1
Levensschets van JOHANNES DE KOK En brieven geschreven aan jongens uit de Gereformeerde Gemeenten, die tewerkgesteld waren in Duitsland, tijdens de Tweede Wereldoorlog
Uitgegeven in opdracht van de kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente te Middelburg, 1945
STICHTING DE GIHONBRON MIDDELBURG, 2003.
2
Johannes de Kok werd geboren op 16 januari 1874. Reeds in zijn jonge leven beliefde het de Heere met Zijn genade Zich in hem te verheerlijken, ja kwam Hij door de kracht van Zijn Geest die keuze in hem te werken, om Zich de Heere gans en al te mogen overgeven voor de tijd en de eeuwigheid. Het werd kennelijk voor anderen merkbaar met welk een licht des hemels in de opening van Gods getuigenis hij werd bedeeld, en iemand was, die de kerk tot grote zegen zou kunnen zijn. Hij werd dan ook op 29-jarige leeftijd reeds verkoren tot ouderling te Borssele, waar hij op 13 April 1903 werd bevestigd. De Kok heeft een groot aandeel heeft hij ook in 1907 gehad in de samensmelting van de Ledeboeriaanse en de Kruisgemeenten. Hoe heeft de Heere daarin hem willen gebruiken om mede dienstbaar te zijn, opdat die zo lang begeerde eenheid tot stand mocht komen. In 1913 werd het in Borssele gevoeld, dat het noodzakelijk is, dat de kinderen zuiver onderwijs verkrijgen, en de Heere gebruikte ook hem daartoe om de hand aan de ploeg te slaan. Het schoolbestuur, waarvan hij voorzitter was, werd het gegeven zelfs een school te bouwen uit eigen middelen der gemeente. Zodoende werd op 31 oktober 1913 de school reeds geopend. Ja, een grotere kerk moest er komen en ook daartoe mocht hij een stuwende kracht zijn. Intussen werd de afdeling te Nieuwdorp, waar vele leden der gemeente en ook hij zelf woonden, al groter, zodat al meer de noodzakelijkheid gevoeld werd om een zelfstandige gemeente daar te hebben. En men wilde dit ook wel, als hij Borssele zou loslaten en zich aldaar geven zou tot ouderling. Zo werd de afdeling te Nieuwdorp een zelfstandige gemeente. In 1920 en ging hij over naar Nieuwdorp om daar in de ambtelijke dienst werkzaam te zijn. In januari 1933 werd hij geroepen door huiselijke omstandigheden om te verhuizen naar Middelburg. Hoe zag men hem daar in Zuid-Beveland node vertrekken! In Middelburg heeft De Kok met zegen zijn werk als ouderling mogen voortzetten. Tijdens zijn begrafenis werd zijn arbeidzaam leven gememoreerd: "Op 16 Maart 1933, werd hij door Ds. Verhagen in de ambtelijke bediening in uw gemeente bevestigd, om van die tijd af tot zijn sterven toe zulk een grote plaats in het midden van uw gemeente in te nemen. Hoe vele jonge mensen heeft hij ook catechetisch onderwijs gegeven op al de plaatsen, waar hij de, gemeenten diende ja, wij mogen dat hier wel zeggen, zonder mensvergoding, hij deed eigenlijk meer dan normaal van een ouderling mag worden verwacht. Wat was hij tot stichting, in het bijzonder ook hier in de vacante tijd. Zelfs heeft hij ook nog enkele malen in de oorlogstijd, toen alle verkeer afgesloten was, echtparen getrouwd. Bijbellezingen hield hij zelfs in de week te Nieuwdorp, in de tijd toen hij daar woonde. Ook had hij een grote plaats op de Synodes, zowel op de Particuliere als op de Generale Synodes. Ik weet niet of liet wel één keer gebeurd is, dat hij niet daarheen werd afgevaardigd. In al zijn eenvoudigheid kon hij zulke zakelijke opmerkingen maken, die wel kort waren, maar toch zulk een grote betekenis hadden bij het nemen van besluiten tot welzijn van de kerk. Ja, nog meer arbeid heeft hij mogen verrichten. Want immers, ik meen van de oprichting van onze Theologische School af, had hij zitting in het Curatorium. Altijd werd door allen graag naar hem geluisterd, ook bij dat gewichtvolle werk om te onderzoeken degenen, die naar de dienst des Woords stonden. Hoe heeft hij hiernaast
3
tevens een groot aandeel gehad in de oprichting van de Staatkundig Gereformeerde Partij, waarin hij vanaf 1921 lid van het hoofdbestuur geweest is. Zo is hij voor ons land in het algemeen, maar ook voor de kerk in het bijzonder, tot grote zegen geweest. 54 jaar heeft hij als ouderling de kerk mogen dienen en tientallen jaren is hij in zo vele functies tot een rijke zegen gesteld. Nu is hij niet meer. De Heere zeide: "Het is genoeg. Wel gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten; ga in, in de vreugde uws Heeren", Matth. 25: 21. O, wat zal dat voor hem geweest zijn! Wij mogen met vrijmoedigheid zeggen, dat al zou hij het waarschijnlijk zelf niet hebben durven zeggen, ook voor hem geldt wat Paulus zegt in 2 Tim. 4: 7 en 5. Ouderling De Priester heeft in het kerkblad van de plaatselijke gemeente, in de rubriek "Rondblik" nog het een en ander van zijn laatste levensjaar verteld. Ik was de vorige keer gebleven bij het vertrek van ds. L. Rijksen naar Rotterdam - West, op 6 september 1956. Ouderling De Kok kon zoals in u de vorige keer reeds meedeelde zijn afscheidsdienst niet meer bijwonen. In de periode die nu volgde had hij het naar ziel en lichaam niet altijd even gemakkelijk. Hij kreeg zieke dagen en moest nog door een diepe en pijnlijke beproevingsweg. Eens, toen hem gevraagd werd hoe het ging, antwoordde hij: Mijn lijden mij zo hard drukket, Dat gebukket Ik nu ben en ook gans krom; Ik moet treurig en verslagen In mijn klagen Den gehelen dag gaan om. Psalm 38: 6, Datheen) Op 18 oktober 1956 is hij voor de laatste keer naar de kerk geweest. Op die datum zou ds. L. Rijksen nog een keer terugkomen om het Heilig Avondmaal te bedienen. Het was al geruime tijd geleden dat De Kok naar de kerk geweest was, maar in de week van voorbereiding (op 15 oktober) vertroostte de Heere hem met de woorden: "Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te eten". 's Zondagsmorgens zei hij tegen z'n vrouw: "Geef m'n kleren maar, want ik mag naar de kerk". Met veel opgewektheid mocht hij deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Ook 's avonds ging hij nog mee naar de kerk en dit was dan voor hem de laatste keer toen hij thuis kwam zei hij tegen z'n vrouw: "Leg m'n kleren nu maar weg; ik zal ze niet meer nodig hebben". En dit is ook uitgekomen. Enkele dagen daarna mocht hij nog met verwondering vertellen hoe goed de Heere voor hem geweest was. Hij zei: "Vele keren heb ik Avondmaal mogen houden omdat ik er zo'n begeerte toe had. Maar nu zei de Heere: "Ik heb grotelijks begeerd ... En tegen wie zei Hij dat? Tegen Petrus, die Hem zou verloochenen; tegen Thomas, die in 't ongeloof zou vallen En tegen zo één als ik ben " Op een andere keer werd hij ook zeer bemoedigd door de woorden: "Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten; ga in, in de vreugde uws Heeren".
4
Wat was hij toen ook verwonderd! Hij zei: "Heere, in mij is niets dan ontrouw; in mij is geen trouw! Gaat Gij nu Uw werk voor mijn werk aanzien?" Enige tijd voor zijn overlijden bezocht ik hem met (wijlen) ds. P. Honkoop (1891 1963) Hij had vreselijke pijn en daarom kon ons bezoek maar heel kort zijn. Dominee Honkoop, die altijd zo kort en krachtig kon zijn, zei: "Joannes, laten we samen nog eens bidden". En hij bad zo'n eenvoudig, ootmoedig, kinderlijk gebed, zoals een klein kind naar z'n vader kan gaan .... Ik ontroerde ervan! O, dat kinderlijke, ootmoedige en onwaardige, maar ook vertrouwensvol vragen en smeken of zijn Vader de pijn wilde wegnemen! Van dit gebed ging iets uit wat eigenlijk in woorden moeilijk is uit te drukken. Ik dacht aan Johannes 16: 23, waar staat: "Al wat gij de Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven". Wat later zou ds. Honkoop (die toen onze consulent was) weer een avond bij ons preken. Samen brachten we weer een bezoek aan De Kok. Het zou de laatste keer zijn! Het eerste wat ds. Honkoop vroeg, was: "En hoe is 't met de pijn, Johannes" Hij antwoordde: ,,Dat zul jie wel wete ..." De pijn was bij het vorige bezoek op het gebed van ds. Honkoop dragelijk geworden en daarna in die hevigheid ook niet meer teruggekomen. Nu bedoelde De Kok met z'n antwoord aan ds. Honkoop: "Tijdens en na uw gebed zult u wel gevoeld hebben, dat uw gebed doorgang mocht vinden en van Hem verhoord werd". O, de nauwe band: Wij bestaan elkander nader, dan de band van aardse min! Bij het afscheid zei ds. Honkoop: "Johannes je mag zo naar huis, hoor! Houd maar moed!" '' Was heel duidelijk dat die twee elkaar verstonden. En 't was aangenaam en soms ontroerend om er naar te luisteren. Stelt eens voor wat het is als je twee mensen zó met elkaar hoort spreken over hun toekomst. Gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft, die Hem liefhebben, 1 Korinthe 2: 9. Ik denk dat Petrus, Jacobus en Johannes óók met ontroering hebben geluisterd naar Elia en Mozes, toen ze met Hem op de heilige berg waren! Enige tijd voor z'n overlijden was het erg donker voor z'n ziel. De poorten waren dicht en bléven dicht. Tot op een zaterdagmorgen, 6 weken voor zijn overlijden. Ik kwam bij hem op bezoek en zag direct dat zijn gezicht glom van blijdschap. Het eerste wat hij zei, was: "Nu zijn, de poorten opengegaan, hoor!" De poorten der gerechtigheid uit Psalm 118 waren voor hem open gegaan! Hij lag met uitgestrekte armen naar boven, uitroepende: "Houdt maar moed! Houdt maar moed! Ook de kleinen in de genade (waar hij altijd zo teer op was) zullen er komen. Want God staat voor Zijn werk in en Hij zal het werk, dat Hij begonnen is, voleindigen". O, wat zag hij nu een ruimte voor een arme zondaar zoals hij, in en door het dierbare bloed van de Middelaar! De laatste weken van z'n leven heeft hij, wat het lichaam betreft, nog veel geleden. Tot dinsdag 21 mei 1957. Toen was z'n strijd gestreden. Toen had hij de loop geëindigd en het geloof behouden. En toen mocht hij ook de kroon der rechtvaardigheid ontvangen. Op zaterdag 25 mei werd zijn stoffelijk overschot ten grave gedragen. Om 11 uur vond een samenkomst plaats in ons kerkgebouw aan de Segeersstraat.
