Pedagogisch beleidsplan Voorschool Versie februari 2015
Inhoudsopgave Inleiding
3
Hoofdstuk 1 – Visie 1.1 Grondslag 1.2 Visie 1.3 Doelstelling Voorschool
4 4 4 4
Hoofdstuk 2 – Emotionele veiligheid 2.1 Veiligheid en welbevinden 2.1.1 Vrij zijn van emotionele belemmeringen 2.1.2 Nieuwsgierig en ondernemend zijn 2.1.3 Zelfvertrouwen hebben 2.2 Pedagogisch klimaat 2.3 Participatie
5 5 5 5 5 5 6
Hoofdstuk 3 – Persoonlijke competentie 3.1 Leren en ontwikkelen 3.1.1 Spelen 3.1.2 Taal en motorische ontwikkeling 3.1.3 Toetsen 3.2 Individuele kind
7 7 7 7 8 8
Hoofdstuk 4 – Sociale competentie 4.1 Kinderen maken deel uit van groepsgebeuren 4.2 Ondersteuning kinderen in interactie onderling 4.3 Ondersteuning voorkomen/oplossen conflicten
9 9 9 9
Hoofdstuk 5 – Overdracht waarden en normen 5.1 Betekenis normen en waarden 5.2 Overdracht normen en waarden
10 10 10
Hoofdstuk 6 – Omvang en leeftijdsopbouw 6.1 Omvang en leeftijdsopbouw Voorschool 6.2 Vierogenprincipe 6.3 Doelgroepkinderen
11 11 11 11
Hoofdstuk 7 – Werkwijze 7.1 Dagindeling 7.2 Begin en eindtijden 7.3 Wenbeleid 7.4 Fruit eten 7.5 Hoeken 7.6 Doe meer met Bas! 7.7 Thema’s 7.8 Kringactiviteiten 7.9 Buitenspelen en excursies 7.10 Observatiesysteem 7.11 Oudercontacten 7.12 Calamiteiten
12 12 12 12 12 13 13 13 13 13 14 14 14
Hoofdstuk 8 – Contacten Intern en Extern 8.1 Intern 8.2 Extern 8.3 OT
15 15 15 15
2
Inleiding Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan, geschreven voor de Voorschool van de Rehobothschool. Hierin staat de grondslag, de visie en de doelstelling van de Voorschool beschreven. Daarnaast is er aan de hand van het toetsingskader GGD Nederland beschreven hoe het pedagogisch beleid gestalte krijgt binnen de Voorschool. Als laatste wordt weergegeven hoe dit gestalte krijgt in de praktijk. De MR (ouderraad) van de Voorschool heeft het pedagogisch beleidsplan ingezien en haar goedkeuring, met name over het vierogenprincipe en het wenbeleid, hierover gegeven.
3
Hoofdstuk 1 – Visie In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de visie van de Voorschool van de Rehobothschool. Omdat de Voorschool behoort tot de Rehobothschool wordt als eerste de grondslag genoemd van de school. Daarna wordt de visie en de doelstelling van de Voorschool beschreven. 1.1 Grondslag De Rehobothschool is een reformatorische school. Dat betekent dat de Bijbel door bestuur, personeel, ouders en leerlingen aanvaard wordt als het onfeilbare Woord van God. Daarbij onderschrijft de schoolvereniging geheel en onvoorwaardelijk de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse leerregels. De school is ontstaan vanuit de behoefte om de kinderen onderwijs te laten volgen dat aansluit bij de geloofsovertuiging van de ouders en datgene wat men ’s zondags in de kerk hoort. In alle facetten van het schoolleven is de norm die de Bijbel aanlegt het beslissende uitgangspunt en stempelt de identiteit van de school het leef- en werkklimaat. 1.2 Visie De visie van de Rehobothschool in Kootwijkerbroek is ‘ruimte voor ontwikkeling’. Er is zorg, aandacht en begeleiding voor iedereen. De school wil aansluiten bij de talenten en gaven van de leerlingen. Jonge kinderen leren door spelen. Om deze reden wordt het leerstofaanbod op een spelenderwijze aangeboden in de groepen 1/2 en de Voorschool. Binnen de Voorschool en groepen 1/2 wordt er VVE aangeboden aan leerlingen met een indicatie. Hierdoor is het mogelijk om vroeg te signaleren en te observeren. En indien nodig tijdig extra ondersteuning aan te bieden aan de leerling. Dit wil de Voorschool doen door een goed leerstofaanbod aan te bieden, te observeren, een duidelijke doorgaande lijn tussen Voorschool en de basisschool en door samen te werken met ouders. Op deze manier wordt geprobeerd de mogelijke achterstand in de ontwikkeling van het kind weg te nemen of te verkleinen. 1.3 Doelstelling Voorschool De doelstelling van de Voorschool van de Rehobothschool is het bevorderen van de taal en rekenontwikkeling. Daarnaast wordt het hebben van sociale contacten bevorderd. En worden de kinderen voorbereid op groep 1.
