KSA in Opoeteren Bij de verenigingen die in de loop van de geschiedenis in ons dorp opgericht werden en een tijd later weer verdwenen, neemt de KSA een aparte plaats in. Het was een jeugdvereniging die een logisch gevolg was van de strikt katholieke sfeer die er heerste in de tijd van de oprichting. Uit elke retoricaklas van het college kwamen er toen een of meer kandidaat priesters, die het voortouw namen in de katholieke jeugdgroeperingen. Toen in de loop van de jaren 60 het aantal priesterstudenten afnam, verdween ook de stuwende kracht en verdwenen her en der de typische verenigingen. In Opoeteren kwam de Chiro in de plaats, die openstond voor een breder gamma van leden.
Voorgeschiedenis De wortels van wat nu KSJ-KSA-VKSJ is geworden, liggen veel verder dan het stichtingsjaar 1928, zelfs bijna een eeuw vroeger. We keren terug naar het prille België van 1830. Toen was de officiële taal het Frans, ook in het onderwijs. Maar in het uitgebreide katholieke net besteedden de priesterleraars ook aandacht aan de volkstaal, het Nederlands. De leerlingen in de colleges werden immers gestimuleerd voor het priesterschap en voor het contact met de gelovigen was kennis van de volkstaal noodzakelijk. Veel priesterleraars waren bovendien Vlaamsgezind. Zij stimuleerden de beoefening van de volkstaal, bijv. Jan-Baptist David (naar wie het Davidsfonds is genoemd) en Guido Gezelle. Onder impuls van David werd aan de universiteit van Leuven in 1836 een eerste katholieke Vlaamse studentengilde opgericht: 'Met Tijd en Vlijt'. De leden hielden zich bezig met de literaire beoefening van de moedertaal, maar waren wel Belgisch gezind. Deze gilde had veel contacten met priester-leraars in de plaatselijke colleges en bouwde zo een bloeiend netwerk op. In de volgende decennia ontwikkelden zich aan verschillende colleges studiekringen. Hier kwamen de leerlingen buiten de lesuren samen en bestudeerden ze de werken van Vlaamse letterkundigen en verheerlijkten het grootse Vlaamse verleden, zoals dat in de romantische tijdsgeest paste. Priester-leraars verleenden hun medewerking en gaven de werking vaak een strijdbaar-katholiek karakter. Vanaf de jaren 1870 nam het aantal studentengilden binnen de colleges sterk toe. Dit gebeurde tegen de achtergrond van de scherpe tegenstelling tussen katholieken en liberalen. In België laaiden de tegenstellingen fel op met als hoogtepunt de schoolstrijd (1879-1884). In dit tijdsklimaat vervlochten de Vlaamsgezinde studenten flamingantisme, religieus en sociaal engagement probleemloos met elkaar. Ze zagen zichzelf graag als romantische 'strijders' voor het Vlaamse volk, naar het voorbeeld van hun middeleeuwse helden. Mensen als Albrecht Rodenbach, Pol de Mont, Hugo Verriest en Guido Gezelle hebben in deze periode een belangrijke rol gespeeld. Op 18 april 1898 werd er een wet goedgekeurd waardoor het Nederlands en het Frans officieel als taal gelijkgesteld werden in België. Omstreeks 1900 was er een sterke toename van het aantal studentengilden. In 1902 1
bijvoorbeeld richtte de toenmalige directeur van het college te Bree de “Eerewacht van het H. Hart” op voor de studenten, met als activiteiten: lof met onderricht op zaterdag, wandeling en spel op dinsdag en donderdag. Uit de “Letterkundige Afdeling” hiervan ontstond in 1904 de “Vlaamschgezinden Studentenbond”. Gelijkaardige lokale verenigingen ontstonden er in de meeste middelbare scholen. Er werd al gauw steun bij elkaar gezocht en men trachtte te komen tot een overkoepeling. Na verschillende bijeenkomsten werd in juni 1903 in Leuven het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS) gesticht. De stichtingslanddag werd op 30 augustus 1903 in Sint-Niklaas gehouden. De beweging streefde de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs na. Maar de centrale doelstelling was de vorming en ontplooiing van de eigen leden met het oog op de rol die zij 'later' zouden vervullen in de maatschappij. De