Het Johannes-evangelie Een voorstudie voor het lezen van het evangelie van Johannes (SAMEN DE BIJBEL DOOR) ds. Jos Douma, zondag 15 april 2007 Het doel van het evangelie: geloven en leven Johannes geeft in zijn evangelie heel duidelijk aan met welk doel hij het heeft geschreven. In Johannes 20 vers 30-31 schrijft hij: ‘Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft in zijn naam.’ Het doel dat Johannes bij zijn lezer dus wil bereiken is tweevoudig: 1. Dat ze geloven dat Jezus de messias is 2. Dat ze leven door zijn naam Je zou kunnen zeggen dat daar de twee aspecten die zo belangrijk zijn voor het geloof allebei in zitten: het weten (geloof als kennis) en het ervaren (geloof al leven). Als je het Johannes-evangelie leest en je geloof in Jezus wordt er niet groter van en je leven verandert er niet door, dan heb je het Johannes-evangelie dus niet echt gelezen, tenminste niet het doel bereikt dat Johannes voor ogen stond. De Schriften en de Christus Een centraal moment in het evangelie, van belang ook voor ons bezig zijn met de Schriften in bijbellezing en bijbelstudie is Johannes 5 vers 39. Daar spreekt Jezus de Joden aan: ‘U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over mij, maar bij mij wilt u niet komen om leven te ontvangen.’ Dat is een confronterende uitspraak die ook voor ons vandaag van groot belang is. Blijkbaar bestaat de mogelijkheid dat je wel intensief met de Schriften bezig bent en toch weigert om bij Jezus te komen en het leven dat alleen hij kan geven te ontvangen. Al ons bezig zijn met de Schriften moet dus hierop gericht zijn: hem zien en bij hem komen en van hem leven ontvangen. Wie niet tot de Schriften komt met de intentie om Christus te ontmoeten, gebruikt de Schriften niet waarvoor ze bedoeld zijn (vergelijk ook 2 Timoteüs 3:14-17). Het thema van het evangelie: Jezus Het evangelie heeft als centrale en allesbeheersende thema: de persoon van Jezus. Om hem gaat alles: om wie hij is, om wat hij zegt, om wat hij doet. Theologisch gesproken gaat het in dit evangelie om de christologie: de leer over Christus. Ieder die Jezus wil leren kennen (voor het eerst, verdiepend, of in nog weer een latere fase van het christen-leven) kan in dit evangelie terecht. In de andere evangeliën staat meer het koninkrijk centraal, in dit evangelie dus de persoon in wie dat koninkrijk dichtbij is gekomen. “De intuïtie die ertoe leidt dat christenen een exemplaar van dit evangelie in handen geven van hen die het christelijke geloof niet delen, is dezelfde als die van de stervende gelovige die zich tot dit evangelie wendt in zijn laatste uren, en als die van de christelijke prediker die het evangelie uitlegt en toepast om het ervaren en kennen van Christus in zijn gemeente te verdiepen. De kracht van dit evangelie als getuigenis van Christus is een ervaringsfeit.” (vertaald citaat uit een Engels commentaar op Johannes) Er is een overweldigende hoeveelheid namen en aanduidingen die Jezus in dit evangelie ontvangt. Dit zijn de belangrijkste: - Enige Zoon - Zoon van God - De Zoon - Mensenzoon - Een leraar van God gekomen - Een profeet - De messias 1
- Koning van Israël - Koning van de Joden - De Heilige van God - Lam van God - Gods gezondene - Pleitbezorger - Rabboeni - De Heer - Mijn Heer en mijn God. In het Johannes-evangelie hebben de zogenaamde ‘ik ben’-uitspraken een speciale plaats. Er zijn er zeven: 1. Ik ben het brood dat leven geeft (6:35) 2. Ik ben het licht voor de wereld (8:12) 3. Ik ben de deur voor de schapen (10:7) 4. Ik ben de goede herder (10:11,14) 5. Ik ben de opstanding en het leven (11:25) 6. Ik ben de weg, de waarheid en het leven (14:6) 7. Ik ben de ware wijnstok (15:1,5). Nog een belangrijke trek van het vierde evangelie is in dit verband het veelvuldige spreken van