4
Hoofdstuk 2 – Emotionele veiligheid Op de Rehobothschool willen we graag kinderen een veilige omgeving bieden, waarin zij zich kunnen ontwikkelen. Kinderen hebben behoefte aan veiligheid & welbevinden en behoefte aan leren & ontwikkelen (Singer & Kleerekoper, 2009). Aan beide basisbehoeften willen we tegemoet komen op de Voorschool. Hoe we kinderen willen laten leren en ontwikkelen zal beschreven worden in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt de veiligheid en welbevinden op de Rehobothschool beschreven. 2.1 Veiligheid en welbevinden Wanneer kinderen zich veilig voelen, zullen zij gaan ontdekken en zullen zij zich ontwikkelen. Kinderen ontwikkelen zich optimaal wanneer de zogenaamde basiskenmerken ook optimaal aanwezig zijn. De basiskenmerken (Bosch & Jaeger, 2008) bestaan uit: - Vrij zijn van emotionele belemmeringen - Nieuwsgierig en ondernemend zijn - Zelfvertrouwen hebben Deze kenmerken zijn voorwaarden voor de (verdere) ontwikkeling. Op de Rehobothschool worden bovenstaande basiskenmerken geobserveerd door de leidsters met behulp van het observatiesysteem ‘Kijk! voor 0-4 jaar’. Hiermee kunnen de leidsters het welbevinden van de kinderen zien. Het welbevinden is niet ieder moment hetzelfde, daarom observeren de leidsters minimaal deze basiskenmerken drie keer in het jaar. Wanneer deze optimaal zullen zijn, zal het kind zich optimaal kunnen ontwikkelen. Wanneer deze niet optimaal zijn, zal de leidsters eerst aan de basiskenmerken aandacht besteden, om zo het welbevinden van het kind te verbeteren. 2.1.1Vrij zijn van emotionele belemmeringen Op de Rehobothschool willen we graag dat de kinderen zich ontspannen voelen, vrij voelen om contact te maken en open staan voor hun omgeving. We willen graag dat een kind zich niet geremd voelt en dat het initiatieven neemt binnen de groep, dat een kind zich thuis voelt en overeenkomstig met thuis presteert op de peuterspeelzaal. Op de Rehobothschool stimuleren we dit door een goede sfeer in de groep te creëren. Deze sfeer wordt gecreëerd door positieve aandacht aan elk kind te geven, zoals complimenten geven, individuele gesprekjes voeren met de leerlingen en hen ruimte te geven om in eigen tempo en op hun eigen manier zich kunnen ontwikkelen. 2.1.2 Nieuwsgierig en ondernemend zijn Nieuwsgierige kinderen zien nieuwe taken en opdrachten als een uitdaging. (Nieuwe) voorwerpen hebben op hen een grote aantrekkingskracht. Tijdens spel ontdekken zij verschillende eigenschappen en gebruiksmogelijkheden van voorwerpen. De leidsters spelen hierop in, door tijdens activiteiten veel materialen te gebruiken en daarmee de nieuwsgierigheid van de kinderen te prikkelen. De leidsters geven ook ruimte om tijdens spel zelf de (nieuwe) materialen te onderzoeken en te ontdekken. 2.1.3 Zelfvertrouwen hebben Kinderen met zelfvertrouwen reageren evenwichtig op situaties. De emoties zijn afgestemd op de situatie. Kinderen beleven plezier aan wat ze doen en meemaken. Deze kinderen durven uitdagingen en risico’s aan te gaan. Op de Rehobothschool zullen de leidsters het zelfvertrouwen van de kinderen stimuleren door hen complimentjes te geven en hen ruimte te bieden om zelf of met hulp van de leidster nieuwe dingen te ontdekken. 2.2 Pedagogisch klimaat Ieder kind mag er zijn zoals hij/zij is. De leidsters kijken naar het kind wat hij/zij nodig heeft. Dit wordt gedaan door middel van het observatiesysteem ‘Kijk! voor 0-4 jaar’. De leidsters observeren 5
hiermee de ontwikkeling van elk kind, zodat zij kunnen aansluiten bij de ontwikkeling van het kind. Hierdoor voelt een kind zich veilig en gewaardeerd. Ook vertrouwde relaties zijn voor kinderen belangrijk, dit geeft hen veiligheid. Op de Rehobothschool heeft elke groep eigen leidsters, hierdoor kan het kind een vertrouwde relatie opbouwen met de groep en de leidsters. De leidsters werken aan een ontspannen en open sfeer binnen de groepen. De leidsters zijn verantwoordelijk voor de groep en onderhoudt de contacten met de ouders tijdens de haal- en brengmomenten, maar ook tijdens de ouderavonden. De leidsters zorgen voor structuur in de groep. In het klaslokaal wordt er door middel van dagritmekaarten aangeven wat het programma is. Met de kinderen wordt de dag besproken, na elke activiteit wordt er genoemd welke activiteit erna gedaan wordt. Er zijn duidelijke regels en grenzen in de groep. De regels worden met de kinderen besproken. In hoofdstuk 5 wordt de overdracht van normen en waarden uitgebreider besproken. 