60 Frappant Adviseurs in leren & ontwikkeling
november 2015
oplage 3500 exemplaren
verschijning 3x per jaar
Just do it!
Tweetalig onderwijs op de basisschool
Twee vliegen in één klap Kleuters leren al spelend wachten
Kleuters die ‘cold turkey’ de hele dag een Engels pratende juf voor zich hebben. Is dat niet zielig? Op basisschool De Lanteerne is het de normaalste zaak van de wereld. Daar krijgen de kinderen die in de tweetalige unit ‘De Roos’ zitten twee dagen per week alle instructies in het Engels. Hedi Kwakkel is coördinator tweetalig primair onderwijs op De Lanteerne en leerkracht van
Fouten maken mag moet Wetenschap & Techniek leuk en leerzaam maken
groep 1 tot en met 5. Zij legt ons uit hoe het op de ‘Engelse dagen’ gaat in de klas.
Pilot tweetalig onderwijs Basisschool De Lanteerne in Nijmegen is 1 van de 18 pilotscholen tweetalig primair onderwijs (TPO). Deze scholen geven vanaf groep 1 dertig tot vijftig procent van hun onderwijs in het Engels. De pilot duurt vijf schooljaren, van 2014 tot en met 2019. Hedi Kwakkel: ‘Op de dagen dat ik voor de klas sta doen we alles in het Engels. We starten de dag met de kring en ik doe gewoon wat iedere andere juf dan ook zou doen, maar dan in het Engels. Ik stel bijvoorbeeld vragen als; 'What’s the name of the boy next to you? What's the colour of his hair?' De nieuwe kinderen komen er dan direct achter dat ze de juf niet verstaan. Maar doordat je altijd iets zegt in de context en het aanvult met non-verbale communicatie lukt het de kinderen toch snel om je te begrijpen. Ze verwacht uiteraard niet dat de kinderen ook direct in het Engels gaan praten. ‘Het oppikken van de taal gaat in verschillende fases. In het begin luisteren de kinderen vooral en praten ze nog niet terug. Als
Foto: VVB van Bree Fotografie
ze de taal meer gaan herkennen gaan ze eerst in het Nederlands terugpraten, daarna komen de Engelse antwoorden. Losse woordjes, standaard uitdrukkingen. De fase daarna, is dat ze zelf dingen gaan vertellen. Dat gebeurt ongeveer vanaf begin groep 3.’
Gewoon Wat Hedi vooral is opgevallen de afgelopen tijd, is dat jonge kinderen zich vaak helemaal niet bewust zijn dat ze een andere taal leren. ‘Drie weken na het begin van het schooljaar kwam er een moeder naar me toe die vroeg wanneer we zouden beginnen met Engels. Haar dochter had dit helemaal niet verteld thuis.’ Dit voorbeeld illustreert dat het leren in het Engels bij de kinderen heel natuurlijk en onbewust gaat. Hedi: ‘Je ziet kinderen soms denken 'geen idee waar je het over hebt,' maar ik denk dat je vraagt of ik wil opruimen. En dan gaan ze dat gewoon doen. De kinderen die hier als kleuter op school komen hebben geen ander referentiekader; ze zijn nooit op een andere school geweest. Voor hun is dit gewoon en eigenlijk weten zij niet dat je ook de hele
INHOUD 2 4 6
week in het Nederlands les kunt krijgen.’ Er zijn een paar uitzonderingsmomenten waarop Hedi wel op Nederlands overschakelt. ‘Bijvoorbeeld als een kind overstuur is. Of als er heel persoonlijke dingen moeten worden besproken. De taal is belangrijk, maar de pedagogiek of de relatie mag er niet onder lijden.’
Praten met ouders en kinderen Voor beter handelings gericht werken
Wat werkt in de klas? Zo krijg je betrokken leer krachten en blije leerlingen
7
Bewuster kijken Door les te krijgen in Engels lijkt het of kinderen niet alleen die andere taal leren, maar het valt Hedi op dat ze ook veel beter leren om hun oren en ogen te gebruiken. ‘Als je een taal niet verstaat moet je op veel meer gaan letten. De kinderen kunnen niet met een half oor luisteren terwijl ze doorgaan met een andere activiteit. De nieuwe taal dwingt ze eigenlijk om te observeren met alle zintuigen die ze hebben. Ze moeten ook op mijn expressie letten, kijken naar hoe de andere kinderen reageren. Zo leren ze meer dan alleen de taal.’
Klein beginnen De Lanteerne is een grote basisschool met wel 650 leerlingen. De tweetalige unit ‘De Roos’ telt op dit moment 90 leerlingen en groeit gestaag. Aan het einde van dit schooljaar zijn er
140 kinderen. Hans Thissen, directeur van De Lanteerne, heeft er heel bewust voor gekozen om klein te starten. ‘Als je differentieert moet je klein beginnen’, zegt hij. ‘Dan heeft een verandering de meeste kans van slagen. We zijn daarom begonnen met een select groepje kinderen.’ De Lanteerne startte met 23 kleuters, die inmiddels in groep 4/5 zitten. Daarna hebben ze ieder jaar twaalf kinderen aangenomen. Inmiddels zijn het aantal aanmeldingen verdubbeld.
Wereldburgers Schoolleider Hans Thissen heeft roots in het voortgezet onderwijs, waar hij als teamleider veel innovaties doorvoerde. Hij stapte in 2009 over naar primair onderwijs omdat hij echt iets wilde betekenen voor jonge kinderen. ‘Bij jonge kinderen gebeurt het, daar begint het onderwijs,’ aldus Hans. De start met tweetalig onderwijs begon bij hem vanuit zijn eigen verbazing. ‘Ik vroeg mij af waarom er in een universiteitsstad als Nijmegen geen tweetalig basisonderwijs was. Daar wilde ik mij hard voor maken.’ De pilot voor tweetalig onderwijs gaf De Lanteerne de kans om de droom van Hans waar te maken. Werd er aanvankelijk nog met argusogen gekeken naar de ontwikkelingen, inmiddels kijken steeds meer scholen met grote interesse naar wat er op de pilotscholen gebeurt. Hans: ‘Voor ons verloopt de pilot heel succesvol. Er zijn veel ouders die hun kinderen dit soort onderwijs gunnen, we zitten zelfs al tot 2019 vol. En voor de kinderen is het gewoon goed. Hoe je het ook went of keert, op wereldniveau is Engels de belangrijkste voertaal. Wij maken de kinderen klaar voor wereldburgerschap.’
>>> vervolg op pagina 2
Juf Hedi leest samen met de kleuters.
>>> vervolg van pagina 1
Succesfactoren tweetalig onderwijs Hoe kansrijk een pilot als deze is, is afhankelijk van allerlei factoren. Een aantal van de succesfactoren zijn: • Begin klein. Verander niet gelijk met de hele school, maar start met een kleine groep en breid daarna uit. • Durf te stoppen. Ga niet uit van protocollen en regels, maar ga aan de slag en kijk wat werkt. Vraag je elke dag af 'doe ik de goede dingen?' en durf te stoppen als iets niet werkt. • Integreer het Engels volledig. Maak er geen ‘extra les’ van, maar integreer het Engels in de dagelijkse routine, zodat de kinderen op één dag niet hoeven te switchen. • Maak van het Engels noodzaak. Zorg ervoor dat er op de Engelse dagen ook echt alleen maar Engels wordt gesproken door degene die voor de groep staat. Ook al praten de kinderen nog niet in het Engels terug. • Leg er thuis geen druk op. Het Engels moet vooral gewoon blijven. Kinderen kunnen thuis wel Engelse films of televisie kijken, maar ze hoeven niet geforceerd thuis te oefenen. • Sluit aan bij de zone van naaste ontwikkeling. Ga uit van startdenken in plaats van finishdenken. Sluit aan bij waar het kind is en niet bij waar het naartoe moet. • Zorg voor een goed pedagogisch klimaat. Kinderen moeten zich veilig voelen. Als daar soms Nederlands voor nodig is, wees dan niet bang om over te schakelen. Het welzijn van de kinderen staat voorop.
