Lochem, de Cloese 1, Kasteel De Cloese Adviesnummer: 376 Straat + nr.: De Cloese 1 Postcode : 7241 PW Kadastr. nr.: Lochem G 233 Huid. funct.: politie-opleidingschool Oors. funct.: kasteel/landhuis BESCHRIJVING Historie en ligging: De Cloese is een historische havezathe met een lange, tot in de middeleeuwen terugreikende geschiedenis. Rond 1520 werd het huis door de "canonick" Sweder van Kervenheim (proost van de Zutphense St.walburgskerk) gebouwd op de pol (zandrug) "die Cluse", gelegen langs de Berkel bij Lochem. Deze pol behoorde tot het goed Reynering of Reynerinck, dat voor het eerst wordt vermeld in 1379. Het is niet bekend of er vòòr Sweder van Kervenheims bouwactiviteiten rond 1520 al een gebouw op deze plaats stond. Leenheer in deze periode was hertog Karel van Gelre, die het goed in 1535 ruilde met de familie van Keppel. Achtereenvolgende eigenaars zijn: Joost van Keppel (van 1544 tot 1577), zijn broer Reinier van Keppel (1577-1602), diens dochter Christina Stael (tot 1606). In 1637 komt het goed in het bezit van Herman Schimmelpenninck van der Oye. Voor een volledig overzicht van de bezitters in de 17de tot 19de eeuw zij verwezen naar de bestaande literatuur over het huis (zie bijlagen). In de 19de eeuw (1864) komt het huis door huwelijk in het bezit van Mr.Cornelis Jacob Sickesz, burgemeester van Laren en grondlegger van het Waterschap van de Berkel. Sickesz was de initiator tot de ingrijpende verbouwing van het huis in 1886. In 1907 wordt het goed in percelen geveild. Eigenares van huis en omringende tuin wordt dan Adriana Janke barones van Harinxma thoe Slooten. In 1935 overleed de laatste particuliere eigenaar: Joannes Sickesz, direkteur van de N.V.Cacao- en Chocoladefabriek Gebr.Sickesz te Amsterdam. Volgende eigenaars: aannemers/speculanten A.en H.Bruil (1953-1938), de N.V.Nederlandsche Handel Maatschappij (1938-1948), de Stichting Kanunnikessen van het Heilig Graf te Nijmegen (1948-1953), de N.V.Landbouw-, Bosch- en Bouwexploitatie Maatschappij "De Renkumsche Heide" (1953). Thans is de Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie de eigenaar, welke het gebouw in gebruik heeft als opleidingsinstituut. De bouwgeschiedenis Oudste fasen De bouwgeschiedenis van het huidige gebouw reikt zeker terug tot de eerste helft van de 17de eeuw, maar mogelijk zijn de kelders gedeeltelijk van veel oudere datum, daterend uit het begin van de 16de eeuw. Hoe het huis er in het begin van de 16de eeuw heeft uitgezien, is niet bekend. Hoogstwaarschijnlijk bouwde of verbouwde Van Kervenheim een eenvoudig woontorenachtig geheel met enige aanbouwen, omgeven door een gracht. De 17de eeuwse verschijningsvorm van de Cloese is nog goed reconstrueerbaar aan de hand van de fraaie pentekening van Jan de Beyer uit 1743. Hierop is een huis met een nog onmiskenbaar laat 16de/17de eeuws karakter afgebeeld. Het betreft een L-vormig huis met rechthoekige toren tegen de rechter zijgevel, een traptoren in de oksel van de beide hoofdvleugels en een vierkante hoektoren op de hoek links achter. Links voor op de door de L-vormige opzet gevormde voorplaats bevindt zich een lage veelhoekige toren met spits. Ook de hoek rechts achter sprong in, een situatie, die nu nog min of meer is af te lezen aan de achtergevel en de kelderverdieping. In de gevels bevinden zich diverse kruis- en kloosterkozijnen. Reeds enige vensters hebben de typische 18de eeuwse veelruits ramen verkregen. Dit huis bleef in grote lijnen intact tot het begin van de 19de eeuw, toen het werd omgevormd tot een groot blokvormig landhuis. De voorplaats werd opgevuld, alle bouwdelen op één hoogte gebracht en voorzien van één groot omlopend afgeplat schilddak. De toren werd boven kaphoogte voorzien van een open koepeltje. De rechthoekige toren tegen de rechter zijgevel bleef als apart bouwdeel bestaan. De voorgevel bezat ter afsluiting van de middenpartij een monumentaal fronton. Verbouwing door Nicolaas Molenaar