latere politicus Frans Van Cauwelaert heeft hier als voorzitter zijn stempel op gedrukt. Waren de verhoudingen met de kerkelijke overheid aanvankelijk gunstig, de koerswijziging naar het Vlaams-nationalisme en later zelfs anti-Belgicisme van de Leuvense AKVS-top was de bisschoppen een doorn in het oog. En ook aan het feit dat een groepering van jongeren het waagde zich aan het gezag van de bisschoppelijke overheid te onttrekken, ergerde men zich mateloos. De eerste bisschoppelijke reactie kwam vanuit Luik (Limburg hoorde toen bij het bisdom Luik). In 1925 scheurde bisschop Martinus Rutten1 de Limburgse AKVSbonden los van het hoofdbestuur in Leuven en plaatste Gerard Philips als gouwproost aan de leiding. De volgende jaren zouden de bisschoppen ieder voor zich maatregelen uitvaardigen tegen het AKVS. Hun wapen zou de Katholieke actie (KA) worden, een soort apostolische herkersteningbeweging, sterk gepropageerd door paus Pius XI. In dit kader ontstonden in de volgende jaren de KAJ voor de arbeidersjeugd en de BJB voor de boerenjeugd. In 1928 werd in West-Vlaanderen de eerste KSA-kern, de Katholieke Studentenactie, opgericht door priester-leraar Karel Dubois, duidelijk als reactie op de oude AVKS-bonden. In Limburg was het priester Gerard Philips die in hetzelfde jaar de Limburgse afdeling op poten zette. In de oude studentengilden waren wel sporadisch jeugdbewegingactiviteiten aanwezig (tochten, spel, ...), maar in hoofdzaak bleven het toch studie- of toneelkringen. Vanaf de jaren '30 deden meer jeugdbewegingelementen hun intrede. Jongere leden sluiten aan en er komt stilaan een indeling in leeftijdscategorieën: de knapen/klaroenerwerking ontstaat zo. Vooral de Duitse katholieke bewegingen als Wandervogel en Neudeutschland, maar ook de scouts oefenen een grote invloed uit. KSA Oost-Vlaanderen werkt de methodiek voor jeugdbeweging als eerste uit in 1937 met het Guldensporenprogramma en noemt zich vanaf dan Jong-Vlaanderen. Deze nieuwe methodiek wordt ook overgenomen door de andere KSA-gouwen en leidt tot een beperkte samenwerking: in 1943 wordt de Interdiocesane Federatie KSA-JongVlaanderen gesticht. Hier in de streek was er in Peer reeds een KSA-groep “Houdt u sterk” vòòr 1930. In Bree bestond “Frisse Heikracht” al sinds 1907, maar werd pas KSA-afdeling in 1929. KSA “Zonnige Jeugd Molenbeersel” zag het levenslicht in 1942 en in Meeuwen startte men op 29 augustus 1934 onder de naam “De hei bloeit”.
1
Martinus-Hubertus RUTTEN (Ophoven, 18 december 1841-Luik, 17 juli 1927) werd in 1867 in Luik tot priester gewijd. Na het Klein Seminarie van St. Roch te hebben bestuurd, fungeerde hij van 1879 tot 1910 als vicaris-generaal. In 1902 werd hij bisschop van Luikgewijd. Zijn leven lang gaf hij blijk van Vlaamsgezindheid. Encyclopedie van de Vlaamse beweging, dl. 2, p. 1371-1372.
2
De KSA als vereniging De Studentenbond, zoals de KSA gewoonlijk genoemd werd, was bijna uitsluitend bestemd voor de collegestudenten. De studenten van de ‘vakschool’ werden geacht aan te sluiten bij de KAJ, als die tenminste bestond in de gemeente. De KSA-Jong Vlaanderen, zoals de naam voluit luidt, was een beweging van de katholieke Actie, het apostolaat van Leken, onder leiding van de kerkelijke hiërarchie: paus – bisschop pastoor – proost. Er waren 5 Gouwen, overeenkomende met de 5 Vlaamse provincies. Ieder gouw is onderverdeeld in Gewesten en die op hun beurt in Bonden, bv. Opoeteren. Een bond was soms opgedeeld in bannen, die op hun beurt verder gedeeld werden in vendels, onder leiding van een gids. Volgens ouderdom werden de leden ingedeeld in: hernieuwers (vanaf 4de jaar middelbaar en ouder) en knapen (vanaf 5e studiejaar). Als voorbereiding op beide categorieën waren er jongknapen en jong-hernieuwers. Om volwaardig lid te worden van de KSA moest men de Gerolfsproef afleggen, waarbij de jong-knaap moest tonen dat hij de KSA-wet, het KSA-gebed, de strijdliederen en de kentekens kende.