De Kleine Kapitein vangt twee vliegen in één klap Spelenderwijs werken aan executieve functies Op je beurt wachten, aan tafel blijven zitten, emoties onderdrukken; allemaal vaardigheden die lastig kunnen zijn voor kleuters. De training De Kleine Kapitein is een programma waarin je leert hoe je intensief en systematisch aandacht besteedt aan zelfsturing. Het onderbouwteam van basisschool Pius X in Bemmel volgde als een van de eersten dit nieuwe programma. Martine Kersten (intern begeleider op Pius X) vertelt over hun ervaring. Wat was voor jullie de aanleiding om de training De Kleine Kapitein te gaan volgen? Martine: 'De aanleiding was eigenlijk tweeledig. Aan de ene kant merkten we dat bij leerkrachten in de onderbouw de behoefte bestaat om meer terug te gaan naar ‘echt’ kleuteronderwijs. Veel van de juffen hadden het gevoel dat ze op een te schoolse manier aan het onderwijzen waren. Er was te weinig ruimte voor spel. Aan de andere kant constateerden we dat kinderen bij de overgang naar groep 3 juist moeite hadden om de overstap te maken. Bijvoorbeeld om aan tafel te blijven zitten en om om te gaan met uitgestelde aandacht.’
Wat wilden jullie anders gaan doen? Wil je meer weten over Engels op de basisschool? Neem contact op met Saskia Versloot (senior adviseur),
[email protected], 06 330 578 93.
‘De nadruk in groep 1 en 2 lag bij ons te veel op taal- en rekenvoorbereiding, en te weinig op spelenderwijs leren. En dat terwijl kleuters juist door te spelen vaardigheden leren die later (al in groep 3) zo belangrijk
zijn. We wilden leren hoe we dit beter konden aanpakken.’
Hoe heeft dat uitgepakt? ‘De training heeft erin geresulteerd dat we een meer doordachte aanpak hebben om kinderen doelgericht te begeleiden in hun spel. Hoe kun je kinderen helpen bij de opstart van een spel? Hoe leer je ze in hun spel rollen te verdelen, bijvoorbeeld als ze ‘restaurantje’ spelen in de themahoek? Hoe leer je ze hun spel te plannen? Zo ontwikkelen deze jonge kinderen al spelend vaardigheden om zelfsturing te bevorderen. Dat is niet alleen voor de kinderen beter, ook bij de onderbouwjuffen geeft het een beter gevoel. Die hebben weer het idee dat ze bezig zijn met waar ze ooit voor begonnen zijn.’
Wordt er anders lesgegeven? ‘Het mooie is dat de meeste collega’s merkten dat ze veel dingen al deden. Het grote verschil is dat ze de dingen die ze doen nu
bewuster doen én dus doelgerichter kunnen inzetten. Dat ze bijvoorbeeld bewuster zijn van welke rol ze op welk moment kiezen. Ga je bij de opstart meespelen om de kinderen te helpen of stel je je juist op als observant? Het is allebei goed, als je het maar doelbewust doet. Voorheen dachten we wel eens dat het niet goed was om er alleen maar bij te gaan zitten. Nu weten we dat je juist door kinderen te observeren, ze ook heel goed kunt begeleiden.’
Tevreden? ‘Het lesgeven aan de kleuters is leuker geworden doordat er weer meer aandacht is voor spel. De kinderen leren bovendien vaardigheden die ze in groep 3 zo hard nodig hebben. Daar zijn we heel tevreden mee. Waar we binnen dit programma ook naar kijken is hoe we nog meer kunnen leren over executieve functies bij coöperatieve werkvormen. Daarmee trekken we de training ook door naar groep 3.’
De Kleine Kapitein is een programma dat is ontwikkeld door Sardes (Utrecht). Marant is gecertificeerd om dit programma te geven. Basisschool Pius X ontving in mei 2015 als eerste school in de regio het certificaat voor het voltooien van de training De Kleine Kapitein uit handen van trainster Tineke Boekhorst (Marant). Wil je meer weten over dit programma? Neem dan contact op met Tineke Boekhorst (adviseur)
[email protected], 06 330 370 67.
Vraag & Antwoord
Vragen uit de praktijk William van den Dries, Senior-adviseur HRM en assessments
‘Ik wil met mijn managementteam een professionaliseringsslag maken. We willen van en met elkaar leren op inhoudelijke thematieken. En we willen elkaar beter leren kennen om zo de samenwerking te optimaliseren. We starten met individuele assessments en daarna volgt een MD-traject, maar hoe komen we vanuit de individuele assessments tot collectieve scholingsbehoeften?’ In onze assessments gaan we inderdaad individueel te werk. We gaan met de deelnemer
2
de diepte in door het gesprek aan te gaan over professioneel functioneren, persoonlijkheidsaspecten, leidinggevende competenties etcetera. We stimuleren de zelfreflectie en leggen de resultaten van het assessment vast in een persoonlijk rapport. Wat veel mensen echter niet weten, is dat we ook een collectief rapport kunnen opstellen op basis van individuele rapporten. We stellen dan een overkoepelend managementteamprofiel op waarbij we inzoomen op leidinggevende kenmerken, communicatievoorkeuren, leerstijlen, collectieve sterktes en eventuele collectieve blinde vlekken. Een dergelijke analyse kan geheel anoniem en biedt goede aanknopingspunten voor de collectieve professionaliseringsthema’s. Scholingsvragen kunnen daarmee veelal veel gerichter worden geformuleerd.
‘Wij moeten ons gaan registreren in het schoolleidersregister PO, maar waarom moet dat eigenlijk en hoe doen we dat? ’ Steeds weer blijkt uit onderzoek hoe belangrijk de rol van schoolleiders is voor de kwaliteit van onderwijs en de ontwikkeling van leerlingen. Het schoolleidersregister is opgericht om de professie van schoolleiders beter te positioneren en de ontwikkeling van schoolleiders te stimuleren. Deze doelen moet het register de komende periode gaan waarmaken. Om dat te bereiken is overleg met en op scholen heel belangrijk. Schoolleiders moeten het nut ervan inzien en ‘er iets aan hebben’. Wij merken dat er bij schoolleiders veel behoefte is om af en toe met iemand van buiten de organisatie kritisch naar het eigen functioneren, de eigen leidinggevende stijl en derge-
lijke te kijken. Schoolleiderschap is soms een eenzaam beroep. Daarom hebben we besloten een assessment te ontwikkelen voor de (her)registratie. Dit assessment is formeel toetsend, maar in lijn met het register focussen we vooral op persoonlijke ontwikkeling, onder andere via structurele sparrings- en coachingsgesprekken. Registreren kan via: • Erkende opleiding schoolleider • Toetsend assessment • EVC-procedure • Individuele diploma-erkenning Schoolleiders kunnen bij ons een formeel erkend assessment doorlopen. Bij een positief resultaat kunnen zij zich laten registreren in het beroepsregister. Dit is ook mogelijk in het kader van herregistratie.
Rekenflits Leer mij hoe ik de tafels moet leren!