In 1886 maakt de bekende architect Nicolaas Molenaar in opdracht van het echtpaar Sickesz een ontwerp voor een ingrijpende verbouwing van het huis. Molenaar neemt de van de prent van Jan de Beyer bekende situatie als uitgangspunt. Hij vormt het huis om tot een schilderachtig neo-renaissance kasteel met torens, gevels met speklagen, vensterbogen, trapgevels, etc. De oude toren tegen de rechter zijgevel wordt sterk geaccentueerd. Ter plekke van de veelhoekige toren, die in de 17de eeuw het voorplein flankeerde, plande Molenaar een slanke ronde hoektoren met hoge spits. Met behoud van enige oudere interieurelementen vormde Molenaar ook het interieur geheel om in rijke neo-renaissance stijl. In het ontwerp streefde architect er naar het historische karakter van het huis zoals dat van oude prenten bekend was, in “moderne vormen” te laten herleven. Het hoog opgaande dak met de vele kleine dakkapellen de torenspits versterken daarbij het quasi-middeleeuwse karakter van het huis. een grote serre met balkon, de grote vensteropeningen met schuiframen en persienneluiken benadrukten de tegelijkertijd dat het landhuis voor laat 19 eeuwse begrippen modern en comfortabel was uitgerust. Ook het interieur was van alle moderne gemakken voorzien. De “late middeleeuwen” keerden in het bouwplan van Molenaar alleen in vorm en accenten terug. Ondanks de ingrijpende verbouwingen bleef er van de oudere bouwfasen vrij veel behouden. Grote delen van het metselwerk dateren gezien de baksteenformaten nog uit de 16de/17de en 18de eeuwse periode (muurwerk toren rechter zijgevel, delen muurwerk achtergevel, kelders). Van het vroeg 19de eeuwse huis resteert eveneens veel muurwerk, vele kozijnen (voorzien van kraalprofielen) en diverse interieurelementen, zoals de trap en een schouw. Recentere verbouwingen Vooral sinds het midden van de 20ste eeuw, toen het kasteel zijn woonfunctie had verloren, onderging het gebouw met name aan de binnenzijde vele ingrijpende verbouwingen en moderniseringen. Van de oude interieurs uit het begin van de 19de eeuw en de late 19de eeuw (Molenaar) zijn echter belangrijke elementen behouden gebleven. Het uitwendige van het huis is in de loop van de 20ste eeuw enigszins versoberd. De roedenverdeling in de meeste ramen werd vereenvoudigd. Op de daken bevonden zich oorspronkelijk fraai geornamenteerde hekwerken (vorstkammen). Deze zijn thans verwijderd. De speklagen en de geboorte- en sluitstenen boven de vensters waren oorspronkelijk getuige oude foto's in een lichte kleur geschilderd (wit?). De oorspronkelijk rechthoekige serre tegen de linker zijgevel werd vervangen door een vijfzijdige. Parkaanleg Het huis is gesitueerd op de noordelijke oever van de Berkel, ten zuidoosten van de bebouwde kom van Lochem. Voor het huis overspant een moderne brug de Berkel. Aan weerszijden van de Berkel bevindt de zich een parkachtige entourage, waarin we belangrijke relicten herkennen van een 19 eeuwse tuinaanleg in late Landschapsstijl. Deze ontstond in de jaren rond 1860-1865 in opdracht van de toenmalige eigenaresse, Maria Anna Cornelia van Harlingen, die in 1864 trouwde met Sickez. Als tuinarchitect wordt in diverse bronnen Dirk Wattez (1833-1906) genoemd. Bestudering van de aanleg leert, dat deze inderdaad veel kenmerken uit het werk van Wattez vertoont. Bij de aanleg werd gebruik de gemaakt van verschillende oudere elementen, die zijn terug te voeren op oudere situaties in de 16 – de 18 eeuw (grachten, bospercelen, etc.). De tuinaanleg is in latere jaren gedeeltelijk veranderd (onder meer als gevolg van Berkelverbreding), maar nog steeds goed herkenbaar. Zuidelijk van de Berkel bevindt zich nog een door Nicolaas Molenaar in 1900 ontworpen bijgebouw (koetshuis en stal), dat echter in 1960 ingrijpend is verbouwd naar plannen van architectenbureau Veeze uit Lochem. dit