aangeslotenen, met uitzondering van de renteniers, een pensioenfiche bezorgen met minstens die gegevens die in artikel 26, § 1 van de WAP worden vermeld, en met name:
• het bedrag van de verworven reserves,
met eventueel het bedrag dat met de garanties bedoeld in artikel 24 van de WAP overeenstemt;
• het bedrag van de verworven prestaties evenals de datum op dewelke deze opeisbaar.
Op eenvoudig verzoek deelt de pensioeninstelling aan de aangeslotenen een historisch kort overzicht mee van de hiervoor vermelde gegevens, beperkt tot de periode van aansluiting bij de pensioeninstelling. Aan aangeslotenen die minstens 45 jaar oud zijn, deelt de pensioeninstelling minstens eens per vijf jaar, overeenkomstig artikel 26, § 3 van de WAP, het bedrag van de verwachte rente op 65 jaar mee of, als de rente lager is dan het minimum dat door artikel 28 van de WAP wordt bepaald, het bedrag van het kapitaal.
72
BESCHERMING VAN HET PRIVÉLEVEN Art. 22 - § 1. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen met uitzondering van de gegevens afkomstig van de Kruispuntenbank van de Sociale Zekerheid, die niet kunnen gewijzigd worden. Zij zullen de vereiste technische en organisatorische maatregelen treffen om de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernieling te beschermen, tegen toevallig verlies alsmede tegen elke ongeoorloofde wijziging van, toegang tot en om het even welke andere verwerking van persoonsgegevens.
Indien een rechtsgeding tegen de inrichter of de pensioeninstelling wordt ingespannen die een overtreding aanvoert van de wetgeving betreffende de bescherming van het privéleven, verbinden de inrichter en de pensioeninstelling zich ertoe om elkaar wederzijds te verdedigen, voor zover geen enkel van beide zelf een rechtsgeding heeft ingespannen. § 2. De meegedeelde gegevens kunnen door de inrichter en de pensioeninstelling worden verwerkt in het kader van de uitvoering van huidig pensioenreglement, het beheer van de individuele rekeningen alsmede de betaling van de prestaties. Alle informatie zal met de grootste discretie behandeld worden en zal niet gebruikt kunnen worden voor directe marketing. De aangeslotenen kunnen deze gegevens ter kennis nemen en laten herzien. Zij zullen daartoe aan de inrichter en de pensioeninstelling een gedateerd en ondertekend verzoek sturen, met een recto verso kopie van hun identiteitskaart..
73
3. SOLIDARITEITSREGELING TWEEDE PIJLER CAO van 25.02.2014.
Art.1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende. Art. 2 - De sociale partners verbinden zich ertoe om een solidariteitsregeling in te voeren binnen het kader van het sectoraal pensioenstelsel 2de pijler. De solidariteitsregeling zal de regels en modaliteiten voor de uitvoering ervan bepalen alsook de rechten en verplichtingen van de organisator, de solidariteitsinstelling, de leden en hun begunstigden.
Art. 3 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en is afgesloten voor onbepaalde duur. § 2. Zij kan door één van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits het respecteren van een opzegtermijn van 6 maanden. Deze opzegging gebeurt per aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten.
74
ARBEIDSDUUR
1. ALLE ACTIVITEITEN BEHALVE ACHTSTE ACTIVITEIT CAO van 15.03.2012 (KB 23.04.2013 - BS 25.06.2013).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: PRINCIPES Art. 2 - De arbeidsduur wordt vastgelegd op een gemiddelde van 37 uren per week. Art. 3 - § 1. De minimale arbeidsduur per maand (het geheel van aanwezigheidsuren en afwezigheidsuren) wordt voor elke arbeider en operationele bediende, met uitzondering van de administratieve bedienden zoals vermeld in artikel 18 van deze overeenkomst, op de volgende wijze berekend:
• voor de werknemers in een stelsel van 6
dagen per week: aantal werkdagen (werkdag = van maandag tot zaterdag inbegrepen) per maand, vermenigvuldigd met 6,17, min de feestdag(en) ongeacht de dag(en) waarop deze feestdag(en) valt/vallen;
• voor de werknemers in een stelsel van 5
dagen per week: aantal werkdagen (werkdag = van maandag tot vrijdag inbegrepen) per maand, vermenigvuldigd met 7,40, min de feestdag(en) ongeacht de dag(en) waarop deze feestdag(en) valt/vallen.
§ 2. Voor 2012 is dit gelijk aan: Stelsel van 6 dagen/week
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Aantal dagen 25 25 27 24 24 26 25 26 25 27 24 25
Aantal uren 154u15' 154u15' 166u36' 148u05' 148u05' 160u25' 154u15' 160u25' 154u15' 166u36' 148u05' 154u15'
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt:
• Vlaamse Gemeenschap in juli: 24 dagen - 148u05’
• Franstalige Gemeenschap in september: 24 dagen - 148u05’
• Duitstalige gemeenschap in november: 23 dagen - 141u55’
75
Stelsel van 5 dagen/week
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Aantal dagen 21 21 22 20 20 21 21 22 20 23 20 20
Aantal uren 155u24' 155u24' 162u48' 148u00' 148u00' 155u24' 155u24' 162u48' 148u00' 170u12' 148u00' 148u00'
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt:
• Vlaamse Gemeenschap in juli: 25 dagen - 154u15’
• Franstalige Gemeenschap in september: 24 dagen - 148u05’
• Duitstalige Gemeenschap in november: 23 dagen - 141u55’
Stelsel van 5 dagen/week Aantal dagen
Aantal uren
januari
22
162u48'
februari
20
148u00'
maart
21
155u24'
• Vlaamse Gemeenschap in juli:
april
21
155u24'
mei
20
148u00'
• Franstalige Gemeenschap in september:
juni
20
148u00'
juli
22
162u48'
• Duitstalige Gemeenschap in november:
augustus
21
155u24'
september
21
155u24'
oktober
23
170u12'
november
19
140u36'
december
21
155u24'
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt: 20 dagen - 148u00’ 19 dagen - 140u36’ 19 dagen - 140u36’
§ 3. Voor 2013 is dit gelijk aan: Stelsel van 6 dagen/week
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Aantal dagen 26 24 26 25 24 25 26 26 25 27 24 25
Aantal uren 160u25' 148u05' 160u25' 154u15' 148u05' 154u15' 160u25' 160u25' 154u15' 166u36' 148u05' 154u15'
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt:
• Vlaamse Gemeenschap in juli: 21 dagen - 155u24’
• Franstalige Gemeenschap in september: 20 dagen - 148u00’
• Duitstalige Gemeenschap in november: 18 dagen - 133u12’
76
HOOFDSTUK III: ARBEIDERS Art. 4 - Definities: Onder “aanwezigheidsuur” verstaat men de werkelijk gewerkte uren, de schaft- en rusttijd. (Voor de definitie van schaft- en rusttijd, zie het K.B. betreffende de arbeidsduur van de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die ressorteren onder het PC 317). Elk aanwezigheidsuur wordt verloond volgens de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Onder “volledige arbeidsprestaties” wordt verstaan, alle uren aanwezigheid overdag en/of ‘s nachts, begrepen tussen het eerste en het laatste gewerkte uur overdag en/of ‘s nachts. Het is mogelijk dat een volledige arbeidsprestatie twee kalenderdagen overbrugt. De uren die worden meegeteld voor de berekening van de contractuele uren, van de recuperatie-uren of de uren die gerecupereerd moeten worden, en van de overuren, zijn gedefinieerd in de bijlage aan deze overeenkomst.
Afdeling 1. Alle activiteiten andere dan het waardevervoer en de militaire basissen Art. 5 - Het aantal aanwezigheidsuren is beperkt als volgt: § 1. Per dag:
• Maximum 12 uren. De arbeider heeft het
recht een langere periode te weigeren zonder dat hij hiervoor kan gesanctioneerd worden.
• Er wordt een rusttijd van 12 uren gewaarborgd tussen 2 volledige arbeidsprestaties.
• Aan de mobiele bewakingsagent wordt
een maaltijd-/rustpauze van 30 minuten gegarandeerd gedurende een voorziene
prestatie tussen 5 en 8 uren. Indien de voorziene prestatie groter is dan 8 uren (tot 12 uren), wordt een maaltijd-/rustpauze van 1 uur gegarandeerd. Deze maaltijd-/ rustpauzes maken integraal deel uit van de voorziene prestatie. § 2. Per week:
• Maximum 48 uren. • De maximum ononderbroken
prestatieperiode mag niet meer bedragen dan 6 opeenvolgende dagen of 48 uren (eventueel twee aaneensluitende weken overlappend).
• De minimale rustperiode is als volgt:
- 36 uren na een prestatieperiode van 48 uren of 6 ononderbroken dagen; - 48 uren na een prestatieperiode van 48 uren verspreid over 6 ononderbroken dagen.
• Deze periodes kunnen twee aaneensluitende weken overlappen.
• De mogelijkheid bestaat om op het
niveau van de ondernemingen afwijkende overeenkomsten te sluiten waarbij rekening wordt gehouden met specifieke toestanden zoals flexibele arbeidstijdregelingen die in de onderneming van de klant toepasselijk zijn.
§ 3. Per maand: De planning mag afwijken van de maandelijkse duur zoals is bepaald in artikel 2 van deze overeenkomst en het verschil mag door de werkgever worden gecompenseerd, volgens de bepalingen voorzien in artikel 6. Omwille van operationele noodwendigheden kan de planning schommelen tussen het contractueel aantal uren min 15 en 175 uren. De prestaties boven 175 uren gebeuren op vrijwillige basis.
• Minimumgrens: de werkgever verbindt
zich ertoe een planning te voorzien die het
77
minimum aan contractuele uren inhoudt. Indien hij hier niet in slaagt, moet hij in ieder geval een minimum aantal uren waarborgen gelijk aan 15 uren minder dan de contractuele uren. Indien dit aantal hoger is dan 160, wordt het minimum bepaald op 145 uren.
• Maximum grens: 180 uren. • Indien de planning van de arbeider niet het
maandelijks contractueel minimum bereikt, mag hij worden opgeroepen mits respect van een termijn van minimum 48 uren.
Deze oproepen mogen niet samenvallen met de jaarlijkse vakantie, noch met de volgens de regels door de arbeider aangevraagde recuperatie. Voor de arbeider die op economische werkloosheid geplaatst wordt, geldt deze regel niet. Deze oproep is verschillend van de dringende oproep zoals beschreven in artikel 2 § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2011 betreffende de verplaatsingskosten. § 4. Per jaar (van 1 januari tot en met 31 december):
• Maximum grens: 1924 uren.
Art. 6 - De verloning en de inhaalrust van de aanwezigheidsuren worden als volgt vastgesteld: § 1. Verloning a. Per dag: Elke arbeidsprestatie die de 12 uren aanwezigheid overschrijdt, geeft recht op een overloon van 50% per gepresteerd uur boven deze 12 uren. b. Per week (maandag 00u00 - zondag 24u00): Elke arbeidsprestatie die de 48 uren aanwezigheid overschrijdt geeft recht op een
overloon van 50% per aanwezigheidsuur boven de 48 uren. c. Per maand:
• Het minimum te betalen
aanwezigheidsuren wordt vastgesteld volgens artikel 3 van deze overeenkomst.
• Het maximum te betalen
aanwezigheidsuren bedraagt 180 uren.
• De aanwezigheidsuren boven de 180 uren per maand worden gerecupereerd via betaalde inhaalrust die kan plaatsvinden tijdens de referteperiode (van 1 januari tot en met 31 december).
• De geplande aanwezigheidsuren onder
het maandelijks minimum, zoals bepaald in artikel 5 § 3 van deze overeenkomst (minimum gelijk aan 15 uren minder dan de contractuele uren of 145 uren) kunnen niet meer in aanmerking worden genomen voor recuperatie en blijven verworven voor de arbeider.
• Voor elk aanwezigheidsuur gepresteerd
boven het 180ste uur wordt een overloon van 50% toegekend.
d. Per jaar:
• Op het einde van de referteperiode (van 1 januari tot 31 december) moeten de nog niet betaalde aanwezigheidsuren worden betaald, met een maximum van 1924 uren.
• Voor elk aanwezigheidsuur boven de 1924 wordt een overloon van 50% toegekend en betaald bij de verrekening op het einde van de referteperiode.
• De aanwezigheidsuren die de 1924
overschrijden en die nog niet werden betaald moeten worden omgezet in betaalde inhaalrust, op te nemen tijdens het trimester dat volgt op de referteperiode.
78
e. Cumul van overloon: De overlonen op dagbasis en op weekbasis zijn cumuleerbaar. Deze regel geldt niet voor de cumul van de weekgrens, de maandgrens en de jaargrens. § 2. Inhaalrust a. Principes Tijdens de referteperiode mag het positieve saldo (de uren boven 180 uren per maand) op geen enkel ogenblik groter zijn dan 65 uren. Zodra deze grens is bereikt, moet er inhaalrust zijn. Tijdens de referteperiode mag het maximale negatieve saldo (in geval de werkgever niet in staat was aan de arbeider het minimum contractuele uren te waarborgen) de 30 uren niet overschrijden. De uren die deze grens overschrijden, mogen niet meer in aanmerking worden genomen voor inhaalrust en blijven voor de arbeider verworven. Op het einde van de referteperiode moet elk negatief saldo worden aangezuiverd of blijft verworven voor de arbeider. b. Modaliteiten
• De inhaalrust tijdens de referteperiode kan op eender welk ogenblik plaatsvinden, op initiatief van de arbeider of op initiatief van de werkgever. Van zodra de arbeider het minimum aantal contractuele uren bereikt, mag de werkgever geen inhaalrust meer opleggen.
• De inhaalrust van die uren is volgens de volgende procedure bepaald:
- de werkgever zal aan de arbeider de afrekening van zijn overuren bezorgen samen met zijn loonfiche; - voor zover de werkgever deze afrekening aan de arbeider bezorgt ten laatste op de 15de van de maand, dient deze laatste zijn aanvraag om deze
uren te recupereren te doen ten laatste de 20ste van dezelfde maand, voor de maand(en) die er op volgt/volgen; - indien de werkgever voornoemde afrekening niet binnen de voorziene termijn heeft verstrekt, staat het de arbeider vrij zelf zijn recuperatieperiode te bepalen; - in geval er binnen de gestelde termijn geen aanvraag werd ingediend door de arbeider, heeft de werkgever de mogelijkheid inhaalrust op te leggen zonder dat hierbij het minimum aantal contractuele uren mag worden overschreden.
• Elk probleem dat het resultaat is van de toepassing van dit nieuwe regime, zal worden voorgelegd aan de betrokken syndicale delegatie.
• Ingeval de uren niet kunnen worden
gerecupereerd binnen de voorziene termijnen, bestaat de mogelijkheid om een akkoord te sluiten met de vakbondsafvaardiging en de gewestelijke secretarissen om deze uren te laten recupereren volgens andere modaliteiten. Er wordt in ieder geval overeengekomen dat deze uren niet worden uitbetaald.
Art. 7 - Controle § 1. Een beperkte vakbondsafvaardiging, waarvan de samenstelling wordt bepaald binnen de onderneming, beschikt over de mogelijkheid om de planning na te zien. De modaliteiten moeten worden overeengekomen op het niveau van de onderneming. § 2. Bij het begin van de maand wordt aan deze vakbondsafvaardiging, zoals hierboven omschreven, een lijst overgemaakt van de arbeiders die geen minimum planning hebben gekregen (gelijk aan 15 uren minder dan de contractuele uren of 145 uren).
79
§ 3. In het midden van de maand zal door de hiertoe aangewezen afvaardiging een evaluatie worden gemaakt en zullen eventuele correcties worden aangebracht. § 4. De ondernemingsraad of de beperkte vakbondsafvaardiging oefent toezicht uit op de correcte naleving van deze bepalingen. a. Beperkte vakbondsafvaardiging De werkgever zal de beperkte syndicale afvaardiging informeren aangaande de redenen van het negatief saldo, ter gelegenheid van de in voege zijnde controleprocedure. Elke maand zal hij de nominatieve lijst verstrekken van de arbeiders die beschikken ofwel over een saldo van in te halen uren ofwel over een negatief saldo. b. Ondernemingsraad Sinds oktober 2002, wordt een jaarlijkse gedetailleerd evaluatie van het toegepaste systeem aan de leden van de ondernemingsraad voorgelegd. Telkens worden ook de effecten van deze maatregelen op tewerkstelling nagegaan. In geval van betwisting, wordt beroep gedaan op de vakbondsafvaardiging om een bijkomend onderzoek te doen inzake betaling, omzetting naar inhaalrust en afrekening van de uren. c. Paritair Comité Deze jaarlijks evaluatie wordt ter informatie aan de Voorzitter van het Paritair Comité overgemaakt. Art. 8 - Patrouille en interventie na alarm Modaliteiten van werkorganisatie moeten onderzocht worden op het niveau van de onderneming.
Adeling 2. Militaire basissen Art. 9 - Arbeidsduur § 1. Aantal aanwezigheidsuren per dag:
• Maximum 12 aanwezigheidsuren (de
arbeider heeft het recht een langere periode van prestaties te weigeren zonder dat hij hiervoor kan gesanctioneerd worden).
• Er wordt een rusttijd van 12 uren
gewaarborgd tussen twee volledige arbeidsprestaties.
• Iedere prestatie die de 12
aanwezigheidsuren overschrijdt, geeft recht op overuren van 50% per gepresteerd uur bovenop deze 12 uur.
§ 2. Aantal aanwezigheidsuren per week:
• Maximum 48 uren. • De maximale periode van ononderbroken prestaties mag niet meer bedragen dan 6 ononderbroken dagen.
• De minimum rustperiode is als volgt:
- 36 uren na een prestatieperiode van 48 uren of 6 ononderbroken dagen; - 48 uren na een prestatieperiode van 48 uren verspreid over 6 ononderbroken dagen.
• Deze periodes kunnen twee aaneensluitende weken overlappen.
• De mogelijkheid bestaat om op het
niveau van de ondernemingen afwijkende overeenkomsten te sluiten waarbij rekening wordt gehouden met specifieke toestanden zoals flexibele arbeidstijdregelingen die in de onderneming van de klant toepasselijk zijn.
• Iedere prestatie die de 48 uren overschrijdt geeft recht op overuren van 50% per gepresteerd uur bovenop deze 48 uren.
80
§ 3. Aantal aanwezigheidsuren per maand:
• De maximum grens: 180 uur. • Iedere prestatie die de 180
aanwezigheidsuren overschrijdt, geeft recht op overuren van 50% per gepresteerd uur bovenop de 180 uur. De uren boven de 180 dienen te worden gerecupereerd.
• Er kan geen negatief saldo worden
• Indien de werkgever voornoemde afrekening niet binnen de voorziene termijn heeft verstrekt, staat het de arbeider vrij zelf zijn recuperatieperiode te bepalen.
• In geval het saldo ‘compensatieverlof’ de
65 uren overschrijdt, kan de werkgever eenzijdig het compensatieverlof opleggen voor het gedeelte boven de 65 uur.
overgedragen naar de volgende maand.
§ 4. Het overloon op dagbasis en weekbasis zijn cumuleerbaar. Art. 10 - Rustpauze op het terrein en recuperatie van de saldo’s
• De rustpauze op het terrein bedraagt 12,5% van de aanwezigheidsuren.
• Van alle aanwezigheidsuren op maandbasis
zal 6,25% omgezet worden in betaalde compensatierust, op te nemen vanaf de volgende maand. De 6,25% betaalde compensatierust wordt opgebouwd door de aanwezigheidsuren (werkelijk gepresteerde uren, de schaft- en rusttijd), opleidingsuren (syndicaal en professioneel), alsook door de uren arbeidsongeval (1ste maand) en het klein verlet.
• De compensatierust dient zo snel
mogelijk opgenomen te worden, teneinde operationele problemen te vermijden.
• De werkgever zal aan de arbeider de
afrekening van z’n overuren en compensatie bezorgen samen met de loonfiche.
• Voor zover de werkgever deze afrekening
aan de arbeider bezorgt ten laatste op de 15de van de maand, dient deze laatste zijn aanvraag om deze uren te recupereren te doen ten laatste de 20ste van dezelfde maand, voor de maand(en) die er op volgt/ volgen.
• De aanvraag tot compensatieverlof dient schriftelijk te gebeuren.
Afdeling 3. Waardentransport Art. 11 - § 1. Het aantal effectief gepresteerde uren mag niet meer bedragen dan 11 uur per dag. § 2. Worden beschouwd als overuren en als dusdanig betaald: alle uren boven de 9 uren effectieve prestaties per dag of boven de 42 uren per week. § 3. Er wordt tevens voorzien in de betaling van 1/2 uur rust per 4 uren werkelijke arbeidsprestaties. Er moet worden opgemerkt dat de rusttijd die een arbeider neemt (bijvoorbeeld in een bank, om te eten), niet wordt beschouwd als een werkelijk gepresteerd uur en dus niet wordt betaald. § 4. De lijst van de arbeiders die voltijds zijn tewerkgesteld wordt medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging. Naar gelang de mogelijkheden krijgen de arbeiders die niet voltijds zijn tewerkgesteld in hun functie van vervoerder van fondsen, voorrang voor elke verhoging van het aantal uren in het vervoer van fondsen. Elke uitzonderlijke situatie moet worden geregeld met de vakbondsafvaardiging.
Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen Art. 12 - De verplaatsingstijd gelegen tussen opeenvolgende arbeidsprestaties bij verschillende klanten of op verschillende
81
locaties, zal beschouwd worden als arbeidstijd en als dusdanig worden vergoed. Onder verplaatsingstijd wordt verstaan de effectieve tijd die noodzakelijk is om zich van de ene klant/locatie naar de andere klant/locatie te begeven. Art. 13 - Oproepen Onder oproep wordt verstaan elke prestatie die wordt gedaan buiten de planning. Zij gebeurt op vrijwillige basis en geeft geen aanleiding tot de betaling van een specifieke premie. Er wordt een lijst opgesteld van de personen die beschikbaar zijn voor deze oproepen; deze lijst wordt gecontroleerd door de vakbondsafvaardigingen. Indien er geen vakbondsafvaardigingen zijn, wordt de controle uitgevoerd door de gewestelijke secretarissen van de ondertekenende vakorganisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 14 - § 1. Voor elke prestatie van 3 uren kan worden afgeweken van de wettelijke regeling voor zover dit het voorwerp heeft uitgemaakt van een discussie binnen de syndicale delegatie, en er met de bevoegde regionale vakbondssecretarissen van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten een bijzonder collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten die zal worden neergelegd bij de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, en goedgekeurd door het Paritair Comité.
