kleurcodes
andere gebouwschil klant materialen techniek ventilatie werfcoördinatie
Waarom ventileren? Informeer je klant over het belang van goed ventileren. Hieronder sommen we de voornaamste vervuilingsbronnen op en schetsen we de mogelijke schadelijke gevolgen ervan. Verder counteren we de voornaamste vooroordelen i.v.m. ongeschikte ventilatiemethoden. Tot slot geven we je de voornaamste conclusies mee over het belang van ventilatie.
klant 1
vervuilingsbronnen
bron
waarom ventileren
mens
•• aanvoer van zuurstof en afvoer van koolstofdioxide (CO2) •• afvoer van geur: lichaamsgeur, geurtjes uit de keuken of het toilet, geur van keukenafval of huisdieren •• afvoer van tabaksrook •• afvoer van vocht: vocht van zweten, ademen, baden, douchen, poetsen, wassen, drogen, kamerplanten, samen goed voor 10 tot 15 liter per dag
gebouw en inrichting ervan
afvoer van vluchtige stoffen die nog lange tijd na plaatsing vrijkomen uit vinyl, tapijten, schilderwerk, gelijmd plaatmateriaal, detergenten…
schoonmaakproducten
afvoer van stoffen die vrij komen bij gebruik van schoonmaakproducten
apparaten
afvoer van stoffen die vrij komen bij gebruik van mixers, stofzuigers, printers, fax…
open verbrandingstoestellen
•• warmte afvoeren die afgegeven wordt door de ketel en de leidingen, en zo vermijden dat de temperatuur te hoog oploopt •• voldoende toevoer van zuurstof voor de verbranding om de vorming van koolstofmonoxide (CO) te vermijden •• de risico’s op vervuilende tot zelfs levensbedreigende uitwasemingen zoals koolstofmonoxide (CO) beperken •• de risico’s op terugslag van rook beperken
gevolgen van vervuilde binnenlucht
gevolgen op...?
klant 1
mogelijke gevolgen
op de gezondheid
•• •• •• •• •• •• •• ••
irritaties van ogen, neus en keel aantasting van de luchtwegen braken, misselijkheid huidklachten algemene symptomen zoals hoofdpijn, vermoeidheid duizeligheid, leer-, geheugen- en gemoedsstoornissen allergieën koolstofmonoxide (CO)-vergiftiging (dodelijk)
op het comfort
•• geurhinder •• tochtstromen •• vochtcondensatie op ramen of spiegels
op het gebouw
Condensatie op gebouwdelen zoals glas- en schrijnwerk, koude hoeken, slecht geventileerde zones achter kasten… kan leiden tot •• aantasting van verf, behang, pleisterwerk •• bijkomende vervuiling (bijvoorbeeld schimmelgroei) •• aantasting van constructieve delen van het gebouw door houtrot of schimmelvorming •• een verminderd isolatievermogen.
versie 1 12 januari 20
beperkingen van andere methoden om de binnenluchtkwaliteit te bevorderen
methode
beperking
ramen openen
Dit kan nuttig zijn om tijdelijk intensief te ventileren (bijv. bij een verhoogd vochtgehalte, na een feestje...), maar beperkingen hierbij zijn: •• Ramen openen heeft enkel een kortstondig effect, aangezien er enkel lucht aan- en afgevoerd wordt op momenten waarop de ramen open zijn. •• Er kan tocht optreden wanneer meerdere ramen open staan. •• Lawaai, insecten, regen, ev. zelfs inbrekers, kunnen de woning binnendringen. •• Open ramen zorgen in koude perioden voor een sterke afkoeling van het gebouw.
luchtlekken
•• De hoeveelheid aangevoerde en afgevoerde lucht is afhankelijk van de wind en de temperatuur. •• Je hebt geen controle over de plaats van toe- en afvoer en de stroomrichting: lucht komt naar binnen via kieren op het gelijkvloers en gaat door de schouwwerking in een woning naar buiten via kieren op hogere verdiepingen. •• Je kan de hoeveelheid toegevoerde of afgevoerde lucht niet zelf regelen. •• Er is geen controle op het debiet: soms zal dit te groot zijn, soms te klein. •• In de winter zorgen luchtlekken voor extra warmteverlies in de woning.
luchtzuiveraars
Luchtzuiveraars bieden enkel een oplossing voor stof, en niet voor de zuurstof- en vochthuishouding en voor geurtjes. Bovendien zijn er toestellen op de markt die weinig effectief zijn (waaronder de meeste tafelmodellen), of die zelfs vervuilende stoffen produceren.
airco
Airco vormt geen oplossing voor de zuurstof- en vochthuishouding en voor geurtjes, tenzij het gaat om een HVAC-systeem (heating, ventilation & air conditioning), inclusief ventilatie- en ev. luchtbevochtigingssysteem.
luchtdrogers of luchtbevochtigers
Deze vormen geen oplossing voor de zuurstofhuishouding en voor geurtjes, maar pakken enkel het vochtgehalte in de lucht aan.
conclusies waarom ventileren?
•• Vermijd schade aan de gezondheid van de bewoners. •• Vermijd schade aan de woning. •• Zorg er voor dat de bewoners comfortabel kunnen wonen.
hoe ventileren?
•• Voer verse lucht aan. •• Vermijd dat schadelijke stoffen en vocht zich opstapelen in de woning door middel van een goede luchtdoorstroming. •• Voer vervuilde lucht en vocht af.
waarom ventileren met een ventilatiesysteem?
Enkel zo kan je zorgen voor: •• een voldoende debiet voor een goede luchtkwaliteit •• een gecontroleerd debiet om energieverbruik te beperken •• comfort.
meer info bron
Ventilatiegids – stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren Leefmilieu Brussel – Infofiches Gezondheid
meer info
www.bouwgezond.be www.beterventileren.be (met een filmpje over het belang van ventilatie) www.epa.gov/iaq/pubs/residair.html (over luchtzuiveraars)
zie ook fiches
fiches thema Ventilatie wetten en normen
versie 1 januari 20 12
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen Binnenmilieubesluit
normen
NBN D50-001
Gebruik en onderhoud van het ventilatiesysteem .. Zorg er voor dat je klant geinformeerd wordt over het gebruik en onderhoud van het ventilatiesysteem. Dat kan aan de hand van onderstaande checklist. Zo zorg je er voor dat het ventilatiesysteem ook op lange termijn goed blijft werken.
klant 2
Vergelijk de prijzen van vervangfilters. Kies voor de luchttoevoer voor fijnfilters van klasse F5 tot F7. Die filteren fijn stof en pollen. Laat deze eventueel voorafgaan door een groffilter (bijv. G3), om te hoog oplopende drukverliezen bij vervuiling ter hoogte van de fijnfilter te vermijden.
systeem A
systeem B
systeem C
systeem D
Hoe werkt het ventilatiesysteem?
Welke componenten kan je manueel bedienen? n.v.t.
te regelen tussen open en gesloten: •• continu of •• met (minstens 3) tussenstanden
n.v.t.
regelbare toevoeropeningen
te regelen tussen open en gesloten: •• continu of •• met (minstens 3) tussenstanden
te regelen tussen open en gesloten: •• continu of •• met (minstens 3) tussenstanden
n.v.t.
n.v.t.
regelbare afvoeropeningen
te regelen tussen open en gesloten: •• continu of •• met (minstens 3) tussenstanden n.v.t.
in te regelen door installateur
n.v.t.
in te regelen door installateur
n.v.t.
n.v.t.
in te regelen door installateur
in te regelen door installateur
n.v.t.
Het toestel heeft een meerstandenschakelaar met •• de hoogste stand voor grote bezetting, roken, werkzaamheden,... •• een of meer tussenstanden bij normale werking (ook ‘s nachts) •• de laagste stand voor minimale ventilatie (bij afwezigheid).
n.v.t.
De unit mag geen aan/uit-knop hebben. Er mag wel een schakelaar zijn waarmee je de ventilator kan uitschakelen bij onderhoud of bij ernstige buitenluchtvervuiling, bijv. in de technische ruimte, zekeringskast…
toevoerventielen
afvoerventielen
ventilatie-unit
aan/uit-knop
Welke sturingssystemen zijn er voorzien?
klant 2
aanwezigheidsdetectie
n.v.t.
vochtdetectie
n.v.t.
CO2-detectie
n.v.t.
klokregeling
n.v.t.
•• In welke ruimten is er detectie (van aanwezigheid, vocht, CO2…) voorzien? •• Is er een klokregeling en zoja, hoe is die geprogrammeerd en hoe kan ze tijdelijk uitgeschakeld worden?
versie 1 12 januari 20
Welke andere automatische regelingen zijn er voorzien? zelfregelende regelbare toevoeropeningen
(*)
constantvolumeregeling (**)
welke zelfregelendheidsklasse heeft de RTO?
n.v.t.
welke zelfregelendheidsklasse heeft de RTO?
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
wel/niet voorzien
Hoe onderhoud je het ventilatiesysteem?
onderhoud door de gebruiker (termijnen afhankelijk van de omgeving) reinig de filters in de ventilatie-unit
n.v.t.
1-3m
1-3m
1-3m
reinig de ventilatieopeningen
3 - 12 m
3 - 12 m
3 - 12 m
3 - 12 m
vervang de filters in de ventilatie-unit
n.v.t.
6 - 12 m
n.v.t.
6 - 12 m
controleer de condensafvoer
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
12 m
reinig of vervang de filters in de dampkap
voorschrift
voorschrift
voorschrift
voorschrift
onderhoud door de installateur (termijnen afhankelijk van de omgeving) reinig het wtwapparaat
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
1j
reinig de ventilatieunit
n.v.t.
1j
1j
1j
inspecteer en reinig zonodig de kanalen
n.v.t.
1-3j
1-3j
1-3j
controleer de goede werking
1-3j
1-3j
1-3j
1-3j
controleer de instellingen
3j
3j
3j
3j
Waar vind je meer informatie over het ventilatiesysteem? fabrikant
gebruikershandleiding
installateur
onderhoudskalender, ev. onderhoudscontract
* Bij een zelfregelende regelbare toevoeropening sluit of opent de opening geleidelijk als het drukverschil tussen binnen- en buitenomgeving resp. toeneemt of afneemt. Er zijn 5 zelfregelendheidsklassen, van P0 (niet zelfregelend) t.e.m. P4 (sterk zelfregelend). ** Een constantvolumeregeling houdt het debiet gelijk bij wijzigende omstandigheden (bijv. filter verstopt, binnendeuren open, dampkap aan, krachtige wind…)
meer info bron
WTCB Infofiche Ventilatie van gebouwen - oplevering, gebruik en onderhoud
meer info
www.bouwgezond.be www.binnenklimaat.be
zie ook fiches
Klant 1: Waarom ventileren? Ventilatie 19: Kies de regeling
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
E-peil
n.v.t.
Vlaamse maatstaf
Een goed onderhoudsplan kan gunstig beoordeeld worden.
duurzame woningbouw v.1
Onderhoud van de gebouwschil Onderhoud is noodzakelijk voor een duurzaam gebouw. Dit vraagt regelmatig nazicht en reiniging van de gebouwelementen. In het kader van gezond bouwen behandelen we hier enkele specifieke elementen van de gebouwschil die de gezondheid en het binnenklimaat kunnen beinvloeden. Een volledige lijst van onderhoudsmaatregelen kan je terugvinden in de Onderhoudsgids voor duurzame gebouwen van het WTCB (zie referentiekader).
klant 3
Daken
Element Dakvloer
Regenwateropvang
Dakgoten en afvoerelementen
klant 3
Actie
Per
Controleer de binnenafwerking onder of in de buurt van het dak op vochtvlekken, schimmels, enz... Naargelang van de vastgestelde problemen, zal je moeten ingrijpen door bijvoorbeeld de dakafdichting, de isolatie of het dampscherm te herstellen. Hiervoor kan je beroep doen op een bouwprofessioneel.
P
Reinig de dakgoten, de dakafdichting en de dakbedekking.
J
Controleer de toestand van de leidingen en laat deze eventueel herstellen.
J
Kijk de werking van eventuele kranen na.
J
Hoe ziet het opgevangen regenwater eruit? Als het water een lichtbruine of lichtgrijze kleur heeft, moet je niet alleen nagaan of er afzettingen zijn op de bodem van de wateropvangtank, maar ook in de dakgoten en op het dak. Eventueel moet je de drijvende deeltjes uit de tank verwijderen.
J
Hoe ruikt het regenwater in de tank? Bij een onaangename geur moet je de stankafsluiter (of 'sifon') tussen de wateropvangtank en het rioleringsnet controleren. Reinig eventueel ook de bodem van de tank.
J
De zelfreinigende filters stroomopwaarts van de wateropvangtank moet je jaarlijks reinigen en afborstelen.
6M
Het filtermateriaal van niet-zelfreinigende filters moet je regelmatig reinigen of vervangen.
6M
Ga de zuurtegraad van het water na door een meting van de pH. Als het water te zuur is, controleer je best of het dak, de dakgoten en de wateropvangtanks niet vervuild zijn. Eventueel moet je de pH corrigeren.
J
Is de wateropvangtank (bekuiping) nog waterdicht? Door het waterniveau in de gaten te houden kan je afleiden af er water lekt.
J
Wat is de toestand van gevels en binnenafwerking? Vochtvlekken en/of schimmels wijzen op eventuele lekken.
P
Zijn de dakafvoeren nog waterdicht aangesloten op het dak? En hoe zit het met de afvoerleidingen en van de spuwers. Reinig eventuele roosters die de afvoer afdekken.
J
Verwijder dode bladeren, slib en alle materiaalresten die zich kunnen ophopen. Ook alle voorwerpen en materiaalresten die aanleiding kunnen geven tot schade moeten verwijderd worden om verstopping te vermijden.
J
Verwijder alle mossen en plantengroei vooraleer deze een wortelnetwerk kunnen ontwikkelen.
J
Controleer de lassen, voegen, roeflatten en bevestigingen van de dakafdichting.
J
versie 1 12 januari 20
Dakafdichtingen
Na de winter: •• Ga na of de dakafdichting nog intact is. Eventueel zijn herstellingen nodig (rimpelvorming, verzakking, veroudering, loskomen, enz.). •• Hoe zit het met de aansluitingen met de dakafvoeren, de afvoerleidingen en de spuwers? •• Zijn eventuele beschermingslaag, slabben, profielen, uitzettingsvoegen, voegen tussen de dakbanen, enz. nog in goede staat? •• Eventueel plaats je een bijkomende bescherming op plaatsen die frequent belopen worden.
J
Na het vallen van de bladeren: •• Verwijder de dode bladeren. •• Verwijder mossen, plantengroei, vreemde voorwerpen, enz. •• Voor geballaste daken: herstellen van de ballast.
J
BEHANDELINGSTOESTELLEN VOOR AFVALWATER
Element
Actie
Vetafscheiders, KWS*-afscheiders, slibafscheiders
•• Ga na of het toestel niet lekt. Let hierbij op de aansluitingen van toevoer- en afvoerleidingen. •• Kijk de verluchtingspijp na en maak deze eventueel vrij. •• Alles reinigen (vooral de filter en de vlotter).
Per P
Bezinkputten
•• Ga de toestand na van de bezinkput en van de aansluitingen met de leidingen. •• Reinig de bezinkput en de slibopslagkorf.
1-3J 1-3J
Septische putten
•• •• •• ••
Individuele zuiveringsstations
Verwijder de drijvende sliblaag. Reinig de verbindingsopeningen tussen de verschillende compartimenten. Kijk de verluchtingspijp na en maak deze eventueel vrij. Controleer of de put nog waterdicht is.
Heb vooral aandacht voor de goede werking van het alarm van het station. Het onderhoud doe je volgens de voorschriften van de fabrikant, rekening houdend met het aantal gebruikers (bewonersequivalent).
* KWS = Koolwaterstof Legende periodiciteit: P: periodiek, afhankelijk van de gebruiker, richtlijnen van de fabrikant, omgeving (hoeveelheid vervuiling,...), enz... 6M: om de 6 maanden J: 1x per jaar 1-3J: om de 1 tot 3 jaar
REFERENTIES EN MEER INFO Onderhoudsgids voor duurzame gebouwen - uitgave 2011 - WTCB
1-3J
Bouwknopen: sluit isolatielagen rechtstreeks op elkaar aan
gebouwschil 1
Gezond bouwen betekent ook dat je zo veel mogelijk koudebrugwerking vermijdt. Zo beperk je het risico op condensen schimmelvorming. Dat kan namelijk negatieve gevolgen hebben op de gezondheid van de bewoners, comforthinder veroorzaken en schade berokkenen aan het gebouw. Het komt er dan ook op aan om de bouwknopen zo goed mogelijk te detailleren. In deze fiche focussen we op het basisprincipe en op hoe je dat in praktijk kan realiseren. Lukt het toch niet op die manier omwille van constructieve redenen, dan kan je toch nog in heel grote mate de koudebrugwerking beperken. Meer daarover lees je in de 2 volgende fiches.
d1
dcontact d2
①
②
profielen zonder thermische onderbreking
③
④
profielen met thermische onderbreking
⑤
⑥
⑦
⑧
Zorg er voor dat de thermische snede ononderbroken is, zowel in plan als in doorsnede. Waar 2 scheidingsconstructies samenkomen (afbeeldingen 2 t.e.m. 4), moet je er voor zorgen dat het contact tussen beide voldoende groot is (aangeduid met d contact). Ook t.h.v. schrijnwerk moet de thermische isolatielaag doorlopen (afbeeldingen 5 t.e.m. 8).
Bouwknopen omschrijving
wat zijn bouwknopen?
Er zijn 2 types bouwknopen (zoals gedefinieerd in de energieprestatieregelgeving): 1) lineaire bouwknopen: •• plaats waar 2 scheidingsconstructies van het verliesoppervlak samenkomen, bijv. de aansluiting van het dak op de gevel, van 2 gevels, van een gevel op het gelijkvloers… •• lijnvormige (< 0,4 m breed) onderbrekingen van de isolatie 2) puntsgewijze bouwknopen, bijv. kolommen die de isolatielaag doorboren van een vloer boven een parkeergarage, kelder, buitenomgeving... Gaat het om een lineaire of puntsgewijze onderbreking in een scheidingsconstructie die zich op volle grond bevindt, dan wordt dat niet als een bouwknoop aanzien.
aandachtspunten bij ontwerpfase
basisprincipe: garandeer de thermische snede
gebouwschil 1
principe
De isolatielaag moet over de hele gebouwschil continu doorlopen. De isolatielaag is daarbij telkens de laag in een gebouwcomponent met de hoogste warmteweerstand.
vuistregel
Zorg er voor dat je de isolatielaag op een tekening met je potlood kan volgen zonder dat je je potlood moet opheffen, en dat zowel in plan als in doorsnede (zie afbeelding 1).
versie 1 12 januari 20
praktische realisatie
•• Kies voor een zo compact mogelijke bouwvorm. •• Vermijd ingewikkelde vormen en complexe details. •• Vermijd de combinatie van veel verschillende constructiewijzen in een en hetzelfde gebouw (massief-skelet…)
principe 1: sluit de isolatielagen rechtstreeks op elkaar aan aansluitingen tussen volle schildelen (wand -dak-vloer)
principe
Waar 2 scheidingsconstructies samen komen (bijv. t.h.v. een hoek tussen 2 wanden, een aansluiting van een wand op een hellend dak) zorg je er voor dat de isolatielagen rechtstreeks contact maken met elkaar. Let er op dat het contact tussen beide isolatielagen voldoende groot is.
vuistregel
De contactlengte tussen de 2 isolatielagen moet minstens de helft bedragen van de dikte van de dunste isolatielaag, of dcontact ≥ ½ min (d1, d2) met (zie afbeelding 2) •• dcontact de contactlengte van de isolatielagen, gemeten tussen de koude en de warme zijde •• d1 en d2 de resp. diktes van de isolatielagen van de 2 samenkomende scheidingsconstructies.
praktische realisatie
Afbeeldingen 3 en 4 tonen een mogelijke oplossing voor een aansluiting tussen een gevel en een hellend dak. Voor meer voorbeelden: zie ‘meer info’.
aansluitingen met schrijnwerk principe
Ook t.h.v. schrijnwerk moet de thermische isolatielaag doorlopen.
vuistregel
•• Bij profielen met thermische onderbreking moet de isolatielaag volledig contact maken met de thermische onderbreking. •• Bij profielen zonder thermische onderbreking geldt ook dat dcontact ≥ ½ min (d1, d2) met d1 de dikte van het vast kader van het raamprofiel (zie afbeeldingen 5 en 6 ).
praktische realisatie
Afbeeldingen 7 en 8 tonen een mogelijke oplossing voor een raam in een spouwmuur. Voor meer voorbeelden: zie ‘meer info’.
aandachtspunten bij werffase
bij uitvoering
•• Let er op dat er geen spleten of kieren tussen isolatieplaten in hetzelfde vlak zitten. •• Let er op dat isolatieplaten goed aansluitend tegen de draagstructuur (draagmuur, dakspanten...) zijn aangebracht. •• Let er op dat de thermische snede ook gerealiseerd is ter hoogte van aansluitingen van schildelen (funderingsaanzet, aansluiting wand - dak…) en ter hoogte van het schrijnwerk, en dat conform je detailtekeningen.
bij oplevering
Laat eventueel een IR-test uitvoeren door een erkend deskundige. aandachtspunten bij gebruiksfase
gebruik en onderhoud
Isoleren, luchtdicht bouwen en ventileren gaan hand in hand. Informeer je klant hierover (zie ook fiche 'Klant 1: waarom ventileren?').
meer info bron
www.energiesparen.be/epb/prof/bouwknopen
meer info
www.bouwdetails.be www.wtcb.be/go/koudebruggen Gebouwschil 2: Bouwknopen - voeg isolerende delen tussen Gebouwschil 3: Bouwknopen - zorg er voor dat de weg van de minste weerstand
zie ook fiches
voldoende lang is wetten en normen wetgeving
Energiebesluit - bijlage VIII
normen
NBN EN 13187 i.v.m. thermografische tests invloed op de score van meetinstrumenten
E-peil
Bouwknopen ontworpen volgens deze principes zijn 'EPB-aanvaard'.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Een lineaire bouwknoop met een kleine psi-waarde levert een gunstige score op.
Bouwknopen: voeg isolerende delen tussen Gezond bouwen betekent ook dat je zo veel mogelijk koudebrugwerking vermijdt. Dat doe je door de thermische snede te garanderen. In fiche Gebouwschil - 1 kon je al meer lezen over dit basisprincipe en hoe je dit vertaalt naar de praktijk. In sommige gevallen is het echter niet mogelijk om de isolatie te laten doorlopen om constructieve redenen. Denk maar aan een funderingsaanzet, een dakopstand... Hou in deze gevallen rekening met onderstaande aandachtspunten. Zo verklein je het risico op condens- en schimmelvorming. En zo vermijd je dan weer negatieve gevolgen op de gezondheid, comforthinder en bouwschade. Lukt ook onderstaande methodiek niet, dan brengt fiche Gebouwschil 3 mogelijk soelaas.
①
gebouwschil 2
②
③
⑤
⑥
thermische snedelijn
④
Isolerende delen moeten aan 3 voorwaarden voldoen om hun functie degelijk te vervullen (afbeelding 1 t.e.m. 3). Ook t.h.v. schrijnwerk kunnen isolerende delen een oplossing bieden (afbeelding 4). Afbeeldingen 5 en 6 tonen enkele oplossingen uit de praktijk waarbij isolerende delen tussengevoegd werden.
Bouwknopen aandachtspunten bij ontwerpfase
principe 2: kunnen isolatielagen niet rechtstreeks op elkaar aansluiten, voeg dan isolerende delen tussen
principe
Waar 2 scheidingsconstructies samen komen is het soms niet mogelijk om de isolatielagen rechtstreeks contact te laten maken met elkaar om constructieve redenen (bijv. bij een funderingsaanzet of een aansluiting van een gevel op een plat dak). Zorg er in die gevallen voor dat de thermische snede gegarandeerd blijft door isolerende delen tussen te voegen. Voldoen deze isolerende delen aan onderstaande 3 vuistregels, dan vermijd je een te sterke koudebrugwerking. vuistregels
thermische geleidbaarheid
gebouwschil 2
•• De λ-waarde van het tussengevoegde deel moet kleiner zijn dan of gelijk aan 0,2 W/ mK (afbeelding 1). Meerdere materiaallagen die op elkaar aansluiten zonder luchtlaag ertussen met λ ≤ 0,2 W/mK mag je als 1 homogeen isolerend deel aanzien.
versie 1 12 januari 20
warmteweerstand
De R-waarde van elk isolerend deel •• mag niet minder dan de helft bedragen van de kleinste warmteweerstand van de aangrenzende isolatielagen •• moet niet groter zijn dan 2 m²K/W bij ruwbouwcomponenten en •• moet niet groter zijn dan 1,5 m²K/W bij raam- en deurprofielen. M.a.w. R ≥ (R1/2, R2/2, 2) (afbeelding 2). De R-waarde wordt hierbij gemeten loodrecht op de thermische snedelijn. Die •• verbindt de 2 aangrenzende isolatielagen doorheen de isolerende delen én •• loopt zoveel mogelijk evenwijdig aan de begrenzing van de isolatielagen en de isolerende delen én •• moet bij buitenschrijnwerk door de thermische onderbreking van het raamprofiel lopen (afbeelding 4). Waar de thermische snedelijn een knik maakt (afbeeldingen 2), moet de R-waarde afgetoetst worden in 2 richtingen.
contactlengte
De contactlengte tussen het isolerende deel en de aangrenzende isolatielagen moet minstens de helft bedragen van de dikte van het dunste van de 2 isolatielagen, of dcontact ≥ ½ min (disolerend deel, dx) met (afbeelding 3): •• dcontact de contactlengte tussen het isolerend deel en de aangrenzende isolatielaag, gemeten tussen de koude en de warme zijde •• dx de dikte van de aangrenzende isolatielaag. Elke aansluiting tussen het isolerend deel en een aangrenzende isolatielaag of tussen twee isolerende delen moet hieraan voldoen. praktische realisatie
praktische realisatie
Afbeeldingen 5 en 6 tonen mogelijke oplossingen voor een funderingsaanzet. Voor meer voorbeelden: zie 'meer info'.
aandachtspunten bij werffase
bij uitvoering
Let er op dat de tussengevoegde isolerende delen op het juiste niveau geplaatst worden. Zo moet het isolerend deel in een opgaande wand bij een funderingsaanzet zich bevinden op het niveau waar later de vloerisolatie zal geplaatst worden.
bij oplevering
Laat eventueel een IR-test uitvoeren door een erkend deskundige. aandachtspunten bij gebruiksfase
gebruik en onderhoud
Isoleren, luchtdicht bouwen en ventileren gaan hand in hand. Informeer je klant hierover (zie ook fiche 'Klant 1: waarom ventileren?').
meer info bron
www.energiesparen.be/epb/prof/bouwknopen
meer info
www.bouwdetails.be www.wtcb.be/go/koudebruggen Gebouwschil 1: Bouwknopen - sluit isolatielagen rechtstreeks op elkaar aan Gebouwschil 3: Bouwknopen - zorg er voor dat de weg van de minste weerstand
zie ook fiches
voldoende lang is wetten en normen wetgeving
Energiebesluit - bijlage VIII
normen
NBN EN 13187 i.v.m. thermografische tests invloed op de score van meetinstrumenten
E-peil
Bouwknopen ontworpen volgens deze principes zijn 'EPB-aanvaard'.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Een lineaire bouwknoop met een kleine psi-waarde levert een gunstige score op.
Bouwknopen: zorg er voor dat de weg van de minste weerstand voldoende lang is
gebouwschil 3
In fiches Gebouwschil - 1 en 2 kon je al meer lezen over hoe je de thermische snede kan garanderen. In sommige gevallen is dit echter niet mogelijk om constructieve redenen, zelfs niet door isolerende delen tussen te voegen. Denk maar aan een funderingsaanzet van een zwaar belaste muur of een grote uitkraging, bijvoorbeeld ter hoogte van een balkon... Hou in deze gevallen rekening met onderstaande aandachtspunten. Zo belet je een te sterke koudebrugwerking waardoor je het risico op condens- en schimmelvorming beperkt. En zo vermijd je dan weer negatieve gevolgen op de gezondheid, comforthinder en bouwschade.
binnen
binnen
buiten
buiten
buiten
buiten
①
binnen
binnen
②
③
④
Warmte volgt steeds de weg van de minste weerstand (afbeeldingen 1 en 2). Is de weg van de minste weerstand minder dan 1 m lang, voeg dan isolatie toe om deze langer te maken (afbeelding 3 en 4, met de isolatie in rood en de weg van de minste weerstand in groen).
