De Biltse Grift
maart 2010
HOE HEETTE IK OOK ALWEER? MIJN VERHAAL ALS JOODS JONGETJE IN OORLOGSTIJD Karel Beesemer
Dit jaar verschijnt in ieder nummer van De Biltse Grift een verhaal over een herinnering aan de Tweede Wereldoorlog die dit jaar 65 jaar geleden beëindigd werd. Dit verhaal van Karel Beesemer is het eerste in de serie. En is tevens een voorpublicatie uit het boek dat in april verschijnt. Men vertelde mij eens dat er gelovige Joodse mensen zijn die tot God bidden of Hij alstublieft de eerstkomende eeuwen eens een ánder volk wil bestempelen als het ‘uitverkoren volk’. Een dergelijk gebed zou niet zo verwonderlijk zijn als je let op de ellende die de status van uitverkoren zijn het Joodse volk door de eeuwen heen gebracht heeft. Ik ben van Joodse afkomst en door mijn vierenzeventigjarige leeftijd heb ik de Tweede Wereldoorlog bewust heb meegemaakt. Mensen die iets afweten van mijn afkomst vragen mij zo rond de dodenherdenking op vier mei of de bevrijdingsdag op vijf mei, wel eens mijn herinneringen aan het papier toe te vertrouwen. Na enige aarzeling heb ik dat gedaan, het manuscript is gereed en aan de vormgeving wordt de laatste hand gelegd. Mijn aarzeling om een dergelijk boek te schrijven kwam voort uit
de vraag die ik mijzelf stelde of mijn verhaal als jochie dat moest onderduiken, wel belangrijk genoeg is om daar een heel boek aan te wijden. Ik kwam tot de conclusie dat een dergelijk boek zeker op zijn plaats is en wel vanuit het vertrekpunt dat ieder mens belangrijk is. Daar kun je aan toevoegen dat men hetgeen mij overkwam, kunt projecteren op de gigantische historische wereldgebeurtenissen gedurende de jaren 1940 - 1945. Dan ontstaat een breder perspectief en alles bij elkaar genomen is daardoor volgens mij ruimschoots argumentatie en legitimatie aanwezig voor een boek als bedoeld. Ook ik was dus - evenals mijn ouders, broertjes en verdere familie 1- doelwit van de genadeloze jacht op Joden van de door rassenwaan bezeten Duitse bezetter. Dat ik pas ongeveer zes jaar oud was, speelde voor de heersers van het 19
Hoe heette ik ook alweer?
‘Duizendjarig Rijk’ geen enkele rol. Mijn boek bevat slechts flarden van herinneringen en het is beslist niet geschreven met de intentie er een tranentrekkend verhaal van te maken. Gedurende de bezetting bezag ik de dingen om mij heen met naïeve kinderogen. Daarbij moet bedacht worden dat je op die leeftijd geen aantekeningen maakt! Om het verleden dichterbij te brengen probeer ik in mijn boek op meerdere plaatsen lijnen te leggen naar het heden. Dat doe ik door middel van voetnoten. Verder worden in het boek vele foto’s en documenten opgenomen die verband houden met het gezin waar ik uit voortkom. Daarnaast bevat het diverse andere afbeeldingen, zoals van de Slag om Arnhem enzovoort. De oorlog was een periode die voor een volwassene nogal verwarrend was en dit is temeer het geval voor een kinderbrein. Mijn verhaal dwong mij er toe dat ik mij, in verschillende opzichten, moest verdiepen in hetgeen toen allemaal is gebeurd en dat raakte mij vaak intens. Enige invloed om de wereld om mij heen had ik niet. Ik onderging simpelweg de gebeurtenissen en daarbij werd mijn lot bepaald door volwassenen die, om wat voor reden dan ook, begaan waren met het jochie dat ik was.