2.3 Participatie Tijdens activiteiten wordt de betrokkenheid van de kinderen gestimuleerd op de Rehobothschool. Een betrokken activiteit leidt tot ontwikkeling (Bosch, Duvekot & Jaeger, 2008). De betrokkenheid wordt gestimuleerd door uitdagende activiteiten, zoals samen met de kinderen een probleem op lossen. In de kring liggen eikels, kastanjes en beukennootjes, de eekhoorn wil graag alle eikels in zijn holletje. Kunnen de kinderen hem helpen? Door samen na te denken over de oplossing van het probleem worden de kinderen geprikkeld en raken ze betrokken bij de activiteit. Er wordt veel op een spelenderwijs geoefend met de kinderen, zodat kinderen tijdens hun eigen spel zelf ervaren, (verder) kunnen ontdekken en leren.
6
Hoofdstuk 3 – Persoonlijke competentie In het vorige hoofdstuk zijn de basisbehoeften, veiligheid & welbevinden en leren & ontwikkelen genoemd. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de Rehobothschool tegemoet komt aan de basisbehoefte leren en ontwikkelen. Daarnaast wordt er beschreven hoe de Voorschool de ontwikkeling van het individuele kind observeert. 3.1 Leren en ontwikkelen Op de Voorschool mag ieder kind zijn zoals hij of zij is . Ieder kind is verschillend, heeft een ander karakter en heeft eigen mogelijkheden. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen tempo en eigen manier. De leidsters op de Rehobothschool komen hierin tegemoet, door aan te sluiten bij de behoeftes van de kinderen. De leidsters van de Rehobothschool maken hiervoor gebruik van het observatiesysteem ‘Kijk! voor 04 jaar’. Met dit observatiesysteem wordt de ontwikkeling van de kinderen geobserveerd. Kijk! bestaat uit 11 ontwikkelingslijnen. Niet alle lijnen worden geobserveerd door de leidsters. Voor reguliere kinderen worden de volgende lijnen geobserveerd: o Taal-spraak ontwikkeling o Spelontwikkeling o Kleine motoriek Bij kinderen met een VVE-indicatie worden daarnaast ook nog de volgende lijnen geobserveerd: o Grote motoriek o Ontluikende geletterdheid o Ontluikende gecijferdheid Bij deze ontwikkelingslijnen zijn tussendoelen opgesteld. Deze tussendoelen worden gebruikt als leerdoel tijdens de activiteiten en het hoeken inrichten. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier en tempo, hierdoor zijn er verschillen tussen de ontwikkeling van de kinderen. Tijdens kringactiviteiten, het spelen en het werken wordt er door de leidsters rekening hiermee gehouden door middel van differentiatie. 3.1.1 Spelen Een van de behoeften van jonge kinderen is het spelen. Kinderen leren door te spelen. Door middel van spel kunnen kinderen eigen ervaringen opdoen, nieuwe dingen ontdekken en nieuwe dingen leren. Voor spelen wordt er veel ruimte geboden op de Rehobothschool. De hoeken, waarin kinderen kunnen spelen, zijn zo ingericht dat de kinderen hierin kunnen leren, ontdekken en uitproberen. Tijdens kringactiviteiten worden spelletjes gedaan. Materialen worden spelenderwijs aangeboden. Deze materialen dagen de kinderen uit om later opnieuw te gebruiken en verder te ontdekken tijdens het spelen in de hoeken. 3.1.2 Taalontwikkeling Tijdens de activiteiten op de Voorschool is er veel aandacht voor taal. Door middel van kringgesprekken en door prentenboeken interactief voor te lezen, wordt de spraaktaalontwikkeling gestimuleerd. Naast taal wordt de rekenontwikkeling gestimuleerd door voorwerpen te tellen of de telrij in liedjes te oefenen. Activiteiten en hoeken worden rondom een thema aangeboden. Deze thema’s sluiten aan bij de belevingswereld van het kind. Er wordt 5-6 weken over een thema gewerkt. De hele leeromgeving staat in teken van het thema waarover gewerkt wordt. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de methode ‘Doe meer met Bas’.