Bouwknopen aandachtspunten bij ontwerpfase
principe 3: zorg er voor dat de weg van de minste weerstand voldoende lang is
gebouwschil 3
principe
Warmte volgt de gemakkelijkste weg (afbeeldingen 1 en 2). Warmte vertransporteert zich m.a.w. niet doorheen de isolatie als de thermische snede onderbroken is. Lukt het niet om de thermische snede te garanderen, zorg er dan voor dat de weg van de minste weerstand voldoende lang is. Zo belet je dat er een te grote afkoeling is via die weg.
vuistregel
Zorg er voor dat de weg van de minste weerstand minstens 1 m lang is. De weg van de minste weerstand (afbeeldingen 3 en 4) •• is het kortste traject tussen de binnenomgeving en de buitenomgeving of een aangrenzende onverwarmde ruimte én •• snijdt nergens een isolatielaag of een isolerend deel met een R-waarde die groter is dan die van de aangrenzende schildelen. Is aan deze voorwaarden niet voldaan, voeg dan isolatie toe om de lengte van de weg van de minste weerstand te verlengen. Deze isolatie moet een R-waarde hebben die minstens gelijk is aan de kleinste van de isolatielagen van de aangrenzende schildelen.
praktische realisatie
Afbeelding 4 toont een mogelijke oplossing voor een funderingsaanzet. Voor meer voorbeelden: zie 'meer info'.
versie 1 12 januari 20
aandachtspunten bij werffase bij uitvoering
Let er op dat de isolatie voldoende ver wordt doorgetrokken, zodat de weg van de minste weerstand zo lang mogelijk is.
bij oplevering
Laat eventueel een IR-test uitvoeren door een erkend deskundige. aandachtspunten bij gebruiksfase
gebruik en onderhoud
Isoleren, luchtdicht bouwen en ventileren gaan hand in hand. Informeer je klant hierover (zie ook fiche 'Klant 1: waarom ventileren?').
meer info bron
www.energiesparen.be/epb/prof/bouwknopen
meer info
www.bouwdetails.be www.wtcb.be/go/koudebruggen
zie ook fiches
Gebouwschil 1: Bouwknopen - sluit isolatielagen rechtstreeks op elkaar aan Gebouwschil 2: Bouwknopen - voeg isolerende delen tussen
wetten en normen wetgeving
Energiebesluit - bijlage VIII
normen
NBN EN 13187 i.v.m. thermografische tests invloed op de score van meetinstrumenten
E-peil
Bouwknopen ontworpen volgens deze principes zijn 'EPB-aanvaard'.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Een lineaire bouwknoop met een kleine psi-waarde levert een gunstige score op.
Stappenplan ventilatie
ventilatie 1
Hieronder vind je een stappenplan dat je op weg helpt om een degelijk en correct functionerend ventilatiesysteem te voorzien op maat van jouw woningbouwproject, zowel bij nieuwbouw als bij renovatie. Het is een leidraad van ontwerp- tot gebruiksfase. Bij iedere stap vind je meer praktische info in de fiches waarnaar telkens verwezen wordt.
Stappenplan ventilatie
Te doen
Thema
Nr.
STAP 1 | Overleg met je klant Waarom ventileren?
Klant
①
Ga de (comfort)wensen na van je klant en analyseer de bestaande situatie
Ventilatie
②
Kies een ventilatiesysteem op maat van je nieuwbouwproject
Ventilatie
③
Kies een ventilatiesysteem op maat van je renovatieproject
Ventilatie
④
Gebouwschil
③
Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
Ventilatie
⑤
Bepaal de ventilatiedebieten voor speciale ruimten (kelder, zolder, garage, dressing...)
Ventilatie
⑥
Bepaal de ventilatiedebieten bij verbouwing, uitbreiding of gedeeltelijke herbouw
Ventilatie
⑦
STAP 2 | Bouw luchtdicht Bouw luchtdicht STAP 3 | Bepaal de luchtdebieten
Opstellingsruimte van een ketel met open verbrandingskring
Technieken
①
Opstellingsruimte van een ketel met gesloten verbrandingskring
Technieken
②
Kies regelbare toevoeropeningen
Ventilatie
⑧
Kies regelbare afvoeropeningen
Ventilatie
⑨
Stap 4 | Basisontwerp
Bij keuze voor ventilatiesysteem A
Kies doorstroomopeningen
Ventilatie
⑩
Kies kanalen voor natuurlijke afvoer
Ventilatie
⑪
Kies regelbare afvoeropeningen
Ventilatie
⑨
Kies doorstroomopeningen
Ventilatie
⑩
Bij keuze voor ventilatiesysteem B
ventilatie 1
Kies kanalen voor natuurlijke afvoer
Ventilatie
⑪
Kies pulsieventielen of toevoeropeningen
Ventilatie
⑫
Kies een luchttoevoeropening
Ventilatie
⑬
Kies kanalen voor mechanische ventilatie
Ventilatie
⑯
Kies de ventilator(en)
Ventilatie
⑰
versie 1 12 januari 20
Bij keuze voor ventilatiesysteem C Kies regelbare toevoeropeningen
Ventilatie
⑧
Kies doorstroomopeningen
Ventilatie
⑩
Kies extractieventielen of afvoeropeningen
Ventilatie
⑭
Kies een luchtafvoeropening
Ventilatie
⑮
Kies kanalen voor mechanische ventilatie
Ventilatie
⑯
Kies de ventilator(en)
Ventilatie
⑰
Kies de regeling
Ventilatie
⑲
Kies een geschikte dampkap
Ventilatie
⑳
Kies doorstroomopeningen
Ventilatie
⑩
Kies pulsieventielen of luchttoevoeropeningen
Ventilatie
⑫
Kies een luchttoevoeropening
Ventilatie
⑬
Bij keuze voor ventilatiesysteem D
Kies extractieventielen of afvoeropeningen
Ventilatie
⑭
Kies een luchtafvoeropening
Ventilatie
⑮
Kies kanalen voor mechanische ventilatie
Ventilatie
⑯
Kies de ventilator(en)
Ventilatie
⑰
Kies de ventilatie-unit
Ventilatie
⑱
Kies de regeling
Ventilatie
⑲
Kies een geschikte dampkap
Ventilatie
⑳
Werf
①
Werf
②
Werf
③
Stap 5 | Informeer de EPB-verslaggever Welke gegevens heeft de EPB-verslaggever nodig? Stap 6 | Bereid de uitvoering voor Coördinatie en werfplanning van het ventilatiesysteem Stap 7 | Lever het ventilatiesysteem op Lever het ventilatiesysteem op
Stap 8 | Informeer je klant over het ventilatiesysteem Hoe het ventilatiesysteem gebruiken en onderhouden?
Klant
meer info bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius)
meer info
Ventilatiegids (www.ideg.info) wetten en normen
versie 1 januari 20 12
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatie voorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001
②
Analyseer de bestaande situatie (bij renovatie) Bij een renovatie is het niet alleen belangrijk om rekening te houden met de wensen van je klant, maar uiteraard ook met de bestaande situatie. Door een goede analyse voor de start van je ontwerp vermijd je heel wat problemen achteraf. Hieronder vind je een checklist die je op weg helpt om een goede analyse te maken, waarmee je aan de slag kan om ventilatie te voorzien op maat van jouw specifieke project.
ventilatie 2
Vervang je een schouw deels ter hoogte van de zolderverdieping, dan vermijd je schouwproblemen en kan je toch de schouwdelen op de woonverdiepingen behouden. Ook op het gelijkvloers of in de kelder kan je de schouw eventueel afbreken om daar bijvoorbeeld een technische ruimte te voorzien.
Analyse bij renovatie Leg de doelstellingen vast doelstellingen
Wat zijn de algemene doelstellingen van de renovatie? Wat zijn de objectieven op vlak van comfort en energiebesparing?
concept
Wat is het globaal concept van de verbouwing? Wat is het niveau van renovatie (beperkte ingreep of zeer ingrijpend)?
regelgeving
Wat zijn de wettelijke eisen? Analyseer de toestand van de woning
bewoners
(inplantings)plan en omgeving
ventilatie 2
•• Wat zijn de ervaringen van de bewoners? •• Hebben ze last van geuren, tocht, lawaai, gezondheidsklachten (irritatie van ogen, keel, luchtwegen, hoofdpijn…?) •• Gaat het om een bungalow of om een woning met meerdere verdiepingen? •• Zijn er hinderlijke bronnen in de omgeving zoals dichte rookgassen of andere hinder van de buren, een drukke straat, een vervuilde omgeving…?
gebouwschil
•• Zijn er zichtbare problemen: is er vochtschade, schimmelvorming…? •• Hoe luchtdicht is de gebouwschil al dan niet?
technieken
Ga na of er risico bestaat op CO-vergiftiging of of er andere risico’s zijn: •• Wat is de toestand van de verbrandingstoestellen? •• Zijn het open of gesloten toestellen? •• Hoe gebeurt de toevoer van de verbrandingslucht? •• Hoe gebeurt de rookgasafvoer? •• Is er een situatie van permanente onderdruk?
versie 1 12 januari 20
basisventilatie
•• Wat zijn de beschikbare basisventilatievoorzieningen? Zijn er openingen voor natuurlijke toevoer, doorstroomopeningen (of spleten onder de deuren), kanalen, mechanische ventilatie...? •• Passen ze in de globale principes van een goede ventilatiestrategie? Bevinden de beschikbare toevoerroosters zich bijvoorbeeld niet in natte ruimten? •• Wat is de toestand van de componenten (werking, vervuiling)? Hoe vervuild zijn de kanalen bijvoorbeeld? En de toevoer- en afvoeropeningen? Maakt de mechanische ventilatie lawaai? •• Zijn de componenten geschikt om de nodige debieten te halen? Meet de debieten van mechanische ventilatievoorzieningen. Bij openingen voor natuurlijke toevoer (RTO) kan je een inschatting maken op basis van deze vuistregel: Reken voor het debiet bij 2 Pa drukverschil op zo’n 0,36 m³/h per cm² rooster. Bijv. een rooster van 3 cm x 25 cm heeft een debiet van ong. 75 cm² x 0,36 m³/h of 27 m³/h bij 2 Pa. Debieten bepaald volgens deze vuistregel worden niet aanvaard bij de EPB-aangifte.
intensieve ventilatie
•• Is er een geschikte dampkap? •• Zijn er ramen met kierstandmogelijkheden, kipstand? •• Zijn er dakvlakramen?
Analyseer de mogelijkheden van de woning
planschikking
Ga na of er een planschikking mogelijk is die gunstig is voor natuurlijke ventilatie: •• Gaat het om een woning met meerdere niveaus, waardoor je een schouweffect krijgt? •• Kunnen de natte ruimten gegroepeerd worden, bij voorkeur boven in de woning?
beschikbare ruimte voor kanalen
•• Zijn ekelder kan je de schouw eventueel afbreken om daar bijv. technieken te voorzien. •• Zijn er verloren ruimten zoals zolderruimten, valse plafonds...? •• Kan je valse plafonds of wanden of eventueel afgeschuinde hoeken creëren om kanalen weg te werken? •• Kan je kanalen wegwerken in de vloerchape (waarbij je rekening houdt met bijkomende drukverliezen)? •• Kan je eventueel kanalen voorzien aan de buitenzijde (bijv. bij buitenisolatie)?
Analyseer de mogelijkheden van de bouwheer
budget
•• Wat is het budget van de bouwheer? Hou rekening met de correcte (economische en technische) volgorde: eerst de isolatie, ventilatie en luchtdichtheid aanpakken, dan de verwarming. •• Zijn er werken die de bouwheer zelf doet (bijv. op vlak van luchtdichtheid)?
timing
•• Gebeurt de uitvoering in fasen? Hou er rekening mee dat isolatie, luchtdichtheid en ventilatie samen moeten gebeuren. Werken die wel faseerbaar zijn, zijn bijvoorbeeld het voorzien van decentrale verwarming, decentrale ventilatie en installaties op zonne-energie. •• Wordt de woning tijdens de werken bewoond? Hoelang blijft de woning onbewoond?
meer info bron
Ventilatie in woningen: Ventilatie en renovatie, Paul Van den Bossche, WTCB Ventilatiedocument: residentieel - verbouwing, uitbreiding en gedeeltelijke herbouw
meer info
Ventilatiegids (www.ideg.info) wetten en normen
versie 1 januari 20 12
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001
Kies een ventilatiesysteem op maat van je nieuwbouwproject
ventilatie 3
Leg het ventilatiesysteem al vast in ontwerpfase zodat je ruimte kan voorzien voor ventilatoren, kanalen... Zo vermijd je problemen op de werf en kan je rekening houden met de diverse implicaties van je systeemkeuze. Neem de pro's en contra's uit de tabel hieronder door met je klant. Op basis hiervan kan je een bewuste keuze maken in functie van het gebouw, de omgeving en de comfortwensen van de toekomstige bewoners.
Ventilatiesystemen
A natuurlijke toe- en afvoer
B mechanische toevoer, natuurlijke afvoer
C natuurlijke toevoer, mechanische afvoer
D mechanische toe- en afvoer
omschrijving A
B
C
D
via regelbare toevoeropeningen in droge ruimten door druk- of temperatuurverschil
via toevoeropeningen in droge ruimten binnen geblazen m.b.v. ventilator
via regelbare toevoeropeningen in droge ruimten door druk- of temperatuurverschil
via toevoeropeningen in droge ruimten binnen geblazen m.b.v. ventilator
werking toevoer van verse lucht
doorstroming van lucht afvoer van vervuilde lucht
via doorstroomopeningen doorheen de woning via regelbare afvoeropeningen in natte ruimten, geplaatst op verticale kanalen door het dak
via afvoeropeningen in natte ruimten buiten gezogen m.b.v. ventilator
aandachtspunten voor gezond bouwen aanzienlijk
klein
klein
heel klein
matig
groot, tenzij je de toegevoerde lucht voorverwarmt
matig
klein
risico op geluidshinder uit omgeving
matig
beperkt
matig
beperkt
risico op geluidshinder van installatie
helemaal geen
aanzienlijk, tenzij je voorzorgen neemt
beperkt
aanzienlijk, tenzij je voorzorgen neemt
matig
hoog: het gebouw matig staat in overdruk, wat leidt tot exfiltratie en zo tot een hoger risico op inwendige condensatie
risico op onvoldoende luchtkwaliteit en debieten
risico op tocht
risico op inwendige condensatie
ventilatie 3
matig
versie 1 12 januari 20
A
B
C
D
aandachtspunten bij ontwerpfase toepasbaar in renovatie
zie fiche Klant 4: Kies een ventilatiesysteem op maat van je renovatieproject
toepasbaar in flatgebouw
af te raden in woongebouwen waarvan de redelijk hoogste verdiepingsvloer zich meer dan 13 m boven het gelijkvloers bevindt
systeemkost
(€)
800 - 1500
niet bekend
1000 - 2000
5000 - 7000
nee
ja
ja
ja
geen
beperkt
beperkt
matig
normaal
hoog bij voorverwarming
normaal
laag bij warmterecuperatie
niet mogelijk
niet mogelijk
kan met warmtepompboiler
kan met WTWunit en/of warmtepompboiler
opties vraagsturing mogelijk
energie elektriciteitsverbruik ventilatieverliezen*
energierecuperatie
aandachtspunten bij werffase /
/
bij oplevering
meet de (toe- en) afvoerdebieten en controleer of deze voldoen aan de vooropgestelde eisen
aandachtspunten bij gebruiksfase bedieningsgemak
hoog
eerder laag
matig
eerder laag
onderhoud nodig
beperkt
matig
matig
veel
beperkt
matig
matig
eerder hoog (minder bij warmterecuperatie)
gebruikskost
* energie nodig om warmteverliezen t.g.v. ventilatie te compenseren
meer info bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius)
meer info
Ventilatiegids (zie www.ideg.info) Energiesparen.be/epb/ventilatieresidentieel
zie ook fiches
Ventilatie 4: Kies een ventilatiesysteem op maat van je renovatieproject
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
E-peil vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
versie 1 januari 20 12
beperkte invloed op het E-peil
beperkte invloed op het E-peil
grote invloed op het E-peil mits gebruik van gelijkwaardigheid
grote invloed op het E-peil
Het gebruik van balansventilatie (systeem D) met een warmteterugwinning met thermisch recuperatierendement (voelbare warmte) van minstens 85% levert een gunstig resultaat op.
Kies een ventilatiesysteem op maat van je renovatieproject
ventilatie 4
Eens je een goede analyse hebt gemaakt van de bestaande situatie, kan je het concept van de ventilatievoorzieningen vastleggen. Bovenop de eigenheden van de diverse ventilatiesystemen waarmee je ook te maken krijgt bij nieuwbouw, sommen we hier de specifieke aandachtspunten op bij renovatie.
Een variant op het ventilatiesysteem D bestaat uit aparte ventilatiemodules in elke ruimte, die voorzien zijn van een toevoerventilator, afvoerventilator en WTW-apparaat. Deze modules kunnen al dan niet uitgerust zijn met een verwarmingselement.
Ventilatiesystemen A
B
C
D
'E'
omschrijving natuurlijke toe- en afvoer
werking
mechanische natuurlijke toevoer, toevoer, natuurlijke afvoer mechanische afvoer
mechanische toe- en afvoer, centraal
mechanische toe- en afvoer, decentraal
criteria bij ontwerpfase
graad van renovatie
planschikking
ruimte nodig om ventilator of unit te plaatsen schrijnwerk
kanalen
ventilatie 4
niet ver doorgedreven renovatie
doorgedreven renovatie
doorgedreven renovatie
ver doorgedreven energetische renovatie (LEW, PH)
ver doorgedreven energetische renovatie (LEW, PH)
meerdere verdiepingen met natte ruimten bovenaan
meerdere verdiepingen met natte ruimten bovenaan
best natte ruimten gegroepeerd om kanalennet compact te houden
best natte ruimten gegroepeerd om kanalennet compact te houden
vrije planschikking
nee
beperkt
beperkt
ja
nee, wel module in elke ruimte
ingrepen voorzien
behouden
ingrepen voorzien
behouden
behouden
verticaal afvoerkanaal beschikbaar
verticaal afvoerkanaal beschikbaar
ruimte voor afvoerkanalen beschikbaar, ev. kan je in één of meerdere ruimten decentraal afvoeren
ruimte voor toeen afvoerkanalen beschikbaar
geen ruimte voor kanalen beschikbaar
versie 1 12 januari 20
aandachtspunten bij werffase faseren van uitvoering ventilatiesysteem mogelijk
doorvoeren luchtscherm en luchtdichtheid
ja
ja
ja
nee
ja
doorvoer natuurlijk afvoerkanaal, roosters
doorvoer natuurlijk afvoerkanaal en luchttoevoeropening
doorvoer luchtafvoeropening, roosters
enkel doorvoer luchttoe- en afvoer als unit binnen beschermd volume staat
doorboring luchtscherm in elke ruimte
aanzienlijk, tenzij je voorzorgsmaatregelen neemt
in elke ruimte geluidsproductie van module
aandachtspunten i.v.m. gebruiksfase geen installatielawaai
aanzienlijk, tenzij je voorzorgsmaatregelen neemt
beperkt
meer info bron
Ventilatie in woningen - Ventilatie en renovatie, Paul Van den Bossche, WTCB
meer info
Ventilatiegids (zie www.ideg.info) Energiesparen.be/epb/ventilatieresidentieel
zie ook fiches
Ventilatie 3: Kies een ventilatiesysteem op maat van je nieuwbouwproject
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten beperkte invloed op het E-peil
E-peil vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
versie 1 januari 20 12
grote invloed op grote invloed het E-peil op het E-peil mits gebruik van gelijkwaardig-heid
grote invloed op het E-peil
Het gebruik van balansventilatie (systeem D) met een warmteterugwinning met thermisch recuperatierendement (voelbare warmte) van minstens 85% levert een gunstig resultaat op.
Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
ventilatie 5
Het principe voor een goede basisventilatie is gebaseerd op • toevoer van verse lucht in droge ruimten zoals woonkamer, slaapkamers en bureau • doorstroming van lucht via tussenruimtes zoals gang en traphal • afvoer van vervuilde lucht uit natte ruimten zoals keuken, badkamer, toilet en wasruimte. Aan de hand van onderstaand stappenplan leg je voor elke ruimte de ontwerpdebieten vast, en dat voor toevoer, doorstroom en afvoer.
Teken in ontwerpfase alle ontwerpgegevens van het ventilatiesysteem in de grondplannen in, zoals in dit voorbeeld. Zo vermijd je heel wat problemen achteraf.
1| Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en tussenruimten Bijlage IX van het Energiebesluit legt voor heel wat ruimten in een woning minimale ventilatiedebieten vast, die je terugvindt in onderstaande tabel. Leg op basis hiervan ontwerpdebieten vast. Doe dit voor toevoer, doorvoer en afvoer. De vloeroppervlakte (m²) bepaal je hierbij op het niveau van de vloer. Voor een ruimte onder een hellend dak gelden m.a.w. dezelfde eisen als voor een gelijkaardige ruimte op volle hoogte. Bij ruimten over meerdere bouwlagen reken je de oppervlakte van vides niet mee, maar wel van de mezzanine.
algemene regel minimumdebiet
absoluut minimaal debiet
debiet mag beperkt worden tot
minimale spleet onder de deur
Ventilatie-eisen voor woongebouwen conform Bijlage IX van het Energiebesluit toevoer woonkamer of analoge ruimte slaap-, studeer- of speelkamer of analoge ruimte
3,6 m³/h per m² vloer of 45 m³/u per lopende meter te vervangen raam*
75 m³/h
150 m³/h
25 m³/h
72 m³/h
n.v.t.
doorstroom als afvoer uit de ruimte woon-, slaap-, studeer- of speelkamer of analoge ruimte
n.v.t.
25 m³/h
n.v.t.
70 cm²
* kleinste waarde is minimumeis van toepassing bij gebouwen met vergunningsaanvraag of melding vanaf 8 september 2011
ventilatie 5
versie 1 12 januari 20
doorstroom als toevoer naar de ruimte n.v.t.
badkamer
25 m³/h
n.v.t.
70 cm²
was- en droogplaats keuken
50 m³/h
140 cm²
wc
25 m³/h
70 cm²
afvoer 3,6 m³/hm²
keuken
50 m³/h
75 m³/h
n.v.t.
badkamer was- en droogplaats
75 m³/h
open keuken
25 m³/h
wc
n.v.t.
n.v.t.
2| Verfijn de ontwerpdebieten Verfijn de ontwerpdebieten rekening houdend met het gekozen ventilatiesysteem. systeem
A en C
De toevoer moet hoger zijn dan of gelijk aan het opgegeven minimum. Het is echter aan te bevelen om ook onder de opgegeven maximale grens te blijven.
systeem
B
geen bijkomende aandachtspunten
D
Hou je enkel rekening met de wettelijk opgelegde minimale debieten, dan is het totale toevoerdebiet meestal groter dan het totale afvoerdebiet. Zorg voor een debietsbalans door: •• het totale afvoerdebiet te verhogen, al is dat energetisch en economisch minder interessant. Dit kan door afvoerdebieten in bepaalde ruimten te verhogen of door bijkomende extractieventielen te plaatsen (bijv. in berging, dressing, stookruimte, gang...) •• het toevoerdebiet te verminderen als er geen bezetting is (waarbij er echter steeds een minimaal toevoerdebiet voorzien blijft) •• de luchttoevoer in de woonkamer (deels) te laten bestaan uit gerecirculeerde lucht uit slaapkamers, de studeerkamer, de speelkamer, gang of hal (bijv. d.m.v. een kleine ventilator die lucht aanzuigt uit de traphal en in de woonkamer blaast).
systeem
3| Bepaal de debieten in andere ruimten Leg ook debietseisen vast voor speciale ruimten zoals garages en kelders of ruimten waarvoor geen wettelijke minimum eisen bestaan (zie fiche Ventilatie 6). Voor stookruimten zijn er specifieke ventilatie-eisen, zowel bij open als bij gesloten verbrandingsketels. Zorg voor de nodige ventilatievoorzieningen in deze ruimten, (zie fiche Technieken 1 en 2). 4| Start het basisontwerp van het ventilatiesysteem Teken de ontwerpgegevens in de grondplannen in. Duid volgende componenten aan: (regelbare) toevoeropeningen, doorstroomopeningen, (regelbare) afvoeropeningen, de ventilatie-unit met de plaats van de luchtafvoer en -aanvoer en het recirculatiecircuit. •• Hou rekening met een mogelijk verloop van de luchtkanalen en met de nodige plaats voor geluidsdempers. •• Bij grotere debieten (> 50 m³/h) voorzie je meerdere toevoer- of afvoerpunten.
meer info bron
Ventilatiedocument: residentieel
meer info
Ventilatiegids met bijhorend rekenblad (zie www. ideg.info ) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel
zie ook fiches
Ventilatie 7: Bepaal de ventilatiedebieten bij renovatie
wetten en normen
versie 1 januari 20 12
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001
Voorzie ventilatie voor speciale ruimten Voor een aantal ruimten in een woning gelden geen specifieke ontwerpdebietseisen in het kader van de energieprestatieregelgeving. Toch zijn er voor deze ruimten een aantal aanbevelingen, die je best volgt als je effectief een gezonde woning wil bouwen.
ventilatie 6
Om te vermijden dat uitlaatgassen zich verspreiden, ventileer je een garage best afzonderlijk van de woning. Heb je te maken met een ruimte die enkel aan een garage grenst, dan ventileer je deze best volgens bovenstaand ventilatieschema (resp. voor een droge en een natte ruimte).
Bepaal de ventilatiedebieten voor enkele specifieke ruimten kelder en/of zolder wat
volledig of gedeeltelijk ondergrondse ruimten of ruimten direct onder het dak
eisen
•• Voor een kelder of zolder buiten het beschermd volume gelden geen EPB-eisen. De scheidingswand tussen ruimten buiten het beschermd volume en de rest van de woning moet wel voldoen aan de isolatie-eisen van de EPB-regelgeving. •• Voor een kelder of zolder binnen het beschermd volume gelden de eisen voor ruimten met een gelijkaardige bestemming (berging, hobbykamer, slaapkamer...).
aanbevelingen
Voor een kelder of zolder buiten het beschermd volume gelden de aanbevelingen uit de norm NBN D50-001 paragraaf 5.7 garage
ventilatie 6
wat
garages en garageruimten met meerdere functies zoals wasplaats, hobbyruimte, stookplaats
eisen
•• Voor een garage stelt de EPB-regelgeving geen ontwerpdebietseisen. •• Ingeval de garage ook stookplaats is, gelden de eisen voor stookruimten.
aanbevelingen voor de ventilatiestrategie van garages
•• Hou garages buiten het beschermd volume. •• Ventileer de garage afzonderlijk van de rest van de woning, los van het ventilatiesysteem (zelfs als de garage deel uit maakt van het beschermd volume) om verspreiding van uitlaatgassen te vermijden. •• Zorg er voor dat de binnendeuren tussen de garage, hallen en andere woonruimten voldoende luchtdicht zijn.
versie 1 12 januari 20
aanbevelingen voor de ventilatievoorzieningen voor garages < 40 m²
aanbevelingen voor de ventilatievoorzieningen voor garages > 40 m²
Voorzie ventilatieopeningen in buitenmuren of buitendeuren: •• Plaats de bovenzijde van de openingen max. 40 cm boven de garagevloer. •• De openingen hebben een totale vrije oppervlakte van minstens 0,2% van de vloeroppervlakte. Als de garage meer dan 1 buitenmuur heeft, verdeel dan de ventilatieopeningen, bij voorkeur over 2 tegenover elkaar gelegen muren. •• Voorzie ventilatieopeningen in buitenmuren of buitendeuren. Plaats de bovenzijde van de openingen max. 40 cm boven de garagevloer. •• Voorzie permanente mechanische afzuiging.
ruimte die enkel grenst aan een garage wat
een droge of natte ruimte die enkel grenst aan een garage, bijv. een wasplaats, hobbyruimte…
eisen voor droge ruimten
In principe gelden de EPB-eisen voor droge ruimten. Voorzie dus een toevoeropening. In dit geval is het echter toegelaten de doorstroomopeningen te vervangen door een afvoeropening in rechtstreeks contact met de buitenomgeving, met debiet gelijk aan het minimaal geëiste ontwerpdoorstroomdebiet
eisen voor natte ruimten
In principe gelden de EPB-eisen voor natte ruimten. Voorzie dus een afvoeropening. In dit geval is het echter toegelaten de doorstroomopeningen te vervangen door een toevoeropening in rechtstreeks contact met de buitenomgeving, met debiet gelijk aan het minimaal geëiste ontwerpdoorstroomdebiet. DRESSING
wat
ruimte voor kledij en omkleden
eisen
•• voor een afsluitbare dressing: geen eisen •• Voor een open dressing (bijv. met een niet-afsluitbare doorloopopening naar de slaapkamer) telt de vloeroppervlakte van de dressing mee voor het bepalen van de ontwerpdebietseisen voor de ruimte waar ze deel van uitmaakt (bijv. de slaapkamer).
advies
Voorzie ook in een afsluitbare dressing ventilatie. Om een ventilatiesysteem D in balans te brengen kan je zo eventueel een afvoerdebiet naar buiten voorzien.
meer info bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius)
meer info
Ventilatiegids + bijhorend rekenblad (zie www.ideg.info ) Energiesparen.be/epb/ventilatieresidentieel
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
wetten en normen
versie 1 januari 20 12
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001
Voorzie ventilatie bij verbouwing, uitbreiding of gedeeltelijke herbouw
ventilatie 7
Ook bij renovaties is een degelijk ventilatiesysteem onontbeerlijk. De regelgeving beperkt zich tot de gebouwcomponenten die aangepakt worden bij het geplande renovatieproject. Streef echter steeds naar de realisatie van een volledig ventilatiesysteem, eventueel op termijn. Hou daarom steeds rekening met ventilatievoorzieningen bij mogelijke toekomstige renovatieof verbeteringswerken. Zo vermijd je onvoldoende toe- of afvoerdebieten.