Comité, besproken te worden en maken het voorwerp uit van een lokale of bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst die zal neergelegd worden bij de Voorzitter van het Paritair Comité. Art. 15 - Weekends § 1. De arbeiders hebben recht op twintig vrije weekends per jaar, buiten de jaarlijkse vakantie. De werkgever verbindt zich er toe alles in het werk te stellen om voor de arbeiders meer vrije weekends te plannen. § 2. Sinds 1 januari 2008 kunnen arbeiders weigeren om te werken vanaf het 29ste weekend (i.e. na 28 gepresteerde weekends) zonder hiervoor te worden gesanctioneerd. § 3. Onder weekend verstaat men een referteperiode van vrijdag 20 uur tot maandag 8 uur (60 uren) met de waarborg van een ononderbroken periode van 48 uren binnen de referteperiode, terwijl een volledige zaterdag of zondag wordt gehandhaafd. De mogelijkheid bestaat om in de ondernemingen samen met de vakbondsafvaardiging eventuele afwijkingen te bepalen tijdens het onderzoek van de planningen. § 4. In de ondernemingen voor dewelke deze definitie van het begrip weekend een probleem zou vormen, kan een ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomst voorzien in een afwijking als zij de volgende elementen bevat:
• het gaat om vrijwilligheid beperkt in de tijd
met een mogelijkheid voor de werknemer om uit deze vrijwilligheid te stappen met een te bepalen opzeggingstermijn;
§ 2. De uren en dagen jaarlijkse vakantie komen niet in aanmerking om eventuele planningsproblemen op te lossen. De ondernemingsraad of syndicale delegatie zal een verlofaanvraagformulier uitwerken waardoor misbruiken uitgesloten kunnen worden.
• de vrijwillige aanvraag zal worden ingediend
§ 3. Specifieke problemen op het vlak van een onderneming dienen met de bevoegde regionale vakbondssecretarissen van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair
Alle (bestaande of komende) ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomsten die afwijken van de definitie van het bovenvermelde begrip
door de vakbondsafvaardigingen die de lijst van de vrijwilligers aan de betrokken werkgever zullen overhandigen.
82
weekend zullen ter controle moeten worden voorgelegd aan de Voorzitter van het Paritair Comité. De Voorzitter zal het Paritair Comité informeren over alle ontvangen collectieve arbeidsovereenkomsten.
vermeerdering bedraagt 100pct voor overwerk op zondagen of op de rustdagen toegekend krachtens de wetgeving op de betaalde feestdagen.
§ 5. De bepalingen van §§ 1 en 2 gelden niet voor arbeiders die een weekendovereenkomst hebben afgesloten. Weekendprestaties zullen bij voorkeur gebeuren door vrijwilligers.
Art. 19 - § 1. De operationele bedienden zullen 37 uur per week presteren. Het gemiddelde zal berekend worden over een periode van een kalenderkwartaal. Met als doelstelling een harmonisatie met de arbeiders, verbinden de sociale partners zich ertoe om compensaties te onderhandelen met het oog op het bereiken van een annualisering tegen 31 december 2012.
De werkgevers engageren zich om strikter toe te zien op de bestaande regeling voor weekendarbeid, en om op het bedrijfsniveau, samen met de ondernemingsraad, een concrete evaluatie uit te werken. Art. 16 - Feestdagen Sinds 1 januari 2008 verdubbelt, vanaf de 7de gewerkte feestdag, de premie voor prestaties geleverd tijdens een feestdag, zoals bepaald in artikel 4, § 2, b. van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 oktober 2011 met betrekking tot lonen, premies, diverse vergoedingen en indexeringen. Art. 17 - Planningen § 1. De werkgevers zullen voor de vaste commerciële contracten de planningen overmaken aan de arbeiders tussen de 22ste en 25ste van iedere maand. § 2. Elke onderneming zal de mogelijkheid om een chronologische controle van de planning in te voeren moeten bespreken.
HOOFDSTUK IV: BEDIENDEN Afdeling 1. Administratieve bedienden Art. 18 - De administratieve bedienden zullen 37 uren per week presteren. In geval van overuren, zal artikel 29, §§1 en 2, 1e alinea van de Arbeidswet van 16 maart 1971 van toepassing zijn*. * Art. 29. § 1. Overwerk wordt betaald tegen een bedrag dat ten minste 50 pct hoger is dan het gewone loon. Deze
Afdeling 2. Operationele bedienden
§ 2. De maximale periode van opeenvolgende prestaties mag geen 6 ononderbroken dagen of 48 uren (eventueel twee aaneensluitende weken overlappende). De mogelijkheid bestaat tot het sluiten van afwijkende collectieve arbeidsovereenkomsten op het niveau van de ondernemingen. § 3. Een rustpauze van 12 uren wordt gewaarborgd tussen twee prestaties. § 4. De minimum rustperiode is als volgt:
• 36 uren na een prestatieperiode van 48 uren of 6 ononderbroken dagen;
• 48 uren na een prestatieperiode van 48 uren verspreid over 6 ononderbroken dagen.
Deze periodes kunnen twee aaneensluitende weken overlappen. De mogelijkheid bestaat tot het sluiten van afwijkende collectieve arbeidsovereenkomsten op het niveau van de ondernemingen § 5. Het aantal aanwezigheidsuren per dag is beperkt tot maximaal 12 uren. De bediende heeft het recht een langere tewerkstelling te weigeren zonder dat hij hiervoor gesanctioneerd kan worden. § 6. De operationele bedienden hebben recht op twintig vrije weekends per jaar buiten de
83
jaarlijkse vakantie. De werkgevers verbinden er zich toe alles in het werk te stellen om de bedienden meer weekends vrij te plannen. Onder weekend verstaat men een referteperiode van vrijdag 20 uur tot maandag 8 uur (60 uren) met de waarborg van een ononderbroken periode van 48 uren binnen de referteperiode, terwijl een volledige zaterdag of zondag wordt gehandhaafd. Bestaande gunstiger bepalingen op ondernemingsniveau blijven van toepassing. Indien het begrip weekend op ondernemingsniveau een probleem zou vormen, kan een ondernemingsovereenkomst een afwijking voorzien indien zij volgende elementen omvat:
• het gaat om een beperkte vrijwilligheid
in de tijd met de mogelijkheid voor de werknemer om zich, na een te voorziene opzeggingstermijn, van deze vrijwilligheid te onttrekken;
• de vrijwillige aanvraag zal worden ingediend door de vakbondsafvaardigingen die de lijst met vrijwilligers aan de betrokken werkgevers zullen overhandigen.
Alle op ondernemingsniveau afgesloten overeenkomsten die afwijken van voormelde definitie van het begrip weekend moeten ter controle voorgelegd worden aan de Voorzitter van het Paritair Comité. De Voorzitter zal het Paritair Comité in kennis stellen van alle ontvangen collectieve arbeidsovereenkomsten. Sinds 1 januari 2008 kunnen operationele bedienden weigeren om te werken vanaf het 29ste weekend (i.e. na 28 gewerkte weekends) zonder hiervoor te worden gesanctioneerd. Deze bepaling geldt niet voor bedienden die een weekendovereenkomst hebben afgesloten, voor zover zij niet in tegenspraak zijn met de bepalingen a. en b. van § 1. Weekendprestaties zullen bij voorkeur gebeuren door vrijwilligers.
§ 7. Sinds 1 januari 2008 verdubbelt vanaf de 7de gewerkte feestdag de premie voor prestaties geleverd tijdens een feestdag, zoals bepaald in artikel 7, § 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 oktober 2011 met betrekking tot lonen, premies, diverse vergoedingen en indexeringen. § 8. Een overloon van 50% moet worden betaald voor de aanwezigheidsuren die volgende grenzen overschrijden:
• 12 uren per dag; • 48 uren per week; • de contractuele uren per kwartaal.
§ 9. De werkgevers zullen 15 dagen op voorhand de planning van de 3e week overmaken.
Afdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen Art. 20 - Ieder kwartaal zal een individuele opgave van de overuren meegedeeld worden aan de ondernemingsraad of, bij gebreke, aan een vakbondsafvaardiging, aan de vakverenigingen die de huidige overeenkomst ondertekenen. In laatste instantie kan de zaak aanhangig gemaakt worden bij het verzoeningsbureau van het Paritair Comité. Art. 21 - De verplaatsingstijd gelegen tussen opeenvolgende arbeidsprestaties bij verschillende klanten of op verschillende locaties, wordt beschouwd als arbeidstijd en als dusdanig vergoed. Onder verplaatsingstijd wordt verstaan de effectieve tijd die noodzakelijk is om zich van de ene klant/locatie naar de andere klant/ locatie te begeven. Art. 22 - De mogelijkheid tot het instellen van een vlottend uurrooster bestaat. Deze problematiek dient onderzocht te worden op bedrijfsniveau.
84
Art. 23 - De ondernemingen zullen de mogelijkheid om de 4-dagenweek in te voeren (met behoud van de huidige arbeidsduur) bestuderen, ten minste toch voor individuele gevallen.
feestdag, nacht, wapen, hond, ...) onderworpen aan de RSZ.
HOOFDSTUK V: ALGEMEENHEDEN
Art. 28 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen.
Art. 24 - Wat betreft de arbeidstijd van deeltijdse werknemers zijn de wettelijke bepalingen inzake deeltijdse arbeid van toepassing. Art. 25 - Overeenkomstig artikel 38 quater, § 4, alinea 1 van de wet van 16 maart 1971 op de arbeid en zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van toepassing op de waardevervoerders en op de mobiele agenten, hebben de werknemers zoals bedoeld in artikel 1 recht op 15 minuten pauze na 6 uren van prestatie. Deze 15 minuten maken integraal deel uit van de duur van de prestaties en worden vergoed als arbeidstijd. De pauze in de zin van deze bepaling kan door de werkman worden gebruikt voor zijn persoonlijke bezigheden, zonder dat het hem is toegelaten afwezig te zijn, te slapen, of zich te onttrekken aan de taken van de dienst. Art. 26 - Economische werkloosheid kan niet worden gehanteerd als een planningsinstrument. Nulplanningen zijn verboden. Art. 27 - Het overloon waarvan spraken in bovenstaande artikelen wordt berekend op basis van een gemiddeld uurloon dat wordt bekomen door de verloning (met inbegrip van de premies) tijdens de 3 kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarop de verloning moet gebeuren te delen door het aantal gepresteerde uren. Voor de verloning worden in rekening gebracht: de normale prestaties, de niet-productieve uren, de opleiding, de interne syndicale uren, de externe syndicale uren, de inhaaluren, de verschillende premies (zaterdag, zondag,
Onder aantal gepresteerde uren wordt verstaan: de normale uren, de niet-productieve uren, de opleiding, de interne syndicale uren en de externe syndicale uren.
Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder de bepalingen inzake waardentransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten blijven behouden.
HOOFDSTUK VI: SLOTBEPALINGEN Art. 29 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de Voorzitter van het Paritair Comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst
85
vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2011 (K.B. 22 juni 2010 - B.S. 18 oktober 2010), zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 2011 (K.B. 6 juli 2011 - B.S. 25 augustus 2011) met betrekking tot de arbeidsduur en de humanisering van de arbeid. § 4. Zij kan worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten.
BIJLAGE C: Contractuele uren: Minimum aantal te betalen uren per maand. P: Gepresteerde uren / aanwezigheidsuren ter beschikking van de werkgever: Effectief gepresteerde uren, rust- en schafttijd, trainingsuren, niet productieve uren (o.a. onderhoud, administratie, bijgepaste uren om tot het minimum van 3 uren per prestatie te komen, medisch onderzoek) tijdens de betrokken maand. IS: Interne syndicale uren: OR, CPBW, SD, interne opdrachten binnen de onderneming. R: Genomen recuperatie: Aantal uren recuperatie genomen tijdens de betrokken maand.
ES: Externe syndicale uren: Externe syndicale vergaderingen en opleiding. BA1: Betaalde afwezigheid tot 100%: Uren niet aanwezig maar wel betaald aan 100%: ziekte (eerste 7 dagen), arbeidsongeval (eerste 7 dagen), klein verlet, anciënniteitsverlof, educatief verlof. RBA: Rest betaalde afwezigheid: Uren niet aanwezig maar wel betaald: ziekte en arbeidsongeval (meer dan 7 dagen) NA: Niet betaalde afwezigheid: Uren niet aanwezig en niet betaald: ziekte en arbeidsongeval (meer dan 30 dagen), toegestane afwezigheid, ongewettigde afwezigheden, schorsing, onbetaald verlof, betaald verlof, economische werkloosheid. Referentie 1: Voor het bepalen van de contractuele uren: P + IS + R + ES + BA1 + RBA + NA Referentie 2: Voor het bepalen van de uren die gerecupereerd moeten worden (boven 180 uren): P + IS + R + ES + BA1 Referentie 3: Voor het bepalen van de overuren: P Algemeen principe: Het aantal te betalen uren mag maximaal 180 uren bedragen.
86
2. ACHTSTE ACTIVITEIT
HOOFDSTUK III: ARBEIDERS
CAO van 12.12.2013.
Art. 4 - Definities: § 1. Arbeidstijd
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers werkzaam in het begeleiden van bijzondere transporten (zoals voorzien in de wet inzake de private veiligheid) in ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder “werknemer” wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: PRINCIPES Art. 2 - De arbeidsduur wordt vastgelegd op een gemiddelde van 37 uren per week. Om de gemiddelde arbeidsduur te berekenen wordt de diensttijd zoals lager bepaald in aanmerking genomen. Art. 3 - § 1. De minimale arbeidsduur per maand (de volledige diensttijd en de daarmee gelijkgestelde uren) wordt voor elke arbeider en operationele bediende, met uitzondering van de administratieve bedienden zoals vermeld in artikel 13 van deze overeenkomst, op de volgende wijze berekend:
• voor de werknemers in een stelsel van 6
dagen per week: aantal werkdagen (werkdag = van maandag tot zaterdag inbegrepen) per maand, vermenigvuldigd met 6,17, min de feestdag(en) ongeacht de dag(en) waarop deze feestdag(en) valt/vallen;
• voor de werknemers in een stelsel van 5
dagen per week: aantal werkdagen (werkdag = van maandag tot vrijdag inbegrepen) per maand, vermenigvuldigd met 7,40, min de feestdag(en) ongeacht de dag(en) waarop deze feestdag(en) valt/vallen.
De arbeidstijd zoals bepaald in artikel 3, a. “arbeidstijd” 1. en 2. van de Richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad 2002/15/ EG van 11 maart 2002, namelijk de tijd die wordt besteed aan:
• het rijden; • het schoonmaken en het technisch onderhoud van het voertuig;
• de werkzaamheden om de veiligheid van het voertuig of de lading te verzekeren;
• de werkzaamheden om te voldoen
aan wettelijke of bestuursrechtelijke verplichtingen in verband met het vervoer, afwikkeling van administratieve formaliteiten bij de politie, de douane;
• alle overige tijden van fysieke arbeid in
het raam van de arbeidsopdracht van de werknemer.
§ 2. Beschikbaarheidstijd De beschikbaarheidstijd zoals bepaald in artikel 3, b. “beschikbaarheidstijd” van de Richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad 2002/15/EG van 11 maart 2002, namelijk:
• andere periodes dan pauzes of rusttijden,
waarin de werknemer niet op de werkplek behoeft te blijven, doch beschikbaar moet zijn om gevolg te kunnen geven aan eventuele oproepen om de rit aan te vatten of te hervatten, of om andere werkzaamheden uit te voeren;
• de periodes waarin de werknemer een
per veerboot of per trein vervoerd voertuig begeleidt;
• de wachttijden ten gevolge van de rijverboden;
87
• de tijd doorgebracht gedurende de rit naast de bestuurder;
• de wachttijden die verband houden
met de tol-, quarantaine- of medische aangelegenheden;
• de tijd gedurende dewelke de werknemer
aan boord of in de nabijheid van de wagen verblijft, teneinde de veiligheid van de wagen en de goederen te verzekeren, maar geen arbeid presteert;
• de tijd gedurende welke geen arbeid verricht
wordt maar tijdens dewelke de aanwezigheid aan boord of in de nabijheid van de wagen vereist is, ten einde de verkeersreglementen na te komen of de verkeersveiligheid te verzekeren.
Worden niet als beschikbaarheidstijd beschouwd:
• de tijd gewijd aan de eetmalen; • de tijd waarover de werknemer vrij kan beschikken;
• de tijd die de werknemer zichzelf toe-eigent; • de tijd die nodig is om de afstand van zijn woonplaats naar de onderneming of de gebruikelijke standplaats van het voertuig af te leggen en omgekeerd;
• de tijd die nodig is om zich te kleden en te wassen vóór en na de arbeid.
§ 3. Diensttijd Onder “diensttijd” wordt verstaan: de som van arbeidstijden en beschikbaarheidstijden. § 4. Werktijdonderbrekingen De som van de volgende tijden:
• de reglementaire onderbreking van de rijtijd; • de tijd besteed aan de eetmalen; • de tijd waarover de werknemer vrij kan beschikken of zichzelf toe-eigent.
§ 5. Volledige arbeidsprestaties De volledige diensttijd, overdag en/of ‘s nachts, begrepen tussen het eerste en het laatste gewerkte uur overdag en/of ‘s nachts. Het is mogelijk dat een volledige arbeidsprestatie twee kalenderdagen overbrugt. Art. 5 - De diensttijd is beperkt als volgt: a. Per dag: In uitvoering van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 van de Nationale Arbeidsraad betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen mogen per dag maximaal 12 uren diensttijd worden gepresteerd. Er wordt een rusttijd van 12 uren gewaarborgd tussen 2 volledige arbeidsprestaties. b. Per week: Maximum 48 uren. c. Per maand: De planning mag afwijken van de maandelijkse duur zoals is bepaald in artikel 3 van deze overeenkomst en het verschil mag door de werkgever worden gecompenseerd, volgens de bepalingen voorzien in artikel 6. Omwille van operationele noodwendigheden kan de planning schommelen tussen het contractueel aantal uren min 15 en 175 uren. De prestaties boven 175 uren gebeuren op vrijwillige basis.
• Minimumgrens: de werkgever verbindt
zich er toe een planning te voorzien die het minimum aan contractuele uren garandeert. Indien hij hier niet in slaagt, moet hij in ieder geval een minimum aantal uren waarborgen gelijk aan 15 uren
88
minder dan de contractuele uren. Indien dit aantal hoger is dan 160, wordt het minimum bepaald op 145 uren.
• Maximum grens: 180 uren. • Indien de planning van de arbeider niet het maandelijks contractueel minimum bereikt, mag hij worden opgeroepen mits respect van een termijn van minimum 48 uren.
Deze oproepen mogen niet samenvallen met de jaarlijkse vakantie, noch met de volgens de regels door de arbeider aangevraagde recuperatie. Voor de arbeider die op economische werkloosheid geplaatst wordt, geldt deze regel niet. Deze oproep is verschillend van de dringende oproep zoals beschreven in artikel 2, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2011 betreffende de verplaatsingskosten. d. Per jaar (van 1 januari tot en met 31 december): Maximum grens: 1.924 uren. Art. 6 - De verloning en de inhaalrust van de diensttijd wordt als volgt vastgesteld: § 1. Verloning a. Per dag: De volledige arbeidstijd (zoals gedefinieerd in artikel 4, § 1) die 12 uren overschrijdt, geeft recht op een overloon van 50% per gepresteerd uur boven deze 12 uren. b. Per week (maandag 00u00 - zondag 24u00): De volledige arbeidstijd die de 48 uren overschrijdt geeft recht op een overloon van 50% per uur boven de 48 uren. c. Per maand:
• de minimum te betalen diensttijd wordt vastgesteld volgens artikel 3 van deze overeenkomst.
• de maximum te betalen diensttijd bedraagt 180 uren.
• de volledige diensttijd boven de 180
uren per maand wordt gerecupereerd via betaalde inhaalrust die kan plaatsvinden tijdens de referteperiode (van 1 januari tot en met 31 december);
• de geplande diensttijd onder het
maandelijks minimum, zoals bepaald in artikel 5, § 3 van deze overeenkomst (minimum gelijk aan 15 uren minder dan de contractuele uren of 145 uren) kan niet meer in aanmerking worden genomen voor recuperatie en blijven verworven voor de arbeider;
• voor elk uur arbeidstijd gepresteerd boven het 180ste uur wordt een overloon van 50% toegekend.
d. Per jaar:
• op het einde van de referteperiode (van 1
januari tot 31 december) moet de nog niet betaalde diensttijd worden betaald, met een maximum van 1924 uren;
• voor elk uur arbeidstijd boven de 1
924 uren wordt een overloon van 50% toegekend en betaald bij de verrekening op het einde van de referteperiode;
• de diensttijd die de 1.924 uren
overschrijden en die nog niet werden betaald moeten worden omgezet in betaalde inhaalrust, op te nemen tijdens het trimester dat volgt op de referteperiode.
e. Cumul van overloon: De overlonen op dagbasis en op weekbasis zijn cumuleerbaar. Deze regel geldt niet voor de cumul van de weekgrens, de maandgrens en de jaargrens.
89
§ 2. Inhaalrust a. Principes Tijdens de referteperiode mag het positieve saldo (de uren boven 180 uren per maand) op geen enkel ogenblik groter zijn dan 65 uren. Zodra deze grens is bereikt, moet er inhaalrust zijn. Tijdens de referteperiode mag het maximale negatieve saldo (in geval de werkgever niet in staat was aan de arbeider het minimum contractuele uren te waarborgen) de 30 uren niet overschrijden. De uren die deze grens overschrijden, mogen niet meer in aanmerking worden genomen voor inhaalrust en blijven voor de arbeider verworven. Op het einde van de referteperiode moet elk negatief saldo worden aangezuiverd of blijft verworven voor de arbeider. b. Modaliteiten
• De inhaalrust tijdens de referteperiode kan op eender welk ogenblik plaatsvinden, op initiatief van de arbeider of op initiatief van de werkgever. Van zodra de arbeider het minimum aantal contractuele uren bereikt, mag de werkgever geen inhaalrust meer opleggen.
• De inhaalrust van die uren is volgens de volgende procedure bepaald:
- de werkgever zal aan de arbeider de afrekening van zijn overuren bezorgen samen met zijn loonfiche; - voor zover de werkgever deze afrekening aan de arbeider bezorgt ten laatste op de 15de van de maand, dient deze laatste zijn aanvraag om deze uren te recupereren te doen ten laatste de 20ste van dezelfde maand, voor de maand(en) die er op volgt/volgen; - indien de werkgever voornoemde afrekening niet binnen de voorziene termijn heeft verstrekt, staat het de
arbeider vrij zelf zijn recuperatieperiode te bepalen; - in geval er binnen de gestelde termijn geen aanvraag werd ingediend door de arbeider, heeft de werkgever de mogelijkheid inhaalrust op te leggen zonder dat hierbij het minimum aantal contractuele uren mag worden overschreden; - elk probleem dat het resultaat is van de toepassing van dit nieuwe regime, zal worden voorgelegd aan de betrokken syndicale delegatie; - ingeval de uren niet kunnen worden gerecupereerd binnen de voorziene termijnen, bestaat de mogelijkheid om een akkoord te sluiten met de vakbondsafvaardiging en de gewestelijke secretarissen om deze uren te laten recupereren volgens andere modaliteiten. Er wordt in ieder geval overeengekomen dat deze uren niet worden uitbetaald. Art. 7 - Controle § 1. Een beperkte vakbondsafvaardiging, waarvan de samenstelling wordt bepaald binnen de onderneming, beschikt over de mogelijkheid om de planning na te zien. De modaliteiten moeten worden overeengekomen op het niveau van de onderneming. § 2. Bij het begin van de maand wordt aan deze vakbondsafvaardiging, zoals hierboven omschreven, een lijst overgemaakt van de arbeiders die geen minimum planning hebben gekregen (gelijk aan 15 uren minder dan de contractuele uren of 145 uren). § 3. In het midden van de maand zal door de hiertoe aangewezen afvaardiging een evaluatie worden gemaakt en zullen eventuele correcties worden aangebracht. § 4. De ondernemingsraad of de beperkte vakbondsafvaardiging oefent toezicht uit op de correcte naleving van deze bepalingen.
