10.2 Pesten 10.2.1 schoolregels. De schoolregels zijn ontstaan vanuit de keuze die we gemaakt hebben om samen te bouwen aan een veilige school. Dit met kinderen, leerkrachten en ouders. In het leerlingpanel is samen met de werkgroep SEO gewerkt om te komen tot onderstaande schoolregels. Deze vormen de leidraad van ons handelen en passen bij de visie van BS Meander.
Samen spelen, delen, werken, helpen: •
Je bent een kampioen, als je het samen kunt doen!
Plagen/pesten/vechten/ruzie: •
Stop is stop, dus hou nu op!
Omgaan met elkaar (lief, aardig, eerlijk): •
Op Meander zijn we aardig voor de ander!
Luisteren en praten: •
Ik ben blij, jij luistert naar mij!
Zorgen voor de spullen en de omgeving: •
Houd alles netjes en schoon, dat is toch heel gewoon!
Veiligheid: •
Binnen is een wandelgebied, buiten hoeft dat lekker niet!
10.2.2 Pestprotocol BS Meander Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
bladzijde
2
1. Inleiding
bladzijde
3
2. Voorwaarden aanpak pestproblemen
bladzijde
4
3. Wat verstaan wij onder pesten?
bladzijde
5/6
4. De betrokkenen
bladzijde
7
5. Mogelijke signalen van de gepeste
bladzijde
8
6. Preventie
bladzijde
9
7. Als er dan toch wordt gepest
bladzijde
10/11
8. Het bieden van hulp
bladzijde
12/13
9. Kort samengevat de gang van zaken
Bladzijde
14
1. Inleiding
Er is sprake van pesten als iets regelmatig gebeurt en als het moeilijk is voor de leerling die gepest wordt om zich te verdedigen (machtsverschil). Een leerling wordt gepest als een leerling, of een groep leerlingen vervelende of gemene dingen tegen hem of haar zegt. Het is ook pesten als een leerling regelmatig wordt geslagen, geschopt, bedreigd of buiten de groep wordt gesloten. Het is géén pesten als twee leerlingen die ongeveer even sterk zijn, ruzie maken of vechten. Pesten is een verschijnsel dat op basisscholen, op straat en ook bij verenigingen voorkomt. Dagelijks worden meer dan 130.000 kinderen op school gepest. Het gebeurt overal: op het platteland, in de stad, op grote en kleine scholen. Als we over cijfers gaan praten, blijkt dat één op de 5 kinderen regelmatig gepest wordt. Eén van de 7 kinderen zegt regelmatig bij pesten betrokken te zijn. Wij, leerkrachten van basisschool Meander, streven naar een pestvrije school. We vinden dat we er alles aan moeten doen om kinderen die een groot deel van hun tijd op school doorbrengen, een zo veilig mogelijke omgeving te garanderen. Dit onderschrijven wij in onze visie: “Worden wie je bent met motiverende mensen in een inspirerende leeromgeving, betekenisvol en doelgericht door samen leren werken”. 2. Voorwaarden aanpak pestproblemen
De volgende voorwaarden moeten op een brede school aanwezig zijn om op een goede manier met pesten om te gaan. •
• • • •
•
Pesten moet door alle partijen als probleem worden gezien. Met partijen bedoelen we leerlingen, onderwijzend en nietonderwijzend personeel en ouders. De school moet pesten willen voorkomen. We moeten preventief bezig zijn en niet op pestproblemen wachten. De leerkrachten moeten pesten kunnen signaleren. Als pesten de kop op steekt dan moet de school beschikken over een directe aanpak. Voorbeeldgedrag van volwassenen binnen school is van groot belang. In de houding van alle medewerkers moeten kinderen kunnen aflezen, dat wij respect hebben voor elkaar en voor alle kinderen op onze school. Wij moeten in ons gedrag duidelijk laten zien wat wij verstaan onder een veilige school. Onze school moet beschikken over een herkenbare aanpak. Als ouders/verzorgers menen dat de school in gebreke is gebleven bij het oplossen van een pestprobleem volgens dit protocol dan kunnen zij allereerst terecht bij het managementteam. Pas wanneer ook deze afhandeling niet tot tevredenheid leidt, is een beroep op de klachtenregeling (zie schoolgids) mogelijk. Op elke school zijn daarvoor door ons bestuur twee contactpersonen benoemd. De taak van deze contactpersonen is de klager te verwijzen naar de vertrouwenspersoon die door het bestuur is ingesteld. De vertrouwenspersoon gaat eerst na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De vertrouwenspersoon kan de klacht doorgeleiden naar de klachtencommissie, die eveneens door het bestuur is ingesteld. Deze commissie moet
zijn samengesteld volgens voorschriften die door de wet zijn bepaald. Deze klachtencommissie zal de klacht afhandelen, zoals in de klachtenregeling staat aangegeven. De regeling ligt op school ter inzage.