7
3.1.3 Toetsen Naast het observeren wordt er door de leidsters de CITO- toets rekenen en taal voor peuters afgenomen. Deze worden op bij reguliere kinderen één keer afgenomen, op het moment dat uw kind 3 jaar en 10 maanden zijn. Bij kinderen met een VVE-indicatie wordt de CITO- toets twee keer afgenomen, de eerste keer als uw kind 3 jaar en 2 maanden is, de tweede keer is als uw kind 3 jaar en 10 maanden is. De toetsen worden afgenomen om een (nog)beter beeld te krijgen van de ontwikkeling van uw kind. Leidsters kunnen hun aanbod aanpassen aan de ontwikkeling van uw kind. Daarnaast zorgt deze afname voor een doorgaande lijn richting groep 1. In deze groep worden beide CITO- toetsen afgenomen. In groep 1 en 2 kan er dan gekeken worden naar de ontwikkeling van uw kind in de afgelopen jaren. 3.2 Individuele kind Om de ontwikkeling en het welbevinden van elk kind goed in de gaten te kunnen houden, observeren de leidsters elk kind. Nadat de kinderen 6 weken in de groep zijn, wordt er een start gemaakt met het observeren. Elk kind heeft een periode nodig om te wennen in de groep en zich veilig te voelen. De leidster begint met het observeren van de basiskenmerken, zoals beschreven is in hoofdstuk 2. Daarna worden de ontwikkelingslijnen geobserveerd. Aan het eind van het jaar, voordat de kinderen naar de aanvangsgroep of groep 1 gaan, worden deze observaties geregistreerd in het registratieprogramma. Observaties gebeuren zoveel mogelijk tijdens het spel van kinderen. Door middel van gesprekjes met het kind of door een hoek in te richten wordt gedrag uitgelokt, zodat de leidster kan observeren waar de ontwikkeling van het kind zich bevindt. Met de intern begeleider wordt elk kind besproken tijdens een groepsbespreking. Dit wordt twee keer per jaar gedaan. Tijdens de groepsbespreking geven de leidsters aan wat de onderwijsbehoeften zijn van het kind. Er wordt samen met de intern begeleider gekeken naar hoe de leidsters ieder kind kunnen ondersteunen en stimuleren in zijn/haar ontwikkeling. Eventueel, wanneer er verdere zorgen zijn, kunnen gesprekken met ouders worden gepland om met elkaar verdere stappen te bespreken.
8
Hoofdstuk 4 – Sociale competentie Op de Rehobothschool vinden we het bevorderen van sociale contacten van kinderen erg belangrijk. Dit is ook een van de doelstellingen van de Voorschool. Er wordt hier voor alle ruimte geboden. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke manier dit gestimuleerd wordt. 4.1 Kinderen maken deel uit van groepsgebeuren Wanneer kinderen op de Voorschool komen, maken zij deel uit van een groep. Zij worden in een vaste groep geplaatst met eigen leidsters. Om met elkaar een groep te vormen, worden er door de leidsters allerlei groepsactiviteiten gedaan. Een voorbeeld hiervan is de dagopening: aan het begin van de dag mogen kinderen vertellen aan elkaar. Ook wordt er samen fruit gegeten en gedronken in de kring. De verjaardagen van de kinderen worden samen gevierd. En er worden samen spelletjes in de kring en buiten gedaan. Door deze activiteiten beleven kinderen saamhorigheid en voelen zij dat zij bij de groep behoren. 4.2 Ondersteuning kinderen in interactie onderling Tijdens de activiteiten worden de kinderen gestimuleerd om samen te praten en contacten te leggen met elkaar. Door te vertellen wat je hebt beleefd of welk spel je nu wil gaan spelen, kunnen contacten gelegd worden. Contacten met andere leerlingen zijn belangrijk, hierdoor gaan kinderen samenspelen. Door samen te spelen leren kinderen van elkaar en worden er vriendschappen opgebouwd. Tijdens het samenspelen stimuleren de leidsters ‘het samen delen, samen spelen’. Peuters en kleuters vinden het nog erg moeilijk om samen te spelen, omdat ze nog erg ik-gericht zijn. Door tijdens het (buiten)spelen te stimuleren om samen met een ander kind iets te gaan doen en het speelgoed samen te delen, leren kinderen het samen spelen. Ook zorgen contacten tussen kinderen ervoor dat ze elkaar helpen met jas dichtmaken of verfschort aantrekken. En de contacten zorgen ervoor dat ze elkaar troosten, wanneer er een groepsgenootje verdriet heeft. 4.3 Ondersteuning voorkomen/oplossen conflicten Door het stimuleren van samen spelen, samen delen en het elkaar helpen ontstaat er een goede sfeer in de groep waarin kinderen zich veilig voelen. Op deze manier proberen de leidsters conflicten te voorkomen. Wanneer er conflicten ontstaan tussen kinderen onderling, dan stimuleren zij de kinderen zelf hun conflicten op te lossen. Conflicten kunnen voor kinderen leermomenten zijn, ze leren voor zichzelf opkomen en weerbaar te worden. Hiermee wordt de zelfstandigheid en zelfvertrouwen van het kind bevorderd. Wanneer kinderen er niet meer uit komen, zullen de leidsters helpen om het conflict op te lossen. Binnen de groep zijn gedragsregels, zoals niet duwen en slaan in de groep. Deze worden besproken met de kinderen. Hierdoor leren ze respect voor elkaar en vertrouwen in elkaar te hebben.
