Inleiding en Samenvatting Vanaf 1 september 2001 zal de nieuwe opleiding Psychologie van start gaan. Deze opleiding wordt gekenschetst door een vernieuwende pedagogische benadering waarin werken in kleine groepjes, een integraal gebruik van Informatie en Communicatie Technologie (ICT), en academische en beroepsvaardigheden centraal staan. De verwachting is dat de ervaringen die opgedaan worden binnen dit programma een postieve uitstraling zullen hebben op andere programma’s van de Erasmus Universiteit en daarmee een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan de Erasmus Universiteit als geheel. Doel van deze aanvraag is het beschrijven van de componenten van de electronische leeromgeving die nodig is om dit nieuw verworven psychologie-programma optimaal te ondersteunen. Bovendien wordt een aantal voorstellen gedaan voor het ontwikkelen van hoog interactieve onderwijsmaterialen die het mogelijk maken om te schakelen van (inleidend) psychologie onderwijs met een expositorische, docent-intensief karakter naar onderwijs met een meer ontdekkend, zelfsturend en docent-extensief karakter. Psychologie zal gebruik maken van het probleemgestuurde onderwijs. Deze onderwijs benadering wordt onder andere gekenmerkt door de prominente plaats die het zelfstandig zoeken en raadplegen van psychologische publicaties inneemt. ICT kan een belangrijke ondersteunende en amplificerende rol spelen in het zoeken naar en het actief verwerken van de gevonden informatie. Psychologische kennis in sterke mate gebonden is aan de wijze waarop hij verworven en getoetst is, daardoor is het van van groot belang dat studenten bekend raken met de mogelijkheden en beperkingen van de 30 belangrijkste paradigmata en experimenten in de psychologie. In belangrijke mate moeten deze materialen nog ontwikkeld worden. Bij het ontwikkelen van deze materialen zullen studenten de gelegenheid krijgen om actief experimenten te ervaren of fenomenen te ontdekken. Ondanks aanzienlijke investeringen in vaardigheids-trainingen en uitgebreide ondersteuning van docenten blijft dit type onderwijs te vaak beperkt tot het ‘even ruiken aan de techniek’ omdat veel oefenen teveel tijd en daarmee geld zou kosten. Vanwege het uitgesproken toegepaste karakter van Psychologie aan de Erasmus, waardoor er een sterke behoefte is aan studenten die voldoende vaardig zijn om naar behoren te functioneren in de voor hen relevante beroepsgebieden, is het van groot belang dat de electronische leeromgeving ingezet kan worden om zoveel mogelijk van het vaardigheidsonderwijs via de computer te laten verlopen. De vereiste vaardigheden kunnen daardoor regelmatig getraind worden zonder dat dit een substantiële verzwaring van de onderwijslast voor de staf met zich mee brengt. Gegeven de sterke enthousiasmerende en contextualiserende werking van beeldmateriaal is de opleiding Psychologie ook van zins om historische belangrijke en illustratieve films / documentaires te digitaliseren zodat docenten, bij het maken van hun colleges en het verrijken van hun onderwijs, kunnen putten uit een grote bron aan digitaal materiaal.