De Wet van de Jong-Vlaming in de KSA 1. Hij leeft met Christus één, verbonden in genade. 2. Hij wil Maria eren, als Koningin en Moeder. 3. Hij is een kind der Kerk, aan Paus en Bisschop trouw. 4. Hij zal apostel zijn door voorbeeld, woord en daad. 5. Hij dient zijn volk en land, in liefde en sterke trouw. 6. Hij is op school en thuis, in blijheid man van plicht. 7. Hij ziet een broer in ieder kameraad. 8. Hij blijft de waarheid en het gegeven woord gestand. 9. Hij buigt zijn wil in tucht voor God en elk gezag 10.Hij leeft voornaam en sober, in Vlaamse ridderstijl.
3
Het kenteken van de KSA was het chiro-teken, een X en een P in elkaar verwerkt, de beginletters van de Griekse naam van Christus. Men kreeg deze letters op het linker borstzakje van het hemd (op het hart) gespeld als men officieel ingelijfd werd, dus na de Gerolfsproef. Het uniform bestond uit een blauw hemd of blouse, een oranje halsdoek, een fluitkoord, een korte broek van ribfluweel en grijze kousen. In de grote afdelingen werd soms ook een donkerblauwe pet of ‘pots’ gedragen. De kleur van de fluitkoord bepaalde de afdeling waartoe men behoorde: groen voor de jongknapen, wit voor de knapen en zwart voor de hernieuwers. Op de linkermouw droeg men ook een schildje in dezelfde kleur. Kerels der Noordzee Kerels der Noordzee, Wikingsbloed, Schaart u vereend rond de vlag, ’t Gaat om uw kerstene Vlaamse diet, Reedt u ten koenen slag. Harop, ten strijd! Gij nieuwe jeugd, Ten kampvoor God, Ten kamp voor God! (Strijdlied van de KSA)
De KSA kende 3 officiële vlaggen: de Chirovlag met een zwarte XP op gouden veld, de Belgische driekleur en de leeuwenvlag, een zwarte leeuw met rode tong en klauwen op gouden veld. Daarnaast had elk vendel ook nog zijn vendelwimpel, een kleine gele driehoek met daarop het XP-teken. Er waren 4 officiële liederen: het “Viva Pio”, het strijdlied “Kerels der Noordzee”, het Belgisch volkslied en de Vlaamse leeuw. Er waren twee manieren om te groeten: rechts de Jongvlaamse groet, gebruikt bij plechtige gelegenheden, en links de broedergroet, om een vreemde KSA-er of proost te groeten.