90
a. Beperkte vakbondsafvaardiging De werkgever zal de beperkte syndicale afvaardiging informeren aangaande de redenen van het negatief saldo, ter gelegenheid van de in voege zijnde controleprocedure. Elke maand zal hij de nominatieve lijst verstrekken van de arbeiders die beschikken ofwel over een saldo van in te halen uren ofwel over een negatief saldo. b. Ondernemingsraad Er wordt een jaarlijkse gedetailleerde evaluatie van het toegepaste systeem aan de leden van de ondernemingsraad voorgelegd. Telkens worden ook de effecten van deze maatregelen op tewerkstelling nagegaan. In geval van betwisting, wordt beroep gedaan op de vakbondsafvaardiging om een bijkomend onderzoek te doen inzake betaling, omzetting naar inhaalrust en afrekening van de uren.
Er wordt een lijst opgesteld van de personen die beschikbaar zijn voor deze oproepen; deze lijst wordt gecontroleerd door de vakbondsafvaardigingen. Indien er geen vakbondsafvaardigingen zijn, wordt de controle uitgevoerd door de gewestelijke secretarissen van de ondertekenende vakorganisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst. §3. a. Voor elke prestatie van 3 uren kan worden afgeweken van de wettelijke regeling voor zover dit het voorwerp heeft uitgemaakt van een discussie binnen de syndicale delegatie, en er met de bevoegde regionale vakbondssecretarissen van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten die zal worden neergelegd bij de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, en goedgekeurd door het Paritair Comité.
Art. 8 - Gemeenschappelijke bepalingen
b. De uren en dagen jaarlijkse vakantie komen niet in aanmerking om eventuele planningsproblemen op te lossen. De ondernemingsraad of syndicale delegatie zal een verlofaanvraagformulier uitwerken waardoor misbruiken uitgesloten kunnen worden.
§ 1. De verplaatsingstijd gelegen tussen opeenvolgende arbeidsprestaties bij verschillende klanten of op verschillende locaties, zal beschouwd worden als arbeidstijd en als dusdanig worden vergoed. Onder verplaatsingstijd wordt verstaan de effectieve tijd die noodzakelijk is om zich van de ene klant/locatie naar de andere klant/locatie te begeven.
c. Specifieke problemen op het vlak van een onderneming dienen met de bevoegde regionale vakbondssecretarissen van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité, besproken te worden en maken het voorwerp uit van een lokale of bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst die zal neergelegd worden bij de Voorzitter van het Paritair Comité.
§ 2. Oproepen
§4. Weekends
Onder “oproep” wordt verstaan elke prestatie die wordt gedaan buiten de planning. Zij gebeurt op vrijwillige basis en geeft geen aanleiding tot de betaling van een specifieke premie.
a. De arbeiders hebben recht op twintig vrije weekends per jaar, buiten de jaarlijkse vakantie. De werkgever verbindt zich er toe alles in het werk te stellen om voor de arbeiders meer vrije weekends te plannen.
c. Paritair Comité Deze jaarlijks evaluatie wordt ter informatie aan de Voorzitter van het Paritair Comité overgemaakt.
91
b. De arbeiders kunnen weigeren om te werken vanaf het 29ste weekend (dit wil zeggen na 28 gepresteerde weekends) zonder hiervoor te worden gesanctioneerd. c. Onder weekend verstaat men een referteperiode van vrijdag 20 uur tot maandag 8 uur (60 uren) met de waarborg van een ononderbroken periode van 48 uren binnen de referteperiode, terwijl een volledige zaterdag of zondag wordt gehandhaafd. De mogelijkheid bestaat om in de ondernemingen samen met de vakbondsafvaardiging eventuele afwijkingen te bepalen tijdens het onderzoek van de planningen. d. In de ondernemingen voor dewelke deze definitie van het begrip weekend een probleem zou vormen, kan een ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomst voorzien in een afwijking als zij de volgende elementen bevat:
• het gaat om vrijwilligheid beperkt in de tijd met een mogelijkheid voor de werknemer om uit deze vrijwilligheid te stappen met een te bepalen opzeggingstermijn;
• de vrijwillige aanvraag zal
worden ingediend door de vakbondsafvaardigingen die de lijst van de vrijwilligers aan de betrokken werkgever zullen overhandigen.
Alle (bestaande of komende) ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomsten die afwijken van de definitie van het bovenvermelde begrip weekend zullen ter controle moeten worden voorgelegd aan de Voorzitter van het Paritair Comité. De Voorzitter zal het Paritair Comité informeren over alle ontvangen collectieve arbeidsovereenkomsten. e. De werkgevers engageren zich om strikter toe te zien op de bestaande regeling voor weekendarbeid, en om op het bedrijfsniveau,
samen met de ondernemingsraad, een concrete evaluatie uit te werken. §5. Planningen § 1. De werkgevers zullen voor de vaste commerciële contracten de planningen overmaken aan de arbeiders tussen de 22ste en 25ste van iedere maand. § 2. Elke onderneming zal de mogelijkheid om een chronologische controle van de planning in te voeren moeten bespreken.
HOOFDSTUK IV: BEDIENDEN Art. 9 - De administratieve bedienden zullen 37 uren per week presteren. In geval van overuren, zal artikel 29, §§1 en 2, 1e alinea van de Arbeidswet van 16 maart 1971 van toepassing zijn*. * Art. 29. § 1. Overwerk wordt betaald tegen een bedrag dat ten minste 50 pct hoger is dan het gewone loon. Deze vermeerdering bedraagt 100pct voor overwerk op zondagen of op de rustdagen toegekend krachtens de wetgeving op de betaalde feestdagen. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt als overwerk aangemerkt, arbeid verricht boven 9 uren per dag of 40 uren per week of boven de lagere grenzen vastgesteld overeenkomstig artikel 28.
HOOFDSTUK V: VERPLICHT GEBRUIK VAN HET PRESTATIEBLAD Art. 10 - In dit artikel wordt bepaald welke rubrieken het prestatieblad ten minste moet bevatten:
• de periode met betrekking tot de prestatie; • naam en voornaam van de werknemer; • de door de werknemer uitgeoefende functie; • identificatie van de werkgever; • het arbeidsregime; • de dag en datum; • de effectief gepresteerde arbeidstijd; • de effectief gepresteerde beschikbaarheidstijd;
92
• de diensttijd; • de vergoeding(en); • de opmerkingen; • de handtekening van de werknemer en van de werkgever;
• de vermelding dat het gebruik van een dagelijks prestatieblad verplicht is;
• de vermelding dat de werkgever de
verplichting heeft aan zijn werknemers een dagelijkse prestatieblad ter beschikking te stellen in tweevoud waarvan één exemplaar voor de werkgever en één exemplaar voor de werknemer bestemd is.
Art. 11 - De contracterende partijen van de arbeidsovereenkomst zijn ertoe gehouden het prestatieblad te gebruiken voor de berekening van de bezoldiging, evenals voor de vaststelling van de vergoedingen van de werknemers. Art. 12 - Het prestatieblad wordt door de partijen erkend als het enige instrument naar het welk mag teruggegrepen worden ingeval van een betwisting van de bezoldiging. Art. 13 - Indien het exemplaar getekend is door beide contracterende partijen van de overeenkomst, is iedere betwisting ervan onontvankelijk. Art. 14 - Betwistingen zijn slechts toegelaten ingeval één van de partijen weigert het prestatieblad te ondertekenen. De werkgevers en de werknemers mogen zonder wettige en nauwkeurige reden niet weigeren het voorgelegde prestatieblad te ondertekenen. Art. 15 - De bewijslast valt ten laste van de niet ondertekenende partij, en in geval van betwisting bij de werkgever. Dit wil met andere woorden zeggen dat nog steeds geldt dat in geval van betwisting, de in het niet door de werkgever ondertekende document opgetekende prestaties juist zijn zolang de werkgever deze niet kan weerleggen door middel van een tegenbewijs.
Art. 16 - De dagelijkse prestatiebladen dienen bewaard te worden gedurende de periode voorzien in het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten (momenteel vijf jaar). Met de bedoeling deze collectieve arbeidsovereenkomst te doen toepassen, komen partijen overeen een dagelijks prestatieblad op te stellen enkel en alleen rechtsgeldig voor de berekening van het loon.
HOOFDSTUK VI: ALGEMEENHEDEN Art. 17 - Wat betreft de arbeidstijd van deeltijdse werknemers zijn de wettelijke bepalingen inzake deeltijdse arbeid van toepassing. Art. 18 - Overeenkomstig artikel 38 quater, § 4, alinea 1 van de wet van 16 maart 1971 op de arbeid en zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van toepassing op de waardevervoerders en op de mobiele agenten, hebben de werknemers zoals bedoeld in artikel 1 recht op 15 minuten pauze na 6 uren van prestatie. Deze 15 minuten maken integraal deel uit van de duur van de prestaties en worden vergoed als arbeidstijd. De pauze in de zin van deze bepaling kan door de werkman worden gebruikt voor zijn persoonlijke bezigheden, zonder dat het hem is toegelaten afwezig te zijn, te slapen, of zich te onttrekken aan de taken van de dienst. Art. 19 - Economische werkloosheid kan niet worden gehanteerd als een planningsinstrument. Nulplanningen zijn verboden. Art. 20 - Het overloon waarvan spraken in bovenstaande artikelen wordt berekend op basis van een gemiddeld uurloon dat wordt bekomen door de verloning (met inbegrip van de premies) tijdens de 3 kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarop de verloning moet gebeuren te delen door het aantal gepresteerde uren.
93
Voor de verloning worden in rekening gebracht: de normale prestaties, de niet-productieve uren, de opleiding, de interne syndicale uren, de externe syndicale uren, de inhaaluren, de verschillende premies (zaterdag, zondag, feestdag, nacht, wapen, hond, ...) onderworpen aan de RSZ. Onder “aantal gepresteerde uren” wordt verstaan: de normale uren, de niet-productieve uren, de opleiding, de interne syndicale uren en de externe syndicale uren. Art. 21 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen. Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder de bepalingen inzake waardentransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten blijven behouden.
HOOFDSTUK VII: SLOTBEPALINGEN Art. 22 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de Voorzitter van het Paritair Comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Zij kan worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten.
94
BIJLAGE C: Contractuele uren: Minimum aantal te betalen uren per maand. P: Arbeidstijd (artikel 4, § 1): Alsook trainingsuren, niet productieve uren (onder andere onderhoud, administratie, bijgepaste uren om tot het minimum van 3 uren per prestatie te komen, medisch onderzoek) tijdens de betrokken maand.
RBA: Rest betaalde afwezigheid: Uren niet aanwezig maar wel betaald: ziekte en arbeidsongeval (meer dan 7 dagen). NA: Niet betaalde afwezigheid: Uren niet aanwezig en niet betaald: ziekte en arbeidsongeval (meer dan 30 dagen), toegestane afwezigheid, ongewettigde afwezigheden, schorsing, onbetaald verlof, betaald verlof, economische werkloosheid.
DP: Diensttijd (=P+BP)
Referentie 1: Voor het bepalen van de contractuele uren: P + BP + IS + R + ES + BA1 + RBA + NA
IS: Interne syndicale uren: OR, CPBW, SD, interne opdrachten binnen de onderneming.
Referentie 2: Voor het bepalen van de uren die gerecupereerd moeten worden (boven 180 uren): P + BP + IS + R + ES + BA1
R: Genomen recuperatie: Aantal uren recuperatie genomen tijdens de betrokken maand.
Referentie 3: Voor het bepalen van de overuren: P
BP: Beschikbaarheidstijd (artikel 4, § 2)
ES: Externe syndicale uren: Externe syndicale vergaderingen en opleiding. BA1: Betaalde afwezigheid tot 100%: Uren niet aanwezig maar wel betaald aan 100%: ziekte (eerste 7 dagen), arbeidsongeval (eerste 7 dagen), klein verlet, anciënniteitsverlof, educatief verlof.
Algemeen principe: Het aantal te betalen uren mag maximaal 180 uren bedragen.
95
3. CONTRACTUELE UREN 2014-2015
• Vlaamse Gemeenschap in juli: 25 dagen - 154u15’
Art. 1 -Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
• Franstalige Gemeenschap in september:
Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of operationele bediende.
Stelsel van 5 dagen/week
Art. 2 - De minimale maandelijkse arbeidsduur is vastgelegd in overeenstemming met artikel 3, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 maart 2012 betreffende de arbeidsduur en humanisering van de arbeid (KB 23 april 2013 MB 25 juni 2013) gesloten in het paritair comité voor de bewakings-en/of toezichtsdiensten. Art. 3 - Voor 2014 is dit gelijk aan: Stelsel van 6 dagen/week Aantal dagen
Aantal uren
januari
26
160u25’
februari
24
148u05’
maart
26
160u25’
april
25
154u15’
mei
25
154u15’
juni
24
148u05’
juli
26
160u25’
augustus
25
154u15’
september
26
160u25’
oktober
27
166u36’
november
23
141u55’
december
26
160u25’
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt:
25 dagen - 154u15’
• Duitstalige Gemeenschap in november: 22 dagen - 135u45’
Aantal dagen januari
Aantal dagen
Aantal uren
22
162u48’
februari
20
148u00’
maart
21
155u24’
april
21
155u24’
mei
20
148u00’
juni
20
148u00’
juli
22
162u48’
augustus
20
148u00’
september
22
162u48’
oktober
23
170u12’
november
18
133u12’
december
22
162u48’
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt:
• Vlaamse Gemeenschap in juli: 21 dagen - 155u24’
• Franstalige Gemeenschap in september: 21 dagen - 155u24’
• Duitstalige Gemeenschap in november: 17 dagen - 125u48’
96
Art. 4 - Voor 2015 is dit gelijk: Stelsel van 5 dagen/week
Stelsel van 6 dagen/week
januari
Aantal dagen 26
Aantal uren 160u25’
februari
24
148u05’
januari
Aantal dagen 21
Aantal uren 155u24’
februari
20
148u00’
maart
26
160u25’
maart
22
162u48’
april
25
154u15’
april
21
155u24’
mei
23
141u55’
mei
18
133u12’
juni
26
160u25’
juni
22
162u48’
juli
26
160u25’
juli
22
162u48’
augustus
25
154u15’
augustus
20
148u00’
september
26
160u25’
september
22
162u48’
oktober
27
166u36’
oktober
22
162u48’
november
23
141u55’
november
19
140u36’
december
26
160u25’
december
22
162u48’
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt:
• Vlaamse Gemeenschap in juli: 25 dagen - 154u25’
Ter gelegenheid van de feestdagen van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt:
• Vlaamse Gemeenschap in juli: 21 dagen - 155u24’
• Franstalige Gemeenschap in september:
• Franstalige Gemeenschap in september:
• Duitstalige Gemeenschap in november:
• Duitstalige Gemeenschap in november:
25 dagen - 154u25’ 22 dagen - 135u45’
21 dagen - 155u24’ 18 dagen - 133u12’
Art. 5 - Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en is gesloten voor een duur van 2 jaar.
97
VEILIGHEID
1. ALGEMEEN CAO van 29.04.2008 gewijzigd door de CAO van 13.09.2010.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten vallen. Met “werknemers” wordt het mannelijk en vrouwelijk de werklieden- en bediendepersoneel bedoeld.
HOOFDSTUK II: DOELSTELLING Art. 2 - Onverminderd de wettelijke bepalingen ter zake beoogt deze collectieve arbeidsovereenkomst de veiligheid van het personeel van de sector maximaal te bevorderen door het vaststellen van een reeks maatregelen met betrekking tot het personeel en tot de voorwerpen en het materieel dat door de werkgever ter beschikking wordt gesteld van het personeel voor het uitvoeren van zijn opdrachten.
HOOFDSTUK III: WAARDETRANSPORTSECTOR BEHALVE LIGHT CIT Art. 3 - De bepalingen van dit hoofdstuk -dienen in het raam van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer, zoals gewijzigd bij Koninklijke besluiten van 22 mei en 6 december 2005 (hierna genoemd: KB waardetransport) geplaatst.
Sectie A. Maatregelen met betrekking tot het voertuig Art. 4 - Communicatie Alle communicatiesystemen moeten ingevuld worden:
• verbinding van het type “life line” tussen het voertuig en de dispatching bij overval;
• lokalisatie via GPS systeem of enig ander lokaliseringssysteem;
• radioverbinding met het personeelslid of de personeelsleden op de stoep;
• stil alarm.
Art. 5 - Bepantsering Ongeacht de bepalingen inzake bepantsering die het KB Waardetransport vaststelt, moet de bepantsering van de cockpit bestand zijn tegen kogels van het oorlogswapen AK-47 (Kalasjnikov) en perforerende kogels.
98
Sectie B. Maatregelen met betrekking tot het personeel I. Uitrusting van het personeel Art. 6 - Om zijn veiligheid te verzekeren is de werknemer die belast is met een opdracht ertoe gehouden de hierna vermelde uitrusting te dragen, naast de uitrusting die bepaald is in de sectorale CAO: a. een kogelwerend vest:
• de muntentransporteurs: binnen
elke onderneming zal met de vakbondsorganisaties onderhandeld worden over het eventueel dragen van het kogelwerend vest;
• in alle andere gevallen is het dragen
verplicht voor alle geld- en/of waardevervoerders. Individuele vesten die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de functie, en die door het Comité voor preventie en bescherming op het werk (C.P.B.W.) dienen goedgekeurd te worden en conform te zijn aan de wettelijke bepalingen, zullen onmiddellijk ter beschikking gesteld worden;
b. voor alle waardevervoer buiten de Light CIT transporten met omwisseling van koffers: een wapen in goede staat, door een wapenmaker of geschoold arbeider regelmatig nagezien. De doelmatigheid en de keuze van de beschermingsmiddelen moeten in verenigbaar zijn met de arbeidsvoorwaarden en worden paritair behandeld tussen de wettelijke overlegorganen en het hoofd van de onderneming.
II. Opleiding van het personeel Art. 7 - De werknemers zijn onderworpen aan de wettelijke bepalingen ter zake, zoals die vastgesteld werden door het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de
vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, en de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst.
III. Bemanning van de autovoertuigen Art. 8 - De door het KB Waardetransport vastgelegde regels worden door de sociale partners als minimumregels beschouwd.
IV. Begeleidingsmaatregelen in geval van agressie Art. 9 - De werknemers die het slachtoffer worden van een agressie zullen een begeleiding krijgen onder de vorm van een morele schadevergoeding „waardetransport” die betrekking heeft op volgende punten: 1. Psychologische opvang van de slachtoffers in geval van overval: garantie van een interne en externe opvang van de betrokken werknemer en/of zijn familieleden zolang dit noodzakelijk is. Dat omvat zowel de psychologische opvang van de slachtoffers door beroepspsychologen als de sociale en administratieve opvolging van de slachtoffers door de interne sociale dienst. 2. “Tijdelijke” morele schadevergoeding: de slachtoffers van een overval die tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard worden door de arbeidsongevallenverzekering of door het ziekenfonds kunnen een inkomensgarantie genieten. De onderneming zal gedurende de eerste zes maanden arbeidsongeschiktheid een zodanige toelage verstrekken dat het inkomen 120% bereikt. Die 120% bestaan uit, enerzijds, de vergoeding van de arbeidsongevallenverzekering en, anderzijds, een toelage van de onderneming voor het niet bereikte saldo. Het bedrag moet € 123,95 bedragen. Na de eerste
99
zes maanden worden de vergoeding van € 123,95 gehandhaafd tot het einde van het eerste jaar arbeidsongeschiktheid. Ingeval het gaat om een ongeschiktheid van psychische aard zal na 1 jaar een evaluatie gemaakt worden door een commissie, samengesteld uit de arbeidsgeneesheer, de werknemer, zijn behandelende geneesheer en de psycholoog die de opvang heeft verzekerd. Indien de evaluatie positief uitvalt, zal de werknemer de bijkomende vergoeding blijven genieten. Ingeval de ongeschiktheid van lichamelijke oorsprong is, wordt de toegekende vergoeding alleszins niet in de tijd beperkt. 3. Bijkomende kosten: in de praktijk is gebleken dat een aantal medische en andere kosten, opgelopen naar aanleiding van een overval (bijvoorbeeld beschadiging van persoonlijke bezittingen, sommige esthetische of andere chirurgische ingrepen uitgevoerd in een nietprivé ziekenhuis, bepaalde geneeskundige behandelingen, begrafeniskosten enz.), niet door de verzekering gedekt worden. In dat geval zijn deze kosten ten laste van de onderneming. 4. Verandering van functie: te evalueren met de arbeidsgeneesheer, de werknemer en zijn behandelende geneesheer. De werkgevers verbinden zich ertoe aangepast werk te zoeken en gevolg te geven aan de voorstellen van de arbeidsgeneesheer. Zij verbinden zich ertoe, in geval van ongeschiktheid voor de functie als waardevervoerder, niet systematisch de verbreking van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht in te roepen. Vanaf, het ogenblik van de werkhervatting blijven de oorspronkelijke bestanddelen van het loon van de getransfereerde werknemer behouden gedurende een periode gelijk aan de periode van totale arbeidsongeschiktheid van de werknemer ten gevolge van de overval, vermeerderd met een jaar. De anciënniteit van de werknemer blijft uiteraard volledig behouden.
5. Dodelijk ongeval of invaliditeit van 66% en meer in geval van overval: de berekening van de rente toegekend door de arbeidsongevallenverzekering wordt aangevuld met een kapitaalsuitkering van 9 maal het jaarloon van de werknemer. Dit kapitaal wordt toegekend overeenkomstig de bepalingen opgenomen in artikel 21 van hoofdstuk VI. 6. Indien zich binnen de ondernemingen specifieke gevallen voordoen (bijkomende kosten of problemen voor de werknemer) zullen deze besproken worden met de vakbondsafvaardiging of, bij afwezigheid van een vakbondsafvaardiging, met de vakbondssecretarissen. 7. Voordeligere situaties of situaties die gelijkwaardige voordelen aan de werknemers verschaffen blijven behouden. De verschillende toegekende vergoedingen worden echter niet gecumuleerd.