Veel van het te ontwikkelen materiaal is van belang voor alle nederlandse opleidingen psychologie. Daar waar mogelijk zal dan ook materiaal worden overgenomen, of een samenwerkingsverband gezocht worden opdat de kosten van het nieuw te ontwikkelen materiaal door meerdere partijen gedragen kan worden. Voor het aanschaffen en ontwikkelen van de 50 belangrijkste e-books is reeds, samen met de Universiteitsbibliotheek ,een financieringsvoorstel van Hfl. 230.000,ingediend bij het Trustfonds. Om studenten goed te kunnen begeleiden in deze belangrijke stap richting het electroniseren van het onderwijs heeft Psychologie, samen met de Faculteit der Sociale Wetenschappen, Hfl. 394.500,- gereserveerd om studenten een uitstekend geoutillieerd PC-landschap aan te kunnen bieden. Aan het ICT-fonds wordt Hfl. xx.xxx,- gevraagd om een zoekmachine en de daarbij horende database aan te schaffen en in te richten. Momenteel zijn gesprekken gaande met de Universiteit Twente om gezamenlijk de experimenten te ontwikkelen, de Open Universiteit Nederland om een deel van het vaardigheidsonderwijs over te nemen, en de Universiteit Groningen en Universiteit van Amsterdam om deel te kunnen nemen aan een groot project dat tot doel heeft het digitaliseren van illustratief en belangrijk beeldmateriaal. In het geval dat er wordt overgegaan tot het commercieel aanbieden van door de EUR ontwikkeld materiaal zullen het Transferpunt en/of de EUR Holding hierbij worden betrokken. Probleemgestuurd onderwijs. Psychologie zal gebruik maken van het probleemgestuurde onderwijs (PGO). Probleem-gestuurd onderwijs tracht bij uitstek studenten actief te betrekken bij hun leren, en hen kennis te laten verwerven startende vanuit hun eigen voorkennis en individuele interesse. Zorgvuldig geconstrueerde, multidimensionele problemen worden door kleine groepjes studenten bediscussiëerd. Studenten trachten te achterhalen wat de essentie van het gepresenteerde probleem is en proberen het probleem vervolgens zoveel mogelijk op te lossen. Gedurende de discussie activeren en gebruiken studenten kennis die ze al bezitten. Deze kennis kan bestaan uit informatie die ze hebben opgedaan van de tv, krant of eerdere studieblokken. Pas na de bespreking leren ze de literatuur kennen die ten grondslag ligt aan het geschetste probleem. Aan het einde van de bijeenkomst formuleren de studenten vragen die niet (of niet voldoende) beantwoord zijn. Op deze vragen (of leerdoelen) zoeken studenten een antwoord gedurende hun zelfstudie. Bij deze methode neemt het zelfstandig zoeken en raadplegen van psychologische publicaties een prominente plaats in. In tegenstelling tot de klassieke academische onderwijsvorm waarin voor een cursus één of enkele boeken en readers verplichte literatuur vormen, gaan studenten zelf op zoek naar bronnen die kennis en informatie kunnen opleveren over de aangeboden problemen. Gedurende de vervolgbijeenkomst wordt de gevonden informatie gerapporteerd, en wordt er gekeken of de informatie toereikend is om de leerdoelen te beantwoorden. Gebruik van Informatie en Communicatie Technologie in het onderwijs. Zoals reeds vermeld neemt het zelfstandig zoeken en raadplegen van psychologische publicaties een prominente plaats in bij het probleemgestuurde onderwijs. ICT kan in dit onderwijssysteem een belangrijke ondersteunende en amplificerende rol spelen in
het zoeken naar en het actief verwerken van de gevonden informatie (bijvoorbeeld door het op te slaan, te ordenen, of door er online en offline over te communiceren). De opleiding Psychologie aan de EUR vindt het actief zoeken en het actief omgaan met informatie zozeer van belang dat zij erna streeft om een database te ontwikkelen die gevuld is met allerlei relevante leermiddelen waaronder e-books en e-journals. Deze database kan via het intranet van psychologie ontsloten om zodoende tegemoet te kunnen komen aan de eisen van de betrokken uitgevers. Het aanbieden van een database met e-books en e-journals die relevant zijn voor de gehele opleiding heeft als extra voordeel dat studenten bewust gemaakt worden van het gegeven dat eerder bestudeerde literatuur nog steeds van belang is in hun latere opleiding. Het voortbouwen op alreeds aanwezige kennis, het integreren van nieuwe informatie en het nemen van