Om aan deze voorwaarden te voldoen zijn er in dit protocol hoofdstukken ter informatie opgenomen. Ook is te lezen hoe wij preventief werken om pesten te voorkomen. De aanpak is terug te vinden in het hoofdstuk “Als er dan toch wordt gepest.” 3. Wat verstaan wij onder pesten?
Op onze school zien wij de volgende zaken als pesten. • Buitengesloten of genegeerd worden. • Uitgescholden worden vanwege het anders zijn, bv. kleding, uiterlijk, gedrag. • Door een groepje kinderen zonder reden geslagen worden. • Bedreigd worden; dat je geslagen wordt als je de volgende keer geen geld, snoep of iets dergelijks meeneemt. • Chantage; onder dwang handelingen laten verrichten zowel door de pester als door de gepeste. Als dit steeds bij hetzelfde en door hetzelfde kind gebeurt en meerdere keren per week of per dag, dan is er sprake van structureel pesten. Om duidelijk te maken wat wij specifiek pestgedrag vinden volgen hier een aantal voorbeelden.: Fysiek: • • •
Trekken en duwen, spugen. Schoppen, slaan en laten struikelen. Krabben, bijten en haren trekken.
Verbaal: • • • • •
• •
Vernederen:”Haal jij alleen de ballen maar uit de bosjes, je kunt niet goed genoeg voetballen om echt mee te doen”. Schelden: “ Viespeuk, etterbak, mietje” enz. Dreigen: “Als je dat doorvertelt, dan grijpen we je.” Belachelijk maken, uitlachen bij lichaamskenmerken of bij een verkeerd antwoord in de klas. Kinderen een bijnaam geven of discriminerende opmerkingen maken op grond van door de kinderen als negatief ervaren kenmerken. (dropje, dikke, dunne, flapoor, centenbak enz) Gemene briefjes schrijven om een kind uit een groepje te isoleren of echt steun te zoeken om samen te kunnen spannen tegen een ander kind. Het benutten van ICT mogelijkheden, denk aan e-mail of SMS, hyves e.d. om iemand te vernederen, uit te schelden, te bedreigen, belachelijk te maken.
Intimidatie:
Een kind achterna blijven lopen of een kind ergens opwachten. Iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen. Dwingen om bezit dat niet van jou is af te geven. Een kind dwingen bepaalde handelingen te verrichten, bijvoorbeeld geld of snoep meenemen.
• • • •
Isolatie: • •
Steun zoeken bij andere kinderen; het kind wordt niet uitgenodigd voor partijtjes en leuke activiteiten. Buitensluiten; het kind mag niet meedoen met spelletjes, niet meelopen naar huis, niet op een verjaardag mogen komen of op een klassenfuif.
Stelen of vernielen van bezittingen: • •
Afpakken van schoolspullen, kleding of speelgoed. Beschadigen en kapotmaken van spullen.