V. Bijzondere bepalingen Art. 10 - De afschaffing van elk geld- en/of waardetransport onder welke vorm dan ook op het geheel van het Belgisch grondgebied tussen 22 uur en 6 uur ‘s morgens (het voertuig moet verplicht terug in zijn basis zijn voor 22 uur) wordt bevestigd. Art. 11 - In de schoot van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten wordt een commissie voor de geld- en/ of waardetransporteurs opgericht, belast met het onderzoeken van de problemen van economische en concurrentiële (grote maatschappijen in verhouding tot kleine) aard, de omkaderingsmaatregelen evenals de uitwisseling tussen de ondernemingen van controle- en informatieprocedures teneinde de veiligheid van de reizen te verhogen alsook de noodzakelijke versterking van de samenwerking met de diverse ordediensten.
100
Art. 12 - De sociale partners menen dat aanpassingen dienden te gebeuren inzake a. het principe “sas to sas” in drie punten:
• toepassing van het principe „sas to sas” bij het volledig laden/lossen van een voertuig waarbij fysiek contact met het vervoerde geld mogelijk is;
• verplichte inbouw van een wagensas
bij elke nieuwbouw (banken of grootwarenhuizen) daar waar de toestand het toelaat;
• het gebruik van nieuwe technologieën in
bestaande vestigingen met behandeling in een beveiligde ruimte.
b. beveiligde ruimten en stoeprisico’s:
• betere omschrijving van de voorwaarden waaraan beveiligde plaatsen en ruimtes moeten voldoen;
• betere definitie van het begrip stoeprisico. HOOFDSTUK IV: LIGHT CIT Opgeheven door de CAO van 13 september 2010 betreffende de light CIT.
HOOFDSTUK V: SECTOR VAN DE STATISCHE OF RONDRIJDENDE BEWAKING I. Uitrusting van het personeel Art. 19 - De werknemer is gehouden de arbeidskleding en de uitrusting te dragen die beschreven staan in de bepalingen van de sectorale CAO. Daarenboven moet er worden voorzien in:
• in rondrijdende dienst, uitgevoerd per
voertuig: een radioverbinding met het centraal bureau;
• in afgezonderde statische dienst:
permanente verbinding met de centrale dankzij een communicatiemiddel, eventueel aangevuld met een opsporingsmiddel “geïsoleerde werknemer” (ref art. 54ter ARAB);
• bij alarminterventie: een uitrusting (van
werknemer en voertuig) zoals die bepaald werd door het koninklijk besluit van 7 april 2003 (B.S. 7 mei 2003) tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, gewijzigd door de besluiten van 30 oktober 2003 (B.S. 27 november 2003), 9 januari 2006 (B.S. 16 februari 2006) en 26 juli 2007 (B.S. 13 augustus 2007).
II. Opleiding van het personeel Art. 20 - De werknemers zijn onderworpen aan de wettelijke bepalingen ter zake, zoals die welke vastgesteld werden door het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst.
HOOFDSTUK VI: BEPALINGEN MET ALGEMENE DRAAGWIJDTE Art. 21 - Naast de wettelijke verzekering en onder voorbehoud van de specifieke bepalingen die van toepassing zijn in het waardetransport zoals voorzien in artikel 8 van deze overeenkomst, zijn de risicodekking en de toekenningsregels van de vastgestelde bedragen voor alle werknemers die tijdens hun diensturen een wapen moeten dragen de volgende:
101
• bij agressie met dodelijke afloop tijdens
de uitoefening van de dienst: 5 maal het bedrag van het jaarloon (dit kapitaal werd verhoogd tot 9 maal het jaarloon voor de waardetransporteurs in toepassing van artikel 8.5.);
• bij een beroepsongeval dat de dood
veroorzaakt: 3 maal het bedrag van het jaarloon.
De hierboven vermelde bedragen worden enkel in gelijke delen aan de echtgenote en/of de kinderen van de werknemer gestort, tenzij de werknemer uitdrukkelijk een andere wens heeft geuit.
• bij agressie die een blijvende invaliditeit van minstens 66% veroorzaakt heeft, tijdens de uitoefening van de dienst: 5 maal het bedrag van het jaarloon (dit kapitaal werd verhoogd tot negen maal het jaarloon voor de waardetransporteurs in toepassing van artikel 8.5.);
• bij een beroepsongeval dat een blijvende
invaliditeit van minstens 66%veroorzaakt: 3 maal het bedrag van het jaarloon.
De hierboven vermelde bedragen worden enkel gestort aan de betrokken werknemer. Art. 22 - § 1. Zowel de voertuigen als de lokalen waar de werknemer tewerkgesteld is, dienen in overeenstemming te zijn met het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en dat in alle omstandigheden. Met het oog hierop zal tevens een speciale clausule in de commerciële contracten ingelast worden. Bij problemen zal de preventieadviseur van de bewakingsonderneming contact opnemen met zijn collega van de klant. De genomen maatregelen zullen op het comité voor preventie en bescherming op het werk besproken worden.
Ingeval de problemen aanhouden kan de vakbondsafvaardiging gebruik maken van haar recht om een werfbezoek aan te vragen, volgens de bepalingen van artikel 10, 3de alinea en 21, 3e alinea van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging. § 2. Voor de straatbewaking, waar een hoog risico aan verbonden is, zullen speciale maatregelen uitgewerkt worden per onderneming na overleg in het comité voor preventie en bescherming op het werk.
HOOFDSTUK VII: SLOTBEPALINGEN Art. 23 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 mei 2008 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 2. Zij vervangt:
• de CAO van 22 februari 2000 tot vaststelling van de maatregelen tot bevordering van de veiligheid in de sector van de bewaking (KB 17 december 2003 – BS 26 januari 2004);
• de CAO van 8 mei 2003 betreffende de Light
CIT (KB 19 juli 2005 - BS 22 augustus 2005).
§ 3. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen, mits naleving van een opzegtermijn van drie maanden, per aangetekende brief meegedeeld aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
102
2. LIGHT CIT CAO van 13.09.2010.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: BEPALINGEN BETREFFENDE DE VEILIGHEID Art. 2 - De bepalingen van dit hoofdstuk dienen geplaatst te worden in het raam van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer, zoals gewijzigd bij koninklijke besluiten van 22 mei en 6 december 2005 en 8 juni 2007 (hierna genoemd: KB waardetransport).
Sectie A. Maatregelen in verband met veiligheid Art. 3 - § 1. De klanten hebben de mogelijkheid te kiezen voor het product met de naam Light CIT biljetten. § 2. Light CIT moet voldoen aan volgende veiligheidsnormen:
• in het geval van light CIT biljetten: wordt
slechts uitgevoerd per gehomologeerde plofkoffer type B, zonder behandeling van het geld, het betreft enkel ophalingen;
• het aantal klanten per ronde mag niet meer zijn dan 40;
• het maximumbedrag per klant mag niet meer zijn dan € 5.000. De waarden per stoppunt/ klant mogen door de onderneming voor beveiligd vervoer slechts verzekerd zijn tegen vermissing voor zover ze het bedrag van € 5.000 niet overschrijden. De klanten die deze limiet herhaaldelijk overschrijden zullen uitgesloten worden van light CIT;
• het maximumbedrag per voertuig mag niet groter zijn dan € 200.000;
• geen gemengd vervoer biljetten/munten; • de vervoerders moeten uitgerust zijn met een wapen in goede staat, door een wapenmaker of geschoold arbeider regelmatig nagezien alsook met een kogelwerende vest die met de ergonomische consequenties van het gebruik van een klein voertuig rekening houdt.
Sectie B. Bijkomende maatregelen Art. 4 - § 1. Elk light CIT voertuig moet uitgerust zijn met de door de wettelijke bepalingen opgelegde basisuitrusting. Ieder voertuig wordt, uitgerust met een afstandsbediening om de cabine en het gedeelte van het voertuig waar de waarden zich bevinden te kunnen openen en af te sluiten. § 2. Bij iedere nieuwe klant zal een risicoanalyse plaats vinden ten einde de juiste instructies en training te kunnen geven aan de agenten. § 3. Buiten de wettelijk voorziene trainingen voor CIT agenten:
• een vorming van minstens 4 uur zal aan de betrokken werknemers gegeven worden voordat ze light CIT taken uitoefenen;
• er zal voor de agenten die Light CIT
uitvoeren extra begeleiding voorzien worden gedurende de eerste drie ritten. Na de eerste drie ritten zal een evaluatie van de
103
veiligheidsomstandigheden plaatsvinden door middel van een type formulier. De agent in kwestie is hierbij vrij om zich te laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde. In functie van het resultaat van de evaluatie, indien nodig, zal extra begeleiding voorzien worden. Bij elke nieuwe klant wordt een opleiding/begeleiding ter plaatse georganiseerd;
• in de 40 u recyclage die bij CAO voorzien is, zal ook een module light CIT van 4 u opgenomen worden.
§ 4. De collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het PC 317 waarin de arbeidsvoorwaarden m.b.t. het waardetransport geregeld zijn, zijn onverminderd van toepassing op de waardetransporteurs die light CIT uitvoeren. Er zal echter gestreefd worden om ritten samen te stellen die niet langer duren dan 9u. Vanaf het 10de uur zal het overloon in plaats van 50%, 100% bedragen. Indien er binnen een onderneming gunstigere regelingen bestaan blijven deze van toepassing. Deze afwijking is enkel van toepassing bij de uitoefening van Light CIT. Art. 5 - Artikels 8 tot 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2008 tot vaststelling van maatregelen tot bevordering van de veiligheid in de sector van de bewakings- en/of toezichtsdiensten zijn eveneens geldig voor light CIT.
Sectie C. Bepalingen ter bewaking van de markt en van de veiligheid Art. 6 - § 1. Het is uitgesloten de huidige CIT contracten te laten verglijden naar light CIT. Het KB waardetransport voorziet reeds een aantal maatregelen ter voorkoming van verglijding. § 2. Ieder nieuw contract light CIT zal bovendien aan de ondernemingsraad voorgelegd worden. De OR zal nagaan of
aan alle voorwaarden van het wettelijk kader is voldaan. Bij eventuele meningsverschillen zal het dossier op het niveau van het paritair comité 317 behandeld en besproken worden.
Sectie D. Evaluatie Art. 7 - Na 6 maanden zal binnen het PC 317 een evaluatie plaatsvinden m.b.t. veiligheid, verglijding, de vorming en werkgelegenheid. Bij incidenten zal het de werkgroep CIT binnen het PC 317 onmiddellijk samen komen. Sectie E. Algemeenheid Art. 8 - Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen.
HOOFDSTUK III: SLOTBEPALINGEN Art. 9 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 2010 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 2. Zij vervangt het hoofdstuk 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2008 tot vaststelling van de maatregelen ter bevordering van de veiligheid in de sector van de bewakings- en/of toezichtsdiensten § 3. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen, mits naleving van een opzegtermijn van drie maanden, per aangetekende brief meegedeeld aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
104
VORMING EN RISICOGROEPEN
1. TEWERKSTELLINGSEN VORMINGSBELEID CAO van 08.11.2005 (KB 10.06.2006 - BS 01.09.2006). Gewijzigd door de CAO van 29.11.2012 (KB 19.03.2013 - BS 03.04.2013).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle bewakingsondernemingen die een activiteit uitoefenen zoals gedefinieerd in artikel 1 de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, gewijzigd.
HOOFDSTUK II: BEROEPSOPLEIDING Art. 2 - Arbeiders § 1. De werkgevers organiseren een bijkomende beroepsopleiding:
• bewakingsagenten andere dan
waardevervoerders: elke arbeider geniet van een opleidingskrediet gelijkwaardig aan 32 uren over 5 jaar, of 40 uren indien hij ouder is dan 50 jaar;
• waardevervoerders: elke arbeider geniet van een herscholing van 40 uren om de 2 jaar.
De modaliteiten zijn bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2004 met betrekking tot de theoretische en praktische cursussen voor beroepsopleiding en herscholing § 2. Een arbeider die het slachtoffer is geweest van een agressie, krijgt bijstand. Indien zijn belang dit vereist, zal hij worden herplaatst bij middel van een eventuele herscholing. Art. 3 - Bedienden § 1. Voor de operationele bedienden voor wie er een wettelijke vorming voorzien is, verbinden de werkgevers er zich toe bijkomende beroepsscholing en recyclage te organiseren, meer bepaald inzake situatiebeheersing en wettig handelen maar ook in stressbeheersing en omgang met derden. § 2. Een dag beroepsopleiding per jaar zal worden gegeven aan het personeel waarvoor geen enkele wettelijke opleiding is voorzien.
105
De modaliteiten hiervan zullen worden voorgelegd aan de Ondernemingsraad of aan de syndicale delegatie, of bij gebreke ervan, aan de voorzitter van het Paritair comité.
deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen.
Vanaf 1 januari 2004, zullen 4 opleidingsdagen per periode van 2 jaar worden toegekend aan het personeel waarvoor geen enkele wettelijke opleiding is voorzien.
Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen.
De ondernemingen zonder ondernemingsraad of syndicale afvaardiging bedienden zullen ertoe gehouden zijn een lijst van deelnemers aan deze opleidingen alsmede de inhoud van deze opleidingen over te maken aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. § 3. Een bediende die het slachtoffer is geweest van een agressie zal begeleid worden. Hij zal het voorwerp uitmaken van recyclage of eventueel omgeschoold worden voor een reclassering indien dit in het belang van de betrokkene is.
HOOFDSTUK III: SITUATIE VAN HET PERSONEEL IN GEVAL VAN VERLIES VAN EEN COMMERCIEEL CONTACT TEN GUNSTE VAN EEN CONCURRERENDE ONDERNEMING Opgeheven door de CAO van 29 november 2012 betreffende de overname van personeel door de overgang van een commercieel contract.
HOOFDSTUK V: ALGEMEENHEDEN Art. 16 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat
§ 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardetransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten blijven behouden.
HOOFDSTUK VI: SLOTBEPALINGEN Art. 17 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003 (geregistreerd onder nummer 70012/CO/317) aangaande tewerkstelling- en vormingsbeleid. § 4. Vanaf 1 oktober 2006 kan zij worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
106
2. THEORETISCHE EN PRAKTISCHE CURSUSSEN VOOR BEROEPSOPLEIDING EN HERSCHOLING CAO van 25.02.2014.
Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de tewerkgestelde loontrekkende werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, en die de hiernavolgende cursussen volgen, cursussen die gegeven worden door een door de FOD Binnenlandse Zaken en door het Paritair Comité 317 erkend opleidingsorganisme. Art. 2 - Onder “loontrekkende werknemers” wordt verstaan de werknemers (mannelijk, vrouwelijk) die een arbeidscontract hebben als arbeider(ster) of bediende, zoals voorzien door de wet van 3 juli 1978 met betrekking tot de arbeidscontracten (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 1978). Art. 3 - De individuele rechten van de werknemers voor het systeem van educatief verlof in het algemeen mogen niet beïnvloed worden door de hiernavolgende bepalingen van onderhavige CAO. De ondertekenende partijen komen overeen om het programma van de hiernavolgende cursussen, op te nemen in het kader van de reglementering op het betaald educatief verlof, onder de hierna genoemde voorwaarden: § 1. De theoretische, praktische, en alle andere cursussen van beroepsopleiding (algemene en bijzondere) en herscholingen, zoals verplicht opgelegd en bepaald door alle wettelijke en reglementaire bepalingen van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité 317. Hieronder vinden we onder meer terug:
• de wetgeving private veiligheid, FOD
Binnenlandse Zaken; Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;
• de wetgeving maritieme veiligheid:
- Wet van 30 december 2009 aangaande de Wet betreffende de strijd tegen piraterij op zee - Verordening (EG) Nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten - Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens;
• de wetgeving luchthavenbewaking:
- Verordening (EG) Nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002; - Verordening (EU) Nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart
• de opleidingen erkend door Sociaal Fonds; En elke toekomstige wetgeving die een activiteit van bewakings - en/of toezichtsactiviteit regelt.
§ 2. Alinea 1. de permanente opleiding van de geld- en/of waardetransporteur zoals voorzien onder artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 1998 en 16 maart 1998 met betrekking tot de geld- en/of waardetransporteurs.
107
Aan deze werknemers wordt een opleidingskrediet gewaarborgd ten belope van minstens 40 uur per periode van 2 jaar. Dit krediet zal gebruikt worden, in gemeenschappelijk overleg tussen de werkgever en de werknemer, in functie van de onder § 1 en/of § 3 voorziene cursussen, of via een combinatie van meerdere van deze cursussen.
Alinea 2. permanente opleiding van de bewakingsagenten (andere dan deze bedoeld in Art 3 § 2) en van de operationele bedienden die functies, identiek aan dezen, uitvoeren. Aan deze werknemers wordt een opleidingskrediet gewaarborgd ten belope van minstens 40 uur per periode van 5 jaar. Dit krediet zal gebruikt worden, in gemeenschappelijk overleg tussen de werkgever en de werknemer, in functie van de onder § 1 en/of § 3 voorziene cursussen, of via een combinatie van meerdere van deze cursussen. Alinea 3. Tenzij anders bepaald, omvatten alle hiernavolgende sectoriele cursussen (facultatief programma) minstens 8 u: 1. Veiligheidsbekwaamheden a. Brandbestrijding
i. Initiële opleiding ii. Vervolmakingsopleiding h. Algemene veiligheidsrichtlijnen i. Opleiding heftruck/reachtruck (beginners) 2. Luchthavenbewaking a. Basisopleiding luchthavenbewaking b. X-ray c. Fouille d. Gevaarlijke goederen e. Rijbewijs tarmac f. US-carriers 3. Havenbewaking (ISPS) a. Port Facility Security Guard b. Port Facility Security Officer 4. Receptie, onthaal en PC a. Telefonie en onthaal b. Klachtenbeheer c. PC d. Onthaal van patiënten en omgaan met agressie 5. Andere beveiligingsopleidingen a. Slachtofferhulp
i. Ploeglid
b. Hondengeleider
ii. Ploegleider
c. Security driver
b. VCA (= veiligheidscertificaat die brandwachten moeten halen) c. Brand- en tankwacht
d. Counter terrorism e. Bankbeveiliging
d. Beëdigd wachter munitietransport
6. Beveiliging: beheer van technische installaties
e. Coördinator veiligheid en gezondheid van mobiele en tijdelijke werkplaatsen
7. EHBO
f. Toxitrainer g. ADR
8. Vaardigheden voor geld- en waardentransporteurs
108
9. Alle andere noodzakelijke en aangewezen cursussen binnen volgende vakdomeinen: a. Compliancy b. Security c. Safety d. Communication, conflict & Agression Art. 4 - Onder “theoretische cursussen” wordt verstaan de beroepsopleidingen en herscholingen gegeven in de opleidingsinstellingen zelf, en onder praktische cursussen, deze gegeven bij andere instellingen, hetzij door hun specifiek karakter (brandbestrijding, E.H.B.O., africhting hond, enz.), hetzij in naleving van een wet (bijvoorbeeld de schietoefeningen), of op de werf, omdat dit de enige plaats is waar zich de materialen bevinden die door de klanten ter beschikking gesteld worden van de werknemers. Art. 5 - Voor de praktische cursussen zijn de betrokken werknemers onderworpen aan dezelfde regels als deze voorzien in de opleidingsinstellingen. Deze laatste dienen met name deze specifieke cursussen te bevatten binnen het geheel van de wettelijke voorziene cursussen. De evaluatie van de behaalde resultaten wordt door de opleidingsinstellingen in overweging genomen voor het behalen van het attest voorzien in artikel 7 hieronder. Art 6 - De kosten die gepaard gaan met de onder artikel 3 beschreven cursussen kunnen niet teruggevorderd worden ten laste van deze laatsten in geval van voortijdig ontslag, of op het ogenblik dat zij de firma verlaten. Art. 7 - De scholen die de onder artikel 3 beschreven cursussen geven aan de werknemers, leveren aan deze laatsten, op het einde van de opleiding en nadat zij geslaagd zijn voor de toepasselijke wettelijke examens, onder de voorwaarden voorgeschreven door de
betrokken overheid of overheden, een attest af, waaruit blijkt dat de cursussen gevolgd werden door de betrokken loontrekkende werknemers. Art. 8 - De opleidingsinstellingen die in aanmerking komen, zijn deze die genieten van een dubbele erkenning: deze van de FOD Binnenlandse Zaken, krachtens de wet van 10 april 1990 en van haar uitvoeringsbesluiten en deze van het Paritair Comité 317. Te dien einde moeten zij aan de Voorzitter van het Paritair Comité 317 een verzoek tot erkenning indienen. Art. 9 - De Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen verbindt zich ertoe ervoor te zorgen dat de loontrekkende werknemers die lesgeven, met een voltijds of deeltijds contract, en waarvan de voornaamste functie bestaat in het lesgeven, een arbeidscontract als bediende hebben. Art. 10 - Daar de verschillende terugbetalingen voorzien door de Dienst Betaald Educatief Verlof enkel ten gunste van de werkgevers zijn, worden de betrokken loontrekkende werknemers normaal bezoldigd tijdens de theoretische en praktische cursussen van beroepsopleiding en herscholing, volgens de criteria vermeld in de Collectieve Arbeidsovereenkomsten van kracht in de bewakingssector en dus onafhankelijk van het plafond dat door de wet voorzien is in het kader van deze terugbetalingen. Art. 11 - In naleving van de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen aangaande het betaald educatief verlof, zijn meer bepaald de volgende criteria van toepassing:
• voor de uren van de cursussen van
beroepsopleiding en herscholing, gevolgd buiten de normale werkuren, is het jaarlijkse maximumplafond vastgesteld op 100 uur.
• voor de uren van de cursussen van
beroepsopleiding en herscholing, gevolgd tijdens de normale werkuren, is het jaarlijks maximumplafond vastgesteld op 120 uur.
109
In dit geval vermeldt de werkgever in het vak ‘arbeidsduur’ van de individuele fiche van de werknemer (arbeidsstelsel en uurrooster), de exacte uren van de werktijd. Art. 12 - Enkel het aantal uren van daadwerkelijke aanwezigheid tijdens de theoretische en praktische cursussen van beroepsopleiding en herscholing, wordt in aanmerking genomen voor de bepaling van het aandeel van betaald educatief verlof toe te kennen aan de werknemers, aangezien de plafonds van 100 en 120 uren betaald educatief verlof in geen geval mogen overschreden worden. Art. 13 - Het aandeel van de uren betaald educatief verlof, bepaald in artikel 14, wordt vastgesteld tussen 1 september en 31 augustus van het volgende jaar, aangezien het betaald educatief verlof steeds genomen wordt tussen de eerste en de laatste dag van de opleiding. Art. 14 - Gezien de vereisten van de wet van 10 april 1990 en van haar uitvoeringsbesluiten, omvat een schooljaar, ingaand op 1 september en eindigend op 31 augustus, zoveel leergangen als nodig, in strikte naleving van de voornoemde wet. Art. 15 - De werkgevers zijn ertoe gehouden, éénmaal per jaar, ertoe gehouden de lijst van de personen die de opleidingen voorzien onder artikel 3 § 2 en § 3, over te maken aan de ondernemingsraad (bij ontstentenis aan de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis aan de regionale bestendige syndicale secretarissen) met inbegrip van de specifiek gevolgde modulen. Art. 16 - Vermits de verjaringstermijn van de schuldvorderingen twee jaar is, kan de werkgever zijn aanvraag tot terugbetaling op een geldige manier indienen, gedurende een periode van twee jaar.