20
Een van mijn vele onderduikadressen was bij het befaamde echtpaar Kees en Betty Boeke van de Werkplaats Kindergemeenschap in Bilthoven. In mijn boek wordt ook aan die periode de nodige aandacht gegeven. Verderop in dit artikel wordt nader ingegaan op die periode. Mijn laatste onderduikadres was in Renkum, waar ik midden in de Slag om Arnhem - de zogeheten operatie Market Garden - belandde en samen met mijn redster ‘tante’ Truus moest evacueren naar Veenendaal. Ik heb aangevraagd haar de Yad Vashem onderscheiding postuum toe te kennen Ik streef er naar de presentatie van mijn boek te laten samenvallen met het moment van uitreiking van die onderscheiding. Ik verwacht dat die onderscheiding metterdaad wordt toegekend. Met grote stappen door de inhoud Door fragmenten te citeren stap ik met heel grote stappen door het boek. Mijn boek is een mix van gewoon menselijke zaken en zaken die van historische betekenis zijn. Known unto God Het boek begint met een beschrijving van mijn overpeinzingen bij de vierenzestigste Airborne Memorial Service in Oosterbeek. Elk jaar vindt die herdenking plaats en honderden oudstrijders
De Biltse Grift
uit Engeland en Polen zijn dan aanwezig om met duizenden andere belangstellenden hun kameraden te herdenken die tijdens de operatie Market Garden het leven lieten. Door het verstrijken der jaren neemt het aantal oudmilitairen razendsnel af. Het zijn stuk voor stuk inmiddels oude mannen en hun colberts bieden nauwelijks plaats voor de vele onderscheidingen die ze wereldwijd voor hun gevechtshandelingen op vele fronten mochten ontvangen. Trots stralen ze uit en terecht. Ik probeer een beeld te schetsen enerzijds van de tegenstellingen: nu met al die pracht en praal en de mooie toespraken versus anderzijds de rauwe werkelijkheid van toen. Op vele grafstenen staat heel veelzeggend: Known unto God. Dat geeft de wérkelijkheid weer: talrijke jonge soldatenlichamen waren onherkenbaar kapot geschoten en daardoor Known unto God: Oorlog voeren is niet romantisch, Oorlog voeren is geen heroïek, Oorlog voeren is wreed en niet te bevatten, Oorlog voeren is de ultieme gruwelijkheid, Oorlog voeren is de hel op aarde, Oorlog voeren stinkt, is vuil en obsceen, Oorlog voeren is verbijstering, angst en pijn.
maart 2010
Als hiervoor opgemerkt belandde ik in Renkum midden in de zogeheten Operatie Market Garden en daardoor heb ik enorme affiniteit met die oudmilitairen en sla ik geen herdenking over. In mijn boek grijp ik als het ware die 64e herdenking aan om terug te blikken naar mijn jeugdjaren gedurende de oorlog ... Marcherende Duitse soldaten door Amsterdam Toen ik voor de eerste keer Duitse soldaten zag marcheren, riep dat nogal wat afschuw bij mij op. Dat kwam niet zozeer voort uit een of ander vijandsbeeld. Het kwam door de onnatuurlijke en fanatieke wijze waarop dat marcheren gebeurde. Alle soldaten strak in de pas, waarbij armen en benen kennelijk zo hoog mogelijk moesten worden opgetild. En dan die blikken in de ogen van die Germanen, er kon geen lachje af en bozig strak keken ze allemaal op eenzelfde wijze vooruit. De officier brulde: ‘Lienks rechttzzss!!’ of zo. Hitlerjeugd en Winterhulp Wat geweldige indruk op mij maakte was de Hitlerjeugd in Amsterdam. ’s Jonge, dat was stoer! In gedachten zie ik nog die Hitlerknaap in zijn prachtige uniform bovenop die wagen. Hij blies luid op zijn trompet. De zelfverzekerdheid straalde er van af. Alsof hij zeggen wilde : ‘We 21
Hoe heette ik ook alweer?
Briefkaart uit Kamp Wersterbork van 23 augsutus 1943.
halen in naam van onze Führer spullen op voor onze kameraden in nood. Wee je gebeente als je niet geeft. Dan krijg je van mij en mijn kameraden een pak op je donder zoals je nog nooit gehad hebt’. Als voetnoot vermeld ik dat de Hitlerjeugd de grootste jeugdorganisatie was die Duitsland ooit gekend heeft. De HJ telde 8.8 miljoen leden. Het doel was de jeugd op te voeden tot onvoorwaardelijke en volledige steun aan het 22
regime, desnoods met opoffering van het eigen leven. De jeugd nam er graag aan deel, je wilde immers niet buitengesloten worden? Je kon als je je best deed een hogere rang verdienen en andere kinderen bevelen geven. Paramilitaire trainingen stonden hoog genoteerd.