bouwonderdeel valt niet onder de bescherming.. Beschrijving Plattegrond en opbouw: Het huis bezit een samengestelde plattegrond, uitgaande van een groot rechthoekig hoofdblok, voorzien van een grote kelderverdieping, twee bouwlagen en een hoog opgaand omlopend afgeplat schilddak. Op de hoek links voor bevindt zich een slanke ronde hoektoren met spits. Tegen de rechter zijgevel bevindt zich een rechthoekige torenuitbouw, bekroond door een hoog schilddak. Hierachter sluit een fors uitspringend bouwdeel aan, voorzien van twee bouwlagen en een trapgevel boven de rechter zijgevel. Dit bouwdeel is middels een moderne verbindingsgang gekoppeld aan de grootschalige nieuwbouw direct ten oosten van het huis. Op het hoofddak staat een forse, deels open torenspits. De voorgevel:
De voorgevel (zuidwestgevel) is symmetrisch van indeling en vijf traveeën breed. Het metselwerk van deze gevel (handvormsteen) dateert grotendeels uit het begin van de 19de eeuw, evenals de meeste kozijnen, welke zijn voorzien van kraalprofielen. De gevel is voorzien van natuurstenen en gepleisterde speklagen en plint, waarin kelderlichten met strekken en dubbele draairamen. Aan weerszijden van de brede middenrisaliet en uiterst rechts bevinden zich zware geblokte zandstenen hoekpilasters. De gevel sluit aan de bovenzijde af met een natuurstenen architraaf, een in siermetselwerk uitgevoerd fries en een geprofileerde houten kroonlijst op dito klossen. Boven de middenrisaliet is deze in natuursteen uitgevoerd. Hierboven verheft zich een fraaie trapgevel met natuurstenen hoekblokken, dekplaten, speklagen en zandstenen cartouches aan weerszijden van de natuurstenen vensterpartij, waarvan het hoge middendeel wordt bekroond door een bakstenen rondboog met geboorte- en sluitstenen met diamantkoppen en een fraai bewerkt boogveld met cartouche met opschrift: DE CLOESE". De trapgevel bezit in de top een bakstenen pinakel, bekroond door een sierbol en ondersteund door een natuurstenen console met maskerkop. In de gevel een vijftal fraaie smeedijzeren muurankers. De middenrisaliet bezit voorts voor de eerste bouwlaag een geheel in hardsteen uitgevoerd uitgebouwd portaal met twee vierkante en twee ronde zuilen met spekbanden, geplaatst op een hoge klassieke balustrade met rechthoekige basementen en geprofileerde balusters. Een hardstenen bordestrap leidt naar de in een natuurstenen omlijsting geplaatste ingangspartij, voorzien van een dubbele paneeldeur met in elke deurvleugel drie achthoekige ruiten met smeedijzeren roosters. Boven de deuren een breed enkelruits bovenlicht. Op het uitgebouwde portaal bevindt zich een balkon met natuurstenen balustrade. Op het balkon een kozijn met dubbele enkelruits balkondeur met enkelruits bovenlicht, nevenlichten en bovenlichten. Boven het geheel een brede strek met natuurstenen (?) geboorte- en sluitstenen. Aan weerszijden van de middenrisaliet bevinden zich in beide bouwlagen twee vensters met bakstenen strekken en gepleisterde geboorte- en sluitstenen, deels oude gepende kozijnen (met kraal) en deels gemoderniseerde ramen (oors.6-ruits en 4-ruits schuiframen, thans in eerste bouwlaag vernieuwd, met toepassing van een T-indeling). De vensters bezitten persiennes. Onder de vensters bevinden zich doorlopende geprofileerde natuurstenen waterlijsten. De in machinale baksteen opgetrokken ronde hoektoren uiterst links bezit eveneens speklagen en waterlijsten en boven de vensters geprofileerde lateibalken. De plint is uitgevoerd in rustikablokken. De toren bezit drie geledingen met telkens vier vensters, oors. met enkelruits schuiframen. In de lage bovenste geleding kleine vensters met enkelruits raampjes. De toren wordt bekroond door een ronde, met leien gedekte spits, waarop een open houten klokkenstoeltje en een slank spitsje met ornament. In het dakvlak bevinden zich vier kleine kapelletjes met zadeldakjes en