4. De betrokkenen
De inzet van het pestgedrag is altijd macht door intimidatie. Bij dit echte pestgedrag zien we ook altijd de onderstaande rolverdeling terug bij een aantal betrokkenen. Het gepeste kind Sommige kinderen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken maar het heeft vaker te maken met vertoond gedrag. Uit onderzoek blijkt dat kinderen gepest worden in voornamelijk vrije situaties. Er is dan al sprake van een onveilige situatie, waarbinnen een pester zich kan manifesteren en zich daarin ook nog verder kan ontwikkelen. Kinderen die gepest worden passen vaak niet in het “standaardbeeld”. Ze doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdgenoten in hun omgeving. Ze spelen een ander instrument, doen aan een andere sport of zitten op een ander clubje. Ze zijn goed in vakgebieden of juist niet goed. Er zijn helaas aanleidingen genoeg om door anderen gepest te worden. Veel kinderen die worden gepest hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat
De pester Kinderen die pesten zijn vaak juist fysiek en verbaal de sterksten uit de groep. Ze kunnen zich permitteren zich agressiever op te stellen en ze reageren dan ook met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Pesters lijken in eerste indruk populair te zijn in een klas, maar ze dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Met het vertoonde pestgedrag gaat ze dat gemakkelijk af en ze krijgen andere kinderen mee bij het gedrag naar een slachtoffer. Pesters hebben ook feilloos in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan te pakken zijn en als ze zich al vergissen, gaan ze direct op zoek naar een volgend slachtoffer Het profiel van de pester is sterk zelfbevestigend. “Wie maakt mij wat? ” staat met grote letters op het voorhoofd geschreven.
daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen en stralen dat dan ook uit. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven weinig of niets te zeggen, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor het gepeste kind in een vicieuze cirkel komt waar het zonder hulp zeker niet uitkomt. Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, hebben in hun gepeste omgeving geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde kinderen.
Aan het pesten kunnen verschillende zaken ten grondslag liggen. Het komt regelmatig voor dat een pestkop een kind is dat in een andere situatie zelf slachtoffer is of was. Om te voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een kind zich bijvoorbeeld in een andere omgeving dan die van zijn slachtofferrol, vervolgens als pester gaan opstellen en manifesteren. Ook jaloezie of compensatiegedrag kunnen hieraan ten grondslag liggen. Een pester heeft vaak niet in de gaten wat hij bij een ander teweeg brengt.
De meeloper Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te geraken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor in populariteit mee te liften met de pester in kwestie. Vooral meisjes doen nogal eens mee met pesten om een vriendin te kunnen behouden. Als kinderen actiever gaan meepesten in een grotere groep, voelen ze zich minder betrokken en verantwoordelijk voor wat er met pesten wordt aangericht. Alles wat in een groep gebeurt laat het individueel denken meer en meer achter zich en zo kan met name groepsgedrag leiden tot excessen die achteraf voor iedereen inclusief de pesters onacceptabel zijn.
5. Mogelijke signalen van de gepeste
• • • • • •
• • • • • • • • • •
Vaak alleen staan in de pauze. Tijdens de pauze bij de leerkracht die surveilleert gaan staan. Een spel is “toevallig” steeds net begonnen als hij of zij erbij komt. Vaak alleen met jongere kinderen spelen. Niet naar buiten willen op school. Zuchten, piepen en steunen van andere kinderen, als het betreffende kind een idee oppert, dat wel geaccepteerd zou worden indien een ander kind dat idee aangedragen zou hebben. Veel geroddel in de groep. Andere kinderen laten zich negatief uit over familieleden van dat kind. Indien andere kinderen alles maar stom vinden van het betreffende kind, m.b.t. kleding, haardracht, keuze van de rugzak e.d. Als andere kinderen negatiever reageren op een fout van het kind, dan dat ze doen bij hun andere klasgenoten. Het kind wil niet meer naar school of geeft aan zich ziek te voelen. Het kind is gauw boos of prikkelbaar. Het kind wil niet meer buiten spelen en sluit zich op in huis. Het kind wordt niet (meer) uitgenodigd op partijtjes van klasgenoten. Het kind wordt niet gevraagd bij activiteiten waarbij moet worden samengewerkt. Het kind wordt altijd als laatste gekozen tijdens de gymles of bij andere activiteiten.