Vormt een ruimte in een nieuw gebouwd deel een geheel met een ruimte in het bestaande gebouw, dan wordt het minimaal geëiste ontwerpdebiet berekend op basis van de vloeroppervlakte van de uitbreiding (voor stedenbouwkundige vergunningen of aanvragen vanaf 8 september 2011). Het is echter aan te raden om het ontwerpdebiet te bepalen op basis van de totale vloeroppervlakte.
ventilatie 7
versie 1 12 januari 20
Voorzie ventilatie bij verbouwing, gedeeltelijke herbouw en uitbreiding verbouwing
wat
werkzaamheden aan een bestaand gebouw waarbij het volume van het bestaand gebouw niet toeneemt en waarvoor een stedenbouwkundige vergunning met uitgebreide dossiersamenstelling vereist is
eisen
Bij verbouwingen gelden de luchttoevoereisen in de droge ruimten waar vensters (kader en beglazing) worden vervangen. De eisen zijn van toepassing op •• het minimaal geëiste ontwerptoevoerdebiet •• de kenmerken van de toevoervoorziening.
aanbevelingen
Voorzie toe- en afvoervoorzieningen in elke ruimte van het gebouw.
toegelaten
Je mag ook aan de eisen voldoen met bestaande voorzieningen (bijv. mechanische toevoer die al aanwezig was) of je mag nieuwe voorzieningen aanbrengen in bestaande scheidingsconstructies (bijv. een regelbare toevoeropening in een bestaande muur). Deze voorzieningen moeten wel aan de eisen voldoen en moeten zich bevinden in dat deel van de ruimte met dezelfde bestemming. gedeeltelijke herbouw en uitbreiding
wat is een uitbreiding?
werkzaamheden waarbij aan een bestaand gebouw een nieuw deel wordt aangebouwd, zonder voorafgaand sloopwerk en waarvoor een stedenbouwkundige vergunnnig met uitgebreide dossiersamenstelling vereist is
wat is een gedeeltelijke herbouw?
werkzaamheden waarbij een nieuw deel wordt aangebouwd, na sloopwerk van een deel van het bestaande gebouw en waarvoor een stedenbouwkundige vergunning met uitgebreide dossiersamenstelling vereist is
eisen
Er gelden enkel EPB-eisen voor de nieuw gecreëerde ruimten van de uitbreiding of van de gedeeltelijke herbouw. Het gaat om dezelfde ventilatie-eisen die ook van toepassing zijn op een nieuw gebouw met eenzelfde bestemming.
uitzondering
Als het nieuw gebouwde deel enkel met andere ruimten in verbinding staat via bestaande verticale scheidingsconstructies waaraan niets verandert, verplicht de energieprestatieregelgeving niet dat er doorstroomopeningen worden gemaakt (al is dat wel wenselijk).
aanbevelingen
Breng in alle ruimten (dus ook in de bestaande) ventilatievoorzieningen aan en realiseer zo een volledig en correct werkend ventilatiesysteem.
toegelaten
Je mag ook aan de eisen voldoen met bestaande voorzieningen (bijv. een mechanische afvoer bij herbouw van een keuken) of je mag nieuwe voorzieningen aanbrengen in bestaande scheidingsconstructies (bijv. doorstrooomopeningen in een bestaande muur waar wordt aangebouwd). Deze voorzieningen moeten wel aan de eisen voldoen en moeten zich bevinden in dat deel van de ruimte met dezelfde bestemming.
meer info bron
Ventilatiedocument: residentieel - verbouwing, gedeeltelijke herbouw, uitbreiding
meer info
Ventilatiegids (www.ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
wetten en normen
versie 1 januari 20 12
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001
Kies regelbare toevoeropeningen (RTO's) Kies je voor systeem A of C, dan gebeurt de luchttoevoer via regelbare toevoeropeningen of RTO's. Hou bij de keuze van het type en bij de inplanting ervan rekening met de aandachtspunten hieronder. Zo vermijd je onvoldoende toevoer van verse lucht, tochthinder en geluidsoverlast.
ventilatie 8
Bij een zelfregelende regelbare toevoeropening sluit de opening geleidelijk af als het drukverschil tussen binnen- en buitenomgeving toeneemt ten gevolge van wind of temperatuurverschillen.
Regelbare toevoeropeningen (RTO's) omschrijving
wat
diverse types: 1) in het schrijnwerk (50 tot 100 mm hoog) •• boven het raamkozijn of •• tussen het raamkozijn en de beglazing 2) in de buitenmuur 3) in het hellend dak •• via dakvlakvensters met RTO’s (meestal meerdere vensters met RTO nodig om debiet te halen) •• RTO’s in het dakvlak, aangesloten op een dakdoorvoer •• RTO’s in het dakvlak, met toevoer van lucht via verluchtingspannen
functie
gecontroleerde natuurlijke toevoer van verse buitenlucht in droge ruimten (woonkamer, slaapkamer, bureau…)
bij welk systeem
ventilatiesystemen A en C aandachtspunten bij ontwerpfase
ventilatie 8
waar in de gebouwschil
diverse mogelijkheden: 1) in de buitenmuur (via schrijnwerk of muur) 2) in het hellend dak, als aan volgende voorwaarden voldaan is: •• de helling van het dak > 30° •• de ruimte onder het dak heeft geen verticale buitenmuur van min. 2 m hoog (tenzij gemene muur) •• in de buitenmuur van de ruimte onder het dak is een RTO niet verboden, bijv. door plaatselijke bouwvoorschriften 3) in een muur (via schrijnwerk of muur) tussen het beschermd volume en een aangrenzende onverwarmde ruimte waarin zich een regelbare toevoeropening naar de buitenomgeving bevindt (af te raden)
waar in de ruimte
wettelijke eis: min. 1,8 m boven de vloer (tenzij er eventueel een testrapport beschikbaar is i.v.m. de luchtverspreiding) bij voorkeur: •• diagonaal tegenover afvoeropeningen en doorstroomopeningen •• minstens 2 à 3 m van (regelbare) afvoeropeningen en doorstroomopeningen •• zo dicht mogelijk bij de vervuilingsbron •• weg van de straatzijde •• gemakkelijk bereikbaar voor onderhoud
versie 1 12 januari 20
basiscriteria productkeuze
debiet
aandachtspunten: 1) Het totale ontwerptoevoerdebiet van alle regelbare toevoeropeningen in een ruimte moet voldoen aan de ontwerpeisen van die ruimte. Je hebt 4 tot 10 lm ventilatierooster nodig voor 300 m³/h toevoer (30 tot 100 m³/h per lm RTO). 2) Realiseer het toevoerdebiet bij voorkeur met meerdere openingen. 3) De som van de debieten mag, in gesloten stand en bij een drukverschil van 50 Pa, niet groter zijn dan 15% van het debiet bij 2 Pa vereist voor die ruimte.
insectenwerend
Ongedierte mag niet kunnen binnendringen langs de RTO, in elke mogelijke open stand.
regendicht
Er mag geen water binnendringen t.e.m. een drukverschil van 150 Pa in gesloten stand en t.e.m. een drukverschil van 20 Pa in open stand.
inbraakveilig
Zelfs in geopende stand mag het risico op inbraak niet verhogen.
opties productkeuze zelfregelend
Kies RTO's met zelfregelendheidsklasse P3 of P4 (klassen van P0 tot P4).
geluidswerend
Kies geluidswerende RTO's. Kies eventueel een muurrooster in plaats van een raamrooster omwille van de grotere dikte. Hoe langer het traject is van de lucht doorheen het geluiddempend materiaal in de RTO, hoe meer het geluid namelijk gedempt wordt.
thermisch isolerend
Geef de voorkeur aan RTO's met een lage U-waarde (bijv. 3 W/m²K).
onderhouds-vriendelijk
Kies RTO's die gemakkelijk te reinigen zijn, zoals deels demonteerbare types.
aandachtspunten bij werffase bij oplevering
Controleer de conformiteit van de producten en de montage met het bestek. aandachtspunten bij gebruiksfase
regeling
RTO's zijn verplicht regelbaar tussen open en gesloten stand, continu of met minstens 3 tussenstanden (in totaal dus minstens 5 standen).
onderhoud
Adviseer je klant de RTO's om de 1 tot 3 maand te reinigen.
meer info
bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) WTCB Infofiches: Ventilatie van gebouwen Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen Ventilatiedocument: residentieel
meer info
Ventilatiegids (zie www.ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be - de hierin opgenomen producten voldoen aan de EPB-producteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 NBN EN 13141-1: 2004: eisen voor het testrapport van regelbare toevoeropeningen, regelbare afvoeropeningen en doorstroomopeningen invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
e-peil
Een hogere zelfregelendheidsklasse (P3 of P4) leidt tot een lager E-peil.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
RTO's met zelfregelbaarheidsklasse P4 worden gunstig beoordeeld.
Kies regelbare afvoeropeningen (RAO's) Kies je voor systeem A of B, dan gebeurt de luchtafvoer via regelbare afvoeropeningen of RAO's. Hou bij de keuze van het type en bij de inplanting ervan rekening met onderstaande aandachtspunten. Zo vermijd je onvoldoende afvoer van vervuilde lucht, een te hoog vochtgehalte, tochthinder en geluidsoverlast.
ventilatie 9
Er zijn heel wat regelbare afvoeropeningen op de markt. Kies bij voorkeur regelbare afvoeropeningen die gemakkelijk te reinigen zijn, zoals deels demonteerbare types.
Regelbare AfvoerOpeningen (RAO) omschrijving wat
afvoeropening te plaatsen aan het begin van een verticaal afvoerkanaal voor natuurlijke afvoer
functie
gecontroleerde natuurlijke afvoer van vervuilde lucht uit natte ruimten
bij welk systeem
ventilatiesystemen A en B aandachtspunten bij ontwerpfase bij voorkeur: •• zo dicht mogelijk bij de vervuilingsbron (douche, keuken) •• diagonaal t.o.v. toevoeropeningen en doorstroomopeningen •• verspreid over de ruimte •• minstens 2 à 3 m van (regelbare) toevoeropeningen en doorstroomopeningen •• gemakkelijk bereikbaar voor onderhoud
waar
basiscriteria productkeuze aandachtspunten: 1) Het totale ontwerpafvoerdebiet van alle regelbare afvoeropeningen in een ruimte moet voldoen aan de ontwerpeisen van die ruimte. 2) Realiseer het afvoerdebiet bij grotere debieten bij voorkeur met meerdere openingen. Merk op dat het gerealiseerde afvoerdebiet niet alleen afhankelijk is van de opening maar ook van de doorsnede van het afvoerkanaal.
debiet
opties productkeuze onderhoudsvriendelijk
Kies RAO's die gemakkelijk te reinigen zijn, zoals deels demonteerbare types.
aandachtspunten bij werffase bij oplevering
ventilatie 9
Controleer de conformiteit van de producten en de montage met het bestek.
versie 1 12 januari 20
aandachtspunten bij gebruiksfase
regeling
De regeling kan zowel manueel als automatisch gebeuren. RAO’s zijn verplicht regelbaar tussen open en gesloten stand, continu of met minstens 3 tussenstanden (in totaal dus minstens 5 standen)
onderhoud
Adviseer je klant om de RAO’s om de 1 tot 3 maand te reinigen.
meer info
bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen Ventilatiedocument: residentieel
meer info
Ventilatiegids (zie www.ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be - producten opgenomen in de EPB-databank voldoen aan de EPBproducteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid.
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
normen
NBN D50-001 NBN EN 13141-1: 2004: eisen voor het testrapport van regelbare toevoeropeningen, regelbare afvoeropeningen en doorstroomopeningen invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
e-peil
niet van toepassing
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
niet van toepassing
Kies doorstroomopeningen (DO's) Welk ventilatiesysteem je ook kiest, de doorstroming van droge ruimten over doorstroomruimten naar natte ruimten gebeurt steeds via doorstroomopeningen. Hou bij het bepalen van de doorstroomopeningen rekening met de aandachtspunten hieronder. Zo vermijd je onvoldoende luchtdoorvoer, tochthinder en geluidsoverlast.
ventilatie 10
Grote openingen zoals doorloopopeningen tussen een open keuken en leefruimte of tussen een badkamer en een slaapkamer kan je als doorstroomopening gebruiken, als aan een aantal voorwaarden voldaan is.
Doorstroom Openingen (DO) omschrijving
wat
diverse types: 1) een rooster of spleet in of rond een binnendeur 2) een rooster in een binnenwand 3) een grote opening die minstens voldoet aan deze voorwaarden: •• een aaneengesloten oppervlak van minstens 0,5 m² •• de kleinste afmeting van de opening is groter dan of gelijk aan 5 cm en •• de kleinste afmeting van de opening is groter dan of gelijk aan de dikte van de scheidingsconstructie.
functie
doorstroming van lucht van droge ruimten over doorstroomruimten naar natte ruimten
bij welk systeem
alle ventilatiesystemen: A, B, C en D aandachtspunten bij ontwerpfase
tussen welke ruimten voorzie je een doorstroomopening?
ventilatie 10
tussen welke ruimten is een DO verplicht
•• tussen een droge ruimte en een doorstroomruimte •• tussen een doorstroomruimte en een natte ruimte •• tussen een droge ruimte en een natte ruimte Grenst een ruimte aan meerdere ruimten, dan is het niet noodzakelijk dat er een DO is naar elke ruimte.
tussen welke ruimten is een DO aan te raden
•• tussen een gang en een traphal •• tussen een woonkamer met open keuken en een gang •• tussen doorgangsruimten onderling (gang, hall, trappenhuis)
tussen welke ruimten is een DO toegelaten maar niet aan te raden
•• tussen 2 natte ruimten als er geen deur is van een natte ruimte naar een droge ruimte of doorstroomruimte •• tussen 2 droge ruimten als er geen deur is van een droge ruimte naar een natte ruimte of doorstroomruimte
tussen welke ruimten is een DO af te raden
•• tussen het beschermd volume en aangrenzende onverwarmde ruimten (AOR’s) •• tussen leefruimten en garage (zelfs bij gebruik als wasplaats)
versie 1 12 januari 20
basiscriteria productkeuze
debiet
aandachtspunten: 1) Het totale ontwerptoevoer- of afvoerdebiet van alle doorstroomopeningen in een ruimte moet voldoen aan de ontwerpeisen van die ruimte. 2) Verdeel de doorstroomcapaciteit voor een ruimte best over meerdere doorstroomopeningen. 3) Voor het debiet voor een spleet onder de deur gelden volgende vuistregels: •• een spleet van 140 cm² of zo’n 2 cm hoog is goed voor 50 m³/h bij 2 Pa, bijv. als doorstroomopening bij een keuken •• een spleet van 70 cm² of zo’n 1 cm hoog is goed voor 25 m³/h bij 2 Pa, bijv. als doorstroomopening bij andere ruimten dan een keuken
opties productkeuze geluid
Kies geluidswerende doorstroomopeningen. Hoe langer het traject is van de lucht doorheen het geluiddempend materiaal, hoe meer het geluid gedempt wordt. aandachtspunten bij werffase
bij oplevering
Controleer de conformiteit met het bestek van de producten en de montage. aandachtspunten bij gebruiksfase
regeling
Een doorstroomopening moet een permanente, niet afsluitbare opening zijn, die niet regelbaar is.
onderhoud
Adviseer je klant de doorstroomopeningen om de 1 tot 3 maand te reinigen.
meer info
bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen Ventilatiedocument: residentieel
meer info
Ventilatiegids (zie www. ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be - producten opgenomen in de EPB-databank voldoen aan de EPBproducteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid.
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 NBN EN 13141-1: 2004: eisen voor het testrapport van regelbare toevoeropeningen, regelbare afvoeropeningen en doorstroomopeningen invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
e-peil
niet van toepassing
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
niet van toepassing
Kies kanalen voor natuurlijke afvoer Kies je voor systeem A of B, dan gebeurt de afvoer van vervuilde lucht via kanalen voor natuurlijke of vrije afvoer. Hou bij de keuze van de kanalen en bij de inplanting ervan rekening met de aandachtspunten hieronder. Zo vermijd je onvoldoende afvoer van vervuilde lucht en terugslag van vervuilde lucht naar binnen.
ventilatie 11
Pas je een ventilator met nalooptijd toe dan moet het natuurlijk afvoerkanaal niet voornamelijk verticaal verlopen. Een regelbaar afvoerrooster aan de uitmonding in de binnenomgeving blijft echter wel vereist, een afvoerventiel zoals gebruikt bij mechanische afvoer voldoet dus niet aan de regelgeving.
Afvoerkanalen voor natuurlijke of vrije afvoer omschrijving wat
kanalen die voornamelijk verticaal lopen en vervuilde lucht via regelbare afvoeropeningen naar de buitenomgeving leiden op natuurlijke wijze
functie
afvoer van vervuilde binnenlucht uit natte ruimten naar buiten
bij welk systeem
ventilatiesystemen A en B aandachtspunten bij ontwerp
aandachtspunten bij het tracé plaats uitmonding in buitenomgeving
plaats uitmonding binnen (regelbare afvoeropeningen)
ventilatie 11
basiseisen: •• Bij een dakhelling < of = 23° mondt het afvoerkanaal minstens 0,5 m boven het dakvlak uit. •• Bij een dakhelling > 23° mondt het kanaal minstens 0,5 m boven de nok uit en bevindt het kanaal zich zo dicht mogelijk bij de nok. zie fiche Ventilatie 9: Kies regelbare afvoeropeningen
configuratie kanalen
aandachtspunten: 1) Bij het samenbrengen van 2 afvoerkanalen gebruik je een shunt, die beide luchtstromen over een korte afstand afzonderlijk verticaal leidt. Zo vermijd je terugslag. 2) Over de volledige lengte van een kanaal waarin een keuken uitmondt, mogen geen andere ruimten dan keukens uitmonden.
verloop kanalen
1) basisrichtlijn: Natuurlijke afvoerkanalen verlopen hoofdzakelijk verticaal. Ze vertonen geen grote richtingsveranderingen, sterke krommingen, plotse verwijdingen of versmallingen. 2) afwijkingen van de basisrichtlijn: •• Een natuurlijk afvoerkanaal mag maximaal 30° afwijken van de verticale. Het mag dus zeker niet horizontaal lopen of naar beneden hellen. •• Een secundair kanaal dat lucht afvoert uit één ruimte mag over maximaal 1 m lengte meer dan 30° afwijken van de verticale. •• Pas je een ventilator met nalooptijd toe dan moet het natuurlijk afvoerkanaal niet voornamelijk verticaal verlopen. Een regelbaar afvoerrooster blijft echter wel vereist.
versie 1 12 januari 20
basiscriteria productkeuze
luchtsnelheid
Beperk de luchtsnelheid tot maximaal 1 m/s om geluidsoverlast te vermijden. Dit kan je realiseren door volgende vuistregels te hanteren: 1) Kies kanalen met volgende minimale doorsnedes: •• 70 cm² (of ∅ 94 mm voor ronde kanalen) voor 25 m³/h •• 140 cm² (of ∅ 134 mm voor ronde kanalen) voor 50 m³/h •• 210 cm² (of ∅ 164 mm voor ronde kanalen) voor 75 m³/h 2) Voor een kanaal waarin verschillende afvoerkanalen samenkomen tel je de oppervlakteeisen samen. 3) Het absoluut minimum voor de diameter van ronde kanalen is 5 cm.
materiaal kanalen
bestand tegen de thermische, mechanische en chemische werkingen waaraan de kanalen worden blootgesteld en bestand tegen vocht
opties productkeuze materiaal kanalen
Kies voor gladde, stijve materialen.
kanaalsysteem
Kies voor een kanaalsysteem met luchtdichte kanalen en luchtdichte aansluitingen.
bescherming tegen regen
Voorzie een beschermkap aan de uitmonding in de buitenomgeving.
aandachtspunten in werffase
bij uitvoering
•• Controleer het kanalentracé. •• Laat de kanalen van thermische isolatie voorzien in ruimten die niet of niet permanent verwarmd zijn. •• Laat de kanalen beschermen waar ze binnen het bereik van de bewoners liggen, bijvoorbeeld met een omkasting. •• Beperk de koudebrugwerking ter hoogte van de doorgang door de gebouwschil en zorg voor een luchtdichte aansluiting.
bij oplevering
Controleer de conformiteit van de producten en de montage met het bestek. Let daarbij op het kanalentracé, de kanaaldiameters, de bevestigingswijze van de kanalen en de isolatie van de kanalen en van de doorvoeren. aandachtspunten i.v.m. gebruiker
regeling
Ter hoogte van de binnenomgeving moet het kanaal aangesloten zijn op een regelbare afvoeropening.
meer info
bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) Ventilatiedocument: residentieel Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
meer info
Ventilatiegids (www.ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 bijlage II: uitmonding van het afvoerkanaal in het dak en i.v.m. shunts NBN EN 14134: meten van luchtdichtheid van de kanalen invloed op de score van meetinstrumenten
e-peil vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
versie 1 januari 20 12
Meet eventueel de luchtdichtheid: een betere kwaliteit kan tot een lager E-peil leiden (al is de invloed beperkt in verhouding tot de kost van de meting). niet van toepassing
Kies pulsieventielen of toevoeropeningen (TO's) Kies je voor systeem B of D, dan gebeurt de luchttoevoer in de binnenomgeving via pulsieventielen of toevoeropeningen. Hou bij de keuze van het type en bij de inplanting ervan rekening met onderstaande aandachtspunten. Zo vermijd je onvoldoende luchttoevoer, tochthinder en geluidsoverlast.
ventilatie 12
Laat de ventielen correct inregelen, d.w.z. op 100 tot maximum 120% van het ontwerpdebiet.
Pulsieventielen of toevoeropeningen omschrijving wat
inblaasventiel in een droge ruimte aan het eind van een toevoerkanaal met ventilator
functie
gecontroleerde mechanische toevoer van verse buitenlucht in droge ruimten
bij welk systeem
ventilatiesystemen B en D aandachtspunten bij ontwerpfase
waar
bij voorkeur: •• minstens 1 m van de hoeken of andere wanden •• diagonaal tegenover (regelbare) afvoeropeningen of doorstroomopeningen in dezelfde ruimte •• verspreid over de ruimte (ingeval er meerdere ventielen in dezelfde ruimte zijn)
basiscriteria productkeuze debiet
aandachtspunten: 1) Het totale ontwerptoevoerdebiet van alle pulsieventielen in een ruimte moet voldoen aan de ontwerpeisen van die ruimte. 2) Beperk het debiet bij voorkeur tot 50 m³/h per stuk.
worp
Kan je het debiet niet beperken tot 50 m³/h per stuk, kies dan pulsieventielen met voldoende inductie. Die blazen de lucht voldoende ver in de kamer en zorgen voor een goede menging. Nadeel van dit systeem: de inductie valt weg als het debiet sterk wordt teruggeregeld.
opties productkeuze geluid
ventilatie 12
Kies ventielen met een lage geluidsproductie gecombineerd met een geluidsdemper en/of filter.
versie 1 12 januari 20
aandachtspunten bij werffase bij uitvoering
De ventielen moeten bereikbaar blijven voor reiniging en voor meetapparatuur.
bij oplevering
minimale vereisten: •• Controleer de conformiteit met het bestek van de producten en de montage. •• Laat de ventielen correct inregelen, d.w.z. op 100 tot 120% van het ontwerpdebiet. optioneel: •• Laat de toevoerdebieten meten en controleer of ze voldoen aan de ontwerpdebieten. aandachtspunten bij gebruiksfase
regeling
Ventielen worden ingeregeld door de installateur.
onderhoud door gebruiker
Adviseer je klant om de ventielen om de maand te reinigen.
onderhoud door installateur
Adviseer je klant om de 1 tot 3 jaar een installateur in te schakelen om •• de installatie te inspecteren en zonodig de kanalen te reinigen •• te controleren of de installatie nog goed werkt •• de instellingen te controleren en zonodig bij te regelen.
meer info
bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) Ventilatiedocument: residentieel Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
meer info
Ventilatiegids (zie ww. ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be (De hierin opgenomenproducten voldoen aan de EPB--producteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid.)
zie ook fiches
Ventilatie 13: Kies een luchttoevoeropening Ventilatie 16: Kies kanalen voor mechanische ventilatie
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
e-peil
Meet de toevoerdebieten en controleer of ze voldoen aan de vooropgestelde eisen. Een gunstig resultaat kan het E-peil beïnvloeden.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Meet de toevoerdebieten en controleer of ze voldoen aan de ontwerpdebieten. Een afwijking van maximaal 10% wordt gunstig beoordeeld.
Kies een luchttoevoeropening Kies je voor systeem B of D, dan gebeurt de luchttoevoer van de buitenomgeving naar de toevoerventilator via een luchttoevoeropening. Hou bij de keuze van het type en bij de inplanting ervan rekening met onderstaande aandachtspunten. Zo vermijd je toevoer van vervuilde lucht of rookgassen, geluidsoverlast en vochtschade.
ventilatie 13
Voorzie een luchttoevoeropening bij voorkeur in een wand in rechtstreeks contact met de buitenlucht.
Luchttoevoeropening omschrijving wat
opening in de buitenwand aan het begin van een toevoerkanaal tussen de buitenomgeving en de ventilator
functie
gecontroleerde mechanische toevoer van verse buitenlucht
bij welk systeem
ventilatiesystemen B en D aandachtspunten bij ontwerpfase
ventilatie 13
waar in het gebouw
diverse mogelijkheden: 1) in een wand in rechtstreeks contact met de buitenlucht (bij voorkeur) 2) in een wand tussen het beschermd volume en een aangrenzende onverwarmde ruimte waarin zich een regelbare toevoeropening bevindt naar de buitenomgeving die het minimaal ontwerpdebiet kan realiseren bij 10 Pa (af te raden).
waar in de gebouwschil
bij voorkeur: •• uit de buurt van vervuilingsbronnen, d.w.z. weg van de straatzijde, een parking, een afvalverzamelplaats •• niet aansluitend op een ingesloten buitenruimte, bijv. een koertje... •• niet te dicht bij de grond of bij beplanting •• niet in dezelfde gevel als een luchtafvoeropening, rookgasafvoer of dampkapafvoer Plaats je een luchttoevoeropening toch in eenzelfde gevelvlak als een luchtafvoeropening, rookgasafvoer of dampkapafvoer, voorzie deze dan een bouwlaag lager en bij voorkeur op minstens 2 m afstand ervan.
versie 1 12 januari 20
basiscriteria productkeuze bescherming tegen insecten bescherming tegen regen
Voorzie een rooster (met beperkt drukverlies). Zorg dat deze bereikbaar is voor onderhoud. •• Voorzie een regenkap. •• Zorg dat de opening groot genoeg is om zo de luchtsnelheid lager dan 2 m/s te houden. Zo vermijd je dat regendruppels mee naar binnen stromen.
aandachtspunten bij werffase bij uitvoering
Voorzie een koudebrugarme en luchtdichte afwerking van de luchttoevoeropening.
bij oplevering
minimale vereisten: •• Controleer de conformiteit met het bestek van de producten en de montage. aandachtspunten bij gebruiksfase
onderhoud
Adviseer je klant om de 1 tot 3 jaar een installateur in te schakelen om de installatie te inspecteren en zonodig te reinigen.
meer info bron
Ventilatiedocument: residentieel WTCB Infofiches: Ventilatie van gebouwen
meer info
www.wtcb.be > Publicaties > Infofiches www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel
zie ook fiches
Ventilatie 12: Kies pulsieventielen of toevoeropeningen Ventilatie 16: Kies kanalen voor mechanische ventilatie
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit
normen
NBN D50-001 NBN EN 13779 - bijlage A.2.4: aanbevelingen i.v.m. de minimumafstanden tussen toevoeropeningen en afvoeropeningen, de dampkap, de rookgasafvoer… invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
e-peil
n.v.t.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
n.v.t.
Kies extractieventielen of afvoeropeningen (AO's) Kies je voor systeem C of D, dan gebeurt de luchtafvoer uit de binnenruimte via extractieventielen of afvoeropeningen (AO's). Hou bij de keuze van het type en bij de inplanting ervan rekening met de aandachtspunten hieronder. Zo vermijd je onvoldoende luchtafvoer, een te hoog vochtgehalte, tochthinder en geluidsoverlast.
ventilatie 14
Een afvoeropening voor mechanische ventilatie is instelbaar door de installateur, maar niet regelbaar door de gebruiker.
Extractieventielen of afvoeropeningen (AO) omschrijving wat
extractieventiel in een natte ruimte aan het begin van een afvoerkanaal met ventilator
functie
gecontroleerde mechanische afvoer van vervuilde lucht uit natte ruimten
bij welk systeem
ventilatiesystemen C en D aandachtspunten bij ontwerpfase bij voorkeur: •• zo dicht mogelijk bij vervuilingsbron •• minstens 1 m van hoeken of wanden •• diagonaal tegenover (regelbare) toevoeropeningen of doorstroomopeningen in dezelfde ruimte •• verspreid over de ruimte (ingeval er meerdere ventielen in dezelfde ruimte zijn) •• gemakkelijk bereikbaar voor onderhoud
waar
basiscriteria productkeuze Het totaal ontwerpafvoerdebiet van alle afvoeropeningen in een ruimte moet voldoen aan de ontwerpeisen van die ruimte.
debiet
opties productkeuze mechanisch gestuurd
Afvoeropeningen maken deel uit van sommige vraaggestuurde systemen.
aandachtspunten bij werffase
ventilatie 14
bij uitvoering
De ventielen moeten bereikbaar blijven voor reiniging en voor meetapparatuur.
bij oplevering
minimale vereisten: •• Controleer de conformiteit met het bestek van de producten en de montage. •• Laat de ventielen correct inregelen, d.w.z. op 100 tot 120% van het ontwerpdebiet. optioneel: •• Laat de afvoerdebieten meten en controleer of ze voldoen aan de ontwerpdebieten.
versie 1 12 januari 20
aandachtspunten bij gebruiksfase regelbaarheid
De ventielen worden ingeregeld door de installateur.
onderhoud door de gebruiker
Adviseer je klant om de ventielen om de 1 tot 3 maand te reinigen, afhankelijk van de vervuilingsgraad.
onderhoud door de installateur
Adviseer jouw klant om de 1 tot 3 jaar een installateur in te schakelen om •• de installatie te inspecteren en zonodig de kanalen te reinigen •• te controleren of de installatie nog goed werkt •• de instellingen te controleren en zonodig bij te regelen.
meer info
bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen Ventilatiedocument: residentieel
meer info
Ventilatiegids (zie www. ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be De hierop opgenomen producten voldoen aan de EPB-producteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid
zie ook fiches
Ventilatie 15: Kies een luchtafvoeropening Ventilatie 16: Kies kanalen voor mechanische ventilatie
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
e-peil
Meet de afvoerdebieten en controleer of ze voldoen aan de vooropgestelde eisen. Een gunstig resultaat kan het E-peil positief beïnvloeden.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Meet de afvoerdebieten en controleer of ze voldoen aan de ontwerpdebieten. Een afwijking van maximaal 10% wordt gunstig beoordeeld.