4
KSA in Opoeteren Het begin We hebben de verschillende oud-leiders en leden van de KSA-Opoeteren geschreven of opgezocht en uit hun verhaal proberen we zo goed mogelijk de geschiedenis van de plaatselijke jeugdvereniging samen te stellen. Over de stichtingsdatum is er nogal wat onzekerheid. Vooraleer er van KSA in Opoeteren sprake was, waren er jaren daarvoor reeds enkele initiatieven om de studenten samen te brengen. E.H. Paul Kuypers, woonde op het ‘Kiepers’ aan het kerkplein. In 1941 begon hij de studies filosofie aan het seminarie van St.-Truiden. Onder invloed van zijn klasgenoten op het seminarie, die in hun eigen gemeenten al actief waren, wilde hij ook iets doen voor de studenten gedurende de vakanties. Hij kwam in contact met kapelaan Goossens van Neeroeteren, waar toen reeds een KSA-groep bestond. Hij herinnert zich dat hij met Neeroeteren deelnaam aan enkele godsdienstige studiekringen. Naast een bedevaart naar de grot in Neeroeteren was er ook een kamp van enkele dagen op de boerderij “het Gieris’ op de Aertshouw in Opoeteren. Hij kan zich niet meer met zekerheid Optocht van de KSA van Opoeteren, begin jaren 60 herinneren of er andere mensen van Opoeteren bij betrokken waren. Hij dacht aan Jan en Henri Vandeweerd, René Creyns of zijn broer Fons Kuypers, maar van deze mensen leeft er niemand meer. Heeft dat kamp iets te maken gehad met de latere KSA in Opoeteren, vraagt hij zich af. Op zijn eremis in juni 1947 was er een KSAafvaardiging uit Neeroeteren aanwezig. Blijkbaar bestond die toen in Opoeteren nog niet. Van E.H. Jan Oosterbos kregen we nauwkeuriger informatie. Hij was zelf betrokken bij de oprichting van de KSA in Opoeteren. Hij schrijft: “De oprichting van de KSA: ik zat toen op de derde Grieks-Latijnse, dus: 1947-1948. Ik was tot dan lid van de KSA in Opglabbeek en heb het initiatief genomen om ook in Opoeteren te beginnen. Er werd een algemene stemming gehouden: ik ben van dan af verantwoordelijke leider geweest tot ik in het Groot Seminarie binnen ging (september 1952). Ik denk dat Jaak Knevels mij heeft opgevolgd en daarna is Jaak Jacobs gekomen. Ik herinner mij dat deze laatste in naam van de KSA gesproken heeft op 5
mijn eremis. (22.12.1956)....” Wat het leiderschap betreft moet er enige correctie aangebracht worden. E.H. Mathieu Stals schrijft als volgt: “Mijn eerste vergadering was het Kerstfeestje in de oude kapelanij, toen ons vergaderlokaal. De datum was einde december 1951. Jan Oosterbos was toen Bondsleider... Ik heb volgende leiders gekend: in 1951: Jan Oosterbos. In 1952 Mathieu Stals. Toen we naar het Groot Seminarie te Luik gingen en dus de toog droegen, mochten we geen leider meer zijn. De KSA was “lekenapostolaat”! En dus... In 1953 Jaak Knevels. Intussen bleven Jan Oosterbos en ikzelf actief bij de KSA tot onze priesterwijding. In 1954 of ’55: Jaak Jacobs.... Na mijn wijding (6 juli 1958) en mijn benoeming tot kapelaan in Stevoort op 25-08’58, en gelijktijdig het einde van de humaniora van J. Jacobs (als ik me goed herinner!), waren er geen seminaristen meer en kwam een nieuwe leiding....” Als naam van de KSA in Opoeteren werd gekozen voor “KSA Altijd Voort Opoeteren”. Er was ook een vlag, maar die is helaas verloren gegaan. Er waren meestal tussen de 15 en 25 leden. Het maximaal aantal leden dat we ergens vermeld vonden, waren er 37 op het einde van 1956 volgens het tijdschrift “Oetergalm”. Aanvankelijk waren het studenten die ergens op de humaniora zaten: Maaseik, Rotselaar, St.-Truiden, Hechtel of Asse. Op Maaseik na waren dat allemaal internaten, zodat er alleen maar activiteiten waren gedurende het verlof. Later kwamen er ook studenten bij die op de “vakschool” zaten.