Indien bovengenoemde signalen opvallen, dient dit altijd besproken te worden met de groepsleerkracht van het kind. Als één of meerdere van deze signalen opgepikt worden, kan het kind gepest worden, maar het hoeft niet. Dan wordt het kind gevraagd of het vermoeden van pesten klopt, of dat er “iets”anders aan de hand is. Verantwoordelijk hiervoor is in eerste instantie de groepsleerkracht. In de bovenbouw wordt tijdens het speelkwartier elke dag door de desbetreffende surveillanten kort in een gezamenlijk schrift genoteerd hoe het speelkwartier verlopen is. Op deze manier blijven alle leerkrachten op de hoogte van gemaakte afspraken tijdens het buitenspel en kan dit in de klas worden teruggekoppeld. In de onderbouw wordt dit dagelijks met elkaar mondeling teruggekoppeld.
6. Preventie
Ieder kind is uniek. Ieder mens is uniek. Het is een uitdaging om met alle betrokkenen binnen bs. Meander een sfeer te creëren waarin iedereen zich prettig voelt. Waarin iedereen zichzelf mag zijn, geaccepteerd wordt met al zijn aardigheden en eigenaardigheden. En waarin iedereen, kinderen en volwassenen, de kans krijgen zich binnen hun eigen tempo te ontwikkelen. Respect en openheid zijn hierbij van groot belang. Kortom: worden wie je bent… Met interactie en samen-leren-werken scheppen we de voorwaarden voor een pedagogisch klimaat waarin elk kind tot zijn recht komt. In gesprek gaan met het kind staat hierbij centraal. Op bs. Meander denken we in kansen en niet in belemmeringen (HGPD). Verder • • • •
wordt er gewerkt met preventieve middelen zoals: Kringgesprekken Interactiewijzer; dit gebruiken we, waar nodig, om meer zicht te krijgen in de situatie Sociogram; dit gebruiken we, waar nodig, om de relaties in een groep zichtbaar te maken Materiaal als ‘het kwaliteitenspel’ en ‘het babbelspel’.
Momenteel zijn we ons aan het oriënteren hoe we de sociaal emotionele ontwikkeling, normen en waarden structureel een plek kunnen geven binnen ons onderwijs. Verder vinden we het erg belangrijk om het onderwerp ‘plagen en pesten’ structurele aandacht te blijven geven in de groepen. Dit gebeurt gedurende het gehele schooljaar o.a. in kringgesprekken. 7. Als er dan toch wordt gepest
Als er toch gepest wordt, worden achtereenvolgens de volgende stappen genomen:
1. Signaleren door ouder/leerkracht De leerkracht signaleert pestgedrag. De ouder signaleert pestgedrag en meldt dit bij de leerkracht. 2. In gesprek gaan over het pestgedrag met de betrokkenen Indien er sprake is van incidenten betreffende pestgedrag wordt dat met de betrokken kinderen besproken door de groepsleerkracht. Dit gesprek staat niet op zichzelf, maar wordt regelmatig herhaald om het probleem aan te pakken. Van dit gesprek worden aantekeningen gemaakt in het leerling-dossier (Eduscope) van zowel de pester als het gepeste kind. De leerkracht kan altijd in gesprek gaan met de teamleider of leerkrachten van voorgaande jaren. 3. In gesprek gaan met de meelopers en overige groepsleden De meeloper zien wij als een passieve pester. Hij is medeplichtig, blijft op afstand en doet niets om het pesten te stoppen. Hij neemt het niet op voor het slachtoffer. Hij lacht mee met de pester, omdat hij bang is om zelf slachtoffer van de pester te worden. Het pestgedrag wordt met de groep besproken. Informatie over pestgedrag valt niet onder “klikken”. De groep moet dit duidelijk ervaren. Wijs de groep nog eens op de omgangs- en gedragsregels. De groep kan een positieve invloed hebben op het pestprobleem. 