Moniek van Drenth is onze
Anita Lek, rekenspecialist Marant
Strategiegebruik bij het uitrekenen van de tafels (fase 2) en het vlot leren van de tafels (fase 3) De vorige rekenflits ging over begripsvorming van de tafels van vermenigvuldiging. Handelen met echte materialen stond hierbij centraal. Deze rekenflits borduurt hierop voort. Na het inzicht in vermenigvuldigen moeten de tafels ook nog geleerd worden. Vroeger leerden we de tafels tot en met 12 domweg uit het hoofd door te repeteren. Tegenwoordig met de moderne reken-wiskundemethoden geven we kinderen eerst de mogelijkheid om de antwoorden van de tafels te berekenen. Door het ontwikkelen van strategieën kan een kind altijd teruggrijpen naar hoe hij 6 x 6 wil uitrekenen in plaats van enkel een beroep te doen op zijn geheugen. De strategie is bijvoorbeeld: 'eerst 5 x 6 want die weet ik wel en dan nog een keer 6 erbij optellen is 36.' We zijn nu aangekomen bij de tweede fase van het hoofdlijnenmodel: Elke leerlijn is opgebouwd langs vier hoofdlijnen; • begripsvorming; • ontwikkelen van oplossingsprocedures; • vlot leren rekenen; • flexibel toepassen Begripsvorming
Flexibel toepassen
Ontwikkelen van oplossingsprocedures
Vlot leren rekenen
Ontwikkelen van oplossingsprocedures De tweede fase van het hoofdlijnenmodel krijgt voor veel kinderen te weinig aandacht. Deze fase is heel belangrijk om goed te kunnen automatiseren in fase 3. Met afbeeldingen erbij kan de leerkracht in ge-
Column columnist uit de regio. Ze is
sprek gaan over het uitrekenen van de tafelsom. Vanuit het tellend oplossen komen de meeste kinderen al snel tot gestructureerd tellen. Vijf dozen met vier blikken soep erin. Hoe rekenen we dit handig uit?
Vlot de tafels uitrekenen (fase 3)
schoolopleider op basisschool
Nadat leerlingen veel geoefend hebben met gestructureerde oplossingen, breekt het moment aan van vlot leren rekenen. Inmiddels hebben zij al vele steunpunten bij de tafels die ze kunnen gebruiken om strategieën te ontwikkelen. Zo zijn de antwoorden van 1 x .., 2 x .. en 10 x .. al snel steunpunten die gebruikt kunnen worden om 4 x .. en 5 x .. uit te rekenen. Ook 9 x .. is gemakkelijk af te leiden uit 10 x. Door de leerlingen elke keer te laten verwoorden welke strategie ze toepassen, leren ze deze steeds sneller te gebruiken. Uiteindelijk komen ze deze fase van automatiseren goed door. Maar neem daar vooral de tijd voor.
leider op basisschool Kunst-
Tips om voldoende aandacht te besteden aan strategieontwikkeling (fase 2) Sommige kinderen willen de blikjes tellen, maar doordat niet alles goed te zien is worden ze uitgedaagd om andere oplossingen toe te passen: 'Ik weet 4 + 4 = 8, dus vier dozen is het dubbele, dus 16 en dan nog vier erbij is 20.' Of 'Ik weet 10 x 4 = 40, en vijf dozen is de helft, dus 20 blikjes soep.' Belangrijk is dat kinderen deze oplossingen met elkaar uitwisselen zodat ze van elkaar horen welke structuren en manieren gebruikt worden. Daar leren ze veel van. Als leerkracht is het sterk om gewenste oplossingen nog eens hardop te herhalen. Op deze manier worden alle strategieën aangeleerd. Daarna is het belangrijk dat de leerlingen deze herkennen en dus ook de naam weten van de strategie.
Strategieën voor tafelsommen • • • • • •
verdubbelen halveren een keer meer een keer minder verwisselen of omkeren combineren
4x7=2x7+2x7 5 x 8 via 10 x 8 6 x 5 via 5 x 5 9 x 4 via 10 x 4 7x3=3x7 7x6=5x6+2x6
TIP 1 Check bij problemen of het kind goed kan optellen. TIP 2 Hang de strategieën als poster op in de klas. TIP 3 Gebruik de strategieën en benamingen uit de rekenmethode die je gebruikt. TIP 4 Herhaal zelf de strategie in een andere les als deze sommen aan de orde zijn. TIP 5 Geef kinderen tijdens het automatiseren genoeg tijd om de som uit te rekenen – de stappen van de strategie moet hij kunnen toepassen. TIP 6 Er zijn verschillende mooie rekenapps op de markt om in te zetten bij de 3e fase van het hoofdlijnenmodel; automatisering. TIP 7 Leer kinderen de samenhang tussen de tafels ontdekken; zie tabel. TIP 8 Begin niet met de tafel van 1 of 0. Dat is te lastig.
De Laarakker en intern begerijk. Ze schrijft over haar ervaringen in het onderwijs.
De reünie
Als je zo oud bent als ik, loop je de kans dat je wordt uitgenodigd voor een reünie, georganiseerd door kinderen die je ooit in de klas had. Afgelopen lente was het zover. Via de directeur kreeg ik te horen: ‘Ze willen een reünie, die groep van Naima, Pascal en Jaro.’ Ik had me zorgen gemaakt over de toekomst van mijn kinderen uit groep 3. Zou het ze gelukt zijn in het voortgezet onderwijs? Of behoorden ze tot de groep drop-outs? Welke meisjes hadden net als hun moeders te vroeg kinderen gekregen? Welke huwelijken hadden stand gehouden? Waren de Marokkaanse meisjes gaan studeren zoals ze wilden? En hoe was ‘t met J, die zich al jong had laten verleiden tot de roes van de joint? Met fotoboeken onder mijn arm stapte ik de avond van de reünie de school binnen. Zouden ze mij nog herkennen? En nog belangrijker, herkende ik hen nog? Ik had al een beetje geoefend met wat oude klassenfoto’s. Mijn zorgen bleken overbodig, want daar kwamen ze, een voor een en in groepjes kreeg ik dikke knuffels van volwassen mannen en vrouwen die uitriepen: ‘O.. juffrouw Móóniek…’, met de Arnhemse nadruk op de eerste lettergreep. ‘Je bent niks veranderd.’
‘O hemel, wie is dit?’ vroeg ik me regelmatig af Ik snapte er niets van; volgens mij was het toch duidelijk dat de afgelopen dertig jaar ploeteren in het onderwijs zijn sporen op mijn gezicht wel hadden achtergelaten. Ik overwoog de laatste tijd zelfs een voorzichtige botoxingreep. ‘O juffrouw, die appelwangen heb je nog steeds!’, riep een kleine gedrongen man, terwijl hij me stevig omhelsde. ‘O hemel, wie is dit?’, vroeg ik me regelmatig af terwijl mijn oud-leerlingen mij verwachtingsvol aankeken. En mijn zorgen? Naima is vestigingsmanager bij een koffiegigant, Pascal zit op de vrachtwagen en Aida is een nagelstudio begonnen. Bijna allemaal zijn ze goed terechtgekomen. We moesten die avond op de foto, heel vaak. En nadat alle herinneringen waren uitgewisseld togen we naar het buurtcafé waar een van de oud-leerlingen een verrassing voor de groep had geregeld. In het donkere café ontwaarde ik in de hoek een enorm buffet, aangepast aan de multiculturele achtergrond van de groep. ‘Het is allemaal heelal,’ riep de barman, ‘dus lekker eten allemaal!’ Een luid applaus steeg op en het bonte gezelschap toog richting buffet. De kok had zijn best gedaan om er een mooi ‘halal’ geheel van te maken: gehaktballen van kip, kroketten van kip, bitterballen van kip, veel sla en Turkse broden. En terwijl ik een hap van mijn kipballetje nam, voelde ik mij oud en tevreden.