5
In de kerk werd gesproken door ds. L. Rijksen van Rotterdam-West en ds. P. Zandt, Nederlands Hervormd predikant te Delft en voorzitter van de Staatkundig Gereformeerde Partij. De gehele kerkenraad en zeer veel gemeenteleden en andere belangstellenden liepen achter de rouwstoet vanaf de kerk naar de begraafplaats aan de Nieuwlandseweg. De ouderlingen droegen het stoffelijk overschot van broeder De Kok naar het graf. Bij het graf werd het woord gevoerd door onze vroegere predikant, ds. A. Verhagen van Gouda. Daarna heb ik zelf gesproken namens de kerkenraad en de gemeente van Middelburg. Burgemeester D. Kodde van Zoutelande sprak namens de Staatkundig Gereformeerde Partij in Zeeland. Tenslotte richtte ds. L. Rijksen zich nog tot de aanwezigen: Daar God een God der levenden is en niet een God der doden, en alzo dat volk ook met de dood niet wegzinkt, maar leeft, was het de begeerte van de familie en ook van ons om daarvan de dichter na te zingen in deze ogenblikken, wat wij lezen in de 68ste Psalm, het 2de vers: (Datheen) Doch zullen de vromen verblijd, HEER'! Uwen Naam zingen altijd, En haar in U verblijden; Zij werden van harten verheugd, En zullen voor God maken vreugd, Juichende t' allen tijde. Zingt nu vrolijk en looft de HEER', verbreidt met vreugd Zijnes Naams eer, Prijst Zijn heerlijkheid t' zamen; Die op de wolken vliegt en vaart, En een HEER' is, zeer wijd vermaard; eeuwig God is Zijn Name. Nadat de schoonzoon, de heer M. C. de Visser, namens de familie enkele woorden van dank had gesproken, was de droeve plechtigheid ten einde. Een verslag van alle gehouden toespraken is destijds in brochurevorm uitgegeven, getiteld: "Paulus' geloofsverwachting". Vele oudere gemeenteleden zullen dit boekje in hun bezit hebben. En hiermee ben ik aan het einde gekomen van mijn mededelingen over het leven van ouderling Johannes de Kok.
6
VOORWOORD Liefde tot God, vereist ook liefde tot onze medemensen; gebondenheid aan God brengt mede gebondenheid aan de naasten. Hoe hoger de Godsdienst en godzaligheid staat, op des te hoger peil staat de betrekking tot onze medemensen, zelfs tot de gemeenschap der heiligen toe. "De liefde doet de naaste geen kwaad," zegt de Apostel. Zij is de vervulling der Wet en doet dragen elkanders lasten. Hoe nauwer wij door het geloof aan elkaar verbonden zijn, des te sterker wordt het werk der liefde geopenbaard in haar werken. Gods Woord noemt dit: "Wel te doen aan allen, doch het meest aan de huisgenoten des geloofs." Deze godsdienst, ja meer nog, de Godzaligheid is dan ook nuttig en noodzakelijk voor de samenleving in Maatschappij en Kerk en is wars van de Kaïnsleer. "Ben ik mijn broeders hoeder?" Zij behoort te zijn de ruggengraat van ons natuurlijk en geestelijk leven, maar ook van ons Staatkundig en Maatschappelijk leven. De oorlogen waren dan allicht beter te vermijden, wanneer de naastenliefde op hetzelfde peil ware te brengen als onze eigen liefde. Dit is evenwel niet het geval en daarom zullen er blijven ”oorlogen en geruchten van oorlogen," want de geschiedenis der mensheid buiten het Paradijs, wortelt in de geestelijke machten, geopenbaard in het Paradijs. Uit hetgeen u hierna wordt aangeboden zal u blijken dat de liefde, waarover ik hierboven schreef, bij Kerkenraad en Gemeente niet ganselijk weg is. De krijgsgevangenen en de in het buitenland te werk gestelden hebben hiervan de vruchten genoten. De gewilligheid om er dan mede te werken was groot, ja soms boven vermogen. Onnodig te vermelden is, dat waar dit werk uit liefde geschiedde het nooit te zwaar was. Dat zij, die er van mochten genieten, hiervan ere mochten geven aan God door God, want Hij beheerst alle toestanden. Zo staat er in Psalm 105: 14: "Want Hij liet niet toe hen te onderdrukken." Ondergetekende had niet gedacht dat de brieven in druk zouden verschijnen. Op verzoek van anderen worden deze door mij, namens Kerkenraad en Gemeente, inzonderheid de uit het buitenland teruggekeerden, ter gedachtenis aan Gods Ontferming over hen, aangeboden. 60 personen, n.l. 56 uit de gemeente Middelburg en 4 uit de zustergemeente Vlissingen zijn in het buitenland geweest. Wij verwachten toch dat velen hiervan niet meer terug zouden zijn gekeerd en dat er getreurd zou worden als Rachel: "Zij beweende hare kinderen omdat zij niet zijn." In plaats van dat mogen wij, met erkenning van 's Heeren grote goedertierenheid, zeggen : Met de Apostel Paulus : "En de anderen, sommigen op planken, en sommigen op enige stukken van het schip. En alzo is het geschied, dat zij allen behouden aan het land gekomen zijn." Hand. 27:44. Allen zijn terug mogen keren naar het Vaderland, behalve een tweetal die nog in Duitsland zijn, doch die bericht hebben gezonden van hun in leven zijn. Een drietal jongens zijn ziek teruggekomen, waarvan twee reeds een jaar te bed liggen. Terecht mag gezongen worden, Psalm 66: "Hij is het, Die ons bewaart, ons leven." Moge de lezing ook gezegend worden dan de overige lezers.
7
Om murmureren te voorkomen, herdenke men de tijden nog eens die doorleefd zijn in de jaren 1940-1945, tijden van veel leed en ellende, opdat er met de Kerk van de oude dag moge gezegd worden: "Ik zal wederkeren tot mijn vorigen man, want toen was mij beter dan nu." Op verzoek van de Kerkenraad heb ik dit voorwoord geschreven. Als een en ander nog dienstig mocht zijn tot uw nuttige stichting, dan is ondergetekende voor al zijn moeite rijkelijk beloond. Nieuw- en St. Joosland, Juli 1945. J. DE KOK, Ouderling Gereformeerde Gemeente Middelburg.
8
1ste BRIEF. GEREFORMEERDE GEMEENTE KERK SEGEERSTRAAT, MIDDELBURG. Middelburg, Juni 1943. Aan de leden en doopleden der Gereformeerde Gemeente Middelburg, die in de verstrooiing zijn; Zaligheid! Waarde Vrienden en Broeders, Het zal U lieden in Uw ballingschap tot blijdschap strekken van de Kerkenraad Uwer Gemeente, namens wien ik U schrijf, zo nu en dan een tijding te ontvangen vanuit de plaats, gemeente en Vaderland, welke dierbaar zijn en blijven zullen. De Kerkenraad gevoelt zijn verplichting te dien opzichte, om de broederband met U te behouden, ja kon het zijn, te versterken en te bevestigen in deze tijden, waarin zoveel uit elkaar wordt gerukt en wij door dat ontrukken van elkaar gewaar worden hoe wij bij elkaar behoren, veel meer dan toen er geen scheiding was. Het spreekwoord zegt terecht: "Ontberen leert waarderen." Nu worden twist en tweedracht bijgelegd en oude veten vergeten, die zich anders op de levensweg voordoen. "Dezelfde nood maakt vijanden tot vrienden," zegt een ander spreekwoord. De samenleving voortijds niet naar waarde geschat of niet gewenst, wordt nu ten hoogste gewaardeerd, hetzij in ’t huiselijk of kerkelijk leven, dat door ulieden nu wordt gemist. Het is ook zo dat er goede en Gode welgevallige veranderingen uit voort kunnen vloeien, ook wat betreft de prediking en onderwijzing uit Gods Woord en de gezamenlijke opgang onder dat Woord ter Kerk en Catechisatie. Al deze goede gewoonten, waarop God Zijn zegen beloofd heeft, worden door U gemist en naar wij hopen door U temeer gewaardeerd wanneer U de Zondag vergelijkt met toen het was: Psalm 122 (oude rijm) Zo haast als ik hore spreken Welaan, laat ons allen zeer zaan, In dat huis onzes Heeren gaan, Met vreugd is mijn hart ontsteken, Dat onz' voeten zullen hiernaar Staan binnen de poorten eerbaar Van Jeruzalem welgestichtet. Jeruzalem is gebouwd vast " En door vrede t'zamen gepast, En tot een stad Gods fijn gerigtet. Psalm 122 (nieuwe rijm), Ik ben verblijd, wanneer men mij Godvruchtig opwekt: zie wij staan Gereed om naar Gods huis te gaan; Kom ga met ons en doe als wij. Jeruzalem, dat ik bemin,
9
Wij treden uwe poorten in, Daar staan, o Godsstad, onze voeten. Jeruzalem is welgebouwd, Wel saamgevoegd, wie haar beschouwt, Zal haar voor 's Bouwheers Kunstwerk groeten. of uit Psalm 68: 13 De jonge maagden loven 't saam Met gezang daar des Heeren naam Met haar trommelen reine, En zeggen: O gij Israël! Looft de Heer met gezang en spel, Onder U in 't gemene Psalm 68: 13 (nieuwe rijm) Hoe vrolijk gaan de stammen op Naar Ziens Godgewijden top , Met Israëls achtb're vaad'ren. De vorsten van elk huisgezin Zij trekken aan: hier Benjamin, Schoon klein, hij mocht regeren. enz. en nu is het Psalm 42:2 Ik smelt als ik denk daaraan Hoe ik voormaals plagt te gaan, Met een hoop volks hier te lande Om U, Heer', te doen offerande. Psalm 42:2 (nieuwe rijm) Mijn benauwde ziel versmelt, Als zij zich voor ogen stelt, Hoe ik, onder stem en snaren Feest hield met Gods blijde scharen. U zult wellicht wel eens gedacht hebben over het "waarom" en het "hoe lang nog." Het eerste is in het algemeen eigen schuld en ook van de Kerk en Landszonden. Ziet hoe ons Nederland is bedeeld geweest met vele van Gods weldaden zowel in vrede als in oorlog. Hoevelen van Gods uitverkorenen waren voorheen op onzen vaderlandse bodem, ja, de Hoofden des volks maakten een verbond met de Oppersten Potentaat der Potentaten. Toen waren wij klein, doch sterk omdat er geleefd werd uit het zuivere beginsel van Gods Woord. Thans zijn wij zwak; zonde en ongeloof overstromen ons, terwijl de ware Godsdienst niet meer is de ruggengraat van de Staat. En wat het tweede aangaat: "hoe lang nog" dat kunnen wij niet zeggen. Alleen als onze ellende zo diep gevoeld wordt dat het ons met Daniël aan God verbindt, dan is er hoop. Gods doel in dit alles is deels verborgen, deels openbaar. Verborgen is Zijn besluit, doch ook is er veel geopenbaard in Zijn Woord, n.l.: De Hoofdsom is dat Christus de Wereldregering in Zijn Hand heeft, ten eerste over 't ganse rijk der natuur, - want Zijn Koninkrijk heerst over alles, - doch ten tweede heeft
10
Christus een Koninkrijk der genade, waarin Hij tot Koning gezalfd is over Sion, de Berg Zijner heiligheid. Het eerste Koninkrijk der natuur, met al wat daarin voorkomt, hetzij oorlog of vrede, dat is dienstbaar aan het Koninkrijk der genade, want terwille van Zijn uitverkoren volk regeert Hij alles en bestuurt het tot een door Hem bepaald zeker einde, in elk geval tot nut en welzijn der Zijnen. Zie 2 Koningen 17. De overheersing der Assyriërs over Israël is oorzaak dat Israël naar de vreemde moet, maar ook zendt die Assyriër vreemde heidenen in Israël, die in het land van Samaria woonden, en hoewel zij niet wisten God te dienen, zo leest men in Johannes 4 toch, dat daar uitverkorenen zijn en met Christus in aanraking komende, overgebracht worden tot het rijk der genade o.a. de Samaritaanse vrouw. Dit is zeker, de Heere heeft wijze bedoelingen en wijze eindens. Hij werkt die uit door de omstandigheden, die wij niet kunnen bepalen, en daarom laten wij meer letten op die bedoelingen als op de omstandigheden, dan wordt de last dragelijker en geduld kan dan worden geoefend tot de Heere ons weder bij elkander brengt. Wij hopen dat de Heere U allen in de vreemde beware bij Zijn Woord en Waarheid. Schaamt U het evangelie van Jezus Christus niet, want het is een kracht Gods tot zaligheid, een ieder die gelooft. Probeert onder biddend opzien tot de Heere, in leer en wandel een voorbeeld der goede leer te zijn, opdat alzo anderen voor Christus gewonnen worden. Denk aan het weggevoerde Israëlitische dochtertje ten huize van Naäman, de Syriër! Laat Uw begeerten in alles met bidden en smeken bekend worden bij God en onderzoekt biddend Zijn dierbaar en onfeilbaar Woord, opdat u aan Uzelf ontdekt moogt worden als van nature staande buiten de gemeenschap Gods en leerde zoeken die Parel van grote waarde, die Enige troost, beiden in leven en sterven, opdat gij in een verzoende betrekking moogt geraken met het Goddelijke Wezen. De Gemeente is nog steeds herderloos, hoewel wij weer een poging aanwenden. Er is een tweetal: Ds. van de Berg en Ds. Kersten. Donderdag 10 Juni is er stemming. Ouderling de Priester is nog steeds ernstig ziek; 7 Juni is hij naar het ziekenhuis gebracht; hij heeft in erge mate natte pleuris. De Heere zij hem genadig en richte hem op! Ook ouderling Van de Ketterij heeft het zwaar, aangezien hij, indien God het niet verhoed, als krijgsgevangene zal worden weggevoerd, wat voor zijn gezin en de Gemeente een hele slag zal zijn. Zo zijn er heel wat bezwaren in de gemeente en ieder huis heeft zo zijn eigen kruis, ieder hart zijn eigen smart. Nu broeders, dit is een algemene brief aan U allen geschreven. Gaarne verneemt de Kerkenraad iets omtrent U. Wij hopen dat dit schrijven U in welstand mag geworden en zijt Gode en Zijne genade bevolen. Met broederlijke groeten. Namens de Kerkenraad voornoemd, J. DE KOK, Praeses.