Jezus over zijn verbondenheid met de Vader. Steeds opnieuw laat Jezus weten dat hij de door de Vader gezondene is en dat hij in de Vader is en de Vader in hem. Vanuit dit perspectief laat geloven zich in het licht van het Johannes-evangelie omschrijven als: deelhebben aan de Vader-Zoon-liefde. De auteur van het Johannes-evangelie De auteur van het vierde evangelie is de lievelingsleerling van Jezus: Johannes. Van hem wordt verteld dat hij, ‘de leerling van wie Jezus veel hield’, bij het laatste Pesachmaal ‘naast Jezus aan tafel aanlag’ (13:23). In de grondtekst staat daar een uitdrukking die we ook vinden in Johannes 1 vers 18: ‘die aan het hart van de Vader is’. Johannes had een intiem contact met Jezus. Als geen ander had Johannes, die vanaf het allereerste begin bij Jezus was geweest en die vervolgens ook lang in leven is gebleven, de beschikking over informatie en ervaring uit de eerste hand. “Dit alles heeft de lievelingsleerling tot een gekwalificeerde getuige voor Jezus gemaakt, die als zodanig ook bij uitstek geschikt was om de auteur van een evangelie te zijn. Deze discipel functioneert als leerling-getuige en leerling-evangelist. Omgekeerd heeft het door hem geschreven evangelie bijzondere waarde. Als geen ander kon Jezus’ lievelingsleerling over ‘inside-information’ beschikken. Hoewel we misschien niet kunnen stellen dat de geliefde discipel speciaal is opgeleid met het doel om getuige en evangelist te worden, zal de liefde van Jezus wel in hoge mate bepalend zijn geweest voor het ontstaan en het karakter van het evangelie van Johannes” (P.H.R. van Houwelingen, Johannes. Het evangelie van het Woord, blz. 20). Een bijzonder licht op Johannes als auteur van het evangelie werpt een schilderij van Frans Hals: “Het lijkt alsof de evangelist Johannes hier persoonlijk heeft geposeerd voor de zeventiende-eeuwse kunstenaar Frans Hals. Er zijn van Hals inderdaad veel meer portretten bekend dan religieuze voorstellingen. Ook in zijn eigen tijd was hij er al beroemd om: vlot geschilderde, levendige beeltenissen van gewone mensen of rijke opdrachtgevers. Als geen ander wist hij degenen die hij portretteerde precies op het juiste moment in verf te vangen. Je zou het een momentopname kunnen noemen, ware het niet dat het maken van zo'n schilderij heel wat meer tijd kostte dan de fractie van een seconde die voor een moderne foto nodig is. De afbeelding van Johannes is een mooi staaltje van Hals' talent om mensen zo weer te geven alsof we ze betrappen midden in een handeling. In gespannen aandacht
2
kijkt de evangelist omhoog, op zoek naar goddelijke inspiratie. Die ontvangt hij in de vorm van helder licht, dat zijn ogen doet glanzen en het rood van zijn mantel laat stralen. Prachtig uitgelicht zijn ook de rechterhand, gereed om Gods woorden op te schrijven, en het boek waarop de pen rust. Ondertussen heeft de evangelist zijn linkerhand plechtig op de borst gelegd, als om de ernst van de situatie extra te benadrukken. Natuurlijk kan hier geen sprake zijn van een echt portret. De zeventiende-eeuwse schilder had immers geen idee hoe Johannes eruit zag. Wel was er een lange beeldtraditie waarop hij kon teruggrijpen. Van oudsher werd de evangelist weergegeven als een jonge man, in een rode mantel. Zo heeft ook Hals hem geschilderd. Johannes is hier een jonge jongen, een kind nog bijna. Dat Jezus vanaf het kruis Maria opdroeg zich over hem te ontfermen, wordt dan heel voorstelbaar (Johannes 19:26-27). Een ander element dat traditiegetrouw met Johannes verbonden is, is de adelaar. Omdat zonder deze vogel de jongen in de rode mantel niet als Johannes te herkennen zou zijn, mocht het dier niet op Hals' schilderij ontbreken. Uiterst rechts is hij te zien. Op zijn snavel heeft de schilder een subtiel wit verftoetsje