diverse perspectieven ten overstaan van dezelfde literatuur zijn belangrijke doelen binnen het PGO die op deze manier extra ondersteunt worden. Doe-het-zelf experimentatie Omdat psychologische kennis in sterke mate gebonden is aan de wijze waarop hij verworven en getoetst is, is het van van groot belang dat studenten bekend raken met de mogelijkheden en beperkingen van de 30 belangrijkste paradigmata en experimenten in de psychologie (zie bijlage 1 voor een concrete vermelding van deze 30 experimenten). In elk blok zullen er via de computer korte simulatie-experimenten beschikbaar worden gesteld. De experimentele paradigmata sluiten steeds aan bij de in de betreffende module bestudeerde literatuur. Er wordt expliciet voor gekozen om geen uitgebreide COO-achtige cursus te maken maar te kiezen voor een serie korte interactieve programma’s om zo de docent en student een optimaal configureerbare omgeving te verschaffen. De studenten kunnen de experimenten individueel of met een klein groepje doen. Doel van deze exercities is een gedetailleerd beeld te krijgen van de wetenschappelijke methoden waarop psychologische kennis gebaseerd is. Dat zal bijdragen aan een begrip voor het tentatieve karakter van de wetenschap en zal aldus bijdragen aan de wetenschappelijke vorming van de studenten. Daarnaast dienen ze als concretisering van abstracte psychologische constructen. In belangrijke mate moeten deze materialen nog ontwikkeld worden omdat er nog geen pakketten zijn die via het internet op een heldere en consistente manier de belangrijkste paradigmata behandelen. Bij het ontwikkelen van deze materialen is het van belang dat studenten de gelegenheid krijgen actief experimenten te ervaren (bijv. een Pavlov experiment) of fenomenen te ontdekken (bijv. de Ponzo illusie). Uit onderzoek (bijv. de Jong & van Joolingen, 19981) blijkt dat deze vorm van leren (het zogenaamde ontdekkend leren) voornamelijk tot succes leidt als er sprake is van begeleid ontdekkend leren. Daarom moet er voor elk van deze experimenten / fenomenen een korte (hypermedia) inleiding gemaakt zodat noodzakelijke achtergrond kennis op het moment dat dat nodig is (just-in-time) beschikbaar is. Omdat uit onderzoek ook gebleken is dat relatief korte experimenteeraanwijzingen zeer effectief kunnen zijn, is het gunstig om ook deze ondersteuningsmogelijkheid in te bouwen evenals aanwijzingen voor het interpreteren van de gevonden data. 1
de Jong, T., & van Joolingen, W.R. (1998). Scientific discovery learning with computer simulations of conceptual domains. Review of Educational Research, 68, 179-202.
Een voorbeeld. In Figuur 1 is een element uit een interactief programma weergegeven dat is gewijd aan het klassiek conditioneren. De student kan bepalen of de hond voedsel krijgt en of er een geluid- of een lichtsignaal wordt gegeven en de speekselafgave van de hond kan worden geobserveerd. Een dergelijk experiment wordt voorzien van een inleiding voor de student waarin het verschijnsel binnen de psychologie geplaatst wordt. Voor het experimenteren zelf bevat het programma experimenteeraanwijzingen. Tot slot is er korte uitleg over de interpretatie die aan de resultaten gegeven wordt.
Figuur 1. Voorbeeld van een deel van het interactieve programma.
Vaardigheidsonderwijs Psychologie aan de Erasmus Universiteit wordt gekenmerkt door haar uitgesproken toegepaste karakter, daardoor is er een sterke behoefte aan studenten die voldoende vaardig zijn om naar behoren te functioneren in de voor hen relevante beroepsgebieden. Die kernvaardigheden kunnen worden ingedeeld in zeven clusters: (1) studievaardigheden, (2) mondelinge communicatieve vaardigheden, (3) psychodiagnostische vaardigheden, (4) interventievaardigheden, (5) onderzoeksvaardigheden, (6) rapportagevaardigheden, en (7) computer-gerelateerde vaardigheden. Zo'n programma is zowel kostbaar in de exploitatie alsook docentintensief. Immers, vaardigheden worden vooral verworven als uitgebreide en specifieke terugkoppeling plaatsvindt op het handelen. Ondanks aanzienlijke investeringen in dergelijke programma’s en uitgebreide ondersteuning van docenten blijven trainingen te vaak beperkt tot het ‘even ruiken aan de techniek’ simpelweg omdat veel oefenen teveel tijd en daarmee geld zou kosten. De electronische leeromgeving kan hier een uitkomst bieden omdat veel van het vaardigheidsonderwijs in principe via de computer kan worden aangeboden. De vereiste vaardigheden kunnen daardoor regelmatig getraind worden zonder dat dit een substantiële verzwaring van de onderwijslast voor de staf met zich mee brengt. Neem het voorbeeld van het verwerven van ‘mondelinge communicatieve vaardigheden’, en dan specifiek het verwerven van vaardigheden in het voeren van gesprekken voor professionele situaties. Dit professioneel handelen vraagt