11
2e BRIEF. GEREFORMEERDE GEMEENTE KERK SEGEERSTRAAT MIDDELBURG Middelburg, 31 Aug. 1943. Aan de verstrooide leden en doopleden der Gereformeerde Gemeente van Middelburg. Veel Heil en Vrede! Oost-West, Thuis 't best! Dat spreekwoord zal nog nimmer door Ulieden zo gevoeld zijn als thans in de vreemde, en geen wonder; men wordt oorlogsmoede en nog is geen aftellen mogelijk, dewijl het einde hiertoe ons nog onbekend blijft en de toekomst gesloten. Dat valt zwaar, want de onzekerheid derzelve is als met de duisternis in Egypte; hadden zij toen geweten dat 4de dag het licht zou verrijzen, de plaag was wellicht niet zo zwaar geweest, doch de onzekerheid en de tijd van het einde is voor velen het zwaartepunt in de verdrukking. Jozef, na zijn hulp verwacht te hebben van de Schenker des Konings zit nog twee jaar gevangen tot de laatste dromen van Farao hem tot verhoging brengen. Zijn eerste tweetal dromen zijn oorzaak van zijn ellende; hij wordt als slaaf verkocht, diefelijk ontstolen uit zijns vaders huis. Zijn twee volgende dromen stellen hem wel in uitzicht van verlossing, doch de laatste twee dromen van Farao brengen verhoging en de onberekenbare Voorzienigheid zorgt, dat zowel de laatste, maar inzonderheid zijn eerste dromen zullen verwezenlijkt worden, n.l. dat schoven, zon en maan zullen buigen, dewijl zijn stoel zeer verheven wordt. "Want alleen dezen troon zal ik hoger zijn dan U", zegt Farao. Zo gedenkt God aan ballingen in de vreemde, indien men zich aan Hem toevertrouwt en Zijn gebod betracht, inzonderheid in het gebed. Zoekt Jozef na te volgen; hij heeft zijn beginsel en landaard nooit verloochend, want Farao zegt in Gen. 41: "Nadien God U dit alles heeft verkondigd, zo is er niemand zo verstandig dan gij." Tevens gaf hij zijn zonen Hebreeuwse namen: Manasse Zijn vroeger aangedaan leed en al de moeite van zijns vaders huis heeft God hem doen vergeten; en in Efraïm erkent hij Gods eeuwige voorzienigheid: "God heeft mij doen wassen in het land mijner verdrukking". Wij kunnen ons niet wenden naar Gods goedertierenheid, evenwel God wende Zelf Zijn goedertierenheid tot Jozef en zo is nodig, ook tot ons. Nu was de uitkomst juist als de twee eerste dromen. De schoven zagen op de landbouw, zijn tweede droom, n.l. zon en maan, op zijn heerschappij, want die lichten zijn gegeven om te heersen des daags en des nachts en in de opbrengst van de landbouw in zijn werk; leest Handelingen 7 en Psalm 105. In 't kort: Weggevoerd naar een vreemd land - verkocht als slaaf - onschuldig in de gevangenis en eindelijk wordt hij het middelpunt van alle handelsbeweging en nijverheid in Egypte, om een groot volk in 't leven te behouden. Zo bereikt God Zijn doel en dat niet in een dag of maand, maar 20 jaar is er tevens verstreken. De heerser der volken liet hem vrij. Leert hieruit, dat Jozef is een Godzalige onder heidenen en levende in reinheid en matigheid, zich onthoudende van zondige gewoonten, afgezonderd als een verbondsvolk en om als getuige op te treden onder de volkeren; dat is ook onze en uw taak en plicht.
12
Jozef is het beeld van Gods volk. En Israëls volk wil nog heersen, omdat het in zich gevoelt een innerlijke regeermacht, doch het kan en zal niet heersen, zolang het zijn Koning niet erkent; daarom wordt het niet geduld onder de volkeren; zij hebben Hem verworpen en daarom missen zij nu zelf troon en kroon, vaderland en tempel, een volk in de vreemde, afgebeeld in Jozef. Wat is Gods Woord voor en in alle voorkomende gevallen toch leerzaam; onderzoekt het biddende. Het is de moeder aller boeken, een leefregel voor Overheid en onderdaan en menige zoete bede is al uitgebedeld aan ellendigen, ook die in ballingschap verkeren; zie dit in David - Daniël - de drie Jongelingen, doch het geeft geen spijze dan aan vrienden. Eet vrienden en wordt dronken, o liefste! Zoekt dan een vriend te worden van de Opsteller, want vrienden alleen worden in de geheimen ingewijd. Gelukkig een persoon, huisgezin, of land, dat door deze wetten wordt bestuurd en volgens deze gezegende oorkonden wordt geregeerd. Het is het volmaaktste stelsel, waaraan niets af of toe gedaan moet worden een voorschrift voor de Koning, Deut. 17: 18, geeft raad aan raadsheren, macht en bestuur aan overheden voorziet de rechter van zijn vonnis, Gen. 9. Leert eerbied aan onzen meerdere en de meerdere zijn waardering voor de mindere, belooft zegen en bescherming aan allen die naar zijn voorschrift leven, geeft onderricht op bruiloften, zowel als op begrafenissen. Beveelt arbeid des daags en rust des nachts, belooft voedsel en kleding en beperkt het gebruik derzelve. Geeft raad aan weduwen en wezen. Wil een man zijn voor de eerste, en vader voor de andere. Het bevat de beste wetten, die ooit te boek zijn gesteld, brengt de beste tijdingen voor bedroefden, vertoont het leven en onsterfelijkheid en wijst de weg aan tot heerlijkheid. Het is een kort verslag van 't verleden en een zekere voorspelling van het toekomende. Het openbaart de Eeuwig Levende, wijst de weg aan tot Hem en schakelt alle andere goden uit, wederlegt alle uitgedachte dwalingen en wijst het pad aan beiden, naar de eeuwige dood, of het eeuwig leven. Het bevat de oudste, bovenste en wonderlijkste gebeurtenissen en heldendaden, Hebr. 11; de oorsprong van alle levende en niet levende wezens; is een raadsel voor de rekenkundige, Openb. 13: 18, en leerzaam zowel voor landbouwer als handelsman, Gen. 23. Het is het beste verbond, dat ooit gesloten werd en de oudste besluiten dagtekenen van Eeuwigheid de beste metgezel voor jonge mensen en zeg maar voor ons allen; het geeft loon aan de overwinnaar en straf aan de overtreders. Het is de beste spiegel, de zuiverste weegschaal en beschrijft Koninkrijken, waarvan nooit enige landkaart kan worden gemaakt en het grootste is wel, dat de Schrijver dezes boeks geheel onpartijdig en onfeilbaar is, wat van anderen nooit kan gezegd worden. Ziet, al zijn alle woorden niet de mijne, nochtans hoop ik in die belijdenis te volharden. Zoekt hetzelfde alzo te doen in de vreemde, opdat de zegen uit hetzelve de uwe moge worden en de verborgenheden in de hoofdpersoon, n.l. Christus, eveneens de uwe moge worden. Opdat deze brief geen boekdeel zou worden, voeg ik hierbij nog enige korte mededelingen uit de gemeente. Met ouderling De Priester is het heel zwak en ons hart is met bezwaardheid vervuld. De Heere mocht Zich zijner ontfermen, benevens over zijn gezin en de gemeente. Ja, ook over de gemeente, want ook wij zijn in een jaar heel wat kwijt. Denk eens aan Ds. Verhagen, die is weg, ouderling Wisse is gestorven; ouderling De Priester reeds 7 maanden ziek en ook ouderling Van de Ketterij gaat de gemeente verlaten. Gelukkig niet als krijgsgevangene, maar omdat de Heere hem geroepen heeft
13
tot predikant, waartoe hij met ingang van September is toegelaten tot de Theologische School. Grote daden heeft de Heere gedaan, de gemeenten tot blijdschap, doch onze gemeente maar ten dele, omdat wij hem daardoor moeten missen. De arbeid in de gemeente is zwaar. Deze week heeft de gemeente Ds. Kersten beroepen als Herder en Leraar. De Heere verblijde ons met Zijn daden. Van velen uwer hebben wij reeds een brief ontvangen, hetgeen de Kerkenraad op hoge prijs stelt. Het versturen van de pakketten gaat nog steeds door en wij zijn blij U daarmede te kunnen dienen. In de gemeente Vlissingen en omgeving zijn de laatste week veel slachtoffers in verband met de oorlogshandelingen. De Heere zij U en ons een vurige muur rondom en doe ons bij Hem schuilen, want daar alleen is het veilig, onder de schaduw Zijner vleugelen. Hij wende uwe gevangenis, gelijk waterstromen in het Zuiden, en doe U weder spoedig in onze landpalen wederkeren, met nieuwe kracht en moed, en met een vernieuwden geest. Ontvangt de hartelijke groeten van de broeders Kerkenraad en Gode en Zijn genade in Christus bevolen. Namens de Kerkenraad, J. DE KOK, Praeses. 3e BRIEF. GEREFORMEERDE GEMEENTE KERK SEGEERSTRAAT MIDDELBURG Middelburg, 3 Nov. 1943. Aan de verstrooide Leden en Doopleden der Gereformeerde Gemeente van Middelburg, die vanwege de oorlogsomstandigheden van huis en haard verre verwijderd zijn. Vrede. 'Wederom een brief uit ons onvergetelijk en zeer gewaardeerd Nederland', hoor ik U al zeggen, en geen wonder, want daar zijn Vader, Moeder, Zusters en Broeders, Vrouw en Kinderen en wat ons verder lief en dierbaar is. Men is daar gewonnen en geboren en met die gewoonten zijn wij 't eens en niet met de levenswijze in een vreemd land; aan dat Holland zijn wij verknocht, want ons Nationaliteitsgevoel kan niet worden verloochend; dat heeft de Heere in ons gelegd. Dat land is ons een dierbaar pand en wanneer er ergens ellende heerst of een grote misdaad wordt gepleegd, dan hebben wij dat liever buiten dan binnen onze grenzen. Wij allen gevoelen ons tot dat land aangetrokken, vooral als men in de vreemde omdoolt. In die omstandigheden zou men verblijd zijn, als men een hond op z'n Hollands hoorde blaffen, hoeveel te meer, als men met klein verlof de onzen mag bezoeken en enige nachten onder het ouderlijke dak mag doorbrengen. Wat zal het dan zijn, als eens dat zoete woord "Vrede" zal worden toegeroepen. Dat zal wegnemen zovele vrezen en raadsels, waar wij nu in warrelen en verwarren. Och, dat die tijd kwame!