4. Afspraken maken met ouders Indien er sprake is van structureel pestgedrag worden de ouders van de pester in het bijzijn van de pester op de hoogte gesteld van de ongewenste gebeurtenissen in een gesprek op school. Dit gebeurt door de groepsleerkracht. Aan het eind van dit oudergesprek worden de afspraken met de pester uitdrukkelijk doorgesproken en ook vastgelegd in het leerlingdossier. Ook de op te leggen sancties bij overtreding van de afspraken worden daarbij vermeld. Gedacht kan worden aan uitsluiting van met name de situaties die zich in het bijzonder lenen voor pestgedrag. Er is een achterwacht waar het kind eventueel naar toe gestuurd kan worden. Na overleg met ouders kan de BSO, waar nodig, worden geïnformeerd. 5. Inschakelen MT Indien het probleem zich toch blijft herhalen meldt de leerkracht dit gedrag aan het managementteam van de school. De leerkracht overhandigt het managementteam een gedocumenteerd protocol met daarin de data van de gebeurtenissen, de data en inhoud van de gevoerde gesprekken en de vastgelegde afspraken zoals die gemaakt zijn om het pesten aan te pakken. Een lid van het managementteam roept de ouders op school voor een gesprek. Ook het kind kan in dit eerste gesprek betrokken worden. De leerkracht is ook bij dit gesprek aanwezig .Het lid van het managementteam gaat uit van het opgebouwde archief van de leerkracht en vult dit archief verder aan met het verloop van de gebeurtenissen. 6. Externe hulp Inschakelen van BCO, Bureau Jeugdzorg, sociale vaardigheidstrainingen, Jeugdgezondheidszorg of huisarts. 7. Schorsing/verwijdering Als dit alles niet werkt kan er overgaan worden op schorsing en verwijdering van de leerling van de school. Dit gebeurt in een aantal stappen: De ouders worden gehoord over het voornemen van de schorsing/verwijdering; Als het voornemen van verwijdering overeind blijft, overhandigen we een gemotiveerd, schriftelijk besluit waarbij wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar in te dienen; Ouders kunnen binnen zes weken een bezwaarschrift
indienen; Het bevoegd gezag is verplicht om de ouders te horen over het bezwaarschrift; Het bevoegd gezag moet binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift beslissen. 8. Het bieden van hulp
Hulp aan het gepeste kind: De begeleiding van het gepeste kind is van groot belang. Het kind is eenzaam en slachtoffer en heeft recht op zorg vanuit de school. Deze zorg wordt gegeven door leerkrachten en teamleiders. Naast het voorkomen van nieuwe ongewenste ervaringen staat het verwerken van de ervaringen. Dit gebeurt door achtereenvolgens: • •
• • • • • • • • •
Het gepeste kind wordt altijd gesteund Medeleven tonen en luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest. Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij/zij voor tijdens en na het pesten. Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. Het is belangrijk de leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren. Zoeken en oefenen van een andere reactie bijvoorbeeld je niet afzonderen. Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest. Proberen de sterke kanten van de leerling te benadrukken. Beloon de leerling als het gedrag positief verandert. Praten met de ouders van de gepeste leerling en de ouders van de pester(s). Investeren in het aanleren van sociale vaardigheden. Investeren in het groepsklimaat. Voorbeeldgedrag. Inschakelen van externe hulp.