bijvoorbeeld om vertrouwd te zijn met voeren van een adviesgesprek, een selectiegesprek of een functioneringsgesprek. Vertrouwd raken betekent in dit geval dat studenten zelf een aantal keer zo’n gesprek hebben ondergaan, dat ze weten hoe ze deze gesprekken moeten voeren bij personen van verschillende pluimage en dat ze voldoende adaptief om kunnen gaan met de verkregen informatie. Dit alles vereist voor elke type gesprek herhaald oefenen. Echter, vanwege de kosten wordt een dergelijk trainingsprogramma in de praktijk beperkt tot één of twee keer als cliënt optreden en een zelfde aantal gesprekken analyseren. Dit is volstrekt onvoldoende om een behoorlijk vaardigheidsniveau te verwerven. Studenten moeten in de gelegenheid worden gesteld vooral veel te oefenen in verschillende situaties en daarbij intensief feedback te ontvangen op hun functioneren. Die mogelijkheden kunnen op dit moment absoluut niet geboden worden waardoor de kwaliteit van dit soort onderwijs, ondanks de getrooste moeite en inzet van docenten veelal suboptimaal is. Een oplossing zou zijn om voor zo veel mogelijk van deze vaardigheden computerprogramma’s te ontwikkelen waarin studenten zelf aan de hand van casussen kunnen oefenen. De casussen bevatten bijvoorbeeld informatie over gesimuleerde cliënten in de vorm van videobeelden, schriftelijke documenten, testuitslagen, etc. Studenten kunnen in dit soort trainingsprogramma’s hun eigen verbale reactie opnemen en vergelijken met model-reacties die experts op dezelfde (moeilijke) momenten hebben gegeven. Een ander voorbeeld is het onderwijs in de statistiek en de methodologie dat van oudsher voor studenten problematisch is. Hoge zakkingspercentages daar waar het op enig niveau wordt gedoceerd, een gebrekkig niveau daar waar er een hoog slaagpercentage is. Het is voor docenten een onaangename keuze die al te vaak uitvalt in het voordeel van de laatste optie. Voor statistiek en methodologie geldt voor meer dan andere vakken de regel: oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Om dit te kunnen realiseren is het nodig om een vaardigheidsprogramma aan te bieden waarin studenten dit zonder veel begeleiding van docenten kunnen. Uiteraard laat dit de gewone onderwijsactiviteiten onverlet op dit terrein: colleges waarin de stof uiteen wordt gezet, werkgroepen en dergelijke. Waar het om gaat zijn aanvullende activiteiten die bovendien recht doen aan verschillen in voorkennis en aanleg bij studenten. Beeldmateriaal Colleges hebben binnen het PGO een zeer specifieke functie, ze staan namelijk veel minder in het teken van overdracht van kennis aan studenten als passieve toehoorders. Veeleer hebben deze colleges een aanvullende rol en mikken ze op het enthousiasmeren van de studenten voor de stof, het verlevendigen van theoriëen, en het bieden van een overzicht van het veld of thema. Colleges hebben in het PGO dus veelmeer een aanvullende, verruimende en activerende rol. Een dergelijk insteek komt slecht uit de verf als het moet blijven steken bij het gebruik van sheets en de overheadprojector. Van docenten wordt dan ook gevraagd om maximaal gebruik te maken van ondersteunend beeldmateriaal. Er is naast het enthousiasmerende aspect van het gebruik van beeldmateriaal en videoclips nog een tweede, wellicht zelfs belangrijker reden om meer van de mogelijkheden van multimedia in het onderwijs gebruik te maken. Die tweede reden heeft te maken met het feit dat onderwijs in hoge mate gedecontextualiseerd is. De