14
Maar Jehu (hoewel geen vrome Koning in Israël) zag zelfs geen vrede, zolang de zonde van Izébel in Israël was en dat is ook voor ons land waar. Wat heeft de Heere ons land reeds vele weldaden geschonken; welke zware oorlogen zijn hier gevoerd en gewonnen; met de zee geworsteld en ontzwommen (denk aan ons Zeeuwse wapen "Luctor et Emergo"); Gods kerk gekoesterd binnen hare grenzen; onder de edele wijnstok van onze Oranje Prinsen heeft de Tabernakel Gods gebloeid en vrucht gedragen, maar nu zijn de volken verstrooid, die lust hebben om te oorlogen. Ik wil U in uw verdrukking en ellende deze raad geven. Zoek bij alles en voor alles uw godsdienstig begrip en de oude Religie te bewaren en een geopende, reine consciëntie te houden omtrent de zondige gewoonten waaronder U verkeert. Doe er niet aan mee, maar houd uw consciëntie in een tedere wandel en vergeet nooit uw plichten tegenover God en mensen. Zoek een zonderling te zijn onder velen, want de Godzaligheid behoort aan éénlingen. Ziet de voorbeelden in Gods Woord: Daniël en drie Jongelingen, dat is 4 in Babel; één dochtertje bij de Assyriër Naäman; één Nehemia bij de Koning als schenker; één Jozef in Egypte en één Jozef van Arimathéa en Nicodémus in het Joodse Sanhedrin. De Heere stelt enkelingen tot een zegen, gelijk men most in een bos druiven vindt, één à twee beziën in het opperste van een twijg, een steunsel in een haageik, na het afvallen der bladeren. De Heere zelf vond onze vaderen als wilde druiven in een woestijn; "Ik", zegt de Heere, "zal ze oprapen, één bij één. God werkt niet met de massa, maar wel met enkelingen in en voor de massa. Denk daaraan en laat het U niet afschrikken wanneer U bij velen die dat niet doen, uw plicht alléén volbrengt. Zelf weet ik wat dat is, omdat ik onder de bruutste mensen heb gewerkt; het eist zelfverloochening en een overwinnen van de valse schaamte. Het verwekt veelal nijd in plaats van gunst, ook van mensen waarvan wij iets anders verwachten. Nu is het hierbij zeer noodzakelijk, om in het gebed en eenzaamheid genade te zoeken bij Hem, Die genade verdiend heeft en ook uitdeelt, om in en tot de vreemde te vermelden de kracht Zijner vreselijke daden en Zijn grootheid, die zult gij vertellen. Gij zult de gedachtenis der grootheid Zijner goedheid overvloediglijk uitstorten en Zijn gerechtigheid met gejuich verkondigen. Dan zult U schijnen als lichten in de duisternis onder een krom en verdraaid geslacht. Wees lijdzaam en sla geen acht op de vijandschap van diegenen, die U omringen, want die zo werkt kan vrijmoedig zeggen: Die voor ons is, is meer dan die tegen ons zijn. Vergeet nooit uw Religie, waarin u van kindsbeen onderwezen zijt; wordt nooit beter als een ander in eigen schatting, want niet wij, maar God maakt ons onderscheiden van anderen. De ware Godsdienst is en bestaat in ons zelf te verfoeien vanwege de schuld, die wij in onze consciëntie gevoelen en dat die schuldige zondaar een gericht heeft van de vergevende Liefde, die in Christus Jezus is, door het geloof, tot zijn eigen nut en bate. Ziezo, hier zal ik het bij laten. Het is voor ulieden een bewijs, dat de Kerkenraad U nog niet vergeten is. Trouwens, dat heb ik U niet te schrijven, want reeds verschillende malen heeft U daar de bewijzen van gehad in de vorm van pakketten, waartoe de gemeente ons in staat stelt door haar bijdragen in natura en in geld en bonnen. Namens U allen is in Oktober 1943 de Gemeente de dank overgebracht voor de milde gaven, die U zo zeer verkwikken en ook aan het leger van 50 meisjes, die uit liefde zich gegeven hebben om het nodige te verzamelen, allen tevens opwekkende in deze weg voort te gaan tot verlichting uwer noden en samenbinding aan elkander.
15
Nu nog een paar mededelingen uit de gemeente. Ds. Kersten heeft tot onze spijt voor de op hem uitgebrachte roeping naar onze gemeente bedankt. Thans is Ds. Dorresteyn van Opheusden beroepen. Broeder Van de Ketterij heeft van de gemeente afscheid genomen in een Zondagavonddienst, na het lezen van een predikatie over Genesis 22: 14: "En Abraham noemde de naam van die plaats: De Heere zal het voorzien, waarom heden ten dage gezegd wordt: "Op de berg des Heeren zal het voorzien worden." Hij is met zijn gezin naar Rotterdam vertrokken, waar hij de studiën aan de Theologische School reeds volgt. Thans zijn een tweetal nieuwe ouderlingen gestemd; n.l.: Adriaan Dingemanse, van 't Zand en diaken Houterman. Beiden hebben deze benoeming aanvaard. Met ouderling De Priester gaat het langzaam vooruit. Het zal nog wel een hele poos duren, als de beterschap blijvende is, voor hij zijn werk zal kunnen gaan doen. In Middelburg is het nu weer tweemaal dienst des Zondags en jongenscatechisatie na de middagdienst. In Arnemuiden wordt nu driemaal des Zondags vergaderd in de raadzaal van het gemeentehuis. Iedere ouderling gaat daar op z'n beurt een hele Zondag heen. D.V. 24 November is het hier in Walcheren Dankdag. Onze vroegere leraar, Ds. Verhagen, hoopt dan de Gemeente te dienen. Eerste Kerstdag hoopt student Rijksen voor ons op te treden. Voorts dankt de Kerkenraad U allen voor de ontvangen brieven. Deze passeren de gehele Kerkenraad. Zij doen ons met U medeleven. De Heere zij U gedachtig naar de rijkdom Zijner genade. Te midden van de menigvuldige gevaren, zowel voor ziel als lichaam, zij Hij U tot een Rotssteen om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan (Psalm 71: 3). Ontvangt dan samen de hartelijke groeten van de broeders Kerkenraad en Gode bevolen. Met heilbede, J. DE KOK, Praeses.
4e BRIEF. GEREFORMEERDE GEMEENTE KERK SEGEERSTRAAT MIDDELBURG Middelburg, 22 Dec. 1943. Aan de verstrooide leden en doopleden der Gereformeerde Gemeente Middelburg. De Heere zij met U! "Broeders, de toegenegenheid mijns harten en het gebed dat ik tot God voor Israël doe, is tot hunne zaligheid," zegt de Apostel Paulus in Romeinen 10: 1. En zo is het ook enigszins met ons gesteld aangaande ulieden. Onze liefde is tot U, en uit die liefde vloeit werk en gebed. Paulus wil zeggen, en wij met hem, dat wij, mensen, U niet kunnen geven wat wij wensen dat U bezitten zou en daarom bidden en smeken vrij tot Hem, die alles vermag te geven, naar Zijn overvloedige goedheid en naar Zijn belofte,
16
ook aan de verstrooiden, die volgens Petrus waren in Pontus, Galatië, Capadocië, Azië en Bithynië; want wij en Paulus kunnen wel planten en Appollos nat maken, doch de wasdom moet van God zelf komen. Zo ligt dan in het gebed het bekennen van onze onmacht ook U het goede te delen doch tevens voor U een aansporing, om datgene wat ontbreekt van de Heere met bidden en smeking te begeren tot aller tijd. Indien wij in de natuur als kind iets begeren dan is het een vanzelfsprekendheid, dit aan vader of moeder te vragen, en zo ook is het met mij, zegt Paulus. Doch in de natuur kan een persoon, hoewel gewillig, wel eens niet bij machte zijn het te geven. Maar bij de Heere zijn alle dingen mogelijk, terwijl Zijn gewilligheid overal in de Schrift wordt bevestigd, want "die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen," Joh. 6 en "Hij vergeeft menigvuldiglijk" Jesaja 55. En zou onze toegenegenheid des harten niet tot ulieden zijn, vooral in de omstandigheden waarin gij verkeert? in zovele gevaren betreffende de bombardementen, waar er reeds verschillende onder U zijn die daardoor alles verloren hebben. Doch God zij dank, allen nog het leven er hebben afgebracht. En hoe groot zijn de geestelijke gevaren; daarvan getuigen ook vele brieven, die van U ontvangen worden. Het jaar 1943 spoedt weer teneinde. Een jaar van ontzetting, voor velen om nooit te vergeten! Hoe zullen op oud en nieuwjaar uwe gedachten bij vrouw en kinderen, vader, moeder en verdere familiebetrekkingen zijn, in uw geliefde Vaderland, waar gij soms met een heimwee in het hart aan terugdenkt! En wat zal ons 1944 brengen? Wij weten het niet. Het is in Gods Raadsbesluit vastgelegd. Vurig wensen wij allen dat u in vrede tot uw vuur en haardstede moogt terugkeren en dat de deuren van uw gevangenis mogen geopend worden. Voor de Heere is niets te wonderlijk. "Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er." Evenwel, het kan langs diepe afgronden gaan. Wie had het ooit kunnen denken, dat de gevolgen van een oorlogstoestand zo ontzettend zouden zijn als het nu is? Haast niemand! En zo staan wij dan bij de intrede van 1944 voor een onbekende toekomst, want de mens heeft schikkingen des harten, maar het gehele beleid daarvan is van de Heere. De mens wikt, maar God beschikt; dat geeft ons enige geruststelling om in het toekomende een goed toevoerzicht te hebben en met geduld en lijdzaamheid te wachten en te dragen, wat ons vanwege de zonde zal worden opgelegd, en wanneer wij zelf de schuldige worden met David "gij zijt dien man!", dan is het mogelijk, ons kruis te dragen, wetende dat op de zonde de straf moet volgen, want "het kwaad zal den, zondaar vervolgen, maar de rechtvaardige zal goed vergolden worden." De zonde is de mot in de regering van de Staat, het maakt een tekort in de financiën van republieken en koninkrijken; de zonde doorboort en verderft alles. Daardoor verloren wij het verkwikkelijke Paradijs; zij zet de ganse wereld onder water bij Noach, zij doet vuur als sneeuwvlokken regenen op Sodom, en zij stelt ons in de vreemde waar de harpen worden gehangen aan de wilgen, ver van Middelburg verwijderd, nochtans het niet kunnende vergeten. Laten vrij nu niet zeggen, zoals bij Jeremia 2: 3 : "Zekerlijk ik ben onschuldig; Zijn toorn is immers van mij afgekeerd. Zie ik zal met U richten, omdat gij zegt: Ik heb niet gezondigd," maar " liever uit Hoofdstuk 3: 21, te wenen omdat wij onzen weg verkeerd hebben en de Heere onzen God vergeten. "Keert weder, gij afkerige kinderen, Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere, onzen God." Dan was er hoop en de zaken zouden worden opgelost.