Activiteiten In het kerstverlof was er een kerstfeest en een driekoningenstoet. Het kerstfeest bestond uit een kersttoneeltje, het zingen van kerstliedjes, een koffietafel met vlaai door de moeders gebakken, en een tombola. Met de driekoningenstoet werd er geld ingezameld voor een goed doel, o.a. voor het oprichten van een kerk in het OostDuitse Bebra, of voor de missie in Rwanda en Burundi In het Paasverlof waren er vergaderingen en spelnamiddagen. Onder het grote verlof was er een wekelijkse vergadering en een spelnamiddag of een voetbalwedstrijd. Er werd gespeeld tegen ploegen uit Neeroeteren, Opglabbeek en Opitter. Er werd gespeeld op een braak stuk land bij Marieke Drees (van de Berg) langs de weg naar Gruitrode. Tegen de knapen van Opitter werd eens ferm verloren. Achteraf bleek dat daar toen Lei Clijsters en Pier Janssen als 12 jarigen meespeelden. Jaak Knevels herinnert zich ook en tweedaagse voettocht naar Stramproy, waarbij ergens in een schuur werd overnacht. Ook was er toen eens een nachtspel waarbij zelfs de veldwachter een rol speelde. 6
Volgens Mathieu Stals was er onder de grote vakantie wel meer activiteit: “Tijdens de vakantie hadden we haast elke dag activiteit. Spontaan kwamen de leden naar de H. Mis van 8 uur. Ik woonde toen in de Fortstraat en had dus tijd! Dan planden we, aangepast aan het weer, een activiteit. Bosspelen, pleinspelen, wandelingen en tochten waren voor ons geen probleem.” Jan Oosterbos en Jaak Knevels herinneren zich dat er twee jaren na elkaar (1948 – 49?) een groot kampvuur georganiseerd werd, waaraan naast de KSA ook de KAJ en de BJB-jongens en – meisjes aan meewerkten. Beroemde nummers die hier opgevoerd werden waren o.a. “De stomme muzikant” (Thieu Stals op de trompet) en “Sint Antonius met zijn varken” met Wil Delbroek. In augustus 1954 werden er twee toneelstukken opgevoerd: “Het Schooierke” door de knapen, en “Voetbalhenkie” door de ganse groep. Dank zij het verslagboek van de Jong-Hernieuwers van 1957 – 1958 konden we een inzicht krijgen in de activiteiten van die periode. Het eerste verslag, uit de pen van Leo Moors, is dit van een vergadering in de kerstvakantie. Het einde van het verslag is vermeldenswaard: “De meeste jongens gingen met een blijde lach naar huis. Anderen gingen naar de Vespers” De activiteiten van de Jong-Hernieuwers waren nogal gevarieerd: voornamelijk voetballen, maar ook commandotochten, geldinzamelingen en zelfs klopjachten op eekhoorns.
Op bivak En dan was er natuurlijk het jaarlijkse bivak. Op 28 juli 1953 werd het eerste georganiseerd op de Bessemer in Lanaken. Jan Vangehugten (Djang Pinus) was kampleider. Jan Oosterbos herinnert zich: “Iedereen moest iets meebrengen van thuis: brood, boter, confituur, aardappelen, groente, zelfs vlees voor het middageten. De eerste dag waren het telkens varkenspootjes met tomatensaus. Dat was Jang Pienis zijn specialiteit. Dré Jannis en Jaak van MeisterBieze waren de koks. We bleven een dag of zes...” Thieu Stals herinnert zich dit kamp ook nog:”We sliepen in legertenten op een beddeke van stro. We stonden elke dag op om 6 uur! We gingen dan, nuchter, naar 7
de H. Mis in Lanaken; dat was 45 minuten stappen. De vlag voorop en we zongen KSA-liederen! Na de H. Mis gingen we winkelen, want een auto hadden we niet, zelfs geen fiets. André Vandewal was chef-kok. Iedereen had de beurt om te helpen, ketels te schuren, enz. Rond 9u30 kregen we ons eerste eten vande dag. Dat het voor iedereen hartelijk smaakte, is te begrijpen. Na het middagmaal ging iedereen slapen... stik-op! Tot 16 u.... Er waren aangepaste spelen en allerhande bosspelen; met de nachtrust hadden we geen problemen. Er was orde en stijl, we leefden sober en er was inzet en vriendschap. Ik herleef als ik eraan denk!” Tjeu Stals vertelt ook nog een anekdote:”Op kamp hadden we “natuurlijk” ’n WC. Gewoon een gat in de grond tussen het struikgewas. Bij het begin van het bos hadden we een stok geplaatst. Wie naar de WC moest, nam de stok mee. Dit was het ‘teken’! Bij mijn weten heeft zich niemand vergist..” Het volgende jaar was er terug een bivak in Lanaken en later waren er nog kampen op andere plaatsen, o.a. in Zonhoven.