9
Hoofdstuk 5 – Overdracht normen en waarden Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, zijn er binnen de groep gedragsregels. Deze zorgen ervoor dat de kinderen weten hoe zij zich moeten gedragen in de groep. Deze gedragsregels komen voort uit normen en waarden. 5.1 Betekenis normen en waarden Waarden zijn gemeenschappelijke overtuigingen die zichtbaar worden in het gedrag. De waarde is een richtsnoer voor ons denken en handelen. Een norm is de invulling van een waarde. Hoe verwacht men dat het kind zich gedraagt? Op de Rehobothschool zijn de normen en waarden gebaseerd op de Bijbel. 5.2 Overdracht normen en waarden Van de leidsters wordt verwacht dat zij een voorbeeld zijn voor de kinderen. De afspraken, regels en omgangsvormen worden door hen uitgelegd en besproken met de kinderen. De Rehobothschool kent schoolregels die voor de hele school gelden, zo ook voor de Voorschool. Het gaat om de volgende regels: - Leef zoals de Bijbel zegt - Ik zorg voor de ander - Ik zorg voor netheid op school - Ik zorg voor rust in de school - Ik doe goed mijn best - Ik let op mijn woorden Na elke vakantie zal er een regel centraal staan, waarbij ‘Leef zoals de Bijbel zegt’ de hoofdregel is, waaruit de andere voortkomen. De regel staat tot aan de volgende vakantie centraal. Aan de regel zal elke keer aandacht worden geschonken.
10
Hoofdstuk 6 – Omvang en leeftijdsopbouw Op de Voorschool van de Rehobothschool zijn kinderen van 3,5 jaar welkom en kinderen met een VVE-indicatie vanaf 3,0 jaar. 6.1 Omvang en leeftijdsopbouw Voorschool De Voorschool wordt gehouden in de Rehobothschool. Afgelopen schooljaren werd deze aangeboden op woensdagmorgen in meerdere groepen. Vanaf september 2013 is de Voorschool open op maandag-, dinsdag-,woensdag- en donderdagmorgen voor reguliere kinderen en kinderen met een VVE-indicatie. Vanaf september 2014 is de Voorschool ook op vrijdagmorgen open. Binnen de groep is er plaats voor maximaal 16 kinderen per dagdeel. De Voorschool werkt met gekwalificeerde pedagogische medewerkers. De groep heeft twee vaste groepsleiders, zodat de kinderen gewend raken aan hun groepsleider. 6.2 Vierogenprincipe De Voorschool maakt gebruik van het zogenaamde ‘vierogenprincipe’. Dit houdt in dat altijd een volwassene moet kunnen meekijken met de pedagogisch medewerker. Deze maatregel heeft als doel om situaties waarin de gelegenheid bestaat tot het plegen van (seksueel) misbruik bij kinderen te voorkomen. De binnenruimte (klas) is voorzien van veel ramen. Bij de sanitaire ruimte is de deur voorzien van een raam. Deze is tot kinderhoogte voorzien van getint glas. Op de groep zijn er op maandag tot donderdag twee pedagogisch medewerkers aanwezig, op de vrijdagmorgen is er één pedagogisch medewerker aanwezig. Door bovenstaande maatregelen is het mogelijk voor andere volwassenen om mee te kijken met de pedagogisch medewerkers.
