KANSEN VAN NOORD-NEDERLAND OP HET GEBIED VAN DE ZORGECONOMIE (EERSTE FASE)
Eindrapport eerste fase Uitgebracht in opdracht van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) Amersfoort 7 maart 2006
INHOUD
1.
INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling en aanpak 1.3 Opbouw van het rapport
2.
DE RELATIE TUSSEN ZORG EN ECONOMIE 2.1 Inleiding 2.2 Van zorginstellingen naar zorgondernemingen 2.3 Vervlechting met andere economische activiteiten 2.4 De zorg als groeimarkt 2.5 De internationalisering van de zorgmarkt 2.6 De zorg als onderdeel van de kenniseconomie
3 3 3 5 8 9 10
3.
KENMERKEN VAN DE NOORDELIJKE ZORGECONOMIE 3.1 Inleiding 3.2 De omvang van de zorgbranches binnen de noordelijke zorgeconomie 3.3 Toeleverende bedrijvigheid 3.4 Relevante kennis- en onderwijsinfrastructuur
13 13 13 17 22
4.
DYNAMIEK IN DE NOORDELIJKE ZORGECONOMIE 4.1 Inleiding 4.2 Aandacht voor de zorgeconomie vanuit regionale actoren op EZ-terrein 4.3 Netwerk- en clustervorming 4.4 Decentrale zorg/ontzorging 4.5 (Bio)medische technologie 4.6 Wellness en zorgtoerisme
29 29 29 31 32 34 35
5.
SAMENVATTENDE CONCLUSIES 5.1 Conclusies 5.2 Uitgeleide
38 38 41
1 1 2 2
BIJLAGE I
GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN
42
BIJLAGE II
GECONSULTEERDE PERSONEN
44
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding
In het noorden van het land werken de rijksoverheid en provincies al decennia lang gezamenlijk aan het versterken van de sociaal-economische structuur van de regio. Voor de lopende beleidsperiode 2000-2006 is daarbij het Kompas voor het noorden richtinggevend. In feite bevat het Kompas een integrale beleidsvisie op de wenselijke sociaal-economische ontwikkeling van het noorden. Bij de uitvoering van het Kompasprogramma werken de drie noordelijke provincies samen in het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Eind 2004 heeft het SNN in de ‘Strategische Agenda voor Noord-Nederland 20072013’ haar beleidsvisie voor de periode 2007-2013 weergegeven. In deze agenda heeft het noorden – zowel richting de Europese Unie als de rijksoverheid – aangeven welke ‘marsroute’ zij na afloop van de Kompas-periode wil volgen. Een rode draad in deze agenda is dat het noorden (nog) nadrukkelijker dan voorheen inzet op een transitie naar een kenniseconomie. Het thema ‘kenniseconomie’ is dan ook één van de drie centrale beleidsvelden – naast ‘vitaal platteland’ en ‘stedelijk vestigingsklimaat’ – die in deze Strategische Agenda onderscheiden worden. Als uitwerking op de Strategische Agenda heeft het SNN in 2005 een (aanzet voor) een Transitieprogramma gemaakt1. In dit programma sluit het noorden enerzijds aan bij de ambities zoals die vanuit de EU en de rijksoverheid zijn geformuleerd. Zo haakt het noorden bijvoorbeeld aan bij de sleutelgebieden zoals die recentelijk vanuit het InnovatiePlatform voor de Nederlandse economie zijn geformuleerd. Voor enkele van deze sleutelgebieden – en dan met name het ‘energie- en watercluster’ en ‘multisensorsystemen’ – beschikt het noorden namelijk over een sterke vertrekpositie. Daarnaast heeft het noorden in het Transitieprogramma een aantal (eigen) specifieke noordelijke speerpunten benoemd. Het gaat hierbij om speerpunten die – naast de sleutelgebieden – ook een belangrijke rol kunnen spelen bij de wenselijke transitie naar een kenniseconomie. Eén van deze speerpunten betreft het thema zorgeconomie. De achtergrond om dit thema op de (noordelijke) agenda te plaatsen is dat het noorden zowel qua fysieke omgevingsfactoren (rust, ruimte en vestigingsmogelijkheden) als de verschillende componenten van de aanwezige zorgmarkt (zorgondernemingen, toeleverende industrie en diensten en kennisinfrastructuur) over belangrijke aanknopingspunten beschikt voor het benutten van economische mogelijkheden. Deze mogelijkheden hebben dan betrekking op groei van het bestaande bedrijfsleven, de creatie van nieuwe, stuwende bedrijvigheid en de ontwikkeling, toepassing en vermarkting van nieuwe kennis en innovatieve toepassingen op dit terrein. Voor het noorden geldt dan ook dat het themaveld ‘zorgeconomie’ een belangrijke economische en innovatieve potentie heeft. Dit thema kan dan ook als een belangrijk speerpunt worden gezien voor de bovenstaande transitieambities van het Noorden. Het SNN heeft het voornoemde Transitieprogramma voorgelegd aan het Ministerie van Economische Zaken. Uit de reactie van het ministerie bleek dat de economische en innovatieve potentie van enkele noordelijke speerpunten inmiddels voldoende is ‘aangetoond’. Dit geldt echter nog niet voor het thema zorg en economie. Het Ministerie van Economische Zaken heeft in haar reactie dan ook om een nadere verdieping gevraagd. Bureau Bartels heeft in opdracht van het SNN hiertoe onderzoek gedaan. De uitkomsten van de eerste fase van dit onderzoek zijn in deze notitie weergegeven.
1
De Koers verlegd. Aanpak tot transitie naar een kenniseconomie in Noord-Nederland, mei 2005
1
1.2
Doelstelling en aanpak
De centrale doelstelling van het onderzoek kan in algemene termen als volgt worden verwoord: Op welke deelgebieden van zorg en economie doen zich voor het noorden belangrijke (onbenutte) kansen voor en welke acties – en met betrokkenheid van welke partijen – zijn wenselijk om deze kansen te verzilveren?
Op verzoek van het SNN is het onderzoek in twee fasen opgedeeld. De eerste fase – waarvan in deze notitie verslag wordt gedaan – heeft als doel om een eerste inzicht te verkrijgen in de kansen voor de noordelijke zorgeconomie. Deze fase is bedoeld om een tussentijdse terugkoppeling richting het ministerie mogelijk te maken. Een verdere analyse, onderbouwing en uitwerking is voorzien in een tweede fase na de tussentijdse terugkoppeling en de reactie van het ministerie hierop. De navolgende uitkomsten van de eerste fase zijn gebaseerd op de volgende drie typen onderzoeksactiviteiten. In de eerste plaats is deskresearch uitgevoerd. Naast documenten over relevante ontwikkelingen binnen de (Nederlandse en noordelijke) zorg en daaraan gelieerde bedrijvigheid, is ook een groot aantal documenten bestudeerd over initiatieven die op dit punt al in het noorden worden uitgevoerd of in voorbereiding zijn. Een overzicht van de bestudeerde documenten is in Bijlage I weergegeven. In de tweede plaats hebben we statistische analyses uitgevoerd op het punt van de aanwezige (zorg)bedrijvigheid. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van de statistische bronnen zoals die bij de drie provincies in het noorden beschikbaar zijn. De uitkomsten van deze analyses zijn benut om meer zicht te krijgen in de omvang en positie van verschillende deelsegmenten van de noordelijke zorgeconomie. Tenslotte hebben we contacten gehad met een aantal belangrijke ‘spelers’ die op elk van de deelsegmenten van de noordelijke zorgmarkt actief zijn. Deze personen zijn via ‘face-to-face’ gesprekken of telefonische contacten in deze eerste fase betrokken. Voor een overzicht van de organisaties en personen die zijn geconsulteerd en/of gegevens hebben aangereikt, wordt verwezen naar bijlage II. Deze eerste fase is uitgevoerd in de periode december 2005 tot en met de eerste helft van februari 2006.
1.3
Opbouw van het rapport
De opbouw van deze rapportage ziet er verder als volgt uit. In hoofdstuk 2 geven we inzicht in de betekenis van de zorg voor de hedendaagse (nationale en regionale) economie. Een beschrijving van de zorgeconomie in de drie noordelijke provincies staat centraal in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 geven we weer wat er in het noorden al gebeurt aan lopende initiatieven en plannen voor de toekomst. In het afsluitende hoofdstuk 5 formuleren we de samenvattende conclusies, die naar aanleiding van deze eerste fase kunnen worden getrokken.
2
2.
DE RELATIE TUSSEN ZORG EN ECONOMIE
2.1
Inleiding
Binnen het beleid van landelijke en regionale overheden werd tot voor kort een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de marktsectoren (zoals bijvoorbeeld industrie en diensten) en de gesubsidieerde sectoren (als de zorg en welzijn, het onderwijs, etc.). Vanuit het economische beleid op diverse beleidsniveaus werden deze sectoren ook wel bestempeld als respectievelijk ‘de harde sectoren’ en ‘de softe sectoren’. Mede door de introductie van marktwerking en concurrentie in de zorg en – als gevolg daarvan – het meer bedrijfsmatig opereren van zorgaanbieders, dient bovengenoemd onderscheid in ieder geval wat de zorgsector betreft als ‘achterhaald’ te worden bestempeld. Steeds meer wordt onderkend dat de zorg een ‘normale’ economische bedrijfstak is, die zich kenmerkt door een grote economische groei en veel vernieuwing(smogelijkheden). In het verlengde hiervan profiteren de industriële en dienstverlenende bedrijven die aan de zorg toeleveren. In dit hoofdstuk staat de relatie tussen zorg en economie centraal. Daartoe geven we in paragraaf 2.2 allereerst een aantal kenmerken van en trends binnen de zorg weer. De vervlechting met andere economische activiteiten komt in paragraaf 2.3 aan de orde. Vervolgens wordt in paragraaf 2.4 uitgewerkt waarom de zorg als groeimarkt moet worden gezien. De internationale aspecten van de zorgeconomie staan centraal in 2.5. Tenslotte besteden we in paragraaf 2.6 aandacht aan het onderwerp innovatie in de zorg.
2.2
Van zorginstellingen naar zorgondernemingen
De zorgsector kenmerkt zich door een groot aantal verschillende typen aanbieders. In grote lijnen kunnen binnen de zorg drie deelterreinen met bijbehorende typen zorgaanbieders worden onderscheiden, namelijk de ‘cure’ (gericht op genezing), de ‘care’ (gericht op zorg) en preventie (het voorkomen van ziekten en gebreken), zie schema 2.1. Tot de cure behoren onder meer de ziekenhuizen, de revalidatie, de huisartsenzorg en paramedische zorg. De verpleging en verzorging, de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de thuiszorg worden tot de caresectoren gerekend. De preventie is – met een aandeel van slechts 1% van de totale zorguitgaven – in financiële termen (nog) een zeer bescheiden segment op de zorgmarkt.
3
Schema 2.1 Typologie van verschillende typen zorgaanbieders Segment
Branche
Typen aanbieders
CURE
Ziekenhuizen
Algemene, academische en categoriale ziekenhuizen
Revalidatieziekenhuizen
CARE
Geestelijke Gezondheidszorg
GGZ-instellingen met en zonder overnachting
Curatieve gezondheidszorg zonder overnachting
Abortusklinieken, oncologische instituten, privéklinieken, gezondheidscentra
Gezondheidsondersteunende diensten
Medische laboratoria (w.o. bloedbanken), ambulancediensten en adviesorganen
Medische praktijken
Huisartsen, specialisten en psychiaters
Tandheelkundige praktijken
Tandartsen, kaakchirurgen en orthodontisten
Overige praktijken
Verloskundige praktijken, paramedische praktijken, psychologen
Verpleeg- en verzorgingshuizen Gehandicaptenzorg
Instellingen met en zonder overnachting
Jeugdzorg
Instellingen met en zonder huisvesting
Thuiszorg
PREVENTIE
Overige care
Internaten, asielzoekerscentra, maatschappelijke opvang voor volwassenen
Instellingen voor preventieve gezondheidszorg
Instellingen voor preventie en arbeidsomstandigheden
De zorg bevindt zich sinds een decennium in een belangrijk en fundamenteel transformatieproces. Deze transformatie heeft onder meer betrekking op de volgende trends en ontwikkelingen: een verschuiving van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg, waarin de zorgvraag van patiënten/cliënten voorop is komen te staan. Dit is ook de kern van de nieuwe bekostigingssystematiek die in 2005 in de extramurale zorg en in 2006 in de intramurale zorg is ingevoerd; als gevolg van de veranderde wetgeving is de verantwoordelijkheid voor een doelmatige en kwalitatief verantwoorde zorg expliciet bij de zorgaanbieders zelf neergelegd. Dit heeft als gevolg gehad dat de zorg volop bezig is gegaan met de ontwikkeling en implementatie van kwaliteitssystemen en -methodieken; er vindt een verschuiving van intramurale zorgverlening (dus binnen de muren van de zorgaanbieders) naar extramurale zorg plaats waarbij de hulpbehoevende zoveel mogelijk in de vertrouwde omgeving wordt gelaten en de zorgverlening hierop wordt afgestemd. Er treedt een verschuiving op van de cure naar de care, omdat ouderen, chronisch zieken en gehandicapten graag zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen en thuis op maat verzorgd willen worden2. Bovendien is er sprake van een verschuiving van cure naar preventie: de aandacht voor een gezonde levensstijl en het voorkomen van ziekten neemt toe; als gevolg van de voornoemde extramuralisering van de zorg vervallen de schotten tussen de verschillende typen zorgverleners. Deze ontschotting uit zich onder meer in de toenemende integratie van en samenwerking binnen zorgketens (al of niet bestuurd vanuit zorgverzekeraars). Zo gaan ziekenhuizen in toenemende mate samenwerken met verpleeg- en verzorgingshuizen, ook huisartsenpraktijken en thuiszorgorganisaties intensiveren hun samenwerking met de V&V-instellingen. De traditioneel strikte scheiding tussen de verschillende typen zorgverleners (of branches binnen de zorg) is dus aan het verdwijnen; de marktwerking heeft zijn intrede gedaan, waarbij de patiënt/cliënt (de zorgvrager/afnemer) meer keuzevrijheid heeft gekregen wat betreft de zorgaanbieder waarmee 2
Deze trend wordt ook wel aangeduid als ‘de vermaatschappelijking van de zorg’ of ‘decentralisering van de zorg’.
4
hij of zij in zee wil gaan. Het is niet meer een vanzelfsprekendheid dat patiënten/cliënten zorg binnen hun eigen regio zoeken: zij verruimen hun ‘zoekgebied’ naar andere regio’s en zelfs over landsgrenzen heen (zie verderop) om op basis van de ‘levertijd’ (eventuele wachtlijsten), kwaliteit en specialismen de voor hen beste zorgverlener te kiezen. Om die reden is de zorg niet meer uitsluitend als lokaal of regionaal verzorgende activiteit te bestempelen: in toenemende mate wordt de zorg een stuwende (bedrijfs)activiteit. De recente introductie van het nieuwe zorgstelsel – waardoor een nieuwe rolverdeling tussen zorgverleners, patiënten en zorgverzekeraars is ontstaan – en de op handen zijnde inwerkingtreding van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) geven een verdere impuls aan de marktwerking en onderlinge concurrentie tussen de zorgaanbieders; in een concurrerende omgeving wordt het implementeren van nieuwe zorgtechnologie en innovatieve toepassingen steeds belangrijker. We komen in paragraaf 2.6 specifiek terug op het aspect technologie en innovatie in de zorg; doordat patiënten en cliënten steeds mondiger en kritischer worden ten aanzien van de kwaliteit en snelheid van zorg, zij meer mogelijkheden hebben om zelf een zorgverlener te kiezen en – wat betreft kapitaalkrachtige ouderen en 50-plussers – ook bereid zijn om meer aan zorg uit te geven, ontstaan binnen de zorg marktmogelijkheden voor private ondernemingen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om privé-klinieken en luxueuze revalidatiecentra (waar patiënten in een aantrekkelijke omgeving kunnen herstellen en revalideren van medische ingrepen). Het noorden van het land biedt met haar rust, ruimte en natuur een ideale vestigingsplaats voor ondernemingen in deze niche-markten. Voor de zorgaanbieders betekent bovenstaande dat zij ‘gedwongen’ worden om voortdurend te anticiperen op dit soort ontwikkelingen en dat zij hun primaire dienstverlening (het verlenen van zorg) en hun organisatie hierop zullen moeten afstemmen. Van naar binnen gerichte instellingen, die op grond van hun zorgaanbod ‘verzekerd’ waren van inkomsten, is geen sprake meer. Door veranderingen in de financiering en de marktwerking gaan de zorgaanbieders steeds bedrijfsmatiger opereren. Organisaties in de zorg hebben dan ook steeds meer de kenmerken van ondernemingen. Markt- en klantgerichtheid, kwaliteit, technologie en innovatie zijn inmiddels gangbare begrippen geworden voor de werkgevers in de zorg. In toenemende mate wordt dan ook het begrip ‘zorginstellingen’ vervangen door ‘zorgondernemingen3’. De werkgevers van deze ondernemingen sluiten zich ook steeds vaker aan bij algemene koepels van werkgeversorganisaties (zoals VNO-NCW en MKB-Nederland) die tot voor kort uitsluitend het domein waren van ondernemingen uit het private domein. De zorg heeft zich inmiddels getransformeerd tot een min of meer ‘normale’, economische bedrijfstak waarin sprake is van een (nog gereguleerde) vorm van marktwerking en concurrentie. Voor de toekomst mag verwacht worden dat de marktwerking nog verder gestimuleerd gaat worden. Om toezicht te houden op de concurrentie in de zorg is het kabinet voornemens om – analoog aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) – een Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in te stellen. De Minister van Economische Zaken heeft in Het Financieel Dagblad van 11 januari 2006 aangekondigd dat hij de marktwerking in de zorg zo ver wil doorzetten, dat er beursgenoteerde bedrijven komen die zorg leveren.
2.3
Vervlechting met andere economische activiteiten
In deze paragraaf onderbouwen we dat de markt van de zorg breder is dan uitsluitend de (para)medische zorgverlening vanuit de verschillende typen zorgondernemingen. Rondom de zorg zijn tal van economische activiteiten te benoemen, die vervlochten zijn met het zorgverleningsproces en die in economisch en technologisch opzicht relevant zijn. De ‘markt van de zorg’ is dus breder dan de zorgondernemingen die in de voorgaande paragraaf zijn benoemd. Rondom de zorg is een scala aan producerende en leverende zorggerelateerde 3
In de rest van dit document zullen de zorgaanbieders aanduiden met de term ‘zorgondernemingen’.