3
Foto: VVB van Bree Fotografie
Leren dat fouten maken mag moet Onderwijs via projecten op vindplaatsschool ’t Holthuus in Huissen Hoe zou het voelen om ondergedoken te zitten? Dat vroegen een paar leerlingen uit groep 7 van ’t Holthuus zich af toen het over de Tweede Wereldoorlog ging. En zo kwam het dat er op een ochtend in een van de kleuterklassen twee leerlingen in een kast verstopt zaten. Directeur Nelleke Remerie vertelt hoe op ’t Holthuus de lessen geschiedenis, maar ook de lessen biologie, aardrijkskunde en natuurkunde worden vormgegeven met behulp van projecten. Op ’t Holthuus werken de leerkrachten niet met methodes voor geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkunde en biologie. Ze geven les aan de hand van projecten en thema’s. Om de leerlingen zo zelf dingen te laten ontdekken, problemen te laten oplossen en zelfstandig na te laten denken. Het project over Anne Frank is één van de voorbeelden die directeur Nelleke Remerie uit haar mouw schudt als succesvol voorbeeld.
Niets is zeker Nelleke heeft met deze vorm van onderwijs een duidelijk doel voor ogen. ‘Wij willen kinderen op deze manier beter voorbereiden op de toekomst. De wereld verandert heel snel. Niets is meer zeker. We kunnen ons nog niet
voorstellen welke kennis of vaardigheden we over een paar jaar nodig hebben. Wat we wel weten is dat het onze leerlingen zal helpen als ze een kritische houding hebben. Als ze vragen durven en kunnen stellen. Als ze kunnen samenwerken en fouten durven te maken. Dit is allemaal gereedschap die we ook in onze projecten stoppen.’ De projecten worden door het team zelf ontwikkeld met behulp van het zevenstappenmodel van onderzoekend leren (zie afbeelding). Nelleke: ‘We doen onze projecten helemaal samen met de kinderen. Ze worden natuurlijk wel voorbereid door de leerkrachten, die de kerndoelen en de insteek bepalen en die nadenken over vaardigheden. Maar als
De zeven stappen van onderzoekend leren zijn gebaseerd op het basisdocument LOOL van Marja van Graft en Pierre Kemmers (2007)
4
Diane Klimstra leert de leerlingen van de Kristalgrot (groep 1-2) wat ‘drijven’ en ‘zinken’ is.
een project eenmaal start kan het door de inbreng van de kinderen nog alle kanten opgaan.’ Nelleke licht dit verder toe aan de hand van het Anne Frank-voorbeeld. ‘De leerkracht van groep 7 begon dit project door de leerlingen een toneelstuk te laten spelen over Anne
‘Onze kinderen zijn gewend samen te werken, vragen te stellen en zijn ondernemend.’ Frank, die verscholen zat achter de boekenkast. Na dit toneelstuk kwamen er allerlei vragen los bij de kinderen. Zo waren er kinderen die meer wilden weten over de invasie in Normandië en kinderen die juist meer over Anne Frank wilden weten. Aan de hand van al die vragen is het project verder vormgegeven. Er kwamen opa’s en oma’s in de klas vertellen, kinderen hebben zelf informatie opgevraagd bij het Anne Frank-huis en er zijn uiteindelijk dus kinderen gaan onderduiken in de school.’ Welke projecten er in de klas worden behandeld, wordt aan het begin van het schooljaar bepaald. Er zijn schoolbrede projecten, projecten voor onder-, midden- of bovenbouw en projecten per klas. De projecten duren drie of vier weken, zo’n zes projecten per jaar. Nelleke: '’t Holthuus is een school die altijd al met projecten heeft gewerkt, maar in de afgelopen tien jaar hebben we echt een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. De aanpak is veranderd. De projecten zijn nu ingebed in onze hele werkwijze en een vast onderdeel van onze overlegstructuur. De projecten hangen er niet bij, maar zijn een wezenlijk onderdeel van ons onderwijs.’ Ook van ouders krijgen de leerkrachten dit terug. ‘Jullie projecten waren altijd al leuk, maar nu leren de kinderen ook echt wat,’ hoorde Nelleke vorig jaar van een aantal ouders.
Ver-van-je-bed-show De projecten op ’t Holthuus moeten dan ook voldoen aan een aantal criteria en bestaan uit Zinvolle en Betekenisvolle Activiteiten die aansluiten bij de kinderen. ‘We gebruiken bij ieder project het ZAB-model ter voorbereiding,’ vertelt Nelleke. ‘Tijdens voorbereidingsmiddagen bedenken we aan de hand van dit model hoe we een project moeten insteken. Vragen als 'Hoe ziet mijn klas eruit? Hoe is dit onderwerp interessant voor jongens? Hoe voor meisjes? Hoe voor de kleintjes?' De start van een project is verrekte belangrijk. Daar moet je de kinderen direct mee grijpen.' Dat dit niet altijd lukt, vertelt Nelleke ook. Zo was er een keer een project over wereldreligies dat maar niet van de grond kwam. Waarschijnlijk doordat het nog te abstract was voor de leerlingen. Nelleke: ‘Dat kun je oplossen door dicht bij de leerlingen te beginnen. Vraag de kinderen bijvoorbeeld naar de gewoontes die we hebben bij geboorte en dood. 'Hoe doen wij dat eigenlijk? En wat doen mensen in andere landen als er een kindje is geboren of als er iemand overlijdt?' Als je het dan over wereldgodsdienst hebt, is het opeens niet meer zo’n ver-van-je-bed-show. Het ZAB-model kan je in iedere fase van een project weer helpen om bij te sturen.’ ’t Holthuus werkt inmiddels al een aantal jaar op deze manier. In 2008 zijn ze hiervoor een samenwerking gestart met de pabo en het Kenniscentrum Wetenschap en Techniek (KWTG). Nu de eerste leerlingen sinds deze manier van werken doorstromen naar het VO, horen ze terug wat het resultaat is. Nelleke: ‘Ik hoor van docenten op het VO dat ze Holthuusleerlingen herkennen aan de positieve en betrokken houding. Dat onze kinderen gewend zijn samen te werken, vragen te stellen en dat ze ondernemend zijn.’
Vindplaatsschool Gelderland telt 14 vindplaatsscholen: scholen die uitblinken in Wetenschap & Techniek. ’t Holthuus is een van die scholen. Het is daarmee een voorbeeldschool, waar regelmatig andere schoolteams langskomen om te kijken. ‘t Holthuus werkt sinds 2008 samen met het Kenniscentrum Wetenschap & Techniek (KWTG), de pabo’s in de regio en onder andere het Wetenschapsknooppunt WU.
Het kenniscentrum Wetenschap & Techniek Gelderland
...onderzoekt je perspectief Jacqueline Goedhart is projecteider van het Kenniscentrum Wetenschap & Techniek Gelderland. Het KWTG ondersteunt basisscholen in Gelderland op alle niveaus bij zowel vormgeving als uitvoering van wetenschap- en technologieonderwijs. Het is een netwerk dat als doel heeft de onderzoekende houding van kinderen en hen die hen inspireren en lesgeven te stimuleren. Jacqueline benadrukt dat wetenschap en technologie meer is dan proefjes doen en iets maken. Het is een middel om talenten van kinderen (en leerkrachten) te ontdekken: nieuwsgierigheid en vindingrijkheid als bron van ontwikkeling.