17
Nu geliefden, de Heere bewaart nog voor ons de gezette tijden des oogstes; Hij doet het gras nog uitspruiten voor de beesten en geeft nog zaad de zaaier en brood de eter, hoewel met gewicht toegemeten. Ook roept Hij ons toe: "Roep mij aan in de dag der benauwdheid, Ik zal er U uit helpen en gij zult Mij eren." Zo deden de scheepslieden bij en met Jona in de nood; en die vrouw in 2 Koningen 26 "Help mij, heer, koning, enz.". Een Macedonische man roept tot Paulus: "Kom over en help ons". Een gans land in Joël 2: "Roept een verbodsdag uit" en in 2 Kronieken 20 is er een geroep van overheden en onderdanen groot en klein tot de Heere, ja zelfs in Ninevé leerden zij in de nood tot God roepen. Laat dit alles ons wezen tot beschaming en ter navolging. Nu, de Heere zij U in 1944 gedachtig en zegene U met die geestelijke zegeningen in Christus. Hij verberge U in het verborgene Zijner tent ten dage des kwaads en houde U bij de waarheid, die naar de Godzaligheid is. Hij geve U blijdschap na vele smarten en werke in U door de Heilige Geest dat ware zaligmakende geloof der uitverkorenen, opdat gij die Zaligmaker leerdet zoeken gelijk de Herders in Efrata's velden, die Vredevorst, Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren is. Zware tijden staan er misschien ons nog te wachten, de oorlog schijnt zijn hoogtepunt te gaan bereiken, dood en verderf zal er alom gezaaid worden. Zouden wij niet sidderen, als wij denken aan zoveel mensen die onvoorbereid de eeuwigheid worden ingeslingerd? De volken worden gezeefd, doch de Heere is de Wanner, Amos 9: 9. Hij moge haast stillen het rumoer der volkeren. Nu nog een enkel woord uit de gemeente. Ds. Dorresteijn heeft helaas bedankt! Nog zijn wij herderloos. De Heere geve ons de man Zijns Raads. De nieuwe ouderlingen hebben Zondag 12 December de gemeente voor het eerst mogen dienen en Gode zij dank, met stichting. De Heere heeft ons in hen twee jonge krachten gegeven. Met ouderling De Priester gaat het langzaam vooruit. Hij moet nog steeds het bed houden. 9 December j. l. zijn de meisjes bij elkaar geweest die de levensmiddelen voor jullie verzamelen onder leiding van de Kerkenraad om gezamenlijk te vernemen hetgeen onder de zegen des Heeren is geschied. En wij stonden allen verslagen van de offervaardigheid dienaangaande in de gemeente. Wij hopen zo te kunnen voortgaan en ulieden verder te verkwikken. Nu vrienden, ik zal het hierbij laten. Ontvangt de hartelijke groeten van de broeders Kerkenraad en zijt Gode en Zijn genade bevolen en tot een spoedig wederziens D.V. Met heilbede, J. DE KOK, Praeses.
18
5e BRIEF. GEREFORMEERDE GEMEENTE KERK SEGEERSTRAAT MIDDELBURG Middelburg, 12 Mei 1944. Geliefden in de vreemde. Leden en doopleden der Gereformeerde Gemeente van Middelburg. Vrede en op zulken tijd. Na lang vertoefd te hebben wil ik weder U enige letteren doen toekomen van de geliefde plaats Middelburg, U wel bekend, en waar U allen naar verlangt om terug te keren. Het uitstel van mijn schrijven ligt hieraan, dat ik vanwege de omstandigheden tweemaal ben verhuisd, doch nu zit ik weer aan de Noordweg A 10, dus in mijn ouden stal. Wat ik nu ga schrijven heeft ook weer een oorzaak en dat is, dat sommigen vroegen om een korte mededeling omtrent het ontstaan van onze Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Boeken hierover zijn er weinig, en velen ook niet erg te vertrouwen. In 1618/ '19 is te Dordrecht een Synode vergaderd, zeer gewichtig en beroemd. De leugen is daar van de waarheid onderscheiden, en de Remonstranten veroordeeld (zie de welbekende en toch nog veel te weinig bekend onder ons volk, 5 art. tegen de Remonstranten.) Deze Synode gaf aan de Herv. Kerk een ringmuur van bepalingen die zuiver op Gods Woord gegrond, de regel aangaf voor het kerkelijk leven, waarna dan ook door de Kerk is geleefd tot 1816. In 1773 echter zijn reeds onder veel protest en met Staatsgeweld ingevoerd de Nieuwe Psalmen, en in 1805 de Evangelische gezangen. Maar de Synode van 1816 gaf de doorslag. Deze Synode was op de aanmatigende last van Koning Willem I bijeengeroepen, dus in strijd met Gods Woord. Deze zette de kerken onder reglementaire verplichtingen en bepaalde tevens dat de ondertekening van de 3 formulieren van eenheid niet meer naar de Dordtse Synode zou geschieden door de Leeraars, maar in zoverre dat die met Gods Woord overeenkomen. Zodat men ging twijfelen of ze wel geheel met Gods Woord overeen komen, ja dat er zaken in zijn niet volgens Gods Woord. De Koning kreeg zeggenschap in de Kerk. Velen waren het met deze zaken niet eens, en er ontstond veel verwarring. Het was dan ook geen wonder dat in 1834 de scheiding kwam. Langzamerhand scheiden zich vele Leeraars en leden van de Herv. Kerk af. Bekend is Ds. H. de Cock te Ulrum. Gevolg: vervolging, beboeting tot f 40 à f 50.000, gevangenschap, inkwartiering voor hen die buiten de Herv. Kerk predikten. Velen werden dit moede en vroegen in 1836 vrijheid aan de Koning om te mogen prediken. Deze werden Afgescheidenen genoemd, de anderen die de vrijheid niet aanvroegen noemden zich: Kerken onder het Kruis. Beiden dus in 1834 uit de Kerk getreden. De Afgescheidenen kregen vrijheid op voorwaarde, dat deze werd verzocht met afstaan van de rechten der Kerk. In 1840 werd Ds. Ledeboer te Benthuizen uit de Herv. Kerk geworpen. Hij wierp op 8 Nov. '40 de gezangen en reglementen van de predikstoel en begroef deze na de dienst. Ds. Ledeboer besloot geheel weder te keren tot de Dordtse Kerkenorde, en de Oude berijming van P. Datheen te zingen daarom zingen wij nu nog Oude Psalmen en de
19
Gemeenten onder het Kruis zingen die niet. Hij stichtte meer en meer Gemeenten ook in Middelburg en andere predikers zetten zijn werk voort o.a. Ds. van Dijke, Bakker, Janse, Boone en Beversluis. Ook de Gemeenten onder 't Kruis hadden Leeraars zoals Ds. Fransen, Pieneman, Overduin, Janse, Roelofsen en Kersten. 1869. Vereniging: Afgescheidenen en Kerken onder het Kruis tot de Christelijk Gereformeerde Kerk. Enkele gemeenten konden tot vereniging niet komen zoals Enkhuizen, Tricht en Lisse, deze bleven dus: Kerken onder het Kruis. 1886. Doleantie (Dr. A. Kuiper). 1892. Vereniging van Chr. Geref. Kerk met de Dolerenden. Deze kregen de naam van Geref. Kerk. Enkele Chr. Geref. Kerken weigerden. Zij leven voort als de Chr. Geref. Kerk tot op deze dag. Na 1892 waren er dus 4 Kerkformaties: 1. Kerken onder het Kruis 1834. 2. Ledeboer 1840. 3. Chr. Geref. Kerk 1869. 4. Geref. Kerken 1892. In 1907 zijn de Kerken onder, 't Kruis verenigd met die van Ledeboer. Dit zijn nu de Gereformeerde Gemeenten. Reeds in 1905 kwam het eerste verzoek tot verenigen doch dat mislukte. Schrijver dezes heeft al deze vergaderingen medegemaakt. Echter, op 5 Juli 1907 op een Synode te Middelburg van de Ledeboerianen, kwamen als afgevaardigden van de Kerken onder het Kruis: Ds. Kersten en Ds. Janse. Op deze Synode kwam men overeen dat de Ledeboeriaanse Gemeenten met de Kruisgemeenten zouden verenigen Waarop 25 Juli 1907 een Synode is, bijeengeroepen te Rotterdam, waarmede de vereniging een feit werd. Een van God gewilde en met Zijn gunst gekroonde samenleving tot op de dag van heden. Deze Kerkformatie kreeg de naam Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Zie, deze kon het met de andere groepen niet eens zijn ter wille van: 1e. de vrijheidsaanvrage aan een aards Vorst; 2e. de Kerkordening. Wij aanvaarden die van 1618-19 en zij die van de Synode van Utrecht 1837; 3e. de leer. De leergeschillen, die tot op heden in de boezem van de Geref. Kerken zulk een onenigheid veroorzaken, dat meerdere Synoden er aan te pas moeten komen zijn daar thans groot. Er zijn nu een 130 Gereformeerde Gemeenten. Hiermede meen ik aan 't verzoek te hebben voldaan. Wij leven nu voort in deze ernstige en beroerende tijden van dewelke het einde nog niet is te berekenen. Alleen de Heere weet zulks, zowel het einde als het hoe. Het mocht zijn tot Uw en ons heil, opdat U allen mochten wederkeren met een vernieuwde geest om de Waarachtige te leren kennen tot Zaligheid. Want de Godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte voor dit en het toekomende leven. Zie maar in Jozef. Hij was een Vruchtbare tak. Hij was dit bij zijn vader; daarom had hem zijn vader lief, bij zijn broers; daarom werd hij gehaat bij Potifar; daarom kwam hij in de gevangenis. In de gevangenis was hij zulk een tak - ook bij Farao - als Onderkoning over Egypte. Een vruchtbare tak aan een Fontein. En die Fontein heeft al Gods Volk van node n.l. Christus. En ook ulieden zal nodig zijn om in de vreemde die Fontein te leren kennen, te
20
omhelzen en tot Uw eigendom te ontvangen en aan te nemen, om in Hem gevonden te worden, niet hebbende de gerechtigheid die uit de Wet is maar die uit het geloof is door Jezus Christus. Met die God, zegt David, zal ik overal door en over, ja over een muur en door benden. En dewijl ik met Uw lot begaan ben, zo van huis en haard verlaten kan ik U niets groters en beters toewensen en bidden, dat de Heere in U moge werken, een haten en vlieden van de zonden. Want die zijn zonde belijdt en laat, zal barmhartigheid geschieden. Geen bekering dus zonder de zonde te laten, in plaats dat die is of wordt een lekkere bete onder onze tong. Vliedt de begeerlijkheid der jonkheid en tracht naar rechtvaardigheid, vrede en matigheid met allen die de Heere Jezus Christus liefhebben uit een rein hart. JOH. DE KOK. Het bovenstaande was van broeder de Kok. Op verzoek van de scriba wil ondergetekende gaarne er nog een slotwoord bijvoegen. Het kerkelijk leven heeft weinig verandering ondergaan. Alleen is M. D. Geuze tot diaken verkoren en ouderling Van de Bosse verhuisd naar Borssele. Ds. Ligtenberg heeft voor het beroep bedankt. Hoewel diep verbeurd en onwaardig mocht de Heere Zijn belofte in Jer. 3: 15 aan ons genadiglijk vervullen. Hij binde daartoe de noden der Kerken op de harten Zijns Volks. Zelf ga ik heel langzaam vooruit: 'k Mag 2 maal per dag even buiten. Wonderlijk. Ik had het niet meer gedacht. Hem alleen komt de ere toe. Hoewel ik het moeilijk vind Hem dit te geven. Ik breek nu af, anders wordt de brief te lang. Hartelijke groeten en Gode en de Woorde Zijner genade bevolen van de Kerkenraad der Gereformeerde Gemeente en van, A. DE PRIESTER, Ter Hoogestraat 16. P.S. U ontvangt toch ook regelmatig de van ons verzonden pakken ?