5
bedrijvigheid te identificeren, die hun bestaansrecht ontlenen aan de vraag naar (nieuwe) kennis, producten, diensten, etc. vanuit de zorgondernemingen en aan de individuele behoeften van zorgafnemers (dus patiënten en cliënten). Het gaat dan bijvoorbeeld om medisch-technologische bedrijven, bedrijvigheid in de life sciences, producenten en leveranciers van medische apparatuur en hulpmiddelen, ontwikkelaars en leveranciers van zorggerelateerde ICT-diensten, zorgverzekeraars, gespecialiseerde uitzendbureaus in de zorg, etc. Dit betekent dat de primaire zorgverlening in economisch opzicht een belangrijke multiplier-effect heeft. De Stec Groep komt in haar tussentijdse notitie over de economische betekenis van de zorgsector in het noorden uit op een geschatte multiplier van ongeveer 0,5. Dit betekent dat 1 arbeidsplaats in de zorg een 0,5 arbeidsplaats in de toeleverende industrie en diensten oplevert (Stec Groep, januari 2006). De zorgmarkt (of het ‘zorgcomplex’) moet niet uitsluitend afgebakend worden tot de voornoemde (para)medische zorgondernemingen en de bovengenoemde typen afgeleide bedrijvigheid. In de ‘schil’ rondom de zorg kunnen nog twee aanvullende deelmarkten worden onderscheiden, namelijk de ontzorgingsmarkt en de wellnessmarkt. De ontzorgingsmarkt opereert vooral op het snijvlak van zorg en wonen. Doordat ouderen, chronisch zieken en gehandicapten steeds langer zelfstandig willen blijven wonen, groeit de vraag naar zorgverlening in de eigen woonomgeving (telediagnose, telegeneeskunde, etc.) en naar specifieke voorzieningen die ouderen in staat stellen om langer zelfstandig te blijven wonen. De zorgproducten en -diensten die in dit kader afgenomen worden, zijn vooral vanuit medische motieven ingegeven (en niet vanuit gemak/luxe, zoals het geval is bij de wellness-markt, zie verderop). In de afgelopen decennia is het percentage ouderen dat in een verzorgingshuis woont geleidelijk gedaald: woonde in 1990 bijna 7 procent van de 65-plussers in een verzorgingshuis, in 2002 was dit nog 4,5%. Het aandeel ouderen dat in een verpleeghuis woonachtig is, is in die periode ongeveer constant gebleven: 1,2% in 2002. De gemiddelde leeftijd van de verpleeghuisbewoner is echter sterk toegenomen. Het overgrote deel van de 65-plussers – namelijk 94% – woont zelfstandig (Gezondheidsraad, Vergrijzen met ambitie, februari 2005).
Rondom het thema ontzorging is in de afgelopen jaren een nieuwe economische markt tot ontwikkeling gekomen met een groot economisch potentieel. Om aan de behoefte aan de zelfstandigheid en het welzijn van bovengenoemde groepen te voldoen, zijn met name woningaanpassingen en technische hulpmiddelen cruciaal. Voorbeelden hiervan zijn wooncomplexen en appartementen waar service, hulp, medische zorg en sociale zorg zijn geïntegreerd (de zogenaamde woon-zorgvoorzieningen) en domotica-voorzieningen4. Om in die behoeften te kunnen voorzien, spelen met name woningbouwcorporaties en de bouwsector een belangrijke rol. In de toekomstverkenning Beter bouwen en bewonen van de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) worden woon-zorgnetwerken en domotica als belangrijke ‘agendapunten’ aangemerkt. Het Skewiel Trynwalden in de gemeente Tytsjerkstradeel is een voorloper op het gebied van een sluitende ketenbenadering op het gebied van decentrale zorg/ontzorging. Het voormalige verzorgingshuis is afgebroken en vervangen door een 100-tal (koop)appartementen en een servicecentrum dat wordt beheerd door een woningcorporatie. Bij het bieden van een combinatie van zorg en welzijn wordt geheel vraaggestuurd gewerkt. Dit betekent dat diensten op maat worden verleend aan in principe alle 50-plussers in de Trynwalden die hierop een beroep doen. Dit centrum biedt een ruim aanbod aan faciliteiten (winkel, restaurant, kapper, medische diensten, zorghotel, onderhoudsdienst, etc.) en vormt de thuisbasis van vijf zelfstandig opererende dorpsteam (van medici, verpleegkundige, huishoudelijk hulpen) die alle zorg die mensen thuis nodig hebben, aanbieden (o.a. Gezondheidsraad, 2005, en gemeente Leeuwarden, 2005).
De economische potenties van deze markt worden inmiddels ook onderkend door de brancheorganisatie voor de technische installatie, de UNETO-VNI (zie kader). In het noorden des lands zijn inmiddels diverse initiatieven tot ontwikkeling gekomen die betrekking hebben op dit deel van de zorgmarkt. Zo is Levensloopbestendig Wonen één van de clusters van het ZorgInnovatie Netwerk voor Noord-Nederland (ZIN-NN). Hierin participeren onder meer de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (lectoraat Domotica), TNO, woningbouwcorporaties en particuliere bedrijven (zie verderop). 4
De term ‘domotica’ is een samentrekking van de begrippen ‘domus’ (woning) en ‘telematica’.
6
Ook de vraag naar diverse vormen van persoonlijke dienstverlening aan thuiswonende ouderen – zoals maaltijdenservice, boodschappenbezorging, persoonlijke verzorging, huishoudelijke hulp, klussen, vervoer, recreatie en dergelijke – is toegenomen. Niet alleen zorgondernemingen zelf gaan op het punt van deze vormen van dienstverlening steeds meer bedrijfsmatige activiteiten ontplooien (zoals de Serviceorganisatie Nynke van de Zorggroep Noorderbreedte in Leeuwarden, zie kader), maar ook particuliere initiatieven komen tot ontwikkeling om te profiteren van de economische potenties van deze deelmarkt. Serviceorganisatie Nynke is een initiatief van Zorggroep Noorderbreedte. Nynke biedt middels een persoonlijke consulent informatie, advies en ondersteuning bij praktische zaken die ouderen ervaren. Ouderen kunnen lid worden van Nynke en daarmee profiteren van de zorg en service- en gemaksdiensten van de organisatie. In Nynke participeren 160 bedrijven, winkels en dienstverleners. Deze participanten bieden diensten aan op het gebied van persoonlijke ondersteuning (maaltijdservice, zorg, huishouden), wonen (boodschappen, klussen etc.) en beleven (recreatie, vervoer, vakantie) (bron: o.a. www.nynke.nl).
Een tweede deelmarkt van de zorg die hiervoor nog niet aan de orde is gekomen, is wat ook wel wordt aangeduid met de wellnessmarkt. Dit heeft betrekking op producten, diensten en voorzieningen/activiteiten die betrekking hebben op het bevorderen van gezond en comfortabel leven van mensen. Ook zorgtoerisme – dag-/verblijfsrecreatie door individuele of groepen mensen met een functiebeperking waarbij behoefte is aan aangepaste voorzieningen en/of zorg – rekenen we in deze notitie tot de wellnessmarkt. Een belangrijk verschil met de voornoemde ontzorgingsmarkt is dat bij de welnessmarkt geen sprake is van een noodzakelijke medische indicatie. Wat betreft de toenemende aandacht voor het gezondheid valt onder meer te denken aan enerzijds sport- en recreatieve voorzieningen (zoals fitnesscentra, kuuroorden, sauna’s, actieve vakanties, etc.) en anderzijds producten die de gezondheid bevorderen (zoals elektronica die vitale lichaamsfuncties controleren, dieetvoeding, voedingssupplementen en dergelijke). Dit betekent dat de zorg steeds meer vervlochten raakt met economische sectoren als toerisme en recreatie en de foodsector. Op het gebied van comfortabel leven gaat het onder andere om gemak- en comfortvoorzieningen. Er is een groeiende vraag naar ‘slimme’ voorzieningen in de huiselijke sfeer en in openbare ruimtes, zoals bijvoorbeeld het op afstand aansturen van de klimaatbeheersing en de verlichting, geïntegreerde systemen (televisie, telefoon, computer, etc.) en voorzieningen op maat in de keuken, badkamer en toilet. De UNETOVNI ziet vooral de ‘actieve individualisten’ en de ‘gehaaste middenklassers’ als belangrijke potentiële klanten voor installatiebedrijven die de wellnessmarkt willen veroveren. Dit omdat zij geïnteresseerd zijn in dit soort technische snufjes en er bovendien de financiële middelen voor (over) hebben. Hoewel de toepassingen van domotica in woningen op dit moment nog beperkt zijn, ziet de installatiebranche dit als een belangrijk marktpotentieel voor de nabije toekomst. Met het Zorgkeur-concept wil de UNETO-VNI inspringen op de groeiende markt voor woonvoorzieningen van senioren die langer zelfstandig willen blijven wonen. Daarbij gaat het om verschillende typen aanpassingen in de eigen woonsituatie van senioren, namelijk op het gebied van basisveiligheid (steunen, antislipvoorzieningen), op het gebied van medische indicatie en op het gebied van comfort. Door Zorgkeur te introduceren wil de installatiebranche hèt aanspreekpunt worden voor de senioren als eindgebruiker, voor advies over en realisatie van passende (technologische) oplossingen. Het moet voor mensen eenvoudiger en meer laagdrempelig worden om zelf op zoek te gaan naar een goede aanbieder van maatwerkoplossingen die kan voorzien in hun specifieke behoeften. Zorgkeur zal een keurmerk voor installateurs worden die door hun gecombineerde kennis (medische en ergonomische kennis, kennis over comfortbeleving, kennis van technische mogelijkheden èn kennis van de 'sociale kaart') tezamen met hun adviesvaardigheden de dienstverlening kunnen bieden die nodig is voor de ‘ontzorging’ en ondersteuning van de senioreindgebruiker. De zorgkeur-installateur moet de vertaalslag kunnen maken van medische en ergonomische indicaties en comfortwensen van de oudere naar de benodigde woontechnische voorzieningen. Het Zorgkeur zal alleen worden toegekend aan installatiebedrijven die personeel een specifieke zorgkeuropleiding hebben laten volgen (Bron: Bureau Bartels, 2006, en UNETO-VNI-nieuwsbrief Innovatief Ondernemen, december 2005).
Uit het bovenstaande blijkt dat op het snijvlak van zorg & wonen en zorg & wellness nieuwe, kansrijke product-marktcombinaties ontstaan. Dit is niet alleen van belang voor 7
bestaande ondernemingen die hiermee nieuwe groeimogelijkheden krijgen, maar ook voor het ontstaan van nieuwe vormen van (stuwende) bedrijvigheid. Illustratief voor het grote economische potentieel van dit soort nieuwe mogelijkheden is de oprichting van een speciale businessunit binnen het Philips-concern voor Consumer Health en Wellness-producten en recente overnames van bedrijven op dit terrein door Philips.
2.4
De zorg als groeimarkt
Naar het financiële volume gekeken, is de zorg één van de grootste economische sectoren van ons land. In 2004 werd ruim 40 miljard euro aan zorg uitgegeven. Dit komt overeen met maar liefst 9,7% van het Bruto Binnenlands Product (VWS, februari 2005). Dit heeft dan uitsluitend betrekking op de uitgaven voor de zorgverlening vanuit de curatieve zorg, de care en de preventieve zorg. Cijfers over de ‘productie’ op de ontzorgings- en wellnessmarkt zijn hierin niet meegenomen. Deze cijfers zijn namelijk niet te destilleren uit bestaande statistische gegevens over wonen, recreatie, persoonlijke verzorging en dergelijke. De zorg – zowel in de ‘enge’ als ‘brede’ definitie (zie hiervoor) – is één van de weinige sectoren die ook in de achterliggende periode van economische tegenwind zich als groeisector heeft gemanifesteerd. Hiervoor kunnen verschillende verklaringen worden gegeven. In de eerste plaats heeft dit te maken met demografische ontwikkelingen, namelijk de vergrijzing van de bevolking. Niet alleen is het aandeel 65-plussers aan het toenemen, maar worden ouderen gemiddeld genomen ook steeds ouder. Ouderen hebben verhoudingsgewijs meer met ziekte en beperkingen te maken, waardoor de vraag naar zorg als gevolg van de vergrijzing toeneemt. Ook de explosieve toename van de wetenschappelijke kennis en de ‘vertaling’ daarvan in nieuwe medisch-technologische toepassingen hebben invloed op de zorgvraag. Door de introductie van nieuwe medische technologie zijn steeds meer aandoeningen te behandelen en kunnen patiënten/cliënten ook langer dan voorheen worden behandeld. Een steeds verder uitdijend aanbod van behandelmogelijkheden draagt bij aan een toename van de vraag naar zorg (VWS, februari 2005). Een derde verklaring heeft te maken met de sterke verhoging van de ‘zorgproductie’. Om wachtlijsten weg te werken en de gemiddelde wachttijden sterk te verkorten, is door de overheid fors geïnvesteerd in capaciteitsuitbreiding in verschillende sectoren van de cure en care. Mede als gevolg hiervan zijn de zorguitgaven in ons land in de afgelopen jaren het sterkst gestegen in vergelijking tot andere landen binnen de Europese Unie. Zo zijn tussen 2000 en 2003 de uitgaven van ziekenhuizen met 28% gestegen, die van verpleeghuizen met 32%, gehandicaptenzorg met 41% en de thuiszorg met maar liefst 67%. Deze groei vertaalt zich in een sterke toename van de werkgelegenheid bij zorgondernemingen. Dit geldt ook voor het noorden van het land. Uit de meest recente Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning voor de drie noordelijke provincies blijkt dat de zorg de sterkste groei van de noordelijke werkgelegenheid heeft laten zien (RUG, 2006). Ook voor de toekomst zal gelden dat de zorgmarkt een sterke groei (van de ‘omzet’ en werkgelegenheid) zal blijven vertonen. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de zorgquote – de zorguitgaven als percentage van het Bruto Binnenlands Product – nog verder te gaan stijgen naar 13% in 2040. In de afgelopen jaren is de werkgelegenheid in de zorg (en welzijn) al flink gegroeid. Het aandeel van de zorg- en welzijnssector in de totale werkzame beroepsbevolking is toegenomen van 11,0% in 1990 naar 12,7% in 2002. Volgens prognoses van het Centraal Planbureau zal – om aan de groeiende zorgvraag te kunnen voldoen – dit aandeel (bij ongewijzigd beleid) in 2025 moeten zijn toegenomen naar ruim 22%. Dit zou betekenen dat over twee decennia bijna één op de vier arbeidskrachten in de zorg en welzijn werkzaam is (ten opzichte van ruim één op de acht werkenden op dit moment) (VWS, februari 2005).
8
Ook de ontzorgingsmarkt zal in de komende decennia onvermijdelijk toenemen. Een indicatie hiervoor kan worden gevonden in ramingen van het SCP, die heeft berekend dat de verpleging en verzorging aan huis (zoals die vanuit de AWBZ wordt gefinancierd) tussen 2000 en 2020 met maar liefst 50% zal toenemen (Gezondheidsraad, 2005). Over de ontwikkeling van de wellnessmarkt hebben we geen betrouwbare cijfermatige gegevens achterhaald. Het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) echter voorziet een sterke groei van deze markt en spreekt in dit opzicht van ‘big business’ (EIM, 2006).
2.5
De internationalisering van de zorgmarkt
De introductie van meer keuzemogelijkheden voor patiënten/cliënten en de toenemende concurrentie tussen zorgondernemingen, hebben als gevolg dat de reikwijdte van markten aan het veranderen is. Was tot voor kort uitsluitend sprake van regionaal of zelfs lokaal verzorgende voorzieningen, het meer bedrijfsmatig opereren van zorgondernemingen heeft onder meer betrekking op het ontplooien van meer stuwende zorgverlening. In dit kader wordt als ‘stuwend’ bedoeld de zorgverlening aan patiënten/cliënten buiten het oorspronkelijke ‘voedingsgebied’. Dit geldt dan niet alleen voor heel specialistische behandelingen bij academische ziekenhuizen – zoals het transplantatiecentrum en kaakchirurgie in het geval van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), die op deze specialismen een topkliniek vormt die het gehele land ‘bedient’ – maar ook voor kleinere, algemene ziekenhuizen. Een voorbeeld hiervan in het noorden des lands, is het Ziekenhuis Bethesda in Hoogeveen (zie kader). Nog maar enkele jaren geleden stond het Ziekenhuis Bethesda in Hoogeveen op de rand van faillissement. Naast een sanering van de uitgaven werd de oplossing van de financiële problemen ook gezocht in het verwerven van nieuwe inkomsten. Wachtlijstbemiddeling – waarbij patiënten buiten het ‘eigen’ gebied (en ook buiten het noorden) die op een wachtlijst stonden voor een ingreep werden aangetrokken – bleek hiervoor een oplossing te zijn. Mede hierdoor is de winstgevendheid van dit ziekenhuis sterk toegenomen en is het ziekenhuis inmiddels ‘uit de gevarenzone’. Op het punt van de ‘zorgexport’ wordt het Bethesdaziekenhuis inmiddels als één van de voorlopers binnen de algemene, regionale ziekenhuizen gezien. (Bron: gesprek met de Kamer van Koophandel Drenthe)
Doordat in andere Europese landen zich vergelijkbare ontwikkelingen in de zorg voordoen als in Nederland, vormen landsgrenzen niet langer een belemmering voor de zorgverlening. Dit geldt met name in grensregio’s, zoals het noorden. Zo ‘bedienen’ het UMCG en regionale ziekenhuizen in de grensstreek in toenemende mate ook patiënten uit aangrenzende Duitse regio’s. Omgekeerd komt grensoverschrijdend ‘verkeer’ van Nederlandse patiënten naar het aangrenzende buitenland ook steeds meer voor. Uit een NIVEL-rapport uit 2004 bleek dat de internationalisering van de zorg weliswaar nog geen grote vormen heeft aangenomen, maar dat dit naar de toekomst toe zonder twijfel zal gaan toenemen. Zeker als patiënten meer keuzemogelijkheden krijgen, zullen zorgondernemingen volgens het NIVEL – net als het overige bedrijfsleven – steeds meer in een internationale omgeving gaan opereren. De toenemende zorgconsumptie over de landsgrenzen heen vloeit voort uit het vraagstuk van kosten, kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg. Het NIVEL voert twee redenen aan waarom consumenten hun heil over de grens zoeken. In de eerste plaats vormen de wachtlijsten een belangrijke reden. Wanneer men voor een behandeling sneller terecht kan bij buitenlandse voorzieningen, dan vormen deze een aantrekkelijk alternatief. In de tweede plaats hebben goed aangeschreven medisch specialisten of voorzieningen aan de andere zijde van de grens een aantrekkingskracht. Door zich in bepaalde specialismen, in kwaliteit of met specifieke zorgconcepten te onderscheiden, hebben Nederlandse voorzieningen ook kansen om zorg te exporteren. Het UMCG heeft hiermee overigens al ervaring (bijvoorbeeld op het gebied van de traumazorg). Ernstige slachtoffers van ongevallen die zich voordoen in het aangrenzende gebied van Noord-Duitsland worden naar het UMCG vervoerd om daar de eerste traumazorg te verkrijgen.