‘Jullie projecten waren altijd al leuk, maar nu leren de kinderen ook echt wat.’ Uitdagende leeromgeving Niet alleen met de manier van lesgeven nodigen de leerkrachten van ’t Holthuus hun leerlingen uit om onderzoekend te leren; zodra je de school binnenloopt zie je ze geprikkeld worden door de omgeving. In iedere klas is een grote projecttafel aanwezig, die gevuld is met dingen die kinderen van huis meenemen, of die ze zelf hebben gemaakt in het techniekatelier. De school heeft drie van die ateliers. Eén voor de kleuters van de onderbouw, één voor de middenbouw en één atelier voor de bovenbouw. Iedere leerling werkt er in ieder geval één keer in de week, waar weer een ander beroep wordt beoefent gebaseerd op zijn of haar talenten. In de ateliers kunnen de kinderen bouwen, apparaten uit elkaar halen en in elkaar zetten, proefjes doen, (sporen)onderzoek doen en wegen en meten. Kortom, ze kunnen weer op een andere manier met het bewuste project bezig zijn.
Vijf tips van Nelleke Remerie om morgen onderzoekend aan de slag te gaan met je leerlingen TIP 1 - Laat het boek los Geef je les over insecten? Ga met de kinderen naar buiten en laat ze zoeken.
TIP 2 - Zoek een verrassende invalshoek Geef je les over de Romeinen? Schuif de stoelen en tafels aan de kant, laat de kinderen hun tien-uurtje liggend op een kleed eten en vraag hen wat dat met de Romeinen te maken heeft. Of geef les aan de hand van Asterix en Obelix.
Het netwerk van het KWTG is breed: van vindplaatsscholen, zoals ’t Holthuus, en ontdekplekken tot docenten van de pabo, onderzoekers van universiteit, wetenschapsknooppunten, leerkrachten en W&T coördinatoren en adviseurs. Allen met een gezamenlijke ambitie: samen werken aan onderzoekend onderwijs. Jacqueline: ‘Mijn drijfveer om te investeren in Wetenschap en Techniekonderwijs is om meer betrokken en bevlogen leerkrachten en kinderen te krijgen. Kinderen die enthousiast thuiskomen, die willen leren vanuit hun eigen vraag en op zoek gaan naar mogelijke antwoorden. Leerkrachten die weten dat je door vragen te stellen verder komt en dat het oké is om het antwoord niet te weten....’ Ze vervolgt: ‘Kinderen zijn van nature nieuwsgierig. Iedere peuter heeft wel eens een hap aarde gegeten om te ontdekken. In een wereld waar de enige constante verandering is, is deze houding belangrijker dan ooit.’
alleen of met een expert, of op bezoek naar een W&T ontdekplek. Denk aan (Junior) Technovium in Wijchen/Nijmegen, Technoplanet in Arnhem, ICEr in Ulft of een van de andere Gelderse musea. Ontdekplekken waar leerlingen kunnen experimenteren, zelf aan de slag gaan en zelf ervaren. Maar je kunt het ook dichter bij huis zoeken. Denk aan de plaatselijke bakker die nog zelf brood bakt. Misschien vindt die het prachtig om uit te leggen hoe een gistingsproces werkt. Het gaat er om dat kinderen ontdekken en nieuwsgierig worden naar de wereld achter de dagelijkse dingen.'
‘Het gaat er om dat kinderen nieuwsgierig worden naar de wereld achter de dagelijkse dingen.’
Aan de slag!
… met het KWTG
Hoe ga je nou als school aan de slag met Wetenschap en Techniek? Jacqueline: ‘Dat kan op honderden verschillende manieren en ze zijn allemaal goed! Onderzoek wat bij jouw school, omgeving, je leerkrachten en leerlingen past. Hiervoor hebben we voor de scholen een spel ontwikkeld. Het schoolteam gaat met ons op expeditie en ervaart, onderzoekt en ontdekt hoe in de eigen school Wetenschap- en Techniekonderwijs een vanzelfsprekend onderdeel van het lesprogramma kan worden. Durf te experimenteren en geef ruimte om te ontdekken en te verwonderen. Niet alleen voor de leerlingen maar juist ook voor de leerkrachten. Welke ontwikkeling wil je in gang zetten? En met wie? Kennis delen, inspireren en samen ontwikkelen en ontwerpen. Je kunt dus zelf in de klas dingen gaan doen,
Het kenniscentrum wordt gefinancierd met middelen vanuit het Landelijk Techniekpact. Voor dit schooljaar bestaat dit onder andere uit ontwikkelarrangementen en verduurzamingspremie’s. Jacqueline: ‘Denk hierbij bijvoorbeeld aan een combinatie van professionalisering, bezoek ontdekplek en coaching op de eigen werkplek. Uitgangspunt voor de ontwikkel arrangementen is altijd dat je het moet zien, verwonderd moet worden. We geloven erin dat je vanuit ‘confrontatie en verkennen’ (de eerste twee stappen in de cyclus van onderzoekend leren) aan de slag moet gaan.’ Daarnaast geeft Jacqueline aan dat het vooral gaat om samen dingen doen: samen ontwikkelen, kennis delen en elkaar inspireren. ‘En,’ voegt Jacqueline toe, ‘de focus is altijd op leren van en met elkaar. Ook in de werkplaatsen en de net-
werken die we regionaal en lokaal organiseren. Niet de hulpvraag maar de leervraag van de school en haar leerkrachten staat centraal.’ Innovatiemiddelen komen binnenkort beschikbaar, waarbij het KWTG ruimte geeft aan (kleine) ideeën van leerkrachten, directeuren, coördinatoren of bestuurders. Jacqueline geeft aan dat ze innovatie niet te veel willen inkaderen, vanuit het besef dat dit juist de kracht en creativiteit uit de ideeën haalt. Centraal staat de vraag: 'Welke ontwikkeling breng je hiermee in gang voor de leerling en voor leerkracht?' Meer hierover via www.kwtg.nl
Leskisten Wetenschap en Techniek lenen Wil je zelf aan de slag met wetenschap en techniek? Dat kan ook heel makkelijk met leskisten. De uitleenservice EduService van Marant heeft voor groep 1 tot en met 8 leskisten ‘Wetenschap en Techniek’ ontwikkeld. Deze leskisten bevatten alle materialen die nodig zijn om direct met de leskist en opdrachten te kunnen werken. Er is een breed scala aan onderwerpen, gericht op onderbouw, middenbouw, en bovenbouw. De kisten zijn bij uitstek geschikt voor scholen die een eerste stap willen zetten met Wetenschap en Techniekonderwijs en onderzoekend leren. De leskisten zijn een groot succes; het is dan ook belangrijk om ze ruim van te voren te reserveren. Informatie en een aanvraagformulier vind je op onze website www.marant. nl/marant-eduservice/ Vragen? Neemt dan contact met EduService via 0481-439323.
Meer informatie? Wil je meer weten over de mogelijk heden van Wetenschap en Techniekonderwijs? Neem gerust contact op met Jacqueline Goedhart, 06-33057876 (
[email protected]). Of neem een kijkje op www.kwtg.nl voor diverse praktijkvoorbeelden en lesmateriaal.
Mike van de Koppel bouwt dijken met de Nova Zembla-groep (groep 7-8). Foto: VVB van Bree Fotografie
TIP 3 - Denk buiten de kaders Neem een relatief onbekend voorwerp mee naar de klas en vraag de kinderen er iets over te zeggen. Laat alle antwoorden komen en geef nergens aan dat een antwoord ‘fout’ is, alle antwoorden mogen er zijn.
TIP 4 - Durf te zeggen dat je ergens niets van afweet Wil je lessen geven over programmeren maar weet je er zelf niets van af? Ga samen met de leerlingen op onderzoek uit. Nodig een ouder uit die hier alles van weet. Durf niet te weten.