Kies een luchtafvoeropening Kies je voor systeem C of D, dan gebeurt de luchtafvoer van de afvoerventilator naar de buitenomgeving via een luchtafvoeropening. Hou bij de keuze van het type en bij de inplanting ervan rekening met de aandachtspunten hieronder. Zo vermijd je onvoldoende luchtafvoer, toevoer van vervuilde lucht of rookgassen, geluidsoverlast en vochtschade.
ventilatie 15
Voorzie een koudebrugarme en luchtdichte afwerking van de luchtafvoeropening.
Luchtafvoeropening omschrijving wat
opening in de buitenwand of het dak aan het begin van een afvoerkanaal tussen de ventilator en de buitenomgeving
functie
gecontroleerde mechanische afvoer van vervuilde lucht
bij welk systeem
ventilatiesystemen C en D aandachtspunten bij ontwerpfase
waar in het gebouw
diverse mogelijkheden: •• in de buitenwand •• in het dak
waar in de gebouwschil
Plaats een luchtafvoeropening bij voorkeur •• op een plaats waar de afgevoerde lucht de bewoners noch de buren hindert •• op een plaats die bereikbaar is voor onderhoud •• niet aansluitend op een ingesloten buitenruimte, bijv. een koertje •• niet in dezelfde gevel als een luchttoevoeropening, wel in een gevel met een andere oriëntatie of in een hoger gelegen dak. Plaats je een luchtafvoeropening toch in eenzelfde gevelvlak als een luchttoevoeropening, voorzie deze dan een bouwlaag hoger en bij voorkeur op minstens 2 m afstand ervan.
basiscriteria productkeuze bescherming tegen insecten
Voorzie een rooster (met beperkt drukverlies).
aandachtspunten bij werffase
ventilatie 15
bij uitvoering
Voorzie een koudebrugarme en luchtdichte afwerking van de luchtafvoeropening.
bij oplevering
minimale vereisten: •• Controleer de conformiteit met het bestek van de producten en de montage.
versie 1 12 januari 20
aandachtspunten bij gebruiksfase onderhoud door de installateur
Adviseer je klant om de 1 tot 3 jaar een installateur in te schakelen om de installatie te inspecteren en zonodig te reinigen.
meer info bron
Ventilatiedocument: residentieel WTCB Infofiches: Ventilatie van gebouwen
meer info
www.wtcb.be > Publicaties > Infofiches www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel
zie ook fiches
Ventilatie 14: Kies extractieventielen of afvoeropeningen Ventilatie 16: Kies kanalen voor mechanische ventilatie
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 NBN EN 13779 - bijlage A.2.4: aanbevelingen i.v.m. de minimumafstanden tussen toevoeropeningen en afvoeropeningen, de dampkap, de rookgasafvoer… invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
e-peil
n.v.t.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
n.v.t.
Kies de kanalen voor mechanische ventilatie Kies je voor een mechanisch ventilatiesysteem, dan gebeurt de aanvoer (systeem B en D) en|of de afvoer (systeem C en D) door middel van kanalen voor mechanische ventilatie. Hou bij de keuze van de kanalen en de inplanting ervan rekening met de aandachtspunten hieronder.
ventilatie 16
Let er op dat de kanalen nog tijdens de opslag op de werf beschermd worden tegen vuil, en dat ze voor ingebruikname van de installatie gereinigd worden.
Afvoer- en toevoerkanalen mechanische ventilatie omschrijving wat
Kanalen voor mechanische ventilatie verbinden de toevoer- en afvoeropeningen over de ventilator heen, met uitmondingen buiten het gebouw.
functie
aan- en afvoer van lucht
bij welk systeem
aanvoer van verse lucht bij ventilatiesysteem B afvoer van vervuilde lucht bij ventilatiesysteem C aan- en afvoer van lucht bij ventilatiesysteem D aandachtspunten bij ontwerp
aandachtspunten bij het tracé
ventilatie 16
plaats uitmonding in buitenomgeving
•• Beperk doorboringen van de lucht- en isolatieschil, bij voorkeur tot 1 voor de toevoer en 1 voor de afvoer. •• Wanddoorboringen zijn meestal goedkoper dan dakdoorboringen. •• Plaats de uitblaasopening niet in de richting van de buren of de tuin of ter hoogte van ramen, deuren, lichte dakconstructies, terrassen… •• Voorzie de luchtafvoer minstens 2 à 3 m van de luchttoevoer. •• Voorzie bij systeem D toevoer en afvoer bij voorkeur in hetzelfde gevelvlak (al is dit minder kritisch bij een ventilatie-unit met constantvolumeregeling).
plaats uitmonding binnen
Zorg er voor dat filters, toezichtsopeningen in de kanalen, inblaas- en extractieventielen bereikbaar zijn voor reiniging en inspectie. Zie ook fiches Toevoeropeningen en Afvoeropeningen
configuratie kanalen
•• Hou het kanalennet zo compact mogelijk. •• Ontdubbel je een kanaal tot 2 of 3 parallelle kanalen, dan moet je rekening houden met hogere drukverliezen.
verloop
•• Beperk bochten, vernauwingen, T-stukken, regelkleppen •• Breng kanalen bij nieuwbouw zoveel mogelijk onder in de berging, technische ruimte, leidingenschacht... •• Breng kanalen bij renovatie zo veel mogelijk onder in een verlaagde zoldering in de gang, boven keukenkasten, in een ingemaakte kast... •• Hou rekening met kruisende kanalen en andere nutsleidingen zoals de afvoerleidingen van de toiletten.
versie 1 12 januari 20
basiscriteria productkeuze •• Beperk de luchtsnelheid tot maximaal 1,5 à 2 m/s om geluidsoverlast te vermijden. Dit kan je realiseren door bijv. ronde kanalen te kiezen met deze minimale diameters: ∅ 55 tot 77 mm voor 25 m³/h; ∅ 77 tot 109 mm voor 50 m³/h; ∅ 95 tot 133 mm voor 75 m³/h; ∅ 109 tot 154 mm voor 100 m³/h; ∅ 189 tot 266 mm voor 300 m³/h •• Voor kanalen waarbij geluid niet kritisch is, kan de luchtsnelheid maximaal 3 m/s bedragen.
luchtsnelheid
(geluidsoverlast vermijden)
materiaal kanalen
bestand tegen de thermische, mechanische en chemische werkingen waaraan de kanalen worden blootgesteld en bestand tegen vocht
opties productkeuze materiaal kanalen
•• Kies voor gladde, ronde kanalen. •• Gebruik zo weinig mogelijk flexibele kanalen.
kanaalsysteem
Kies een kanaalsysteem dat weinig gevoelig is voor montagefouten.
geluidsoverlast vermijden
•• Voorzie geluidsdempers in de kanalen tussen de unit en de binnenomgeving, bijv. over 1 m lengte in het toevoerkanaal, en over 0,5 m in het afvoerkanaal . Hou rekening met het bijkomend drukverlies en voorzie voldoende plaats •• Een alternatief: voorzie decentraal geluidsdempers in de toe- en afvoeropeningen. aandachtspunten in werffase
bij uitvoering drukverlies vermijden door goede systeemkeuze
•• Werk met passende onderdelen. •• Vermijd het gebruik van tape. •• Beperk op de werf samengestelde hulpstukken.
leidinggeruis vermijden door elastische ophanging
•• Kies voor beugels met elastische demping. Deze mogen niet te vast aangeschroefd zijn. •• Vermijd contact met muren of vloeren. Vul de holle ruimten t.h.v. doorvoeren op met minerale wol of een ander elastisch materiaal (géén PU-schuim). •• Bevestig de kanalen niet op lichte wanden zoals een gipsblokkenwand.
energie sparen
•• Voorzie warme kanalen in koude ruimten en koude kanalen in warme ruimten van isolatie en een zorgvuldig afgewerkte damprem. •• Werk doorvoeren door het dak of de zoldervloer luchtdicht en koudebrugarm af.
bij oplevering bij oplevering
•• Controleer de conformiteit van de producten en de montage met het bestek. Let daarbij op het kanalentracé, de kanaaldiameters, de bevestigingswijze van de kanalen en de isolatie van de kanalen en van de doorvoeren. •• Doe een lekdebietsmeting op de toevoer- en afvoerkanalen. aandachtspunten i.v.m. gebruiker
onderhoud
Adviseer je klant om de 1 tot 3 jaar de kanalen te laten reinigen
meer info bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius)
meer info
Ventilatiegids (www.ideg.info) www.epbd.be De hierin opgenomen producten voldoen aan de EPB - producteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
normen
NBN EN 14134: meten van luchtdichtheid van het kanalennet NBN S01-400-1: installatiegeluid invloed op de score van meetinstrumenten
e-peil
Een meting van de luchtdichtheid kan het E-peil beïnvloeden.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Volgende zaken kunnen tot een gunstige beoordeling leiden: luchtdichtheidsklasse C, een beperkt geluidsdrukniveau, de aanwezigheid van toezichtsopeningen en kanalen met een lineaire warmteweerstand van minstens 2 mK/W. Directe elektrische naverwarming is niet toegelaten
Kies de ventilator(en) Kies je voor een mechanisch ventilatiesysteem dan heb je een ventilator nodig voor de toevoer (systeem B) of afvoer (systeem C) van lucht of voor beide (systeem D). Hou bij de inplanting van de ventilator(en) en bij de keuze ervan rekening met de aandachtspunten hieronder. Zo vermijd je onvoldoende toe- of afvoer van lucht en geluidsoverlast. Pas je systeem D toe, dan zijn er nog een aantal bijkomende aandachtspunten van tel. Die vind je terug in fiche 18 'Kies de ventilatie-unit'.
ventilatie 17
Welk debiet een ventilator kan realiseren, hangt niet alleen af van de ventilator zelf maar ook van de drukverliezen in het kanaalsysteem die hij moet opvangen. Vraag de installateur daarom om een ventilatorselectie te maken op maat van het benodigde debiet én op maat van het drukverlies van het kanaalsysteem. De installateur kan dit doen door een ventilator te kiezen met een ventilatorkarakteristiek (curve 1) die afgestemd is op de kanaalkarakteristiek (curve 2), om zo het werkingspunt (3) te bepalen.
Ventilator(en) omschrijving
wat
diverse types, o.a. naargelang de vorm: •• kanaalventilator (systeem B en C) •• dakventilator (systeem C) •• ventilator in ventilatiekast of -unit (systeem B, C en D)
functie
mechanische toevoer en/of afvoer van lucht, en dat •• centraal in de woning of •• decentraal (een ventilator in elke ruimte met mechanische ventilatie) of •• door centrale ventilatie in combinatie met decentrale ventilatie in één of enkele ruimten, bijv. toiletten
bij welk systeem
minstens 1 ventilator voor toevoer bij ventilatiesysteem B, minstens 1 ventilator voor afvoer bij ventilatiesysteem C, minstens 2 ventilatoren (1 voor toevoer en 1 voor afvoer) bij ventilatiesysteem D aandachtspunten bij ontwerpfase •• Installeer de ventilator of luchtgroep buiten de slaapkamers, en bij voorkeur buiten de bewoonde ruimten om geluidsoverlast te vermijden: in een technische ruimte, bergruimte, wasruimte, kelder... •• Laat de ventilator tegen een zware massieve wand monteren, op een verzwaarde sokkel met trillingsdempers plaatsen of elastisch ophangen.
waar
basiscriteria productkeuze kanaalkarakteristiek*
Vraag de installateur om een ventilator te selecteren met een ventilatorkarakteristiek die afgestemd is op de kanaalkarakteristiek die hij berekent voor jouw project (*).
capaciteit
Vraag de installateur om rekening te houden met vermindering van de capaciteit door vervuiling van de filters, met verschillen tussen theorie en praktijk... De ventilator moet in het werkingspunt nog zo’n 20% capaciteit overhouden. Is het totale nominale afvoerdebiet bijv. 300 m³/h, dan heeft de ventilator voor afvoer dus best een maximaal debiet van zo’n 360 m³/h.
* definities van ventilatorkarakteristiek, kanaal- of leidingkarakteristiek, werkingspunt en SFP of specific fan power: zie begrippenlijst
ventilatie 17
versie 1 12 januari 20
elektriciteitsverbruik
Kies voor energiezuinige EC-motoren (of Elektronisch geCommuteerde gelijkstroommotoren, ook wel DC-motoren genoemd). Wil je nog een stap verder gaan en echt ventilatorvermogens gaan vergelijken, hou dan hier rekening mee: •• Om vermogens van ventilatormotoren correct te kunnen vergelijken, moet je ze kennen in hetzelfde werkingspunt. •• Vooral het verbruik in het specifiek werkingspunt van jouw project is van tel. •• De ventilatormotor die het zuinigst is bij nominaal debiet (*), is dat niet altijd bij een lager debiet. Vergelijk daarom het verbruik.
opties productkeuze Kies geluidsarme ventilatoren. Vergelijk zo mogelijk de geluidsproductie van de ventilator rekening houdend met het debiet en het drukverschil in jouw werkingspunt.
geluidsproductie
aandachtspunten bij werffase •• Bevestig de ventilator of luchtgroep aan de gebouwstructuur met trillingswerende bevestigingen (bijv. silent block) en verbind deze met een zeer korte mof uit een soepel materiaal met de kanalen. •• Gebruik geluidsdempers van de juiste grootte, zowel op toevoer als op afvoer.
bij uitvoering
1) 2) 3) 4)
bij oplevering
Controleer de conformiteit van het product en de montage ervan met het bestek. Laat de ventilatorstanden instellen (zie regelbaarheid). Controleer de regeling van de ventilator. Meet het drukverschil over de ventilator voor de rapportering van een gunstiger representatief werkingspunt.
aandachtspunten bij gebruiksfase
regelbaarheid
Kies een toestel met meerstandenschakelaar:. De hoogste stand levert dan de nominale debieten (100%) voor verhoogde ventilatie (grote bezetting, roken, onderhoud), een tussenstand levert 50 à 70% van het nominale debiet voor normaal bedrijf (ook 's nachts) en de laagste stand 20 à 40% van het nominale debiet voor minimale ventilatie bij afwezigheid. Kies daarbij voor een toestel met een ruim regelbereik, bijv. van 20 tot 100% van het maximumdebiet.
aan/uit
De ventilator mag geen aan/uit-knop, tijds- of andere regeling hebben die het ventilatiesysteem uitzet. Het mag wel mogelijk zijn de ventilator uit te schakelen, bijv. voor onderhoud of bij ernstige buitenluchtvervuiling, via een schakelaar in het technisch lokaal of de zekeringkast.
onderhoud
Raad je klant aan om de installateur volgende onderhoudstaken te laten doen: •• Reinig de ventilator jaarlijks. •• Controleer de goede werking om de 1 à 3 jaar. •• Controleer de instellingen en metingen om de 3 jaar.
meer info bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) WTCB Infofiches: Ventilatie van gebouwen
meer info
Ventilatiegids (zie www. ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be: de hierin opgenomen producten voldoen aan de EPB-producteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid.
zie ook fiches
Ventilatie 18: Kies de ventilatie-unit Ventilatie 19: Kies de regeling
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
invloed op
E-peil
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
versie 1 januari 20 12
Bepaalde productkarakteristieken beïnvloeden het E-peil (type motor, laag verbruik) Ventilatormotoren met SFP-klasse SFP2 of SFP1 worden gunstig beoordeeld.
Kies de ventilatie-unit (met warmteterugwinning) Kies je voor systeem D, dan heb je een ventilator nodig voor de toevoer en een voor de afvoer. Voor de keuze van deze ventilatoren vind je een aantal aandachtspunten in fiche 15 'Kies de ventilator(en)'. Maar een ventilatie-unit voor systeem D omvat meer dan enkel de ventilatoren. Zo kies je best voor een ventilatieunit die voorzien is van een warmteterugwinapparaat (WTW). Zo vermijd je onvoldoende toe- of afvoer, toevoer van vervuilde of te koude of te warme lucht, geluidsoverlast en te veel energieverbruik voor verwarming. In deze fiche geven we je een overzicht van de bijkomende aandachtspunten bij de keuze en de inplanting van zo'n unit voor balansventilatie met WTW.
ventilatie 18
Plaats de unit bij voorkeur binnen het beschermd volume (schema links). Zo heb je minder warmteverliezen, kan je de kanalen gemakkelijker isoleren en moet je enkel de toevoer- en afvoeraansluiting naar de buitenomgeving luchtdicht laten afwerken, terwijl je in het andere geval (schema rechts) meerdere doorboringen van de luchtschil moet laten isoleren en luchtdicht afwerken.
Ventilatie-unit omschrijving wat
module met ventilatoren en warmtewisselaar, regeling, filters, bypass, vorstbeveiliging…
types
3 types: •• tegenstroomwisselaar (nu meest courante platenwarmtewisselaar in woningen) •• kruisstroomwisselaar (ander type platenwarmtewisselaar, stilaan minder toegepast) •• warmtewiel (meestal toegepast in niet-residentiële projecten, zelden in woningen)
functie
mechanische toe- en afvoer van lucht met beperkt energieverlies en verhoogd comfort
bij welk systeem
ventilatiesysteem D aandachtspunten bij ontwerpfase Plaats de unit bij voorkeur binnen het beschermd volume (zie boven).
waar
basiscriteria productkeuze
ventilatie 18
warmteterugwinapparaat (WTW)
Kies voor een unit met WTW. De afgevoerde lucht geeft dan d.m.v. een warmtewisselaar warmte af aan de toegevoerde lucht, die zo voorverwarmd wordt. •• Leg het minimale temperatuurrendement van de WTW vast bij het gebalanceerde debiet, gemeten volgens NBN EN 308. Een rendement van 80 à 90% is heel goed. Laat je niet misleiden door rendementen gemeten volgens andere specificaties, die de warmte van de ventilator als winst meerekenen. Vergelijk de rendementen van diverse units in de energieprestatiedatabank (www.epbd.be). •• Het werkelijk temperatuurrendement van een WTW is erg afhankelijk van de debietsbalans. Zorg er daarom voor dat de debieten in balans zijn.
bypass
Kies voor een unit met een bypass, om te vermijden dat de toevoerlucht ook in de zomer voorverwarmd wordt. Kies bij voorkeur voor een volledige bypass. Wordt er enkel een bypassklep geopend zonder dat de luchtstroming doorheen de warmtewisselaar zelf wordt afgesloten, dan blijft de warmterecuperatie doorgaan van 25 tot 50%.
vorstbeveiliging
Beveilig het toestel tegen vorst. Dat kan door te kiezen voor een bypass, een elektrische weerstand, een lager debiet bij vorst of gedeeltelijke recirculatie van lucht
versie 1 12 januari 20
opties productkeuze constantvolumeregeling
Kies een toestel met constantvolumeregeling om het debiet gelijk te houden bij wijzigende omstandigheden (wind, temperatuur).
filters
De meest units zijn voorzien van groffilters voor het filteren van aanvoer- en afvoerlucht. •• Kies voor de luchttoevoer voor fijnfilters van klasse F5 tot F7. Die filteren fijn stof en pollen. Laat deze eventueel voorafgaan door een groffilter (bijv. G3), om te hoog oplopende drukverliezen bij vervuiling ter hoogte van de fijnfilter te vermijden. •• Een vervuilingsindicator geeft aan dat de filter vervangen moet worden. •• Vergelijk de prijzen van vervangfilters.
bodemluchtwarmtewisselaar
Een bodemluchtwarmtewisselaar kan de toevoerlucht in de winter voorverwarmen en in de zomer eventueel beperkt afkoelen. Er zijn 2 mogelijkheden: •• een grondbuis of Canadese put, een lange ondergronds ingegraven buis. Dit vraagt bijzondere aandacht op vlak van hygiëne en gezondheid: in het verleden traden hierbij namelijk nogal wat problemen op door vervuiling van de grondbuis. •• een vloeistofcircuit dat warmte of koude opneemt uit de bodem en deze met behulp van een warmtewisselaar overdraagt aan de toevoerluchtstroom.
aandachtspunten bij werffase
bij uitvoering
Isoleer de kanalen tussen de unit en de isolatielaag van het beschermd volume: •• Als de unit zich binnen het beschermd volume bevindt, isoleer je de kanalen die lucht van of naar buiten vervoeren. Zo maximaliseer je de warmteterugwinning. •• Als de unit zich buiten het beschermd volume bevindt, isoleer je de kanalen die lucht van of naar het beschermd volume vervoeren. Zo vermijd je dat de afvoerlucht al warmte afstaat aan de omgeving voordat deze in het warmteterugwinapparaat terechtkomt.
bij oplevering
•• Controleer de conformiteit van de unit en de montage ervan met het bestek. •• Controleer de werking van de vorstbeveiliging en van de bypass. aandachtspunten bij gebruiksfase
onderhoud door de klant
Raad je klant aan om volgende onderhoudstaken zelf uit te voeren: •• de filters om de 1 à 3 maand reinigen en de filters om de 6 à 12 maand vervangen (om de 3 maand in een stads- of industriële omgeving) •• de condensafvoer (enkel bij unit met WTW) om de 12 maand controleren.
onderhoud door de installateur
Raad je klant aan om de installateur volgende onderhoudstaken te laten doen: •• jaarlijks de unit (en ev. WTW) reinigen •• om de 1 à 3 jaar controleren of de unit nog goed werkt •• om de 3 jaar de instellingen en metingen controleren.
meer info bron
Ventilatiegids: stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren (WTCB/Lessius) WTCB Infofiches: Ventilatie van gebouwen
meer info
Ventilatiegids (zie www.ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be De hierin opgenomen producten aan de EPB-databank voldoen aan de EPBproducteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid.
zie ook fiches
Ventilatie 17: Kies de ventilator(en) Ventilatie 19: Kies de regeling
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
normen
NBN D50-001 NBN EN 308: warmtewisselaars NBN EN 779: klassering van filters invloed op de score van meetinstrumenten
invloed op
E-peil
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Het temperatuurrendement van de WTW, de aanwezigheid van een bypass en automatische regeling kunnen het E-peil beïnvloeden. Systeem D met warmteterugwinning met thermisch recuperatierendement van minstens 85%, constantvolumeregeling en een bypass scoort gunstig.
Kies de regeling Kies je voor een mechanisch ventilatiesysteem, dan zorgt een regeling er voor dat de gerealiseerde ventilatiedebieten optimaal afgestemd zijn op het gedrag van de bewoners. Zo zorg je er voor dat er voldoende geventileerd wordt net op die momenten dat het nodig is, terwijl er bijv. bij minimale bezetting of afwezigheid slechts minimaal geventileerd wordt. Hou bij de keuze van de automatische regeling rekening met onderstaande aandachtspunten. Zo vermijd je onaangepaste ventilatiedebieten en gebruiksongemakken voor de bewoners.
ventilatie 19
In een badkamer kan je bijvoorbeeld kiezen voor een combinatie van aanwezigheids- en vochtdetectie. Bij gebruik (bijv. als het licht ingeschakeld wordt) wordt het debiet dan naar het maximum geregeld, waarna het teruggeregeld wordt naar een lager debiet zodra het vochtgehalte normaal is.
Ventilatieregeling omschrijving bij welk systeem
ventilatiesystemen B, C, D
functie
debiet regelen in functie van het gebruik van de woning aandachtspunten bij ontwerp
criteria systeemkeuze
ventilatie 19
parameters voor sturing
1) Sturing van het toevoerdebiet kan gebeuren op basis van •• luchtkwaliteit d.m.v. CO2-detectie •• tijd d.m.v. kloksturing •• aan- of afwezigheid d.m.v. IR-detectie, lichtschakelaar... •• een combinatie van bovenstaande. 2) Sturing van het afvoerdebiet kan gebeuren op basis van •• vocht d.m.v. relatieve vochtigheidssensor •• tijd d.m.v. kloksturing •• aan- of afwezigheid d.m.v. IR-detectie, lichtschakelaar... •• een combinatie van bovenstaande (zie beeld).
regeling centraal of lokaal of combinatie
De regeling kan gebeuren •• lokaal, d.w.z. het debiet wordt geregeld t.h.v. de afvoer- of toevoeropeningen d.m.v. een regelklep in het kanaal •• centraal, d.w.z. het debiet wordt geregeld t.h.v. de centrale ventilator(en) •• door een combinatie van lokale en centrale regeling, bijv. lokaal op basis van CO2 of aanwezigheid en centraal op basis van afwezigheid of vochtdetectie.
continu of in trappen
1) Een lokale regeling gebeurt met regelkleppen voorzien van 2 of ev. meerdere standen. 2) Een centrale automatische regeling kan traploos gebeuren of met een meerstandenschakelaar. Die levert bijvoorbeeld: •• op de hoogste stand het nominaal debiet (100%) •• op de tussenstand 50 à 70% van het nominaal debiet •• op de laagste stand 20 à 40% van het nominaal debiet.
versie 1 12 januari 20
koppeling van toe- en afvoer
Zorg er voor dat de ventilator ook naar een hogere stand gaat als er veel toevoer vereist is, en niet enkel als er veel afvoer nodig is.
met of zonder nalooptijd
Je kan er voor opteren om een verhoogd debiet nog iets langer aan te houden. Bij een toilet kan je bijvoorbeeld kiezen voor aanwezigheidsdetectie, waarbij het verhoogd ventilatiedebiet nog 5 tot 15 minuten aangehouden wordt eens het toilet verlaten is.
constantvolumeregeling
Een constantvolumeregeling op de ventilator houdt het debiet gelijk bij wijzigende omstandigheden (bijv. filter verstopt, binnendeuren open, dampkap aan, krachtige wind…)
aandachtspunten in werffase •• Controleer de conformiteit van de producten en de montage met het bestek. •• Controleer de instellingen van de regeling op niveau van de sensoren, timer... en ter hoogte van de ventilator(en).
bij oplevering
aandachtspunten i.v.m. gebruiker
instellingen
Laat de instelling van de klokregeling of aanwezigheidssturing afstemmen op de wensen van de gebruiker, bijv. door de klokregeling in te stellen op het normaal leefpatroon tijdens week- en weekenddagen. Zorg er voor dat je klant hiervan gemakkelijk kan afwijken, én dat de basisregeling daarna automatisch hernomen wordt.
regelbaarheid van de unit
De meeste units zijn voorzien van een meerstandenschakelaar, die steeds ook manueel te bedienen is.
onderhoud
Raad je klant aan om de instellingen geregeld te laten controleren door de installateur, bijv. om de 3 jaar.
meer info bron
www.energiesparen.be/epb/prof/gelijkwaardigheid
meer info
Ventilatiegids (zie www.ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/gelijkwaardigheid www.epbd.be: de hierin opgenomen producten voldoen aan de EPB-producteisen en de vermelde karakteristieken worden aanvaard door de Vlaamse overheid
zie ook fiches
Ventilatie 17: Kies de ventilator(en) Ventilatie 18: Kies de ventilatie-unit
wetten en normen wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen voor woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
versie 1 januari 20 12
E-peil
Er zijn diverse vraaggestuurde ventilatiesystemen op de markt die gevaloriseerd worden in het E-peil op basis van ‘de gelijkwaardigheid van innoverende bouwconcepten en technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving’.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Een systeem dat automatisch regelbaar is tussen 15 en 100%, aangestuurd door detectie van binnenluchtkwaliteit (CO2, H2O…), wordt gunstig beoordeeld. Voor woningen groter dan 800 m³ wordt bovendien een sensor in elke ruimte met een volume groter dan 50 m³ gunstig beoordeeld.
Kies een geschikte dampkap Kies een geschikte dampkap. Hou daarbij rekening met de hieronder vermelde aandachtspunten. Zo vermijd je onvoldoende afvoer van vervuilde lucht en vocht, onvoldoende toevoer van verse lucht, geur- en geluidsoverlast en beperk je het CO2-gehalte.
ventilatie 20
Plaats een dampkap niet in dezelfde ruimte als een open verbrandingstoestel. Zoniet is er risico op terugslag van rookgassen en andere vervuilende uitwasemingen zoals koolstofmonoxide.