9
2.6
De zorg als onderdeel van de kenniseconomie
De zorg kan zonder meer als een innovatieve en kennisintensieve bedrijfstak worden aangemerkt. Met name in de cure is sprake van een groot (wetenschappelijke) kennispotentieel en een voortdurende implementatie van nieuwe technologie in de zorgverlening. Deels heeft dit te maken met de voortschrijdende ontwikkeling van de geneeskunde als wetenschap en de vraag van patiënten/cliënten naar meer en verbeterde behandelmogelijkheden. In zijn algemeenheid geldt overigens dat innovaties in de zorg steeds belangrijker worden om zich als zorgondernemer te onderscheiden ten opzichte van ‘concullega’s’. Dit vanwege de voornoemde trend waarbij patiënten/cliënten meer vrijheid krijgen om uit het aanbod van zorg te kiezen en zich daarbij in toenemende mate laten leiden door kwaliteit en kosten. In een meer concurrerende omgeving zullen zorgondernemingen die voorlopen op het gebied van (de implementatie van) innovaties een betere concurrentiepositie bemachtigen dan zorgondernemingen die op dit punt achterblijven. Hiervoor is al opgemerkt dat het aanbod van behandelmogelijkheden sterk is toegenomen als gevolg van de implementatie van nieuwe medische of biomedische technologie. Voorbeelden van innovaties als gevolg van de toepassing van (bio)medische technologie toepassingen zijn nieuwe of verbeterde diagnosetechnieken, nieuwe operatietechnieken, verbeterde transplantatiemogelijkheden, nieuwe typen medicijnen en dergelijke. In het noorden des lands vormt met name het UMCG een belangrijke bron voor nieuwe medische technologie en innovaties op dit terrein (en nieuwe bedrijvigheid in de vorm van hoogwaardige spin-offs die zich in de directe nabijheid van deze kennisconcentratie gaan vestigen). Daarnaast is er sprake van een toenemende aandacht voor nieuwe ICT-toepassingen in de zorg. Dit heeft deels te maken met zorginhoudelijke innovaties, zoals het implementeren van precisiegeneeskunde in de cure. Daarnaast wordt ICT veelal als faciliterende technologie toegepast om tot betere informatie-uitwisseling te komen tussen zorgondernemingen onderling (binnen zorgketens) alsmede tussen de zorgaanbieder en patiënt/cliënt als zorgvrager, zoals bijvoorbeeld door het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD), zie kader. ICT is tenslotte belangrijk om transparantie te creëren in zorgprocessen waarbij preventie, diagnose, interventie en herstel als één geheel worden gezien. Met name de ‘zorg op afstand’ zal naar verwachting een grote vlucht nemen. Door de introductie van ‘telezorg’ zullen preventie, diagnose en monitoring van het herstel op diverse plaatsen kunnen gebeuren, zoals bijvoorbeeld thuis, in de ambulance, bij de huisarts, in een mobiele unit, bij een winkel, in gespecialiseerde (diagnostische) centra, in verpleeg- en verzorgingshuizen en in zorghotels (STT, 2002). Het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) is een digitaal dossier waarbij alle persoons- en medische gegevens van patiënten centraal en decentraal verwerkt worden. Hierdoor wordt het mogelijk één centraal dossier op te bouwen, dit up-to-date te houden, processen te bewaken en resultaten te analyseren. Het grootste voordeel van het EPD is dat het tot een grote tijdsbesparing leidt, aangezien gegevens één keer wordt ingevoerd. Bovendien leidt het EPD tot een kwalitatief betere zorg omdat het verplegend en verzorgend personeel en de specialisten beter inzicht hebben in de gegevens van de patiënt en zijn medische geschiedenis. Het Nationale ICT-Instituut in de Zorg (NICTIZ) stimuleert pilots op het gebied van EPD. Daarbij wordt samengewerkt met het ICT-bedrijfsleven die de ontwikkeling van de verschillende software pakketten voor hun rekening nemen en deze bij de zorginstellingen implementeren. Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) is één van de voorlopers op het gebied van het EPD.
Het Adviescollege voor de Markt (AMa) – een onafhankelijk adviesorgaan van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland – heeft in 2003 op het gebied van telezorg een specifieke task force ingesteld, namelijk de Task Force E-Health. Het doel van deze task force was om nieuwe marktkansen op het gebied van innovatieve ICT-toepassingen voor de noordelijke zorgeconomie in beeld te brengen. Een inventarisatie van mogelijke projectinitiatieven heeft destijds al een aantal relevante zaken naar boven gebracht. Dit heeft ertoe geleid dat – al dan niet met steun van Kompas-middelen – verschillende concrete initiatieven op dit terrein tot ontwikkeling zijn gebracht (waaronder e-learning en e-zelfzorg voor diabetes patiënten, het Fries Medisch Zorgdossier en het Medisch
10
Specialistisch Service Center) (Stec Groep, 2006). Dit soort ontwikkelingen leiden tot nieuwe markten voor bestaande ICT-bedrijven en het ontstaan van nieuwe, specialistische ICT-bedrijvigheid (die nieuwe ICT-diensten ontwikkelen en op de markt brengen). Elk van de drie provincies stimuleert en ondersteunt in financiële zin nieuwe initiatieven op het gebied van ICT in de zorg (vanuit het Innovatieve Actieprogramma, het ICT-beleid of het ‘reguliere’ innovatiebeleid). Ook vanuit de Rijksuniversiteit Groningen – waarvan het UMCG onderdeel uitmaakt – worden veel initiatieven op dit terrein ontplooid (zie verderop). Een andere aanleiding om – ook in de toekomst – nieuwe technologie in de zorg te introduceren, kan gevonden worden in de geprognotiseerde toename van de arbeidsvraag vanuit de zorg. Los van het feit dat het niet reëel is om te veronderstellen dat de zorg erin slaagt om de voorziene verdubbeling van de personele capaciteit te realiseren, is dit ook vanuit het oogpunt van kosten niet wenselijk. Doordat de zorg op de arbeidsmarkt zal moeten concurreren met andere economische sectoren, mag hiervan een loonopdrijvend effect worden verwacht. Meer efficiency in het primaire zorgproces en vergroting van de arbeidsproductiviteit vormen dan ook belangrijke uitdagingen voor de toekomst. Dit zal leiden tot een vraag naar arbeidsbesparende innovaties. Voor een deel worden deze innovaties gevonden in de implementatie van nieuwe ICTtoepassingen. Door de vermaatschappelijking van de zorg – dus een verschuiving van de zorg binnen zorgondernemingen naar een toenemende vraag naar zorg in de thuisomgeving – ontstaat er een grote vraag naar transmurale zorgtechnologie5. STT concludeert in een verkenning over dit thema dat deze technologie veel mogelijkheden biedt voor de continuïteit van de zorg, voor het centraal stellen van de patiënt in zorgprocessen en voor het realiseren van productiviteitsstijging in de gezondheidszorg. Op dit moment worden de technologische mogelijkheden hiervan echter nog onvoldoende in de praktijk gebruikt. Een belangrijke uitdaging voor de toekomst is dan ook om het stadium van pilotprojecten te ontgroeien en de beschikbare zorgtechnologie in transmurale zorgketens te implementeren. Ook worden volgens de STT de strategische mogelijkheden van ICT in de zorg onvoldoende benut. De zorg blijkt op dit punt achter te lopen bij andere sector. De STT concludeert verder dat er voor bedrijven in de medische technologie en ICT (in de zorg) goede zakelijke kansen bestaan en dat voor technici die zich op dit terrein begeven een schat aan ontwerpuitdagingen liggen (om de overgang naar de feitelijke implementatie van de nieuwe technologische mogelijkheden te bevorderen). “Voor mensen met een chronische ziekte is het van belang om de ziekte in te passen in het dagelijks leven en hun zelfstandigheid te behouden. Transmurale zorgtechnologie kan daarbij een zeer grote rol spelen, zowel in het management van het ziektebeeld als om de zelfredzaamheid te vergroten. Het gebruik van technologie door thuiszorgers en mantelzorgers is onderontwikkeld, terwijl er zich met het verschuiven van de gemiddelde leeftijd van de bevolking een grote schaarste aan deze vormen van zorg aandient. ….. Sociale alarmeringsbedrijven zullen hun dienstverlening uitbreiden naar medische en zorgmonitoring. Ook reguliere zorginstellingen en op het ziektebeeld gespecialiseerde bedrijven worden actief. Voor de innovatiedynamiek op de markt waarin men hulpmiddelen voor zelfredzaamheid aanbiedt, is het vervagen van de grens tussen hulpmiddelen en gewone consumentenproducten … een gunstige ontwikkeling.” (Bron: STT, 2002)
Verzekeraars spelen een belangrijke rol bij de implementatie van (technologische) innovaties binnen de zorgondernemingen. Zij hebben vanuit het oogpunt van kwaliteit en efficiency een belang bij zorgondernemingen die voortdurend investeren in het verbeteren van de zorg en het zorgverleningsproces. Dit is ook de reden waarom zorgverzekeraars middelen vrijmaken voor bevordering van innovaties in de zorg (bijvoorbeeld in de vorm van een innovatiefonds).
5
De Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) heeft in haar verkenning Zorgtechnologie: kansen voor innovatie en gebruik (STT-publicatie 66, 2002) transmurale zorgtechnologie gedefinieerd als technologie nodig ter ondersteuning van geïntegreerde, patiëntgerichte zorgtrajecten en voor de uitbreiding en verbetering van de mogelijkheden voor thuiszorg die dat met zich meebrengt.
11
Ook op het terrein van de wellness vinden voortdurend vernieuwingen plaats die leiden tot nieuwe producten en nieuwe diensten. Het zijn vooral particuliere bedrijven die hierin een bepalende rol hebben. Bij de verspreiding van nieuwe health- en wellnessproducten spelen zorgverzekeraars overigens wel een rol. In de richting van hun achterban – de verzekerden – wordt de nodige informatie verspreid over nieuwe producten en diensten die een preventieve werking hebben en/of de gezondheid bevorderen.
12
3.
KENMERKEN VAN DE NOORDELIJKE ZORGECONOMIE
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk zullen we ingaan op de kenmerken van de zorgeconomie van de drie noordelijke provincies. Dit doen we aan de hand van economische kengetallen over het aantal zorgondernemingen in de verschillende zorgbranches en de werkgelegenheid die hiermee gemoeid is (paragraaf 3.2) en de omvang (in aantal bedrijven en arbeidsplaatsen) van een aantal toeleverende branches (paragraaf 3.3). In paragraaf 3.4 geven we een schets van de kennis- en onderwijsinfrastructuur zoals die binnen de noordelijke zorgeconomie aanwezig is. Onderdelen uit deze infrastructuur zullen een belangrijke rol spelen bij de verdere clustervorming op het gebied van de zorg in het noorden van het land.
3.2
De omvang van de zorgbranches binnen de noordelijke zorgeconomie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de omvang van de verschillende branches die binnen de zorgsector onderscheiden kunnen worden (zie voor de indeling schema 2.1). Het gaat hierbij om de zorgondernemingen die in het noorden zorg verlenen. In het navolgende zullen we – voor de onderscheiden branches – aandacht besteden aan het aantal vestigingen en de werkgelegenheid in het noorden. Hiermee samenhangend zullen we de positie van het noorden relateren aan die van Nederland als geheel. We zullen dat doen via het berekenen van zogenaamde locatiecoëfficiënten voor de onderscheiden zorgbranches. Aantal vestigingen Uit onderstaande schema 3.1 is – per provincie en voor het noorden als geheel – aangegeven hoeveel vestigingen de onderscheiden zorgbranches tellen. Daaruit komt naar voren dat het noorden in totaal bijna 3.700 vestigingen in de zorg telt, waarvan een belangrijk deel in de care. Wellicht ten overvloede merken we bij dit schema op dat het gaat om een analyse van vestigingen. Daarbij is het zo dat in de praktijk het aantal vestigingen binnen branches vaak groter is dan het aantal instellingen. Dit heeft er mee te maken dat diverse instellingen uit meerdere vestigingen bestaan. Door fusies en schaalvergrotingen die zich in de afgelopen jaren voor hebben gedaan, is hiervan bij steeds meer instellingen sprake. We zullen nu een aantal toelichtingen geven op de resultaten van onderstaand schema. Ten aanzien van de categorie ‘ziekenhuizen’ merken we op dat de drie noordelijke provincies met het UMCG beschikken over een academisch ziekenhuis. Het UMCG is met 8.900 werknemers de grootste werkgever van het noorden en met een jaarlijkse omzet van 500 miljoen euro een belangrijke economische factor voor de noordelijke economie. Dit academisch ziekenhuis is – net als de academische ziekenhuizen in Nijmegen en Maastricht – een groot ‘natuurlijk’ verzorgingsgebied: voor het hele noorden (en delen van Overijssel) geldt dat in die gevallen waar academische zorg nodig is patiënten min of meer ‘automatisch’ worden doorverwezen naar het UMCG. Hiervoor hebben we al geconstateerd dat het UMCG voor een deel ook als ‘stuwend’ (of ‘zorgexporterend’) moet worden gezien: een deel van de patiënten is afkomstig van buiten de regio (en zelfs het aangrenzende buitenland). Voor 60% van de patiënten die jaarlijks in het UMCG zorg ‘genieten’, geldt dat er sprake is van basiszorg (in die zin dat dit ook door andere, algemene ziekenhuizen had kunnen worden verleend). Bij 35% van de gevallen fungeert het UMCG als topreferent: andere ziekenhuizen binnen en buiten de regio verwijzen door naar het UMCG omdat een beroep moet worden gedaan op bepaalde specialismen, die zij zelf niet tot hun beschikking hebben. In de resterende 5% is sprake van een topkliniek, waarbij het UMCG bijzondere verrichtingen uitvoert die elders niet mogen worden aangeboden. Zo is in het geval van het transplantatiecentrum sprake van een landelijk verzorgingsgebied. (Bron: interview met UMCG)
13
Het UMCG als hoogwaardige kenniscluster fungeert als ‘aanjager’ van verschillende kennisintensieve ontwikkelingen in het noorden. Zo speelt het UMCG een belangrijke rol bij de ontwikkeling en de implementatie van nieuwe zorginnovaties. Daarnaast kan worden gedacht aan zaken zoals het EPD (zie voorgaande hoofdstuk) en andere nieuwe ICT-toepassingen (in eerste instantie vooral intern georiënteerd, in toenemende mate ook ten behoeve van de uitwisseling met andere zorgverleners). Het UMCG beschikt met 150 ICT-professionals over een groot kenniscluster op het gebied van ICT in de zorg. Met het UMCG als middelpunt is er in en rondom Groningen verder sprake van een clustering van (internationaal georiënteerde) bedrijvigheid op het gebied van de biomedische technologie en farmacie. Via het project BioMed City Groningen (zie volgend hoofdstuk) wordt getracht om het biomedische cluster te versterken. De GGZ-instellingen zijn in aantal vestigingen niet royaal vertegenwoordigd. Verderop in deze paragraaf zal blijken dat het echter om relatief grote instellingen gaan die veel werkgelegenheid bieden. Bij de diverse typen medische, tandheelkundige en overige praktijken is juist het omgekeerde het geval. De vele praktijken – met een overwegend lokaal of bovenlokaal verzorgende functie – zijn doorgaans klein van omvang. Schema 3.1 Aantal vestigingen binnen de zorgbranches in het noorden, per provincie en totaal (2004) Deelsegment/branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden totaal
11
8
4
23
0
4
0
4
11
17
17
45
8
6
13
27
CURE Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen Geestelijke gezondheidszorg Curatieve gezondheidszorg zonder overnachting Gezondheidsondersteunende diensten
46
55
31
132
Medische praktijken
248
286
188
722
Tandheelkundige praktijken
177
192
124
493
Overige praktijken
467
281
337
1.085
Subtotaal Cure
968
849
714
2.531
CARE Verpleeg- en verzorgingshuizen
97
85
Gehandicaptenzorg
54
Jeugdzorg
23
Thuiszorg Overige care Subtotaal Care
61
243
275
73
402
49
11
83
32
40
30
102
56
19
14
89
262
468
189
919
PREVENTIE Instellingen voor preventieve gezondheidszorg
126
Subtotaal Preventie Totaal generaal Bron:
49
49
224
126
49
49
224
1.356
1.366
952
3.674
provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
Wat de care betreft is er in het noorden een ruim aanbod aan verpleeg- en verzorgingshuizen en vestigingen van gehandicaptenzorginstellingen. Ook de thuiszorg is met ruim 100 vestigen in het noorden relatief sterk vertegenwoordigd. Binnen dit segment zijn – mede om aan de veranderende zorgvraag te kunnen blijven voldoen – zorginnovaties noodzakelijk. Vanwege de lage bevolkingsdichtheid is dit in het noorden nog eens extra
14
noodzakelijk. Hierbij kan worden gedacht aan zaken zoals levensloopbestendig wonen en (thuis)zorg op afstand (onder meer via verschillende typen domotica-toepassingen). Werkgelegenheid Na in het voorgaande ingegaan te zijn op het aantal instellingen, verleggen we nu de aandacht naar de werkgelegenheid bij de verschillende zorgbranches. In schema 3.2 hebben we – voor de onderscheiden deelsegmenten binnen de zorgsector en het totaal – het aantal fulltime arbeidsplaatsen weergegeven. We differentiëren daarbij weer naar de afzonderlijke provincies en het noorden als geheel. Daaruit blijkt dat het noorden maar liefst ruim 82.500 fulltime arbeidsplaatsen in de zorg telt. Bij de onderstaande uitkomsten merken we overigens op dat de provincie Drenthe in haar werkgelegenheidsenquête een iets andere definitie van een ‘fulltime arbeidsplaats’ hanteert dan de provincies Groningen en Fryslân (namelijk minimaal 12 uur respectievelijk minimaal 15 uur). Schema 3.2 Aantal fulltime arbeidsplaatsen in de verschillende zorgbranches, per provincie en voor het noorden als totaal (2004) Deelsegment/branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden totaal
11.154
5.825
4.247
21.226
0
330
0
330
Geestelijke gezondheidszorg
964
1.887
1.817
4.668
Curatieve gezondheidszorg zonder overnachting
200
150
72
442
1.188
896
413
2.497
Medische praktijken
861
1.136
806
2.803
Tandheelkundige praktijken
609
787
462
1.858
1.126
745
1.906
3.777
CURE Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen
Gezondheidsondersteunende diensten
Overige praktijken Subtotaal Cure
16.102
11.756
9.723
37.581
CARE Verpleeg- en verzorgingshuizen
6.771
7.671
6.511
20.953
Gehandicaptenzorg
1.275
4.237
4.287
9.799
Jeugdzorg
559
563
118
1.240
Thuiszorg
3.617
2.967
2.766
9.350
Overige care
1.017
483
450
1.950
Subtotaal Care
13.239
15.921
14.132
43.292
PREVENTIE Instellingen voor preventieve gezondheidszorg
1.007
480
320
1.807
Subtotaal Preventie
1.007
480
320
1.807
Totaal generaal
30.348
28.157
24.175
82.680
Bron:
provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
Uit bovenstaand schema kan worden afgeleid dat in het noorden met name in het ziekenhuiswezen en de verpleeg- en verzorgingshuizen (de V&V-sector) een groot aantal personen werkzaam is. In de branche ziekenhuizen neemt de provincie Groningen iets meer dan de helft van de werkgelegenheid voor haar rekening. Met name de aanwezigheid in de stad Groningen van het UMCG en – in mindere mate – het Martiniziekenhuis is hiervoor verantwoordelijk. Bij de instellingen in de verpleging en verzorging is de werkgelegenheid redelijk gespreid over de drie provincies. Dit laatste geldt overigens ook voor een andere belangrijke sector in het noorden, namelijk de thuiszorg.