Gesprekken moeten liefst plaatsvinden met een vertrouwenspersoon, bij voorkeur de groepsleerkracht van het kind. Het is van belang naast incidentele momenten ook vaste momenten van gesprek in te bouwen waarin het kind gevraagd wordt naar de gewenste vooruitgang. Het doel is tweeledig: zowel het signaleren van nieuwe prikkels als het verwerken van de eerdere ervaringen. Let erop dat je het gepeste kind niet over beschermt, bijvoorbeeld door naar school brengen of ‘ik zal het de pesters wel eens gaan vertellen’. Hiermee plaats je het gepeste kind juist in een uitzonderingspositie waardoor het pesten zelfs nog toe kan nemen. Van alle gesprekken worden verslagen gemaakt. Lukt het de leerkracht zelf om bepaalde redenen (organisatie, tijdgebrek) niet gesprekken met de leerling te voeren kan men overgaan op het invoeren van zorggesprekken door een andere leerkracht of de teamleider. Hulp aan de pester: De pesters hebben ook recht op hulp, zij vinden het moeilijk om op een normale wijze met anderen om te gaan en hebben daar onze hulp bij nodig. Die hulp kan bestaan uit de volgende activiteiten: • • • •
Praten; zoeken naar de reden van het ruzie maken/ pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen). Laten inzien wat het effect van zijn/ haar gedrag is voor de gepeste. Excuses aan laten bieden. Ingaan op positieve situaties.
•
• • • • •
Pesten is verboden in en om de school: wij houden ons aan deze regel; straffen als het kind wel pest – belonen (schouderklopje) als kind zich aan de regels houdt. Het structurele pestgedrag wordt binnen het team van de school gemeld zodat alle teamleden alert kunnen zijn. Het kind leren niet meteen kwaad te reageren; zich leren beheersen. Contact tussen ouders en school; elkaar informeren en overleggen. Inleven in het kind; wat is de oorzaak van het pesten? Zoeken van een sport of club; waar het kind kan ervaren dat contact met andere kinderen wel leuk kan zijn. Inschakelen van externe hulp. Indien dit alles niet leidt tot een verbetering zal de ouders geadviseerd worden te kijken naar een andere school voor hun kind.
Hulp aan de zwijgende middengroep en de meelopers. De zwijgende middengroep is van cruciaal belang in de aanpak van het probleem. Als de groep eenmaal in beweging is gebracht, hebben kinderen die pesten veel minder te vertellen. Deze middengroep moet gemobiliseerd worden; niet alleen door de leerkracht, maar ook door de ouders. Dit kan gebeuren door; gesprekken, voorbeeld gedrag benoemen, rollenspel, bespreken van omgangsregels, afnemen van een sociogram.
Hulp aan de ouders
Ouders van gepeste kinderen: • • • • • •
Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind. Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken. Pesten op school kunt u het beste direct met de leerkracht bespreken. Door positieve stimulering kan het zelfrespect vergroot worden of weer terug komen. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport/hobby. Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt.
Ouders van pesters: • • • • • • • •
Neem het probleem van uw kind serieus. Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden. Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. Besteed extra aandacht aan uw kind. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind. Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat.
Alle andere ouders: • • • • • •
Neem de ouders van het gepeste kind serieus. Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag. Geef zelf het goede voorbeeld. Leer uw kind voor anderen op te komen. Leer uw kind voor zichzelf op te komen.
9. Kort samengevat de gang van zaken
Stappenplan: 1.Signaleren door ouder/leerkracht 2.In gesprek gaan over het pestgedrag met de betrokkenen 3.In gesprek gaan met de meelopers en overige groepsleden 4.Afspraken maken met ouders 5.Inschakelen MT 6.Externe hulp 7.Schorsing/verwijdering Door regels en afspraken zichtbaar te maken kunnen kinderen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze regels en afspraken. Deze regels zijn dan ook in elke klas aanwezig. Leerkrachten en ouders onderschrijven gezamenlijk dit pestprotocol waardoor dit protocol beleid is van de school.
“Alle kinderen mogen zich in hun basisschoolperiode veilig voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen en je mag worden wie je bent”. “Met plezier ontmoeten, groeien en ontwikkelen”.