Samenvatting
Samenvatting
Meer dan een eeuw geleden werd het serum van gezonde donoren al gebruikt voor het behandelen van patiënten met verschillende infectieuze aandoeningen. De standaard behandeling aan het begin van deze eeuw voor pneumococcen pneumonie (longontsteking) en meningitis (hersenvlies ontsteking) was infusie met antilichamen uit dat serum, totdat antibiotica werden ontdekt in de veertiger jaren.
De interesse in
antilichaam-therapie verdween langzaam maar zeker, maar met een toename in patiënten met een verminderde afweer (HIV-geïnfecteerden, ouderen, patiënten met zwaar overgewicht en premature kinderen) en antibiotica-resistente bacteriën in de laatste jaren is de interesse voor antilichaam therapie weer toegenomen. Goedkeuring van immuunglobulinen (IgG) voor intraveneuze toediening (IVIG) aan mensen door de Food and Drug Administration (FDA) in Amerika volgde in 1981 en in verschillende klinische studies werd aangetoond dat ernstige infecties makkelijker konden worden overwonnen door premature kinderen en patiënten met een slechte afweer na systemische behandeling met IgG.
Het uit bloed gezuiverde IgG bleek een ‘up-to-date’ middel tegen zelfs de nieuwste pathogene microorganismen, omdat het menselijk lichaam steeds nieuwe IgG kan produceren tegen nieuwe organismen die dagelijks het lichaam aanvallen. produkten
werden
bovendien
veiliger
door
verbeterde
De IgG
donor-screening,
en
solvent/detergent behandeling werd toegevoegd aan de zogenaamde “Cohn” koudeethanol fraktionatie produktie methode om de risico’s voor het overbrengen van hepatitis en HIV verder te reduceren. bovendien
uiterst
specifieke
Tegen hoog virulente pathogenen worden momenteel en
gezuiverde
hyper-immuunglobuline
produkten
geproduceerd. Het leek er dan ook op begin jaren negentig dat humaan gepoolde polyclonale IgG een belangrijk wapen kon worden in de strijd tegen antibiotica-resistente bacteriën in het naderende post-antibioticum tijdperk.
De intraveneuze behandeling met IgG tegen infecties is echter bijzonder duur want grote hoeveelheden (tot 30 gram/dag/patiënt) schaarse IgG zijn nodig voor de behandeling van één persoon om een anti-infectieus effect te krijgen. Direkte, lokale behandeling van gecontamineerde of geïnfecteerde weefsels is goedkoper, zou distributie en diffusie 160
Samenvatting
barrieres vanuit de circulatie kunnen wegnemen, de hoeveelheid benodigde IgG per patiënt en het risiko voor mogelijke bijwerkingen kunnen reduceren. Dit waren de meest voor de hand liggende redenen zoals beschreven in Hoofdstuk 1, voor het onderzoeken van de effectiviteit van direkt, lokaal gebruik van IgG ter preventie van biomateriaal geassocieerde, bacteriële infecties.
In Hoofdstuk 2 wordt het effect van IgG beschreven op de aanhechting van de bacterie Pseudomonas aeruginosa IFO3455 in een doorstroom kamer. Hechting van IgG aan het oppervlak van de bacterie en IgG pre-adsorptie aan de glas plaatjes van de doorstroom kamer leidden beide tot een significante reductie van initiële bacteriële hechting en de daaropvolgende oppervlakte colonizatie en groei.
De oppervlakte
eigenschappen van de bacterie, gemeten met behulp van randhoeken, zeta-potentialen en gamma-fotoelectron-spectroscopie (XPS), lieten een duidelijke verandering zien na de hechting van IgG aan de bacterie. Randhoeken gemeten met water namen af van 120 graden tot 64 graden na IgG hechting. Het voorkomen van de elementen stikstof, zuurstof en fosfor ten opzichte van koolstof veranderden consistent met de aanhechting van antilichamen (eiwitten met amide-groepen) aan de celwand van P. aeruginosa. IgG bleek de oppervlakte eigenschappen en daarmee het hechting-gedrag van deze bacterie te veranderen.
Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens de profylactische bescherming van lokale IgG behandeling in een muis-model voor peritonitis.
Drie verschillende P. aeruginosa
stammen (IFO3455, M2 en MSRI7072) werden gebruikt om een buikvlies ontsteking te veroorzaken in de intra-abdominale ruimte van de muizen. IgG werd op verschillende momenten vóór, tijdens en na die contaminatie eveneens geïnjecteerd in de buikholte. Significant langere, dosis afhankelijke overleving werd gevonden in de behandelde muizen in vergelijking met de controle groepen. Tot 100% overleving werd gezien in de groepen waar 10mg IgG profylactische werd toegediend (6- en 3-uur vóór en tijdens de letale bacteriële inoculatie) en toegediend tot 12 uur volgend op de bacteriële inoculatie, gaf
10mg
IgG
een
significante
verbeterde
overleving
vergeleken
met
de
controlegroepen. Bacterie aantallen post-mortem in lever-, intra-abdominale lavage- en 161
Samenvatting
bloed-monsters was in alle IgG behandelde groepen significant lager, hetgeen overeen kwam met serum interleukine-6 (IL-6), als een determinant voor sepsis.