werkelijkheid wordt tot abstractie gemaakt en die abstractie wordt vervolgens in onze scholen gedoceerd. Daarmee is leren efficienter geworden; immers, over de verschijnselen en hun verklaringen lezen in boeken gaat sneller dan die verschijnselen zelf observeren. Wat daarmee echter verloren is gegaan, is de concrete zintuigelijke ervaring, die, zo leert de moderne cognitieve psychologie, essentieel is, willen mensen dat wat geleerd is ook feitelijk kunnen toepassen. Door studenten via beeld en geluid weer met die concrete werkelijkheid in aanraking te brengen, wordt kennis opnieuw van zijn context voorzien. Uiteraard dient het beeldmateriaal gedigitaliseerd te worden en moet er een goede ‘mediatheek’ op het terrein van de psychologie komen. Zo’n mediatheek is een database van plaatjes en quicktime clips, waaruit de docenten kunnen putten bij het maken van colleges. Dit materiaal zal overigens ook voor een veel bredere doelstelling worden ingezet, namelijk als hulpmiddel om met behulp van ICT het onderwijs aan te vullen en te verrijken zoals bijvoorbeeld multimediale aanvulling op de blokboeken en dergelijke. Samenwerkingsverbanden en dissiminatie Veel van het te ontwikkelen materiaal is van belang voor alle nederlandse opleidingen psychologie. Daar waar mogelijk zal dan ook materiaal worden overgenomen, of een samenwerkingsverband gezocht worden opdat de kosten van het nieuw te ontwikkelen materiaal door meerdere partijen gedragen kan worden. Voor het aanschaffen en ontwikkelen van de 50 belangrijkste e-books is reeds, samen met de Universiteitsbibliotheek, een financieringsvoorstel van Hfl.230.000,ingediend bij het Trustfonds. Om studenten goed te kunnen begeleiden in deze belangrijke stap richting het electroniseren van het onderwijs heeft Psychologie, samen met de Faculteit der Sociale Wetenschappen, Hfl. 394.500,- gereserveerd om studenten een uitstekend geoutillieerd PC-landschap aan te kunnen bieden. In dit computerlandschap is voorzien in een zestigtal nieuwe computers met CD/DVDspeler, een nieuwe server zodat elke student kan beschikken over 100MB schrijfruimte voor materiaal dat nadere bestudering of bewerking behoeft, en een student-assistent(e) gedurende de volledige openstelling van het PC-landschap. Deze student-assistent(e) fungeert als belangrijk aanspreekpunt voor studenten wanneer er iets mis gaat, en kan toezien op het correcte gebruik van de apparatuur. Middelen als een printer, scanner, videos en DVDs spelen een belangrijke rol in het ondersteunen en amplificeren van het leerproces en worden daarom aangeschaft, de assistent(e) stelt deze middelen ter beschikking aan individuele studenten. Ook zijn er vanuit de eerder genoemde doelstelling momenteel gesprekken gaande met de Universiteit Twente om gezamenlijk de experimenten te ontwikkelen, de Open Universiteit Nederland om een deel van het vaardigheidsonderwijs over te nemen, en de Universiteit Groningen en Universiteit van Amsterdam om deel te kunnen nemen aan een groot project dat tot doel heeft het digitaliseren van illustratief en belangrijk beeldmateriaal. In het geval dat er wordt overgegaan tot het commercieel aanbieden van door de EUR ontwikkeld materiaal zullen het Transferpunt en/of de EUR Holding hierbij worden betrokken.
Bijlage 1. De 30 belangrijkste psychologische experimenten en paradigmata Basale leerprocessen Habituatie leren (Wagner, 1979) Klassiek Conditioneren (Pavlov) Instrumenteel / Operant Conditioneren (Thorndike, Skinner) Complex leren Discriminatie en generalisatie Lexicale decisie Prototype Learning Same-different problem (Premack & Premack, 1972) Geheugen “Whole-report” en “partial-report” procedure Sperling (1960,1963) “Levels of processing” paradigma (Craik & Lockhart, 1972) Brown-Peterson paradigm Sternberg’s zoektaak “Semantic priming” (Meyer & Schvaneveldt, 1971). Zin verificatie procedure (Collins & Quillan, 1969) Woordlengte effect (Baddeley, Thomson, & Buchanan, 1975) Beeld scannen (Kosslyn, 1976; 1983), Mentale rotatiefenomeen (Sheppard & Metzler, 1971) Gepaarde-associatietaak Hypermnesie. (Erdelyi & Kleinbard, 1974) False Memories Problem solving Free recall van problemen (deGroot, 1965; Chase and Simon, 1973) Beslissen Heuristieken (Tversky and Kahneman, 1973) Diffusion of responsibility (Darley & Latane, 1968) Enlightenment effects (Beaman, Marnes, Klentz & McQuirk, 1978) Aandacht Schaduwen (Cherry, 1953) Visual search (Treisman) Attentional Blink. Signaal Detectie Waarneming Stroop effect (Stroop, 1935) Perceptie van schijnbare beweging Illusies.