6.3 Doelgroepkinderen Op de Voorschool van de Rehobothschool wordt VVE aangeboden aan kinderen met een VVEindicatie. Deze kinderen hebben of lopen een risico om een taal- of ontwikkelingsachterstand op te lopen. Het consultatiebureau stelt de achterstanden vast en geeft indien nodig een indicatie af. De doelgroepkinderen worden door de gemeente Barneveld als volgt omschreven: Taalontwikkeling - Kinderen met een geconstateerde achterstand in (Nederlandse) spraak-taalontwikkeling - Kinderen met een verhoogd risico op achterstand in (Nederlandse) spraak-taalontwikkeling a. Onvoldoende taalaanbod in het Nederlands / kinderen waarbij gerichte aandacht nodig is voor tweede taalverwerving b. Taalomgeving van het kind is onvoldoende stimulerend (professionele inschatting) Opleidingsniveau ouders (conform gewichtenregeling) - Kinderen waarvan beide ouders maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg hebben gevolgd - Kinderen waarvan beide ouders maximaal twee jaar onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs, aansluitend op het basisonderwijs, hebben gehad. Deze criteria worden ook gebruikt door het consultatiebureau om een VVE-indicatie af te geven (Inspectie & Handleiding doorgaande lijn VVE).
11
Hoofdstuk 7 – Werkwijze In dit hoofdstuk wordt de werkwijze binnen de Voorschool besproken. Onder meer wordt de dagindeling, de verschillende hoeken en het gebruik van de methode ‘Doe meer met Bas’ besproken. 7.1 Dagindeling De peuters worden aan het begin van de morgen in de klas gebracht door de ouders. De leidsters begroeten de peuters. De peuters kunnen vrij spelen in de klas totdat de leidsters met de dagopening gaan beginnen. In de kring wordt iedereen begroet en mag elk kind een verhaaltje vertellen. Daarna wordt er gebeden en gezongen en vertelt een van de leidsters een Bijbelverhaal. Na de dagopening gaan de peuters een werkje maken of met een van de leidsters een activiteit in een klein groepje doen, zoals het bekijken en bespreken van een Basplaat of het voorlezen van een prentenboek. Na het werken of de kringactiviteit mogen de kinderen in de hoeken spelen. In een volgende paragraaf wordt beschreven welke hoeken er aanwezig zijn op de Voorschool. Na het werken en spelen wordt er fruit gegeten met elkaar. Het meegebrachte eten en drinken wordt in de kring gezellig met elkaar opgegeten. Daarna wordt er buiten gespeeld . Dit gebeurt op het kleuterplein, achter de school. Na het buitenspelen gaan de kinderen opnieuw in de kring. Tijdens deze kring wordt er met de hele groep een activiteit, zoals tellen of voorlezen, gedaan. De morgen wordt beëindigd in de kring met zingen en danken. Daarna zegt iedereen elkaar gedag. Aan het eind van de morgen worden de peuters door de ouders in de klas opgehaald. 7.2 Begin en eindtijden Kinderen met een VVE-indicatie worden 3 dagdelen verwacht op de Voorschool. Kinderen zonder indicatie kunnen 1 of 2 dagdelen naar de Voorschool komen. De Voorschool is op maandag-, dinsdag- , donderdag- en vrijdagmorgen geopend van 8.30-12.00. Op woensdagmorgen is de Voorschool geopend van 8.30-12.15. De peuters kunnen door de ouders gebracht worden in de klas tussen 8.30-8.45. De kinderen kunnen met hun ouders even een spelletje doen of zelfstandig gaan spelen. Aan het eind van de morgen kunnen de ouders hun kind in de klas weer ophalen. 7.3 Wenbeleid Kinderen die voor het eerst op de Voorschool komen krijgen een uitnodiging van de leidsters. Zij mogen een morgen komen kijken en wennen samen met hun ouder(s). Zij worden verwacht tijdens het fruit eten en kunnen mee doen met werken/spelen en een kringmoment. Na deze kennismakingsmorgen komen de kinderen op de normale tijden. Indien nodig worden er individuele afspraken gemaakt over het wennen. 7.4 Fruit eten De kinderen nemen elke morgen hun tas mee naar school met daarin een beker met drinken en fruit. Op de Rehobothschool stimuleren we het gezond eten en daarmee ook het fruit eten. Na het zingen van een liedje over het fruit eten, worden de bekers en bakjes uitgedeeld door de leidsters en mogen de kinderen eten en drinken. 7.5 Hoeken In de groep zijn verschillende hoeken aanwezig waarin de kinderen kunnen spelen, ontdekken en leren. - Poppenhoek: In de poppenhoek staan tafeltjes en stoeltjes, een keukentje en andere materialen waarmee de peuters kunnen spelen. Hiermee kunnen ze naspelen en hun fantasie verder ontwikkelen. Leidsters kunnen in deze hoek de spelontwikkeling van het kind observeren.