pirons. De rechter zijgevel: De rechthoekige toren tegen de rechter zijgevel is nog vrijwel geheel gemetseld in 16de of vroeg 17de eeuwse baksteen (baksteenformaat 25½x4½x12 cm.10 lagen = 63 cm.). Alleen de lage bovenste geleding is in machinale 19de eeuwse baksteen gemetseld (toevoeging Molenaar). De gevels bezitten eenzelfde detaillering als de voorgevel en zijn voorzien van gepleisterde speklagen en natuurstenen waterlijsten. In zowel voor- als zijgevel bevinden zich oude smeedijzeren ankers (17de eeuws). In de voorgevel van de toren bevinden zich twee vensters met kozijnen met kraal, strekken, gepleisterde geboorte- en sluitstenen, gewijzigde ramen en persiennes. In de bovenste geleding bevinden zich drie kleine vensters met natuurstenen lateibalken, ongeprofileerde kozijnen en enkelruits ramen. In de plint een kelderlicht. In de rechter zijgevel bevindt zich in de eerste bouwlaag een smal venster met gewijzigd raam, persienne en boven de aansluitende speklaag een bakstenen korfboog (oorspr.16de/17de eeuws). Uiterst rechts in de tweede bouwlaag bevindt zich een tweede smal venster met strek, hardstenen lekdorpel, enkelruits raam en enkelruits bovenlicht. Voor deze gevel bevindt zich een lage uitbouw t.b.v.de kelderverdieping. De gevels van de toren sluiten aan de bovenzijde af met een bakstenen bloktandlijst met rollaag aan de bovenzijde. De toren wordt bekroond door een slank, met leien gedekt, licht ingesnoerd schilddak met zinken pirons op de nokeinden. Op de voorste een windvaan. Op het voorschild bevindt zich een dakkapel met aan de voorzijde tweezijdig gesloten schilddakje, gedekt met leien. Op de nok een piron. Op het zijschild bevindt zich een klein driehoekig dakkapelletje met piron. De forse, laat 19de eeuwse uitbouw tegen de rechter zijgevel bezit een eenvoudige detaillering: in kruisverband gemetselde gevels (machinale baksteen) en gepleisterde speklagen. In de naar de voorzijde gerichte gevel bevinden zich kleine gekoppelde of getrapt geplaatste venstertjes met lateibalken, hardstenen lekdorpels en enkelruits ramen. De rechter zijgevel wordt links bekroond door een trapgevel, waarvan de trappen aan de rechterzijde met een flauw verloop het rechter deel van deze gevel afsluiten. Rechts in de eerste bouwlaag bevindt zich een venster met strek en T-schuifraam. Links hiervan sluit de moderne verbindingsgang aan. In de tweede bouwlaag bevinden zich twee vensters met
strekken, enkelruits schuiframen en persiennes. In de top van de gevel bevindt zich een venster met T-schuifraam en persiennes en twee kleine vensters met enkelruits raampjes. Rechts boven de gepleisterde plint een kelderlicht met strek. In de rechter zijgevel van het hoofdblok bevindt zich uiterst rechts in de tweede bouwlaag een venster met enkelruits schuifraam en persiennes. De linker zijgevel: De linker zijgevel is vijf traveeën breed en bezit een zelfde detaillering als de aan weerszijden van de middenrisaliet van de voorgevel gelegen muurdelen. Rechts in de eerste bouwlaag bevindt zich een grote vijfzijdige serre-uitbouw met bakstenen plint en grote enkelruits ramen met enkelruits bovenlichten. In de voorzijde hiervan een dubbele tuindeur met bovenlicht (vernieuwd). De serre wordt bekroond door een balkon met hoge gesloten balustrade met panelen. Op het balkon rechts een dubbele enkelruits balkondeur. De overige traveeën in deze gevel bezitten vensters met oude kozijnen, enkelruits schuiframen en persiennes. In de plint bevinden zich drie grote kelderlichten met strekken, kozijnen met kraalprofiel, bakstenen koekoeken en dubbele 6-ruits ramen. Diefijzers. In het muurwerk in de eerste bouwlaag bevindt zich een reeks staafankers. De gevel sluit aan de bovenzijde af met een natuurstenen architraaf, een in siermetselwerk uitgevoerd fries en een geprofileerde houten kroonlijst op dito klossen. De achtergevel: De achtergevel is