6e BRIEF. GEREFORMEERDE GEMEENTE KERK SEGEERSTRAAT MIDDELBURG Corr. adres : A. J. SCHOT Noordweg 36, Middelburg Middelburg, 12 Augustus 1944. Aan de leden en doopleden der Gereformeerde Gemeente van, Middelburg, mitsgaders aan allen, die verstrooid zijn buiten Hollands grenzen. Groetenis.
21
Wij beleven zware oordelen en zeer drukkende tijden; de gehele wereld bijna is begrepen in een conflict dat geen barmhartigheid toelaat n.l. de oorlog. Schier geen droever en scherper tuchtiging is uit te denken dan een oorlog van dezen omvang, die alles met zich meesleept en als een overweldigende stroom, die alle dijken, beschuttingen en zeeweringen verbreekt, alles wat in de weg komt vernielt en meesleurt in ondergang en verwoesting; ja het is een lavastroom, die niets ontziet. En ging die stroom maar terzijde van ons, of bij de buren en langs onze grenzen, zoals in de laatste wereldoorlog van 1914, het ware ons tot verlichting, doch helaas; wij zijn er in betrokken en ons land en volk gevoelt de tuchtroede die over de aarde heerst, in alle dingen, bedrijven en vakken, zowel in het aller nodigste, wat wij niet kunnen en toch masten ontberen. U zult dat nog beter gevoelen dan wij, want hier is het tot hier toe nog al rustig, hoewel aan alles gebrek, maar bij ulieden is het dubbel erg, bij velen aan voedsel, anderen kleding, en dan geen medeleven van familie of vrouw en kinderen, geheel in de vreemde. Het is als bij de aartsvader Jacob, die weende om Jozef en Jozef om zijn vader; het verdriet verdubbeld en het ene wee volgt het andere op en drukken steeds zwaarder. Het verlangen om het einde van deze worsteling te zien wordt daartegenover steeds sterker en een mens waagt zich soms aan berekeningen, doch komt steeds bedrogen uit. En zo komen wij van klacht tot klacht en niet van de klacht tot God, die alles niet alleen beheerst, maar overheerst en hierdoor Zijn wil uitvoert en dat met recht. De toorn Gods toch wordt van de hemel geopenbaard over alle godloosheid en ongerechtigheid der mensen; het is altijd: op zonde volgt straf, en hoewel God traag is tot toorn, eindelijk toch komt het oordeel en dat met recht. Lees Spreuken 1: 24 enz. God heeft geroepen, Zijn handen uitgebreid, en wij hebben geweigerd, Zijn raad verworpen, niet opgemerkt, Zijn bestraffing niet gewild en komt 't verderf, vreze, benauwdheid, als een wervelwind. Ziet U wel: De Heere heeft eerst met alle mogelijke middelen geprobeerd, doch het heeft niet gebaat. Is dat nu niet billijk dat Hij een andere weg inslaat ? En in deze oordelen ook blijft de Heere roepen: "Keert U tot Mijn bestraffing"; "Zoek Mij terwijl Ik te vinden ben"; de vindenstijd is er nog zolang de mens leeft, daarna is het afgesloten. Wanneer men tot een werk wordt geroepen is het nodig, dit op te volgen, inzonderheid wanneer er hoop is dat dit werk met een goede uitslag zal bekroond worden. 1e. Zal dit alles nu bekroond worden? 2e. Is er nut in voor ons? 3e. Is er loon en vrucht op te wachten? Deze drie vragen kunnen in elk opzicht met "ja" beantwoord worden. 1e. Dat het bekroond wordt is zeker, want "die zoekt, die vindt," "die klopt zal opengedaan worden." ,Gijlieden die God zoekt, Ulieder hart zal leven." Aan Manasse, door oorlogshandelingen in de kerker, wordt dit vervuld; en ten tijde van Christus omwandeling op aarde leest men, dat allen die tot Hem kwamen gezond werden, meestal naar ziel en lichaam beide. 2e. Dat er nut in is voor ons is zeker, want die God en Heere tot een Vriend en Helper te hebben is nuttig; alles is in Zijn hand, zelfs de raven, van nature roofzuchtig, brengen Elia brood en vlees en dat tot tweemaal daags, 's morgens en 's avonds; een vis brengt een stater of geldstuk op, om de tol voor Hem en Petrus te betalen; Hij beschikt voor Jona zowel een vis als wonderboom; bij Daniël beheerst Hij de leeuwen, en bij de
22
Jongelingen het vuur en dat tegen de natuur van de elementen in, zowel als het water in de Rode Zee en Jordaan, en wat zal ik nog meer zeggen. Lees Hebreeën 11. De harten zelfs der vorsten zijn in Zijn Hand. Cores; Zijn knecht wordt gebruikt om Israël naar zijn land te doen vertrekken en uit zijn ballingschap te verlossen en dat enkel op één gebed, zover wij lezen, van dien zeer gewenste Daniël. Door een Moorman wordt Jeremia uit de kuil verlost, enz. Is daar nu geen nuttigheid in om ons tot de Heere te wenden? 3e. En nu nog het loon. Dit is meer dan alle goederen der aarde, want daarin bestaat de ware vrijheid en aan de gebondenen losmaking van alle boeien en banden, die ons kunnen kwellen; zelfs van de banden en verschrikkingen der hel wordt David op zijn geroep nog verlost, zie Psalm 116: "En ik bevond dat God was zeer weldadig, Die wel behoedt d' eenvoudigen." En eindelijk na de dood aan de overzijde van het graf, wanneer de doodsjordaan doorwandeld is, opnemen in Heerlijkheid en dat voor eeuwig. Daar keert geen zandloper zich weer om en om en geen uurwerk wijst uur en stonde aan, want aldaar zal geen moeite, verdriet, gevangenis, oorlog, zelfs geen nacht meer zijn; waar wij hier ons hart op zetten, n.l. op goud, vertreden wij daar met onze voeten; daar immers zijn de straten van louter goud, en die God is zelfs de Bouwmeester van de Stad, die ons zo sierlijk wordt omschreven door de man in ballingschap op Padmos. Gelukkige balling! Vindt U ook niet? Ik zal moeten gaan eindigen, want 't zou meer een preek gelijken dan een brief. De Heere geve U dit zo uitnemend en door weinig bezittende voorrecht uit enkele genade. JOH. DE KOK, Praeses van de Kerkenraad. Nog een enkel woord omtrent ons kerkelijk leven. Aan de Theologische School hebben de broeders Aangeenbrug en Rijksen eindexamen afgelegd. Onze gemeente heeft kandidaat Aangeenbrug beroepen, doch wij ontvingen wederom een bedankje. Hij blijft in Leerdam, waar hij sinds 9 jaar lerend ouderling is. Kandidaat Rijksen gaat naar Leiden. Zo blijven wij dan, nog steeds herderloos, nu reeds ruim 2 jaar. De Heere moge in onze grote nood voorzien. De gemeente blijft gelukkig bij elkaar, al is er helaas verslapping merkbaar. Een 5 tal nieuwe studenten is tot de Theol. School toegelaten, te weten: Christiaan van Dam te Gouda; Heerschap te Naaldwijk en W. de Wit te Gouda. Student van de Ketterij is bevorderd tot het 2e leerjaar en mag br. Hegeman waarschijnlijk in Oktober gaan prediken. De Heere stelle hen tot een rijken zegen. Broeder de Priester is nog niet in de Kerk geweest. Toch blijft hij langzaam vooruit gaan. De evacuatie van diaken Dekker is opgeheven, zodat hij deze week, na 2 jaar in Lisse te hebben verkeerd, tot ons is wedergekeerd. Onze vroegere leraar Ds. Verhagen heeft een zware slag getroffen. Zijn oudste dochter Dina is overleden, oud 33 jaar, nalatend 3 kinderen, 7, 5 en 2 jaar. Zo worden de beproevingen ook aan Gods volk niet gespaard. Dit is wel het voornaamste, hetgeen ik omtrent het Kerkelijk leven weet mede te delen. De Heere doe ons spoedig elkanders aangezicht in welstand ontmoeten. Hij dekke U en ons bij de veelvuldige gevaren onder Zijn vleugelen. David zegt: "Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der wapening."
23
De Heere verhore U in de dag der benauwdheid en de God Jacobs zette U in een hoog vertrek. Onze hartelijke groeten en Gode bevolen, A. J. SCHOT, Scriba van de Kerkenraad.
24
OVERZICHT OP RIJM VAN HETGEEN BIJEENGEBRACHT EN VERZONDEN WERD VOOR EN AAN ONZE JONGENS IN DUITSLAND Als vruchtgevolgen van de zonden Worden geslagen diepe wonden; Hoe menig Ouders, die hun kind In 't buitenland zich nu bevindt, Verdreven dus van huis en haard, Ja, dagelijks onder 't oorlogszwaard Gebukt gaan, moet U weten; En dan ook nog gebrek aan eten. Dat is het, wat ons samenbracht, Om, als het kon, in 's Heeren kracht Hun bij te staan in dezen nood. De zorg der ouders is al zo groot. De Kerkenraad vroeg medeleven Om kracht en tijd er voor te geven, Hun ambtelijk werk is al zo zwaar; Ze riepen wat meisjes bij elkaar. Een en zeventig leden waren opgekomen, Ook werd er een besluit genomen En enkelen die de leiding kregen, 't Centrale punt bestond uit negen Nu echter nog maar zes man sterk, Neeltje de Looff kreeg ander werk, Mina van Keulen ging van hier, Jo Baayens trouwde met Jongepier. 't Bestuur geeft leiding en ook raad Hun opgedragen door de Kerkenraad. De meisjes regelen 't met elkaar, De één gaat hier, de andere daar, Is het wat ver, dat geeft ook niets, Dan doet een ander 't op de fiets. Zo doen zij samen alle wijken En telkens staan w' er van te kijken, Dat er zoveel mag binnenkomen, Veel bloem, erwten en bonnen. Van alles wat maar eetbaar is, Tot busjes melk en busjes vis. Ook boter en suiker staat er op, En niet te vergeten de rollen drop. Dan gort, havermout en rijst; Ook sigaretten staan op de lijst. Veel geld, bonnen en schrijfpapier. Teveel om het te noemen hier. Er is zowat van alles bij Insectenpoeder en scheergerei. Ze brachten het al keurig net. Ook nog een potje met reuzelvet,
25
Maar hoeveel ponden bij elkaar, Dit weet ik niet, maar dat is waar, De kilo's die verzonden zijn, Staan opgetekend in een lijn. Van 7 Juli tot 1 September Konden wij elke week verzenden. Nu gaat het om de veertien dagen Dan mogen we toch nog niet klagen. Zien we dan eens bij andere kerken Waar twintig mensen wel aan werken. Ze zouden ook eens wat gaan sturen, Maar vroegen eerst raad bij hun buren. "Een rommel," zei mevrouw bij ons, En ik gaf ze al direct de bons. Mevrouw wij zijn toch veel te laat geboren, En komt U dan bij ons nog horen? 'k Heb 't goed gezegd; op die manier Doen wij het allen samen. Mevrouw die schrok, zei: "'k Heb geen papier en ik weet niet alle namen." 't Verblijde ons en onze leden, Dat wij al lang toch zoveel deden Voor hen, die van ons zijn gegaan, En met veel zorgen zijn beladen. En daarom, naast God dank gebracht, Aan hen, die allen geven. 't Werd door de jongens niet veracht, Ze hebben 't al vaak geschreven Hoe blij en dankbaar dat ze zijn, Als ze hun pakje ontvangen. Er is meestal nog wat lekkers bij, Ook voor hun boterhammen. En hoe nu alles wordt verzonden, Een pakker gratis werd gevonden, Die ook zijn tijd wel wil benutten Voor hen, het is Van de Putte. Trouw is hij elke keer op post, Nu wordt hij al wat afgelost. Daar Dina Jobse nu ook pakt, En Betsie Peene alles plakt. Een grote rol papier gekregen Om te beginnen, 't was een zegen. Ook nog een bol met echte touw, Zo gingen ze allen aan de sjouw. Een ieder helpt; wij zijn tevreê. Ja, zelfs de vuilnisman helpt mee, Heeft hij een doos of wat papier, Hij brengt het alles netjes hier. Nu zal ik al de namen lezen Van hen, die allen pakjes kregen.