TIP 5 - Begin met één vakgebied Het is niet nodig om direct op alle vlakken je lessen anders aan te pakken. Begin met één vakgebied. Met de methode waar je het minst tevreden over bent.
5
Onderwijs wordt mooier en gemakkelijker als je met ouders en kinderen praat Saskia van Dongen, senior adviseur Marant Je wilt je lessen zo goed mogelijk afstemmen op de verschillende leerbehoeften van kinderen. Maar hoe weet je precies wat kinderen nodig hebben? Natuurlijk zie je tijdens de les hoe kinderen bezig zijn en probeer je het een en ander uit. Als je daarbij ook nog met kinderen en hun ouders over het leren praat, word je nog veel wijzer. Of zoals Janneke van Els, leerkracht op de Michiel de Ruyterschool in Nijmegen verwoordt: ‘Het onderwijs wordt mooier en gemakkelijker als je met ouders en kinderen praat.’ Saskia van Dongen is al jaren als adviseur betrokken bij de implementatie van opbrengsten handelingsgericht werken op de Michiel de Ruyterschool. ‘De manier waarop het team van deze school zich hierin stap voor stap ontwikkelt en gesprekken met ouders en kinderen hierin een centrale plek geeft, is een bron van inspiratie’, aldus Saskia. Zij vertelt er meer over in dit artikel en interviewt Janneke van Els over het traject op de Michiel de Ruyterschool.
Ouders op het plein Net zoals op vele andere scholen is het team van de Michiel de Ruyterschool de afgelopen jaren bezig geweest om handelingsgericht werken te doorgronden en in de vingers te krijgen. Ze gingen aan de slag met groepsplannen en gesprekken waarin de onderwijsbehoeften van de leerling centraal staan. Ondertussen bleven de ouders op het plein hangen, terwijl de school juist de ouders bij de ontwikkeling van het kind wilde betrekken. Daarnaast stroomde er een nieuwe, groeiende groep kinderen uit hogere sociaaleconomische klasse de school binnen. De leerkrachten kregen te maken met ouders die een duidelijke mening hadden en deze ook kenbaar maakten. Dat waren ze niet gewend. Een andere aanpak leek nodig. Dit alles was aanleiding voor onderzoek naar de ouderbetrokkenheid, met als vraag: Wat kunnen we doen om de ouders betrokken te krijgen bij de ontwikkeling en het leren van hun kind hier op school? Met deze vraag ging Janneke van Els aan de slag binnen haar Master Special Educational Needs (SEN). Tegelijkertijd werd bij Conexus het scholingstraject ‘Gesprekken met kinderen en ouders’ gegeven, waar ze op mee kon liften. Al gauw merkte Janneke dat er binnen de school nog veel meer te doen was rondom communicatie met ouders en kinderen en het versterken van het handelingsgericht werken. Zo werd ze trekker van een verandertraject waar het hele team bij betrokken werd. In onderstaand interview met Janneke Els krijg je een beeld van dit project.
6
Interview met Janneke van Els, Michiel de Ruyterschool
De zeven uitgangspunten van handelingsgericht werken (Noelle Pameijer)
Over handelingsgericht werken en ouder- en kindgesprekken Wat wilde je bereiken in je project? Het doel was beter met ouders samen te werken ten behoeve van het leren van hun kind hier op school. Daarnaast wilden we de kinderen bewuster laten worden van hun leren. Dat ze weten wat goed gaat en minder goed, hoe dat komt, en wat ze kunnen doen om iets te leren. Hoe ziet jullie werkwijze er concreet uit? In alle gesprekken met ouders en kinderen staan de zeven uitgangspunten van handelingsgericht werken centraal (zie kader). We denken, praten en handelen vanuit dit concept. Daardoor wordt het herkenbaar voor ouders, kinderen en teamleden. Aan het begin van elk schooljaar hebben we een uitgebreid startgesprek met ouders. Een gesprek waarin ouders en leerkrachten om de beurt aan het woord zijn en allemaal vertellen over hun ervaringen met het kind. Leerkrachten vragen ouders hoe het kind zich thuis gedraagt en wat wel en niet werkt in de opvoeding. We benaderen ouders als deskundige en benutten hun expertise voor de aanpak van het kind op school. In dit gesprek bepalen we ook samen wat er naast de rapportgesprekken in februari en juni nodig is aan communicatie en afstemming. Voor sommige kinderen en ouders betekent dit dat we tussentijds kindgesprekken en ouder-kindgesprekken voeren, gekoppeld aan de periode van werken in het groepsplan. Voor de diverse gesprekken hebben we formats ontwikkeld voor vragen aan ouders voorafgaand aan een gesprek en een kindplan, aangepast aan de onder-, midden- en bovenbouw. Al werkend passen we de formats aan. Waar ben je trots op? Wat ik niet verwacht had, en waar ik ongelooflijk trots op ben, is dat dit project door de hele school wordt gedragen. Iedereen ziet het belang van handelingsgericht werken en de gesprekken met ouders en kinderen. We staan achter de manier waarop we dat doen: we hebben open en direct contact met ouders en kinderen, positieve verwachtingen en nemen ouders en kinderen heel serieus. Het kost veel tijd om allemaal volgens het concept van handelingsgericht werken te denken en te doen, maar het gaat steeds beter. Wat kan nog beter? We kunnen de gesprekken op grond van evaluaties nog een structurele plek geven in het onderwijs. Dat gaan we zeker doen. Het moeilijkste, maar tegelijkertijd ook het mooiste, is als kinderen zelf initiatief nemen tot een gesprek met een leerkracht. Dat gebeurt nu soms, maar dat zou in de toekomst heel gewoon moeten zijn. Welke tips heb je voor andere scholen? Het handelingsgericht werken biedt een prima kader om ouder- en kindgesprekken te voeren. Gebruik dit en werk het uit! Maak de werkwijze passend voor je eigen school zodat iedereen ermee kan werken en goede gesprekken kan voeren.
1 - Onderwijsbehoeften staan centraal 2 - Het gaat om afstemming en wisselwerking 3 - De leerkracht doet ertoe 4 - Positieve aspecten zijn van groot belang 5 - We werken constructief samen 6 - Ons handelen is doelgericht 7 - De werkwijze is systematisch en transparant
Samen leren Wat brengt een schoolteam zover om het handelingsgericht werken in de dagelijkse omgang met elkaar, kinderen en ouders uit te dragen op een manier die bij haar past? Als ik het geheim van de Michiel de Ruyterschool probeer te onthullen, dan komt het aan op een aantal cruciale factoren: • een sterke pedagogische basis • denken en doen vanuit een heldere en gedeelde visie • jarenlange focus • stimulerende leiding op het handelingsgericht werken in relatie tot opbrengstgericht werken; • inspirerende oefensessies • leerkrachten die regelmatig met elkaar overleggen over kinderen in termen van onderwijsbehoeften, stimulerende en belemmerende factoren en passende aanpak zodat ze de taal van handelingsgericht werken gaan gebruiken • een belangrijke rol van experts (zoals Janneke) in het professionaliseren van het hele team. De manier waarop deze school dit alles voortdurend goed probeert te doen, is van grote klasse! Wil je meer weten over hoe je de ouderbetrokkenheid op jouw school kunt vergroten? Neem contact op met Saskia van Dongen, (adviseur):
[email protected], (06 33037082). Of kijk op www.marant.nl/themas/ouderbetrokkenheid/ en download het E-book Ouderbetrokkenheid.
Wat werkt in de klas?