Art. 17 - Het percentage (10%) van de ongerechtvaardigde afwezigheden van een werknemer tijdens de beroepsopleidingen en herscholingen, dat resulteert in de opschorting van het recht op betaald educatief verlof voor een periode van 6 maanden, wordt bepaald op basis van de daadwerkelijk gegeven lesuren en niet op basis van de theoretische uren van het trimester. Art. 18 - In geval van opschorting omwille van het onregelmatig bijwonen van de cursussen of ingeval de werknemer de cursussen opgeeft, wordt het aantal uren betaald educatief verlof dat in aanmerking moet worden genomen, bepaald op basis van de daadwerkelijke aanwezigheden van de werknemer, VOOR de eerste dag van de opschorting of de opgave. Art. 19 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 2014 en vervangt de CAO van 7 juni 2004 met betrekking tot de theoretische en praktische cursussen voor beroepsopleiding en herscholing binnen de sector voor het loontrekkend personeel van de bewakingsondernemingen. Zij is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten.
110
3. VERHOGING OPLEIDINGSINSPANNINGEN CAO van 01.07.2014.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: VERBINTENIS VAN DE SECTOR Art. 2 - De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competentie van de werknemers en bijgevolg van de ondernemingen. Art. 3 - Conform de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact die de sectoren wil responsabiliseren voor wat betreft de vorming, verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe elk jaar een toename van de participatiegraad met 5% te realiseren.
Art. 4 - De uitvoering van de doelstellingen zoals gesteld in artikel 3 zal onder meer gebeuren via het organiseren van opleidingen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 oktober 2013 met betrekking tot de organisatie van opleidingen voor risicogroepen (geregistreerd onder het nr. 117696/CO/317). Art. 5 - De ondernemingen brengen in het paritair comité verslag uit van welke opleidingen aan welke categorieën van werknemers zijn gegeven.
HOOFDSTUK III: SLOTBEPALINGEN Art. 6 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2014 en treedt buiten werking op 31 december 2014.
111
4. RISICOGROEPEN
Art. 3 - Tegemoetkoming van het Fonds
4.1. Vorming risicogroepen
§ 1. Het Fonds verleent financiële steun en moedigt de organisatie van leer- en opleidingsinitiatieven aan, al dan niet in samenwerking met onderwijsinstellingen van de centra voor beroepsopleiding van de werkgevers voor de risicogroepen zoals gedefinieerd door de collectieve arbeidsovereenkomst, vermeld in artikel 2.
CAO van 01.03.2010 (KB 10.09.2010 - BS 26.10.2010).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers welke ressorteren onder de paritaire Commissie voor de bewaking- en/of toezichtdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: DRAAGWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST Art. 2 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig het sectoraal akkoord 2009-2010, alsook ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2009 (geregistreerd onder het nr. 96334/CO/317) betreffende de tewerkstelling en opleiding van de risicogroepen. Vanaf 1 juli 2009 zijn de werkgevers een bijdrage “opleiding - risicogroepen” verschuldigd die 0,10% bedraagt van de brutojaarbezoldigingen, waarop de inhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden toegepast. De berekeningsgrondslag wordt als volgt bepaald:
• voor de bedienden: gewoon loon (code 100); • voor de werklieden: gewoon loon RSZ aan 100% (code 1 tot 6).
Het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bewaking, hierna het Fonds genoemd, is belast met de rechtstreekse inning van deze bijdrage.
§ 2. Om de projecten te bestuderen en te bepalen die moeten worden gesteund en verwezenlijkt en om de follow-up ervan te verzekeren, wordt een Commissie “opleiding” opgericht, dat wordt geleid door de algemeen secretaris van het Fonds. De Commissie “opleiding” is paritair samengesteld uit 10 leden, waarvan er 5 worden benoemd op voordracht van de werkgeversafgevaardigden en er 5 worden aangesteld onder de representatieve werknemersorganisaties, die in de paritaire Commissie zetelen voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. § 3. De terugbetalingsmodaliteiten van de kosten voor het organiseren van de lessen, initiatieven en projecten, en van de kosten die door de werkgevers en/of door het Fonds worden gemaakt, worden bepaald door de Commissie “opleiding”. Enkel de acties die door deze Commissie zijn goedgekeurd, worden door de Raad van bestuur van het Fonds in aanmerking genomen.
HOOFDSTUK III: SLOTBEPALINGEN Art. 4 - Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang op 1 januari 2010 en wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd per aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de paritaire Commissie voor de bewakings- en/of toezichtdiensten mits een opzeggingstermijn van 6 maanden.
112
4.2. Tewerkstelling risicogroepen CAO van 17.10.2013.
Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke werknemer. Art. 2 - Partijen gaan erover akkoord een speciale inspanning te leveren voor de tewerkstelling van laaggeschoolden in uitvoering van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, inzonderheid titel XIII, hoofdstuk VIII, afdeling 1 van het K.B. van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, lid 4 van deze zelfde wet. De huidige overeenkomst houdt eveneens rekening met de bepalingen van de wet van 24 december 1999 (Belgisch Staatblad van 27 januari 2000) met betrekking tot de aanwerving van jongeren. In het kader van de algemene opleiding van de jongeren en de risicogroepen beschreven in de huidige overeenkomst verwijzen wij naar de wettelijk verplichte opleidingen opgelegd aan de personen werkzaam in de sector evenals naar de verscheidene akkoorden afgesloten door de opleidingsinstellingen erkend binnen de sector met de regionale vormingsdiensten. Art. 3 - § 1. Voor wat betreft de verplichtingen inzake de aanwerving van jongeren zal de inspanning bestaan in de aanwerving van 20 jongeren van minder dan 25 jaar. § 2. Het toezicht op de toepassing van dit artikel wordt uitgeoefend door de ondernemingsraden. Art. 4 - § 1. Vanaf 1 januari 2013 voorzien de ondertekenende partijen een inspanning van 0,10%, berekend op basis van de loonmassa aangegeven aan de RSZ.
§ 2. Deze bijdrage van 0,10% wordt aangewend ten behoeve van personen die, op het ogenblik van hun aanwerving, deel uitmaken van de risicogroepen zoals omschreven in de artikelen 5 en 7. § 3. De hierboven genoemde bijdrage van 0,10% wordt rechtstreeks geïnd door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de Bewaking, waarvan de Statuten zijn bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2012 (K.B. 3 april 2013 - B.S. 10 september 2013). Art. 5 - Van 0.10% van de loonmassa zoals vermeld in artikel 4 moet ten minste 0.05% worden voorbehouden aan één of meerdere van volgende risicogroepen: 1. de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken; 2. de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag: a. hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt; b. hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering; c. hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag werd aangekondigd; 3. de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en nietwerkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan: a. de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen die in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
113
b. de uitkeringsgerechtigde werklozen; c. de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling; d. de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug op de arbeidsmarkt begeven; e. de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; f. de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen; 4. de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk: a. de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap; b. de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33%; c. de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomensvervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
d. de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66%; e. de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen; f. de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma’s tot werkhervatting; 5. de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991. Art. 6 - Van de in artikel 5 bedoelde inspanning moet minstens de helft besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen: a. de in artikel 5, 5° bedoelde jongeren b. de in artikel 5, 3° en 4°, bedoelde personen die nog geen 26 jaar zijn. Art. 7 - De resterende 0,05% zullen bestemd zijn. voor de volgende risicogroepen:
• de werklozen van minstens 40 jaar oud, • de werknemers van minstens 40 jaar oud die geconfronteerd worden met nieuwe technologieën,
114
• laaggeschoolde werknemers (die geen
houder zijn van een universitair diploma of een diploma of getuigschrift van het hoger onderwijs),
• de werknemers van minstens 45 jaar oud die in de sector werken,
• de werknemers die regelmatig in
economische werkloosheid werden geplaatst tijdens het afgelopen jaar.
Art. 8 - Jaarlijks wordt een evaluatie opgemaakt in de schoot van het bevoegd Paritair Comité. Art. 9 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013 en is afgesloten voor een tijdsperiode van 2 jaar.
115
WERKKLEDIJ EN UITRUSTING
CAO van 02.05.2006 (KB 27.04.2007 - BS 26.06.2007).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings en/of toezichtsdiensten Onder “werknemer” wordt verstaan: zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: ARBEIDERS Art. 2 - § 1. De werkgever stelt werkkledij ter beschikking van zijn arbeiders, die bestaat uit een kepie, een pak, twee broeken, drie hemden en een das, alsmede een beschermingsuitrusting, bestaande uit een mantel (of gelijkaardig), een sjerp in de winter, een regenjas (of gelijkaardig) in de zomer, een paar laarzen voor het werk op de werkplaats. Bovendien wordt ook gezorgd voor werkkleding aangepast aan het seizoen. § 2. Er wordt ieder jaar een nieuwe broek bezorgd. § 3. Om de negen maanden wordt aan de arbeiders een nieuw hemd bezorgd. De prijs van het hemd wordt vastgesteld op het niveau van de onderneming en medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging.
§ 4. Een paar schoenen aangepast aan de behoeften van de werkplaats wordt bezorgd, op grond van een beslissing van het comité voor preventie en bescherming op het werk. Ingeval de werkgever of de klant een speciaal schoeisel voorschrijft zal de werkgever instaan voor de levering of een vergoeding betalen die overeenkomt met de kostprijs van dit schoeisel. Een vergoeding voor schoenen van € 27,27 wordt toegekend aan de bewakingsagenten die werkzaam zijn in militaire basissen. § 5. De arbeider moet de werkkledij en de uitrusting alleen tijdens de werkuren dragen. § 6. De werkgever heeft de mogelijkheid om een deel van de uitrusting bepaald in § 1 te vervangen door een overall voor vuil werk. § 7. Deze uitrusting wordt om de twee jaar vervangen, of vroeger, in geval van voortijdige slijtage. § 8. Buiten de wettelijke proefperiode betaalt de werkgever die de verplichtingen van dit artikel niet heeft nageleefd, aan de arbeiders een vergoeding van € 0,62 per dag gedurende de periode tijdens welke hij deze bepalingen heeft overtreden. § 9. Aan de arbeiders die voltijdse arbeidsprestaties verrichten, wordt een vergoeding van € 11,16 per maand toegekend voor het onderhoud van hun werkkledij. § 10. Wat de arbeiders die deeltijdse arbeidsprestaties verrichten betreft, wordt dezelfde vergoeding voorzien voor de arbeiders die gemiddeld minimum 18.30 uur werkelijke arbeidsprestaties per week verrichten op maandbasis.
116
§ 11. Voor de arbeiders die minder dan 18.30 uur werken, wordt een vergoeding van € 5,58 per maand toegekend. § 12. Wanneer er arbeidsprestaties moeten worden verricht in een vuile omgeving, zal de vergoeding van € 11,16 eveneens worden toegekend aan de arbeiders die minder dan 18.30 uur werken. § 13. Op deze kledijvergoeding zal het regime van de indexatie van de lonen worden toegepast. Op 1 juli 2003, ingevolge de indexering, zal deze bedragen: §9. - € 11,38 §11. - € 5,69 § 12. - € 11,38.
HOOFDSTUK III: BEDIENDEN Art. 3 - § 1. Bij de indienstneming van de bedienden die uit dienstoverwegingen en/ of op aanvraag van de werkgever werkkledij bestaande uit een uniform moeten dragen, wordt er een geschikte werkkledij ter beschikking gesteld, zoals: een kepie, een vest, twee broeken, drie hemden en een das, plus de beschermingsuitrusting zoals een mantel (of gelijkaardig) en een sjaal in de winter; een regenmantel (of gelijkaardig) in de zomer, een paar laarzen voor de werf. Een aangepaste dotatie wordt voorzien voor die bedienden die voor de uitvoering van hun taak aangepaste werkkledij andere dan een uniform moeten dragen. Elk jaar zal er een nieuwe broek worden verstrekt. § 2. Een paar schoenen, aangepast aan de vereisten van de werf, zal worden geleverd aan de betrokken operationele bedienden, volgens beslissing van het comité voor preventie en
bescherming op het werk van de onderneming. Ingeval de werkgever of de klant speciaal schoeisel voorschrijft zal de werkgever instaan voor de levering of een vergoeding betalen die overeenkomt met de kostprijs van dit schoeisel. § 3. De betrokken bediende moet de werkkledij en de uitrusting slechts dragen tijdens de werkuren. § 4. De werkgever heeft de mogelijkheid de uitrusting voorzien in § 1 gedeeltelijk te vervangen door een overall voor vuil werk. § 5. Deze uitrusting wordt om de twee jaar vervangen of eerder in geval van voortijdige slijtage. § 6. Alle negen maanden wordt er aan de betrokken bedienden een nieuw hemd gegeven. Niettemin zal de betrokken bediende die de onderneming verlaat, automatisch voor het hemd een terugbetaling verschuldigd zijn, berekend in negenden voor de nog lopende maanden. De prijs van het hemd wordt bepaald op ondernemingsvlak en medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging. § 7. Een vergoeding van € 11,16 per maand wordt toegekend aan de betrokken bedienden die voltijdse arbeidsprestaties verrichten, voor het onderhoud van hun werkkledij. Deze vergoeding wordt niet uitbetaald aan de operationele bedienden die reeds van voordeliger voorwaarden genieten in de schoot van de onderneming. § 8. Voor de deeltijdse bedienden, is dezelfde vergoeding voorzien indien zij een gemiddelde van 18.30 uren effectieve prestaties per week verrichten over een periode van een maand. § 9. Aan de betrokken bedienden die minder dan 18.30 uren presteren, wordt een vergoeding van € 5,58 toegekend.
117
§ 10. Indien de prestaties uitgevoerd worden in een vuile omgeving, wordt de vergoeding van € 11,16 eveneens toegekend aan de betrokken bedienden die minder dan 18.30 uren presteren. § 11. Op deze kledijvergoeding zal het regime van de indexatie van de lonen worden toegepast. Op 1 juli 2003, ingevolge de indexering, zal deze bedragen: §7. - € 11,38 §9. - € 5,69 §10. - € 11,38. § 12. Buiten de wettelijke proefperiode betaalt de werkgever die de verplichtingen van dit artikel niet heeft nageleefd, aan de bediende een vergoeding van € 0,62 per dag gedurende de periode tijdens welke hij deze bepalingen heeft overtreden.
HOOFDSTUK IV: ALGEMEENHEDEN Art. 4 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen. Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardetransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zoverre niet strijdig zijn met de
algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten blijven behouden.
HOOFDSTUK V: SLOTBEPALINGEN Art. 5 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt:
• het artikel 22 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 29 juni 2001 (Koninklijk besluit van 11 mei 2003 - Belgisch Staatsblad van 21 mei 2003) betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de arbeiders tewerkgesteld in de privé-sector van de bewakingsdiensten;
• het artikel 27 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 30 augustus 2001, betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden van de bedienden;
• de artikelen 15 § 5 en 16 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 (Koninklijk besluit van 14 december 2001 - Belgisch Staatsblad van 22 januari 2002) betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de arbeiders die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector;
118
• de collectieve arbeidsovereenkomst van
30 oktober 2003 betreffende de uniform en uitrusting geregistreerd onder het nummer 70006/CO/317 (koninklijk besluit van 24 augustus 2005 - Belgisch Staatsblad van 8 november 2005).
§ 4. Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, die er zonder verwijl de betrokken partijen van in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemd aangetekend schrijven.
119
ARBEIDSONGESCHIKTHEID
CAO van 30.10.2003 (KB 10.08.2005 - BS 15.09.2005).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED
loop van een semester, geniet eveneens de uitkering van de carenzdag voor de eerste ziekteperiode in het daaropvolgend semester. Art. 3 - Anciënniteit van 3 jaar of meer
Art. 1 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.
Aan de arbeiders met een anciënniteit van 3 jaar of meer, zullen vanaf 1 januari 2004 twee carenzdagen per kalenderjaar worden toegekend (zonder voorwaarden).
Onder “werknemer” wordt verstaan: zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
Afdeling 2. Gewaarborgd weekloon
§ 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle bewakingsondernemingen die een activiteit zoals gedefinieerd in artikel 1 de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, gewijzigd.
HOOFDSTUK II: ARBEIDERS Afdeling 1. Carenzdag Art. 2 - Anciënniteit van minder dan 3 jaar. Een carenzdag wordt toegekend onder de volgende voorwaarden: 1. een arbeider die in de loop van één semester niet ziek is geweest heeft recht op de uitkering van één carenzdag voor de eerste ziekte in het daaropvolgende semester; 2. de arbeider die langdurig arbeidsongeschikt is geweest (meer dan één maand) in de
Art. 4 - § 1. Voor arbeiders met een volledige planning: betaling per geplande dag van de gemiddelde dagshift aan een gemiddeld en verhoogd uurloon (met inbegrip van premies en overtime op dag-, week- en maandbasis), met een minimum van 7,4 uren per dag. Onder “gemiddelde dagshift” verstaat men: het aantal gepresteerde uren gedeeld door het aantal gepresteerde dagen gedurende de 3 maanden die de maand van het begin van de ziekte voorafgingen. § 2. Voor arbeiders met een onvolledige planning: idem als in § 1, met de waarborg van het contractueel aantal uren. § 3. Voor de arbeiders die geen planning hebben ontvangen, voor de maand die volgt, tussen de 25ste en de 28ste van de maand, worden de contractuele uren (37 uren per week) gewaarborgd. Dit systeem kan geen negatieve uren genereren. § 4. Voor de deeltijdse arbeiders worden de 7,4 uren per dag of de 37 uren per week geproratiseerd.
120
HOOFDSTUK III: BEDIENDEN
HOOFDSTUK IV: ALGEMEENHEDEN
Afdeling 1. Betaling van het loon tijdens een langdurige ziekte
Art. 7 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen.
Art. 5 - In geval van een langdurige ziekte worden de volgende wijzen van betaling van de wedde in aanmerking genomen: 1. de gemiddelde bruto maandwedde wordt gewaarborgd gedurende de eerste maand; 2. de vijfde, de zesde en de zevende maand van dezelfde ziekte wordt het gemiddeld bruto maandwedde gewaarborgd tot 80% en is samengesteld uit: a. de tegemoetkoming van het ziekenfonds van de belanghebbende en b. de tegemoetkoming van de maatschappij. Het totaal bedrag van de tegemoetkomingen mag 80% van de gemiddelde bruto maandwedde niet overschrijden. De gemiddelde bruto maandwedde wordt bekomen door het totaal van de gewone brutowedde die wordt aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de drie maanden die de ziekte voorafgaan, te delen door drie.
Afdeling 2. Gewaarborgd maandloon Art. 6 - Voor de operationele bedienden zal het gewaarborgd maandloon in geval van ziekte berekend worden op basis van een gemiddeld loon dat rekening houdt met de sectoriële en/of ondernemingspremies (het betreft terugkerende en periodieke premies) onderworpen aan de R.S.Z., en dit over een referteperiode die met drie maanden die de maand van de ziekte voorafgaan overeenstemt. wordt gehanteerd.
Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardetransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten blijven behouden.
HOOFDSTUK V: SLOTBEPALINGEN Art. 8 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt:
• de artikelen 16 en 24 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 29 juni 2001 (koninklijk besluit van 11 mei 2003 - Belgisch Staatsblad van 21 mei 2003) betreffende
121
de bevordering van de werkgelegenheid en tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de arbeiders tewerkgesteld in de privé-sector van de bewakingsdiensten;
• het artikel 7 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 30 augustus 2001, betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden van de bedienden;
• het artikel 13, § 5 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 (koninklijk besluit van 14 december 2001 - Belgisch Staatsblad van 22 januari 2002) betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de arbeiders die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector.
§ 4. Vanaf 1 oktober 2004 kan zij worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.
122
TIJDSKREDIET
CAO van 01.07.2014.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten. Onder werknemers wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeiders of bedienden.
HOOFDSTUK II: PRINCIPES Art. 2 - § 1. In toepassing van artikel 4, § 1, 3°, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, wordt het bijkomend recht op gemotiveerd tijdskrediet onder de vorm van een volledige schorsing of een vermindering tot een halftijdse loopbaan uitgebreid tot 36 maanden. § 2. In uitvoering van artikel 8, § 3 van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen werknemers die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt hun arbeidsprestaties verminderen ten belopen van één dag of twee halve dagen per week, mits zij een voorafgaande professionele loopbaan van minstens 28 jaren kunnen aantonen. § 3. De leeftijdsgrens van 50 jaar zoals hierboven bepaald, geldt voor zover er
geen bijkomende financiële lasten opgelegd worden door regeringsmaatregelen en dit tot 31/12/2014. Art. 3 - Toepassingsregels De werknemers die gewoonlijk tewerkgesteld zijn in shiften in een arbeidsregeling gespreid over 5 of meer dagen, zoals bepaald in artikels 6, §1 en 9, §1 van de CAO nr. 103, hebben recht op een 1/5e loopbaanvermindering. Overeenkomstig artikels 6, §2 en 9, §2 van CAO nr. 103 worden de nadere uitoefeningsregels op ondernemingsvlak besproken en vastgelegd. Deze regeling heeft betrekking op een periode van maximaal 12 maanden.
HOOFDSTUK III: BEPALINGEN EIGEN AAN DE BEDIENDEN Art. 4 - Bedienden van 50 jaar en ouder, met minimum 10 jaar anciënniteit in de sector, die tijdskrediet voor sociale en familiale redenen aanvragen, hebben recht op een aanvullende toelage betaald door de werkgever: a. voor een volledig tijdskrediet: een te indexeren toelage van € 94,33 per maand (bedrag van toepassing sinds 1 januari 2013) tot de pensioengerechtigde leeftijd; b. voor een deeltijds tijdkrediet, nl. prestaties van 18.30 u./week en 18.30 u. tijdskrediet: een te indexeren toelage van € 62,86 per maand (bedrag van toepassing sinds 1 januari 2013) tot de pensioengerechtigde leeftijd.
123
Onder sociale en familiale redenen wordt onder andere verstaan: de opvoeding van een kind, ziekte of hospitalisatie van een echtgenoot/ huisgenoot waarmee de bediende onder hetzelfde dak woont of een familielid van de betrokkene of van zijn samenwonende partner waarmee hij niet onder hetzelfde dak woont.
HOOFDSTUK IV: ALGEMEENHEDEN Art. 5 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op de werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen. Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardentransport. § 3. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtdiensten, met de cao’s gesloten in de Nationale Arbeidsraad en met andere hogere rechtsbronnen, blijven behouden.
HOOFDSTUK V: SLOTBEPALINGEN Art. 6 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 november 2005 betreffende het tijdskrediet (K.B. 29 januari 2007 – B.S. 9 maart 2007). § 4. Zij kan worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtdiensten.
124
STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (VROEGER BRUGPENSIOEN) CAO van 25.02.2014.