Teneinde de effectiviteit van IgG ter voorkoming van biomateriaal-geassocieerde infecties te kunnen bestuderen hebben we een diermodel ontwikkeld om postoperative wondinfectie te kunnen bestuderen na wervelkolom fusie chirurgie. De incidentie van postoperatieve wondinfectie na dergelijke chirurgie in volwassenen kan oplopen tot 8 procent als gevolg van de lengte van de ingreep, de weefselschade die wordt aangebracht, de implantatie van schroeven en staven en het creeëren van ‘dode-ruimte’ waarin bacteriën kunnen groeien in achtergebleven bloed. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontwikkeling van dit model waarin de hoog virulente methicilline resistente Staphyloccus aureus ATCC33593 (MRSA) werd gebruikt als klinische relevante bacterie voor het veroorzaken van postoperative, biomateriaal-geassocieerde infecties na wervelkolom fusie chirurgie. Drie dezelfde, onafhankelijke operaties -partiële laminectomie voor het maken van ‘dode-ruimte’- en implantaties van roestvrij stalen Kirschner-draden met schroefdraad (‘K-draden’, bot-fixatie materiaal) werden uitgevoerd in de wervelkolom van één konijn, waarna slechts 500 kolonie vormende units (CFU’s) MRSA genoeg bleken om een consistente, biomateriaal-geassocieerde infectie te veroorzaken. De drie onafhankelijke locaties in iedere wervelkolom veroorzaakten geen onderlinge contaminatie, terwijl de infecties niet systemisch werden. Controle operaties zonder K-draad implantatie bleken met significant grotere aantallen bacteriën (10.000 CFU’s) gecontamineerd te moeten worden teneinde een infectie te veroorzaken. Dit geeft aan hoe de lokale afweer verzwakt wordt in dit model na de implantatie van het biomateriaal. Doordat de drie onafhankelijke operaties in één konijn volledig op zichzelf stonden, was het model uiterst geschikt om IgG therapiën te testen en te vergelijken met een positieve en negatieve controle in één en hetzelfde konijn. Hierdoor kon het aantal benodigde dieren voor deze studies met twee-derde worden terug gebracht.
In Hoofdstuk 5 is het wervelkolom chirurgie model in konijnen toegepast voor het bestuderen van lokale behandeling met IgG in een chirurgische lavage. Isotone 0.9% NaCl oplossingen (standaard lavage vloeistof) werden vergeleken met 1 gewichts 162
Samenvatting
procent (1wt%) IgG bevattende lavages wat betreft het vermogen om infecties te voorkomen nadat de chirurgische wonden tijdens implantatie van K-draden waren gecontamineerd met 500 CFU MRSA.
Klinische tekenen van infectie werden
samengevoegd met de resultaten van bacteriële kwantificering van meerdere biopsieën van spier- en bot-weefsels post-mortem, 7- en 28-dagen na de initiële chirurgie.
Klinische tekenen van postoperatieve infectie waren significant gereduceerd in wonden die behandeld waren met IgG, en kleinere aantallen bacteriën werden post-mortem gekweekt in alle monsters (huid-, spier- en bot-biopsiën) en van de K-draden uit de IgGbehandelde wonden.
Hoewel klinisch duidelijk verbeterd ten opzichte van placebo
behandelde controles, bleek het niet mogelijk de geïnitieerde infecties na 7 dagen volledig te genezen met uitsluitend lokale IgG behandeling. Er werden nogsteeds grote hoeveelheden
bacteriën
gekweekt
uit
weefsel
biopsieën
en
macroscpische
wondgenezing ten opzichte van ongeïnfecteerde controles was trager. Na 28 dagen waren alle wonden wel volledig geheeld, onafhankelijk van de behandeling.
In de strijd tegen ernstige infecties zijn combinatie therapiën van i.v. antibiotica met locale antibiotica, andere i.v. antibiotica of systemische IgG lang bekend en onderzocht op hun effectiviteit. Hoofdstuk 6 beschrijft de combinatie therapie van i.v. antibiotica met lokale IgG behandeling in twee verschillende diermodellen. Deze resultaten tonen aan dat de anti-microbiële effectiviteit van ceftazidime (een derde generatie cefalosporine) tegen Escherichia coli peritonitis en Klebsiella pneumoniae brand-wond infecties significant kon worden verbeterd in combinatie met lokale IgG behandeling. Synergistische verbeteringen in overleving door een reductie in de mate van sepsis en bacterie aantallen in de weefsels post-mortem werden gezien in beide in-vivo situaties. Omdat immunotherapie onafhankelijk werkt van antibiotica-resistentie mechanismen zou de combinatie van systemische antibiotica met lokale behandeling van polyclonale en/of monoclonale antilichamen, ook in een klinische situatie, de weerstand tegen infecties kunnen verhogen, en de effectiviteit van eerste-keus antibiotica kunnen verbeteren.