zeven traveeën breed en bezit een zeer eenvoudige detaillering. Grote delen van het metselwerk (m.n. het rechter gedeelte) zijn in oude handvormsteen gemetseld en van 17de of 18de eeuwse oorsprong. Opvallend is het verschil in verdieping hoogten tussen het oudste rechter gedeelte en het jongere (laat 19de eeuwse) linker. Het rechter gedeelte bezit een hoge plint, waarin kelderlichten als in de linker zijgevel. In het midden van de eerste bouwlaag bevindt zich een ingangspartij met houten pilasters en kroonlijst en een dubbele paneeldeur met enkelruits bovenlicht. Links naast deze ingang bevindt zich een zandstenen gevelsteen met het heraldische wapen van de familie Van Keppel. Het in renaissancestijl uitgevoerde reliëf toont een rankwerk omgeven helm, met daaronder een wapen met drie Jacobsschelpen. Voorts een banderolle met tekst: JOEST VAN KEPPELL. Op de rondom lopende lijst, voorzien van renaissance motieven, staat bovenaan: ANNO 1564. Alle traveeën in de achtergevel bevatten een venster met strek, natuurstenen lekdorpel, enkelruits schuifraam en persiennes. De vensters in de traveeën uiterst rechts zijn beduidend kleiner uitgevoerd. De gevel sluit aan de bovenzijde af met een natuurstenen architraaf, een in siermetselwerk uitgevoerd fries en een geprofileerde houten kroonlijst op dito klossen. Voor deze gevel bevindt zich een hoog terras, bereikbaar via een hardstenen trap met schuin oplopende trapwangen, voorzien van twee gegoten vazen. Het dak: Het geheel met leien gedekte dak bezit op de voor- en zijschilden kleine dakkapellen met aan de voorzijde tweezijdig gesloten schilddakjes, voorzien van leien en pirons. De dakkapellen bezitten enkelruits ramen. In het bovenste deel van de kap bevinden zich kleine driehoekige dakkapelletjes. Het dakschild boven de linker zijgevel bevat in het midden een grote dakkapel met leien gedekt schilddak met piron. In het achterschild zijn moderne dakramen geplaatst. Op de hoeken van het dak bevinden zich bakstenen schoorstenen met een vierkante onderbouw en een korte ronde pijp. Midden op het plat rijst een forse klokkentoren op, bestaande uit een achtzijdige, met leien beklede onderbouw en een open houten lantaarn met rondboogopeningen tussen pilasters. Deze lantaarn wordt bekroond door een geprofileerde kroonlijst, waarboven een achtzijdig, inzwenkend schilddak en een tweede houten lantaarn met rondboogopeningen. Deze lantaarn sluit aan de bovenzijde af met een geprofileerde kroonlijst en een ingesnoerde, met leien gedekte spits met zinken bekroning met windvaan. In vier zijden zijn ronde wijzerplaten aangebracht. Het interieur: In het inwendige van het kasteel bevindt zich een groot aantal historische elementen, uit verschillende bouwperioden. Veel elementen als historische balklagen, stucplafonds en vloeren zijn aan het zicht onttrokken door moderne afwerkingen. De indeling is ondanks de verbouwing van circa 1890 en de de recentere ingrepen nog in hoofdzaak laat 18 – of vroeg 19 eeuws en wordt bepaald door een centrale middengang met aan weerszijden vertrekken. In het inwendige zijn onder meer van belang:
Uitgestrekt historisch keldercomplex, daterend uit de 16de/17de eeuw: driebeukige kelder, aan de achterzijde van het gebouw een grote oorspronkelijke driebeukige kelder met merkwaardige kruisbandgewelven, oorspronkelijk op middenpijlers, waarvan er één nog vrij staat. Sommige ribben zijn voorzien van brede vellingkanten. Voorts in de noordoosthoek een grote kelderruimte met zeer merkwaardig gewelf, bestaande uit elkaar onder ongebruikelijke hoeken kruisende gewelfbanden. In deze kelder een drietal vrijstaande pijlers met basement en vellingkanten. Het eerste deel van deze kelder bezit smalle tongewelven. Nabij het middendeel der voorgevel bevindt zich een kelderruimte met graatgewelf, waarop aansluitend een langgerekte smalle kelderruimte met tongewelf, geflankeerd