De Biltse Grift
Jodenster Ik was best een beetje jaloers op mijn oudere broer. Hij droeg zo’n mooie zespuntige Davidsster op gele stof. In zwart stond erop ‘JOOD’. Dat was interessant en op die leeftijd had ik in de verste verte niet door wat de achterliggende bedoelingen waren van die Jodenster. Toen ik volwassen was werd het me duidelijk en ook dat voor die ster zelfs vier cent uit eigen zak betaald moet worden en - hoe wrang - er moesten ook nog schaarse distributiebonnen voor worden ingeleverd. Overvalwagen De wreedheid van de oorlog kreeg voor mij voor het eerst echt gestalte toen we vanuit ons huis in de Rivierenbuurt in Amsterdam-Zuid het raam uitkeken en zagen dat overvalwagens de straat in kwamen rijden. Zwaar gewapende soldaten sprongen eruit en ze sloegen met hun geweerkolven huis aan huis op de voordeuren. Ze brulden dat alle Joden naar buiten moesten komen. Dat was de eerste keer dat je als jongetje intens besefte dat het echt menens was, dat je het doelwit was terwijl je in de verste verte niet begreep waarom. Zeker, je had wel eens iets gedaan dat niet door de beugel kon en dat zal ook wel het geval zijn geweest bij mijn vier broertjes. Maar was
maart 2010
datgene dat we eventueel voor kwaads hadden gedaan nu zo erg dat we daarvoor weggevoerd moesten worden? En waarheen? Enig benul van de rassentheorie van ene mijnheer Adolf Hitler en zijn trawanten had ik op die leeftijd uiteraard totaal niet. Die soldaten met hun dreigende lawaai maakten veel indruk, maar erger vond ik de ontreddering van mijn moeder. Ze gaf ons te verstaan de deur niet open te doen en als ze toch binnenkwamen dan moesten we zeggen dat ma een ziekte had die erg besmettelijk was. Ze kleedde zich snel uit en ging op bed liggen. We bleven angstig wachten, maar wonderlijk genoeg werd er niet met geweerkolven tegen onze voordeur geramd en er werd zelfs niet gebeld! Misschien waren de overvalwagens al vol? Er werden zes miljoen Joden vermoord gedurende de jaren 1940 - 1945. Daar was een langdurig proces van demonisering van de Joodse gemeenschap aan voorafgegaan. De toenmalige Duitsers waren Übermenschen en de Joden waren Untermenschen die corrupt, onbetrouwbaar en immoreel waren. Ze zouden de wereldmacht nastreven “Die Juden sind unser Unglück”, was de alom geuite kreet van de Duitsers.
23
Hoe heette ik ook alweer?