15
In de GGZ beschikt Drenthe – met de diverse vestigingen van GGZ-Drenthe – over de meeste werkgelegenheid. De gehandicaptenzorg is in zowel Fryslân als Drenthe qua werkgelegenheid sterk vertegenwoordigd. In Friesland betreft dit de 200 locaties van de instelling Talant, in Drenthe gaat het onder meer om Vanboeijen (met vestigingen in Assen, Meppel en Roden). In het voorgaande hoofdstuk hebben we al opgemerkt dat de zorg een groeisector is. Dit geldt ook voor het noorden. Uit de Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning (RUG, 2006) blijkt dat de zorg (en overheid) in de drie noordelijke provincies in 2004 de sterkste groei vertoont van alle economische sectoren. Ook voor de komende jaren wordt een verdere voortzetting van deze groei verwacht. Het CWI komt in haar arbeidsmarktprognose voor de periode 2005-2010 op een gemiddelde groei van de werkgelegenheid in de zorg van jaarlijks 3% (CWI, 2005). Relatieve positie In het onderstaande schema geven we de locatiecoëfficiënten weer van elk van de zorgbranches in het noorden. Daarbij is het werkgelegenheidsaandeel van het noorden in een branche gerelateerd aan het aandeel van het noorden in de totale werkgelegenheid in Nederland. Wat dit laatste aangaat kan overigens worden opgemerkt dat de drie noordelijke provincies ongeveer 10% van de totale werkgelegenheid van Nederland voor hun rekening nemen. De navolgende locatiecoëfficiënten geven aan of de betreffende branche over- dan wel ondervertegenwoordigd is in een regio. Een locatiecoëfficiënt groter dan één duidt er op dat de betreffende branche ‘oververtegenwoordigd’ is in het noorden. Het tegenovergestelde geldt in de situatie van een locatiecoëfficiënt kleiner dan één. Schema 3.3 Locatiecoëfficiënten voor deelsegmenten van de zorg (2004) Deelsegment/branche
Coëfficiënt
CURE Ziekenhuizen
1,03
Revalidatieziekenhuizen
1,02
Geestelijke gezondheidszorg
1,10
Curatieve gezondheidszorg zonder overnachting
0,33
Gezondheidsondersteunende diensten
1,63
Medische praktijken
1,24
Tandheelkundige praktijken
0,98
Overige praktijken
0,98
CARE Verpleeg- en verzorgingshuizen
1,31
Gehandicaptenzorg
1,40
Jeugdzorg
0,51
Thuiszorg
1,27
Overige care
0,61
PREVENTIE Instellingen voor preventieve gezondheidszorg
0,62
Totaal
1,07
Bron:
Provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe (bewerkt)
Uit het schema komt het algemene beeld naar voren dat het noorden – wat het geheel aan zorgaanbieders (zorgondernemingen) aangaat – over een relatief sterke 16
vertrekpositie beschikt. Dit kan als volgt worden onderbouwd. Allereerst zien we dat in het noorden maar voor enkele branches geldt dat sprake is van een relatieve ondervertegenwoordiging. Dit zijn bovendien sectoren die qua werkgelegenheid vrij ‘bescheiden’ zijn. Voor de overige sectoren zoals die in schema 3.3 opgenomen zijn, geldt dat het noorden relatief gezien ongeveer gemiddeld of juist bovengemiddeld – ten opzichte van Nederland – scoort. Daarbij is het bovendien zo dat van een bovengemiddelde score juist ook sprake is bij die branches die qua werkgelegenheid belangrijk zijn. Hierbij gaat het dan om de care-sectoren Verpleging & Verzorging, de gehandicaptenzorg en de thuiszorg. Bij de grote branche ‘ziekenhuiswezen’ is sprake van een nagenoeg verwaarloosbare oververtegenwoordiging. Concluderend kan worden gesteld dat vanuit de zorgaanbieders (zorgondernemingen) bezien het noorden over een relatief sterke vertrekpositie beschikt om in te springen op de economische en technologische perspectieven die de zorgeconomie biedt. In de volgende paragraaf zullen we nagaan hoe deze positie er uitziet voor de bedrijven die producten en diensten leveren aan de zorgondernemingen.
3.3
Toeleverende bedrijvigheid
Industriële en dienstverlenende bedrijven die actief zijn in de zorg en de wellness zijn van groot belang voor de clustervorming op deze terreinen. Bovendien zijn zij vanuit economisch oogpunt van belang voor het noorden en – in het geval dat zij stuwende activiteiten hebben ontplooid – daarbuiten. Ook voor deze ‘toeleverende’ industrie en diensten hebben we vergelijkbare economische kengetallen als in de voorgaande paragraaf verzameld en geanalyseerd. Hierbij is in feite een driedeling te maken, namelijk: branches die – zoals vaak ook al uit de naamgeving blijkt – producten, diensten en kennis leveren aan zorgondernemingen; branches waarvan een deel van de ondernemingen een rol (kunnen) spelen op het gebied van ontzorging; branches waarvan ondernemingen actief (kunnen) zijn op de welnessmarkt. Bij met name de laatste twee categorieën dienen de uitkomsten met de nodige voorzichtigheid worden betracht. Uit de beschikbare statistische data zijn niet de ondernemingen te ‘filteren’ die al actief zijn op de ontzorgings- of wellnessmarkt of daartoe plannen hebben. Net als in de vorige paragraaf zullen we achtereenvolgens aandacht besteden aan het aantal vestigingen per provincie en voor het noorden als geheel, de werkgelegenheid bij deze vestigingen en tot slot de locatiecoëfficiënten. Aantal vestigingen In schema 3.4 geven we allereerst weer welke branches we tot de ‘toeleverende’ industrie en dienstverlening rekenen. Dat de eerste categorie branches behoren tot de zorgeconomie zal op zich duidelijk zijn. Immers, het gaat hier om sectoren die toeleveren aan en/of direct gerelateerd zijn aan zorgondernemingen (en hun patiënten/cliënten). Alleen wat betreft de ICT-dienstverlening moeten we het bovengenoemde voorbehoud maken. Uit de gesprekken is ons echter wel gebleken dat de vestigingen van de grote landelijk opererende ICT-dienstverleners allemaal (ook) actief zijn in de zorg. Daarnaast zijn in elk van de provincies gespecialiseerde, kleinere ICT-bedrijven te vinden die (ook) diensten leveren aan de zorg. Hiervoor hebben we aangegeven dat het thema ‘ICT in de zorg’ op dit moment volop in de belangstelling staat. Ondernemingen in de branches die wij onder het kopje ‘ontzorging’ hebben geplaatst, kunnen producten leveren voor het langer zelfstandig thuis laten functioneren van ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Het gaat daarbij onder meer om de productie, handel en installatie van apparatuur/voorzieningen in de woonomgeving op het gebied van beveiliging, medische hulpmiddelen en comfort (domotica). De installateur zal in dit opzicht naar verwachting een steeds belangrijkere rol spelen. Overigens had de installatiebranche ook bij de wellnessmarkt geplaatst kunnen worden, aangezien zij in 17
toenemende mate zich ook bezighouden met advisering over en de levering van gemaken comfortvoorzieningen. In paragraaf 2.3 hebben we al aangegeven hoe groot de markt voor de installateurs in het noorden in de komende tien jaar zal zijn. Woningbouwcorporaties zijn meegenomen, omdat zij belangrijke initiatiefnemers/partners zijn in projecten waarbij nieuwe woon-zorgvoorzieningen worden gerealiseerd. Schema 3.4 Aantal vestigingen van toeleverende bedrijven binnen de noordelijke zorgeconomie (2004) Branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden
Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
33
5
8
46
Vervaardiging/handel farmaceutische producten en medische instrumenten
69
76
60
205
Vervaardiging van medische apparaten
57
61
46
164
1
2
1
4
708
593
464
1.765
TOELEVEREND
Vervaardiging van invalidenwagens ICT-diensten (hardware en software) Subtotaal Toeleverend
868
737
579
2.184
ONTZORGING Vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten (niet voor industriële processen)
22
2
27
51
Groothandel elektrotechnische, elektronische instrumenten en overig installatiemateriaal
39
65
60
164
Bouwinstallaties
317
453
308
1.078
Verhuur onroerend goed (w.o. woningbouwcorporaties)
132
270
71
473
Subtotaal Ontzorging
510
790
466
1.766
WELLNESS Vervaardiging van huishoudelijke apparaten
6
5
4
15
46
78
34
158
Fitnesscentra, sauna’s, zonnebanken, massagesalons, bronnenbaden, etc.
105
81
85
271
Toeristische en recreatieve verblijfsvoorzieningen
202
570
424
1.196
Groothandel huishoudelijke apparaten, beeld- en geluidsdragers, verlichtingsmateriaal
Subtotaal Wellness
359
Totaal generaal Bron:
1.737
734 2.261
547 1.592
1.640 5.590
provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
Bij de wellness staan in het bovenstaand schema twee typen branches weergegeven. Dit betreft in de eerste plaats een aantal branches die producten in de sfeer van de huishoudelijke apparaten en diverse typen comfort- en gemaksvoorzieningen produceren en leveren. We zien dat het aantal vestigingen binnen de sector ‘vervaardiging van huishoudelijke apparaten’ in het noorden relatief beperkt is. Hieronder zullen we echter nog zien dat het noorden wat de werkgelegenheid in deze sector aangaat – in vergelijking met Nederland – in relatieve zin toch goed scoort. Dit heeft vooral ook te maken met de aanwezigheid van een sterke ‘speler’ op dit gebied (Philips) in het noorden. We komen hier in het onderstaande nog op terug. In de tweede plaats zijn branches opgenomen op het terrein van de persoonlijke verzorging en recreatie een rol spelen. Hiervoor hebben we al opgemerkt dat er sprake is van een toenemende vervlechting van zorg en recreatie. Met name Fryslân en Drenthe hebben de nodige vestigingen van recreatieve verblijfsvoorzieningen. Zoals in het volgende hoofdstuk nog aan de orde zal komen, kan deze sector als een belangrijk ‘vehikel’ fungeren voor de uitbouw van het zorgtoerisme in het noorden. 18
Werkgelegenheid Op een vergelijkbare wijze als in de vorige paragraaf geven we ook inzicht in de werkgelegenheid die bij de toeleverende branches in het noorden aanwezig is. De cijfers in schema 3.5 hebben betrekking op het aantal fulltime banen in 2004. In totaal gaat het in het noorden bij de toeleverende bedrijven in de genoemde sectoren om ruim 35.000 banen. De hoogwaardige werkgelegenheid op het gebied van het medische en farmacologische speur- en ontwikkelingswerk is vooral in Groningen en NoordDrenthe gevestigd. De nabijheid van het UMCG als kenniscentrum op medisch gebied speelt daarbij een belangrijke rol. Opvallend is dat het noorden meer dan 3.000 fulltime arbeidsplaatsen heeft binnen de sector ‘vervaardiging van medische apparaten’. Met name Drenthe ‘scoort’ op dit punt opvallend sterk. Ook dit biedt duidelijk perspectieven voor de noordelijke zorgeconomie. Enerzijds omdat het evident is dat het hier om een kernsector binnen dit cluster gaat. Anderzijds vanwege het feit dat deze als innovatief (of ‘high tech’) beschouwd kan worden. Deze sector is dus zowel in economisch als innovatief opzicht van groot belang. De ICT-werkgelegenheid is vooral geconcentreerd in Groningen. Meer dan de helft van de ruim 3.800 full-time banen is in deze provincie – en dan met name in en rond de stad Groningen – gevestigd. Schema 3.5 Werkgelegenheid bij toeleverende bedrijven in de zorgeconomie per provincie en voor het noorden (2004) Branche
Groningen
Fryslân
Drenthe
Noorden
Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
359
1
298
658
Vervaardiging en handel van farmaceutische producten en medische instrumenten
906
419
751
2.076
Vervaardiging van medische apparaten
488
387
2.324
3.199
29
11
10
50
1.995
1.031
802
3.828
TOELEVEREND
Vervaardiging van invalidenwagens ICT-diensten (hardware en software) Subtotaal Toeleverend
3.777
1.849
4.185
9.811
ONTZORGING Vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten (niet voor industriële processen)
356
304
1.245
1.905
Groothandel elektrotechnische, elektronische instrumenten en overig installatiemateriaal
210
173
236
619
3.222
3.756
2.774
9.752
Bouwinstallaties Verhuur onroerend goed (w.o. woningbouwcorporaties) Subtotaal Ontzorging
1.170 4.958
1.361 5.594
896 5.151
3.427 15.703
WELLNESS Vervaardiging van huishoudelijke apparaten
9
2.287
497
2.793
Groothandel huishoudelijke apparaten, beeld- en geluidsdragers, verlichtingsmateriaal
115
282
61
458
Fitnesscentra, sauna’s, zonnebanken, massagesalons, bronnenbaden, etc.
358
180
270
808
Toeristische en recreatieve verblijfsvoorzieningen
906
2.064
2.504
5.474
Subtotaal Wellness
1.388
Totaal generaal Bron:
10.123
provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe
19
4.813 12.256
3.332 12.668
9.533 35.047
Binnen het segment ‘ontzorging’ is de sector ‘installatiebedrijven’ getalsmatig sterk vertegenwoordigd. Uit schema 3.5 komt naar voren dat deze sector een belangrijke bron van werkgelegenheid in het noorden vormt. Hiermee heeft het noorden een ruim aanbod van installateurs die op de ontzorgings- en wellnessmarkt actief (kunnen) zijn en in aanmerking kunnen komen voor het kwaliteitsmerk Zorgkeur (zie paragraaf 2.3). De werkgelegenheid in de branche ‘verhuur van onroerend goed’ komt voor een belangrijk deel voor rekening van de woningbouwcorporaties. Deze corporaties zijn in toenemende mate betrokken bij initiatieven om tot nieuwe woon-zorgconcepten te komen en nieuwe technische hulpmiddelen te introduceren binnen hun woningvoorraad. Daarmee zijn zij in staat om beter aan te sluiten bij specifieke wensen en behoeften van oudere bewoners. Op de deelmarkt van de wellness zijn het vooral de toeristisch-recreatieve voorzieningen die een belangrijke segment vormen. De werkgelegenheid in deze sector is vooral in Drenthe en Fryslân geconcentreerd. Uit het bovenstaande schema kan verder worden afgelezen dat – hoewel het aantal vestigingen beperkt is – in het noorden toch sprake is van bijna 3.000 full-time arbeidsplaatsen binnen de sector ‘vervaardiging van huishoudelijke apparaten’. Een belangrijke verklaring hiervoor is de aanwezigheid van de Philips in Drachten Zeer relevant is vanuit deze Philips-vestiging de R&D wordt uitgevoerd (en aangestuurd) om nieuwe technologie en innovatieve toepassingen te realiseren op het gebied van de ‘wellness markt’. Met deze speler beschikt het noorden wat dit aangaat dus over een belangrijke innovatieve ‘trekker’ voor het benutten van de kansen die het cluster zorgeconomie zal gaan bieden. Philips wordt dan ook betrokken bij de activiteiten die vanuit het ZIN-NN worden ontplooid (zie volgend hoofdstuk). Relatieve positie Ter afronding van deze paragraaf presenteren we in schema 3.6 de locatiecoëfficiënten voor de toeleverende branches binnen de zorgeconomie. Deze coëfficiënten zijn op dezelfde wijze verkregen als in de voorgaande paragraaf beschreven is. Uit de resultaten van onderstaand schema kan een aantal conclusies worden getrokken. In de eerste plaats zien we dat er enkele toeleverende sectoren zijn waarvoor het noorden duidelijk niet over een relatief gunstige vertrekpositie beschikt. Het betreft hier in de eerste plaats de ICT-sector, die in het noorden duidelijk ondervertegenwoordigd is. Hoewel de ICT-sector qua werkgelegenheid niet als sterke sector naar voren komt, speelt zij een belangrijke ondersteunende rol ten opzichte van andere sterktes van de noordelijke zorgeconomie. Het noorden heeft inmiddels ook al de nodige ervaringen opgedaan met de implementatie van nieuwe ICT-toepassingen in de zorg. Een toenemende vraag naar dergelijke ondersteunende toepassingen kunnen een impuls geven aan de noordelijke ICT-bedrijvigheid. In het volgende hoofdstuk zijn enkele noordelijke initiatieven (of plannen daartoe) genoemd op het gebied van ICT in de zorg. In de tweede plaats is de sector ‘vervaardiging en handel in farmaceutische producten en medische instrumenten’ ondervertegenwoordigd. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat deze sector – zowel in het noorden maar ook voor Nederland als geheel – qua werkgelegenheid tot de kleinere sectoren binnen de zorgeconomie behoort. Dit laatste geldt eveneens voor de sector ‘medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk’. Ook voor deze sector geldt dat het noorden qua werkgelegenheid wat achterblijft bij het Nederlandse gemiddelde. Echter, deze achterstand is duidelijk minder groot dan voor de zojuist genoemde sectoren terwijl bovendien in 2004 sprake is geweest van een zekere ‘inhaalslag’ (in 2003 was de locatiecoëfficiënt nog 0,79).
20
Schema 3.6
Locatiecoëfficiënten voor de toeleverende branches binnen de noordelijke zorgeconomie (2004)
Branche
Coëfficient
TOELEVEREND Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk
0,86
Vervaardiging en handel van farmaceutische producten en medische instrumenten
0,40
Vervaardiging van medische apparaten
1,95
Vervaardiging van invalidenwagens
1,30
ICT-diensten (hardware en software)
0,41
ONTZORGING Vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten (niet voor industriële processen)
1,74
Groothandel elektrotechnische, elektronische instrumenten en overig installatiemateriaal
0,33
Bouwinstallaties
0,80
Verhuur onroerend goed (w.o. woningbouwcorporaties)
1,10
WELLNESS Vervaardiging van huishoudelijke apparaten
6,01
Groothandel huishoudelijke apparaten, beeld- en geluidsdragers, verlichtingsmateriaal
0,40
Fitnesscentra, sauna’s, zonnebanken, massagesalons, bronnenbaden, etc.
1,14
Toeristische en recreatieve verblijfsvoorzieningen
1,13
Totaal
0,86
Bron:
provincie Groningen, provincie Fryslân, provincie Drenthe (bewerkt)
De bouwinstallatie is licht ondervertegenwoordigd in het noorden. Wanneer de noordelijke installateurs gestimuleerd worden om de marktkansen op het gebied van de zorgeconomie optimaal te benutten, dan zal dit tot een sterke economische groei in deze sector leiden (zie kader). In het noorden zijn inmiddels al een aantal installateurs die zich (als geheel of onderdelen ervan) hebben toegelegd op het ‘bedienen’ van de zorg- en de wellnessmarkt (waaronder Vriend in Coevorden, Kropman in Assen, Oosterveld in Leeuwarden en JWS in Drachten). De toeleverende groothandel voor de installatiebranche is qua werkgelegenheid sterk ondervertegenwoordigd. Dit geldt ook voor de groothandel voor huishoudelijke apparatuur en beeld- en geluidsdragers, etc. UNETO-VNI heeft berekend wat de economische potenties van de vergrijzing – en daarmee de toenemende vraag naar (technische) aanpassingen in woningen – zijn voor de technische installatiebranche. Voor aanpassingen op het gebied van de basisveiligheid (steunen, anti-slipmaatregelen etc.), aanpassingen met medische noodzaak (traplift, instapbad etc.) en aanpassingen met betrekking tot het vergroten van het comfort (afstandbedieningen, beveiliging etc.) wordt een additionele omzetvolume verwacht van ruim 3,7 miljard euro. Hiervan zou 2,9 miljard euro voor rekening kunnen komen van de installatiebranche. Uitgaande van een aandeel van het noorden in de seniorhuishoudens (waarvan de hoofdbewoner 65 jaar of ouder is) van 11%, zou de marktpotentie voor de installateurs op de noordelijke markt uitkomen op 320 miljoen euro in het komende decennium. (Bron: bewerking van UNETO-VNI gegevens)
Uit schema 3.6 komt een vijftal toeleverende branches naar voren waar het noorden duidelijk een relatief zeer sterke positie heeft6. In de eerste plaats gaat het daarbij om de branche ‘vervaardiging van medische apparaten’. Deze branche is bijna dubbel zo sterk vertegenwoordigd in het noorden als op grond van het Nederlandse gemiddelde verwacht zou kunnen worden. Hierbij roepen we in herinnering dat het hierbij ook in absolute zin (werkgelegenheid) om een belangrijke branche gaat.