26
Een enkele heeft geen gebrek, Maar dat heb ik er bij gezet. Piet Dingemanse staat nummer één, Vier pakjes kreeg zijn vader mee. Hij moest het maar een enk'le keer, Eens in de maand en dan niet meer. En Izak Boone, nummer twee, Nam laatst ook nog een pakje mee, De rest werd aan zijn vrouw gegeven. Een twaalftal heeft hij er gekregen. Als nummer drie staat Van Belzen, Ook hij zal alles wel omhelzen. Wij zonden 14 pak van hier, En Dina schrijft zijn formulier. Bart Midavaine nummer vier, Dat pakten wij ook met plezier. Zijn vader zorgt voor 't materiaal. Wij maakten 14 pakjes klaar. Dan nummer vijf, Marien de Wijze, Hij lustte ook wel van die spijze Ook 14 keer werd het gehaald. De vracht werd ook nog bijbetaald. Nu volgt Beekman Adriaan, Als nummer zes moet hij hier staan. Een twaalftal gingen er van door, Sientje Vogel zorgt er verder voor. Jacobus Vogel en Adriaan Ze kregen 20 pakjes saam. Ook elk een pakje met wat boter Op 7 Juli en 13 October. Jo Bostelaar kreeg ook zijn deel, Kwam twee keer thuis, dat beurt niet veel. Tien pak gestuurd, twee meegenomen, Maar eentje is er teruggekomen. Nu David Bakker staat nummer tien. Daar stonden wij ook van te zien, Hij is verhuisd, heeft niet meer nodig, Te sturen dus, is overbodig. Zijn moeder bedankte ons voor alles. Dus David is er uitgevallen. Dan nummer elf, des kosters zoon, Hij is het daar nog niet gewoon, Was liever thuis, doch dat gaf niet. Kreeg 14 pakjes zo U ziet. Nu nummer twaalf, is zieke Piet Wisse, thuis blijven, dat gaat niet. Dat werk is voor hem veel te zwaar, Kreeg daarom negen pakjes maar. Dan nummer dertien, Matthijs Breel,
27
Hoe zit die vork toch in de steel? Een pakje en heeft niets meer nodig Een verdere vraag is overbodig. Dan krijgen we die Jan Caljouw, Hij kreeg zijn pakjes ook getrouw. Ook 14 pakjes en een pot jam, Precies zoveel als Vogelenzang Die komt van Vlissingen, moet U weten, We zullen hem ook niet vergeten. Ze brengen ook hun gaven hier, Dus geven wij ook met plezier. Nu C. A. Peene en zijn broer Piet. Ze kregen er 24 samen, zo U ziet. Piet heeft het verder niet meer nodig Te sturen dus is overbodig. Nu noem ik er wat bij elkaar, Want al die namen is zo zwaar. Jan Vader en Jan de Landmeter. Twee tegelijk, dan gaat het beter, Elk 14 pakjes, jam en boter Dat mag wel, hè, hij is veel groter. Dan de gebroeders Jongepier. Kees is er nog, maar Piet is hier. Ze zijn om 18 pak gekomen Maar moesten nooit erwten of bonen Nu nummer 20, 21, 22 en 37 tezamen. Ik zal ze noemen bij hun namen. 't Zijn Brouwer, Flipse en gebroeders De Visser. De laatste heeft het nu wat frisser, In geen fabriek, bakt lekker brood. Twee kregen er 14, De Visser een 18-tal groot. Dan Maarten Moens, één uit de vier, Zijn broeders krijgen niet van hier, Hun adres is hier niet ingeschreven. Maar hij heeft 13 pak gekregen. Nummer 25, de zoon van de slager, Die heeft het daar nog niet zo mager. Jan heeft van ons beslist niets nodig Te sturen is dan overbodig. Gebroeders Geuze, Huib werkt aan 't front, Maar Adri niet, 't lijkt wel een hond Zijn vrijheid kwijt; 't is de kadet. Ze kregen samen 24 pakket. Dan de Van Horssen's, Arie en Izak De eerste, die hoeft nooit een pak, Maar Izak, die lust wel voor twee, Wij stuurden 13 pakjes mee. J. Buys, W. Maljaars en Aart Koole, Je zou haast in de namen dolen. Ze kregen elk 13 pak van hier.
28
Voor Aart Koole schrijven wij 't formulier. Grootjans en Beekman, beiden gevangen. Zij zullen ook wel eens verlangen Naar 't pak, jammer dat daar niet te koken is. Wij sturen hun melk, koeken en vis. Nu Tholenaar, De Rijke en Wim Janse. De eerste is ziek, kreeg er vaak vakantie. Wim Janse kreeg het negen keer, Adri de Rijke eentje meer. Nu doe ik er drie, de laatste van hen, Antheunisse, Bosschaart en Van Maldegem, De laatste is ziek thuis, Antheunisse behoeft niet meer. Naar Cornelis Bosschaart stuurden wij het acht keer. Nu Wim Faasse en Chris Verhagen, Die komen beiden laat opdagen. Hun ouders kwamen 7 pak halen. Voor Wim Faasse moet men nooit betalen. Nu volgt De Keuning van 't Nieuweland. Dan Jasper Baayens, hij woont, aan d' andere kant. De Keuning heeft 6 pak gekregen. Maar Jasper is nergens om verlegen. Nu ben ik aan de laatste vijf. 't Wordt tijd; mijn vingers zijn haast stijf. Eerst Simon Coppoolse en zijn broer Piet, Dan Jan de Voogd, hun drieën behoeven niet. Jan Verhage en Sam Davidse samen, Zij sluiten de rij van 51 namen. Elk van hen kreeg drie pakket Nu weet ge de namen, als ge hebt opgelet. Eigenlijk moest er nog eentje bij Jan Pouwelse van de visserij. Vandaag heeft hij voor d' eerste keer, Er volgen er zeker nog wel meer. U zult wel zeggen, nu weet ik al de namen, Maar hoeveel wegen nu de pakjes samen? Wij hebben 1377 kilo verzonden, Vanmiddag nog 37 pak samenbonden, Dat is nog 111 kilo te samen. Nu krijgt U nog te weten, hoeveel geld Ontvangen is en uitgegeven. Ik heb U nu genoeg verteld, Waar alles is ' gebleven. Er is dus heel wat voor hun gedaan. 't Meeste wordt gehaald; de rest blijft staan. De koster zorgt er verder voor, Bezorgt alles netjes op 't postkantoor. Onze kosterin staat ook altijd klaar Kwam er een pak terug en lag alles door elkaar,
29
Zij zocht dan alles weer netjes uit. En meisjes en 't bestuur, Dus allen dank, dat is mijn besluit. Laat ons toch wel bedenken, Ons leven is zo kort van duur? Ach, mocht de Heere het schenken Dat dezen arbeid nog vrucht mocht geven, Voor ons en hen, die van ons leven. Wij zien hen niet, maar wel de Heere, Dat alles uitloop tot Zijn ere. Geen offer, tot op heden in hun kracht, En daarom, God alleen de ere toegebracht. Zwaar is hun arbeid en met geweld, De dag des Heeren wordt daar niet geteld. Maar mochten zij de schriften onzer vaad'ren, Beminnen, de plaats der ijdelheên niet nadien, Zich afzonderen, onderzoeken 's Heeren Woord. Dat is de wens van ons, gij hebt het al gehoord. Middelburg, 9 December 1944. N. GEENSE-VERMEULEN.
TERUGBLIK Het deed ons goed, dat met der daad Getoond werd door de Kerkenraad, Een hartelijk medeleven Met hen, die uit des vijands land Verlost zijn van de engen band, En vrijheid is hergeven. Dat dit college heeft bedacht En 't ook tot uiting, heeft gebracht, Om met hen saam te komen Hier in dit schone Godsgebouw En 't ook hun ouders of hun vrouw Vergund wordt 't bij te wonen. Wat blijdschap leeft er in het hart Na zoveel angst en bitt're smart Van deze jonge mannen, Die eens gelijk het snode hert Verjaagd van hun familie werd En uit het land gebannen,
30
Nu weer in 't lieve vaderland Bij ouders, vrouw, bij bloedverwant, Bij kennis en verloofde, Na tijden van het bitterst' leed Dewijl men hen ontaard en wreed De vrijheid bruut beroofde. 't Is alles nog zo vers, zo klaar, Dat men vernam, dat hier en daar De bloem weer werd gestolen De bloem, de kracht van Neêrlands volk. Wat hing er toch een donk're wolk Bij 't barsten der fiolen. Wie is in staat de bitt're smart Te schild'ren van het ouderhart, Van vrouw, van zuster, broeder! Toen kwam 't bevel: "Naar Duitsland heen Te meer voor hem, toen hij `t geween Zag van zijn vrouw of lieve moeder. Zo ging hij dan, als weggerukt Er móést wel, voor de beul gebukt, Het kostte wat het kostte. Van tweeën een, `t was gaan of dood. Geen dreigen zelfs; het moordend lood Men koel op 't leven loste. Toch is het velen nog gelukt, Die voor de beul niet zijn gebukt, Maar doken stiekem onder. En schoon ontbering en gevaar, Het merendeel van hen zo waar Gespaard, als door een wonder. Die laatsten dan, zoals U weet, Ofschoon ontbering, angst en leed, Hun deel was, vonden soms op 't onverwachts Een liefd'rijk oord, waar zij zelfs 's nachts Verzorgd werden door d' O. D.-er, Die hadden 't dus wat breeër; Doch d' arme kerels, wien het trof Te komen in het land van Mof, Vergun me zo te spreken Wat was het slecht met hen gesteld, Door allerlei geplaagd, gekweld Bij zware dienst en weinig eten. Ook dag en nacht in doodsgevaar.
31
Hier zwijgen wij, laat zélf hen maar Ons hiervan wat vertellen. Ja, wat ons reeds werd meegedeeld, Deed ons bij 't teek'nen van dat beeld Ten enenmale ontstellen. Dan weer, bij 't meegevoel, ook dàn Nam onze Kerkenraad het plan, Met ingespannen krachten Te doen en dééd dit ook. Alras, Zover dit immer moog'lijk was Om 't leed hen te verzachten. En riep de meisjes hier bijeen En vroegen of wij bij de leên Een rondgang wilden wagen. Wij gáven ons en gingen rond En tegenstand men zelden vond. Ja moesten zelfs niet vragen. Een enk'le toch, die zeide : "Neen!" 't Was: "Wordt maar warm en ga maar héén!" Welnu, we willen 't weten We werden warm, en hebben daar Zo 'k zei, dan toch een énk'le maar, Niet lang de tijd versleten. Die arbeid dan, door ons verricht, Was uiting van een liefde plicht; Men deed dit met genoegen. En moesten soms, belast, belaán Met volle buidels huiswaarts gaan. 't Was licht al was het zwoegen. Een woord van dank door wie het leed Der jong'ren wat verzachting deed. Eens heeft de presidente, Vrouw Geense, in een keurig dicht Vermeld, wat zoal was verricht, Bijeengebracht in gaav' en centen. De leiding was haar toevertrouwd, Zij toch heeft dag en nacht gesjouwd Met d' and're van 't besturen, Om elk naar evenredigheid Te delen, en hét pak bereid En 't hen dan toe te sturen. En wij, wij zagen in de geest, Hoe blij zij toch wel zijn geweest,
32
Toen zij hun pakj' ontvingen. Ons dunkt: Bij velen is 't gegaan, Van blijdschap kwam een dankb're traan Hen uit de ogen springen. Dan, hoger steeg al weer de nood De hulp, die men lot heden bood Dat kón, dat mócht niet langer, Verbroken zelfs werd elk contact; De hoop, zo lang zo meer verzwakt; Aan alle zijden banger. Geen weet, uit 't eigen vaderland, Geen brief, geen tijdschrift en geen krant Verscheen om in te lichten, Hoe 't met de hunnen was gesteld. En werd iets, hoe dan ook, vermeld, Dan vaag en vals berichten. Hoe pijnlijk dit wel is geweest Voor elk, doch voor familiën 't meest, Valt moeilijk te beschrijven. Gelukkig, dat er uitkomst kwam De nood, gekomen aan de man, Zou niet zo lang meer blijven: 't Kanongebulder drong meer door, De vijand hoop en moed verloor, En meer en meer ging 't dagen. Daar sloeg dan 't lang verbeide uur. Het machtig Duitse Rijk door 't vuur Verlamd en platgeslagen. En ijlings ging men huiswaarts heen, Al ging ook dat met tegenheên. Toch blijheid en verlangen! En meestal werden z' onverwacht, Bij sommigen zelfs ter middernacht, In 't ouderhuis ontvangen Het weerzien blij, toch vaak gemengd, Daar menig traan toch moest geplengd Om gaav' of goed, verloren Door water, bom, granaat of brand; Of dat een uit familieband 't Verscheiden moesten horen. Ook hier in dit ons samenzijn, Vermengt zich blijdschap onder pijn En is er vreugd en klagen.