In huis en op school bij Kees en Betty Boeke in Bilthoven Iemand had voor mij bedacht dat ik een onderduikers naam moest hebben en dat werd ‘Broekhuizen’. Mijn voornaam ‘Karel’ kon kennelijk geen kwaad. Onder de naam Karel Broekhuizen toefde ik voor korte perioden op diverse onderduikadressen. Ik was in villa’s en eenvoudige stadse bovenwoningen. Zo verbleef ik in Amsterdam, Noord-Brabant, Rotterdam en Bilthoven. Mijn laatste onderduikadres was in Renkum. In Bilthoven was ik in huis bij Kees en Betty Boeke aan de Hobbemalaan en ging ik gewoon op school de Werkplaats Kindergemeenschap aan de Frans Halslaan. Het echtpaar Boeke kreeg op 8 november 1992 voor hun hulp aan Joodse kinderen postuum de hoogste Israëlische onderscheiding Yad Vashem. Die onderscheiding is voor niet-Joden die met gevaar voor eigen leven Joden hebben gered. Door een speling van het lot kwam ik in de gemeente De Bilt te wonen en was ik lid van de gemeenteraad. Om mijn afkomst en oorlogsgeschiedenis werd mij door de ambassade van Israël gevraagd of ook ik tijdens de plechtige uitreiking in de oude WP het woord wilde voeren. Dat heb ik gedaan en mijn 24
toespraakje van toen heb ik opgenomen in het boek. In Renkum In mijn beleving is Renkum de plaats waar ik vandaan kom, daar liggen mijn roots, ook al is dat feitelijk onjuist. Ik kwam in huis bij Truus van Dijk, de nog ongehuwde dochter van de in Renkum bekende groenteboer Adrianus van Dijk en zijn vrouw Wilhelmina Elisabeth. De mensen daar loodsten mij uiterst liefdevol verder veilig door de oorlog. Toen het zondag was (ze lieten er geen gras over groeien!) ging ik ‘s morgens en ook ‘s middags mee naar de Gereformeerde kerk die halfweg lag en nog ligt tussen de plaatsen Renkum en Heelsum. Weer of geen weer, de tocht naar de kerk werd lopend afgelegd. Het was een roteind lopen, maar daar had ik niet veel van te lijden! Mij werd ingeprent dat ik een wees was en dat mijn ouders waren omgekomen bij het Duitse bombardement van Rotterdam. Op het laatst ging ik dat bijna zelf geloven. In die periode werd over mijn afkomst heel wat afgelogen, terwijl liegen niet zo in de aard lag van tante Truus en haar ouders. De herinneringen aan ‘opa’ vind ik prachtig. Met hem had ik de grootste lol. Vaak kroop ik bij hem op schoot en dan was het stoeien
De Biltse Grift
geblazen. We speelden dan Tweede Front. Wat dat inhield wist ik in de verste verte niet, maar het klonk spannend en het had kennelijk met vechten te maken. Ik won altijd en steevast eindigde het gevecht met de overgave en smeken om genade van opa. De woorden: ‘Tweede Front’ kwamen niet uit mijn koker en toen ik dat begrip vele jaren later opzocht, begreep ik dat dit sloeg op de landing in Normandië in 1944 onder de codenaam Operatie Overlord. Dat was de invasie door de geallieerden door middel van een landing, waarbij maar liefst ongeveer 3.000.000 miljoen soldaten het Kanaal overstaken van Engeland naar Frankrijk. Het was D-Day! De slag om Arnhem: operatie Market Garden Tijdens de gevechten was op een ongelukkig moment een Engels vliegtuig geraakt door Duits afweergeschut. Gelukkig zag de bemanning kans er met hun parachutes uit te springen. Hoog in de lucht zweefden ze over ons huis, richting de papierfabriek van Van Gelder en de daarachter liggende rivier de Rijn. Een stuk of zes Duitse militairen stond in onze tuin als gekken te schieten op die weerloze jongens aan hun parachutes. Ze wiebelden heel krachtig heen en weer om de trefkans te verkleinen. Bidden had ik inmiddels dus al geleerd en ik bad tot
maart 2010
God of die jongens maar alstublieft heelhuids de overkant van de Rijn zouden mogen bereiken. Daar waren ze veilig. Hoe het is afgelopen weet ik niet, ik werd binnengeroepen. Na de oorlog begreep ik dat ik getuige was van een oorlogsmisdaad omdat schieten op parachutisten in die omstandigheden niet is geoorloofd volgens het internationale oorlogsrecht. Evacueren naar Veenendaal en de bevrijding. Het ging niet goed met onze bevrijders en de door de SSers geboden weerstand werd groter en groter. De Duitsers hadden nog steeds de macht en ze bevalen dat de gehele bevolking moest opkrassen. Achter op de fiets van tante Truus vluchtten wij naar Veenendaal. Doodsbenauwd was ik door het gedonder van de kanonnen. De Slag om Arnhem speelde zich af van 17 tot 25 september 1944. Ongeveer 2.000 man wist te ontsnappen over de Rijn met rubberbootjes en ook wel zwemmend. Alleen al de hele bevolking van Arnhem bestaande uit 95.000 mensen moest evacueren en daar moet je aan toevoegen de bevolking van Renkum, Oosterbeek, Wolfheze, Heveadorp, Wageningen etc. De bevrijding kwam voor tante Truus en mij in Veenendaal. Dat was op een dag zomaar 25
Hoe heette ik ook alweer?
primitief ook in ’t begin, het lukte om het leven weer min of meer z’n gang te laten gaan. Even primitief ging het er aan toe oorlogstuig dat overal lag op te ruimen. Als je dat wilde, kon je de munitie met kruiwagens vol opladen.