Dampkap omschrijving
wat
diverse mogelijkheden: •• met afvoer van vervuilde lucht naar buiten of recirculatie van lucht •• met motor in de dampkap zelf of op afstand •• 60, 90 of 100 cm breed (gangbare afmetingen)
functie
1) intensieve ventilatie: afvoer van vervuilde lucht en geurtjes die vrijkomen bij het koken 2) basisventilatie én intensief gebruik. Gebruik van de dampkap voor basisventilatie is niet verboden, maar in de praktijk moeilijk realiseerbaar omdat de dampkap dan: •• meerdere standen moet hebben en geen uit-stand mag hebben •• de minimaal geëiste ontwerpafvoerdebieten moet kunnen realiseren •• aangesloten moet zijn op een hoofdzakelijk verticaal kanaal, dat uitmondt boven het dak en gedimensioneerd is op 1 m/s (enkel bij systeem A en systeem B).
bij welk systeem
ventilatiesystemen A, B, C, D aandachtspunten bij ontwerp
ventilatie 20
waar in het gebouw en in de keuken
•• Beperk de afstand van de dampkap tot de muur- of dakdoorvoer van het afvoerkanaal. •• Vermijd bij voorkeur bochten in het dampkapafvoerkanaal. Indien het niet anders kan, beperk dan het aantal bochten zo veel mogelijk en vermijd scherpe bochten.
waar t.o.v. de kookplaat
•• hoogte: max. 70 à 80 cm boven de kookplaat •• breedte: bij voorkeur 15 cm breder aan beide kanten van de kookplaat
luchttoevoer
Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht in de ruimte door: •• eventueel een afsluitbaar rooster te voorzien, gekoppeld aan de dampkap •• een raam te openen •• voldoende doorstroomopeningen vanuit andere ruimten te voorzien •• de mechanische luchttoevoer naar het maximum te laten schakelen
afvoer van de kookdampen
3 mogelijkheden: 1) afvoer naar buiten 2) recirculatie: de afgezogen lucht wordt gefilterd en terug in keuken gebracht. Kies hiervoor bij ventilatiesysteem D. Een recirculatiedampkap voert geen vocht af. Laat daarom de basisventilatie naar het maximale debiet schakelen bij gebruik 3) afvoer via de kanalen van de basisventilatie: bij het aanzetten van de dampkap opent een klep naar het extractiesysteem en schakelt de afvoerventilator naar het maximum. Dit is niet verboden, maar af te raden omwille van het risico op: •• ernstige vervuiling van het kanalennet, de extractieventilator, filter of WTW-apparaat •• afvoer van de kookdampen naar andere ruimten of naar de keuken zelf via de afvoeropeningen bij toepassing van een dampkap met eigen ventilator •• ongeschiktheid van de centrale ventilator en het kanalennet voor de hoge vereiste debieten van de dampkap bij toepassing van een motorloze dampkap. versie 1 12 januari 20
luchtdichtheid van het gebouw
Kies in een gebouw met hoge luchtdichtheidseisen zoals een passiefhuis of een laagenergiewoning voor een recirculatiedampkap. Zoniet kan het gewenste luchtdichtheidsniveau niet behaald worden.
interactie met open verbrandingstoestellen
1) Een open toestel (type B) met een nominaal vermogen groter dan 30 kW is niet toegelaten in een ruimte waarin een dampkap aanwezig is. 2) Een open toestel (type B) met een nominaal vermogen kleiner dan 30 kW is toegelaten in een ruimte waarin een dampkap of droogkast aanwezig is als •• de dampkap of droogkast geen afvoer heeft naar buiten of •• de dampkap of droogkast wel een afvoer heeft naar buiten maar er een specifieke luchtaanvoer voorzien is van 160 cm² per 100 m³/h afgezogen lucht
basiscriteria productkeuze debiet
van 150 m³/h tot 750 m³/h tot zelfs 1000 m³/h bij kookeilanden, afhankelijk van de grootte van de keuken en de afmetingen van de kookelementen die onder dampkap komen
met of zonder motor
Bij een woning met ventilatiesysteem A voorzien van een open keuken moet je een dampkap met motor gebruiken. Zie ook afvoer van de kookdampen.
kanalen
Kies gladde kanalen (dus best geen flexibels) met een diameter afgestemd op het debiet.
opties productkeuze Kies een dampkap met geluidsarme motor of plaats de motor op afstand.
motor
aandachtspunten in werffase bij uitvoering
Voorzie een luchtdichte en koudebrugarme doorvoer door de gebouwschil.
bij oplevering
Controleer de conformiteit van het product en de montage met het bestek. aandachtspunten i.v.m. gebruiker
regelbaarheid voor gebruiker
Adviseer je klant om de dampkap in te schakelen voor er zich kookdampen ontwikkelen, zodat er al luchtstroom is, en om ze nog even te laten aanstaan na het koken om condensatie in het afvoerkanaal tegen te gaan.
onderhoud
Raad je klant aan om de vetfilter regelmatig te reinigen en te vervangen. Bij een recirculatiedampkap moet de vet- en geurfilter en minstens 2 keer per jaar vervangen worden.
meer info bron
Ventilatiedocument: residentieel
meer info
www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel WTCB Technische Voorlichting 187: Dampkappen en keukenventilatie wetten en normen
wetgeving
Een dampkap is verplicht in binnenkeukens zonder buitenvensters of buitendeuren, maar is aangewezen in alle andere keukens.
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
E-peil
n.v.t.
vlaamse maatstaf duurzame woningbouw v.1
Een keukenafzuigkap van het recirculatietype wordt gunstig beoordeeld.
Opstellingsruimte van een stookketel met open verbrandingskring
technieken 1
Ketels die vandaag op de markt komen hebben een gesloten verbrandingskring. Toch zijn er nog heel wat open ketels in gebruik. Heeft je klant een ketel van meer dan 15 jaar oud met een vermogen , , van meer dan 20 kW, dan moet er eenmalig een verwarmingsaudit gebeuren. Wil je klant deze ketel graag behouden, vraag hem dan deze audit nog voor de ontwerpfase uit te voeren. Zo weet je dan al of de ketel al dan niet aan vervanging toe is. Is de ketel aan vervanging toe, kies dan voor een ketel met gesloten verbrandingskring, meer bepaald een condensatieketel. Behoud je de bestaande open ketel toch, zorg er dan voor dat deze goed en veilig kan werken. Hou in dat geval rekening met onderstaande aandachtspunten. Zo vermijd je heel wat gezondheidsrisico's verbonden aan een open verbrandingskring, zoals onvoldoende zuurstoftoevoer en zelfs koolstofmonoxidevergiftiging. Over een degelijke en veilige rookgasafvoer lees je meer in fiche Technieken 2.
Zone Zone 2 3
Zone 1
Zone 1
Zone Zone 2 3
Zone Zone 2 3
h ≥2/3h
Zone 1
≥1,80m
De luchtafvoer kan gebeuren •• via een afvoeropening in het bovenste deel van de ruimte, rechtstreeks in open lucht (links), of •• via een kanaal voor bovenventilatie in een plaats buiten de statische overdrukzone in een aangrenzend dak- en gevelvlak (midden) of •• via het rookgasafvoerkanaal van een ketel met trekonderbreker opgesteld zoals afgebeeld rechts.
Opstellingsruimte van een stookketel met open verbrandingskring (type B) omschrijving ruimte waarin een verbrandingstoestel staat voor de verwarming van gebouwen en/of voor het maken van warm verbruikswater, dat verbrandingslucht haalt uit de opstellingsruimte en waarvan de verbrandingsproducten rechtstreeks naar de buitenlucht afgevoerd worden door een afvoerkanaal (niet te verwarren met ventilatiesysteem B)
wat
aandachtspunten i.v.m. de ontwerpfase
ruimten waarin een open ketel mag opgesteld worden
technieken 1
open ketel met nominaal vermogen groter dan 30 kW
•• •• •• ••
verboden in een ruimte met woonfunctie (leefruimte, keuken, slaapkamer, toilet…) verboden in dezelfde ruimte als een afzuigsysteem (droogkast, dampkap…) aan te raden in een aparte technische ruimte die enkel dient voor de c.v.-ketel toegelaten in een kelder, garage of berging
open ketel met nominaal vermogen kleiner dan 30 kW
1) verboden in een slaapkamer, badkamer of doucheruimte 2) verboden in dezelfde ruimte als een droogkast of dampkap tenzij •• de dampkap of droogkast geen afvoer heeft naar buiten (bijv. een condensatiedroogkast) of •• de dampkap of droogkast wel een afvoer heeft naar buiten maar er een specifieke luchttoevoer voorzien is van 160 cm² per 100 m³/h afgezogen lucht 3) af te raden in andere woonruimten 4) af te raden in ruimten die beïnvloed worden door het centrale ventilatiesysteem*.
versie 1 12 januari 20
algemene eisen en aanbevelingen voor de opstellingsruimte organisatie van de ruimte
Voorzie voldoende ruimte rond de ketel om onderhoud uit te kunnen voeren. Hou er ook rekening mee dat de schoorsteen moet kunnen gereinigd worden.
vorst
Plaats de ketel in een vorstvrije ruimte.
geluid
Denk er aan dat een ketel geluid produceert.
voorschriften voor de basisventilatie, luchttoevoer en luchtafvoer in de opstellingsruimte*
basisventilatie
1) Het ventilatiedebiet moet minstens 0,2 l/s (of 0,72 m³/h) per kW vermogen (Pn) bedragen, met een minimum van 25,2 m³/h (of 7 l/s). 2) De luchttoevoeropeningen (zie verder) mogen zowel dienen voor de toevoer van de verbrandingslucht als voor de ventilatielucht. Het vereiste debiet is dan de som van de vereiste debieten voor ventilatie en luchttoevoer voor verbranding samen.
luchttoevoer
1) De luchttoevoer voor verbranding moet rechtstreeks van buiten aangevoerd worden (dus niet via doorstroomopeningen) via een niet-afsluitbare opening of een nietafsluitbaar luchttoevoerkanaal. De aangevoerde buitenlucht moet van normale buitenluchtkwaliteit zijn. Voorzie dus geen luchttoevoer vlakbij een zwembad, kapsalon, drukkerij, droogkuis... 2) De luchttoevoeropeningen mogen zich zowel bovenaan als onderaan de opstellingsruimte bevinden. 3) Het luchttoevoerkanaal loopt horizontaal en mondt uit in een gevel in overdruk (bijv. op het zuidwesten). Het is luchtdicht (drukklasse N1) t.o.v. de ruimten waar het doorloopt en heeft gladde wanden. De doorsnede moet bepaald worden volgens NBN B 61-002 bijlage C en •• is minstens 50 cm² groot en •• is minstens 3 cm² per kW vermogen (Pn) groot voor een ketel met een aangeblazen gas- of stookoliebrander en •• is minstens 6 cm² per kW vermogen (Pn) groot voor een atmosferische ketel.
luchtafvoer
1) Dit kan gebeuren via een afvoeropening in rechtstreeks contact met de buitenlucht of via een luchtafvoerkanaal (zie tekeningen boven). 2) Deze opening en/of het kanaal moet een doorsnede hebben van •• minstens 50 cm² en •• minstens 1/3e van de doorsnede van de luchttoevoer. aandachtspunten i.v.m. de werffase
uitvoering
Controleer de conformiteit van de uitvoering met het bestek.
oplevering
Informeer je klant over zijn verplichtingen (zie fiche 'Klant 4: Gebruik en onderhoud van de verwarmingsinstallatie'). aandachtspunten i.v.m. de gebruiksfase
onderhoud
zie fiche 'Klant 4: Gebruik en onderhoud van de verwarmingsinstallatie'
* De hier vermelde voorschriften voor luchttoevoer en luchtafvoer zijn van toepassing voor een opstellingsruimte die niet geventileerd wordt door het centraal ventilatiesysteem. Is dat toch het geval, dan moet het keteltype én het ventilatiesysteem hieraan aangepast zijn conform NBN EN 12792.
meer info bron
NBN B61-002
meer info
www.normen.be
zie ook fiches
Technieken 2: Rookgasafvoer van een ketel met open verbrandingskring
wetten en normen
wetgeving
NBN B 61-002 voor c.v.-ketels in woningbouwprojecten (zowel nieuwbouw als vergunningsplichtige renovaties) waarvan de stedenbouwkundige vergunning van na 19 mei 2008 dateert (waarbij de stookplaats deel uitmaakt van de bouwvergunning).
normen
NBN D51-003 - bijlage G voor woningbouwprojecten waarvan de stedenbouwkundige vergunning van voor 19 mei 2008 dateert
Rookgasafvoer van een ketel met open verbrandingskring
technieken 2
Ketels die vandaag op de markt komen hebben een gesloten verbrandingskring. Toch zijn er nog heel wat open ketels in gebruik. Heeft je klant een ketel van meer dan 15, jaar oud met , een vermogen van meer dan 20 kW, dan moet er eenmalig een verwarmingsaudit gebeuren. Wil je klant deze ketel graag behouden, vraag hem dan deze audit nog voor de ontwerpfase uit te voeren. Zo weet je dan al of de ketel al dan niet aan vervanging toe is. Is de ketel aan vervanging toe, kies dan voor een ketel met gesloten verbrandingskring, meer bepaald een condensatieketel. Behoud je de bestaande open ketel toch, zorg er dan voor dat deze goed en veilig kan werken. Hou in dat geval rekening met onderstaande aandachtspunten in verband met de rookgasafvoer. Zo vermijd je dat de schoorsteen onvoldoende trekt, belet je recirculatie van de rookgassen en voorkom je koolstofmonoxidevergiftiging. Over de ruimte waarin de ketel staat lees je meer in fiche Technieken 1.
De uitmonding van de rookgasafvoer bevindt zich bij voorkeur in zone I, de zone van statische overdruk. Uitmonden in zone II is enkel toegelaten als er zich een valwindafleider op het kanaal bevindt, en is steeds verboden in zone III.
Gebouwen in de omgeving mogen geen hindernis vormen voor het rookgasafvoerkanaal.
omschrijving wat
technieken 2
rookgasafvoer voor open toestellen (c.v.-ketels, combiketels, kachels, geisers en boilers), op gasvormige, vloeibare of op vaste brandstoffen
versie 1 12 januari 20
aandachtspunten bij ontwerpfase algemene voorschriften voor de rookgasafvoer
•• Plaats de rookgasafvoer onafhankelijk van de structuur van het gebouw om geluidsoverlast te vermijden. •• Voorzie een condensafvoer van het afvoerkanaal, verbonden met de riolering.
tracé van de rookgasafvoer
1) Iedere ketel moet aangesloten worden op een individueel afvoerkanaal dat •• minstens 4 m hoog is voor toestellen met een geblazen brander •• minstens 2,5 m hoog is voor atmosferische toestellen. 2) De uitmonding van het rookgasafvoerkanaal bevindt zich op een toegelaten plaats (zie tekening boven) 3) Het afvoerkanaal mag in een technische koker geplaatst worden als het aan alle zijden afgeschermd wordt door wanden met brandweerstand EI 30 (d.w.z. de wanden blijven 30 min vlamdicht en thermisch isolerend). Bevindt het zich alleen in een koker dan moet deze koker een brandweerstand hebben van 60 minuten.
materiaal van de rookgasafvoer
Vraag een rookgasafvoerkanaal met CE-markering. Vraag de installateur het juiste materiaal te kiezen met de nodige temperatuurklasse, drukklasse, bestandheid tegen condensaten, corrosieklasse, materiaalsoort, wanddikte en brandweerstand. aandachtspunten bij werffase
bij uitvoering
Controleer de conformiteit van de uitvoering met het bestek.
bij oplevering
Informeer je klant over zijn verplichtingen (zie fiche 'Klant 4: Gebruik en onderhoud van de verwarmingsinstallatie'). aandachtspunten bij gebruiksfase
onderhoud
zie fiche 'Klant 4: Gebruik en onderhoud van de verwarmingsinstallatie'
meer info bron
NBN B 61-002 - bijlage D
meer info
www.normen.be
zie ook fiches
Technieken 1: Opstellingsruimte van een stookketel met open verbrandingskring
wetten en normen
wetgeving
NBN B 61-002 voor c.v.-ketels in woningbouwprojecten (zowel nieuwbouw als vergunningsplichtige renovaties) waarvan de stedenbouwkundige vergunning van na 19 mei 2008 dateert (waarbij de stookplaats deel uitmaakt van de bouwvergunning).
normen
NBN D51-003 - bijlage G voor woningbouwprojecten waarvan de stedenbouwkundige vergunning van voor 19 mei 2008 dateert
Opstellingsruimte van een stookketel met gesloten verbrandingskring
technieken 3
Kies je voor een gesloten verwarmingsketel (zoals de meeste ketels die vandaag op de markt komen), dan vermijd je heel wat gezondheidsrisico's verbonden aan een open verbrandingskring, zoals onvoldoende zuurstoftoevoer en zelfs koolstofmonoxidevergiftiging. Toch verdient ook een gesloten verwarmingsketel en de ruimte waarin hij opgesteld wordt de nodige aandacht. Hou daarom rekening met onderstaande voorschriften. Zo vermijd je geluidsoverlast en een falende ketel.
Staat een ketel met een groot vermogen in een relatief kleine ruimte (d.w.z. ketelvermogen/volume ruimte > 35) met natuurlijke ventilatie, dan moet je een toevoer- en een afvoeropening voorzien naar een goed geventileerde ruimte. Bedoeling daarvan is om de warmte af te voeren die afgegeven wordt door de ketel(s) en de leidingen. Zo kan je de omgevingstemperatuur beperken tot maximum 40°C en voorkom je dat de elektronica faalt.
Opstellingsruimte van een stookketel met gesloten verbrandingskring (type C) omschrijving
wat
ruimte waarin een verbrandingstoestel staat voor de verwarming van gebouwen en/of voor de aanmaak van warm verbruikswater, waarvan de verbrandingskring (toevoer van verbrandingslucht, verbranding zelf en afvoer van de verbrandingsproducten) volledig is afgescheiden van de opstellingsruimte aandachtspunten i.v.m. de ontwerpfase
geluid organisatie van de ruimte vorst
technieken 3
Gesloten ketels zijn toegelaten in ruimten met een woonfunctie. Denk er echter aan dat een ketel geluid produceert. Voorzie voldoende ruimte rond de ketel om onderhoud uit te kunnen voeren. Zorg er voor dat de ketel beveiligd is tegen vorst door hem in een vorstvrije ruimte te plaatsen.
versie 1 12 januari 20
Ventilatievoorschriften voor de opstellingsruimte opstellingsruimte niet opgenomen in het ventilatiesysteem opstellingsruimte die al mechanisch geventileerd wordt omwille van haar andere functies
opstellingsruimte die al natuurlijk geventileerd wordt omwille van haar andere functies
Het ventilatiedebiet moet minstens 0,2 l/s (of 0,72 m³/h) per kW vermogen (Pn) bedragen, met een minimum van 25,2 m³/h (of 7 l/s). Voor een toevoerrooster mag je als vuistregel hanteren dat het debiet bij 2 Pa drukverschil zo'n 0,36 m³/h per cm² rooster bedraagt. Een rooster van 3 cm op 25 cm levert dus ongeveer 27 m³/h. Wordt de opstellingsruimte al geventileerd wegens haar andere functies en gebeurt dit mechanisch, dan zijn er geen extra voorzieningen nodig.
1) Er zijn geen extra voorzieningen nodig als de verhouding van het ketelvermogen (Pn, in kW) op het volume van de opstellingsruimte (in m³) kleiner is dan of gelijk aan 35 (bijv. een ketel van 24 kW in een berging van 0,9 m x 1,8 m x 2,5 m). 2) Is de verhouding van het ketelvermogen (Pn, in kW) op het volume van de opstellingsruimte (m³) groter dan 35 (bijv. een ketel van 24 kW in een hoge keukenkast), dan moet je een toevoer- en een afvoeropening voorzien van 1 cm²/kW, met een minimum van 50 cm². Deze ventilatieopeningen moeten uitmonden buiten of in een goed geventileerde ruimte. Je kan hiervoor bijv. een spleet onder en boven de deur voorzien.
aandachtspunten i.v.m. de werffase uitvoering
Controleer de conformiteit van de uitvoering met het bestek.
oplevering
Wijs je klant er op dat er een keuring voor de eerste ingebruikname nodig is (zie fiche Klant 4: Gebruik en onderhoud van de verwarmingsinstallatie). aandachtspunten i.v.m. de gebruiksfase
onderhoud
zie fiche 'Klant 4: Gebruik en onderhoud van de verwarmingsinstallatie'
meer info bron
NBN B61-002
meer info
www.normen.be
zie ook fiches
Technieken 4: Bepaal de plaats waar de eindstukken uitmonden bij een gesloten ketel Klant 4: Gebruik en onderhoud van de verwarmingsinstallatie
wetten en normen
wetgeving
NBN B 61-002 voor c.v.-ketels in woningbouwprojecten (zowel nieuwbouw als vergunningsplichtige renovaties) waarvan de stedenbouwkundige vergunning van na 19 mei 2008 dateert (waarbij de stookplaats deel uitmaakt van de bouwvergunning).
normen
NBN D51-003 voor woningbouwprojecten waarvan de stedenbouwkundige vergunning van voor 19 mei 2008 dateert NBN S 01-401: installatielawaai
Bepaal de plaats waar de eindstukken uitmonden bij een gesloten ketel
technieken 4
Wil je in een installatie die dateert van voor 19 mei 2008 de ketel laten vervangen door een gesloten ketel? Hou dan rekening met onderstaande aanwijzingen om de plaats voor de luchttoevoer en de rookgasafvoer te bepalen. Gaat het echter om werken aan een installatie die kaderen in een stedenbouwkundige vergunning van na 19 mei 2008, volg dan de richtlijnen uit fiche 'Technieken 5'. Met onderstaande richtlijnen vermijd je recirculatie van rookgassen. Door te beletten dat rookgassen terug naar binnen gezogen worden, vermijd je namelijk CO-vorming, roetvorming , in het toestel en rond de uitmonding en de vorming van condensaat, waardoor het toestel beschadigd wordt. Bovendien belet je met onderstaande aandachtspunten ook dat bewoners of omwonenden gehinderd worden door de rookgassen of dat ze zich verbranden. Tot slot voorkom je zo ook dat er sneeuw of regen in de rookgasafvoer terecht komt.
a ≥ 0,75m b ≥ 1m c ≥ 5m
d ≥ 0,25m
d ≥ 0,25m
Om te controleren of een eindstuk (rookgasafvoer of luchttoevoer) van een gesloten ketel kan op de voorziene plaats, volg je de aanwijzingen op deze tekening, gecombineerd met de aanwijzingen hieronder. In de grijze stroken mogen geen eindstukken noch ramen of deuren aanwezig zijn. De aangegeven afstanden zijn minimale waarden.
technieken 4
versie 1 12 januari 20
Vermijd recirculatie van rookgassen
Voorzie voldoende vrije ruimte rond de uiteinden verplichte vrije ruimte rondom (1, 2)
•• Rond een eindstuk met concentrische kanalen mogen zich in een vierkant met zijde 0,60 m geen hindernissen bevinden (1). •• De uitmonding van toestellen type C1 en C3 met afzonderlijke aansluitkanalen moet binnen een vierkant met zijde 0,50 m liggen. De afstand tussen de eindstukken mag daarbij niet groter zijn dan 0,50 m (2).
Voorzie voldoende afstand tot de randen van het dak- of gevelvlak waarin de eindstukken zich bevinden toegelaten onder voorwaarden
(3, 6, 10)
•• Een eindstuk door een plat dak moet zich minstens 0,50 m van een opgaande gevel bevinden, een eindstuk door een hellend dak minstens 1,20 m (3). •• Een eindstuk moet zich minstens 0,50 m van de hoek van het gebouw bevinden (6). •• Een eindstuk moet zich minstens 0,50 m boven een dakoversteek bevinden (6). •• Voorzie voldoende afstand (conform situatie 18) tot een bovenliggende dakrand of uitsprong (10).
Voorzie voldoende afstand tussen twee boven elkaar liggende eindstukken afstand tussen twee eindstukken (7)
2 verticaal boven elkaar liggende eindstukken in een wand moeten minstens 2,5 m van elkaar verwijderd zijn.
Voorzie voldoende afstand van ramen en deuren in hetzelfde gevelvlak toegelaten onder voorwaarden (15)
•• Links en rechts van de rookgasafvoer mogen zich in een strook van 0,5 m (a) breed geen opengaande ramen of deuren bevinden, en dat tot 5 m (c) boven de rookgasafvoer. •• Komt een naastliggend raam meer dan 0,25 m (d) hoger dan de rookgasafvoer, dan moet dit raam zich minstens 1 m (b) van de rookgasafvoer bevinden.
Vermijd dat de rookgassen personen hinderen
Hou voldoende afstand tot dakvlakramen toegelaten onder voorwaarden (4, 5)
Zorg er voor dat de rookgasafvoer zich voldoende ver van dakvlakramen bevindt: •• bij een geveldoorvoer (5) moet L + H > 4 m •• bij een dakdoorvoer (4) moet L > 2 m als H < 0,50 m en moet L > 1 m als 0,50 m < H < 1 m
Voorzie een rookgasafvoer bij voorkeur niet onder een uitkraging verboden
Een rookgasafvoer mag zich niet onder een uitkraging bevinden als •• de uitkraging minder dan 0,40 m boven de rookgasafvoer zit en/of •• de uitkraging meer dan 0,50 m bedraagt.
toegelaten
Een rookgasafvoer mag zich wél onder een uitkraging bevinden als •• de uitkraging meer dan 5 m boven de rookgasafvoer zit en/of •• de uitkraging minder dan 0,10 m bedraagt.
toegelaten onder voorwaarden (16)
afgeraden
In alle andere gevallen is een rookgasafvoer toegelaten als je de afstanden respecteert (16). Een rookgasafvoer onder een balkon is toegelaten als het afvoersysteem verlengd wordt tot voorbij de voorzijde van het balkon (11). Dit is echter af te raden omwille van mogelijke hinder voor wie op het balkon staat.
(11)
Hou voldoende afstand tot aangrenzende gevels verboden
(9, 17, 18)
toegelaten
•• Een rookgasafvoer door een dak is verboden als hij zich minder dan 2,5 m (e, f) bevindt van een opgaande gevel met een raam in. •• Een rookgasafvoer door een gevel is verboden als hij zich minder dan 2,5 m (e, f) van de aangrenzende gevel bevindt, tenzij de aangrenzende gevel minder dan 0,5 m (w) breed is. De rookgasafvoer is toegelaten als •• hij zich meer dan 5 m (e, f) van de aangrenzende gevel bevindt en/of •• de aangrenzende gevel minder dan 0,5 m (w) breed is.
toegelaten onder voorwaarden (17,
18)
In alle andere gevallen (de aangrenzende gevel is meer dan 0,5 m (w) breed en bevindt zich tussen 2,5 m en 5 m (e, f) van de rookgasafvoer) is de rookgasafvoer toegelaten •• op 0,50 m (a) van een raam als de aangrenzende gevel minder dan 1 m breed is •• op 0,75 m (b) van een raam als de aangrenzende gevel meer dan 1 m breed is.
Hou voldoende afstand tot de perceelsgrenzen. toegelaten onder voorwaarden (12,
13)
Een rookgasafvoer is toegelaten in een gevel op •• meer dan 1 m van de perceelsgrens waar de gevel dwars op staat (12) •• meer dan 2 m van de perceelsgrens waar de gevel evenwijdig aan is (13).
Hou voldoende afstand tot ramen, deuren en andere instroomopeningen Gaat het om een ketel type C11 met nominaal vermogen kleiner dan 11 kW, dan mag de rookgasafvoer zich bevinden nabij een venster van het lokaal waarin het toestel geïnstalleerd is (14).
toegelaten onder voorwaarden (14)
Vermijd dat personen zich verbranden toegelaten onder voorwaarden (19,
20)
Mondt een rookgasafvoer op minder dan 2,20 m boven de grond uit in een gevel langs een toegankelijke plaats (bijv. een terras, voetpad…), dan moet je een bescherming (bijv. een rooster) voorzien (19 en 20).
Vermijd regen- of sneeuwinval toegelaten onder voorwaarden (8)
Zorg er voor dat een rookgasafvoer •• minstens 0,30 m boven het dakvlak uitmondt •• minstens 0,50 m boven een dakoversteek of boven het maaiveld uitmondt.
meer info bron
NBN D51-003 - bijlage G
meer info
www.normen.be
zie ook fiches
Technieken 5: Ga na of de rookgassen voldoende verdund zijn ter hoogte van instroomopeningen
wetten en normen
technieken 4
wetgeving
NBN B 61-002 voor c.v.-ketels in woningbouwprojecten (zowel nieuwbouw als vergunningsplichtige renovaties) waarvan de stedenbouwkundige vergunning van na 19 mei 2008 dateert (waarbij de stookplaats deel uitmaakt van de bouwvergunning).
normen
NBN D51-003 - bijlage G voor woningbouwprojecten waarvan de stedenbouwkundige vergunning van voor 19 mei 2008 dateert
versie 1 12 januari 20
Ga na of de rookgassen voldoende verdund zijn ter hoogte van instroomopeningen
technieken 5
Waar rookgassen een woning kunnen binnendringen via ventilatieroosters, ramen of deuren, moeten deze rookgassen al zodanig verdund zijn met buitenlucht dat ze niet hinderlijk zijn. Aan de hand van onderstaand stappenplan kan je bepalen of dit het geval is voor de rookgasafvoer in jouw project. Het gaat hierbij zowel om de rookgasafvoer van ketels die louter voor centrale verwarming dienen als van combiketels. Onderstaande richtlijnen zijn van toepassing voor werken die deel uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning die dateert van na 19 mei 2008. Voor werken aan installaties die dateren van voor 19 mei 2008 volg je de richtlijnen in fiche 'Technieken 4'.
korte verbindingslijn
toevoer
binnen buiten afvoer
In onderstaand stappenplan wordt de verdunningsfactor bepaald voor de situatie rechts in beeld.
stap 1: bepaal de afstanden tot nabijgelegen toevoerpunten Breng in kaart welke mogelijke instroomopeningen zich in de buurt van de rookgasafvoer bevinden. In de situatie afgebeeld hierboven rechts is dit een raam en een deur. Bepaal voor elke instroomopening het hoogteverschil (H) tussen de rand van de rookgasafvoer en de rand van de instroomopening. In het voorbeeld is dit H1 = 0,30 m en H2 = 1,10 m. Bepaal voor elke instroomopening de kortste verbindingslijn (L) tussen de rand van de rookgasafvoer en de rand van de instroomopening. Daarbij volg je de omtrek van hindernissen (zie beeld links boven). In het voorbeeld is dit L1 = 0,45 m en L2 = 1,40 m. stap 2: bepaal de verdunningscoëfficiënten s1 en s2 Ga na met welke typesituatie uit de tabel op de keerzijde de situatie in jouw project overeenstemt. In het voorbeeld is dit situatie 3 voor de deur: •• Vertrek bij start (links onderaan). Het antwoord op de eerste vraag is ‘ja’. •• Het antwoord op de volgende vragen is telkens ‘nee’. Voor het raam is dit situatie 4. Lees de bijhorende verdunningscoëfficiënten s1 en s2 af uit de tabel op de keerzijde, afhankelijk van het type brandstof (gas of lichte stookolie). In het voorbeeld is dit •• voor de deur s1 = 163 en s2 = 440, en •• voor het raam s1 = 500 en s2 = -325.
technieken 5
versie 1 12 januari 20
.. .. BEPALEN VAN DE VERDUNNINGSCOEFFICIENT S1 EN S2 .. .. COEFFICIENT BIJ DIVERSE SITUATIES ..