6
De sector ‘vervaardiging van invalidenwagens’ kent weliswaar een hoge locatiecoëfficiënt: getalsmatig stelt deze sector – met 50 werkzame personen in heel het noorden – nauwelijks iets voor.
21
Een tweede branche die uitzonderlijk sterk vertegenwoordigd is in het noorden betreft de ‘vervaardiging van huishoudelijke apparaten’. Hierboven hebben we al gezien dat dit vooral te maken heeft met de aanwezigheid van Philips. Daarbij is ook gebleken dat deze sector relevant is voor het cluster zorgeconomie omdat Philips (tevens) ‘inzet’ op de markt voor ‘wellness’ (zie volgend hoofdstuk). Inmiddels hebben verschillende partijen in het noorden hier dan ook kansen gesignaleerd. Zo is vanuit het ZIN-NN Personal Health en Care Systems als één van de kansrijke clusters voor het noorden aangemerkt. In de derde plaats is de branche ‘vervaardiging meet-, regel- en controleapparaten’ in aantal fulltime banen bovengemiddeld vertegenwoordigd in het noorden. Dit biedt met name kansen op het gebied van de ontwikkeling en productie van verschillende typen domotica-toepassingen. In de vierde plaats zien we dat de toeristisch-recreatieve sector bovengemiddeld ontwikkeld is in het noorden, dit geldt met name voor Drenthe en Fryslân. Het gaat hier om een sector die kansen biedt voor zorgtoerisme. Algemeen wordt verwacht dat zorgtoerisme in de komende jaren een belangrijke economische groeimarkt zal vormen. Dit biedt goede kansen voor het noorden. Uit een recente studie voor de drie noordelijke provincies en de noordelijke Kamers van Koophandel blijkt dat het noorden per saldo over ‘goede papieren’ beschikt om deze economische kansen te benutten en verder uit te bouwen. Voor de vijfde branche met een relatieve oververtegenwoordiging van de werkgelegenheid – de fitnesscentra, sauna’s etc. – geldt iets vergelijkbaars. Ook deze voorzieningen kunnen benut worden om het noorden als aantrekkelijk en gezond gebied ‘uit te dragen’ en de economische potenties van het zorgtoerisme verder te benutten.
3.4
Relevante kennis- en onderwijsinfrastructuur
Een goed functionerende kennis- en onderwijsinfrastructuur is van evident belang voor de vernieuwingskracht van een regio. De instellingen die van deze infrastructuur onderdeel uitmaken, houden zich bezig met het genereren van nieuwe kennis en de toepassing van deze kennis in nieuwe producten en diensten. Bovendien zijn de kennisen onderwijsinstelling belangrijk voor het kwalificeren en ‘up-to-date’ houden van de human capital van (een sector of cluster) in een regio. De aanwezigheid van een sterke kennisinfrastructuur kan een duidelijk stimulerend effect hebben op de economische ontwikkeling van een regio. Kennisintensieve bedrijvigheid zal zich graag willen vestigen in de buurt van de kennisinstituten, niet alleen vanwege de daar aanwezige kennis, maar ook omdat deze instituten vaak faciliteiten kunnen bieden waar de bedrijven graag gebruik van maken (zoals hoogwaardige test- en laboratoriumfaciliteiten). Daarnaast genereren kennisinstellingen zelf ook vaak nieuwe bedrijvigheid in de vorm van spin-off ondernemingen. In het onderstaande geven we een beschrijving van de relevante kennis- en onderwijsinfrastructuur zoals die in het noorden aanwezig is op het gebied van de zorgeconomie. Wat dit aangaat beschikt Noord-Nederland over een netwerk van onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Dit netwerk – met daarbinnen een centrale plaats voor het UMCG – vormt een bron van kennis op het terrein van de geneeskunde, biomedische wetenschappen, ICT, verpleging en verzorging van patiënten/cliënten, en dergelijke. Bij de kennisontwikkeling wordt nauw samengewerkt met de zorgaanbieders en het bedrijfsleven binnen (en soms ook buiten) de regio. Deze samenwerking komt onder meer tot uitdrukking in de vorm van gezamenlijke onderzoeksfaciliteiten, onderzoeksscholen en lectoraten (zie verderop). Ten aanzien van het opleiden van beroepskrachten voor de zorgeconomie wordt in het noorden des lands – vanwege het plattelandskarakter – in toenemende mate gebruik gemaakt van e-learning.
22
RUG/UMCG De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is een belangrijke kennisinstelling op het gebied van de zorgeconomie. Twee faculteiten binnen de RUG zijn min of meer direct gerelateerd aan de zorg(economie), namelijk de faculteit Medische Wetenschappen en – voor zover dit betrekking heeft op de zorgondersteunende kennis op het gebied van de life sciences – de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Daarnaast is er binnen diverse faculteiten de nodige ICT-kennis aanwezig, die voor de noordelijke zorgeconomie relevant is. Binnen het brede speerpunt ICT van deze universiteit is ‘ICT in de zorg’ een belangrijk aandachtsveld (zie volgend hoofdstuk). De faculteit Geneeskunde vormt sinds begin 2005 samen met het (voormalige) Academische Ziekenhuis Groningen het UMCG. Het UMCG richt zich op zowel patiëntenzorg, onderwijs als (wetenschappelijk en toegepast) onderzoek. Het UMCG is voor de regio van belang omdat het de grootste werkgever is in het noorden van het land. Het UMCG heeft alle medische (sub)specialismen in huis en kent een verzorgingsgebied van ongeveer 3 miljoen mensen. Het UMCG kent de hoogste jaarlijkse instroom van nieuwe studenten geneeskunde. In 2004 telde het UMCG in totaal bijna 2.200 studenten geneeskunde, die een belangrijk deel van hun studie doorlopen in het ziekenhuis. Naast onderwijs aan studenten heeft het UMCG ook een taak in de bij- en nascholing van artsen uit de regio. Er zijn bij het UMCG een aantal kennisgebieden aan te wijzen, waarop een vooraanstaande positie in Nederland wordt ingenomen. Zo is het UMCG hèt transplantatiecentrum van Nederland. In geen enkel ander (academisch) ziekenhuis worden zoveel transplantaties verricht. Bovendien is het UMCG het enige ziekenhuis in ons land waar gecombineerde transplantaties plaatsvinden (bijvoorbeeld hart-long transplantaties). Ook op het gebied van de kaakchirurgie vervult het UMCG een functie als topkliniek: mensen uit heel het land komen naar Groningen om zich op dit punt te laten behandelen. Er wordt binnen het UMCG continu gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe zorgvormen en behandelmethoden en het verbeteren van de organisatie van de zorg. Het wetenschappelijk onderzoek aan de RUG/het UMCG is onder meer ‘ondergebracht’ in een aantal onderzoeksscholen. In deze onderzoeksscholen wordt door de Faculteit Geneeskunde interdisciplinair gewerkt met andere faculteiten. In schema 3.6 staan de onderzoeksscholen weergegeven die in dit kader relevant zijn.
23
Schema 3.7 Aantal relevante kenmerken van het UMCG/RUG Naam faculteit
Studierichtingen
Medische Wetenschappen
Geneeskunde Life science & Technology Tandheelkunde Bewegingswetenschappen
Wiskunde en Natuurwetenschappen
Farmaceutische Wetenschappen Farmacie Life Science & Technology
Naam onderzoeksschool
Onderzoeksterrein/kennisveld
Groningen University Institute for Drug Exploration (GUIDE)
Onderzoek op het gebied van medicijnen en medicijnontwikkeling
Groningen Graduate School for Behavioral and Cognitive Neurosciences (BCN)
Onderzoek naar menselijke cognitieve en gedragsprocessen. Interdisciplinaire samenwerking tussen verschillende faculteiten (medisch, wis- en natuurkunde, sociale wetenschappen, letteren)
Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken (NCD)
Onderzoek naar ontstaan en beloop van ziekten en handicaps en de klinische, psychologische en sociale factoren daarbij. Multidisciplinaire samenwerking tussen medische en sociale wetenschappen
Institute for Biomedical Engineering, Materials Science and Application (BMSA)
Biomedische technologie gericht op de ontwikkeling en toepassing van medische implantaten (materiaalonderzoek, ontwikkeling van medische producten en het volgen van patiënten die gebruik maken van implantaten)
Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB)
Onderzoek naar eigenschappen van eiwitten (proteins) en hun toepassingsmogelijkheden bij medicijnontwikkeling en biotechnologie
Research Institute for Psychology & Health
Psychologisch onderzoek naar gezondheidsvraagstukken. Interuniversitaire samenwerking tussen medische en sociale faculteiten van verschillende universiteiten. Telt 120 senior onderzoekers en 70 promovendi
Dat het wetenschappelijk onderzoek ook van economische betekenis kan zijn, blijkt onder meer uit het LifeLines-programma dat recentelijk vanuit het UMCG is geïnitieerd. Dit grootschalig en langdurig wetenschappelijk onderzoek zal een directe werkgelegenheidsimpuls van enkele honderden hoogwaardige arbeidsplaatsen genereren (zie volgend hoofdstuk voor een beschrijving van dit programma). Als kenniscentrum genereert het UMCG op twee manieren hoogwaardige bedrijvigheid. In de eerste plaats heeft het een aantrekkingskracht op bestaande bedrijven (van binnen en buiten de regio) die zich in de nabijheid van het UMCG (zijn) gaan vestigen. Met name op het gebied van de (bio)medische technologie en de life sciences is sprake van clustering van bedrijvigheid in de directe nabijheid van het UMCG. Voor de vestiging van dit type bedrijven zijn enkele hoogwaardige bedrijfsverzamelgebouwen – met bijbehorende laboratoriumruimten – gerealiseerd, namelijk het Meditech Center en het Biotech Center. Deze centra fungeren tevens als ‘incubatorsvoorziening’ voor nieuwe bedrijvigheid. Vanuit het UMCG (en andere aanwezige instituties en bedrijven) ontstaan hoogwaardige spin-off bedrijven, die vooral op het gebied van de biomedische technologie samenwerken met het UMCG bij de kennisontwikkeling en de nieuwe kennis vermarkten. Deze spin-off ondernemingen kunnen gebruik maken van de onderzoeksfaciliteiten, gebouwen en diensten van het UMCG. Het UMCG heeft haar patenten en enkele commerciële bedrijfjes ondergebracht in de Stichting Triade. Vanuit de RUG/UMCG worden ook contacten onderhouden met andere onderwijsinstituten en kennisinstituten. Een voorbeeld hiervan is de Stichting Hanzeplein, waarin RUG/UMCG en de Hanzehogeschool Groningen samen nieuwe, zorggerelateerde masteropleidingen op HBO- en WO-niveau ontwikkelen. Nieuwe zorgopleidingen zijn wenselijk om in de verwachte schaarste aan personeel te voorzien en tegemoet te komen aan de steeds veranderende eisen die de zorg aan professionals stelt. Ook zijn in de afgelopen jaren nieuwe opleidingen ontwikkeld voor nieuwe typen functies in de zorg, zoals de Nurse Practioner en de Ziekenhuisarts.
24
HBO-instellingen Het noorden telt drie HBO-instellingen (met meerdere vestigingen) die vanuit het perspectief van de zorgeconomie relevant zijn, namelijk de Hanzehogeschool, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Hogeschool Drenthe. Ook van deze hogescholen hebben we een aantal kenmerken op een rijtje gezet (zie onderstaand schema). Schema 3.7 Aantal relevante kenmerken van de zorg(branches) Naam instelling en faculteit/afdeling
Studierichtingen
Onderzoeksscholen, kennisinstituten, lectoraten
Management in de zorg
Kennisinstituut:
Logopedie
Human Technology Centre
Hanzehogeschool Groningen Academie voor Gezondheidsstudies
Fysiothearpie Mondhygiëne
Lectoraten:
Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken
Human Technology
Academie voor Verpleegkunde
Verpleegkunde
Instituut voor Engineering
Human Technology
Transparante Zorgverlening
International Biomedical Engineering International Technology Management Institute for Life Science & Technology
Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Bio-informatica
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Verpleegkunde
Algemene, Geestelijke en Maatschappelijke Gezondheidszorg
Kennisinstituut:
Management van de Zorg
Kennisdienst Laboratorium- en procestechniek & biotechnologie
Innovatie van de Zorg Engineering
Life Sciences
Kenniscentrum Zorg en Welzijn
Human Engineering Mechanical Engineering
Lectoraten:
Electrical Engineering
Domotica
Biotechnologie
Innovatie en competentieontwikkeling in de zorg
Biologie en Laboratoriumonderzoek
Organisatie van Innovatie
Hogeschool Drenthe Management en Techniek
Life Sciences (Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek)
Management en ICT
Mens en Informatica Technische informatica
Naast het verzorgen van onderwijs zien we in toenemende mate lectoraten ontstaan aan de hogescholen. Lectoraten hebben tot doel om in onderlinge samenwerking tussen het onderwijs/de kennisinstituten en het werkveld een bepaald kennisterrein tot ontwikkeling te brengen. De voordelen van deze gezamenlijke kennisontwikkeling is tweeledig. De onderwijsinstellingen zijn in staat de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en kennis te nemen van wensen en mogelijkheden met betrekking tot de toepassingen van kennis in de praktijk. Wat dit laatste betreft is het de bedoeling om vanuit de lectoraten een impuls te geven aan de kennistoepassing richting het bedrijfsleven. Het werkveld wordt mede door deze samenwerking in staat gesteld om hun innovatiekracht te vergroten. De Hanzehogeschool in Groningen vormt een belangrijk opleidingscentrum voor de
25
zorg en daaraan gelieerde werkvelden. Naast opleidingen voor de ‘echte’ zorgfuncties zijn er ook studierichtingen die meer opleiden voor zorgondersteunende functies, bijvoorbeeld op het gebied van technologie, informatica en onderzoek. Een technische richting die in het bijzonder aansluit bij de zorg is Human Technology. Human Technology richt zich op het bewerkstelligen van een goede interactie tussen de mens en de technologie. Bij snelle technologische ontwikkelingen (zoals die zich ook in de zorg voordoen) is het van belang om toepassingen te creëren die aansluiten bij de gebruiker. Binnen de Hanzehogeschool is op het gebied van de Human Technology nog niet zo lang geleden een kenniscentrum opgericht en een lectoraat ingesteld. Het Human Technology Center opereert op het snijvlak van onderzoek en commercie en moet uitgroeien tot een (inter)nationaal vooraanstaand expertisecentrum op dit gebied. Rondom dit kenniscentrum en het lectoraat zullen kenniskringen worden geformeerd, waaraan (ook) wordt deelgenomen door zorgondernemingen en andere typen bedrijven. Inmiddels is er een samenwerkingsrelatie het met Zorginnovatie Netwerk NoordNederland (ZIN-NN). Naast Human Technology kent de Hanzehogeschool nog een tweetal voor de zorgeconomie relevante lectoraten, namelijk het lectoraat Transparante Zorgverlening en het lectoraat Bio-informatica. Met het lectoraat Transparante Zorgverlening wordt ingesprongen op de snelle ontwikkelingen in de gezondheidszorg met betrekking tot bijvoorbeeld de veranderende rol van de patiënten en veranderingen in de taakverdeling van zorgdisciplines (van meer intramurale zorg naar meer ambulante, extramurale zorg). Deze ontwikkelingen worden dan ‘vertaald’ naar de zorg en zorgconcepten. Een voorbeeld is het ontwikkelen van het concept ‘Zorg op Maat’. Ook de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) vormt een belangrijk opleidingsen kennisinstituut op het gebied van zorg en zorggerelateerde werkvelden. Een opvallende keuzerichting binnen deze hogeschool betreft de richting Innovatie van Zorg (binnen de faculteit Verpleegkunde). Dit onderdeel van de opleiding leidt studenten op voor functies binnen de zorg waarin gewerkt wordt aan de ontwikkeling en implementatie van vernieuwingen in de zorg. Dit kan zowel betrekking hebben op technische en organisatorische vernieuwingen als om vernieuwingen in het zorgstelsel. De NHL kent een drietal lectoraten die vanuit de scope van dit onderzoek relevant zijn. Dit betreft in de eerste plaats het lectoraat Innovatie en Competentieontwikkeling in de Zorg. Het doel van het lectoraat is om door middel van praktijkgericht onderzoek een bijdrage te leveren aan zorginnovatie in de praktijk. In dat kader wordt veel gewerkt voor en met (commerciële) spelers in het werkveld. Tevens wordt gekeken naar de gevolgen die zorginnovatie heeft voor de competenties van huidige en toekomstige medewerkers in de zorg, om op die manier de benodigde onderwijsvernieuwing te bewerkstelligen. Naast het bovengenoemde lectoraat voor specifiek de innovatie in de zorg is er een lectoraat dat zich in meer brede zin de innovatiekracht van het MKB in de regio stimuleert, namelijk het lectoraat Organisatie van Innovatie. Het ontwikkelen en stimuleren van kennis op het gebied van vernieuwingen en de organisatie daarvan binnen bedrijven is het centrale doel van dit lectoraat. ‘Last but not least’ heeft de NHL het lectoraat Domotica ingesteld. Het lectoraat houdt zich bezig met technische toepassingen en diensten in en naar woningen die tegemoet komen aan de behoeften van de gebruikers. Het lectoraat werkt via onderzoek aan het opstellen van programma’s van eisen voor ‘slim wonen en zorgen’ en aan het ontwikkelen van nieuwe toepassingen om dit in de praktijk te kunnen realiseren. De doelgroepen die het lectoraat daarbij voor ogen staan zijn bewoners, zorgverleners, zorginstellingen en woningcorporaties. Vanuit dit lectoraat worden onderzoeksprojecten en pilotprojecten geïnitieerd. Tevens wordt door de betreffende lector actief geparticipeerd in het ZIN-NN cluster Levensbestendig Wonen (zie volgend hoofdstuk). Een derde hogeschool binnen de regio is de Hogeschool Drenthe. In tegenstelling tot de hierboven genoemde hogescholen biedt deze hogeschool geen opleidingen in de gezondheidszorg of verpleegkunde. De hogeschool maakt echter toch deel uit van de
26
regionale kennisinfrastructuur op het gebied van (ont)zorg(ing). De hogeschool biedt namelijk wel opleidingen die van belang kunnen zijn voor de zorg. Het gaat daarbij om onder andere de opleiding Life Science, en daarbinnen met name de richting Medisch Laboratoriumonderzoek. Ook opleidingen op het gebied van informatica (Mens en Informatie bijvoorbeeld) kunnen voorzien in de opleiding van professionals die informaticatoepassingen kunnen ontwerpen op het gebied zorg en ontzorging. MBO-instellingen Naast de voornoemde kennis- en onderwijsinstituten op WO- en HBO-niveau, behoren ook de MBO-instellingen die actief zijn op het gebied van de zorg (of faciliterende technologieën) onderdeel uit van de kennisinfrastructuur. Ook in deze opleidingsinstituten wordt kennis verzameld en verspreid en wordt door middel van stages en projecten een brug geslagen tussen het onderwijs en het werkveld in de zorg. Het aanbod van voor deze studie relevante opleidingen binnen de zes ROC’s in Noord-Nederland is in schema 3.8 weergegeven. Dit zijn niet alleen de ‘zorgopleidingen’, maar ook technische opleidingen die raakvlakken hebben met de zorgeconomie (zoals Laboratoriumtechniek en Human Technology). Schema 3.8 Zorggerelateerd opleidingsaanbod op MBO-niveau in de drie noordelijke provincies Onderwijsinstelling
Relevante faculteiten
Studierichtingen
Noorderpoort College
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende, Assisterende beroepen in de gezondheidszorg, Zorg en wonen (is in voorbereiding7)
Techniek
Human Technology, Laboratoriumtechniek
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende, Assisterende beroepen in de gezondheidszorg
Techniek
Human Technology
Menso Alting College
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende
Friesland College
Verpleging & Verzorging
Verpleging, Verzorging, Helpende
Laboratoriumtechniek
Laboratoriumtechniek
Gezondheidszorg
Verzorging, Verpleging, Helpende, Assisterende beroepen in de gezondheidszorg
Alfacollege
ROC Friese Poort Drenthe College
Gezondheidszorg
Verpleging, Verzorging, Helpende
Human Technology
Human Technology
Laboratoriumtechniek
Laboratoriumtechniek
De ROC’s spelen een belangrijke rol op de arbeidsmarkt van de noordelijke zorgeconomie. De voornoemde groei in de zorgvraag zal zich vertalen in een sterke toename van de vraag naar gekwalificeerd personeel in zorgondernemingen. De ROC’s ‘leveren’ opgeleide arbeidskrachten af aan de arbeidsmarkt voor de diverse verplegende en verzorgende functies en assistentfuncties. Een belangrijke randvoorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de zorgeconomie is dat de scholen erin slagen om voldoende gediplomeerde arbeidskrachten afleveren aan de noordelijke arbeidsmarkt voor de zorg. De opkomst van e-learning Een belangrijke ontwikkeling in het noorden des lands is de opkomst van e-learning. Elearning is een verzamelnaam voor het vormgeven van leersituaties met behulp van informatie- en communicatietechnologie. Met name voor plattelandsgebieden zoals het noorden – waarin sprake is van een ijle bevolkingsdichtheid en veelal grote afstanden tot scholen en opleidingsinstituten – kan ‘leren op afstand’ grote voordelen bieden. Dit geldt 7 In 2005 heeft het Noorderpoort College een verkenning uitgevoerd voor een nieuwe opleiding zorg en wonen. De uitkomst hiervan was dat hieraan een grote behoefte bestond. Inmiddels zijn de voorbereidingen voor deze opleiding in volle gang. Twee zorgondernemingen nemen deel aan dit initiatief door een werkgarantie af te geven aan leerlingen die deze opleiding met goed gevolg zullen volgen.