aangebracht: de reflectie van het goddelijke licht, dat van linksboven de ruimte binnenvalt” (zie: www.bijbelencultuur.nl). De opbouw van het evangelie Bijzonder in vergelijking met de drie andere evangeliën is dat dit vierde evangelie in de hemel begint. Matteüs begint bij de aardse afstamming van Jezus, Lucas begint bij de profeet Johannes die de komst van Jezus aankondigt en de doop van Jezus in de Jordaan en Lucas begint zijn nauwkeurige verslag van de gebeurtenissen bij de aankondiging van Johannes’ geboorte aan Zacharias in de tempel. Johannes’ evangelie heeft een duidelijk gemarkeerde proloog: hoofdstuk 1 de verzen 1 tot 18, waarin de blik van de lezer direct op de hemel en het goddelijke karakter van de Zoon wordt gericht: ‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.’ In de verhaallijn van het evangelie kunnen de volgende fases worden onderscheiden (P.H.R. van Houwelingen): - Gods Zoon met zijn getuige Johannes (1-4) - Publiciteit rond de joodse feesten (5-10) - Jezus’ laatste teken en het laatste uur (11-12) - Jezus’ afscheid op de vooravond van het Pesachfeest (13-17) - Verheerlijking van Jezus in dood en leven (18-21). Enkele leessuggesties Het evangelie van Johannes heeft een grote diepgang en een ongekende rijkdom aan gedachten. Je kunt er een leven lang mee bezig blijven om de boodschap tot je door te late dringen. Steeds weer zullen nieuwe aspecten oplichten en dimensies zichtbaar worden. Om het evangelie van Johannes tot je door te laten dringen kan het behulpzaam zijn om te lezen vanuit een bepaald thema. Een paar mogelijke thema’s: - geloof, geloven - de stem, het woord - de Vader en de Zoon - het licht, de liefde, het leven - het oordeel Verder kun je je bij lezing concentreren op de monologen en dialogen die dit evangelie zozeer kenmerken (het is frappant dat in dit evangelie eigenlijk geen gelijkenissen verteld worden, terwijl er wel heel veel beeldende vergelijkingen worden gemaakt). Enkele eigen leeservaringen Tenslotte geef ik nog een paar leeservaringen door die ik zelf had bij het doorlezen van het Johannes-evangelie.
3
Het gesprek met Nicodemus Bij het lezen van het gesprek dat Jezus had met Nicodemus werd ik getroffen door het slot ervan. Na de zeer bekende woorden uit Johannes 3 vers 16 (die dus in de concrete context van het gesprek met Nicodemus voorkomen en die door Jezus zelf gesproken zijn) volgt er een passage over het oordeel. Allereerst valt op dat Jezus zegt dat hij niet komt om te oordelen! Tegelijk is duidelijk dat er wel oordeel plaats vindt: je komt in de crisis. Maar dat oordeel voltrekt zich als het ware vanzelf: ‘Wie niet in Jezus gelooft, is al veroordeeld.’ Dit leert mij om het oordeel niet allereerst te verplaatsen naar later, en om het oordeel ook niet per se apart ter sprake te willen brengen. Want in het hier en nu, onder de verkondiging van Christus, voltrekt zich het oordeel over hen die hem niet helemaal willen aannemen. Zij veroordelen zichzelf tot leven in de duisternis: ‘Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden.’ Overigens is ook de slotuitspraak heel krachtig omdat er zo duidelijk verwoord wordt dat God door ons heen aan het werk wil zijn en zichtbaar wil zijn: ‘Wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.’ Johannes als vriend van de bruidegom Ik werd getroffen door de woorden van Johannes de Doper in Johannes 3:29-30: ‘De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. Hij moet groter worden en ik kleiner.’ Voorgangers lopen altijd het gevaar zelf een soort messias te willen zijn. En daarmee dus ook de bruidegom, terwijl alleen Jezus zelf de bruidegom is voor zijn gemeente. Het beeld van de vriend van de bruidegom helpt dan om je plek weer te zien: wees een vriend van de bruidegom, en verheug je erin de bruidegom liefdevol contact te laten maken met de bruid, en neem niet de plek van de bruidegom in. Het gaat niet om jou, maar om hem. De bruidegom, Jezus, moet groter worden en jij kleiner. Als je Jezus groter maakt, steeds groter, word je vanzelf kleiner. Uit een overdenking van J. van Andel (in Vademecum Pastorale, 1910): “Onder alle beelden, waaronder de verhouding van de herder en leraar tot zijn gemeente in de Schrift voorgesteld wordt, schijnt dat van de geleider van de bruid, of zoals het in Johannes 3:29 gezegd wordt, van de vriend van de bruidegom, niet het minst maar het meest aantrekkelijke te zijn. Er is iets innigs, iets teders aan. Meer nog dan het beeld van de arbeider, bouwer of huisverzorger, meer zelfs dan het anders zo lieflijke beeld van de herder, doet het uitkomen dat de dienaar van de gemeente vóór alles arbeiden moet aan de bevestiging en volmaking van de gemeenschap tussen Christus en de gemeente. Daardoor juist toont hij dienaar van de Vader te zijn en zijn werk te doen: want het is de wil van de Vader, dat de uitverkorenen in zo’n nauwe verbondenheid met Christus komen, als nodig is om zichzelf in gemeenschap met hen te stellen (Johannes 17:21-23).” En: “Bedenk toch dat u de gemeente naar haar Heer moet leiden, de bruidegom, die op haar wacht in het huis van zijn Vader. Vergeet niet dat zij er niet is om u, maar dat u er bent om haar. Niet aan u is zij door de Vader gegeven, maar aan Christus, en deze heeft haar met zijn bloed gekocht, niet u. Dan zult u er niet mee tevreden zijn, als zij u hoogacht en op u haar genegenheden vestigt, maar eerst dan u blij en gelukkig voelen, als haar genegenheden tot Christus vermeerderen, en het verlangen om Hem van aangezicht tot aangezicht toeneemt.”
4
Geloof en ongeloof Talloze malen komen we mensen tegen in het Johannes-evangelie die geloven of juist niet geloven in Jezus. Dat past ook bij de bedoeling van het Johannes-evangelie: dat mensen geloven in Jezus als de messias en leven door zijn naam. Enkele tot de verbeelding sprekende voorbeelden hiervan: - in Johannes 4 lezen we het verhaal over het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw. Als zij in de stad verteld heeft wat Jezus heeft gezegd, staat er: ‘In de stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in hem door het getuigenis van de vrouw’ (vers 39). Even later gaat het nog een stapje verder. De nieuwe gelovigen zeggen tegen de vrouw: ‘Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is’ (vers 42). - in Johannes 6, waar Jezus spreekt over het teken van het boord, wordt duidelijk dat velen niet geloven: ze kritiseren Jezus omdat hij zichzelf het brood noemt. Op een gegeven moment zegt Jezus: ‘“Maar sommigen van jullie geloven niet.” Jezus wist namelijk vanaf het begin wie er niet geloofden en wie hem zou uitleveren’ (vers 64). - in Johannes 7 staat kortweg: ‘Ook zijn broers geloofden namelijk niet in hem’ (vers 5). - in Johannes 9 wordt het aangrijpende verhaal verteld van de blindgeborene die door Jezus wordt genezen (waarbij de blindgeborene overigens model blijkt te staan voor de blindheid van Gods volk). Op een gegeven moment vraagt Jezus aan deze nu ziende blindgeborene: ‘Gelooft u in de Mensenzoon?’ (vers 35). En even later staat er dan: ‘“Ik geloof, Heer,” en hij boog zich voor Jezus neer’ (vers 38). - in Johannes 20 ontmoeten we Thomas: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik geloven’ (vers 25). Een week later verschijnt Jezus en roept Jezus hem op: ‘Wees niet langer ongelovig, maar geloof’ (vers 27). En dan volgt Jezus’ woord: ‘Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven’ (vers 29). Lees het Johannes-evangelie: …opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft in zijn naam. (Johannes 20:31)
5