De verwoeste Dorpsstraat te Renkum
een feit. Engelse soldaten kwamen vanuit de richting Rhenen de Kerkewijk, waar wij onderdak hadden gevonden, oprijden in een jeep. We waren vrij!! Bevrijd en terug naar Renkum We mochten terugkeren naar Renkum. Het valt nauwelijks te beschrijven hoe de Dorpsstraat en ons huis er uit zagen. Een en al puin van in elkaar geschoten woningen. Het leek er niet op dat er in ook maar één huis nog te wonen en te leven viel! En toch was dat de bedoeling en met grote opgewektheid lukte dat ook nog. Op provisorische wijze werden gaten gedicht en hoe 26
Omdat mijn ouders waren omgebracht, evenals goeddeels mijn naaste familie, bleef ik gewoon bij de nog steeds ongetrouwde tante Truus in de Dorpsstraat wonen. Zij beschouwde mij voor meer dan honderd procent als haar eigen zoon. En ook omgekeerd voelde het aan of ik daar gewoon thuis hoorde. Kort na de oorlog trouwde tante Truus met de weduwnaar Aris Lourens. Hij had één zoon Gerrit, die twee jaar ouder was dan ik. We gingen wonen in zijn huis in Renkum en Gerrit werd mijn broertje. Het ‘tante’ Truus en ‘oom’ Arie veranderde op een geheel natuurlijke wijze in ‘pa’ en ‘moe’. We vormden een heel gewoon en gelukkig gezinnetje. Pa Lourens werd door de Arrondissements-Rechtsbank te Amsterdam officieel benoemd tot mijn voogd.
De Biltse Grift
Oorlogsnaweeën Op een zondag gingen mijn broer Gerrit en ik bij wijze van uitzondering niet mee plezier maken op de Noordberg. Onze vriendjes Jaap Sip, Herman Eibergen, Joop Wezenberg en Gijs van der Lee gingen met z’n vieren op stap. Enkele uren later werden de dorpen Renkum en Heelsum en verdere wijde omgeving opgeschrikt door een heel luide knal. Dat kon niet anders zijn dan een ontploffing van een zware bom of zoiets. Het werd allemaal snel duidelijk. De jongens hadden een ‘ding’ gevonden en gingen er mee aan het knutselen waardoor die helse machine met een daverende knal ontplofte. Jaap was op slag dood, Herman was zeer zwaar gewond en hij stierf korte tijd later. Joop miste een been en Gijs miste ‘slechts’ enkele tenen. De verslagenheid was niet te beschrijven. Deze gebeurtenis en de begrafenis van Jaap en Herman was iets dat ik mijn leven lang niet zal vergeten.
maart 2010
Vader en moeder en ook de zonen Appie en Jaap werden in 1941 opgepakt en met vele anderen bijeengedreven in de Hollandsche Schouwburg te Amsterdam. Zij werden afgevoerd naar het vernietigingskamp Auschwitz. Vader werd op 24 januari 1944 en moeder en zoon Jaap werden op 28 januari 1944 in de gaskamers omgebracht. Appie overleefde het concentratiekamp, maar kwam daaruit ernstig ziek terug. Tengevolge daarvan overleed hij op 15 augustus 1951. 1
Het preciese tijdstip van presentatie is nog niet bekend, maar dat zal ongeveer maart 2010 zijn, vijfenzestig jaar na de beëindiging van de oorlog. Wil men het boek tegen de voorintekenprijs van € 17,50 reserveren, dan kan dat per mail:
[email protected]
27