33
Zij, die hier zijn door God bewaard, Waar and'ren niet meer huis en haard, Of hun familiën zagen. Bij enk'len ook de vreugd gestremd En 't angstig hart bevreesd, beklemd, Waar zij toch niets nog hoorden Van hen zo lief, zo na aan 't hart En 't hen bij nacht en dage smart Om 't toeven nog in bange oorden. Wie leeft er niet en voelt niet mee Met hen, die slaken hunne bee, Of 't Gode mocht behagen, Dat zij hen, die eens gingen heen, Weer in hun midden mogen treên En voor hun ogen zagen. Dat geve God in zijn gena, Dat deze zonen ook weldra Weer tot de hunnen keren. Doch moest de weg ook anders zijn; In plaats van vreugd, de felste pijn Daarin en door, dan 't zwijgen leren. Wat God ook doet is welgedaan, 't Zal ook bij deze mijlpaal staan, Met 't opschrift, zo de lezer Kan vinden in het Heilig Blad, Het opschrift, dat zo veel bevat, Het woord: "Eben - Haëzer ! " Het wonder toch voor groot en klein Mocht dit wel voor ons allen zijn Elkander hier t' aanschouwen, Na 't groot gevaar in bangen tijd, Na 't buld'ren van de wreden strijd, Na zoveel angst en groot benauwen. En dan vereend in 't kerkgebouw, Waar week aan week Gods Woord getrouw Ons nog wordt voorgehouden. Wat moet het toch niet zijn geweest Voor onze mannen, die daar meest Zelfs op Gods dag aan wapens bouwden. Hoe heerlijk dan weer, als voorheen Te mogen vrij ter tempel treên, Te horen 't eeuwig wonder Van wet en recht en van gena,
34
Van Paradijs en Golgotha En 't Evangeliewonder. Dat dan gelijk door 's Heeren knecht Ons allen weer is aangezegd Ons aller harte treffe. En dat we met ons ganse volk, Nu 't licht weer kwam door d' oorlogswolk Men niet zichzelf verheffe, Beseffend, hoe door eigen schuld De Godsfiolen zijn gevuld En op het volk gegoten. En toch ook weer, in Zijn gená, Om 't bloed gestort op Golgotha, Een wijle dichtgesloten. Zal niet als Farao weleer Zijn nek verharde keer op keer, Niet lettend op het wonder Ons volk niet treffen, zwaarder slaan En 't ons als Farao vergaan; Vergaan, geheel ten onder. Gezien wat in en om ons leeft Men dan voor erger vreest en beeft. O, God! zijt ons genadig, Verzoen de schuld, verbreek de zond', Toon U om 't eeuwig zoenverbond Barmhartig en weldadig.
35
KORT VERSLAG DER WERKZAAMHEDEN VAN HET DAMESCOMITE Het was eind Juni 1943 dat de Kerkenraad besloot, ten behoeve van de in het buitenland te werkgestelde leden en doopleden onzer gemeente, een inzameling te doen houden van levensmiddelen, bonnen en geld, om hen in. de moeilijke omstandigheden, waarin zij daar verkeerden, bij te staan en hun stoffelijke nood eniger mate te lenigen en bovendien het contact met hen te bewaren, waartoe hun van tijd tot tijd brieven zouden worden gezonden, uitgaande van de Kerkenraad. Aangezien de arbeid aan een en ander verbonden, te omvangrijk was om alleen door de Kerkenraad te worden verricht, werd besloten een oproep te richten tot de vroegere Meisjesvereniging en andere meisjes, om dit met vereende krachten tot stand te brengen, wat Zondags 4 Juli van de kansel werd afgekondigd. Maandagavond, 5 Juli 1943, werden de besprekingen met haar gevoerd en het doel nader uiteengezet. Het resultaat was schitterend! Ongeveer zeventig meisjes stelden zich hiervoor beschikbaar. En er werd flink aangepakt. De gemeente werd in wijken verdeeld en de leden regelmatig bezocht. Bij goed en slecht weer, bij regen en wind, trok men er op uit en een ieder deed zijn uiterste best dm. zoveel mogelijk in te zamelen. Het was menigmaal beschamend, wat werd binnengebracht! De gemeente Vlissingen werd er zelfs in betrokken voor een viertal personen, en wel op verzoek van deze gemeente zelf. Zo bezochten de meisjes de leden der Gereformeerde Gemeente Middelburg en Vlissingen of die woonden op deze plaatsen, of wel in Souburg, Ritthem, Koudekerke, Grijpskerke, St. Laurens, Veere, Arnemuiden, Kleverskerke en Nieuw- en St. Joosland. Voor de ontvangen gelden en bonnen werden levensmiddelen gekocht. Verzonden zijn: 1193 pakjes, wegende 3 kg. per stuk, dus totaal 3579 kg. In september 1944 waren er nog levensmiddelen beschikbaar, die niet meer verzonden konden worden naar het buitenland. Deze zijn onder de behoeftigen der Gemeente, de afgelopen winter verdeeld. Wat het Damescomité gepresteerd heeft, is werkelijk groot geweest. De eerste maanden kregen de jongens elke week een pakket, daarna steeds om de veertien dagen. Het werd zo verdeel, dat ieder op zijn tijd van alles wat kreeg. Bovendien werd met speciale wensen rekening gehouden. Wij mogen zeggen, dat het beoogde doel, onder de zegen des Heeren, ten volle is bereikt. De ontvangen brieven uit Duitsland getuigen daarvan. Het medeleven door hun ondervonden, zal niet vergeten worden. Hier volgt nog het financieel verslag. In totaal werd in contanten ontvangen . ………………………………. f 3.565,04 De collecte, in de Dankdienst op 28 Juni 1945 gehouden, bracht op ...... 477,53 Samen . . …… . . . f 4.042,57 De uitgaven bedroegen in totaal ............................................. 1.965,54 Er blijft een batig saldo van . . . . . . . . . . . . . ………………………….. f 2.077,03 welk bedrag in evenredigheid onder de repatrieerenden zal worden verdeeld, om daarvoor enige kleding aan te schaffen.
36
KORT VERSLAG DANKDIENST OP 28 JUNI 1945, DES AVONDS OM 8 UUR IN HET KERKGEBOUW SEGEERSTRAAT, MIDDELBURG Waar een zeer groot gedeelte der jongens behouden in ons vaderland is mogen terugkeren en van de andere jongens op één na, een tijding van het in leven zijn was ingekomen, achtte de Kerkenraad het zeer gepast, deze weldaad in het midden des tempels te gedenken en de Heere in ootmoedigheid te erkennen voor de trouwe zorg en bewarende hand over hen allen uitgestrekt. Juist was onze vroegere leraar Ds. Verhagen, in ons midden, die dien avond de leiding had en in de eerste plaats het Woord bediende uit Ezechiël 9: 8a: "En het geschiedde, als zij hen geslagen hadden, ik overgebleven was." In het kerkgebouw waren de plaatsen voor de gerepatrieerden en de meisjes, die zich belangeloos beschikbaar gesteld hadden, gereserveerd. Na afloop van de dienst kwamen de jongens en meisjes met de gehelen Kerkenraad in intiem samenzijn bijeen. Ds. Verhagen wees op de grote weldaden, hun en ons geschonken, met hun behouden thuiskomst. Ziende op de vele bombardementen en het doodsgevaar, waarin men heeft verkeerd, is dit de groot wonder. "De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd." Een der meisjes las het gedicht voor dat in dit werkje is opgenomen. Kadet Geuze dankte, mede namens de jongens, de meisjes en de Kerkenraad, voor de vele werkzaamheden door hen verricht, de vele moeite voor hen gedaan en het warme medeleven dat uit dit alles bleek. Nadat enige verversingen waren aangeboden, werd dezen aangename avond door Ds. Verhagen met dankgebed geëindigd en keerden allen huiswaarts. Hieronder volgen de namen der personen welke in het buitenland te werk waren gesteld, of onderdoken, en goederen en brieven van de Kerkenraad ontvingen. Uit Middelburg de volgende personen: C. Beekman, A. Beekman, D. M. Geuze, A. A. Geuze, H. C. Geuze, A. de Rijke, P. Peene, C. A. Peene, W. Brouwer, A. P. de Visser, Abr. de Visser, W. Maljaars, J. Janse, J. Janse, W. Janse, Jac. Buis, J. Pouwelse, P. Jongepier, C. Jongepier, A. van Maldegem, A. Vogel, J. Vogel, D. Bakker, J. Vader, A. Crucq, L. Flipse, Jo Borstelaar, M. A. de Wijze, A. P. Jobse, P. Wisse, W. Faasse, B. Midavaine, S. Davidse, P. Dingemanse, Chr. Verhage, J. Verhage Iz. S. Coppoolse, P. Coppoolse, W. Antheunisse. Uit Vlissingen: N. Steenhaard, A. Meulmeester, A. Kole, J. P. Vogelenzang. Uit Grijpskerken: J. de Voogd. Uit Souburg: J. de Landmeter, B. Bosschaart, J. Kaljouw, Matth. P. Breel.
37
Uit Borssele: I. Boone. Uit Nieuwland: Abr. de Keuning, A. Tholenaar, L. van Moolenbroek, M. Moens, Willem Janse, S. P. Janse. Uit Arnemuiden: M. van Belzen, Jasper Baayens, A. van Horssen, I. van Horssen, J. Grootjans. Het bestuur van het damescomité bestond uit de volgende personen: Mej. N. A. Geense-Vermeulen, Mej. W. Klaver, Mej. A. Boon, Mej. D. Jobse, Ad., Mej. N. de Loof, Mej. B. Tolhoek-Peene, Mej. H. Geuze, Mej. J. Baayens. Ongeveer 71 meisjes zorgden voor de ophaaldienst. De heren v. d. Putte en Geense voor het inpakken, terwijl de koster Jobse de pakjes naar het postkantoor bracht. Ook de bakkers De Jager en De Visser hebben zich dikwijls zeer verdienstelijk gemaakt. A1 deze jongens zijn behouden tot ons teruggekeerd. Een 3-tal van hen is min of meer ernstig ziek, zij zijn in Duitsland ziek geworden, n.l.: Bram de Keuning, Jan Kaljouw en Dirk Geuze. De Heere mocht deze jongens willen oprichten en hun genadig zijn. En hiermede nemen wij van U allen afscheid, U Gode en de woorde Zijner genade bevelende. DE KERKENRAAD DER GEREFORMEERDE GEMEENTE TE MIDDELBURG.