12
-
-
-
Bouwhoek: De peuters kunnen met blokken en ander bouwmateriaal verschillende constructies bouwen. Stapelen, passen en meten wordt hiermee op een spelende wijze ontdekt. Leeshoek: Hier kunnen peuters zich heerlijk tussen de kussens en/of op de bank terug trekken om een boekje te ‘lezen’. Constructiehoek: Op de Voorschool zijn er verschillende constructiematerialen aanwezig, zoals duplo en lego. Hiermee kunnen de kinderen ontdekken en allerlei eigen constructie maken. Kleihoek: In de kleihoek wordt de sensomotorische ontwikkeling van het kind gestimuleerd. Hiermee kunnen de kinderen heerlijk frummelen of doelgericht iets maken. Water/zandtafel: Ook met deze hoek wordt de sensomotorische ontwikkeling gestimuleerd. Water en zand hebben een grote aantrekkingskracht op kinderen.
7.6 Doe meer met Bas! Op de Voorschool wordt er gebruik gemaakt van de methode ‘Doe meer met Bas’. Deze methode biedt activiteiten aan rondom verschillende thema’s. Deze thema’s staan dichtbij de belevingswereld van de kinderen. De methode voor de Voorschool bestaat uit vier thema’s. Een thema wordt in 4-6 weken aangeboden. De leidsters kiezen hieruit verschillende activiteiten die zij aanbieden aan de peuters. Deze activiteiten rondom het thema hebben doelen. Deze doelen komen overeen met de ontwikkeling van de peuters. Er zijn activiteiten rondom de taalontwikkeling, rekenontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en de motoriek. 7.7 Thema’s Naast de thema’s uit de methode ‘Doe meer met Bas’ worden er nog twee andere thema’s aangeboden aan de peuters. De leidsters kiezen thema’s die dicht bij de belevingswereld van de kinderen liggen en waarin zij de verschillende ontwikkelingslijnen kunnen aanbieden en stimuleren. Op de Voorschool worden de thema’s op een spelende wijze aangeboden aan de kinderen. Dit wordt ook gedaan in de onderbouwgroepen van de Rehobothschool. Hierdoor ontstaat er een doorgaande lijn naar groep 1 en 2. Er wordt geprobeerd om tijdens elk thema een excursie met de groep te organiseren. Deze staat in het teken van het thema waarover gewerkt is of wordt. 7.8 Kringactiviteiten Tijdens de kringactiviteiten worden, zoals ook genoemd in het beleidsplan, de doelen op een spelende wijze aangeboden aan de kinderen. Hierbij wordt er veel materiaal gebruikt dat de kinderen aanspreekt, stimuleert en uitdaagt om nieuwe ervaringen op te doen. Hierdoor leren en ontdekken de kinderen. Elke morgen wordt er een grote kring gedaan. Tijdens deze grote kring wordt er een activiteit gedaan met betrekking tot het thema waarover gewerkt wordt. Een voorbeeld hiervan is: er wordt gewerkt over de trein, de leidster leest een prentenboek over de trein voor. Of de leidster heeft een praatplaat van de trein meegenomen, waar zien we de conducteur/machinist? Naast een grote kring wordt er ook een kleine kring aangeboden. Kinderen die extra aandacht nodig hebben, omdat zij een achterstand hebben in hun ontwikkeling en/of waarbij het nodig is dat dingen worden herhaald, gaan in een klein groepje met een van de leidsters een activiteit doen. Een activiteit die in de grote kring aangeboden is, kan herhaald worden. Maar ook een andere activiteit kan gedaan worden met deze kinderen. Op deze manier proberen de leidsters de kinderen die het nodig hebben, extra aandacht en begeleiding te geven om de ontwikkeling verder te stimuleren. 7.9 Buitenspelen en excursies De Voorschool speelt één keer op een morgen buiten op het kleuterplein van de school. De kinderen van groep 1 en 2 zijn op dit moment niet buiten, zodat de peuters hier kunnen spelen met hun eigen materialen. Tijdens het buitenspelen wordt de grote motoriek van de kinderen gestimuleerd. Buiten kunnen de peuters met stepjes, fietsjes en karren spelen. Er is een zandbak waarin de kinderen met scheppen en emmers allerlei zandcreaties kunnen maken. Maar ook kunnen de leidsters een 13