..
situaties
coefficient
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
gas S1
163
60
500
500
80
163
80
163
163
80
110
163
110
163
500
500
110
S2
325
60
0
-325
80
325
80
325
325
80
325
60
325
80
0
-325
325
lichte stookolie S1
325
220
3.500
1.000
220
325
220
325
325
220
800
500
800
1.100
3.500
1.000
800
S2
1.100
220
3.850
-1.100
650
1.100
650
1.100
1.100
650
1.100
500
1.100
1.500
3.850
1.100
1.100
situatie 17
gevels vormen buitenhoek < 180°
situatie 16
toevoer zit hoger dan afvoer
situatie 15
situatie 12
situatie 8
toevoer en afvoer bevinden zich aan weerszijden van nok
afvoer is horizontaal
situatie 10
toevoer zit hoger dan afvoer
afvoer is horizontaal
situatie 11
situatie 7
toevoer en afvoer bevinden zich aan weerszijden van nok of goot
toevoer en afvoer in gevels die verspringen t.o.v. elkaar of haaks staan
toevoer in dakvlak met helling < 23°
situatie 14
toevoer zit hoger dan afvoer
afvoer zit in dakvlak met helling > 23° of in zelfde vlak als toevoer
minstens één van de dakvlakkken heeft helling van > 23°
situatie 5
situatie 6
toevoer en afvoer liggen in zelfde dakvlak of aangrenzende dakvlakken
toevoer ligt in dakvlak
toevoer en afvoer aan weerszijden van nok
toevoer is hoger dan afvoer
situatie 8
situatie 13
situatie 14
START: toevoer en afvoer liggen in zelfde of in aangrenzende vlak(ken)
toevoer en afvoer bevinden zich in een dak aan weerszijden van nok
toevoer zit lager dan afvoer
situatie 8
situatie 11
Bron: Cedicol en CERGA
situatie 1
toevoer is hoger dan afvoer
afvoer ligt in dakvlak
situatie 1
afvoer ligt in dakvlak
situatie 4
situatie 2
afvoer in tegenoverliggende gevel of in dakvlak met helling > 23°
situatie 2
afvoer is horizontaal
situatie 10
situatie 12
situatie 9
Ja Nee
situatie 3
stap 3: bereken de verdunningsfactor f Bereken de verdunningsfactor f aan de hand van deze formule: f = √P/(s1 x L + s2 x H) met P het nominaal vermogen van het toestel aangesloten op het rookgaskanaal (kW). In het voorbeeld is dit f1 = 0,027 voor de deur en f2 = 0,016 voor het raam. stap 4: ga na of de verdunningsfactor onder de maximale waarde zit Gaat het om een ketel op gas, dan mag de verdunningsfactor maximaal 0,01 bedragen. Gaat het om een ketel op stookolie, dan mag deze maximaal 0,0015 bedragen. In het voorbeeld zijn de rookgassen onvoldoende verdund voor ze het raam of de deur bereiken, ongeacht het type brandstof. Dit ontwerp moet dan ook aangepast worden.
meer info bron
NBN B61-002
meer info
www.normen.be
zie ook fiches
Technieken 4: Bepaal de plaats waar de eindstukken uitmonden bij een gesloten ketel
wetten en normen
technieken 5
wetgeving
NBN B 61-002 voor c.v.-ketels in woningbouwprojecten (zowel nieuwbouw als vergunningsplichtige renovaties) waarvan de stedenbouwkundige vergunning van na 19 mei 2008 dateert (waarbij de stookplaats deel uitmaakt van de bouwvergunning).
normen
NBN D51-003 - bijlage G voor woningbouwprojecten waarvan de stedenbouwkundige vergunning van voor 19 mei 2008 dateert
versie 1 12 januari 20
Kwaliteitslabels en -normen in de bouw Er bestaan verschillende labels om de kwaliteit van bouwmaterialen en uitvoering te garanderen. Het is bijna onmogelijk om een overzicht te geven van alle labels. Hieronder geven we enkele van de voornaamste kwaliteitsnormen en labels weer.
materialen 1
ISO-9000: 2008 kwaliteitsnorm
Legt de criteria vast waaraan gecertificeerde bedrijven moeten voldoen.
criteria
Steunt op de 8 principes van kwaliteitsbeheer, bepaald in de ISO-normen: klantgerichtheid, leadership, personeelsbetrokkenheid, procesbenadering, systeembenadering, voortdurende verbetering, beslissing op basis van feiten en een goede band met de leveranciers.
aanvullend
Deze criteria worden aangevuld met de aanbevelingen uit de norm ISO-9004, die de verbetering van een kwaliteitsmanagementssysteem nastreven. In de laatste versie zijn de normeisen verduidelijkt en is een betere afstemming bereikt met de norm voor milieumanagementsystemen (ISO 14001). VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers)
certificatieproces
Een certificatieinstelling gaat op basis van een doorlichting van het bedrijf en zijn werklocaties na of de aanvrager voldoet aan de beoordelingscriteria.
VCA*
Voor de bedrijven met minder dan 35 werknemers.
VCA**
Voor bedrijven met 35 werknemers of meer en voor kleinere bedrijven die werken met onderaanneming.
aanvullend
VCA is bedoeld voor bedrijven waarvan de werkzaamheden bij opdrachtgevers een verhoogd risico inhouden. BeSaCC (Belgian Safety Criteria for Contractors)
attestering
Attestering voor ondernemingen die voldoen aan de criteria voor veilige onderaanneming.
aanvullend
Vooral bestemd voor werkzaamheden met minder belangrijke risico’s. Het BeSaCC-attest kan ook gezien worden als een eerste stap naar certificatie.
meer info
www.besacc-vca.be Construction Quality
label
Het label heeft betrekking op essentiële aspecten van de organisatie van een bedrijf op het vlak van kwaliteit, veiligheid, milieu, duurzaamheid en wettelijke verplichtingen. Het bestaat uit twee delen: CQM en CQS.
Construction Quality Management (CQM)
Construction Quality Management is een garantie dat de organisatie van de onderneming beantwoordt aan bepaalde criteria en dat klantentevredenheid centraal staat.
Construction Quality Skills (CQS)
Met Construction Quality Skills wordt ook de technische bekwaamheid van de ondernemingen erkend. Een garantie dat vooropgestelde maatstaven behaald worden in de uitvoering van de werken. Dit label bevat dus zowel een technisch luik als een managementluik (CQM).
meer info
www.constructionquality.be Bouwproductenrichtlijn en CE-markering
conformiteitsmerk
materialen 1
Het aantonen van overeenstemming van het product met de daarvoor geldende geharmoniseerde technische specificatie, en het bekomen van een ‘verklaring van overeenstemming’.
versie 1 12 januari 20
BENOR merk
conformiteitsmerk
Een gedeponeerd collectief conformiteitsmerk dat eigendom is van het Bureau van Normalisatie (NBN). Het NBN heeft in zijn schoot een Comité voor het Merk (CM) opgericht dat belast is met het algemeen beheer van het BENOR-merk.
criteria
Het BENOR-merk geeft aan dat een product in overeenstemming is met een Belgische norm (NBN). Veel huidige productnormen zijn inmiddels ook een EN-productnorm, wat door een CE-markering en verklaring van overeenkomstigheid wordt aangegeven. In veel van deze EN-normen wordt echter een laag attesteringsniveau aangegeven of wordt geen certificatie-instelling betrokken. In die context kan het vrijwillig keurmerk BENOR aanvullend aan de CE markering aangevraagd worden. Bij gebrek aan een dergelijke norm of als aanvulling daarop kan de overeenstemming ook slaan op andere technische specificaties die door het NBN gevalideerd worden als technische grondslag voor het BENOR-merk.
meer info
www.benoratg.be PTV-typevoorschriften
technische voorschriften
Zoals de NBN-normen worden de technische voorschriften (PTV) voor de bouwproducten waarop ze betrekking hebben, aanzien als 'regels van goed vakmanschap'.
criteria
Producten die aan de prestatie-eisen van een norm of PTV voldoen worden geacht geschikt te zijn voor gebruik in hun toepassingdomein van de bouw. ATG goedkeuring
technische goedkeuring
Een ATG is een gunstige beoordeling van één bepaald bouwproduct van één fabrikant voor een welbepaalde toepassing. Ze moet het de gebruiker mogelijk maken de overeenkomstigheid van de op de bouwplaats afgeleverde producten met de bestaande goedkeuring te controleren.
meer info
www.butgb.be
Referenties en meer info Fundament (NAV) interessante links qc.aoso.vlaanderen.be www.nbn.be www.bucp.be www.bcca.be
Labels voor milieuvriendelijkheid en gezondheid
materialen 2
Ook voor materialen geproduceerd met een bijzondere aandacht milieuvriendelijkheid en gezondheid bestaan er specifieke labels. Een overzicht van de voornaamste labels vind je op deze fiche.
Omschrijving
Toepassingsgebied bouw
Natureplus Onafhankelijk internationaal label voor bouwmaterialen en producten die voldoen aan de hoogste milieu- en gezondheidsvereisten en in die zin vergelijkbaar met het bio-garantielabel voor de voedingssector. Het is het strengste label voor bouwproducten op de markt.
Relevantie
(www.natureplus.org)
Lijmen, vernissen, houten vloerbekleding (parket, laminaat), linoleum, tapijt, producten op houtbasis, isolatiematerialen, afdichting voor binnen, dakpannen en leien, mestelwerk, mortel, pleisterwerk, dry-wall construction boards
Forest Stewardship Council FSC Het FSC label is een Houtproducten internationaal onafhankelijk label voor ecologisch en sociaal verantwoord bosbeheer. Het label wordt vooral gebruikt in Europa, Noord- en Zuid-Amerika en Azië.
Energie, binnenlucht, duurzame materialen, geur
(www.fsc .org)
Sociale aspecten, duurzame materialen
Programme for the endorsment of Forest certification schemes PEFSC (www.pefsc .org) Het PEFC label is een internationaal label voor ecologisch en sociaal verantwoord bosbeheer. De criteria van dit label zijn op gebied van controle en vanuit ecologisch standpunt minder streng dan het FSC label.
Houtproducten
Eco-label
(www.eco-label .com)
Het Eco-label is een Europees milieukeurmerk dat aan allerlei producten gegeven wordt die minder milieubelastend zijn dan soortgelijke producten.
materialen 2
Verven, vernissen, houten vloerbekleding (parket, laminaat), tapijt, harde vloerbekleding (tegels,…)
Sociale aspecten, duurzame materialen
Samenstelling, binnenlucht, duurzame materialen. Bij verven en vernissen: geschiktheid. Bij vloerbekleding: water, energie, sociale aspecten
versie 1 12 januari 20
Blaue-Engel umweltzeichen Het Duitse Milieukeurmerk “Blaue-Engel” wordt toegekend aan producten die in vergelijking met andere producten met een zelfde gebruiksdoel als minder milieubelastend worden beschouwd. Deze milieuvriendelijkere producten mogen niet van mindere kwaliteit of gebruiksonvriendelijker zijn dan vergelijkbare producten.
(www.blauer-engel .de)
Meubilair, bouwproducten uit overwegend oud glas of oud papier, oplosmiddelarme bitumendichtingen en lijmen, emissiearme wandverven, lakken met weinig schadelijke stoffen, thermische houtbehandeling, behangpapier uit recyclagemateriaal, producten uit gerecycleerd gips, emissie-arme lijmen voor vloerbekledingen, emissiearme houten plaatmaterialen
Binnenlucht
Scandinavian enviromental label : Nordic Swan Het officiële ecolabel van Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken en IJsland, opgericht door de Noorse Ministerraad in 1989. Producten die aan de milieucriteria voldoen, krijgen het label voor drie jaar, waarna de criteria bijgesteld kunnen worden. Milieukeur
Lijmen, verven, vernissen, vloerbekleding, houtproducten, houtbehandelingsproducten
Betonproducten, bodemplaten, keukens, kasten, meubels, ondervloeren, raambekleding, linoleum, verf. Eén beits draagt het Nederlandse keurmerk.
Cradle to Cradle Dit label is te vinden op producten die ernaar streven milieuneutraal te zijn. Er wordt een zilveren, gouden of platina label toegekend, afhankelijk van de mate waarin deze milieuneutraliteit behaald wordt.
Muurbekleding, vloerbekleding, houtbehandelingsproducten, isolatie, beton, gevelstenen, daken, plafonds
Een emissietestprotocol voor Houten vloerbekleding, tapijt, bouwmaterialen. Dit is in veerkrachtige vloerbekleding, Duitsland een wettelijk verplicht lijmen voor vloerbekleding supplement aan Europese CE-merk, voor alle producten die op de Duitse markt komen.
www.labelinfo.be
Duurzame materialen, sociale aspecten, grondstoffen, energie en watergebruik, schadelijke stoffen, verpakking en afval
(www.mbdc .com)
Duitse Ü-mark voor bouwproducten
VIBE - www.vibe.be
Energie, binnenlucht, duurzame materialen, geschiktheid, sociale aspecten
(www.milieukeur .nl)
Decoratieve verven die aan de milieucriteria van dit label voldoen komen in aanmerking voor Milieukeur. Milieukeur op een product geeft de klant de zekerheid dat het product minder milieubelastend is dan vergelijkbare producten.
Referenties
(www.svanen.se)
Water, energie, samenstelling, binnenlucht, duurzame materialen, sociale aspecten
(www.eco-institut.de)
Binnenlucht
Wat zijn EPD-fiches? Een Environmental Product Declaration (EPD) bevat gekwantificeerde informatie over de milieuimpact van een product. Het gaat vooral over globale milieuimpact die wordt berekend op basis van een levenscyclusanalyse (LCA).
materialen 3
Wat is een levenscyclusanalyse of LCA? Een levenscyclusanalyse bekijkt de ingaande stromen (grondstoffen, energie, water, …) en de uitstoot (koolstofdioxide, methaan, …) van alle processen die verbonden zijn aan de verschillende fases van een bouwproduct. Het is een integrale aanpak. Dit in tegenstelling tot andere analysen die enkel over geïsoleerde aspecten gaan (bvb recycleerbaarheid). De verschillende fasen gaan van het ontginnen en bewerken van de nodige grondstoffen, het transport van deze grondstoffen naar de fabriek, het produceren van het product, het installeren en onderhouden van het product tot wat er op het einde met dat product gebeurt (verbranden, storten, recycleren, …). Het belangrijkste voordeel van een LCA is dat de perverse effecten zo klein mogelijk gehouden worden.
Voorbeeld
Voorbeeld van een ‘pervers’ effect
Een natuurlijk product is niet noodzakelijk milieuvriendelijker. Misschien verbruiken de grondstoffen veel water, bij de ontginning moet het materiaal over grote afstand getransporteerd worden of is er ook chemische behandeling nodig. Deze aspecten hebben een negatieve invloed op de milieu-impact van het materiaal. Een LCA tracht alle aspecten te bekijken. Zo wordt er ook rekening gehouden met het proces van recyclage (sorteren, transporteren, reinigen, verwerken, ...). Dit is geen eenvoudige analyse. Om de CO2 afdruk te verlagen moeten er misschien zeldzame of heel schadelijke stoffen en productieprocessen gebruikt worden. Deze vervuiling of milieuinpakt is niet zichtbaar omdat we enkel over CO2 communiceren. In het engels gebruiken we de term “burden shifting”. De lasten verschuiven naar andere inpakten of naar andere fases in de levenscyclus. Welke gegevens staan er op een EPD?
Een EPD bevat steeds informatie over het product en over de fabrikant. Je vindt er onder andere volgende gegevens terug. •• Voor welke hoeveelheid van product de EPD is opgesteld (per kg, per m², of per functionele eenheid: per m² isolatiemateriaal met een bepaalde R-waarde). •• Een overzicht van de impact over de volledige levenscyclus. •• Een detail van de impact per onderdeel van de levenscyclus. •• Of de EPD al dan niet door een derde partij werd geverifieerd. Zijn er regels voor het opstellen van een EPD? Sinds eind 2011 is er een vrijwillige Europese Norm (EN 15804) die minimum regels bevat voor het opstellen van een EPD. Zo moet een EPD opgesteld volgens de EN 15804 ten minste het gedeelte van het ontginnen van de grondstoffen tot en met het productieproces te omvatten (“cradle-to-gate”). Ook moet de impact op verschillende aspecten van het milieu vermeld worden. Wanneer het bedrijf zich rechtstreeks richt tot de consument moet de EPD door een onafhankelijke partij geverifieerd zijn.
materialen 3
versie 1 12 januari 20
Waarom is enkel ‘cradle-to-gate’ verplicht? (en geen volledige LCA) Enkel de stap 'cradle-to-gate' is verplicht omdat een bouwproduct eigenlijk geen eindproduct is, maar zijn functie pas krijgt bij de toepassing ervan in een gebouw.
Voorbeeld 1
De milieuimpact van een houten raam zal totaal anders zijn in binnentoepassing (binnenschrijnwerk) dan in buitentoepassing (buitenschrijnwerk): buiten zal het regelmatiger moeten geverfd worden, zal er een andere houtsoort nodig zijn en kan de levensduur korter zijn.
Voorbeeld 2
De totale impact van een isolatiemateriaal is afhankelijk van zijn toepassing: een beter isolerend materiaal zal dunner zijn waardoor dunnere muren mogelijk zijn en waardoor bvb smallere funderingen nodig zijn.
Voorbeeld 3
Een bepaald materiaal A moet voor de plaatsing bevestigingshaken gebruiken die een grotere impact hebben dan het materiaal zelf terwijl een product B een hogere milieu-impact heeft dan A, maar geen bevestigingshaken nodig heeft.
EPD’s van bouwproducten op zich vergelijken kan tot verkeerde interpretaties leiden. Het ideale is om de milieuimpact op gebouwniveau te vergelijken: het sommeren van EPD’s van de verschillende producten. Of anders gezegd: voor de productiefase 'gate-to-grave' (van productieproces tot afval) kunnen scenario’s opgesteld worden. De milieu-impacten van ‘gate-to-grave’ zijn bijgevolg optioneel te vinden in een EPD. Ze kunnen niet vastgelegd worden zonder de specifieke toepassing te kennen.
Over welke milieuimpact gaat het? •• Klimaatverandering •• Ozonaantasting •• Verzuring •• Vermesting •• Fotochemische oxidantvorming •• Uitputting van grondstoffen Naast deze globale milieuimpact vind je ook heel wat informatie over gebruik van grondstoffen: hernieuwbare energie, water, gevaarlijk afval, etc.
Referenties en meer info Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu EN 15804:2012 Sustainability of Construction Works - Environmental Product Declarations - Core Rules For The Product Category Of Construction Products
Toepassingsgebied van EPD's Wat kan je doen met een EPD? Zijn er al toepassingen waar ik mij, als ontwerper, kan op baseren? Welke evolutie is hier nog te verwachten?
materialen 4
Wat mag ik afleiden uit een EPD? •• Een EPD op zich is geen symbool voor een milieuvriendelijk product. Het geeft je een betrouwbare set van cijfers, geen oordeel. Daarenboven kan je, met de nodige software en expertise, verschillende EPD’s combineren op element- of gebouwniveau om zo tot een veel correcter inzicht te komen. •• Een fabrikant die een EPD ter beschikking stelt zal de milieu-impact van zijn productieproces grondig onderzocht hebben. Je kan dus verwachten dat hij de mogelijke verbeteringen heeft vastgesteld en benut. Is een EPD overal geldig? Vanaf 2012 zou een EPD die opgesteld is volgens de EN 15804 in principe overal moeten aanvaard worden. Dit geldt zeker voor het cradle-to-gate gedeelte. Het spreekt voor zich dat het gate-to-grave gedeelte kan verschillen. Zo zijn recyclage-systemen in Spanje anders dan in België. Op een EPD staat vermeld voor welke streek het document relevant is. EPD en LCA zijn vollop in evolutie en dus is het ook mogelijk dat er soms bijkomende milieu-indicatoren ten opzichte van EN 15804 gevraagd worden, zoals ecotoxiciteit, landuse,... Toepassingsvoorbeelden van LCA’s en EPD’s in de regelgeving en in tools •• In Nederland zal binnenkort voor elke bouwvergunning een berekening van de milieu-impact van de bouwmaterialen op gebouwniveau nodig zijn. Hiervoor moeten EPD’s van de bouwproducten gesommeerd worden op gebouwniveau. Op termijn zullen er prestatie-eisen worden opgelegd. •• In Frankrijk zal binnenkort elke bouwproductfabrikant die een milieuboodschap op zijn product zet, een LCA/EPD moeten voorleggen aan de overheid en de informatie online zetten. Hierdoor krijgt de architect de mogelijkheid om te kijken wat de andere milieuimpact is. Dit vermijdt dat er via reclame enkel naar de lage CO2-uitstoot gekeken wordt. In Frankrijk kunnen EPD’s geraadpleegd worden in een online databank: www.inies.fr •• In Engeland is er een Green Guide to Housing Specification. Dit is een boek waarbij voor verschillende bouwelementen verschillende bouwtechnische oplossingen worden voorgesteld met eraan gekoppeld een milieuimpact (berekend op basis van LCA/EPD van de bouwproducten). Ook Zwitserland heeft dergelijke tools. •• België bereidt een KB voor dat fabrikanten zal verplichten om een EPD publiek te maken, in het voorkomend geval dat ze een milieuboodschap op hun product willen zetten. Hiervoor zal ook één federale databank worden ontwikkeld in 2013. •• Het Vlaams gewest heeft een rekenmodel voor experten ontwikkeld dat op basis van EPD’s de milieuimpact van gebouwelementen kan berekenen. Dit zal de komende jaren verder ontwikkeld worden. Conclusie: wat zijn EPD’s en wat is vandaag het toepassingsgebied? De basis is er: een analyse van de levensloop van een materiaal om te komen tot een betere duurzaamheid. De toepassingen van EPD’s zijn nog volop in ontwikkeling. Een architect die bewust duurzaam wil ontwerpen vindt er al heel wat informatie over de milieuimpact van het product. Een EPD is het enige document waarin de milieuinformatie op een dergelijk transparante en vooral integrale manier wordt weergegeven. Door EPD’s te vragen aan de fabrikant ondersteun je de bewustwording naar het gebruik van duurzame materialen: de vraag wordt gestimuleerd en het aanbod zal volgen. Hierdoor kunnen we veel sneller tot een correcte analyse op gebouwniveau komen.
Referenties en meer info Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
materialen 4
versie 1 12 januari 20
Gevaarlijke afvalstoffen Gevaarlijke afvalstoffen vormen slechts een fractie van de afvalstoffen bij afbraak. In de sloopinventaris moeten deze stoffen vermeld worden. Een afvalstof wordt als 'gevaarlijk' aanzien wanneer ze gevaar kan opleveren voor de gezondheid van mens of milieu. Afvalstoffen die in speciale inrichtingen worden verwerkt zijn als 'gevaarlijk' te beschouwen.
materialen 5
Enkele belangrijke soorten gevaarlijke afvalstoffen bij afbraak: - Asbest (los- en hechtgebonden) - Teerhoudende dakbedekkingen en asfaltpuin - PCB-houdende olie (uit transformatoren) - Olie- en slibresten uit bvb. brandstoftanks - Roet
Asbest
(zie fiche Materialen 6)
Teerhoudende dakbedekkingen en asfaltpuin Dit is een complexe mix van organische stoffen, waaronder ‘PAKs’ (Polycyclische-Aromatische Koolwaterstoffen)
Waar?
Dakbedekkingen, elektrische kabels, dichtingskits rond buitenschrijnwerk, oude elektrische installaties, asfaltlagen
Herkennen
•• Dakbedekkingen werden toegepast tot 1980. Loskomend stof geeft een geïrriteerde huid. Het teerhoudende materiaal heeft volgende kenmerken: bros en glimmend, vaak vervuild met grind, vaak grote gewichtstoenamen door aangegroeid grind, laag verwekingspunt bij warmte, sterke, indringende geur, vaak losliggend van de ondergrond. •• Teerkabels worden al een tijd niet meer gebruikt in Vlaanderen. In een isolatiekast kan soms nog teer als isolator voorkomen. •• Teerkit werd vroeger gebruikt als afdichting voor vensterglas. Het is niet mogelijk om het teer van het glas te verwijderen. Glas vervuild met teerkit is gevaarlijk afval.
Verwerking
Mag niet gerecycleerd worden, maar moet verbrand of gestort worden in categorie 1 stort PCB of Polychloorbifenyl
Waar?
Vroeger vaak gebruikt in transformatoren en condensatoren, in dichtingen van grote glaspartijen in oude gebouwen en in armaturen van oude TL-lampen. Ook brandwerende wanden werden vroeger wel eens behandeld met PCB-houdende olie.
Herkennen
Te herkennen door vloeistoftest door een gespecialiseerd bedrijf.
Verwerking
Ontmanteling door erkende firma's en overbrengen door geregistreerde inzamelaars voor PCB, met kwaliteitsborging voor gevaarlijke afvalstoffen (lijst OVAM, zie 'nuttige links'). Verwerking door verbranding bij hoge temperatuur is duur. Minerale olie
Waar?
Rond opslagtanks ingedrongen in steenachtig puin. Vervuiling met minerale olie is te herkennen •• Visueel door verkleuring van het puin. •• Bij belangrijke vervuiling is het te ruiken.
Herkennen De verspreiding in het puin (gebouw) is in te schatten door visuele inspectie, maar de omvang van de vervuiling vergt bemonstering en analyses. Standaard analyses voor minerale oliëen.
Verwerking
materialen 5
Mineralie olie kan voor een belangrijk deel worden verwijderd door wassen. Dit kan de graad van vervuiling sterk terugdringen. Vraag is of dit economisch haalbaar is. Puin duidelijk vervuild met minerale olie wordt niet aanvaard door de verwerkers van puinafval.
versie 1 12 januari 20
Roet
Waar?
In schouwen, bij brandschade,...
Herkennen
Zwarte afzetting bij onvolledige verbranding.
Verwerking
Bekijken van dikte en afwegen of afspuiten mogelijk is. Puin met roet is gevaarlijk te storten afval.
Verplichtingen bij de aanwezigheid van gevaarlijke afvalstoffen •• •• •• •• •• ••
Gescheiden inzamelen en overbrengen, niet mengen! Sorteerverplichting cf. VLAREMA. Opmaak identificatieformulier voor gevaarlijke afvalstoffen waarop de producent tekent voor afgifte. Voldoende verzekering is vereist. Overbrenger moet erkend zijn voor transport van gevaarlijke afvalstoffen. Voldoen aan bijkomende verplichtingen vervoer van ADR (Accord européen relatif au transports international des marchandises Dangereuses par Route). Wanneer er gevaarlijke afvalstoffen aanwezig zijn op de werf
•• •• •• ••
Aannemer (sloper) is ‘producent’ (eigenaar) tenzij contractueel anders bepaald. Aannemer is verantwoordelijk voor naleven sorteerregels en correcte afvoer. Uitwerken van een sloopplan of werkplan met werfoverleg bij gevaarlijke afvalstoffen. Vervuild puin: storten en laten reinigen. Afvalbeheer op de werf
•• Gevaarlijke afvalstoffen (batterijen, olie, verf,…) laten ophalen door erkend ophaler of geregistreerd vervoerder.