door een dito, maar kortere ruimte. Onder de toren in de zuidoosthoek een kelder met kruisbandgewelven. de Het 19 eeuwse kelderdeel heeft o.a. een gang met troggewelfjes. Ook zijn er kelderruimtes die geheel modern zijn afgewerkt. Ook hier kunnen zich nog oude bouwrestanten bevinden. Alle kelders zijn voorzien van een pleisterlaag. Nergens konden baksteenformaten worden ingemeten, behalve in het raatgewelf, waar stenen met een dikte van 5 cm en een kopmaat van 12 cm zijn aangetroffen. Eerste bouwlaag: middengang met hoge houten lambrisering met panelen. Enige doorgangen met lateien op geprofileerde consoles met rolwerk. Wanden sluiten af met geprofileerde kroonlijst. Diverse eiken deurkozijnen met kroonlijsten. Trappenhuis met houten lambrisering, geprofileerde houten leuningen, houten gedraaide spijlen en een fraaie gesneden trappaal (vroeg 19de eeuws) in empirestijl. In grote zaal achterzijde (laat 19de eeuws): houten lambrisering met panelen, pilasters met cannelures en geornamenteerde kapitelen. Forse dubbele deurpartij met pilasters met cannelures en Ionische kapitelen, basementen met kussenpanelen. Zwaar hoofdgestel op geornamenteerde consoles. Grote schouw met houten boezem met pilasters met kapitelen met kopjes. Geprofileerd hoofdgestel met gesneden fries. Fraaie zandstenen pilasters met acanthusblad. In de schouw een betegeling met bloemenranken, ontspringend aan bloemenmanden. In de ranken zijn twee exotische vogels opgenomen. De wanden in dit vertrek sluiten aan de bovenzijde af met een geprofileerde houten kooflijst op klossen. de Vertrek eerste bouwlaag, links achter: samengestelde schouw met midden 19 eeuwse marmeren mantel met overhoekse pilasters, houten boezem met rijke pilasters met hermenfiguren en rolwerkornamentiek; fors hoofdgestel. De betegeling is recentelijk aangebracht. Houten lambrisering met panelen; houten panelen bij de vensters. Vertrek eerste bouwlaag, links voor: stucplafond met geprofileerde lijsten, hoekrozetten met rankwerk en middenrozet met rankwerk en bloemmotieven; houten lambrisering en vensterbanken; in aansluitend torenkamertje een origineel stucplafond met rozetje; kozijn met paneeldeur, die aan één zijde de beklamping in empiretrant heeft (vroeg 19 eeuw). In smalle dwarsgang restanten vn marmeren dorpels en neuten bij deurkozijnen. . In de tweede bouwlaag bevinden zich enige geprofileerde deurkozijnen en paneeldeuren. Vertrek tweede bouwlaag, links achter: forse wit marmeren schoorsteenmantel uit ca.1750, met geprofileerd tablet, pilasters met cannelures en kussenvelden, brede getoogde schouwopening, waarboven een fraai fries met cartouche, rankwerk en op de hoeken voluten. De houten boezem bezit een geprofileerde kroonlijst en een grote rechthoekige spiegel met empire-ornamentiek. De bovenbouw van deze uit van elders uit het huis afkomstige onderdelen samengestelde schouw dateert uit het begin van de 19de eeuw. In één van de voormalige slaapkamers aan de achterzijde een grote doorgang met dubbele paneeldeuren en kroonlijst. Zolderverdieping: Kapconstructies van hoofdkap en torens zijn nog grotendeels oorspronkelijk (1886). Deels uitgevoerd als hollandse spanten. Gecompliceerde houtconstructie bij de klokkentoren waarin opgenomen een omtimmerd historisch uurwerk. Parkaanleg: de Aan weerszijden van de Berkel bevinden zich belangrijke restanten van een 19 eeuwse parkaanleg in late landschappelijke stijl. Bij de aanleg hiervan is gebruik gemaakt van oudere elementen, zoals restanten van grachten, die ten behoeve van de nieuwe aanleg gedeeltelijk werden vergraven tot slingerende waterpartijen. De tuinaanleg bestond oorspronkelijk uit een ruim opgezette landschapstuin met slingerpaden, grasvelden, boomgroepen (clumps), grote solitairen, perken met diverse beplanting (onder meer rododendrongroepen), naar het noorden toe overgaand in een wandelgebied met meer bosachtig karakter, waarin waterpartijen met bruggetjes lagen. Ten zuiden van de Berkel bevond zich een vergelijkbare aanleg met open gedeelte met slingerpaden en perken tegenover het kasteel, een bosachtig perceel richting Keppellaan (hier bevond zich bij de Berkel ook de orangerie) en een groet