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en of toezichtsdiensten. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende.
HOOFDSTUK II: WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG NA ONTSLAG VAN DE ARBEIDERS Afdeling 1. Rechthebbenden Art. 2 - Rekening houdend met de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en met het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van het Generatiepact, hebben de arbeiders die worden ontslagen om over te gaan tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, recht op een aanvullende vergoeding, bovenop de werkloosheidsuitkeringen ten laste van het “Fonds voor bestaanszekerheid van de bewaking”, hierna het Fonds genoemd.
Art. 3 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar De arbeiders bedoeld in artikel 2 hebben recht op deze aanvullende vergoeding: 1. ze de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt. Deze leeftijd moet bereikt zijn als de opzegperiode effectief afloopt of op het moment dat het contract effectief ten einde loopt; 2. ze recht hebben op werkloosheidsuitkeringen; 3. ze 10 jaar voltijds anciënniteit tellen in de sector; Voor de berekening van deze jaren:
• kunnen periodes van deeltijds werken omgezet worden naar voltijds;
• worden gelijkgesteld de periodes van
tijdkrediet, opgenomen door de arbeiders in toepassing van de artikels 3, 4 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen;
• kunnen de niet-gedekte jaren door de werkgever worden bijgepast door zijn tussenkomst in de oprichting van de wettelijke reserve van het Fonds ten belope van de ontbrekende jaren.
4. de beroepsloopbaan kunnen verantwoorden bepaald in de wettelijk teksten ter zake:
• Voor de periode tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014:
125
- 35 jaar als loontrekkende voor de mannelijke werknemers - 28 jaar als loontrekkende voor de vrouwelijke werknemers.
• Voor de periode tussen 1 januari 2015 en 30 juni 2015:
- 40 jaar als loontrekkende voor de mannelijke werknemers - 31 jaar als loontrekkende voor de vrouwelijke werknemers. Art. 4 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar De arbeiders vermeld in artikel 2 hebben recht op deze aanvullende vergoeding indien zij: 1.de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben. Deze leeftijd moet bereikt zijn op het ogenblik dat de opzeggingstermijn werkelijk een einde neemt of op het ogenblik dat de overeenkomst werkelijk wordt beëindigd; 2. recht hebben op de werkloosheidsuitkeringen; 3. tien jaar anciënniteit tellen in de sector, op voltijdse basis; Voor de berekening van deze jaren:
• kunnen periodes van deeltijds werk
omgezet worden naar voltijds werk;
• worden gelijkgesteld de periodes van
tijdskrediet die zijn opgenomen door de arbeiders in uitvoering van de artikelen 3, 4 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen;
• kunnen de niet-gedekte jaren door de werkgever worden bijgepast door zijn tussenkomst in de oprichting van de wettelijke reserve van het Fonds ten belope van de ontbrekende jaren.
4. de beroepsloopbaan kunnen verantwoorden bepaald in de wettelijke teksten ter zake: 38 jaar als loontrekkende voor de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. Art. 5 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar (lange loopbaan) De arbeiders vermeld in artikel 2 hebben recht op deze aanvullende vergoeding indien zij: 1. de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben. Deze leeftijd moet bereikt zijn op het ogenblik dat de opzeggingstermijn werkelijk een einde neemt of op het ogenblik dat de overeenkomst werkelijk wordt beëindigd; 2. recht hebben op werkloosheidsuitkeringen; 3. de beroepsloopbaan kunnen verantwoorden bepaald in de wettelijke teksten ter zake: die werknemers moeten het bewijs kunnen leveren dat zij een beroepsverleden van ten minste 40 jaar als loontrekkende hebben. Conform de wettelijke bepalingen moet de werknemer die geniet van dit stelsel zich niet inschrijven als werkzoekende en niet beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt. Art. 6 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar (nachtarbeid) Na voorafgaand akkoord van de RVA, hebben de arbeiders zoals bepaald in artikel 2 recht op een bijkomende vergoeding indien: 1. zij de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt. Deze leeftijd moet zijn bereikt bij het effectieve einde van de opzegperiode of op het ogenblijk dat de arbeidsovereenkomst effectief een einde neemt; 2. zij recht hebben op werkloosheidsuitkeringen; 3. zij 20 jaar anciënniteit hebben in de sector; Voor de berekening van deze jaren:
• worden gelijkgesteld de periodes van
tijdskrediet opgenomen door de arbeiders
126
in toepassing van de artikelen 3, 4 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen;
• de niet gedekte jaren kunnen door de
werkgever worden vervolledigd op basis van zijn tussenkomst van de opbouw van de wettelijke reserve binnen het Fonds en dit pro rata voor de mankerende jaren.
4. zij hun beroepsloopbaan kunnen rechtvaardigen zoals voorzien in de wettelijke teksten: zij moeten een loopbaan van minstens 33 jaar kunnen aantonen als verloonde werknemer waarvan 20 jaar met nachtarbeid, zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad.
Fonds, onder voorbehoud van aanvaarding van de aanvraag tot werkloosheid met bedrijfstoeslag door de RVA. In geval van ongunstig advies van de RVA valt, bij ontslag van een arbeider bedoeld bij artikel 2, de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever. De adviezen waarvan sprake is in dit artikel dienen te worden verstrekt binnen een termijn van 90 dagen na ontvangst van de bij het eerste lid voorziene melding, op voorwaarde dat het Fonds beschikt over alle nodige documenten.
Conform de wettelijke bepalingen, dient de werknemer die geniet van dit stelsel, zich niet inschrijven als werkzoekende en moet hij zich niet beschikbaar houden voor de arbeidsmarkt.
Art. 8 - Teneinde de lasten van de eventueel toe te kennen stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag te verdelen, hebben de sociale gesprekspartners beslist de verantwoordelijkheid te geven aan het Fonds om deze stelsels toe te kennen of te weigeren en de betaling hiervan te waarborgen zoals voorzien in artikelen 4 tot 4quater van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974.
De sociale partners zijn akkoord om de notie “nachtarbeid” in de sector als volgt te definiëren: Zal worden beschouwd als nachtarbeider indien minimaal 26,4% van de effectief gepresteerde tijd wordt gedekt door een nachtpremie.
De sociale gesprekspartners hebben de vaste bedoeling deze doelstelling te realiseren in het kader van het budget bepaald door de statuten van het Fonds, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2012 (K.B. 3 april 2013 - B.S. 10 september 2013).
Vanaf de indiening van de eerste vraag bij het Fonds voor de Bestaanszekerheid van de Bewaking, vervolledigt de werkgever het attest voor nachtarbeid zoals dat voor de sector geldt en deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Zij verklaren dat de leden van de Raad van Bestuur van het Fonds in die zin zullen moeten handelen. Teneinde elk probleem te voorkomen, wordt er beslist dat het totaal bedrag dat nodig is voor de uitbetaling aan elke genieter van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag tot op de leeftijd van 65 jaar, zal moeten gekapitaliseerd worden vanaf het vertrek.
Art. 7 - Het Fonds kan evenwel slechts tegemoetkomen nadat de werkgever die het voornemen heeft van onderhavig stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag gebruik te maken, vooraf aan het Fonds van deze intentie melding heeft gemaakt bij aangetekende brief en hierop schriftelijk gunstig advies heeft ontvangen van de Raad van Bestuur van het
Art. 9 a. De werkgever is ertoe gehouden, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot
127
regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van het Generatiepact, te voorzien in de vervanging van de werknemer die geniet van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag die jonger is dan 60 jaar op het ogenblik dat het stelsel aanvangt. b. Vanaf 1 januari 2015 wordt de leeftijdsgrens van 60 jaar hierboven genoemd, opgetrokken naar 62 jaar (K.B. van 23 april 2013 - nr. 2013200478). c. De werkgever verbindt zich ertoe het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag waarvan hier sprake is, toe te kennen aan de werklieden die de toestemming hebben gekregen van de Raad van Bestuur van het Fonds voor een eventuele tenlasteneming van hun vergoedingen.
Afdeling 2. Bedrag en uitkering Art. 10 - § 1. De aanvullende vergoeding bij werkloosheid met bedrijfstoeslag is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referentieloon en de werkloosheidsuitkering. § 2. Het netto referentieloon wordt als volgt berekend: a. (gemiddeld brutouurloon op een referteperiode van 3 maanden) x 37 uren x 52 weken/12 maanden Onder gemiddeld brutouurloon moet worden verstaan het basisuurloon, vermeerderd met de premies voorzien in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten en/ of op het niveau van de onderneming (het betreft terugkerende en periodieke premies) en waarop sociale bijdragen werden ingehouden, met uitsluiting van het vakantiegeld en van de toeslagen voor overuren; b. dit quotiënt wordt vermeerderd met 8,33% om het bruto maandelijks referentieloon te bekomen;
c. na aftrek van de R.S.Z.-bijdragen (berekend op basis van het loon aan 100 percent en niet aan 108 percent) en aftrek van de bedrijfsvoorheffing bekomt men het maandelijks netto referentieloon; d. het uurloon voor de berekening is datgene dat is bepaald bij de loonschaal of in voorkomend geval het toegepast individueel loon; e. de coëfficiënt van de wekelijkse arbeidsduur, momenteel vastgesteld op 37, wordt aangepast naar gelang van de wekelijkse arbeidsduur die van kracht is op het ogenblik van de berekening van het maandelijks netto referentieloon; f. de dagen ziekte en de dagen afwezigheid ten gevolge van een arbeidsongeval en de dagen klein verlet conform de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 16 van 24 oktober 1974 betreffende het behoud van het normale loon voor de werknemers voor dagen afwezigheid ter gelegenheid van bepaalde familiale gebeurtenissen worden gelijkgesteld. Art. 11 - De aanvullende vergoeding bij werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt uitgekeerd aan de gerechtigde zodra het dossier volledig is.
Afdeling 3. Toezicht Art. 12 - De Raad van Bestuur van het Fonds houdt toezicht over de correcte uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Afdeling 4. Overgang van tijdskrediet of van een verlof voor verzorging naar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag Art. 13 - De arbeider die geniet van een tijdskrediet zoals voorzien in artikel 8, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering
128
van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, of van een loopbaanonderbreking zoals voorzien in het Koninklijk Besluit van 1 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid zoals meerdere malen gewijzigd heeft recht op de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van ontslag, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door artikelen 3 tot en met 6 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. Ingeval de arbeider kan genieten van de bepalingen van alinea 1 van dit artikel, wordt de aanvullende vergoeding berekend alsof hij zijn arbeidsprestaties niet heeft verminderd. Het brutoloon dat de arbeider voor zijn prestaties ontvangt wordt dus vermenigvuldigd met twee indien hij de voorkeur had gegeven aan een vermindering van zijn arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, en met 5/4 indien hij de voorkeur had gegeven aan een loopbaanvermindering van 1/5de.
HOOFDSTUK III: WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG NA ONTSLAG VAN DE BEDIENDEN Afdeling 1. Rechthebbenden Art. 14 - Rekening houdend met de bepalingen vervat in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, met het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van het Generatiepact, hebben de bedienden die worden ontslagen om over te gaan tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, recht op een aanvullende vergoeding bovenop de werkloosheidsuitkeringen ten laste van de werkgever.
Art. 15 - Er wordt overeengekomen dat de dagen ziekte en wegens arbeidsongeval, geassimileerd worden in het kader van de bestaande enveloppe. Art. 16 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar De bedienden waarover sprake in artikel 14 hebben recht op deze aanvullende vergoeding indien ze: 1. de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt. Deze leeftijd moet bereikt zijn op het ogenblik dat de opzeggingstermijn werkelijk afloopt of op het ogenblik dat de overeenkomst werkelijk wordt beëindigd; 2. recht hebben op werkloosheidsuitkeringen; 3. tien jaar anciënniteit tellen in de sector of in de onderneming, en dit voltijds. Voor de berekening van deze jaren:
• kunnen periodes van deeltijds werken omgezet worden naar voltijds werk;
• worden periodes van tijdskrediet
gelijkgesteld die door de bedienden worden opgenomen in toepassing van de artikelen 3, 4 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.
4. de wettelijk voorziene beroepsloopbaan kunnen bewijzen:
• Voor de periode tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014:
- 35 jaar als loontrekkende voor de mannelijke werknemers - 28 jaar als loontrekkende voor de vrouwelijke werknemers.
129
• Voor de periode tussen 1 januari 2015 en 30 juni 2015:
- 40 jaar als loontrekkende voor de mannelijke werknemers - 31 jaar als loontrekkende voor de vrouwelijke werknemers. Art. 17 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar De bedienden vermeld in artikel 13 hebben recht op deze aanvullende vergoeding indien zij: 1. de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt; deze leeftijd moet ten laatste zijn bereikt op het ogenblik dat de opzeggingstermijn effectief afloopt of op het ogenblik dat de overeenkomst werkelijk wordt beëindigd; 2. recht hebben op de werkloosheidsuitkeringen; 3. tien jaar anciënniteit tellen in de sector of in de onderneming, op voltijdse basis; Voor de berekening van deze jaren:
• kunnen periodes van deeltijds werken omgezet worden naar voltijds werk;
• worden periodes van tijdskrediet
gelijkgesteld die door de bedienden worden opgenomen in toepassing van de artikelen 3, 4 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.
4. de beroepsloopbaan kunnen verantwoorden bepaald in de wettelijke teksten ter zake: 38 jaar als loontrekkende voor de mannelijke en vrouwelijke werknemers. Art. 18 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar (lange loopbaan)
De bedienden vermeld in artikel 14 hebben recht op deze aanvullende vergoeding indien zij: 1. de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben. Deze leeftijd moet bereikt zijn op het ogenblik dat de opzeggingstermijn effectief afloopt of op het ogenblik dat de overeenkomst werkelijk wordt beëindigd; 2. recht hebben op werkloosheidsuitkeringen; 3. de beroepsloopbaan kunnen verantwoorden bepaald in de wettelijke teksten ter zake: die werknemers moeten het bewijs kunnen leveren dat zij een beroepsverleden van ten minste 40 jaar als loontrekkende hebben. Conform de wettelijke bepalingen moet de werknemer die geniet van dit stelsel zich niet inschrijven als werkzoekende en niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Art. 19 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar (nachtarbeid) Na voorafgaand akkoord van de RVA, hebben de bedienden zoals bepaald in artikel 14 recht op een bijkomende vergoeding indien: 1. zij de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt. Deze leeftijd moet zijn bereikt bij het effectieve einde van de opzegperiode of op het ogenblijk dat de arbeidsovereenkomst effectief een einde neemt; 2. zij recht hebben op werkloosheidsuitkeringen; 3. zij 20 jaar anciënniteit hebben in de sector; Voor de berekening van deze jaren:
• worden gelijkgesteld de periodes van
tijdskrediet opgenomen door de bedienden in toepassing van de artikelen 3, 4 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen;
• de niet gedekte jaren kunnen door de
werkgever worden vervolledigd op basis van zijn tussenkomst van de opbouw van de wettelijke reserve binnen het Fonds en dit pro rata voor de mankerende jaren.
130
4. zij hun beroepsloopbaan kunnen rechtvaardigen zoals voorzien in de wettelijke teksten: zij moeten een loopbaan van minstens 33 jaar kunnen aantonen als verloonde werknemer waarvan 20 jaar met nachtarbeid, zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad. Conform de wettelijke bepalingen moet de werknemer die geniet van dit stelsel zich niet inschrijven als werkzoekende en niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. De sociale partners zijn akkoord om de notie « nachtarbeid » in de sector als volgt te definiëren: ·Zal worden beschouwd als nachtarbeider indien minimaal 26.4% van de effectief gepresteerde tijd wordt gedekt door een nachtpremie. Vanaf de indiening van de eerste vraag bij het Fonds voor de Bestaanszekerheid van de Bewaking, vervolledigt de werkgever het attest voor nachtarbeid zoals dat voor de sector geldt en deel uitmaakt van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 20 - Teneinde de lasten van de eventuele stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag te spreiden, hebben de sociale partners beslist de opdracht te geven aan een paritair orgaan, samengesteld uit de vertegenwoordigers van de directie en van de bedienden in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis ervan achtereenvolgens de ondernemingsraad als dusdanig, of de syndicale delegatie of de syndicale vertegenwoordigers en de directie, voorafgaandelijk kennis te nemen van ieder voornemen tot afdanking van bedienden bedoeld bij artikel 13 die eventueel tot de in toepassingstelling van onderhavig stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan leiden en waarbij de betaling wordt verzekerd van een toelage zoals voorzien in de artikelen 4 tot 4quater van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974.
Te dien einde komen de sociale partners overeen dat in iedere onderneming een speciale rekening dient te worden geopend, te spijzen door 0,3% van de bruto wedden aan 100% van de bedienden tewerkgesteld in de onderneming. Deze rekening zal automatisch worden gespijsd door de onderneming trimestrieel op het ogenblik van de R.S.Z.-aangifte; de rechtvaardiging hiervan zal aan het aangeduide paritair orgaan worden verstrekt. Dit orgaan zal onder haar leden een vertegenwoordiger van het personeel en een vertegenwoordiger van de directie belasten met het lopend beheer van genoemde rekening. De werkgever dient door genoemd orgaan minstens één maal per maand officieel te worden ingelicht over de stand van zaken. De sociale partners verklaren dat de aangewezen leden van het paritair orgaan in die zin zullen moeten handelen. Teneinde elk probleem te vermijden, wordt er beslist dat het totaal bedrag dat nodig is voor de uitbetaling van elke bruggepensioneerde tot op de leeftijd van 65 jaar, zal moeten gekapitaliseerd worden vanaf het vertrek. Art. 21 a. De werkgever is ertoe gehouden, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van het Generatiepact, om te voorzien in de vervanging van de werknemer die geniet van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. b. De werkgever verbindt zich ertoe het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag waarvan hier sprake, toe te kennen aan de bedienden die de toestemming hebben gekregen van het aangewezen paritair orgaan voor een eventuele ten laste neming van hun vergoedingen.
131
Afdeling 2. Bedrag en uitkering
Afdeling 3. Toezicht
Art. 22 - § 1. De aanvullende vergoeding bij werkloosheid met bedrijfstoeslag is gelijk aan de helft van het verschil tussen het maandelijks referteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art. 24 - Onverminderd de bevoegdheid van de ondernemingsraad en van de syndicale delegatie, houdt het onder artikel 18 aangewezen paritair orgaan toezicht over de correcte uitvoering van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, op het vlak van de onderneming.
§ 2. De netto refertewedde wordt als volgt berekend: a. (gemiddelde brutowedde op een referteperiode van 3 maanden) + (eindejaarspremie/12); Onder gemiddelde brutowedde moet worden verstaan de maandelijkse basiswedde, vermeerderd met de premies voorzien in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten en/of op het niveau van de onderneming (het betreft terugkerende en periodieke premies) en waarop sociale bijdragen moeten betaald worden, met uitsluiting van het vakantiegeld en van de toeslagen voor overuren; b. dit quotiënt vertegenwoordigt de maandelijkse basiswedde waarvan de sociale lasten en de voorheffing dienen afgetrokken te worden; c. men verstaat onder maandelijkse basiswedde, deze voorzien in het barema of voor zover deze hoger ligt, de toegepaste basiswedde. Art. 23 - De aanvullende vergoeding bij werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt uitgekeerd aan de gerechtigde in de loop van de maand volgend op de maand waarop hij recht heeft op de werkloosheidsuitkering. De uitkering gebeurt op voorlegging van een bewijskrachtig document waaruit blijkt dat de betrokkene werkloosheiduitkering heeft ontvangen.
Afdeling 4. Overgang van tijdskrediet of van een verlof voor verzorging naar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag Art. 25 - De bediende die geniet van een tijdskrediet zoals voorzien in artikel 8, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, of van een loopbaanonderbreking zoals voorzien in het Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid zoals meerdere malen gewijzigd, heeft recht op de aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door artikelen 16 tot en met 19 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. Ingeval de bediende kan genieten van de bepalingen van alinea 1 van dit artikel, wordt de aanvullende vergoeding berekend alsof hij zijn arbeidsprestaties niet had verminderd. Het brutoloon dat de bediende voor zijn prestaties ontvangt wordt dus vermenigvuldigd met twee als hij de voorkeur gaf aan een vermindering van zijn arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, en met 5/4 als hij de voorkeur gaf aan een loopbaanvermindering van 1/5de.
132
HOOFDSTUK IV: OVERGANG VAN HALFTIJDS BRUGPENSIOEN NAAR HET STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG Art. 26 - De werknemer in halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar kan genieten van het voordeel van een aanvullende vergoeding voor zekere oudere werknemers, in geval van ontslag bekomen, onder de voorwaarden bepaald in de hoofdstukken 2 en 3. Indien de werknemer de leeftijd van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag niet heeft bereikt, kan de opzegging pas ingaan op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij deze leeftijd heeft bereikt. Ingeval de werknemer kan genieten van de bepalingen van de eerste alinea van dit artikel, wordt, de vergoeding voor zekere oudere werknemers, in geval van ontslag, berekend alsof de werknemer zijn arbeidsprestaties niet zou hebben verminderd. Met het oog hierop wordt de bruto verloning van de werknemer met betrekking tot zijn halftijdse prestaties vermenigvuldigd met twee.
HOOFDSTUK V: SLOTBEPALINGEN Art. 27 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2015, uitgezonderd artikelen 4, 9 a., 17 en 21 die ophouden van kracht te zijn op 31 december 2014. Zij annuleert en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2011 (106648/CO/317) (K.B. 21 januari 2013 - B.S. 3 mei 2013) betreffende het brugpensioen na ontslag vanaf 60, 8 en 56 jaar en halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2012 (110317/CO/317) (K.B. 3 april 2013 - B.S. 10 september 2013).
133
OVERNAME PERSONEEL DOOR OVERGANG COMMERCIEEL CONTRACT CAO van 29.11.2012 (KB 19.03.2013 - BS 03.04.2013).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art.1 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten. § 2. Onder werknemer wordt verstaan zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende. § 3. Als de werknemers van de segmenten winkelinspectie, mobiele diensten, waardetransport, administratieve diensten (met uitzondering van de administratieve bedienden die aangesteld zijn op een groot commercieel contract) niet enkel zijn aangesteld in het commercieel contract dat overgaat, dan moet dit onderhandeld worden op vlak van de uittredende onderneming met de gewestelijke secretarissen (om te bepalen welk aantal van het betrokken personeel overgaat).
HOOFDSTUK III: PRINCIPES Art. 3 - Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing wanneer ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten elkaar opvolgen in geval van verandering van leverancier van een commercieel contract van bewakings- en/of toezichtsdiensten. Art. 4 - § 1. De overgang van personeel zoals hieronder beschreven, gebeurt automatisch en van rechtswege met uitzondering van de gevallen zoals expliciet omschreven in deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De werknemers van een commercieel contract worden door de overnemende onderneming overgenomen indien zij voldoen aan alle hieronder opgesomde voorwaarden:
• minstens drie maanden gepresteerd hebben
(met inbegrip van de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst) op het commercieel contract (voorafgaand aan de officiële notificatie van de toekenning van het commercieel contract);
• minstens 50% van de contractuele uren presteren op het commerciële contract;
HOOFDSTUK II: DEFINITIES Art. 2 - § 1. Onder overnemende onderneming wordt verstaan: de onderneming die het commercieel contract overneemt. § 2. Onder uittredende onderneming wordt verstaan: de onderneming die het commercieel contract verliest.