27
voor zowel de deelname aan reguliere opleidingen aan scholieren als de bijscholing van zittende medewerkers van (zorg)ondernemingen. In het noorden heeft e-learning vooral een impuls gekregen vanuit het Adviescollege voor de Markt (AMa) van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Vanuit de AMa is in 2004 een Task Force E-learning ingesteld, die als doel heeft om op het gebied van e-learning kansen in de markt te signaleren en deze te vertalen naar concrete, innovatieve projectinitiatieven. Deze Task Force begint inmiddels haar vruchten af te werpen: inmiddels zijn op dit punt 30 projecten opgestart, waarin 70 organisaties participeren en waarmee een totale investering van 50 miljoen euro is gemoeid (bron: website SNN). Het doel van de Friese portal voor e-learning is om via e-learning 600 medewerkers van een viertal Friese zorginstellingen bij te scholen. In de pilotfase van dit project worden 29 opleidingsmodules (nieuw ontwikkeld en) gedigitaliseerd. Het project moet leiden tot een betere toegankelijkheid van de opleidingen, meer efficiëntie (doordat het aantal improductieve uren wordt beperkt) en een betere afstemming van het cursusaanbod op de wensen van de individuele werknemer. Voor de uitvoering van dit project heeft de provincie Fryslân 150.000 euro subsidie beschikbaar gesteld. (Bron; provincie Fryslân)
Binnen het thema ‘ICT in de zorg’ wordt in het noorden in toenemende mate geëxperimenteerd met de toepassing van e-learning binnen de zorgeconomie. Een voorbeeld van een pilotproject op dit terrein is de ontwikkeling en realisatie van een Friese portal voor e-learning (zie kader). Dit initiatief is afkomstig van een viertal Friese zorgondernemingen, namelijk GGZ Friesland, het Medisch Centrum Leeuwarden, Revalidatie Friesland en Thuiszorg de Friese Wouden.
28
4.
4.1
DYNAMIEK IN DE NOORDELIJKE ZORGECONOMIE
Inleiding
Zoals in het inleidende hoofdstuk aangegeven, hebben de drie noordelijke provincies het thema zorg en economie als één van haar speerpunten in het nieuwe economische beleid aangemerkt. Dat dit thema kansen voor het noorden biedt, blijkt onder meer uit het feit dat er – soms uit onverwachte hoek – al initiatieven genomen (of voorbereid) worden om dit thema verder te ontginnen. De dynamiek die inmiddels op gang is gekomen, getuigt ook van de nodige economische en innovatieve potenties van de noordelijke zorgeconomie. In dit hoofdstuk zullen we aan de hand van een (selecte) weergave van al lopende en nog te starten initiatieven de dynamiek in de noordelijke zorgeconomie aantonen. Daarbij merken we overigens op dat het geenszins de bedoeling was om een uitputtend overzicht van relevante noordelijke initiatieven te geven. We beperken ons tot die initiatieven (of plannen daartoe) die als onderbouwing kunnen worden gezien van het belang van de zorg voor de noordelijke economie en/of van de beleidsmatige aandacht voor het bevorderen van de economische en innovatieve ontwikkelingen op dit terrein.
4.2
Aandacht voor de zorgeconomie vanuit regionale actoren op EZ-terrein
Niet alleen de (samenwerkende) regionale overheden in het noorden hebben inmiddels het thema zorg en economie ‘omarmd’. Ook andere partijen die zich ‘van nature’ niet bezig hielden met ontwikkelingen in de zorg(economie) zijn inmiddels tot de overtuiging gekomen dat de zorgeconomie kansrijke economische en technologische potenties heeft. Dit geldt bijvoorbeeld voor de instituties die ‘acteren’ op het EZ-terrein. Ter illustratie gaan we in het onderstaande nader in op de aandacht voor de zorgeconomie vanuit respectievelijk Syntens, de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (NV NOM) en de Kamers van Koophandel. Ook het initiatief van VNO-NCW om onderzoek te doen naar stuwende activiteiten op het gebied van zorg en economie komt in deze paragraaf aan de orde. Syntens Het EZ-agentschap Syntens heeft de zorgsector (‘Human Health’) als één van de zes speerpuntsectoren aangemerkt. Dat de noordelijke zorgeconomie door Syntens als economische en technologisch kansrijk wordt gezien blijkt uit het feit dat voor het Syntens-cluster Noord – de drie noordelijke provincies – (en Oost) een Sector Innovatie Plan (SIP) voor Human Health is opgesteld en in uitvoering is genomen. Als argumentatie om Human Healt als speerpunt te kiezen, wordt door Syntens het volgende aangevoerd: een verwachte sterke groei van de medische- en zorgtechnologie in de komende tien jaar; de medische- en zorgtechnologie zal in Europa dè technologie van de 21-eeuw zijn; innovatie in de zorg is nodig om meer efficiency en een grotere arbeidsproductiviteit te realiseren (zie ook hoofdstuk 2). Syntens ziet in het voornoemde Sector Innovatie Plan de volgende innovatiekansen voor de Human Health in Noord- en Oost-Nederland (zie kader). Innovatiekansen voor het speerpunt Human Health in Noord- en Oost-Nederland: Micro Systeem technologie Nieuwe diagnostica en geneesmiddelen Materiaaltechnologie Tissue engineering Biotechnologie Minimaal invasieve technieken Beeldvormende technieken Robotica ICT in de zorg (diagnose, behandelen, bewaken, verpleging, monitoring, domotica)
Vanuit dit SIP bedienen de drie noordelijke vestigingen van de Syntens-organisatie de
29
doelgroep MKB-ondernemingen die producten en diensten leveren aan zorgaanbieders (zowel binnen het noorden als daarbuiten). Syntens benadert de zorg daarbij voornamelijk vanuit de keten. Noord-Nederland kent een groot aantal zorgondernemingen (zie voorgaande hoofdstuk) die een steeds grotere behoefte hebben aan nieuwe technologieën en diensten. Voor het noordelijke MKB is dit dus een interessante markt. Om deze marktkansen te benutten ziet Syntens het als haar taak om het bewustzijn bij MKB-ondernemingen over deze economische en innovatieve potenties te bevorderen. Sinds medio 2005 heeft Syntens bij in totaal 15 bedrijven uit de noordelijke Health-sector een Innovatie Actie Plan (IAP) in uitvoering genomen. Syntens is daarnaast betrokken bij een aantal ZIN-NN activiteiten. NV NOM Ook binnen de NOM is de zorgeconomie een thema dat steeds meer aandacht krijgt. De zorg wordt door de NOM als interessante markt gezien, waarop kansrijke niches zijn te identificeren. Deze niches moeten vooral worden gezocht in de combinatie van de fysieke kenmerken van het noorden (rust, ruimte, natuur), een aantrekkingskracht op senioren van elders (die hier hun vakantie doorbrengen of zelfs gaan wonen), de aanwezigheid van kwalitatief hoogwaardige zorgondernemingen, goede verblijfsrecreatieve voorzieningen, voldoende arbeidsreservoir, etc. Zo zouden volgens de NOMgesprekspartner goede randvoorwaarden bestaan voor (de vestiging of start van) bedrijvigheid op het gebied van privé-klinieken, preventie, woonzorgconcepten, decentrale zorg/thuiszorg en zorgtoerisme. Op het gebied van de biomedische technologie is al de nodige spin-off bedrijvigheid rondom het UMCG ontstaan. Deze bedrijvigheid blijft echter vaak kleinschalig, omdat deze ondernemers niet tijdig het marktrijp maken van vindingen oppakken. De NOM brengt momenteel de mogelijkheden om de samenwerking binnen de biomedische en farmaceutische industrie in het noorden te versterken, in kaart. De NOM is inmiddels bij diverse initiatieven op het gebied van de noordelijke zorgeconomie betrokken, zoals bij de realisatie van diverse incubatorinitiatieven (zie kader) en initiatieven op het gebied van zorgtoerisme in Noord-Nederland (zie paragraaf 4.6). De NOM participeert ook in een aantal (vooral biomedische) ondernemingen die tot de zorgeconomie kunnen worden gerekend (bron: NV NOM 2005), zoals: Gino B.V. te Groningen (softwareontwikkeling t.b.v. cliëntvolg- en evaluatiesystemen voor de zorg); IQ Corporation B.V. te Groningen (innovatieve producten voor de gezondheidszorg op basis van menselijke antistoffen); Kiadis B.V. te Groningen (screening van mengsels op biologische activiteiten t.b.v. de ontwikkeling van medicijnen); Machnet Holding B.V. te Eelde (spoelen voor MRI scanners); Xendo Laboratories B.V. te Groningen (laboratorium voor ondersteuning geneesmiddelenontwikkeling, kliniek en consultancyactiviteiten); Lyonesse B.V. te Haren (nieuw concept voor woonzorgcombinaties). Naar voorbeeld van de Vitual Incubators (VINC) voor startende ICT-ondernemers, is het de bedoeling om ook voor starters binnen de zorgeconomie een vergelijkbaar initiatief te ontplooien. Vanuit het ZorgIncubsinitiatief worden mentoren beschikbaar gesteld aan deze starters. Deze starters worden doorverwezen via Syntens en de NV NOM. Inmiddels is de mentorenraad samengesteld en heeft de eerste ‘zorgstarter’ (IntraPhone) hiermee ervaring opgedaan.
De noordelijke Kamers van Koophandel De aandacht van de noordelijke Kamers van Koophandel voor de zorgeconomie komt vooral voort vanuit het speerpunt ‘recreatie en toerisme’. Zoals in hoofdstuk 3 aangegeven vormt de toeristisch-recreatieve bedrijvigheid een belangrijke economische sector in het noorden. Binnen dit speerpunt worden veel kansen toegedicht aan zorgtoerisme. In de afgelopen jaren zijn door de Kamers van Koophandel inmiddels verschillende 30
bijeenkomsten over dit thema georganiseerd. Daarnaast hebben zij onderzoek op dit vlak geïnitieerd. Zo heeft de Kamer van Koophandel Drenthe een studie laten doen naar ‘reuma en recreatie’. De drie noordelijke Kamers van Koophandel zijn ook betrokken bij een omvangrijke studie naar de mogelijkheden voor zorgtoerisme in het noorden. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (NOM, de drie noordelijke provincies, een aantal zorgondernemingen en de genoemde Kamers van Koophandel. Hieruit blijkt wel dat de drie noordelijke kamers zich ook nadrukkelijk verdiepen in de mogelijkheden van zorgtoerisme. In paragraaf 4.7 gaan we nader in op de uitkomsten van deze studies. VNO-NCW Noord-Nederland Op eigen initiatief laat de afdeling Noord-Nederland van de algemene werkgeversorganisatie VNO-NCW een visie ontwikkelen over stuwende activiteiten op het gebied van de zorg en economie in het noorden en de economische potenties die hieruit voortvloeien. Bij deze werkgeversorganisatie zijn niet alleen werkgevers uit de industrie en de zakelijke dienstverlening, maar in toenemende mate ook werkgevers van zorginstellingen aangesloten. Dit mede vanuit het perspectief dat de zorg als economische (groei)sector steeds meer op erkenning kan rekenen (zie ook hoofdstuk 2). Het bovengenoemde onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd door de Stec Groep. In dit onderzoek is voorzien in een interactieve aanpak met vertegenwoordigers van het noordelijke bedrijfsleven. De resultaten hiervan zullen eind maart 2006 worden gepresenteerd op een themamiddag van VNO-NCW Noord voor het noordelijke bedrijfsleven.
4.3
Netwerk- en clustervorming
Op een aantal fronten zijn organisaties in het noorden al bezig om (het voorbereiden van en) het vormen van netwerken en clusters om de economische en innovatieve potenties van de noordelijke zorgeconomie te benutten. In het onderstaande noemen we enkele voorbeelden van deze initiatieven. Zorg Innovatie Netwerk voor Noord-Nederland (ZIN-NN) De netwerkorganisatie ZIN-NN heeft als doelstelling op regionaal niveau de krachten van zorgondernemingen, toeleverende bedrijven, kennisinstellingen, overheden en verwachte partijen in het speelveld van zorg en welzijn te bundelen en (nieuwe) activiteiten op het gebied van zorginnovatie te realiseren. De ambitie van het ZIN-NN is om NoordNederland daar waar het gaat om zorgvernieuwende initiatieven een toonaangevende rol te laten spelen en de regio te positioneren als voortrekker van dit soort vernieuwingen. Syntens vervult een ondersteunende rol bij de organisatie en uitvoering van ZIN-NN activiteiten. In enkele bijeenkomsten met deelnemende partijen zijn een zestal clusterthema’s benoemd waarop de ZIN-NN activiteiten zich richten, namelijk: Levensbestendig Wonen: de ontwikkeling van nieuwe woonzorgoplossingen (met TNO-ICT en het lector Domotica aan de NHL als ‘trekkers’); Personal Health & Care Systems (gaat nog verder ingevuld worden. In dit kader wordt onder meer samenwerking gezocht met Philips, Astron en TNO); Zorglogistiek (inmiddels hebben bijna 75 personen geparticipeerd in de diverse ZINNN activiteiten op dit thema); EPD en informatiebeveiliging: voor de optimalisering van een regionale uitwisseling van zorggegevens (met inmiddels ruim 30 deelnemers); Medisch Technologische Innovaties (dit thema gaat in de komende tijd opgepakt worden); Scholen en opleiden: waarin vernieuwende scholings- en opleidingsinitiatieven (o.a. op het gebied van e-learning) worden ontplooid. Dit thema wordt ‘getrokken’ door het Martini Ziekenhuis en de Hanze Hogeschool. De (samenhangende) activiteiten binnen het ZIN-NN moeten bijdragen aan een drietal strategische thema’s met een specifieke meerwaarde voor de zorgeconomie binnen 31
Noord-Nederland, namelijk bijdragen aan een vitaal platteland, de positionering van de zorgexpertise zoals die in Noord-Nederland beschikbaar is en het bewerkstelligen van strategische ketensamenwerking. In elk van de drie provincies zijn – onder het motto ‘captains of care’ – bijeenkomsten georganiseerd voor topbestuurders van zorgondernemingen. Het doel hiervan is om een gezamenlijke strategie te ontwikkelen over de te verwachten ontwikkelingen in de zorgvraag en de vertaling ervan naar nieuwe producten en diensten. Via dit initiatief worden bestuurders uit de zorg als katalysator benut voor nieuwe (ZIN-NN) projecten. Sinds de oprichting van ZIN-NN in maart 2004 is de aandacht vooral gericht geweest op het mobiliseren en informeren van partijen, het makelen en schakelen tussen deelnemende organisaties, het uitwerken/ondersteunen van pilotprojecten, en het opbouwen van de organisatorische structuur van het netwerk. Het ZIN-NN zit op dit moment in een omslagpunt naar het initiëren van concrete businesscases en het verder verankeren van het ZIN-NN netwerk. SEAN-onderzoek naar clustervorming De Sociaal Economische Adviesraad Noord-Nederland (SEAN) heeft in 2004 een advies uitgebracht over clustervorming. Daarin concludeert zij dat Noord-Nederland een aantal intrisieke sterkten heeft die goede mogelijkheden bieden om tot clustervorming te komen. Deze sterkten hebben betrekking op de kwaliteit van de regio (in de zin van ruimte en leegte), de arbeidsmotivatie van de gemiddelde noordeling, de bindingskracht om mensen van buiten de regio op te nemen en de bestuurlijke samenwerking. In een recente studie voor het SEAN concludeert het bureau Prisma & Partners (december 2005) dat Noord-Nederland goede randvoorwaarden heeft om tot een noordelijk zorgcluster te komen. De argumentatie daarvoor wordt gevonden in: de aanwezigheid van alle relevante partijen die een dergelijk cluster moeten worden, namelijk actieve zorgondernemingen, kennisinstellingen, verzekeraars en andere private partijen; de aanwezigheid van samenwerkingsverbanden die al actief zijn met het ontwikkelen van innovatieve activiteiten en nieuwe concepten in de zorg; de bestuurlijke ambitie en het draagvlak om tot een breed en innovatief zorgcluster te komen; de doorgaande beweging in de zorgsector naar meer marktwerking, samenwerking en differentiatie in het zorgaanbod; de aansluiting bij de voornoemde intrinsieke sterkten van Noord-Nederland.