weide, die zich uitstrekt tot aan de Zwiepseweg. Deze weide vormt als versterking van het pastorale karakter een wezenlijk onderdeel van de landschapstuin. De aanleg is door de demping van de vijver, de invoeging van moderne gebouwen en de aanleg van een grote parkeerplaats tegenover het kasteel niet geheel gaaf meer., maar de overige genoemde onderdelen zijn nog zeer herkenbaar aanwezig. Ten noorden van de landschapstuin bevinden zich bospercelen met grachtrestanten. Hier waren in de de 19 eeuw wandelallee’s en een sterrenbos. Het is niet geheel duidelijk of zich in het tegenwoordige bosperceel hiervan nog resten bevinden. Literatuur: C.J. Frank, “Monumenten in de gemeente Lochem (12), De Cloese”, in: Scholtampt van Lochem. Tijdschrift van de historische Vereniging Lochem-Laren, uitgave nr. 52, augustus 2001-2, p. 31-34 J.Harenberg, "De Cloese", Een adellijk landhuis bij Lochem", in: Lochem en z'n Scholtambt, Lochem 1993, blz.37-48. J.Harenberg, Kastelen en landhuizen rond Lochem, (Kleine Monumenten Reeks), Zutphen 1989, blz.8-18. P. Karstkarel e.a., Nicolaas Molenaar, Sneek 1850 – ’s Gravenhage 1930, inleiding en oeuvrecatalogus van en over architect nicolaas Molenaar, bij de tentoonstelling in diverse steden, Leeuwarden 1977, o.a. p. 11, 16 B. Zijlstra, Nederlandse Tuinarchitectuur 1850-1940, Zutphen 1991, p. 135-140 MOTIVATIE VOOR PLAATSING OP DE GEMEENTELIJKE MONUMENTENLIJST Basisnormen: Het pand voldoet aan de basisnormen. Architectuurhistorische waarde en esthetische waardering 1. Het object heeft een historisch waardevolle kern, van belang voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de bouwkunst. de de Kasteel De Cloese bezit een historisch waardevolle kern (16 – 19 eeuw), die zowel vanwege de bouwhistorische als de interieurhistorische kwaliteiten van belang is voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de regioanel bouwkunst. Het pand bezit onder meer een belangrijk historisch keldercomplex en vele historische interieurelementen, etc.) 2. Het object heeft een interessante (bouw)geschiedenis, die nog afleesbaar is. Het kasteel bezit een interessante bouwgeschiedenis, die nog goed afleesbaar is en zeker teruggaat tot de de het einde van de 16 / 17 eeuw; kelders wellicht van nog oudere datum; de Cloese behoort daarmee tot de weinige historische landhuizen in de gemeente Lochem, die nog kaat middeleeuwse bouwsubstanties bezit. Rondom het kasteel een historische aanleg, die in oorsprong teruggaat tot de ontstaansperiode van het huis (grachtrestanten), echter grotendeels bepaald door belangrijke restanten de van een 19 eeuwse landschapstuin. 3. Het object valt op door bijzonder gave verhoudingen en/of materiaalgebruik. Het kasteel valt op door het vrij rijke uitmonstering in neorenaissancestijl, waarbij een vrij rijk en schilderachtig materiaalgebruik is toegepast. 4. Het object heeft bijzondere en (reeds) zeldzame vormen, opvallende bouwonderdelen of details. Het kasteel vertegenwoordigt in zijn bouwvormen en complexe opzet een bijzonder bouwtype, namelijk dat van een uit een laatmiddelseeuws kasteeltje ontwikkeld landhuis, dat van de vele bouwfasen allerlei onderdelen bewaart. Het gebouw bezit tal van in de gemeente Lochem zeldzame vormen, opvallende bouwonderdelen en details, daterend uit diverse bouwperioden: rijke opzet met torens en trapgevels, gevelafwerking in neo-renaissance stijl; voorts vele details in natuurstenen cartouches, muurankers, een oude gevelsteen, etc. Diverse belangrijke interieuronderdelen als schouwen, deurpartijen, trappenhuis en historisch keldercomplex.