• een voorstel van de uittredende
onderneming tot eventuele reaffectatie binnen deze onderneming niet aanvaard hebben.
Commentaar: De voorwaarde van drie maanden gepresteerd te hebben (met inbegrip van de periodes van schorsing van arbeidsovereenkomst) op het commercieel contract (voorafgaand aan de
134
officiële notificatie van de toekenning van het contract) wordt ingevoerd omwille van volgende overwegingen:
Art. 8 - § 1. De overgenomen werknemers worden op hetzelfde commerciële contract tewerkgesteld.
1. de activiteiten in de sector zijn verspreid over verschillende werven en contracten; het zijn dus commerciële contracten die overgaan en niet ondernemingen die overgaan;
§ 2. Als het aantal uren op dit contract kleiner is dan de contractuele uren zal de overnemende onderneming andere opportuniteiten aanbieden aan de overgenomen werknemers om hun aantal contractuele uren te verzekeren.
2. behoud door de uittredende onderneming van de garantie van continuïteit van tewerkstelling voor die werknemers die nog geen 3 maanden op het commerciële contract hebben gewerkt; 3. vermijden dat de uittredende onderneming zich ontdoet van bepaalde werknemers die niet gevat zijn in de overname van het commerciële contract. De voorwaarde van minstens 50% van de contractuele uren gepresteerd te hebben op het commerciële contract, wordt ingevoerd omwille van de volgende overweging, nl omwille van de specificiteit van de activiteiten in de sector: bewakingsagenten kunnen tewerkgesteld zijn op verschillende commerciële contracten binnen hun arbeidsovereenkomst. Art. 5 - De werknemers die minder dan 50% van de contractuele uren presteren op het commerciële contract en/of minder dan 3 maanden zoals voorzien in artikel 4, §2, blijven tewerkgesteld door de uittredende onderneming met dezelfde contractuele uren en voorwaarden. Art. 6 - Aangezien de werknemers van rechtswege in dienst treden bij de overnemende onderneming, geeft de uittredende onderneming geen opzeg aan de betrokken werknemers. Art. 7 - De overgenomen werknemers behouden in de overnemende onderneming hetzelfde aantal contractuele uren die ze hadden in de uittredende onderneming.
§ 3. Als een commercieel contract verschillende sites omvat die geografisch verwijderd liggen, blijft de werknemer op dezelfde site tewerkgesteld. § 4. Indien het commerciële contract een vermindering van uren voorziet, worden de modaliteiten van reaffectatie van de overgenomen werknemers door de overnemende onderneming onderhandeld met de regionale secretarissen. § 5. Indien, door bepaalde geargumenteerde omstandigheden, het behoud van de overgenomen werknemers op het commerciële contract niet mogelijk is, dan worden de modaliteiten van reaffectatie van de overgenomen werknemers onderhandeld met de regionale secretarissen. Art. 9 - § 1. De overgenomen werknemers behouden de verworven anciënniteit en zijn niet onderworpen aan een proefperiode noch aan het aanvangsloon in de overnemende onderneming. § 2.
• Verworvenheden zoals contractueel
overeengekomen via cao of individuele arbeidsovereenkomst, worden overgenomen door de overnemende onderneming, op voorwaarde dat alle wettelijke bepalingen met betrekking tot deze verworvenheden zijn nageleefd.
• Financiële collectieve verworvenheden van toepassing op het commerciële contract worden overgenomen op voorwaarde dat
135
alle wettelijke bepalingen met betrekking tot deze verworvenheden zijn nageleefd.
• Groeps-, hospitalisatie-, en andere
verzekeringen worden nooit overgedragen.
§ 3. De werknemers in tijdskrediet of ander thematisch verlof behouden hun rechten in de overnemende onderneming onder voorbehoud van aanvaarding door de bekwame orgaan (RVA, …). De overnemende onderneming is verplicht de nodige administratieve stappen te ondernemen. § 4. Teneinde een transparante overgang van het commerciële contract te vrijwaren, zullen de potentiële nieuwe leveranciers in de tender fase verplicht contact opnemen met de huidige leverancier; deze laatste is verplicht alle relevante gegevens van de arbeidsovereenkomsten van de betrokken werknemers over te maken, alsook alle gegevens m.b.t. bedrijfs-cao’s en arbeidsorganisatie. § 5. Bij niet-naleving van de in dit artikel vermelde verplichtingen zal de betrokken onderneming integraal de arbeidsvoorwaarden van de overgaande werknemers honoreren. Art. 10 - De overnemende onderneming die de verplichting tot overname van de werknemers volgens de modaliteiten voorzien in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst niet naleeft, moet de opzeg en/of de verbrekingsvergoeding van de betrokken werknemers voor zich nemen.
HOOFDSTUK IV: PROCEDURE Art. 11 - § 1. De overnemende onderneming moet ervoor zorgen om per email van de uittredende onderneming en voor elke betrokken werknemer de volgende informatie te vragen: Deze vraag om informatie moet gebeuren binnen de 5 werkdagen na de officiële notificatie van de toewijzing van het contract.
• naam • adres • telefoonnummer • type arbeidsovereenkomst (CBD, COD, voltijds, deeltijds)
• statuut • regime • salariscategorie + salaris • extra loonelementen • anciënniteit (contractueel, conventioneel en sectoraal)
• de ondernemingscao’s • de lijst met beschermde werknemers in het kader van de wetgeving betreffende OR, CPBW en SD
§ 2. De informatie die moet worden overgemaakt, wordt opgenomen in een gestandaardiseerd document. Een modeldocument is opgenomen in bijlage van deze collectieve arbeidsover. Art. 12 - De overnemende en de uittredende ondernemingen komen onderling overeen over:
• de periode waarin de uittredende
onderneming de informatie voorzien in artikel 11 moet doorgeven aan de overnemende onderneming;
• de periode waarin de uittredende
onderneming aan de overnemende onderneming moet meedelen welke werknemers tewerkgesteld in dit commercieel contract ze – met akkoord van de betrokken werknemers – wenst in dienst te houden.
Art. 13 - De overnemende onderneming die vaststelt dat de informatie, zoals overgemaakt door de uittredende onderneming, niet volledig of niet correct is, beschikt over een termijn van maximum vijf werkdagen om aan
136
de uittredende onderneming bijkomende informatie te vragen. Art. 14 - § 1. De uittredende onderneming beschikt over een termijn van drie werkdagen om te antwoorden op de vraag om bijkomende informatie. § 2. Indien de uittredende onderneming niet de volledige en correcte informatie overmaakt binnen de voorgeschreven termijn, vergadert het verzoeningsbureau zo snel mogelijk. Art. 15 - § 1. De betrokken ondernemingen zijn verplicht om de syndicale delegatie te informeren over de overgang, alsook – in geval van wettelijke verplichting – de ondernemingsraad, mits naleving van de specifieke bepalingen met betrekking tot dit orgaan. § 2. Minstens één week voor het einde van het commercieel contract informeert de uittredende onderneming de werknemers over de datum vanaf wanneer ze onder contract zullen zijn bij de overnemende onderneming.
HOOFDSTUK V: VEREFFENING VAN DE VERPLICHTINGEN Art. 16 - § 1. Bij de overgang worden alle tellers op nul gezet; dit houdt in:
• dat de positieve uren moeten worden
uitbetaald door de uittredende onderneming;
• dat de negatieve uren verloren zijn voor de uittredende onderneming;
• dat alle overuren moeten worden uitbetaald door de uittredende onderneming.
§ 2. Voor elke werknemer die wordt overgenomen, past de overnemende onderneming het principe pro rata op jaarbasis toe m.b.t.:
• aantal vrije weekends;
• overurentoeslag op jaarbasis, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de duur en de humanisering van de arbeid.
§ 3. Wat betreft de betaling van de carenzdag en de toeslag vanaf de 7e gepresteerde feestdag kunnen de werknemers die de nodige bewijzen kunnen voorleggen, daar recht op hebben in de overnemende onderneming.
HOOFDSTUK VI: BESCHERMDE WERKNEMERS IN HET KADER VAN EEN EFFECTIEF OF PLAATSVERVANGEND SYNDICAAL MANDAAT Art. 17 - De beschermde werknemer gaat eveneens automatisch en van rechtswege over, behalve in volgende gevallen:
• de uittredende onderneming biedt hem een arbeidsplaats aan en hij aanvaardt deze:
• hij beslist vrijwillig om te blijven als het gaat om een uittredende onderneming van 100 werknemers of minder.
Art. 18 - In geval van verlies van een commercieel contract waarop een beschermde werknemer tewerkgesteld is die voldoet aan de voorwaarden van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, informeert de uittredende onderneming onmiddellijk de bevoegde regionale secretaris. Art. 19 - § 1. . Indien binnen de overnemende onderneming een OR en/of een CPBW en/ of een SD is opgericht, dan behoudt de beschermde werknemer zijn mandaat binnen de OR en/of CPBW en/of SD dat hij uitoefende in de uittredende onderneming alsook de bescherming die eraan verbonden is en dit tot aan de volgende sociale verkiezingen. § 2. Indien er binnen de overnemende onderneming geen OR of CPBW aanwezig
137
is, dan krijgt de beschermde werknemer binnen de overnemende onderneming een bescherming die identiek is aan diegene die hij genoot binnen de uittredende onderneming. § 3. Als er geen SD is in de overnemende onderneming krijgt de beschermde werknemer volgens de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het statuut van de syndicale delegatie en de syndicale vorming:
• het mandaat als de overnemende
onderneming 5 werknemers telt of meer;
• een bescherming gelijk aan deze die hij
genoot in de uittredende onderneming als de overnemende onderneming minder dan 5 werknemers telt.
§ 4. De extra mandaten in de overnemende onderneming blijven bestaan tot aan de volgende sociale verkiezingen; er zal geen vervanging zijn van een bijkomend mandaat indien dit mandaat in de overnemende onderneming door omstandigheden zou wegvallen. § 5. Binnen de uittredende onderneming zullen de mandaten die overgaan niet worden vervangen behalve indien het resterende aantal mandaten daalt onder de 50%. In dat geval moet er met de bevoegde syndicale organisaties onderhandeld worden over het aantal mandaten. Art. 20 - De anciënniteit verworven binnen de uittredende onderneming wordt in rekening gebracht voor de bepaling van de anciënniteit vereist om de functie van syndicaal afgevaardigde te kunnen uitoefenen, zoals voorzien in artikel 5, punt 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot het statuut van de syndicale delegatie en de syndicale vorming.
HOOFDSTUK VII: SLOTBEPALINGEN Art. 21 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 2. Zij vervangt Hoofdstuk III van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 november 2005 aangaande tewerkstelling- en vormingsbeleid, neergelegd op 5.1.2006 met nummer 77903/co/317. § 3. Zij kan worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/ of toezichtsdiensten.
138
SYNDICALE AFVAARDIGING – SYNDICALE VORMING CAO van 30.10.2003 (KB 10.08.2005 - BS 02.12.2005).
HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 - § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten. Onder “werknemer” wordt verstaan: zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle bewakingsondernemingen die een activiteit uitoefenen op Belgisch grondgebied, ongeacht het feit of hun zetel zich in België of in het buitenland bevindt.
worden aangetroffen, moet in elk geval worden beoordeeld hoe er wegens de eigenlijke structuren aanleiding toe bestaat in een vakbondsafvaardiging te voorzien, waarin representatieve leden van de verschillende structuren van de onderneming zijn gegroepeerd. Art. 3 - In elke onderneming mag, volgens de hierna vermelde richtlijnen, een syndicale afvaardiging ingericht worden bij elke technische exploitatie-eenheid overeenkomstig artikelen 19 en 21 van de wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven (Belgisch Staatsblad van 27 28 september 1948). De syndicale afvaardiging is samengesteld uit effectieve en plaatsvervangende leden. Het aantal syndicale afgevaardigden wordt vastgesteld als volgt:
• Effectieve leden:
HOOFDSTUK II: STATUUT VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGING
- van 5 tot 50 arbeiders: 2 afgevaardigden;
Afdeling 1. Arbeiders
- van 51 tot 125 arbeiders: 4 afgevaardigden
Art. 2 - Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen waar gemiddeld ten minste 5 arbeiders zijn tewerkgesteld en welke onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten ressorteren. Onder het begrip “arbeiders”: worden zowel de arbeiders als arbeidsters begrepen. Rekening houdend met de verscheidenheid van de feitelijke toestanden die kunnen
- van 126 tot 250 arbeiders: 6 afgevaardigden; - van 251 tot 375 arbeiders: 8 afgevaardigden; - van 376 tot 500 arbeiders: 10 afgevaardigden; - van 501 tot 625 arbeiders: 12 afgevaardigden;
139
- van 626 tot 750 arbeiders: 14 afgevaardigden; - van 751 tot 875 arbeiders: 16 afgevaardigden; - van 876 tot 1000 arbeiders: 18 afgevaardigden. Boven de 1.000 arbeiders, per technische bedrijfseenheid, worden 2 bijkomende effectieve mandaten voorzien per schijf van 500 arbeiders.
• Plaatsvervangende leden: er zijn evenveel
plaatsvervangende als effectieve leden. De betrokken syndicale organisaties kiezen hun plaatsvervangende afgevaardigden in eerste instantie onder hun reeds beschermde arbeiders. Niettemin kan elke syndicale organisatie drie andere nog niet beschermde kandidaten voorstellen per technische exploitatie-eenheid.
Omtrent de bovenvermelde grenzen en cijfers kan een gunstiger akkoord in de ondernemingen gesloten worden.
voorwaarden te volbrengen. Men bedoelt met vertegenwoordiging het aantal effectieve leden. In geval van betwisting wordt de vertegenwoordiging door de voorzitter van het paritair comité gecontroleerd. De kandidaten zullen bovendien een voldoende kennis bezitten van het specifieke karakter van de ondernemingen en van de sector. Het voordragen van de kandidaten wordt ter kennis gebracht van het ondernemingshoofd door elke representatieve vakbondsvereniging en dit per aangetekend schrijven aan de maatschappelijke zetel van de onderneming. Het ondernemingshoofd bericht binnen de vijftien dagen ontvangst van de mededeling van de voorgedragen namen. Behalve onder voorbehoud, betekent dit bericht van ontvangst de officiële erkenning van de voorgedragen vakbondsafgevaardigden. Indien het ondernemingshoofd wegens ernstige redenen, tegen één of andere aanwijzing bezwaar heeft, wordt de procedure als volgt vastgesteld:
Bij ontstentenis van een akkoord worden de betwiste gevallen aan het bevoegde paritair comité door de meest gerede partij ter verzoening voorgelegd.
• het ondernemingshoofd stelt binnen de
De partijen verbinden zich ertoe, tijdens de verzoening, naar de meest geschikte maatregelen te zoeken om de bijzondere toestanden in de onderneming op te lossen.
• bij ontstentenis van een akkoord, wordt de
Art. 4 - De syndicale afvaardigingen worden opgericht op initiatief van de vakcentrales aangesloten bij één van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde syndicale organisaties. Rekening houdend met hun vertegenwoordiging in de onderneming, zullen deze syndicale organisaties het onderling eens zijn om op beroepsvlak degelijke en bekwame kandidaten voor te stellen die over de nodige autoriteit beschikken om hun taken in de beste
bovenvermelde termijn van vijftien dagen de betrokken vakvereniging in kennis van zijn bezwaren; zaak door de meest gerede partij aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten voorgelegd dat na de partijen te hebben gehoord, eventueel bijgestaan door hun raadgever, zijn advies zal verlenen;
• binnen de veertien dagen na het advies
van het verzoeningsbureau, behoort het de betrokken vakvereniging toe het ondernemingshoofd schriftelijk te berichten van haar eventuele beslissing om de aanwijzing van de betrokken kandidaat te handhaven;
140
• het ondernemingshoofd mag in laatste
instantie een beroep doen op de arbeidsrechtbank om de annulering van de aanwijzing van de betrokken afgevaardigde te bekomen.
Art. 5 - Om de functie van vakbondsafgevaardigde te kunnen vervullen, moeten de betrokkenen aan de volgende voorwaarden voldoen:
• ten minste 18 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanduiding;
• ten minste sedert drie maanden in de
onderneming zijn tewerkgesteld na de proefperiode. Voor de ondernemingen die minder dan twee jaar bestaan, is voorvermelde termijn van drie maanden niet van toepassing;
• aangewezen of voorgesteld zijn op initiatief van een vakcentrale aangesloten bij één van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde vakverenigingen.
Art. 6 - Daar de mandaten van de afgevaardigden door de betrokken vakcentrales werden toegekend, delen deze aan de werkgever de eventuele wijzigingen in de aanwijzing van de afgevaardigde mee. Het mandaat eindigt in geval van ontslag om een door de arbeidsrechtbank erkende dringende reden of wanneer de voorwaarden waarin het bestaan van de vakbondsafvaardigingen wordt geregeld niet meer worden vervuld. Wanneer de werf waar een syndicaal afgevaardigde gewoonlijk werkt, wordt overgenomen door een andere werkgever, samen met het personeel waaronder die afgevaardigde, zal voorwaarde 2 van artikel 5 van deze overeenkomst niet gesteld worden. In dat geval zal de betrokken vakbondsorganisatie deze afgevaardigde mogen voorstellen bij de nieuwe werkgever waardoor
de beschikkingen van artikel 4 van deze overeenkomst in werking worden gesteld. Nochtans, als de afgevaardigde niet wenst overgeplaatst te worden naar de werkgever die de werf overgenomen heeft, doet de uittredende werkgever zijn best om hem naar een andere werf of afdeling over te plaatsen. Art. 7 - De erkende effectieve en plaatsvervangende vakbondsafgevaardigden, evenals de afgevaardigden voor wie de aanvaardingsprocedure voorzien in artikel 4 van deze overeenkomst loopt, genieten de bescherming die bij de artikelen 18, 19 en 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.5, gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad is voorzien ten gunste van de leden van de vakbondsafvaardiging (bericht van neerlegging, Belgisch Staatsblad van 1 juli 1971). De afgevaardigde wiens mandaat door zijn organisatie of door de rechtbank wordt ingetrokken verliest de in dit artikel beoogde bescherming vanaf de dag van intrekking of annulering van het mandaat. De afgevaardigde die van zijn mandaat afziet, verliest de beoogde bescherming vanaf de datum van zijn afstand. Art. 8 - De syndicale delegatie is bevoegd voor alle arbeiders die afhangen van de betrokken technische exploitatie-eenheid. De bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging heeft betrekking op de volgende zaken: a. Het tornen aan de fundamentele beginselen van de nationale overeenkomst van 16 - 17 juni 1947 betreffende de algemene principes van het statuut der vakbondsafvaardigingen en van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het personeel van de ondernemingen.
141
b. De toepassing van de sociale wetgeving, van de huishoudelijke reglementen van de onderneming en van de collectieve en individuele arbeidsovereenkomsten. c. De toepassing van de loonbedragen en van de regels van de classificatie overeenkomstig de vigerende wettelijke of overeengekomen bepalingen op het personeel van de onderneming. d. De syndicale afvaardiging heeft het recht door het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger te worden ontvangen naar aanleiding van ieder geschil of betwisting van collectieve aard, die in de onderneming voorkomt. Hetzelfde recht komt haar toe wanneer geschillen of betwistingen dreigen uit te breken. e. Iedere individuele klacht wordt door de betrokken werknemer, desgewenst met bijstand van een syndicale afgevaardigde naar zijn keuze, langs de gewone hiërarchische weg voorgelegd. Een syndicale afvaardiging heeft het recht te worden ontvangen naar aanleiding van alle geschillen of betwistingen van individuele aard die langs die weg niet kunnen worden opgelost. Het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger zal deze syndicale afvaardiging zo spoedig mogelijk ontvangen en dit ten laatste binnen de acht dagen die volgen op het indienen van de aanvraag. In beide gevallen duidt elke syndicale organisatie vertegenwoordigd in de syndicale afvaardiging haar woordvoerders aan. f. In dringende gevallen wordt de syndicale afvaardiging binnen de drie werkdagen ontvangen door het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger. De directie kan de syndicale afvaardiging samenroepen als zij dit nodig acht. g. Als een probleem betreffende de onderneming in haar geheel en dat betrekking heeft op één van de specifieke
bevoegdheden van de syndicale afvaardigingen zoals bepaald in de hoger vernoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1971 moet besproken worden, dan zal het een nationale vergadering van de syndicale afvaardigingen zo spoedig mogelijk bijeen roepen. h. De plaatsvervangende afgevaardigden treden slechts op als het effectieve lid afwezig is of verhinderd is om zijn mandaat uit te voeren om welke reden ook. Het effectieve lid informeert de hiërarchie over zijn afwezigheid en verwittigt een plaatsvervangend lid dat hem moet vervangen. Deze laatste verwittigt zo snel mogelijk ook zijn hiërarchie zodat de werkgever de dienst kan regelen die de plaatsvervanger had moeten doen. i. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad en/of een comité voor preventie en bescherming op het werk neemt de syndicale afvaardiging de bevoegdheden, rechten en plichten van deze organen over en de syndicale afgevaardigden genieten dan ook de bescherming aan de leden van deze organen toegekend door het artikel 21 par. 2 tot 8 van de wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven. Als één derde van de vakbondsafvaardiging er schriftelijk om vraagt, kunnen er buitengewone vergaderingen plaatsvinden. In dergelijk geval wordt de voorgestelde agenda bij de uitnodiging gevoegd. De buitengewone vergadering wordt gehouden binnen de vijftien dagen na indiening van het verzoek bij het ondernemingshoofd. Art. 9 - Voor de hieronder vermelde uren en binnen de voorziene grenzen, is de werkgever het normale loon verschuldigd aan de afgevaardigde. De uren besteed aan erkende syndicale activiteiten moeten betrokken worden bij
142
de berekening van de uren ter berekening van het gemiddelde maandinkomen, zoals bepaald in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst. Het gaat om: a. de tijd besteed aan op ondernemingsvlak besliste of toegelaten syndicale vergaderingen; b. de tijd besteed aan de verplaatsingen met het oog op het bijwonen van de vergaderingen op ondernemingsvlak van de syndicale afvaardiging op uitdrukkelijke voorwaarde dat die verplaatsingen binnen de normale prestatie-uren gebeuren. De gebeurlijke reiskosten zijn in dit geval ten laste van de werkgever; c. de tijd besteed aan het uitvoeren van syndicale opdrachten en/of taken. In het geval dat de normale regels niet worden gerespecteerd zal er naar een oplossing gezocht worden met de verantwoordelijke regionale secretarissen; d. de tijd besteed aan syndicale vorming en aan syndicale vergaderingen vreemd aan de onderneming met een maximum van acht dagen (van maximum 8 uur elk) per kalenderjaar en per effectief mandaat, conform de bepalingen van sectorale akkoorden betreffende de syndicale vorming. Art. 10 - Afgevaardigden kunnen tijdens de vergaderingen met de directie voorzien in artikel 9 a., worden aangewezen om binnen de maand de hun opgedragen taken te volbrengen. De aldus aangewezen afgevaardigden zullen over de nodige tijd beschikken ten einde hun toe te laten die uit te oefenen. De nodige tijd zal bepaald worden in overleg met het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger. In geval van problemen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden bij de klant zijn bezoeken door de syndicale afgevaardigden aan de
betrokken werven toegelaten na overleg met de plaatselijke vertegenwoordiger van de directie. In geval van weigering zal het geschil beslecht worden door het hogere hiërarchische niveau. Deze verschillende prestaties worden vergoed op grond van wat de betrokkenen hadden verdiend als ze normaal hadden gewerkt. De vergaderingen die plaatsvinden buiten het normale uurrooster worden vergoed aan het normale uurloon. De werkgever neemt de eventuele verplaatsingskosten ten laste. De werkgever stelt de syndicale afvaardiging een aangepast lokaal ter beschikking. Art. 11 - De syndicale afvaardiging moet over de nodige tijd en faciliteiten beschikken om het personeel degelijk te informeren over belangrijke gebeurtenissen en voorstellen van professionele of van syndicale aard. De wijze en het tijdstip waarop die informatie moet verstrekt worden, moet overeengekomen worden op het vlak van de onderneming. Art. 12 - Wanneer er niettegenstaande de bemiddeling van een vakbondsafvaardiging geen akkoord kan worden bereikt om een geschil te beslechten, dan wordt het onderzoek van de betwiste punten verder gezet door een beroep te doen op de plaatselijke vertegenwoordigers van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties welke deze overeenkomst hebben ondertekend. Als het geschil niet kan worden beslecht, wordt het door de meest gerede partij ter kennis gebracht van de voorzitter van het paritair comité. De voorzitter treft alle praktische maatregelen om de betrokken partijen tot verzoening te brengen, door ze eventueel op te roepen tot een vergadering van een beperkt comité van het paritair comité.