Betrokken leerlingen en blije leerkrachten op de Jozef Sartoschool Ineke Hanemaaijer, adviseur Marant ‘Het werkt!’ roept juf Marie-Suzanne enthousiast door de gangen terwijl ze met een pan knakworsten op weg is naar het paasontbijt in haar klas. Wat er precies werkt weet Ineke Hanemaaijer (adviseur Marant) op dat moment nog niet, maar dat er iets gebeurd is in de klas is duidelijk. Marie-Suzanne vertelt op een rustiger moment wat ze bedoelde. ‘De kinderen zijn veel meer bezig met wat ze moeten kunnen. Ze zijn enthousiaster en meer betrokken.’ En de juffen? Die hebben ook een stoot nieuwe energie gekregen. Leonie Nijkamp en Marie-Suzanne de Kock staan allebei al aardig wat jaren voor de klas op de Jozef Sartoschool in Arnhem. Leonie staat al acht jaar voor groep 3-4, Marie-Suzanne voor groep 5. En dat gaat al jaren goed. Maar toch hadden ze, samen met de andere collega’s van de middenbouw, het gevoel dat er meer kon. Leonie: ‘We vonden allemaal dat we al jaren te veel op dezelfde manier les aan het geven waren en dat het tijd was er eens anders naar te kijken.’ Marie-Suzanne: ‘We vonden dat onze lessen te leerkrachtafhankelijk waren en wilden meer vanuit de kinderen laten komen. Ze meer laten meedenken over het leerproces.’ Ineke Hanemaaijer ging met de leerkrachten van groep 1 tot en met 5 aan de slag. Ze zochten samen naar wat bij hun in de klas zou werken. Een paar weken later blikken ze terug en verklappen ze hun favoriete tips die het verschil maken.
TIP 1 - laat die toets alvast zien! Een van de dingen waardoor je kinderen meer betrokken krijgt, is door ze actief te betrekken bij hun eigen leerdoelen, weten we ook van Hatties boek 'Maak leren zichtbaar'. En dan niet alleen het doel van die ene les, maar juist van het grote geheel. Dat kun je bijvoorbeeld concreet doen door de leerlingen al aan het begin van een lessenreeks de toets te laten zien. Marie-Suzanne: ‘Ik heb dit met de rekentoets gedaan. Ik heb hem ingescand en daarna op het digibord laten zien. Zo konden de kinderen zien dat er eerst optelsommen kwamen, daarna klokkijken en vervolgens keersommen. Hierdoor kregen ze een beter beeld van wat ze allemaal moesten leren en waarom.’ Ineke: ‘Het lijkt voor sommige leerkrachten vreemd om een toets van tevoren te laten zien. 'Dat kan toch niet!' is een veelgehoorde eerste reactie. Maar voor de leerlingen is het effect gigantisch. Doordat ze weten waar ze voor leren, zijn ze veel gemotiveerder.’ Marie-Suzanne beaamt dit: ‘Ze zien vooraf al dat er ook onderdelen inzitten die ze goed kunnen, dat is een geruststelling. En ze kunnen zien welke onderdelen ze nog lastig vinden. Met die onderdelen oefenen ze vervolgens heel gericht. Het verschil in resultaat is enorm. Maar ook het verschil in werkhouding is groot, de kinderen pakken nu veel meer hun eigen verantwoordelijkheid. Er zijn kinderen bij die spontaan vragen of ze thuis verder mogen oefenen.’
TIP 2 - Laat kinderen zelf denken en vertellen Je kunt een les beginnen door het boek erbij te pakken en die les te behandelen, maar kinderen zijn veel meer betrokken als ze zelf invloed hebben. En dat kan al met hele kleine ingrepen. Marie-Suzanne: ‘Voorheen koos ik de woorden voor een dictee. Nu laat ik de kinderen zelf woorden bedenken. We zijn op dit moment bezig met de klanken eer, oor en eur. Ik heb de kinderen in duo’s woorden laten bedenken met die letters en ik heb daarna zinnen gemaakt met de woorden die zij hadden gevonden. De kinderen zijn dan al vanaf de eerste minuut aan het leren. Ook de zaakvakken zijn een stuk leuker geworden nu Marie-Suzanne de methodes meer loslaat. ‘De kinderen vonden vakken als geschiedenis en natuurkunde eerst helemaal niet leuk. Het leek veel te veel op begrijpend lezen. Nu zijn ze wel enthousiast.’ Als voorbeeld vertelt Marie-Suzanne wat ze bij de laatste geschiedenisles over de steentijd heeft gedaan. ‘Ik liet de kinderen eerst vertellen wat ze al wisten over de steentijd. Toen bleek één van de kinderen bij Archeon te zijn geweest. Daarna hebben we een filmpje gekeken en heb ik ze een tekening van zichzelf in de steentijd laten maken. Het is echt super om te zien hoe betrokken de kinderen nu zijn bij de geschiedenisles.’
TIP 3 - Zorg dat iedereen de beurt kan krijgen Ineke: ‘Je creëert meer betrokkenheid in de klas als je een vraag aan iedereen stelt, in plaats van de beurt aan één kind te geven. In plaats van te vragen 'Wie weet wat drie keer acht is?' vraag je of iedereen het antwoord wil opschrijven. Het is een simpele methode die ervoor zorgt dat alle kinderen over de vraag moeten nadenken. Wie je vervolgens de vraag laat beantwoorden kun je op speelse manieren bepalen. Marie-Suzanne: ‘Ik ga soms met mijn ogen dicht voor de klas staan, strek mijn arm uit en wijs een willekeurige kant van de klas op. Naar wie ik wijs, die mag het antwoord geven.’ Leonie: ‘Ik schreef gisteren de vraag op het bord met mijn rug naar de klas en liet iedereen het antwoord opschrijven. Na tien tellen koos ik iemand terwijl ik nog steeds met mijn rug naar ze toe stond.’ Ineke vult aan: ‘Je
Foto: VVB van Bree Fotografie
Juf Leonie in actie. kunt ook een bak maken met alle namen erin waaruit je steeds willekeurig een naam grabbelt. Als je het maar speels maakt, dan vinden kinderen het al snel leuker dan wanneer je gewoon iemand aanwijst. Sommige kinderen vinden het natuurlijk ook spannend, dat ze uitgekozen kunnen worden.’
TIP 4 - Stop niet als iemand het niet weet Tot slot gaat het over feedback en vertrouwen geven. Ineke: 'Stop niet als een kind als antwoord 'weet ik niet' geeft. Vraag vervolgens wie het wel weet, maar kom altijd terug bij de eerste leerling. Die heeft er tenslotte ook van geleerd. Geef hem of haar de kans om te vertellen dat hij of zij het nu wel weet.’ Leonie: ‘Dat klopt helemaal. Kinderen worden blij als ze een succeservaring hebben.’
Leonie en Marie-Suzanne zijn het erover eens: hun lessen zijn leuker geworden. Dat is niet alleen fijn voor de leerlingen, ze hebben er zelf ook veel meer lol in. Leonie: ‘Ik heb al acht jaar groep drie en nu ik nieuwe dingen aan het doen ben heb ik veel meer goede zin. Dat merkte ik onder andere doordat ik al in de zomervakantie over de lessen aan het nadenken was.’ Dit is het tweede artikel in de reeks ‘Wat werkt in de klas?’, over de lessen die we van Hattie kunnen leren. Wil je meer weten over wat de inzichten van Hattie kunnen betekenen in de les? Neem contact op met Ineke Hanemaaijer (adviseur),
[email protected], 06 330 372 63, of Saskia Versloot (senior adviseur), 06 330 578 93.
Marie-Suzanne geeft blind iemand de beurt.
Foto: VVB van Bree Fotografie
7
Inspiratiemiddag begrijpend lezen 18 november 2015 Nieuwe denkkaders begrijpend lezen gekoppeld aan nieuwe methoden. Door Cor Bakker en Ludgerus Loohuis, taalspecialisten van Marant. U kunt zich opgeven via de website www.marant.nl/eduservice.