Bronnen en nuttige links OVAM (www.ovam.be) Lijst geregistreerde inzamelaars en geregistreerde vervoerders: www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/272#3440 Kenmerken niet-teerhoudende dakbedekking: www.biturec.nl/afval.htm
Asbesthoudende materialen herkennen en verwijderen Asbesthoudend materiaal levert vooral een risico op als het op de verkeerde manier verwijderd of bewerkt wordt. De meeste toepassingen zijn hechtgebonden, enkele zijn ongebonden. Bij ongebonden toepassingen kunnen asbestvezels zeer gemakkelijk loskomen. Hiervoor is een specifieke aanpak vereist.
materialen 6
hechtgebonden toepassingen Bij hechtgebonden toepassingen zitten de vezels stevig verankerd in het dragermateriaal. Een typisch voorbeeld is asbestcement dat bestaat uit een 85 à 90 % cement en 10 à 15% asbestvezels. Zolang het in goede staat is, en niet wordt bewerkt komen er nauwelijks vezels vrij. GOlfplaat
wat
Asbestcementen golfplaat van ongeveer 5 mm dikte. Lichtgrijs of gekleurd (zwart of rood). Asbestvrije platen zijn vaak versterkt met kunststof veiligheidsstrips in de golven. Die kan je zien aan het uiteinde van de plaat.
voorkomen
Zeer veel toegepast op daken van garages, schuren, tuinhuisjes, dierenhokken, bijgebouwen ...
toegepast tot
1998 Dakleien en gevelleien
wat
Vlakke kunstleien in asbestcement. Grijs materiaal, maar aan de buitenkant vaak zwart of rood gekleurd.
voorkomen
Zeer algemeen toegepast op daken van huizen en als bekleding van gevels.
toegepast tot
1998 Bloembakken
wat
Vrij dunne asbestcementen bakken in diverse vormen. Grijs, maar vaak ook wit gekleurd.
voorkomen
Zeer frequent toegepast, zowel binnen als buiten.
toegepast tot
1985 Glasaltoepassingen
wat
Vlakke plaat in asbestcement met een gladde harde bovenlaag. Uitgevoerd in verschillende kleuren.
voorkomen
Vaak toegepast voor keukenmeubelen en soms voor badkamermeubelen of als buitendeur. Ook toegepast als gevelement.
toegepast tot
1994 Onderdakplaat
materialen 6
wat
Dunne roze, lichtgrijze of gele plaat in asbestcement met cellulosevezels.
voorkomen
Vaak toegepast als onderdakplaat bij leien- of pannendaken.
toegepast tot
1990
versie 1 12 januari 20
Vloertegels wat
Harde, dunne, meestal gevlamde tegels in asbesthoudend vinyl. Breken bij buiging. Vaak bevestigd met asbesthoudende lijm.
voorkomen
Weinig toegepast in huizen, wel wat vaker in scholen.
toegepast tot
Jaren zeventig Schouwpijpen en luchtk analen
wat
Ronde of vierkante buizen in grijs asbestcement.
voorkomen
Vaak toegepast als rookafvoer of voor de verluchtingskanalen en afvalkokers
toegepast tot
1998 Imitatiemarmer
wat
Asbestcementplaat, meestal zwart met witte stipjes. Soms ook lichtgrijs of wit.
voorkomen
Soms toegepast voor vensterbanken, traptreden, tussendorpels en – in mindere mate – schoorsteenmantels.
toegepast tot
1985 Vensterdorpels en muurk appen
wat
Massieve stukken asbestcement, soms grijs, maar meestal zwart gekleurd.
voorkomen
Soms buiten toegepast voor vensterdorpels en als muurkappen.
toegepast tot
1994 Muurplaat of plafondtegel
wat
Vlakke of gegroefde plaat of tegel
voorkomen
Vaak toegepast als bekleding van muren en plafonds en ook in tussenwanden.
toegepast tot
1990 Afvoerbuizen en goten
wat
Ronde, grijze buizen en goten in asbestcement.
voorkomen
Soms toegepast in sanitair, riolering en dakafvoer. Ook af en toe als paaltjes voor omheiningen.
toegepast tot
1998
opgelet Al deze hecht gebonden toepassingen: schuren, slijpen, zagen, boren, breken, reinigen met een hogedrukreiniger en alle andere agressieve bewerkingen zijn verboden
ongebonden toepassingen Bij ongebonden toepassingen zitten de vezels weinig verankerd in het dragermateriaal zodat ze zeer gemakkelijk vrijkomen als het materiaal verweert of bewerkt wordt. Plaasterisolatie rond verwarmingsleidingen wat
Brokkelig plaaster met weinig tot zeer veel vezels. Meestal omwikkeld met wit jute doek.
voorkomen
Soms toegepast als isolatie van verwarmingsbuizen, meestal in kelders van oudere huizen.
toegepast tot
Jaren tachtig. Afdichtingskoord
wat
Wit tot grijs pluizig koord. Valt zeer makkelijk uiteen.
voorkomen
Bij kachels en verwarmingsketels vaak als afdichting van schoorsteen, uitlaat, ruit of deurtje
toegepast tot
Jaren tachtig. ‘Lagedensiteit’ brandwerende -asbestcementplaat
wat
Weinig stevige asbestcementplaat, wit-grijs of in een andere kleur.
voorkomen
Weinig toegepast in woningen, vaak in grote constructies. Gebruikt als brandwerende plaat voor verwarmingsketels, brandwerende valse plafonds, in branddeuren, brandwerende scheidingswand. Spuitasbest
wat
Vlokkerige gespoten toepassing met hoog gehalte aan asbestvezels. Toegepast als brandbescherming van dragende elementen en als thermische en akoestische isolatie
voorkomen
In grote gebouwen, niet in woningen
toegepast tot
1980 (verboden sinds 01/01/1980) Asbestvilt of -karton
wat
Kartonachtig materiaal, doet denken aan schoendooskarton. Uitzicht zeer divers en daardoor moeilijk te herkennen
voorkomen
Weinig toegepast. Gebruikt als onderlaag voor vinylvloerbedekking in keukens of op trappen
toegepast tot
1993
opgelet Al deze ongebonden toepassingen zijn verboden: slijpen, boren, breken, reinigen onder hoge druk. (Dit mag enkel door een gespecialiseerde firma behandeld of verwijderd worden.)
materialen 6
versie 1 12 januari 20
Asbestmaterialen herkennen en veilig verwijderen Nieuwe asbesthoudende materialen zijn sinds 1998 verboden en niet meer te koop. Maar in het verleden zijn deze materialen veel toegepast. In huizen en gebouwen van voor 1998 is de kans reëel dat je het nog tegen komt. Asbestcementen golfplaten en leien zijn het zichtbaarst aanwezig. Asbest is in zeer veel toepassingen gebruikt, een volledig overzicht geven is daarom onmogelijk. Bij gebouwen werd het onder andere gebruikt in dakbedekking, schouwpijpen, dakgoten, binnen-en buiten gevelbekledingen (al dan niet gecoat), tussenwanden, valse plafonds, isolatie van verwarmingsleidingen en ketels, kokers, rioleringsbuizen, vloerbekleding, brandwerende platen, venstertabletten, moluren en dichtingskoorden in kachels. In grote gebouwen werd het onder de vorm van spuitasbest bijkomend ook gebruikt als thermische en akoestische isolatie en brandbescherming van dragende elementen. Bij oude huizen en gebouwen is de kans groot asbesthoudend materiaal aan te treffen. Asbesthoudend materiaal levert vooral een risico op als het op de verkeerde manier verwijderd of bewerkt wordt. De meeste toepassingen zijn hechtgebonden, enkele zijn ongebonden. Bij ongebonden toepassingen kunnen asbestvezels zeer gemakkelijk loskomen. Hiervoor is een specifieke aanpak vereist.
Asbesthoudende materialen: beslissingsboom
materialen 7
Beslissingsboom golfplaten: asbesthoudend of niet?*
①
nt** markering in oppervlak (foto 1)
verstevingsstrippen in golven (foto 2)
②
fabrikagedatum na 1997
fabrikagedatum voor 1992
③
uitzicht nieuw
egaal lichtgrijs
asbestbloem zichtbaar (foto 3)
asbestvrij
asbesthoudend
ongekleurd
④
gekleurd: geen onderscheid
⑤ zichtbare vezels in breuklijn (foto 4)
grote vezels
fijne vezels
⑥ vuurtest (foto 5 en 6)
vezels blijven groeien
vezels smelten weg
(5x vergroot)
Ja Nee Bij de minste twijfel kan je terecht bij een erkend laboratorium voor een laboanalyse. De gegevens vind je op de website van de federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: www.werk.belgie.be/asbest_in_materialen/ of via 02 233 45 93 * Deze beslissingsboom is geldig voor de meeste maar niet voor alle asbesthoudende golfplaten, en is voor een leek niet steeds eenduidig te interpreteren. Uitsluitsel kan verkregen worden via laboanalyse. ** NT=New Technology
materialen 7
versie 1 12 januari 20
Beslissingsboom leien: asbesthoudend of niet?*
④
nt** markering op rugkant
fabrikagedatum na 1996
⑤
fabrikagedatum voor 1990
merknaam
⑥ alterna stonit
formaat
60 x 40 60 x 32 45 x 32
40 x 20 40 x 24
asbestvrij
asbesthoudend
eterna multex big ben country
(5x vergroot)
zichtbare vezels in breuklijn (foto 4)
grotere witte vezels
veel fijne haartjes
vuurtest (foto 5 en 6)
vezels blijven groeien
vezels smelten weg
Ja Nee Bij de minste twijfel kan je terecht bij een erkend laboratorium voor een laboanalyse. De gegevens vind je op de website van de federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: www.werk.belgie.be/asbest_in_materialen/ of via 02 233 45 93 * Deze beslissingsboom is geldig voor de meeste maar niet voor alle asbesthoudende leien, en is voor een leek niet steeds eenduidig te interpreteren. Uitsluitsel kan verkregen worden via laboanalyse. ** NT=New Technology
Welke gegevens heeft de EPB-verslaggever nodig?
werf 1
In de tabel hieronder vind je welke gegevens de EPB-verslaggever nodig heeft van de diverse bouwpartners om het E-peil te kunnen berekenen. Merk op dat er vanaf 2012 nog voor de start van de werken een voorafberekening moet gebeuren van het E-peil. Eens de werken zijn opgeleverd kan je eventueel ook resultaten uit metingen doorgeven. Die kunnen het E-peil gunstig beinvloeden.
Welke gegevens heeft de EPB-verslaggever zeker nodig?
component
nodige gegevens
bij welk systeem? A
B
C
ontwerpdebiet en het corresponderende drukverschil
X
X
zelfregelendheidsklasse
X
X
regelbare afvoeropeningen
ontwerpdebiet en het corresponderende drukverschil
X
X
doorstroomopeningen
debiet en het corresponderende drukverschil
X
X
afvoerkanalen voor natuurlijke ventilatie
diameter
X
X
ventilator(en)
type
regelbare toevoeropeningen
X
D
X
X
X
X
Met welke gegevens kan de EPB-verslaggever eventueel een lager E-peil bepalen? toevoeropeningen
verslag van de meting van de debieten
afvoeropeningen
verslag van de meting van de debieten
kanalen
verslag van een luchtdichtheidstest van de kanalen
ventilatoren
vermogen
warmteterugwinning
rendement, bypasstype, regeling
X X
X X
X
X
X
X
X
X
X X
meer info bron
WTCB Infofiche Ventilatie van gebouwen - Oplevering, gebruik en onderhoud
meer info
www.epbd.be www.wtcb.be > Publicaties > Infofiches
zie ook fiches
Ventilatie 5: Bepaal de ventilatiedebieten voor droge, natte en doorstroomruimten Ventilatie 6: Bepaal de ventilatiedebieten voor speciale ruimten Ventilatie 7: Bepaal de ventilatiedebieten bij verbouwing,
uitbreiding of gedeeltelijke herbouw wetten en normen
werf 1
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 NBN EN 13141-1 eisen testrapport luchtverspreiding in woonzone NBN EN 14134: meten van de luchtdichtheid van de kanalen
versie 1 12 januari 20
versie 1 januari 20 12
Bereid de uitvoering van het ventilatiesysteem voor
werf 2
In de tabel hieronder vind je het aandeel van de diverse aannemers bij de installatie van een ventilatiesysteem. Besteed de nodige aandacht aan de verdeling van de taken bij de opmaak van het bestek en de invulling van de loten. Het gaat hier om de meest courante gevallen. Deze tabel kan je aanpassen op maat van jouw specifieke project en naargelang de aannemers waarmee je samenwerkt. De zaken waarvoor zeker en vast moet afgesproken worden wie wat doet, staan cursief en in vraag.
Wie doet wat?
component
nodige gegevens
bij welk systeem? A
B
C
D
Wat doet de ruwbouwaannemer? regelbare toevoeropening regelbare afvoeropening
(RTO)
(RAO)
uitsparingen voor RTO's in buitenmuren voorzien
X
X
RTO's in buitenmuren plaatsen?
X
X
RAO's plaatsen?
X
X
uitsparingen voor luchttoevoeropening in buitenmuren voorzien
X
luchttoevoeropening
luchttoevoeropeningen in buitenmuren plaatsen?
X
luchtafvoeropening
uitsparingen voor luchtafvoeropening in buitenmuur voorzien
X
X
X
X
X
X
doorstroomopening
uitsparingen voor doorstroomopeningen in binnenmuren voorzien doorstroomopeningen in binnenmuren plaatsen
X
X
X
X
kanalen natuurlijke ventilatie
uitsparingen voor kanalen voorzien
X
X
X
kanalen mechanische ventilatie
uitsparingen voor kanalen voorzien
X
X
X
ventilatie-unit
uitsparing voor ventilatie-unit voorzien
X
X
X
X X
luchtafvoeropening in buitenmuur plaatsen?
(DO)
X
X
Wat doet de dakdekker? RTO in hellend dak voorzien
X
kanalen natuurlijke ventilatie
afvoerkanaal in dak voorzien
X
kanalen mechanische ventilatie
toevoer- en/of afvoerkanaal in dak voorzien
regelbare toevoeropening
(RTO)
X X X
X
X
Wat doet de buitenschrijnwerker? regelbare toevoeropening
werf 2
(RTO)
RTO's in schrijnwerk plaatsen
X
X
versie 1 12 januari 20
Wat doet de binnenschrijnwerker? doorstroomopening
(DO)
doorstroomopening in of onder binnendeuren plaatsen
X
X
X
X
Wat doet de ventilatieinstallateur? regelbare toevoeropening regelbare afvoeropening
(RTO)
(RAO)
pulsieventielen of toevoeropeningen
(TO)
luchttoevoeropening
extractieventielen of afvoeropeningen (AO)
luchtafvoeropening
RTO's in buitenmuren plaatsen?
X
X
RTO's leveren aan andere aannemer?
X
RAO's plaatsen?
X
X
RAO's leveren aan andere aannemer?
X
X
X
TO's plaatsen?
X
X
TO's leveren aan andere aannemer?
X
X
luchttoevoeropening in een buitenmuur of dak plaatsen?
X
X
luchttoevoeropening leveren aan andere aannemer?
X
X
AO's plaatsen?
X
X
AO's leveren aan andere aannemer?
X
X
luchtafvoeropening plaatsen?
X
X
luchtafvoeropening leveren aan andere aannemer?
X
X
kanalen natuurlijke ventilatie
/
kanalen mechanische ventilatie ventilatie-unit
X
X
X
kanalen monteren
X
X
X
ventilatie-unit(s) plaatsen en aansluiten
X
X
X
meer info bron
WTCB Infofiche Ventilatie van gebouwen - Inleidende Infofiche: basisprincipes en rol van de actoren
meer info
Ventilatiegids (zie ideg.info) www.energiesparen.be/epb/prof/ventilatieresidentieel www.epbd.be www.wtcb.be > Publicaties > Infofiches
zie ook fiches
Ventilatie 3: Kies een ventilatiesysteem op maat van je nieuwbouwproject Ventilatie 4: Kies een ventilatiesysteem op maat van je renovatieproject
wetten en normen
versie 1 januari 20 12
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001
Lever het ventilatiesysteem op Hieronder vind je een checklist met de voornaamste zaken waar je moet op letten bij de oplevering van het ventilatiesysteem. Enkel door een goede instelling en regeling van het ventilatiesysteem zorg je voor voldoende luchttoevoer- en -afvoer en een comfortabele, gezonde woning voor de gebruiker.
werf 3
checklist oplevering van het ventilatiesysteem
to do
ok?
opmerkingen
instellingen en metingen instellen ventilatorstanden, bijv. •• nominaal (100%) ontwerpdebiet voor verhoogde ventilatie (grote bezetting, roken, onderhoud…) •• basisstand (50 tot 70%) voor normaal bedrijf (dus ook ‘s nachts) •• laagstand (20 tot 30%) voor minimale ventilatie bij afwezigheid instellen klokregeling, aanwezigheidssturing… instellen en meten toevoerdebieten instellen en meten afvoerdebieten lekdebietmeting toevoerkanalen lekdebietmeting afvoerkanalen akoestische prestaties controle van de conformiteit met bestek gekozen producten conform bestek: RTO, DO, RAO, kanalen, ventilatoren, WTW… montage conform bestek: kanalentracé, kanaaldiameters, bevestiging, isolatie doorvoeren… prestaties: zie 'instellingen en metingen' controle van de goede werking regeling RTO regeling RAO regeling ventilator werking vorstbeveiliging (bij systeem D met WTW) werking bypass (bij systeem D met WTW) werking automatische regelingen (klokregeling, aanwezigheid, CO2, vocht) interactie dampkap - ventilatiesysteem (indien voorzien) controle van de netheid controle netheid van het systeem
werf 3
versie 1 12 januari 20
instructie van de gebruiker toelichten globale werking van installatie toelichten gebruik en regelen van installatie a.h.v. gebruikerskaart toelichten onderhoudsplan overhandigen van gebruikershandleiding met storingskaart overhandigen van gebruikerskaart overhandigen van garantiekaart informatie voor de EPB-verslaggever grondplan met ingetekende RTO, RAO, TO, DO, AO , kanalen, ventilator(en) kanaalberekening (bij systeem B, C, D) overzicht producten met zonodig technische documentatie, prestatieattesten of gelijkwaardigheidsverklaringen rapporteringsblad met meetresultaten, zonodig aangevuld met stavingsstukken (meetrapporten)
meer info bron
Ventilatiegids - stappenplan voor comfortabel en energiezuinig ventileren
meer info
Ventilatiegids (www.ideg.info) WTCB Infofiches - Ventilatie van gebouwen wetten en normen
wetgeving
Bijlage IX van het Energiebesluit: Ventilatievoorzieningen in woongebouwen
normen
NBN D50-001 invloed op de score van meetinstrumenten
E-peil
Volgende metingen kunnen leiden tot een lager E-peil: •• Meet de luchtdichtheid van de kanalen. Het effect van een gunstige meting op het E-peil is kleiner voor de afvoerkanalen dan voor de toevoerkanalen. •• Meet de toe- en afvoerdebieten en controleer of ze voldoen aan de vooropgestelde eisen.
Volgende resultaten van metingen leiden tot een gunstiger beoordeling: •• Het kanalennet haalt een luchtdichtheidsklasse C. Vlaamse maatstaf •• Het geluidsdrukniveau van de installatie voldoet bij maximaal debiet aan de duurzame woningbouw v.1 grenswaarden voor verhoogd akoestisch comfort m.b.t. installatiegeluid. •• De gemeten toe- en afvoerdebieten wijken maximaal 10% af van de ontwerpdebieten.
versie 1 januari 20 12
CoOrdinatie gebouwschil bij energiezuinige gebouwen Om een lage-energie- of passief gebouw te realiseren is niet alleen een zorgvuldige uitvoering nodig. Welke ambitie heeft de bouwheer? Kennen de aannemers hun rol in de verwezenlijking van die ambities? In deze fiche overlopen we het ontwerp- en bouwproces. Deze stappen vormen een richtlijn om te komen tot het gewenste gebouw, met strenge energieprestatie-eisen.
werf 4
Definieer de ambities Wat wil de bouwheer? Hoge energie-ambities zijn enkel zinvol als ze ook in het gebruik worden waargemaakt. Hieronder staan de certificatie-eisen van Passiefhuisplatform voor enkele energiezuinige concepten.
L age-energiewoning*
•• Totale energievraag voor ruimteverwarming ≤ 30 kWh/m²/jaar. •• Temperatuuroverschrijdingsfrequentie boven 25°C ≤ 5% (met PHPP-berekening).
Passiefwoning*
•• Totale energievraag voor ruimteverwarming ≤ 15 kWh/m²/jaar. •• Luchtdichtheidsproef (cf. NBN EN 13829) met n50 ≤ 0,6 h-1. •• Temperatuuroverschrijdingsfrequentie boven 25°C ≤ 5% (met PHPP-berekening).
Nulenergiewoning*
•• Totale energievraag voor ruimteverwarming en -koeling ≤ 15 kWh/m²/jaar. •• Luchtdichtheidsproef (cf. NBN EN 13829) met n50 ≤ 0,6 h-1. •• De resterende energievraag voor ruimteverwarming en koeling in deze woning wordt volledig gecompenseerd door ter plaatse opgewekte hernieuwbare energie.
* Definities volgens Passiefhuisplatform
Het ontwerp en bestek •• Een woning met hoge energieprestatie-eisen zit als een puzzel in elkaar. Wijzigingen aanbrengen is dan ook niet eenvoudig en het kan de energieprestatie overhoop gooien. Let dus op met aanpassingen aan het definitieve ontwerp en controleer vooraf de uitvoerbaarheid van jouw ideeën. Betrek specialisten zoals ingenieurs en EPBverslaggevers tijdig in het ontwerpproces. •• ‘Als een plan verkeerd geïnterpreteerd kàn worden, zàl het ook verkeerd geïnterpreteerd worden.’ Het is een pessimistische uitspraak maar het is dikwijls de basis van uitvoeringsfouten. Sluit verschillende interpretaties van hetzelfde document zoveel mogelijk uit. Streef naar duidelijke plannen en details, die eenvoudig uit te voeren zijn. De aanstelling van de aannemers Zorg dat de sleutelaannemers (ruwbouwaannemer, installateurs, schrijnwerker) tijdig gekend zijn. Zit vooraf samen om een duidelijke planning en uitvoeringswijze te bespreken. Zorg dat iedere uitvoerder op de hoogte is van de ambities van het project. Bij voorkeur nog voor of tijdens de contractonderhandeling, zodat iedereen weet wat er verwacht wordt. De start van de werken Organiseer een startvergadering met de gekende aannemers. Bespreek het werfverloop en las sleutelmomenten in waarop je het werk wil inspecteren. Overloop de fasering en bespreek de detaillering. Belangrijke sleutelmomenten zijn bijvoorbeeld: •• inspectie van de isolatie •• inspectie van luchtdichtheidsfolies •• aansluitingen op het buitenschrijnwerk •• de start van de installatie van technieken. Doe minstens 2 blowerdoortesten om de luchtdichtheid te verifiëren: •• na afwerking van de luchtdichtheid (als er nog bijgestuurd kan worden) •• vlak voor oplevering. Aanvullend kan het interessant zijn om blowerdoortesten uit te voeren op deze momenten: •• na het plaatsen van het schrijnwerk •• na het plaatsen van de dakconstructie.
werf 4
versie 1 12 januari 20
Planning van de werken Om de hoge energieprestatie te behalen zullen de aansluitingen tussen de verschillende bouwdelen secuur moeten worden uitgevoerd. Dit heeft zijn impact op de volgorde van de werken. •• De ramen worden bij voorkeur geplaatst vóór de spouwisolatie. Bij het aanbrengen van isolatie kan deze nauw aansluiten op het raam, waarna de buitenafwerking kan worden aangebracht. Dit is natuurlijk niet altijd mogelijk en steeds af te stemmen met de uitvoerders. •• Voor de afwerking zullen de luchtdichtingswerken uitgevoerd en gecontroleerd (blowerdoor) worden. •• Overleg steeds met de sleutelaannemers over de planning. Wat achten zij noodzakelijk om de vooropgestelde prestaties te behalen? De oplevering en ingebruikname Voor wie woont in een energiezuinige woning zijn er ook bijzondere aandachtspunten. De bouwheer moet onder andere goed geïnformeerd worden over: •• luchtdichtheid (bvb. waar mag hij gaten boren of bijklussen?) •• de werking en onderhoud van het ventilatiesysteem en eventuele energiebronnen •• het onderhoud van de technische installaties •• richtlijnen rond bijverwarmen. Cruciaal bij het opleveren van een energiezuinige woning is de controle van de energieprestatie. Werden de doelstellingen gehaald? De finale berekening van het E-peil maakt dan ook best deel uit van het dossier dat je bij oplevering aan de bouwheer overhandigd. Enkele belangrijke documenten in dit dossier: •• plannen en details as-built •• werffoto’s •• gebruikshandleidingen van de technische installaties •• schema’s van de technische installaties •• eventuele onderhoudscontracten •• PHPP en/of EPB-certificaten •• gegevens van de uitvoerders.
REFERENTIES EN MEER INFO Syllabus Massief Passiefbouw in de praktijk - NAV studienamiddag - 2011 Passiefhuisplatform - www.passiefhuisplatform.be
versie 1 januari 20 12
Materialen en afvalstoffen op de werf Gezond bouwen vraagt ook aandacht voor afval. Al van in de werffase moet je de afvalstromen gescheiden houden en de regelgeving respecteren. Dit is belangrijk voor het milieu en de gezondheid van al wie op de werf komt.
werf 5
Hoe moet de aannemer afvalstoffen opslaan? Afvalstoffen moeten opgeslagen worden in aangepaste verpakkingen en/of afvalcontainers die geplaatst worden op een lekdichte ondergrond tenzij het gaat om zogenaamde inerte afvalstoffen die niet zullen ‘reageren’ met de omgeving.
Is er een meldingsof milieu-vergunning nodig voor de opslag van afvalstoffen?
Wat met afvalolie?
Als er een regelmatige en georganiseerde afvoer voorzien is, is er voor de voorlopige opslag van eigen afvalstoffen op de werf, voorafgaand aan elke inzameling, geen meldings- of milieuvergunningsplicht. Afvalolie wordt verzameld in vaten. Als men de vaten afvalolie langer dan 24 uur op dezelfde plaats stockeert, dan moeten de vaten geplaatst worden in lekbakken, die minstens de inhoud van het grootste vat kunnen opvangen.
Waar kan de aannemer met het gescheiden afval heen?
Wanneer kan aannemer afvalstoffen vervoeren zonder registratie of opstellen van een identificatie-formulier
Hoe moet het afval ‘correct’ vervoerd worden?
•• Als de aannemer bij onderhoudswerken bij klanten (b.v. loodgieterij, chauffage, e.d.) afvalstoffen vervoert van de plaats van de werken naar het eigen bedrijf of naar een afvalverwerker. •• Als de aannemer minder dan 10 werknemers heeft en zelf de afvalstoffen naar een inzamelpunt zoals een gemeentelijk containerpark of een verwerkingsbedrijf brengt. •• Als de aannemer als leverancier nieuwe producten levert en in het kader van een terugnameplicht, een aanvaardingsplicht, of vrijwillige terugname, afgedankte producten of lege verpakkingen meeneemt naar het eigen bedrijfsterrein of een inzamelpunt voor afgedankte goederen. •• Er moet een geschikt transportmiddel gebruikt worden. •• Het afval moet correct verpakt worden: gebruik van degelijke recipiënten, beschermen van het afval tegen de wind, … •• Verschillende soorten afval mogen niet gemengd worden: afzonderlijke recipiënten voor de verschillende afvalstoffen en goede reiniging van de recipiënten bij elk gebruik. Het is verboden afvalstoffen te verdunnen. •• De vervoerder moet verzekerd zijn tegen milieuschade wanneer hij gevaarlijk afval of KGA vervoert.
Het afval kan ook vervoerd worden door gespecialiseerde firma’s die afvalstoffen ophalen en verwerken. De aannemer moet hierbij een beroep te doen op “geregistreerde inzamelaar” of “geregistreerd vervoerder”. Dit zijn bedrijven die daarvoor een erkenning of registratie verkregen hebben van de overheid. Een inzamelaar van gevaarlijke afvalstoffen (waaronder asbesthoudend bouw- en sloopafval) moet een kwaliteitsborging hebben naar zijn registratie. Een recente lijst vind je op www.ovam.be (zie ook 'nuttige links' hieronder). Welke afvalstoffen moet de aannemer registreren en rapporteren? De aannemer moet alle facturen, afgifte- en ontvangstbewijzen en identificatieformulieren van alle opgehaalde afvalstoffen bijhouden in één map met opschrift ‘afvalstoffenregister’. Hij moet dit afvalregister maandelijks actualiseren. Op vraag van OVAM moeten de afvalgegevens gemeld worden.
werf 5
versie 1 12 januari 20
Wat met bouw- en sloopafval? •• Op dit ogenblik is er geen specifieke milieuwetgeving voor het slopen van gebouwen. Iedereen mag een gebouw slopen mits hij hierbij het gevaarlijke afval gescheiden houdt van het overige afval en mits natuurlijk voldaan wordt aan andere wetgeving (o.a. bouwvergunning, wetgeving in verband met erkenning van aannemers, wetgeving betreffende arbeidsbescherming enz...). •• Gevaarlijk afval en asbesthoudend bouwafval moet gescheiden ingezameld worden. Zie hiervoor de fiches Materialen 5, Materialen 6, Materialen 7. •• Inert puin wordt bij voorkeur hergebruikt. Daarvoor moet het eerst gebroken worden in een (vergunde) puinbreekinstallatie. Inert puin van afbraakwerken moet worden verwerkt in een puinbreker mét Copro- of gelijkwaardige keuring. Daarna kan het, onder voorwaarden, hergebruikt worden in wegen- en andere werken. Indien het puin, eventueel na reiniging, niet herbruikbaar is, kan het gestort worden op een vergunde stortplaats. •• Meer info over vergunde puinbrekers en hergebruik van bouw- en sloopafval, vind je op de website van de OVAM (www.ovam.be).
REFERENTIES EN NUTTIGE LINKS Milieuwegwijzer Algemene Aannemer - Bouwunie OVAM - www.ovam.be Lijst geregistreerde inzamelaars en geregistreerde vervoerders: www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/272#3440
versie 1 januari 20 12
Afvalpreventie en broncontrole Preventie is het voorkomen of beperken van het ontstaan van afval en emissies door reductie aan de bron of door intern hergebruik. In praktijk komt preventie vaak neer op het zorgvuldiger en zuiniger omspringen met grond- en hulpstoffen. Preventie is belangrijk omdat een verminderd verbruik van grondstoffen, water en energie niet enkel goed is voor het milieu, maar ook kostenbesparend zal zijn. Voor de bouwsector is ook preventie van geluids- en stofemissies belangrijk om de hinder voor de omgeving te beperken.
werf 6
Let wel dat lokale overheden ook eisen opleggen aan werken, om overlast te vermijden. Informeer altijd bij je gemeente voor je werken met mogelijke overlast opstart.