Oetergalm De KSA van Opoeteren had een eigen bondsblaadje: Oetergalm. Initiatiefnemer was Jan Oosterbos, die toen op het Groot Seminarie in Luik studeerde. Het eerste –nog naamloze -nummer verscheen in oktober 1952. Hij vertelt hierover:”We kregen gemakkelijk gelegenheid om het te drukken. Dat gebeurde op de drukkerij van het seminarie. Die was gevestigd op de slaapkamer van Mr. Heuschen, de latere eerste bisschop van Hasselt. (Het was de tijd dat Roppe gouverneur van Limburg werd, een grote vriend van Mr. Heuschen) Bij zijn aanstelling kreeg hij ook gelukwensen gestuurd vw het SKVH groot seminarie Luik. Nu moet ge weten dat SKVH stond voor: Stink Kot Van Heuschen, de slaapkamer nl waar de stencilmachine stond en waar de vele bondsblaadjes van KSA limburg gedrukt werden.” Het tweede nummer kreeg de naam ‘Oetergalm’ als resultaat van een wedstrijd in het eerste nummer waarbij een naam gezocht werd. Het voorstel kwam van Jaak Knevels en Bert Roex, analoog met het blaadje ‘Duinengalm’ van de oud-leerlingen van Hechtel. Het blaadje bevatte steeds minstens één, (meestal twee of meer) stukje bezinning met de nadruk op de idealen van de beweging en op de studie. “Student, studeer” was vaak het motto. Er was een missiehoekje, een stukje geschiedenis en een terugblik op de voorbije activiteiten. In elk nummer was er ook een kruiswoordraadsel en een ‘prijskamp’, waarmee punten konden verdiend worden. Hiervan werd een klassement in de volgende nummers bijgehouden. Er verschenen een vijftal nummers per jaar, soms echter maar vier als er te weinig artikels binnenkwamen. Na een jaar moest Jan Oosterbos voor 18 maanden naar 8
het leger en nam Mathieu Stals de zorg van het bondsblaadje op zich. Nummer 3 van de vijfde jaargang in 1956 – ’57 is het laatste nummer dat we op de kop konden tikken. Zouden er later nog verschenen zijn?
Het einde In 1954 werd Jaak Jacobs bondsleider. Hij bleef dit 4 jaren. Na 1958 werd de leiding gevormd door Harie Colson, Jean Vissers en Guido Jacobs. Het laatste kamp had plaats te Meulenberg-Houthalen in 1964. Jaak Knevels die toen missionaris op verlof was, ging mee als proost. In 1967 werd op een parochieraad in Opoeteren beslist dat de Savioclub, een jeugdvereniging voor meisjes onder leiding van zuster Marie-Jeanne en Kaatje Neyens, overgingen naar de Chiro. Pastoor Thomasetti had ook graag dat er een jongenschiro kwam. Na beraad met de leiding werd er in eerste instantie beslist dat de jongens van de Lagere School naar de Chiro zouden gaan en deze van het secundaire onderwijs zouden bij de KSA blijven. Maar toen puntje bij paaltje kwam, gingen alle 12-jarigen over naar de Chiro. De eerste Chiro-activiteit ging door op 12 januari 1968. Men kan dus eigenlijk stellen dat de KSA van Opoeteren ophield te bestaan op die 12de januari. Bronnen: http://www.ksj.org/nationaal/uithangbord/historiek/75jaar/lange_historiek/ “De KSA in Meeuwen” door Jean Bosmans, verschenen in ‘De Reengenoten’ nr. 20 (1995) , het tijdschrift van de geschied- en heemkundige kring van Meeuwen. “Verslagboekje 25 jarig Jubelfeest van den Breeschen Studentenkring ‘Frissche Heikracht’” 1929 Tijdschrift “Oetergalm” Jaargang 1 - 5 Onze dank voor hun bijdrage: E.H Mathieu Stals, E.H. Jaak Knevels, E.H. Jan Oosterbos, E.H. Paul Kuypers, Leo Moors, Jos Mulders, Jef Vangehugten
Theo Dreesen © Heemkundige Kring "Utersjank" Opoeteren
Op het volgende blad vindt u nog een lied dat door Pater Mathieu Knevels speciaal voor de KSA van Opoeteren werd geschreven
9
10