Nieuw: uniek EduService heeft materialen geheugenspel voor vluchtelingen Dizzy! Bij EduService krijgen we momenteel veel materiaalaanvragen voor vluchtelingen op scholen. Natuurlijk hebben we materialen voor tweede taalverwerving. Maar ook materialen voor welbevinden en om je ergens veilig en thuis te voelen. Dat kan van alles zijn: buitenspeelspelletjes, constructiematerialen om iets te maken met je handen, puzzels en eenvoudige denkspellen om je te concentreren, rekenspelletjes voor verschillende ni-
veaus, bewegingsspelen, spelletjes gericht op samenspel enzovoorts. Bij EduService kunnen materialen worden geleend voor de eerste opvang voor de groepen 1 tot en met 8. Wil je dat we meedenken of zoek je bepaalde materialen? Neem dan contact op met EduService via
[email protected]. We staan graag klaar voor deze doelgroep.
Techniek met peuters Jonge kinderen zijn van nature nieuwsgierig, ondernemend en gemotiveerd om actie te ondernemen en hun interesses en ideeën na te streven. Door van deze nieuwsgierigheid gebruik te maken krijgen kinderen de mogelijkheid om te onderzoeken en te leren. Peuters praten meestal nog niet goed genoeg om te vragen hoe het zit en de uitleg goed te begrijpen. Ze leren door te ervaren en laten al verschillende talenten zien zoals logisch denken en het herkennen van patronen en constructies. Door als leidster vragen te stellen en aanvullende of andere materialen te geven kun je kinderen stimuleren om verder te onderzoeken.
Peuterleskisten Horen, Zien, Proeven, Ruiken en Voelen EduService heeft daarom in samenwerking met NME Culemborg vijf peuterleskisten ontwikkeld rondom zintuigen: Horen, Zien, Proeven, Ruiken en Voelen. Deze peuter leskisten zijn bedoeld om handreikingen te
bieden om redeneertalenten van peuters en kleuters tot hun recht te laten komen en te stimuleren. En… in iedere leskist zit een passend prentenboek. Voor de groepen 1 en 2 zijn er ook leskisten rondom de zintuigen. Op scholen met een breed schoolprogramma kunnen de leskisten goed gebruikt worden om gezamenlijk een thema uit te werken.
Nieuwsgierig? Vraag een leskist aan via
[email protected]. Onze bezorgservice komt deze graag bezorgen en ophalen op uw locatie.
Samen Dizzy spelen maakt oefenen met lezen en spellen beter én leuker! Marant ontwikkelt op basis van wetenschappelijke onderzoeksresultaten steeds nieuwe behandelmaterialen. Ons nieuwe geheugenspel Dizzy, met klanken, woorden én symbolen, is nu verkrijgbaar.
De kracht van Dizzy is dat je iets toevoegt aan bestaande kennis. Door symbolen toe te voegen wordt de complexiteit van de taal, de letters en de woorden vereenvoudigd.
Gebruik van symbolen
Nieuwsgierig geworden naar Dizzy?
In het lees- en spellingonderwijs is het niet standaard om gebruik te maken van symbolen. Het is een werkwijze die vaak ingezet wordt tijdens een dyslexiebehandeling, maar is ook goed in te zetten bij kinderen zonder dyslexie. Door symbolen te gebruiken kun je de complexiteit van taal vereenvoudigen, door de structuur van woorden inzichtelijk(er) te maken.
kan worden ingevuld, 2) een uitgebreidere opdracht waarbij sturing van de leerkracht waarschijnlijk gewenst is, 3) een opdracht die samen met anderen wordt gedaan. Bijvoorbeeld in tweetallen, met een groepje of met de hele klas. Achterin het boek staan suggesties waarmee dieper op het thema kan worden ingegaan. Voor de werkhouding en motivatie van de leerling is het wel belangrijk dat de tijd wordt genomen om het werkboek te introduceren en het doel ervan uit te leggen.
Zijn uw leerlingen geïnteresseerd in informatieve onderwerpen? Zinder Lezen biedt veel nieuwe woordenschat, verwerking (desgewenst) en thema's in een oplopende moeilijkheidsgraad. Er zijn dertig informatieve leesboeken, verdeeld over drie series: 9+, 10+ en 11+. De serie is geschikt voor lezen na technisch lezen, voor woordenschatontwikkeling en binnen oriëntatie op mens & wereld. Vanwege de thema's en oplopende moeilijkheidsgraad wordt de serie ook ingezet binnen verrijkingsonderwijs. Ieder boek heeft uitdagend verwerkingsmateriaal.
Strategische denkspellen voor groep 1 tot en met 8
Ook Eduforce heeft twintig nieuwe uitdagende werkboeken die geschikt zijn om te gebruiken als extra werk, pluswerk of om te gebruiken in de plusklas. Aan het einde van elk hoofdstuk staan drie opdrachten: 1) een opdracht die waarschijnlijk zelfstandig
Denkspellen staan voor tactisch spelen, logisch nadenken en slim inzetten. Ze dagen leerlingen uit in logisch denken, ruimtelijk inzicht, strategisch spelen en... leren leren! Bovendien bieden denkspellen naast stevige mentale uitdagingen ook heel veel spelplezier. Naast de standaard opdrachten
Wilt u eerst meer informatie? Kijk voor meer informatie op www.marant.nl.
Opleidingen Marant Interstudie 2016 In januari 2016 biedt Marant Interstudie de volgende opleidingen aan: · Opleiding Specialist ernstige gedrags- en persoonlijkheidsstoornissen · Opleiding Specialist (Hoog)begaafdheid De overige opleiding worden weer aangeboden vanaf september 2016. Aanmelden hiervoor is mogelijk vanaf maart 2016. Ga naar www.marant.nl/interstudie/opleidingen om meer te lezen over de inhoud en de doelen van de opleidingen en om je aan te melden.
Nieuw in ons aanbod Informatieve leesboeken
Dizzy kost €10,- per spel exclusief btw en verzendkosten (totaal€ 18,85). Als u Dizzy bij ons ophaalt is de prijs € 12,10.
Colofon in de spelhandleiding biedt EduService bij sommige spellen ook specifieke opdrachtkaarten. Wij stellen graag een leskist voor je samen.
Dramamethode De vernieuwde methode Drama Aangenaam biedt een praktijkgerichte aanpak om drama een plaats te geven in de groepen 1 tot en met 8. De vier mappen bieden een doorlopende leerlijn voor het primair onderwijs. De lessen sluiten aan bij de verbeeldingswereld van leerlingen en maken kinderen zelfbewuster. Daarnaast is de methode erop gericht leerkrachten inzicht te geven in het vak drama en goed materiaal te bieden voor goede dramalessen. De mappen zijn nu ook apart, dus per bouw, bestelbaar. Vragen? Neemt dan contact met EduService via 0481-439323.
Frappant is een uitgave van Marant Postbus 198, 6660 AD Elst Nieuwe Aamsestraat 84a, 6662 NK Elst Tel. 0481 43 93 00 www.marant.nl /MarantElst /MarantElst /company/marant-adviseurs-in-leren-enontwikkeling Teksten en redactie: Marant Eindredactie: Elsbeth Teeling Redactieleden: Cor Bakker, Joost van Berkel en Joost Brunekreeft. Vormgeving: Puntwee Visuele communicatie Drukwerk: Drukmotief © 2015 Marant Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opge slagen in een geautomatiseerd gege vens bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wilt u zich afmelden of iemand aanmelden voor de Frappant? Ga naar www.marant.nl