4.4
Decentrale zorg/ontzorging
Met name in Fryslân en Drenthe worden – mede geïnitieerd dan wel ondersteund vanuit de respectievelijke provincies – initiatieven ontplooid om op het gebied van decentrale zorg/ontzorging tot nieuwe woonzorgconcepten en nieuwe vormen van dienstverlening te komen. Daarbij wordt vooral samengewerkt tussen woningbouwverenigingen, overheden, zorgondernemingen en particuliere bedrijven. In het onderstaande geven we een aantal voorbeelden. Dit geldt ook voor een aantal ICT-gerelateerde initiatieven die ondersteunend zijn aan het thema ‘ontzorging’. (Digitaal) Thuishotel ‘Thuishotel’ is een gecombineerd project waarin wordt samengewerkt door woningbouwcorporaties, zorgondernemingen (waaronder Thuiszorg Zuidwest Friesland) en de locale overheid. In Sneek participeren de woningstichting De Wieren, Patrimonium Sneek en Zorggroep Tellens; in Lemsterland vormen Lyaemer Wonen, Hof en Hiem en de gemeente Lemsterland de initiatiefnemers. De twee thuishotels die in kader van dit project opgericht zijn, hebben als doel om het zelfstandig wonen van hulpbehoevenden (ouderen en andere mensen die hulp nodig hebben) te stimuleren. Er wordt vanuit de thuishotels verschillende diensten aangeboden op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Voorbeelden hiervan zijn het verrichten van huishoudelijk werk, het doen van boodschappen, tafeltje-dekje, vervoer, veiligheid, persoonlijke verzorging, het bieden van 32
aanspraak en persoonlijke ontwikkeling. Het thuiszorginitiatief is een aanvulling op de reguliere thuiszorg. Ouderen en andere typen hulpbehoevenden kunnen een abonnement nemen om gebruik te maken van de dienstverlening vanuit de thuishotels. Inmiddels is dit project – onder de naam ‘Digitaal Thuishotel’ – verbreed naar digitale diensten. In aanvulling op de voornoemde diensten kunnen zorgvragers zeven dagen per week en 24 uur per dag on-line dienstverleners in de regio Zuid-West Fryslân vergelijken en direct contact leggen met de dienstverlener naar keuze. De economische impuls die hiervan uitgaat draagt ertoe bij dat lokale voorzieningen en diensten op het gebied van wonen, gezondheid, welzijn en service in dit soort plattelandsgebieden in stand kunnen worden gehouden. Virtuele thuiszorg Virtuele thuiszorg is een project van de thuiszorgorganisatie Het Friese Land (Noordoost Fryslân). Het project – het eerste in zijn soort in het noorden – heeft als doel om een bijdrage te leveren aan ‘zorg op afstand’ in de thuiszorg. Het onderscheidt zich van andere initiatieven door de integrale benadering: zowel de relatie cliënt – zorgcentrale, cliënt – familie/mantelzorg en familie/mantelzorg – zorgcentrale krijgen in dit project aandacht. In dit proefproject is videoconferencing-apparatuur geplaatst waarmee cliënten kunnen communieren met de zorgcentrale, familieleden en mantelzorgers. Doel van het project is het toetsen van de mogelijkheden op een viertal functionaliteiten, namelijk personenalarmering & opvolging van handelen, controle, ‘oppas’-functie (door middel van het regelmatig toetsen of ‘het nog goed gaat’) en het leggen van sociaal contact. Binnen het project werken de thuiszorgorganisatie, Kabel Noord en het bedrijfsleven samen. Het project is financieel ondersteund door de provincie Fryslân. Masterplan Woonserviceszones Leeuwarden (2004-2015) De gemeente Leeuwarden ontwikkelt in samenwerking met twee woningbouwcorporaties en drie zorgondernemingen in een periode van tien jaar fasegewijs dertien zogenaamde woonservicezones. Het doel hiervan is om voor ouderen en jongeren met een beperking voorzieningen te creëren waarmee zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen in hun eigen wijk. In een dergelijke woonservicezone worden (al dan niet aangepaste) woningen gerealiseerd, gecombineerd met diverse soorten welzijnvoorzieningen en lichte tot intensieve zorg binnen handbereik. Het middelpunt van elke woonservicezone wordt gevormd door een Multifunctioneel Centrum waarin de diverse functies bijeen komen (Gemeente Leeuwarden, 2005). I2Care De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heeft een viertal kennisgebieden als speerpunten benoemd. Eén van deze kennisgebieden waarop interfacultaire samenwerking tot stand wordt gebracht en waarmee de universiteit zich naar buiten kan profileren, heeft betrekking op ICT. Binnen dit kennisgebied neemt het deelthema ‘ICT in de zorg’ een prominente plaats in. Onder de naam I2Care heeft de RUG – in samenwerking met het ICT-Platform Noord-Nederland – een plan ontwikkeld om een geavanceerde, gedistribueerde ICT-infrastructuur te realiseren dat als basis kan dienen voor experimentele projecten op het gebied van decentrale zorg. Voor uiteenlopende patiëntengroepen – zoals bijvoorbeeld hartpatiënten, (jonge) nierpatiënten, diabeten, ouderen met afnemende vitaliteit en dergelijke – zullen nieuw ontwikkelde ICT-diensten in een laboratoriumtoepassing worden getoetst. Wat de benodigde ICT-voorzieningen betreft zal worden aangesloten op internationale, technische ontwikkelingen op het gebied van domotica, sensortechnologie, kunstmatige intelligentie, spraak- en beeldtechnologie, etc. De provincie Groningen zal (in eerste instantie) als een soort ‘lifelab’ gaan functioneren. Na gebleken succes zal de infrastructuur worden verbreed naar naar Drenthe en Fryslân en het Duitse gebied van de Eems-Dollard Regio (EDR). Vanuit het ICT-bedrijfsleven is inmiddels belangstelling getoond om in dit initiatief te ‘partneren’. Initiatieven van de Stichting Gerrit Fryslân kan op het punt van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) – zeker daar waar het gaat om zorg in een dunbevolkte plattelandseconomie – als koploper worden beschouwd. De Stichting Gerrit – waarin Friese zorgondernemingen uit de cure en care al sinds 1996 samenwerken op ICT-gebied – heeft bij het behalen van deze positie een 33
belangrijke rol gespeeld. Door (nieuwe) ICT-toepassingen te implementeren in de zorg streeft de stichting naar de onderlinge informatie-uitwisseling tussen zorgondernemingen het significant verbeteren van de ketenzorg. Vanuit Stichting Gerrit is een aantal initiatieven op het gebied van ICT in de zorg ontwikkeld en in uitvoering genomen. Eén van de initiatieven heeft betrekking op Zorgnet Friesland, een informatie infrastructuur in de zorg die uniek is voor Nederland. Het betreft een beveiligd elektronisch netwerk waarmee zorgverleners in heel Friesland veilig onderling informatie kunnen uitwisselen. Dit initiatief komt voort uit een pilotproject in de regio Dokkum, namelijk rondom het streekziekenhuis Talma Sionsberg. Stichting Gerrit beheert het netwerk. Een ander project van Stichting Gerrit is het Waarneem Dossier Huisartsen. In dit EPD-project wordt een samenvatting van het patiëntdossier van de eigen huisarts beschikbaar voor de huisartspost. Aan de hand van de actuele medische gegevens van patiënten kunnen op de huisartsposten betere diagnoses worden gesteld en de medische zorg aan patiënten worden verbeterd. Het project is ontwikkeld in samenwerking met de Dokterswacht Friesland en de Uniforme Zorg Registratie. Het Friese project is door het Nationale ICT-Instituut in de Zorg (NICTIZ) als één van de zes landelijke koplopers op dit terrein aangemerkt. Ook in Drenthe wordt een dergelijke koplopersproject uitgevoerd.
4.5
(Bio)medische technologie
Op het terrein van de biomedische technologie is er in het noorden sprake van een concentratie van kennis en bedrijvigheid in Groningen en omstreken. Met name de aanwezigheid van het UMCG speelt hierbij een (beeld)bepalende rol. In de voornoemde verkenning over de mogelijkheden van een zorgcluster werd de concentratie van medisch onderzoek en onderwijs in en rondom het UMCG als belangrijke ‘bouwsteen’ voor een zorgcluster in Noord-Nederland aangemerkt. In het onderstaande geven we enkele voorbeelden van (geplande) initiatieven op het gebied van de biomedische technologie, waaruit blijkt dat het noorden goede uitgangsmogelijkheden heeft om dit kennisgebied verder te ‘exploiteren’. BioMed City Groningen In het BioMed City project – een initiatief van de gemeente Groningen – is een platform tot stand gebracht voor partijen die betrokken zijn bij het biomedische kenniscluster zoals die actief is rondom het UMCG. Met het BioMed City project wordt beoogd om dit kenniscluster te versterken. De activiteiten die in het kader van dit platform worden georganiseerd, moeten ertoe bijdragen dat Groningen als aantrekkelijke vestigingsplaats voor biomedische en farmaceutische bedrijven ‘op de kaart’ wordt gezet. Ook wordt ‘ingezet’ op het versterken van de onderlinge (kennis)relaties tussen de honderd gevestigde biomedische en farmaceutische bedrijven, de aanwezige kennisinfrastructuur op dit terrein en de overheid. Naast de gemeente en het UMCG participeren ook de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool, de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (NOM) en de bedrijven Cordis en Bio Pharma Research in het BioMed City initiatief. Het LifeLines programma Een voorbeeld van een economische spin-off van nieuwe kennisontwikkeling in de medische sector, betreft het grootschalige onderzoeksprogramma LifeLines. In het kader van dit UMCG-onderzoek zullen in totaal 165.000 inwoners van Groningen, Fryslân en Drenthe gedurende dertig jaar worden gevolgd wat betreft hun gezondheid, leefstijl en sociale en psychische factoren. Het doel van dit programma is om inzicht te krijgen in de manier waarop mensen gezond oud(er) kunnen worden. Door voor een lange periode een groot aantal medische gegevens te verzamelen en vast te leggen in een medische ‘informatiebank’, zullen mogelijkheden worden geschapen om relaties te ontdekken tussen het ontstaan van chronische ziekten en verklarende factoren. De database levert daarmee kennis die gebruikt kan worden voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen of behandelingmethoden. Het onderzoeksprogramma zelf zal naar verwachting een direct werkgelegenheidseffect hebben van 300 arbeidsplaatsen. Daarnaast verwachten het UMCG en SNN dat er van het onderzoek ook een forse economische impuls zal uitgaan 34
op de langere termijn. De grote medische en genetische databank van LifeLines zal namelijk commercieel interessant zijn voor bedrijven die zich bezighouden met het ontwikkelen van medicijnen of nieuwe voedingsproducten (bron: Dagblad van het noorden, 11 januari 2006).
4.6
Wellness en zorgtoerisme
Hiervoor is al opgemerkt dat het thema ‘wellness’ in economisch en innovatief opzicht kansrijk is. Ook in het noorden wordt dit onderkend. In het onderstaande schetsen we ter illustratie een aantal voorbeelden van noordelijke initiatieven die ertoe bijdragen dat mensen gezond en comfortabel leven en dat mensen met beperkingen ook kunnen genieten van hun vakantie (dus zorgtoerisme). Philips Drachten als kenniscluster op het gebied van personal care en health In de afgelopen jaren heeft Philips zich in toenemende mate versterkt op het gebied van de gezondheidszorg. Naast de professionele (ziekenhuis)markt legt Philips zich ook steeds meer toe op de markt van apparaten die gericht zijn op de gezondheid en welzijn van consumenten. Hiervoor is in 2004 een nieuw bedrijfsonderdeel opgericht, namelijk Consumer Health & Wellness. Deze business unit maakt onderdeel uit van Philips Domestic Appliances and Personal Care (DAP). De andere DAP-business units zijn Shaving & Beauty (scheerapparaten, baardtrimmers, haarclippers, epilators, haardrogers en ladyshaves), Oral Healthcare (tandenborstels), Home Environment Care (stofzuigers en strijkijzers) en Food & Beverage (keukenapparatuur). In Drachten is het Advanced Technology Center (ATC) van Philips DAP gevestigd. In dit kenniscentrum wordt voor de gehele DAP-divisie – en dus ook voor de ontwikkeling van de consumentgerichte medische- en gezondheidsproducten – toegepast onderzoek en research verricht. De ontwikkelingen rond Philips Drachten zijn relevant voor de science base op het gebied van de wellness binnen de noordelijke zorgeconomie (bron: www.philips.nl). Sportstad Heerenveen Heerenveen kent een aantal sportvoorzieningen – het Abe Lenstra Stadion, de Thialfijsbaan en het CIOS – die een zekere uitstraling hebben naar de rest van het land en daarbuiten. Rondom deze voorzieningen is een concept rondom sport, gezondheid en leefstijl ontwikkeld, namelijk ‘Sportstad Heerenveen’. Het doel van het Sportstad Heerenveen-concept is om enerzijds meer samenhang tussen de verschillende sport- en gezondheidsgerelateerde voorzieningen te bewerkstelligen en anderzijds Heerenveen als dynamische, bruisende en aantrekkelijke sportstad ‘op de kaart te zetten’. Sportstad Heerenveen is een initiatief van sc Heerenveen, De Friesland Zorgverzekeraar, het ROC Friesland College en de gemeente Heerenveen. Zij hebben hun afzonderlijke verbouw- en nieuwbouwplannen samengesmeed rondom het voornoemde stadion. Binnen de muren van Sportstad Heerenveen worden een turnhal, tennishal, twee spelhallen, squashbanen, een (wedstrijd)zwembad, een fitnesscentrum en een centrum voor outdoor sporten gevestigd. Ook de regiokantoren van diverse sportbonden zullen hier gevestigd worden. De Friesland Zorgverzekeraar is verantwoordelijke voor de exploitatie van de zogenaamde Gezondheidsboulevard. Hier zijn tal van dienstverleners op het gebied van arbeidsgerelateerde en sportgerichte zorg gevestigd Aan de zuidzijde van het stadiondeel bevindt zich de Lifestylepassage. Hierin zijn (of worden) de volgende typen bedrijven gevestigd, namelijk een Zelfstandig Behandel Centrum Kliniek Holystaete Heerenveen (met de specialismen reconstructieve- en plastische chirurgie, spataderchirurgie, buikwandbreuken en orthopedische behandelingen), een ooglaserpraktijk, een praktijk voor cosmetische tandheelkunde en implantaten, een kapper/schoonheidssalon, een instituut voor gewichtsbeheersing en een homeopatheek. Het Friesland College zal in de directe nabijheid een geheel nieuwe campus realiseren. Ook de CIOS-opleiding van dit ROC zal naar deze locatie worden verplaatst (bron: www.sportstadheerenveen.nl). Hospitaal voor de goede zorg Veenhuizen Voor het voormalige gevangenisdorp Veenhuizen is in 2002 een ontwikkelingsvisie vervaardigd. Het doel hiervan is om het verval van dit karakteristieke dorp een halt toe te 35
roepen en de leefbaarheid nieuwe impulsen te geven. Eén van de actielijnen waarlangs wordt gewerkt is het aantrekken en ondersteunen van nieuwe, economische activiteiten. Een voorbeeld daarvan is het project ‘Hospitaal voor de goede zorg’, een gezamenlijk initiatief van een grote zorgonderneming (Icare Thuiszorg) en de bedrijven Blaauwbroek bureau voor Vraaggestuurde Zorg en Rik Dortmond Catering. Voor de realisatie van dit project zijn Kompas-gelden beschikbaar gesteld. Het Hospitaal voor de goede zorg is gevestigd in het voormalige hospitaalcomplex van Veenhuizen. Dit project behelst een viertal voorzieningen in de sfeer van verblijfs- en gezondheidsarrangementen, namelijk een zorghotel, een herstelcentrum, een laboratorium en een zorgacademie. Het zorghotel richt zich enerzijds op mensen die Veenhuizen als toerist aandoen en zorg op maat nodig hebben en anderzijds op toeristen die deze zorg niet nodig hebben. Voor het herstelcentrum – bedoeld voor mensen die een gezondheidsprobleem hebben (gehad) en hiermee moeten leren omgaan – worden in samenwerking met patiëntenorganisaties, zorgondernemingen en verzekeraars programma’s op het gebied van sport, voeding, leefstijl, etc. ontwikkeld. Deze inhoudelijke programma’s worden dan gecombineerd met wellness-arrangementen. In het laboratorium wordt onderzoek gedaan op het gebied van preventie en het versterken van de eigen verantwoordelijkheid van cliënten in de zorg. Vanuit de zorgacademie worden voor zowel zorgvragers als zorgaanbieders scholings- en trainingsprogramma’s over preventie en een gezonde leefstijl georganiseerd. Hotels voor gehandicapten Recentelijk is het initiatief genomen om op zowel Ameland als Schiermonnikoog hotels met aanpassingen voor gehandicapten te realiseren. De achtergrond hiervan is dat ‘reguliere’ hotels vaak onvoldoende toegerust zijn om mensen met een beperking onderdak en zorg tijdens de vakantie te bieden. De hotels worden gerealiseerd in samenwerking met twee hotelketens, twee zorgondernemingen en het Rode Kruis. De zorgondernemingen zullen worden betrokken om op afroep zorg op maat aan de hotelgasten te bieden. De verwachting is dat in de zomer van 2006 het eerste Horizon Hotel haar deuren opent (bron: Trouw, 19 januari 2006). Carebungalows op Landal Parc Sandur Nadat op recreatiepark Landal Parc Sandur te Emmen enkele bungalows waren aangepast voor mensen in een rolstoel en carapatiënten, bleek een grote vraag naar dit type aangepaste verblijfsvoorzieningen te zijn. Dit was mede de aanleiding om een plan te ontwikkelen voor de realisatie van een aantal zogenaamde ‘carebungalows’. Dit zijn aangepaste bungalows voor groepen van acht tot tien patiënten/cliënten die vanuit zorgondernemingen op vakantie gaan. Aan het zorgpersoneel kan eveneens overnachting worden geboden. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om personeel van zorgondernemingen in de buurt (bijvoorbeeld een thuiszorginstelling) in te huren. Het project is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de zorggroep Suydevelt. Onderzoek zorgtoerisme (1) Uit een afstudeeronderzoek ‘Reuma en recreatie’ – uitgevoerd in opdracht van de Kamer van Koophandel Drenthe en Toeristisch Recreatief Drenthe (TRD) – kwam naar voren dat Drenthe een aantrekkelijke en gezonde omgeving is voor reumapatiënten. Met 1,6 miljoen reumapatiënten, die afhankelijk zijn van aangepaste accommodaties en deels ook zorg tijdens de vakantie, vormt dit een belangrijke nichemarkt voor zorgtoerisme. Doordat deze groep ook in het voor- en najaar op vakantie gaat, biedt het tevens mogelijkheden voor seizoensverlenging. Het aanbod (op maat) van toeristische (verblijfs)voorzieningen voor deze doelgroep blijkt echter nog gering te zijn. Veel recreatieondernemers zien de reumapatiënt wel als potentiële klant, maar zij worstelen met het vraagstuk hoe zij hun voorziening en de vraag naar zorg op maat moeten inrichten. Wat dit laatste betreft wordt aanbevolen om samen te gaan werken met zorgondernemingen (Kamer van Koophandel Drenthe/Hogeschool Drenthe, 2005). Onderzoek zorgtoerisme (2) In samenwerking met de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe en de NV NOM hebben de drie Kamers van Koophandel in het noorden een studie naar de mogelijkheden voor zorgtoerisme in het noorden geïnitieerd. Uit de resultaten van deze 36
studie (die nog niet formeel gepubliceerd zijn) komt naar voren dat de vraag naar zorgtoerisme groot is, maar dat van een homogene markt geen sprake is. In de studie zijn ook berekeningen gemaakt van de te verwachten economische potenties van zorgtoerisme. Hieruit blijkt dat met het in de markt zetten van toeristische concepten en arrangementen voor (individuele of groepen) ‘mensen met zorg’ in totaal 16 miljoen euro extra aan directe en indirecte bestedingen op jaarbasis verwacht mag worden. Dit betekent een extra vraag van ruim 2.100 slaapplaatsen in hotels, bungalows, stacaravans en appartementen en een gemiddelde omzetstijging van 5% per recreatieondernemer in Noord-Nederland.