Preventie door optimalisatie van de bouwplaatsorganisatie
Wanneer de bouwplaats zo optimaal mogelijk ingericht is kunnen de werknemers milieubewust werken en zich aan de afspraken houden. Enkele algemene aandachtspunten voor de bouwplaats: •• •• •• ••
Propere werkplekken Geen zwerfvuil op het terrein (motiveert om het zo te houden) Stabiele opslag van materialen op een propere opslagplaats (voorkomt beschadiging en vuil worden) Wanneer de aannemer per werf een afvalverantwoordelijke aanstelt ondersteunt dit het andere personeel om de werkplek proper te houden. (Afval)Preventie in het bouwproces
Om afval in het bouwproces te voorkomen kan je bijvoorbeeld volgende aanbevelingen opnemen in het bestek. •• Gebruik secundaire granulaten ter vervanging van natuurlijke grondstoffen (grind en natuurzand) waar mogelijk (b.v. verhardingen, …). Het puin moet wel Copro- of gelijkwaardig gekeurd zijn. •• Voorzie de nodige uitsparingen voor leidingen en doorgangen in de structuur, zodat nadien minder kap- en breekverliezen ontstaan. Breken en kappen is bovendien arbeidsintensief en veroorzaakt veel trillingen en lawaai. •• Vermijd zoveel mogelijk om stenen te kappen. De meest milieuvriendelijke manier om stenen op maat te brengen is zagen. Daarnaast bestaan ook steenknippers die gebruikt kunnen worden voor betontegels, klinkers en ook bakstenen. •• Gebruik waar mogelijk geprefabriceerde elementen. •• Hou zuiver puin apart en voer het af naar een puinbreekinstallatie. Evalueer de mogelijkheid van een scheiding tussen betonpuin en metselwerkpuin of mengpuin. •• Gebruik gepast bekistingsmateriaal naargelang de toepassing. Gebruik systeembekisting waar mogelijk, of gebruik het hout of kunststof van de bekisting meerdere malen. Indien de materialen na gebruik zorgvuldig gereinigd en opgeslagen worden, kan het aantal keren hergebruik in de praktijk vaak nog worden verhoogd. •• Maak bij voorkeur gebruik van producten en (bouw)materialen zonder verpakking of met herbruikbare verpakking. •• Maak maximaal gebruik van herbruikbare paletten (i.p.v. éénmalige paletten).
werf 6
versie 1 12 januari 20
Voorkom lawaaihinder en trillingen
Elke werf gaat gepaard met de nodige hinder voor de omgeving. Toch kan er op de werf rekening gehouden worden met de omgeving zodat zelfs het noodzakelijke gedaver op enig begrip kan rekenen bij de buren. In jouw bestekken kan je dan ook volgende voorzorgen opnemen. •• Sensibiliseer de aannemer om overdreven lawaai te beperken, zoals onnodig ronkende vrachtwagens, te luide muziek, … Vraag eventueel om bepaalde activiteiten (b.v. drilboren) niet uit te voeren op bepaalde ogenblikken (b.v. ’s ochtends vroeg). •• Vraag de aannemer of hij bij de inrichting van de bouwplaats rekening houdt met lawaaihinder. Dit kan door geluidsbronnen (compressoren e.d.) strategisch te plaatsen (zo ver mogelijk van de omwonenden). Zeker in het geval van mobiele breekinstallaties moeten de plaatsing en de gebruiksmomenten zorgvuldig bekeken worden. •• Kan er geluidsdemping toegepast worden op machines om het lawaai te verminderen door goed passende geluidsdempers te gebruiken? •• Geluidstransmissie door de lucht kan onderbroken worden door afscherming, omkasting en geluidsobstakels. Gebruik zoveel mogelijk omkaste compressoren. •• Constructiegeluid en trillingen kunnen beheersd worden door demping met behulp van zwevende vloeren. •• Vraag aandacht voor preventief onderhoud: naarmate materiaal slijt, kan het geluidsniveau toenemen. •• Verwittig de buren als er extra lawaaierige werken gepland zijn. •• de aannemer voorziet geluidsbescherming voor zijn personeel (b.v. oorkappen en oordoppen). Voorkom stofhinder
Naast geluiden en trillingen is een werf een bron van stof. Neem deze tips op in jouw bestek om de hinder te beperken. •• Voorzie bij het plaatsen van steigers ook steeds een afschermzeil. •• Zorg voor een nette bouwplaats, zodat stof en andere materialen niet weggeblazen worden. Een goede organisatie van de opslag van stofgevoelige bouwmaterialen (zand- en cementzakken) en fijn afval kan vaak onnodige stofhinder voorkomen. •• Zorg ook voor een regelmatige reiniging van de eventuele toegangswegen en directe omgeving van de bouwplaats. •• Bijkomende ingrepen om stofhinder te vermijden, kunnen bestaan uit het besproeien met water en/of het spannen van afschermende zeilen.
REFERENTIES EN meer info Milieuwegwijzer Algemene Aannemer - Bouwunie met dank aan Unizo OVAM - www.ovam.be
versie 1 januari 20 12
Persoonlijke beschermingsmiddelen Om werken veilig uit te voeren zijn persoonlijke beschermingsmiddelen of PBM's noodzakelijk, maar ook wie op de werf komt moet zich beschermen. Dit is de verzamelnaam voor de hulpmiddelen die je kan gebruiken om jezelf te beschermen. Niet alleen de uitvoerders zelf worden aan risico's blootgesteld, ook andere aanwezigen op de bouwplaats lopen dezelfde gevaren. Naargelang de noodzaak en de omstandigheden moeten de geschikte PBM's gedragen worden.
werf 7
Soorten beschermingsmiddelen Hieronder vind je een overzicht van alle soorten beschermingsmiddelen. Enkele worden in detail besproken. •• Oogbescherming / gelaatbescherming •• Gehoorbescherming •• Hoofdbescherming •• Ademhalingsbescherming (stof) •• Ademhalingsbescherming (gassen) •• Voetbescherming •• Handbescherming •• Signalisatiekledij •• Werkkledij / beschermkledij •• Valharnas Oogbescherming
Verplicht
•• op alle bouwplaatsen waar contact met gevaarlijke stoffen mogelijk is •• bij werkzaamheden waar er kans is om schadelijke stoffen in de ogen te krijgen •• bij activiteiten waar schadelijke stralingen voorkomen (lassen, snijbranden,…)
Soorten
•• •• •• •• ••
A andachtspunten
•• is de oogbescherming volgens de eisen van de norm (NBN EN 166) en CE-gemarkeerd? •• is de oogbescherming in goede staat en onbeschadigd? •• is de oogbescherming aangepast aan de uit te voeren werken en werfomstandigheden? •• heeft de oogbescherming de juiste maat?
bescherming tegen spatten (chemische risico’s) bescherming tegen impact van rondvliegend stof, gensters, voorwerpen,… bescherming tegen stralingen (UV, zonlicht, warmtestraling, laser,…) veiligheidsbril (met of zonder beschermende zijkapjes) volgelaatscherm
Gehoorbescherming
werf 7
Verplicht
•• gebruik aan te raden vanaf 80dB(A) en verplicht vanaf 85 dB(A)
Soorten
•• oordoppen/oorproppen •• gehoorkappen •• otoplasten
A andachtspunten
•• zijn de lawaaizones goed afgebakend en duidelijk aangegeven? •• is de gehoorbescherming conform met de eisen van de norm en CE-gemarkeerd? •• onderhoud de herbruikbare gehoorbescherming volgens de richtlijnen van de fabrikant
versie 1 12 januari 20
hoofdbescherming
Verplicht
•• op alle bouwplaatsen •• waar de kans bestaat dat je geraakt wordt door rondvliegende of vallende voorwerpen (helm) •• waar het risico bestaat om het hoofd te stoten (helm of stootpet) •• signalisatie: blauw bord met witte aanduiding van hoofdbescherming (zie voorbeeldafbeelding)
Soorten
•• veiligheidshelm (NBN EN 397 Industriële veiligheidshelmen) •• stootpet (NBN EN 812)
A andachtspunten
•• •• •• •• ••
is de hoofdbescherming conform de eisen van de norm en CE-gemarkeerd? is de helm in goede staat en onbeschadigd? is de gebruiksdatum niet overschreden? is de helm goed afgesteld? wordt de helm goed opgeslagen (zonlicht en overmatige warmte zijn te vermijden)
voetbescherming
Verplicht
•• op alle bouwwerven •• bij het tillen en verplaatsen van zware voorwerpen •• bij blootstelling aan vervuilde grond/watre/schadelijke producten
Soorten
•• werkschoenen (NBN EN ISO 20347) met beschermende zool •• beschermschoenen ‘P’ (NBN EN ISO 20346) met beschermende zool en stalen neus (100 J) •• veiligheidsschoenen ‘S’ (NBN EN ISO 20345) met beschermende zool en stalen neus (200 J) •• veiligheidslaarzen
A andachtspunten
•• is de voetbescherming conform de eisen van de norm en CE-gemarkeerd? •• is de voetbescherming in goede staat en onbeschadigd? •• is de voetbescherming aangepast aan de uit te voeren werken en werfomstandigheden (beschermingsgraad/waterdichtheid/ enkelbescherming/…)? •• hebben de schoenen de juiste schoenmaat?
signalisatiekledij
Verplicht
•• bij het uitvoeren van werken op de openbare weg of in de nabijheid van modiele bouwplaatsmachines
Soorten
•• hesje •• signalisatievest •• signalisatiekledij (type I/II/III)
A andachtspunten
•• •• •• ••
is de kledij conform de eisen van de norm en CE-gemarkeerd? is de kledij in geode staat en onbeschadigd? zijn de reflecterende stroken zuiver? is het type aangepast aan de werfomstandigheden?
REFERENTIES EN meer info navb-cnac Constructiv, het preventie-instituut van de bouw FOD Economie
versie 1 januari 20 12
Akoestiek van een grote ruimte Het is genant om als ontwerper vast te stellen dat na oplevering , , blijkt dat jouw zorgvuldig ontworpen restaurant of refter een lawaaierige chaos is. Had je dit niet kunnen voorkomen? Het is belangrijk te weten welke elementen meespelen in het akoestisch comfort van deze ruimtes en hoe je deze parameters kan beinvloeden in jouw ontwerp.
andere 1
Wat is akoestisch comfort? Het akoestisch comfort houdt verband met de afwezigheid van ‘lawaai’ en de mogelijkheid om te kunnen leven zonder anderen te storen. Hoewel de gevoeligheid van de gebruiker sterk meespeelt, blijkt het toch mogelijk akoestisch comfort en geluidshinder in objectieve en meetbare grootheden uit te drukken. Loopgeluid, verkeersgeluid, geluid van sanitaire installaties worden minder streng beoordeeld, omdat de herkenbaarheid niet zo groot is. Voor verkeersgeluid van ver afgelegen drukke wegen wordt meer overschrijding toegelaten dan geluid uit een naastliggende ruimte. Muziekgeluid wordt (subjectief) strenger beoordeeld omdat de herkenbaarheid bepaald wordt door de zang en de melodie. Tijdens de dagperiode tolereert men ook statistisch gezien meer een overschrijding van het achtergrondniveau dan tijdens avond- en nachtperiode. Akoestisch comfort in een ruimte: rekening houden met nagalm Verschillende bronnen en normen geven aanbevolen waarden voor de gemiddelde of nominale nagalmtijd in een bepaalde ruimte. Hierbij is het streefdoel om een resultaat kleiner dan of gelijk aan die aanbevolen waarde te bekomen. Voor België staat dit beschreven in de NBN S01-400-reeks. Ontwerpfactoren
Vorm van de ruimte Een juiste verdeling van het directe geluid afkomstig van de bron tov. het indirecte geluid (ten gevolge van reflecties) is zeer belangrijk voor de verstaanbaarheid in de zaal en dus de toepassing in de zaal. De zaalvorm en de hoeveelheid absorptie in die ruimte zal dus belangrijk zijn. Belangrijk hier is het weglengteverschil tussen de directe geluidsgolf en de weerkaatste golf.
Weglengteverschil < 17m
Dit vermijdt hinderlijke echo's en komt overeen met een tijdsverschil van 50 ms, wat door onze hersenen niet als een echo wordt geïnterpreteerd, doch enkel als een verhoging van het geluidsniveau (Haas-effect).
Weglengteverschil < 27m
Dit is een eis voor muzikale toepassingen. Hier is een lichte echo belangrijk voor de draagkracht van de muziek en als verfraaiing van het geluid. Dit komt ongeveer overeen met een tijdsverschil van 80 ms.
De eis van het weglengteverschil kan in een eerste fase reeds de zaalvorm (hoogte, hellingen) gaan bepalen. Indien de zaalvorm reeds een vast gegeven is kan je verbeteringen aanbrengen door reflecterende panelen te plaatsen in combinatie met absorptiemateriaal. Deze optimalisatie vraagt een gespecialiseerde studie.
De nagalm (of reverberatie) en geluidsabsorptieoppervlakte De nagalmtijd T (eenheid: seconden) in een ruimte wordt gedefinieerd als de tijd die nodig is om een impulsioneel geluid met 60 dB te doen dalen. Deze is afhankelijk van:
de geluidsfrequentie
het volume van de ruimte
andere 1
•• hoe lager de geluidsfrequentie, hoe hoger de nagalmtijd •• verschillende geluidsfrequenties in een ruimte hebben dus een verschillende nagalmtijd •• “de nagalmtijd van een ruimte” is de gemiddelde nagalmtijd over verschillende frequenties heen •• de “nominale” nagalmtijd van de ruimte wordt gedefinieerd als het rekenkundig gemiddelde van de nagalmtijd in de octaafbanden van 500 Hz, 1000 Hz en 2000 Hz. •• hoe groter het volume, hoe groter de mogelijke nagalm in de ruimte
versie 1 12 januari 20
de geluidsabsorptieeigenschappen van de oppervlakken
•• bij elke reflectie tegen dit materiaal verliest een geluidsgolf (door absorptie) een portie van zijn energie weergegeven door deze grootheid •• wordt gekenmerkt door de grootheid “geluidsabsorptiecoëfficiënt α” van de oppervlakteafwerking •• α ligt tussen 0 en 1 en heeft geen eenheid •• α is afhankelijk van de geluidsfrequentie, sommige frequenties worden beter geabsorbeerd door een bepaald materiaal dan andere •• De personen aanwezig in de zaal absorberen ook een deel van het geluid
Inschatten van de nagalmtijd Voor een perfect diffuse (homogene) ruimte is de nagalmtijd over de gehele ruimte gelijk. De nagalm is niet afhankelijk van de plaats van de bron. De nagalmtijd is dan evenmin afhankelijk van de plaats van absorptie in de ruimte. Veronderstelt men een volledig diffuus veld dan kan men de formule van Sabine gebruiken om de nagalmtijd in functie van de frequentie te bepalen:
T = 0,161
V A
V is het volume van de ruimte (m³) A is de geluidsabsorptieoppervlakte (m²) van de ruimte
dit is: oppervlakte van het materiaal x haar geluidsabsorptiecoëfficiënt α en dit gesommeerd voor elk oppervlakte van de ruimte. Je kan de nagalmtijd altijd verlagen indien gewenst. Absorptiemateriaal moet geplaatst worden op één van twee parallelle vlakken (“pingpong effect” van weerkaatsing tussen parallelle vlakken verhinderen). Voor gemeenschappelijke ruimten neem je benaderend een achtste van het volume in vierkante meter absorberend materiaal. Om een goede spraakverstaanbaarheid te waarborgen en om overdreven nagalm te vermijden worden eisen opgelegd – al naargelang de beschouwde ruimte - aan de oppervlaktegemiddelde waarde van de gewogen geluidabsorptiecoëfficiënt, de totale gewogen equivalente geluidabsorptieoppervlakte en de nominale nagalmtijd Tnom van de ruimte. De nominale nagalmtijd Tnom mag niet groter zijn dan de maximale waarden vermeld in de norm (=referentienagalmtijd).
Enkele richtwaarden voor de nominale nagalmtijd zijn: •• Kantoren: Tnom = 0.5 à 0.8 s •• Open kantoren: Tnom = 0.3 à 0.5 s •• Muziekstudio’s: Tnom = 0.8 à 1.6 s Bij ruimtes waar een bepaalde hoeveelheid nagalm nodig is (muzikale ruimtes) is het altijd beter om in een beginfase een te hoge nagalmtijd te hebben omdat je die later altijd kan verlagen. Een ruimte met een te lage nagalmtijd, kan je die nog moeilijk of helemaal niet meer effectief omhoog drijven.
Enkele richtwaarden voor α Geluidsabsorptiecoefficient α Materiaal
frequentie (octaafbanden) 125Hz
250Hz
500Hz
1000Hz
2000Hz
4000Hz
Marmer
0,01
0,01
0,01
0,01
0,02
0,02
Baksteenmuur
0,01
0,01
0,02
0,02
0,02
0,03
Houten vloer
0,15
0,11
0,10
0,07
0,06
0,07
Multiplex panelen op lattenraster
0,6
0,3
0,1
0,09
0,09
0,09
Pleister
0,3
0,15
0,1
0,05
0,04
0,05
Tapijt op vilt
0,08
0,27
0,39
0,34
0,48
0,63
Dikke gordijnen tegen muur
0,14
0,35
0,55
0,72
0,7
0,66
Rietvezeltegels op beton
0,22
0,47
0,7
0,77
0,7
0,48
Referenties M. Blasco, akoestisch comfort in verbruikszalen, NAVnews, 2012 G. Vermeir, Bouwakoestiek, K.U.LEUVEN, 2008 M. Blasco, Akoestische aspecten bij het ontwerp van hoge glasoverkapte ruimten, Symposium IBPSA, Nederland, 2003 NBN S01-400-reeks: Belgische akoestische normalisatie
Veiligheidscoordinatie: wanneer en wie?
andere 2
De veiligheidscoordinatie is verplicht voor alle bouwwerken die door minstens twee aannemers tegelijk of achtereenvolgens worden uitgevoerd op de werf en dit zowel tijdens het ontwerp als tijdens de bouwwerken zelf. Maar welke eisen worden gesteld aan de coordinator en wat is er nodig om te voldoen aan de veiligheidswetgeving? Onderstaand schema geeft duidelijkheid.
1 zullen er 2 of meer aannemers gelijktijdig of achtereenvolgens werken?
2
is de werf ≥ 500m² of geldt bijlage v (speciale werken)?
geen coördinator v&g verwezenlijking. wel vereenvoudigd pid (afdeling v en vi van toepassing)
bedrag ≥ 2,5 miljoen euro (geïndexeerd) en 3 aannemers gelijktijdig?
is er een architect aangesteld?
3
verhoogde risico’s of langdurige werven?
idem KB 25/01/01
3
verhoogde risico’s of langdurige werven?
3
verhoogde risico’s of langdurige werven?
ontwerp
E
D
C
D
C
B
A
verwezenlijking
E
D
C
B
A
B
A
coordinatieinstrumenten
I
H
G
G
F
G
F
Ja Nee Bron: VEKMO De legende van dit stroomdiagram vind je aan de achterzijde van de fiche
andere 2
versie 1 12 januari 20
LEGENDE BIJ HET STROOMDIAGRAM
vak 1:
Wie wordt er hier beschouwd als ‘aannemer’?
Volgende personen/bedrijven worden elk apart beschouwd als aannemer: 1) de ‘hoofdaannemer’ = contractant van de opdrachtgever en met personeel in dienst 2) de ‘onderaannemer’ = die een contract heeft met een ‘hoofdaannemer’ en met personeel in dienst 3) de zelfstandige (voor zover die werken uitvoert die in het artikel 2 van het KB zijn opgesomd 4) de leverancier die activiteit op de werf uitvoert (vb lossen van dakgebintes, pompen van beton, ...) 5) de nutsmaatschappij (bvb als die graaft > 1m, ...) 6) eventuele werknemers van de opdrachtgever die ook werken uitvoeren zoals opgenomen in het toepassingsdomein van het KB 21/01/2001. Als 2 of meer van boven opgesomde aanwezig zijn tegelijk of opeenvolgend moet een veiligheidscoördinator worden aangesteld.
VAK 2:
Speciale werven zijn bruggen, tunnels, viaducten, aquaducten, watertorens, torens, pylonen, fabrieksschouwen.
VAK 3:
•• Werken van 500 mandagen of •• werken van 30 dagen met een piek van meer dan 20 werknemers tegelijk (cf. art.26&2).
Wat wordt er bedoeld met ‘speciale werven’? Wat wordt er beschouwd als ‘langdurige werken’?
WIE KOMT IN AANMERKING OM DE TAAK VAN VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR OP ZICH TE NEMEN? Wie het stroomschema volgt komt uit bij een lettercode (A tem. E). Hieronder vind je wie per situatie in aanmerking komt om de veiligheidscoördinatie op zich te nemen.
A
Coördinator V&G niveau A, architect waarbij niveau A in de basisopleiding geïntegreerd was of die niveau A nadien behaalde, coördinator V&G niveau B (basis +2-5-10) en (basis +1-3-5), aannemer opleiding 24uur + bijkomende eisen + opgenomen op lijst FOD WASO, aannemer opleiding 12 uur + opgenomen op lijst FOD WASO.
B
Coördinator V&G niveau A, architect waarbij niveau A in de basisopleiding geïntegreerd was of die niveau A nadien behaalde, coördinator V&G niveau B (basis +2-5-10), aannemer opleiding 24uur + bijkomende eisen + opgenomen op lijst FOD WASO.
C
Coördinator V&G niveau A, architect waarbij niveau A in de basisopleiding geïntegreerd was of die niveau A nadien behaalde, coördinator V&G niveau B (basis +2-5-10) en (basis +1-3-5).
D
Coördinator V&G niveau A, architect waarbij niveau A in de basisopleiding geïntegreerd was of die niveau A nadien behaalde, coördinator V&G niveau B (basis +2-5-10).
E
Coördinator V&G niveau A, architect waarbij niveau A in de basisopleiding geïntegreerd was of die niveau A nadien behaalde. WELKE COÖRDINATIE-INSTRUMENTEN WORDEN TOEGEPAST?
Wie het stroomschema volgt komt uit bij een 2de lettercode (F tem. I). Hieronder vind je de coördinatie-instrumenten die per situatie dienen gehanteerd te worden.
F
Vereenvoudigd PID (4 punten).
G
Vereenvoudigd V&G-plan, vereenvoudigd PID (4 punten).
H
Volledig V&G-plan, coördinatiedagboek, volledig PID (7 punten), artikel 30 cf. KB 25/01/2001.
I
Coördinatiestructuur, volledig V&G-plan, coördinatiedagboek, volledig PID (7 punten), artikel 30 cf. KB 25/01/2001.
Praktische aspecten van veiligheidscoordinatie De veiligheidscoordinatie is verplicht voor alle bouwwerken die door minstens twee aannemers tegelijk of achtereenvolgens worden uitgevoerd op de werf en dit zowel tijdens het ontwerp als tijdens de bouwwerken zelf. Hoewel de opdrachtgever uiteindelijk de veiligheidscoordinator moet betalen, is het bij particuliere bouwwerken heel vaak de architect die de coordinator aanstelt.
andere 3
Wie stelt de veiligheidscoördinator aan?
Bij werven < 500m²
De bouwdirectie moet de veiligheidscoördinator aanstellen. Wanneer de tussenkomst van een architect wettelijk vereist is, moet in de ontwerpfase de bouwdirectie belast met het ontwerp (bv. architect, architect-ingenieur, interieurontwerper) de veiligheidscoördinator aanstellen. In de fase verwezenlijking moet de bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering van de werken (dus eveneens de architect), de veiligheidscoördinator aanstellen.
Bij werven ≥ 500m²
Het is altijd de opdrachtgever (bouwheer) die verantwoordelijk is voor de aanstelling van de veiligheidscoördinator-ontwerp en -verwezenlijking.
Hoe wordt de oppervlakte van 500 m² berekend? Met ‘totale oppervlakte van een bouwwerk’ wordt bedoeld de som van de horizontaal gemeten oppervlaktes van de verschillende niveaus van het te verwezenlijken bouwwerk. •• Alle al dan niet aan elkaar palende constructies die deel uitmaken van eenzelfde project maken deel uit van eenzelfde bouwwerk. •• De oppervlakte van de niveaus wordt berekend tussen buitenste contouren van het niveau. •• Wanneer de contouren moeilijk te bepalen zijn wordt de oppervlakte begrensd door de verticale projectie van de buitenste contouren van het bouwwerk. •• Openingen (atrium, lift, trap,...) in de vloer worden niet afgetrokken. •• Oppervlakte van tuinhuizen, geplaveide opritten,... worden mee ingerekend. Worden niet opgenomen in de oppervlakteberekening: •• De dakvlakken die uitsluitend de functie van dakbedekking hebben. •• De oppervlaktes van de grondwerken die uitsluitend uitgevoerd worden om de verwezenlijking van een bouwwerk mogelijk te maken. Bij verbouwing, uitbreiding, gedeeltelijke wederopbouw, of afbraak van een bouwwerk worden voor de berekening van de totale oppervlakte van het bouwwerk, per niveau, enkel de oppervlaktes in rekening gebracht van de lokalen of zones waar één of meer werken worden uitgevoerd waarop veiligheidscoördinatie van toepassing is. De architect is in bepaalde gevallen aanstellingsplichtig, maar wie betaalt de veiligheidscoördinator? Niettegenstaande het niet meer uitdrukkelijk vermeld is in het KB blijft het evident dat de erelonen en kosten van de veiligheidscoördinatie verder ten laste blijven van de opdrachtgever. Zelfs als de bouwdirectie belast met het ontwerp of de uitvoering de veiligheidscoördinatie op zich neemt en zelf uitoefent (of een werknemer van hem), is het vanzelfsprekend dat deze aanvullende prestaties moeten vergoed worden door de opdrachtgever, die in de meeste gevallen de bouwheer zal zijn. Wanneer de architect de veiligheidscoördinator aanstelt krijg je vaak een tripartite contract: tussen veiligheidscoördinator, architect en bouwheer.
andere 3
versie 1 12 januari 20
WELKE COöRDINATIE-INSTRUMENTEN ZIJN ER?
Het veiligheids- en gezondheidsplan (V&G plan) Volgende elementen horen bij een vereenvoudigd V&G plan
Een volledig V&G plan wordt bijkomend aangevuld met volgende elementen
•• De inventarisatie van de risico’s. •• De vastgestelde preventiemaatregelen. •• De lijst met de namen en adressen van alle opdrachtgevers, bouwdirecties en aannemers, vanaf het moment dat deze personen bij de bouwplaats betrokken worden. •• De naam en het adres van de coördinator-ontwerp. •• De naam en het adres van de coördinator-verwezenlijking vanaf het moment van zijn aanstelling. •• De beschrijving van het te realiseren bouwwerk vanaf het ontwerp tot de volledige verwezenlijking. •• De beschrijving van de resultaten van de risicoanalyses. •• De raming van de duur van de verwezenlijking van de verschillende werken of werkfasen die tegelijkertijd of na elkaar plaatsvinden.
De risico-analyse De risico-analyse wordt opgemaakt in het kader van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. De werkgever is verplicht het gevoerde welzijnsbeleid te baseren op de risico-analyse en de preventiemaatregelen die daaruit voortvloeien.
Het coördinatiedagboek Het coördinatiedagboek is het document of geheel van documenten dat door de coördinator wordt bijgehouden, en dat de gegevens en bemerkingen vermeldt betreffende de veiligheidscoördinatie en gebeurtenissen op de bouwplaats.
Het post-interventiedossier (PID) Dit dossier bevat de voor de veiligheid en gezondheid nuttige elementen waarmee bij eventuele latere werkzaamheden moet worden rekening gehouden en dat aangepast is aan de kenmerken van het bouwwerk. In die zin is het vergelijkbaar met een gebruiksaanwijzing.
Het vereenvoudigd postinterventiedossier (“PID 4 punten”) bevat ten minste: •• •• •• ••
De informatie over structurele en essentiële elementen van het bouwwerk. De informatie over aard en de plaats van aantoonbare of verborgen gevaren, vooral ingewerkte nutsleidingen. De plannen die werkelijk met de uitvoering en de afwerking overeenstemmen. De identificatie van de gebruikte materialen.
Het volledig postinterventiedossier (“PID 7 punten”) is bijkomend aangevuld met ten minste: •• De informatie over aard en de plaats van aantoonbare of verborgen gevaren, vooral ingewerkte nutsleidingen. •• De architecturale, technische en organisatorische elementen in verband met de verwezenlijking, de instandhouding en het onderhoud van het bouwwerk. •• De informatie voor de uitvoerders van te voorziene latere werkzaamheden, vooral de herstelling, vervanging of ontmanteling van installaties of constructie-elementen. •• De relevante verantwoording van de keuzen in verband met onder andere de toegepaste uitvoeringsmethoden, technieken, materialen of architecturale elementen.
De coördinatiestructuur De coördinatiestructuur is in essentie een overleg-, bemiddelings- en consultatieorgaan dat bijdraagt tot de organisatie van de coördinatie inzake veiligheid en gezondheid op de bouwplaats door.
referenties bron
NAV, Bouwunie en VEKMO