143
Afdeling 2. Bedienden Art. 13 - Deze afdeling is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen waar gemiddeld ten minste 5 bedienden zijn tewerkgesteld en welke onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten ressorteren. Onder het begrip bedienden worden zowel de mannelijke en vrouwelijke bedienden begrepen. Rekening houdend met de verscheidenheid van de feitelijke toestanden welke kunnen worden aangetroffen, moet in elk geval worden beoordeeld hoe er wegens de eigenlijke structuren aanleiding toe bestaat in een vakbondsafvaardiging te voorzien, waarin representatieve leden van de verschillende structuren van de onderneming zijn gegroepeerd. Art. 14 - In elke onderneming mag, volgens de hierna vermelde richtlijnen, een syndicale afvaardiging ingericht worden bij elke technische exploitatie-eenheid overeenkomstig artikelen 19 en 21 van de wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven (Belgisch Staatsblad van 27 28 september 1948). De syndicale afvaardiging is samengesteld uit effectieve en plaatsvervangende leden. Het aantal syndicale afgevaardigden wordt vastgesteld als volgt:
• Effectieve leden:
- van 5 tot 50 bedienden: 2 afgevaardigden; - van 51 tot 125 bedienden: 4 afgevaardigden; - van 126 tot 250 bedienden: 6 afgevaardigden; - van 251 tot 375 bedienden: 8 afgevaardigden;
- van 376 tot 500 bedienden: 10 afgevaardigden; - van 501 tot 625 bedienden: 12 afgevaardigden; - van 626 tot 750 bedienden: 14 afgevaardigden; - van 751 tot 875 bedienden: 16 afgevaardigden; - van 876 tot 1000 bedienden: 18 afgevaardigden; - 1001 en meer bedienden: 20 afgevaardigden.
• Plaatsvervangende leden: er zijn evenveel
plaatsvervangende als effectieve leden. De betrokken syndicale organisaties kiezen hun plaatsvervangende afgevaardigden in eerste instantie onder hun reeds beschermde bedienden. Niettemin kan elke syndicale organisatie drie andere nog niet beschermde kandidaten voorstellen per technische exploitatie-eenheid.
Omtrent de bovenvermelde grenzen en cijfers kan een gunstiger akkoord in de ondernemingen gesloten worden. Bij ontstentenis van een akkoord worden de betwiste gevallen aan het bevoegde paritair comité door de meest gerede partij ter verzoening voorgelegd. De partijen verbinden zich ertoe, tijdens de verzoening, naar de meest geschikte maatregelen te zoeken om de bijzondere toestanden in de onderneming op te lossen. Art. 15 - De syndicale afvaardigingen worden opgericht op initiatief van de vakcentrales aangesloten bij één van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde syndicale organisaties. Rekening houdend met hun vertegenwoordiging in de onderneming, zullen deze syndicale organisaties het onderling eens zijn om op beroepsvlak degelijke en
144
bekwame kandidaten voor te stellen die over de nodige autoriteit beschikken om hun taken in de beste voorwaarden te volbrengen. Men bedoelt met vertegenwoordiging het aantal effectieve leden. In geval van betwisting wordt de vertegenwoordiging door de Voorzitter van het paritair comité gecontroleerd. De kandidaten zullen bovendien een voldoende kennis bezitten van het specifieke karakter van de ondernemingen en van de sector. Het voordragen van de kandidaten wordt ter kennis gebracht van het ondernemingshoofd door elke representatieve vakbondsvereniging en dit per aangetekend schrijven aan de maatschappelijke zetel van de onderneming. Het ondernemingshoofd bericht binnen de vijftien dagen ontvangst van de mededeling van de voorgedragen namen. Behalve onder voorbehoud, betekent dit bericht van ontvangst de officiële erkenning van de voorgedragen vakbondsafgevaardigden. Indien het ondernemingshoofd wegens ernstige redenen, tegen één of andere aanwijzing bezwaar heeft, wordt de procedure als volgt vastgesteld:
• het ondernemingshoofd stelt binnen de
bovenvermelde termijn van vijftien dagen de betrokken vakvereniging in kennis van zijn bezwaren;
• bij ontstentenis van een akkoord, wordt de
zaak door de meest gerede partij aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten voorgelegd dat na de partijen te hebben gehoord, eventueel bijgestaan door hun raadgever, zijn advies zal verlenen;
• binnen de veertien dagen na het advies
van het verzoeningsbureau, behoort het de betrokken vakvereniging toe het ondernemingshoofd schriftelijk te berichten van haar eventuele beslissing om de
aanwijzing van de betrokken kandidaat te handhaven;
• het ondernemingshoofd mag in laatste
instantie een beroep doen op de arbeidsrechtbank om de annulering van de aanwijzing van de betrokken afgevaardigde te bekomen.
Art. 16 - Om de functie van vakbondsafgevaardigde te kunnen vervullen, moeten de betrokkenen aan de volgende voorwaarden voldoen:
• ten minste 18 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanduiding;
• ten minste sedert drie maanden in de
onderneming zijn tewerkgesteld na de proefperiode. Voor de ondernemingen die minder dan twee jaar bestaan, is voorvermelde termijn van drie maanden niet van toepassing;
• aangewezen of voorgesteld zijn op initiatief van een vakcentrale aangesloten bij één van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde vakverenigingen.
Art. 17 - Daar de mandaten van de afgevaardigden door de betrokken vakcentrales werden toegekend, delen deze aan de werkgever de eventuele wijzigingen in de aanwijzing van de afgevaardigde mee. Het mandaat eindigt in geval van ontslag om een door de arbeidsrechtbank erkende dringende reden of wanneer de voorwaarden waarin het bestaan van de vakbondsafvaardigingen wordt geregeld niet meer worden vervuld. Wanneer de werf waar een syndicaal afgevaardigde gewoonlijk werkt, wordt overgenomen door een andere werkgever, samen met het personeel waaronder die afgevaardigde, zal voorwaarde 2 van artikel 16 van deze overeenkomst niet gesteld worden.
145
In dat geval zal de betrokken vakbondsorganisatie deze afgevaardigde mogen voorstellen bij de nieuwe werkgever waardoor de beschikkingen van artikel 15 van deze overeenkomst in werking worden gesteld. Nochtans, als de afgevaardigde niet wenst overgeplaatst te worden naar de werkgever die de werf overgenomen heeft, doet de uittredende werkgever zijn best om hem naar een andere werf of afdeling over te plaatsen. Art. 18 - De erkende effectieve en plaatsvervangende vakbondsafgevaardigden, evenals de afgevaardigden voor wie de aanvaardingsprocedure voorzien in artikelen 3 en 14 van deze overeenkomst loopt, genieten de bescherming die bij de artikelen 18, 19 en 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.5, gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad is voorzien ten gunste van de leden van de vakbondsafvaardiging (bericht van neerlegging, Belgisch Staatsblad van 1 juli 1971). De afgevaardigde wiens mandaat door zijn organisatie of door de rechtbank wordt ingetrokken verliest de in dit artikel beoogde bescherming vanaf de dag van intrekking of annulering van het mandaat. De afgevaardigde die van zijn mandaat afziet, verliest de beoogde bescherming vanaf de datum van zijn afstand. Art. 19 - De syndicale delegatie is bevoegd voor alle bedienden die afhangen van de betrokken technische exploitatie-eenheid. De bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging heeft betrekking op de volgende zaken: a. Het tornen aan de fundamentele beginselen van de nationale overeenkomst van 16 - 17 juni 1947 betreffende de algemene principes van het statuut der vakbondsafvaardigingen en van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad betreffende het statuut van de
vakbondsafvaardigingen van het personeel van de ondernemingen. b. De toepassing van de sociale wetgeving, van de huishoudelijke reglementen van de onderneming en van de collectieve en individuele arbeidsovereenkomsten. c. De toepassing van de wedden en van de regels van de classificatie overeenkomstig de vigerende wettelijke of overeengekomen bepalingen op het personeel van de onderneming. d. De syndicale afvaardiging heeft het recht door het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger te worden ontvangen naar aanleiding van ieder geschil of betwisting van collectieve aard, die in de onderneming voorkomt. Hetzelfde recht komt haar toe wanneer geschillen of betwistingen dreigen uit te breken. e. Iedere individuele klacht wordt door de betrokken werknemer, desgewenst met bijstand van een syndicale afgevaardigde naar zijn keuze, langs de gewone hiërarchische weg voorgelegd. Een syndicale afvaardiging heeft het recht te worden ontvangen naar aanleiding van alle geschillen of betwistingen van individuele aard die langs die weg niet kunnen worden opgelost. Het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger zal deze syndicale afvaardiging zo spoedig mogelijk ontvangen en dit ten laatste binnen de acht dagen die volgen op het indienen van de aanvraag. In beide gevallen duidt elke syndicale organisatie vertegenwoordigd in de syndicale afvaardiging haar woordvoerders aan. f. In dringende gevallen wordt de syndicale afvaardiging binnen de drie werkdagen ontvangen door het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger. De directie kan de syndicale afvaardiging samenroepen als zij dit nodig acht.
146
g. Als een probleem betreffende de onderneming in haar geheel en dat betrekking heeft op één van de specifieke bevoegdheden van de syndicale afvaardigingen zoals bepaald in de hoger vernoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1971 moet besproken worden, dan zal het een nationale vergadering van de syndicale afvaardigingen zo spoedig mogelijk bijeen roepen.
het normale loon verschuldigd aan de afgevaardigde.
h. De plaatsvervangende afgevaardigden treden slechts op als het effectieve lid afwezig is of verhinderd is om zijn mandaat uit te voeren om welke reden ook. Het effectieve lid informeert de hiërarchie over zijn afwezigheid en verwittigt een plaatsvervangend lid dat hem moet vervangen. Deze laatste verwittigt zo snel mogelijk ook zijn hiërarchie zodat de werkgever de dienst kan regelen die de plaatsvervanger had moeten doen.
a. de tijd besteed aan op ondernemingsvlak besliste of toegelaten syndicale vergaderingen;
i. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad en/of een comité voor veiligheid, gezondheid of verfraaiing van de werkplaatsen neemt de syndicale afvaardiging de bevoegdheden, rechten en plichten van deze organen over en de syndicale afgevaardigden genieten dan ook de bescherming aan de leden van deze organen toegekend door het artikel 21, par. 2 tot 8 van de wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven. Als één derde van de vakbondsafvaardiging er schriftelijk om vraagt, kunnen er buitengewone vergaderingen plaatsvinden. In dergelijk geval wordt de voorgestelde agenda bij de uitnodiging gevoegd. De buitengewone vergadering wordt gehouden binnen de vijftien dagen na indiening van het verzoek bij het ondernemingshoofd. Art. 20 - Voor de hieronder vermelde uren en binnen de voorziene grenzen, is de werkgever
De uren besteed aan erkende syndicale activiteiten moeten betrokken worden bij de berekening van de uren ter berekening van het gemiddelde maandinkomen, zoals bepaald in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst. Het gaat om:
b. de tijd besteed aan de verplaatsingen met het oog op het bijwonen van de vergaderingen op ondernemingsvlak van de syndicale afvaardiging op uitdrukkelijke voorwaarde dat die verplaatsingen binnen de normale prestatie-uren gebeuren. De gebeurlijke reiskosten zijn in dit geval ten laste van de werkgever; c. de tijd besteed aan het uitvoeren van syndicale opdrachten en/of taken. In het geval dat de normale regels niet worden gerespecteerd zal er naar een oplossing gezocht worden met de verantwoordelijke regionale secretarissen; d. de tijd besteed aan syndicale vorming en aan syndicale vergaderingen vreemd aan de onderneming met een maximum van acht dagen (van maximum 8 uur elk) per kalenderjaar en per effectief mandaat, conform de toelating tot deelname aan dergelijke activiteiten moeten minstens tien dagen vooraf schriftelijk gevraagd worden. De deelname van de afgevaardigde aan de bedoelde vormingen en vergaderingen moet verrechtvaardigd worden aan de hand van een attest van de vakvereniging waarvan de betrokkene afhangt. De afgevaardigden kunnen, binnen de grenzen hierboven voorzien, deelnemen aan de sectorale,
147
intersectorale, Europese of internationale vergaderingen en of vormingen. Art. 21 - Afgevaardigden kunnen tijdens de vergaderingen met de directie voorzien in artikel 20 a., worden aangewezen om binnen de maand de hun opgedragen taken te volbrengen. De aldus aangewezen afgevaardigden zullen over de nodige tijd beschikken ten einde hun toe te laten die uit te oefenen. De nodige tijd zal bepaald worden in overleg met het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger. In geval van problemen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden bij de klant zijn bezoeken door de syndicale afgevaardigden en aan de betrokken werven toegelaten na overleg met de plaatselijke vertegenwoordiger van de directie. In geval van weigering zal het geschil beslecht worden door het hogere hiërarchische niveau. Deze verschillende prestaties worden vergoed op grond van wat de betrokkenen hadden verdiend als ze normaal hadden gewerkt. De vergaderingen die plaatsvinden buiten het normale uurrooster worden vergoed aan het normale uurloon. De werkgever neemt de eventuele verplaatsingskosten ten laste. De werkgever stelt de syndicale afvaardiging een aangepast lokaal ter beschikking. Art. 22 - De syndicale afvaardiging moet over de nodige tijd en faciliteiten beschikken om het personeel degelijk te informeren over belangrijke gebeurtenissen en voorstellen van professionele of van syndicale aard. De wijze en het tijdstip waarop die informatie moet verstrekt worden, moet overeengekomen worden op het vlak van de onderneming. Art. 23 - Wanneer er niettegenstaande de bemiddeling van een vakbondsafvaardiging geen akkoord kan worden bereikt om een
geschil te beslechten, dan wordt het onderzoek van de betwiste punten verder gezet door een beroep te doen op de plaatselijke vertegenwoordigers van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties welke deze overeenkomst hebben ondertekend. Als het geschil niet kan worden beslecht, wordt het door de meest gerede partij ter kennis gebracht van de voorzitter van het paritair comité. De voorzitter treft alle praktische maatregelen om de betrokken partijen tot verzoening te brengen, door ze eventueel op te roepen tot een vergadering van een beperkt comité van het paritair comité. Art. 24 - De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe alles in het werk te stellen om het stipt naleven van deze collectieve arbeidsovereenkomst te waarborgen.
HOOFDSTUK III: SYNDICALE VORMING Afdeling 1. Arbeiders Art. 25 - De toelating tot deelname aan de activiteiten bedoeld in artikel 9, punt d) moeten minstens tien dagen vooraf schriftelijk gevraagd worden. De deelname van de afgevaardigde aan de bedoelde vormingen en vergaderingen moet gerechtvaardigd worden aan de hand van een attest van de vakvereniging waarvan de betrokkene afhangt. De afgevaardigden kunnen, binnen de grenzen hierboven voorzien, deelnemen aan de sectorale, intersectorale, Europese of internationale vergaderingen en/ of vormingen. De vakbonden ontvangen voor vorming, behalve deze die door andere instanties vergoed worden, een pool van betaalde uren gelijk aan 8 dagen van 8 uur per jaar en per effectief mandaat syndicale delegatie, ondernemingsraad en comité voor preventie en bescherming op het werk.
148
De “pot” voor de uren vakbondsopleiding wordt berekend op basis van het totaal van de effectieve mandaten van alle betrokken organen en kan worden gebruikt door de effectieve en plaatsvervangende leden. In geval van vermindering van het aantal mandaten, zowel effectieve als plaatsvervangende, kan de betrokken vakorganisatie evenwel deelnemers aanwijzen onder de kandidaten bij de sociale verkiezingen.
Afdeling 2. Bedienden Art. 26 - De vakbonden ontvangen voor vorming en externe vergaderingen, behalve deze die door andere instanties vergoed worden, een pool van betaalde uren gelijk aan 8 dagen van 8 uur maximum per jaar en per effectief mandaat syndicale delegatie, ondernemingsraad en comité voor preventie en bescherming op het werk.
HOOFDSTUK IV: ALGEMEENHEDEN Art. 27 - § 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast op werknemers, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen. § 2. Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. Art. 28 - § 1. De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe alles in het werk te stellen om het stipt naleven van deze collectieve arbeidsovereenkomst te waarborgen. § 2. Alle voordeliger overeenkomsten en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve
arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten blijven behouden.
HOOFDSTUK V: SLOTBEPALINGEN Art. 29 - § 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking met ingang van 1 juni 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt
• het artikel 25 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 29 juni 2001 (K.B. van 11 mei 2003 - B.S. van 21 mei 2003) betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en tot vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de arbeiders tewerkgesteld in de privé-sector van de bewakingsdiensten;
• het artikel 31 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 30 augustus 2001, betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden van de bedienden;
• het artikel 21 van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 (K.B. van 14 december 2001 - B.S. van 22 januari 2002) betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de arbeiders die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector.
• de collectieve arbeidsovereenkomst
van 29 juni 2001 (reg. nr. 59.152/ CO/3170000) betreffende het statuut
149
van de vakbondsafvaardiging “arbeiders” tewerkgesteld in de privé-sector van de bewakingsdiensten;
• de collectieve arbeidsovereenkomst
van 26 oktober 1999 (reg. nr. 54.531/ CO/3170000) betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging “bediende” tewerkgesteld in de privé-sector van de bewakingsdiensten.
§ 4. Vanaf 1 oktober 2004 kan zij worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.
150
MEER INFO
Alle collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) bevinden zich op de website van de F.O.D. Werkgelegenheid, Werk en sociale Overleg: http://www.werk.belgie.be/searchCAO.aspx?id=4708
De wetgeving van de F.O.D. Binnenlandse Zaken over de veiligheids- en bewakingsdiensten (identificatiekaart, Wet van 1990, wapens, enz.) bevindt zich op: https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=bewaking/bewakingsagent/wetgeving
En vergeet niet om eveneens de webpagina van de bewakingssector te raadplegen op de website van de Algemene Centrale ABVV: http://www.accg.be/BEDU/sectoren/Bewaking/Sectorpagina_bewaking.aspx
151
ADRESSEN GEWESTELIJKE AFDELINGEN
ANTWERPEN - WAASLAND
ABVV OOST VLAANDEREN
Van Arteveldestraat 17, 2060 Antwerpen 6 03/220.68.11
Steendam 44, 9000 Gent 09/265.97.50
Vermorgenstraat 11, 9100 Sint-Niklaas 03/760.04.20
[email protected]
Dijkstraat 59, 9200 Dendermonde 052/25.92.50
BRIO (BRUGGE - ROESELARE IEPER - OOSTENDE) Zilverstraat 43, 8000 Brugge 050/44.10.31
Houtmarkt 1, 9300 Aalst 053/72.78.30
[email protected]
KORTRIJK
J.Peurquaetstraat 27, 8400 Oostende 059/55.60.70
Conservatoriumplein 9, 8500 Kortrijk 056/26.82.68
[email protected]
Zuidstraat 22 bus 22, 8800 Roeselare 051/26.00.79
LIMBURG
Korte Torhoutstraat 27, 8900 Ieper 057/20.06.67
[email protected]
BRUSSEL VLAAMS BRABANT Watteeustraat 2-8, 1000 Brussel 02/512.79.78 - 02/512.56.46 Maria Theresiastraat 113, 3000 Leuven 016/22.21.83 - 016/27 04 95
[email protected]
Gouverneur Roppesingel 55, 3500 Hasselt 011/22.25.47
[email protected]
MECHELEN + KEMPEN Nieuwstraat 102, 2440 Geel 014/58.93.83 Grote Markt 48, 2300 Turnhout 014/40.03.21 - 014/40.03.22 Lierseweg 54, 2200 Herentals 014/21.15.56 Lichtstoetstraat 4, 2400 Mol 014/31.27.05 Zakstraat 16, 2800 Mechelen 015/29.90.20
[email protected]
1
152
Schrijf je in voor de nieuwsbrief van De Algemene Centrale en win een handige muismat! *
Met één muisklik mis je niets meer van de syndicale actualiteit! Reeds ingeschreven op onze newsletter? Als abonnee ben je zeker dat je om de 2 weken de recentste informatie krijgt met ons standpunt, good practices of nog de laatste pamfletten en brochures. En als de actualiteit erom vraagt of als er een gebeurtenis op til is in de komende dagen, word je onmiddellijk verwittigd via dit systeem. En jij? Om je te abonneren ga je gewoon vliegensvlug naar De Algemene Centrale ABVV ACCG.be
e b . g c c a . www * Zolang de voorraad strekt.
153
NOTA’S
154
NOTA’S
Vakantie voor iedereen
www.florealgroup.be
LOON- EN ARBEIDSVOORWAARDEN 2013-2014
BEWAKING PC 317
Verantwoordelijke uitgever
EU2014.1477.317
Alain Clauwaert De Algemene Centrale Hoogstraat 26-28 1000 Brussel September 2014
WWW.ACCG.BE
WWW.ACCG.BE