5. Het object vertegenwoordigt een (uitzonderlijk) gaaf voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwwijze. de Het kasteel is, als gevolg van een ingrijpende verbouwing in het laatste kwart van de 19 eeuw, een in de gemeente Lochem en omliggende regio belangrijk en vrij zeldzaam voorbeeld een groot landhuis in Hollandse neo-renaissancestijl. Deze stijl komt tot uitdrukking in de schilderachtige totaalopzet van het huis en de vele sierdetails. Middels deze neo-renaissance elementen heeft de architect getracht het historische beeld van het huis, zoals bekend van de prenten van Jan de Beyer min of meer te laten herleven. Het hoog opgaande dak met de vele kleine gotiserende dakkapellen en de torenspitsen versterken daarbij het quasi middeleeuwse karakter van het huis. Het inwendige bevat eveneens goede en in Lochem zeldzame voorbeelden van interieurelementen in neo-renaissance stijl. De trap is van oudere datum en vertoont kenmerken van de empirestijl. Voorts enige onderdelen in Lodewijk XIV-stijl; de aanzienlijke restanten van een midden 19 eeuwse tuinaanleg in late landschapsstijl. 6. De ontwerper van het bouwwerk heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de bouwkunst. Het gebouw is in 1886 ingrijpend verbouwd naar ontwerp van de bekende architect Nicolaas Molenaar (Sneek 1850 - 's-Gravenhage 1930), een belangrijke vertegenwoordiger van de historiserende de neo-stijlen in Nederland. Hij geldt als één van de toonaangevende kerkenbouwers in de late 19 en ste vroege 20 eeuw, maar is ook bekend van vele andere prestigieuze gebouwen. In Lochem is Molenaar vrij veel werkzaam geweest, onder meer op instigatie van de rijke fabrikantenfamilie Naeff. De verbouwing van De Cloese in binnen Molenaars oeuvre één van de vroegste grootschalige burgerlijke de opdrachten. Dirk Waatez (1833-1906) is een bekende 19 eeuwse tuinarchitect, die een groot aantal ontwerpen voor tuinen en parken op zijn naam heeft staan. Binnen zijn oeuvre is het ark van de Cloese een vrij vroeg ontwerp. Situeringswaarde 7. Het object is bepalend voor het behoud of zichtbaar houden van een historisch gevormde landschappelijke situatie. De Cloese is van belang voor het behoud en zichtbaar houden van een belangrijk historisch gegeven in het buitengebied van de gemeente Lochem. Eén van de karakteristieken van het Berkellandschap in de gemeente Lochem is het op grote schaal voorkomen van historische landgoederen en restanten daarvan, die herinneren aan het historische belang van deze streek. Relicten van deze situatie zijn er in de vorm van historische kastelen, landhuizen, grachtrestanten, tuinaanleg, lanen, etc. 9. Het object maakt onderdeel uit van een bijzondere landschappelijke situatie. De Cloese is zeer fraai gesitueerd op de noordelijke oever van de rivier de Berkel en maakt deel uit van een in vrij gave staat bewaard gebleven historisch cultuurlandschap zuidoostelijk van de bebouwde kom van Lochem, bestaande uit oude boerderijen, monumentale en schilderachtige groenelementen, glooiende akkers op de flanken van de Lochemse Berg, etc. Vanaf de openbare weg (Zwiepseweg) vormt het kasteel een belangrijk beeldbepalend element in deze omgeving. Bij het kasteel ontstond een de parkaanleg, die tegenwoordig nog belangrijke relicten bewaard uit de 19 eeuwse fase, naar ontwerp van de bekende tuinarchitect D. Wattez. Sociaal-economische en cultuurhistorische waardering 10. De bebouwing is van belang i.v.m. het zichtbaar houden van sociaaleconomische of cultuurhistorische ontwikkelingen of feiten. Als historische havezathe is het huis de Cloese van belang in verband met het zichtbaar houden van de lokale historie in de gemeente Lochem en omgeving. Het gebouw en het grondgebied waarop het zich bevindt bezit een hoge ouderdom en een belangwekkende geschiedenis. De cultuurhistorische waarde is derhalve hoog. Deze streek wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van vele voormalige landgoederen en kastelen. De Cloese maakt daarvan zichtbaar deel uit en behoort in de gemeente Lochem van oudsher tot de meest tot de verbeelding sprekende oude gebouwen. Het complex, bestaande uit het kasteel De Cloese met het omringende park met landschapstuin, waterpartijen aan de noordoostzijde van de Berkel, en het voorterrein en parkbos ten zuidwesten van de Berkel voldoet aan bovenstaande criteria en is derhalve beschermenswaardig als gemeentelijk monument in de gemeente Lochem.
MONUMENTEN ADVIES BUREAU 27-04-1995
De Cloese 1, Lochem