spelletje met de kinderen gaan doen, zoals ‘zakdoekje leggen’ of ‘jan huigen in de ton’. Wanneer het niet mogelijk is om buiten te spelen (door bijvoorbeeld het weer) zullen eenvoudige spelletjes binnen gedaan worden. Eén keer per thema wordt er geprobeerd een excursie te organiseren door de leidsters. Onder begeleiding van de leidsters en enkele ouders wordt een locatie bezocht met betrekking tot het thema. Wanneer er over de herfst wordt gewerkt, zal er een excursie gedaan worden naar het bos met de kinderen. Voor andere activiteiten verlaten de kinderen de groepsruimte niet, deze worden in het lokaal van de Voorschool georganiseerd. 7.10 Observatiesysteem Zoals ook al in het beleidsplan genoemd in hoofdstuk 3, wordt de ontwikkeling van de peuters geobserveerd door middel van het observatiesysteem ‘Kijk! voor 0-4 jaar’. Voor reguliere kinderen worden de volgende lijnen geobserveerd: o Taal-spraak ontwikkeling o Spelontwikkeling o Kleine motoriek Bij kinderen met een VVE-indicatie worden daarnaast ook nog de volgende lijnen geobserveerd: o Grote motoriek o Ontluikende geletterdheid o Ontluikende gecijferdheid 7.11 Ouder(contacten) Tijdens het halen en brengen van uw kind is er contact met de leidsters. Tijdens deze momenten kan er gesproken worden over uw kind. Belangrijke dingen die de leidsters moeten weten kunt u op deze momenten vertellen. Wanneer er zorgen rondom de ontwikkeling van uw kind zijn, kunt u ook een gesprek aanvragen met de leidsters en eventueel met de Intern Begeleider (IB-er) erbij. Wanneer de leidsters zich zorgen maken over de ontwikkeling van uw kind zullen zij deze delen met de IB-er, deze kan hulp bieden aan de leidsters. Daarnaast kan er een gesprek worden gepland om met elkaar deze zorgen te bespreken en eventuele vervolgafspraken te maken. Twee keer in het schooljaar zijn er contactavonden. Tijdens deze avonden worden alle ouders uitgenodigd om met de leidsters de ontwikkeling van uw kind te bespreken. Vooraf krijgt u een overzicht mee waarin de ontwikkeling aan de hand van het observatiesysteem Kijk! van uw kind wordt weergegeven. Deze wordt tijdens deze contactavonden besproken. 7.12 Calamiteiten Op de Rehobothschool is een calamiteitenplan aanwezig waarin staat beschreven wat te doen in geval van nood. Op school is hiervoor een BHV-commissie aanwezig. Deze dienen door de leidsters erbij geroepen te worden bij noodgevallen.
14
Hoofdstuk 8 – Ondersteuning intern & extern De Rehobotschool heeft de beschikking over de ondersteuning van zowel interne als externe hulp. Dit geldt ook voor de Voorschool. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat deze hulp inhoud. 8.1 Intern Op de Rehobothschool zijn twee intern begeleiders (IB) aanwezig. Zij zijn verantwoordelijk voor de leerlingenzorg. De IB-er van de onderbouw is tevens ook verantwoordelijk voor de zorg van de peuters die op de Voorschool komen. De IB-er voert coachgesprekken met de leidsters over de peuters. Twee keer in het schooljaar worden er groepsbesprekingen gehouden. Hierin wordt de ontwikkeling van de peuters besproken. Indien nodig worden gesprekken met ouders gepland om de ontwikkeling van hun kind te bespreken met de IB-er en de leidster. Indien er verdere zorgen zijn, coördineert de IB-er ook de inzet van externen. 8.2 Extern Indien nodig kan er voor zorgen externe hulp ingeschakeld worden. Bij problemen op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind, kan er een orthopedagoge worden geconsulteerd. De orthopedagoog kan vragen bespreken, onderzoeken doen en advies geven met betrekking tot de ontwikkeling van het kind. Didactische zorgen kunnen worden besproken met een onderwijsadviseur. Deze geeft advies aan leerkrachten en ouders. Ook kan er gebruik gemaakt worden van schoolmaatschappelijk werk. Schoolmaatschappelijk werk kan hulp bieden bij rondom de ontwikkeling van het kind. Met name op het gebied van de sociaalemotionele ontwikkeling en bij gedragsproblemen. 8.3 OT De Rehobothschool beschikt over een intern ondersteuningsteam (OT). In dit team hebben de volgende personen zitting: Intern Begeleider, schoolmaatschappelijk werker, leerplichtambtenaar, jeugdverpleegkundige, ambulant begeleider vanuit cluster 4 en een orthopedagoge. Wanneer er grote zorgen rondom een kind zijn, kan het kind, met toestemming van de ouders, worden besproken in het interne OT. Het doel van het OT is dat er vroegtijdig, snel en adequaat hulp wordt ingezet voor het kind en het gezin.
15