37
5.
SAMENVATTENDE CONCLUSIES
5.1
Conclusies
In deze (eerste fase van de) verkenning wordt een eerste inzicht gegeven in de kansen van Noord-Nederland op het gebied van de zorgeconomie. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) heeft zorgeconomie als één van de speerpunten voor de periode 2007-2013 aangewezen. De economische en innovatieve potenties van de noordelijke zorgeconomie zullen bijdragen aan de wenselijke transitie van het noorden naar een kenniseconomie. Een nadere verdieping is in de vervolgfase van deze verkenning voorzien. Het zorgcluster is in economisch opzicht zeer belangrijk geworden, terwijl bovendien te verwachten valt dat de economische betekenis van dit cluster – niet alleen in Nederland maar ook in internationaal opzicht – alleen nog maar zal toenemen. Dit geldt ook voor het noorden. De bijna 3.700 vestigingen van zorgondernemingen in het noorden bieden werk aan in totaal ruim 82.500 werknemers. De industriële en dienstverlenende bedrijvigheid die gelieerd is aan de zorg, telt in het noorden nog eens 5.600 bedrijfsvestigingen die aan 35.000 personen werk bieden. De concurrentie binnen de zorgeconomie neemt toe. Dit wordt bovendien ook expliciet door de nationale overheid gestimuleerd via het beleid dat er op gericht is om de marktwerking binnen de zorg te bevorderen. Niet alleen in Nederland maar ook in andere omliggende landen doen zich vergelijkbare ontwikkelingen voor. Dit betekent dat in toenemende mate een situatie gaat ontstaan waarbij ook bij de zorgeconomie sprake is van een internationaal concurrerende markt. Enerzijds biedt dit kansen voor Nederland (het marktpotentieel voor Nederlandse toeleverende bedrijven en zorgondernemingen neemt toe). Anderzijds vormt dit ook een bedreiging omdat buitenlandse spelers in toenemende mate in staat zullen zijn om de Nederlandse markt te betreden. Verschillende zorgondernemingen in het noorden – zoals het UMCG in Groningen – bedienen een veel groter gebied dan uitsluitend het noorden. Inmiddels wordt ook ervaring opgedaan met zorgverlening aan mensen van over de grens. Hoewel er sprake is van een gereguleerde marktwerking, opereren aanbieders van zorg steeds meer als ‘gewone’ ondernemingen. In het noorden wordt dan ook onderkend dat de zorg een ‘normale’ economische bedrijfstak is, die zich kenmerkt door een grote economische groei en veel vernieuwingsmogelijkheden. Uit de recente Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning blijkt dat de zorg in de drie noordelijke provincies van alle sectoren de sterkste groei vertoont. Naast de verschillende zorgbranches kunnen ook een drietal aan de zorg gelieerde branches onderscheiden worden, namelijk de branches die producten, diensten en kennis aan zorgondernemingen leveren, branches waarvan bedrijven een rol spelen op het gebied van de decentrale zorg/ontzorging (voorzieningen en technische hulpmiddelen om ouderen langer zelfstandig thuis te laten wonen) en branches waarvan ondernemingen actief zijn op het gebied van de wellness (producten en diensten die ertoe bijdragen dat mensen gezond en comfortabel leven). Gelet op bovenstaande ontwikkelingen is het voor ‘spelers’ binnen het zorgcluster (zowel zorgondernemingen als toeleverende bedrijven) in toenemende mate van belang om zich te gaan onderscheiden en profileren. Innovatie – bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe producten, diensten en zorgconcepten – vormt op dit punt een belangrijk middel. De zorg vormt een belangrijke motor voor innovaties. Enerzijds vormt de zorg zelf een bron van vernieuwingen. Dit geldt in het noorden bijvoorbeeld voor het UMCG. Anderzijds fungeert de zorg als stimulator (‘vrager’) van innovaties vanuit andere sectoren. Gelet op de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkelingen – zoals de voortschrijdende vergrijzing, de toename van wetenschappelijke kennis op medisch gebied, de verschuiving van intramurale naar extramurale zorgverlening, de behoefte aan meer doelmatigheid en efficiency in de zorg alsmede de toenemende aandacht van consumenten voor gezondheid en wellness – valt te verwachten dat naar de toekomst deze innovatieve rol alleen nog maar verder uitgebouwd zal worden.
38
Het noorden van het land kan een significante bijdrage leveren aan het benutten van de economische en innovatieve kansen voor Nederland. Enerzijds vloeit dit voort uit de aanwezigheid van sterke branches binnen zowel de zorgaanbieders als de toeleverende bedrijvigheid, zowel wat betreft een relatieve oververtegenwoordiging in de werkgelegenheid als de aanwezige kennisbasis in deze branches. Anderzijds is er in het noorden al de nodige dynamiek aanwezig waarop kan worden ‘voortborduurd’ om ook optimaal van de aanwezige kansen te profiteren. Wat dit laatste betreft hoeft niet bij ‘nul te worden begonnen’. De economische en innovatieve potenties worden inmiddels ook erkend door noordelijke partijen die op het EZ-beleidsterrein actief zijn. Syntens, de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (NOM) en de drie noordelijke Kamers van Koophandel hebben op dit terrein al de nodige initiatieven ontplooid en een plaats voor het thema ‘zorgeconomie’ ingeruimd in hun toekomstplannen. De zorgeconomie is per definitie een breed themaveld waar vele ontwikkelingen gaande en uiteenlopende initiatieven mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde om als regio de aanwezige kansen in economisch en innovatief opzicht te benutten, is het aanbrengen van focus. Voor een aantal belangrijke segmenten binnen de zorgeconomie geldt dat het noorden over een sterke vertrekpositie beschikt. Hierop zouden de drie noordelijke provincies zich dan vooral op moeten richten bij het verder uitwerken en concretisering van beleidsinitiatieven. Op grond van de uitkomsten van deze eerste fase komen we tot de volgende kansrijke thema’s die vanuit het noorden opgepakt kunnen worden. In het onderstaande lichten we de betreffende thema’s – met bijbehorende argumentatie – nader toe. Medische technologie Binnen de toeleverende industrie kent het noorden een oververtegenwoordiging van de bedrijvigheid die zich bezighoudt met de vervaardiging van medische apparatuur. Wat betreft de bedrijvigheid in deze branche is de locatiecoëfficiënt (met 1,95) bijna twee maal zo hoog als op grond van het Nederlandse gemiddelde verwacht mocht worden. Met ruim 3.000 arbeidsplaatsen is dit ook in absolute zin een belangrijke toeleverende branche. Een ander argument is dat het noorden een belangrijke kennisbasis op dit gebied heeft, namelijk het UMCG te Groningen. Als onderdeel van de Rijksuniversiteit Groningen vormt het UMCG – met 8.900 medewerkers de grootste werkgever van het noorden, een groot aantal hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten en de nodige incubatorvoorzieningen – een eminente factor binnen de noordelijke kenniseconomie en tegelijkertijd een belangrijke katalysator voor nieuwe medische/zorggerelateerde technologieën en innovaties. Wellness Vanuit verschillende actoren wordt in de komende jaren een grote vlucht van wellnessproducten en diensten verwacht. De achtergrond hiervan is dat consumenten in toenemende mate een vraag ontwikkelen naar producten en diensten die bijdragen aan het bevorderen van een goede gezondheid en een comfortabel leven. Het noorden heeft op dit punt een belangrijke troef in handen om dit thema in innovatief opzicht verder tot ontwikkeling te brengen, namelijk het Advanced Technology Center (ATC) van Philips DAP te Drachten. In dit kenniscentrum wordt voor de gehele DAP-divisie van het concern – en dus ook voor de ontwikkeling van de consumentgerichte medische- en gezondheidsproducten – toegepast onderzoek en research verricht. Er bestaan verschillende mogelijkheden om dit kenniscluster verder te verankeren in de noordelijke (zorg)economie. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan het versterken van de technologische samenwerking, het bevorderen van nieuw ondernemerschap en het ‘testen’ van nieuwe, experimentele wellness-toepassingen in het noorden. Zorgtoerisme De toeristisch-recreatieve sector is een belangrijke bedrijfstak voor het noorden, en dan met name voor Drenthe en Fryslân. Dit geldt met name voor de toeristische en recreatieve verblijfsvoorzieningen: met bijna 5.500 werkzame personen en een locatiecoëfficiënt van 1,14 mag van een sterk aanwezige sector worden gesproken. Met name de fysieke omgeving – die zich kenmerkt door rust, ruimte en natuur – heeft een grote aantrekkingskracht op toeristen. Uit recent onderzoek blijkt dat het noorden goede
39
mogelijkheden heeft om – en dat er veel draagvlak bestaat voor – het zorgtoerisme verder tot ontwikkeling te brengen. Wanneer ondernemers in de toeristisch-recreatieve branche in samenwerking met zorgondernemingen concepten en arrangementen ontwikkelen voor mensen met zorg en hun voorzieningen hierop aanpassen, kan een groot economisch potentieel worden aangeboord. Het voornoemde onderzoek heeft dit potentieel berekend op jaarlijks 16 miljoen euro aan extra bestedingen en een additionele vraag van 2.100 slaapplaatsen in hotels, bungalows, stacaravans en appartementen. Decentrale zorg/ontzorging Het noorden kent een sterke vertegenwoordiging van verschillende branches in de care (dit zijn voorzieningen die zich richten op het verlenen van zorg en niet op genezing). Het gaat hierbij onder meer om de verpleging en verzorging (locatiecoëfficiënt 1,31), de gehandicaptenzorg (1,4) en de thuiszorg (1,27). In totaal zijn in het noorden bijna 40.000 personen werkzaam in deze branches. Een belangrijke ontwikkeling – die een grote vraag naar nieuwe producten en diensten zal geven – is wat aangeduid wordt met ‘vermaatschappelijking van de zorg’ of ‘ontzorging’. Dit heeft betrekking op een verschuiving van zorg binnen de muren van een zorgonderneming naar zorg in de thuisomgeving. De achtergrond hiervan is gelegen in het feit dat ouderen, chronisch zieken en gehandicapten zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen en thuis op maat verzorgd willen worden. Om hieraan tegemoet te komen zal in de komende jaren een grote vraag ontstaan naar nieuwe zorgconcepten (zoals ‘zorg op afstand’ of ‘ehealth’), nieuwe vormen van dienstverlening en verschillende typen domoticatoepassingen in de huiselijke sfeer (woningaanpassingen en technische hulpmiddelen). Dat het noorden op dit terrein kansrijk is, heeft enerzijds te maken met de kenmerken van de regio: namelijk een dunbevolkt gebied met relatief grote afstanden tot voorzieningen. Anderzijds is er sprake van de aanwezigheid van relatief veel bedrijven in de vervaardiging van meet-, regel- en controleapparatuur en de nodige installatiebedrijven die zich hierin inmiddels in zekere mate gespecialiseerd hebben. Dat op dit terrein de nodige onbenutte kansen liggen, blijkt onder meer uit cijfers van de brancheorganisatie UNETO-VNI. Wanneer de door de UNETO-VNI berekende economische potenties van de vergrijzing wordt ‘vertaald’ naar het noorden, dan mag voor de installateurs op de noordelijke markt een additionele omzetstijging van 320 miljoen euro in het komende decennium worden verwacht. Aandacht voor enkele randvoorwaarden Naast de vier inhoudelijke thema’s op het gebied van de zorgeconomie zoals hierboven toegelicht, zal in de randvoorwaardelijke sfeer nog een tweetal aspecten aandacht verdienen. In de eerste plaats heeft dit betrekking op de human capital factor. De toenemende zorgvraag zal zich in de komende jaren vertalen in een grote vraag naar gekwalificeerd personeel voor de verschillende segmenten binnen de zorg. Een belangrijke randvoorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de noordelijke zorgeconomie is de beschikbaarheid van voldoende gediplomeerde arbeidskrachten. De zorgondernemingen zullen op dit punt in samenspraak met de opleidingen initiatieven moeten ontplooien om aan de groeiende vraag te kunnen voldoen (onder andere op het gebied van e-learning). In de tweede plaats zal het nodige geïnvesteerd moeten worden in ICT als faciliterende technologie. Enerzijds heeft dit te maken met zorginhoudelijke ontwikkelingen, waarbij ICT een steeds belangrijkere functie krijgt (zoals precisiegeneeskunde, transmurale zorgtechnologie en ‘telezorg’). Anderzijds wordt ook steeds meer aandacht besteed aan verbeteringen in de bedrijfsprocessen van zorgondernemingen (verbetering van de informatie-uitwisseling binnen zorgketens en ICT als hulpmiddel om meer efficiency en een hogere arbeidsproductiviteit te realiseren). Op ICT-gebied is er in het noorden overigens sprake van een sterk kennispotentieel, namelijk bij het UMCG en de Rijksuniversiteit Groningen. Per saldo liggen er voor het noorden – en daarmee voor Nederland – dus grote uitdagingen om in te springen op zowel de economische als de innovatieve kansen die de zorgeconomie biedt. In de komende jaren zullen daartoe aanzienlijke inspanningen moeten worden verricht. Dit om te bevorderen dat de kansen – en niet de
40
bedreigingen – de overhand krijgen.
5.2
Uitgeleide
De voorgaande samenvattende conclusies hebben betrekking op de uitkomsten van de eerste, oriënterende fase van het onderzoek. Zoals in het inleidende hoofdstuk is aangegeven, hebben we ons daarbij vooral gebaseerd op schriftelijke en digitale bronnen en een beperkt aantal gesprekken met partijen/actoren in het ‘veld’ van de noordelijke zorgeconomie. In de tweede fase zal tot een verdere focus/invulling van de voornoemde kansrijke thema’s moeten worden gekomen. Dit betekent allereerst dat getoetst zal moeten worden of de thema’s breed gedragen worden bij de actoren – zorgondernemingen, toeleverende bedrijven en overheden –- die mogelijk een rol kunnen spelen op elk van de thema’s. Daarnaast is deze fase er nog niet op gericht geweest om concrete acties te formuleren, die vanuit het SNN en het Ministerie van Economische Zaken ondersteund zouden moeten worden om de economische en innovatieve potenties van de noordelijke zorgeconomie optimaal te benutten. Ook dit zal in de volgende fase meer ingevuld en uitgewerkt moeten worden. Tenslotte zal in de volgende fase aandacht moeten worden besteed aan de organisatorische opzet van dit speerpunt. Dit betekent dat aandacht zal worden besteed aan het invullen van organisatorische randvoorwaarden om de acties op dit speerpunt goed uitgevoerd te krijgen alsmede de onderlinge afstemming, de coördinatie en de monitoring van de voortgang van (plannen voor) kansrijke en vernieuwende initiatieven op het gebied van de zorgeconomie.
41
BIJLAGE I GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN Bureau Bartels, 2010-verkenning voor de technische installatiebranche, in opdracht van de UNETO-VNI en het Platform Bèta Techniek. Te publiceren in het voorjaar van 2006. Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), Arbeidsmarktprognose voor de periode 20052010. Groningen, 2005. Dagblad van het Noorden, Massaal medisch onderzoek. Groningen, 11 januari 2006. EIM, Wellness is big business. In EIM in de Markt, jaargang 14, 2005. Het Financieel Dagblad, Brinkhorst mikt op beursgenoteerde zorg, 11 januari 2006 Gemeente Leeuwarden. Take Care! Zorg en ontzorging in Leeuwarden. Startnotitie vanuit de groep Werken Expeditie Leeuwarden. Leeuwarden, 2005. Gezondheidsraad, Vergrijzen met ambitie. Den Haag, februari 2005. Kamer van Koophandel Drenthe en Hogeschool Drenthe, Reuma en recreatie. Emmen, 2005. Ministerie van VWS, Arbeidsmarkt, arbeidsproductiviteit en vergrijzing. Internationale ervaringen met oplossingen voor personeelstekorten in de zorgsector. Den Haag, februari 2005. Van der Schee, E. en D.M.J. Delnoij, Voor zorg naar het buitenland: veel mensen willen het, weinigen doen het. NIVEL, Utrecht, 2004. NV Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (NOM), Jaarverslag 2004. Groningen, 2005. Prisma & Partners, Zorgcluster Noord-Nederland. Verkenning van de ontwikkeling van een zorgcluster in Noord-Nederland, in opdracht van de Sociaal-Economische Adviesraad Noord-Nederland (SEAN). Warnsveld, december 2005. Rijksuniversiteit Groningen, Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2006. Groningen, januari 2006. Rijksuniversiteit Groningen, Strategisch document I2Care. Gedistribueerde ICTinfrastructuur voor decentrale zorg in Noord-Nederland. Groningen, januari 2006. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), KompasKrant, nr. 31. Groningen, januari 2006. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), Strategische Agenda voor NoordNederland 2007-2013. Groningen, december 2004. Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), De Koers verlegd. Aanpak tot transitie naar een kenniseconomie in Noord-Nederland. Groningen, mei 2005. Stec Groep, Profiteren van zorg en vergrijzing in Noord-Nederland. Uitgangspuntennotitie bij en verslag van de workshop van 24 januari 2006, in opdracht van VNO-NCW NoordNederland. Nijmegen, januari/februari 2006. Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT), Zorgtechnologie: kansen voor innovatie en gebruik, STT-publicatie 66. Den Haag, 2002. Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT), Beter bouwen en bewonen, STT-publicatie 68. Den Haag, 2005. Syntens, Sector Innovatie Plan Health 2006. District Noord en Oost. 2005. 42
Trouw, Hotels voor gehandicapten op twee Waddeneilanden, 19 januari 2006. UNETO-VNI, Zorg … zorg dat je erbij bent!, in Nieuwsbrief Innovatief Ondernemen, december 2005. Websites van diverse organisaties en initiatieven.
43
BIJLAGE II GECONSULTEERDE PERSONEN De volgende personen hebben ons (‘face-to-face’ of telefonisch) te woord gestaan en/of relevante documenten aangereikt:
T. van Acquoy
ZIN-NN
mevr. Y. Brandstra
Provincie Fryslân, Afdeling Zorg en Welzijn
mevr. W. de Boer
Provincie Groningen, Afdeling Welzijn
P. van Geffen/R. Voerman
Stec Groep B.V.
K. Groen
Kamer van Koophandel Drenthe
H. Haerkens
VNO-NCW Noord-Nederland
K. Henneman
ZIN-NN
mevr. H. Kerkhof
Gemeente Leeuwarden, afdeling Economische Zaken
mevr. Y Kramer
Provincie Fryslân
G. Lenstra
N.V. NOM
J.B. van Meurs
Rijksuniversiteit Groningen, Interfacultair Opleidingsinstituut Technische Bedrijfskunde
mevr. A. Mulder
Kamer van Koophandel Drenthe
mevr. K. Tap
Provincie Drenthe
H. Veenstra
De Friesland Zorgverzekering
H. Verhagen
Universitair Medisch Centrum Groningen
R. Vos
Provincie Groningen, Afdeling Welzijn
J. Voute
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
mevr. Th. Weijers
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
R.F.M. Witmond
Syntens
Met dank aan de heer A.P. Witte van de provincie Groningen, mevrouw L.Z. Spijkstra van de provincie Fryslân en mevrouw A. Koning van de provincie Drenthe voor het aanleveren van de statistische gegevens vanuit elk van de provincies.
44