163
Samenvatting
Hoofdstuk 7 beschrijft de studies gedaan in een nieuw muis-model voor intraabdominale polymeer ge-associeerde infecties.
We bestudeerden de biomateriaal-
infectie preventie door lokale IgG in een hydrogel carrier tegen MRSA en P. aeruginosa IFO3455 en M2. Tijdens open abdominale chirurgie werden 1x1cm polypropyleen mesh implantaten ingebracht in de abdominale ruimte van de muizen en gecontamineerd met verschillende hoeveelheden van de gekozen bacteriën. Vervolgens werd 0.5ml hydrogel mét en zónder 10mg IgG op de gecontamineerde mesh aangebracht. Antilichamen werden snel vanuit de gel afgegeven aan de omliggende weefsels in vivo, met een 100% release na 48-uur in vitro in buffer. Alhoewel deze IgG antilichamen alleen of in combinatie met de systemische antibiotica cefazoline of vancomycine de overleving van muizen na MRSA infectie niet verbeterden (100% mortaliteit na 72 uur) ten opzichte van de controles, werd wel significant verbeterde overleving aangetoond tegen beide gramnegatieve P. aeruginosa stammen in muizen behandeld met alleen IgG antilichamen.
In Hoofdstuk 8 worden de resultaten van alle studies bediscussieerd met het oog op de toekomstige problemen van antibiotica-resistentie en de huidige, snelle ontwikkelingen in poly- en monoclonale antilichaam producten en technologieën.
Samenvattend geeft dit proefschrift een beschrijving van verschillende studies naar de effectiviteit van lokale behandeling met humaan, gepoolde polyclonale IgG in de strijd tegen bacteriële, biomateriaal-geassocieerde infecties. Hoewel lokale IgG behandeling in de gebruikte in vivo modellen beter werkte dan systemische IgG en zelfs in lagere doseringen, is het helaas niet mogelijk gebleken infecties volledig te voorkomen met alleen lokale IgG. Vooral tegen kapsel vormende bacteriën zijn specifieke antilichamen nodig om succesvolle opsonizatie en phagocytosis te initiëren door neutrofielen en macrofagen in geïnfecteerde weefsels. Die antilichamen zijn alleen in hyperimmuun globuline produkten aanwezig of kunnen gecombineerd worden in cocktails van monoklonale antilichamen en niet in polyclonale IgG produkten.
In combinatie met
systemische antibiotica was echter in sommige gevallen zelfs een synergistische verbetering aantoonbaar in overleving die niet door IgG of door het antibioticum alleen kon worden bereikt. 164
Samenvatting
Dergelijke combinatie therapiën van i.v. antibiotica met lokale polyclonale IgG zouden een therapeutisch alternatief kunnen zijn tegen antibiotica-resistente bacteriën. Door daarnaast bestaande i.v. antibiotica te combineren met direkt, locaal gebruikte hyperimmuun sera en specifieke, gehumanizeerde monoclonale cocktails, zouden benodigde doses kunnen worden gereduceerd, terwijl maximaal prophylactische bescherming tegen infecties kan worden geboden op de plaats van chirurgisch ingebrachte biomaterialen. Daardoor zouden direkt postoperative infecties en wellicht ook latente infecties van implantaten kunnen worden verminderd door voorkoming van de verstoring van initiële weefsel integratie door contaminerende bacteriën. Dit kan hopelijk resulteren in het uiteindelijke doel van deze studies: een verbeterde quality of life voor de patiënten die langdurig kunstgewrichten, andere biomaterialen voor kortere duur en zelfs moderne tissue engineered materialen geïmplanteerd krijgen om verloren vorm en functie te herstellen
Omdat het gebruik van implanteerbare materialen alleen maar zal toenemen over de komende decennia, zal er intensief aandacht moeten worden besteed aan “biomaterialcentered” infecties die gemakkelijk antibiotica-resistent kunnen worden. Exploratie van natuurlijke immuun-mechanismen is een aantrekkelijke optie voor de versterking van conventionele antibiotica therapiën. Behandeling met poly- of monoclonale antilichamen levert in ieder geval een bijdrage aan het patiënt-eigen immuun-systeem om effectief hardnekkige infecties te kunnen bestrijden.
165
166