18
Organist Leo van Doeselaar:
“Het IS ook leuk natuurlijk, die vingers!” Interview met titulair organist van het Van Hagerbeer-orgel en het Thomas Hill-orgel in de Leidse Pieterskerk Behendig hanteert hij hendels en knoppen. Houdt tegelijkertijd het display in het oog. Bijgeluiden zijn keurig onder controle. Leo van Doeselaar knikt tevreden. Hij beheerst zijn blinkende Vibiemme espressomachine als ware het zijn Leidse Van Hagerbeer-orgel of het Maarschalkerweerd in het Amsterdamse Concertgebouw. We hebben prima koffie. Het
Foto: Dirk Ketting
interview kan beginnen. Het eigene van Leiden En los gaat hij. Heel stellig is hij erover: “Leiden heeft àbsoluut geen doorsnee orgels. Stuk voor stuk zijn het karakteristieke instrumenten. Heel specifiek. Ab-soluut geen doorsnee!” Dit is zijn nadrukkelijke antwoord op de vraag wat hij vindt van Leiden als orgelstad en wat ons onderscheidt in het rijke Nederlandse orgellandschap. Tegelijkertijd is het ook wel lastig voor Leiden, publicitair gezien, om maar liefst tien eigengereide juweeltjes te hebben, in plaats van een of twee orgels waarmee een stad zich in één keer op de kaart kan zetten. Haarlem bijvoorbeeld verkeert in de benijdenswaardige positie dat ze bijna in een adem
genoemd wordt met het Müller-orgel in de Bavo, en dan is er ook nog het Cavaillé-Coll in de Philharmonie. Maar Leo van Doeselaar, die momenteel druk in touw is voor het Haarlemse orgelfestival, is niet te stuiten in zijn roem op de Leidse orgelvariëteit. Het maakt het ook een razend interessante stad voor concoursen. Het Leidse concours, dat eens in de twee jaar wordt georganiseerd door de Stichting Orgelstad Leiden, vindt hij bovendien nog extra bijzonder omdat het speciaal voor conservatoriumstudenten is. Zijn taak bij de jaargangen 2004 en 2006 was om geschikt en uitdagend repertoire te vinden voor die karakteristieke orgels. En vervolgens om toe te zien hoe een student 19
met zijn eigen oorspronkelijke registratieaanwijzingen voor Frans-romantisch orgel. Zo heeft hij o.a. La Nativité in Londen gespeeld op een orgel –helaas is het in de oorlog kapotgegaan– dat heel vergelijkbaar is met het Hill. En in die partituur stonden alle registraties, waar ik anders waarschijnlijk niet eens opgekomen was. Het was alsof hij mij tips had gegeven!” En dan kwajongensachtig: “Nu heb ik er ook wel weer het nodige aan veranderd, natuurlijk…”
in de laatste studiefase zo’n stuk vertaalt naar juist dat orgel toe. “Met zulke specifieke instrumenten wordt je als organist gedwongen om je aan te passen aan die orgels, ook met je programmering. De órgels moet je laten leiden”. “De órgels moet je laten leiden” Dat wordt zo’n beetje de kern van het gesprek. Leo van Doeselaar vertelt over een basishouding die je moet hebben als organist in je benadering van elk volgend instrument dat zich aan je voordoet. Geen orgel is gelijk, daar kan je om te beginnen al niet omheen. “En dan al die prachtige restauraties van de afgelopen twintig jaar. De Marekerk bijvoorbeeld, die houdt de hele geschiedenislijn aan. Al die verschillende karakteristieken: die moet je herkennen en aanpakken. Maar het begint in elk geval met luisteren, daarom zijn orgelexcursies ook zo belangrijk. Je moet eerst naar de goede orgels. Haha, dat kunnen wij met onze Van Hagerbeers makkelijk zeggen,” lacht hij, met weer een verwijzing naar het rijke Leiden, dat behalve in de Pieterskerk ook in de Hooglandse Kerk een orgel van deze makers heeft. Dan is hij weer bloedserieus: “Het instrument is bepalend. Als je een heel mooi orgel hebt, dan dicteert dat welke kant je uitgaat. Je moet je in eerste instantie slaafs opstellen, en zodra je dat gedaan hebt, moet je je muzikaliteit en creativiteit onmiddellijk erop loslaten.”
Professor Van Doeselaar doceert En hoe kwajongensachtig is de jongste generatie organisten? Of laten zij inderdaad de orgels leiden? Leo van Doeselaar doceert sinds 1995 aan de Universität der Künste in Berlijn, o.a. aan het Institut für Kirchenmusik. De orgelklassen zitten overvol en boordevol talent, sterker nog: “Er is zelfs een wachtlijst sinds enkele jaren. Berlijn is een prachtige stad. Iedereen wil er wel studeren. We kunnen ons permitteren alleen de meest talentvolle studenten aan te nemen”. Hij somt een bonte mengeling aan nationaliteiten op. “En er is een uitwisseling met Praag, met Parijs ook. In Warschau borrelt het, in Tsjechië ook. Je voelt dat daar wat loskomt”. Enthousiast beschrijft hij twee van zijn studenten: “Er is een Julia uit Sint Petersburg en een Julia uit Moskou, en ze zijn helemaal tegengesteld. De een is klein en mager en de ander is heel groot. Maar beiden powerful organistes. Spelen heel muzikaal, met geweldige techniek. Hebben beurzen in de wacht gesleept, dus dan moet je echt wat kunnen. Het is enig om te werken met mensen die alles willen!” Maar Professor Van Doeselaar wil op zijn beurt ook van alles. Hij heeft een missie voor zijn studenten. “Niet alleen maar toetsen drukken, niet alleen maar techniek. De muziek moet naar mijn mening altijd bovenaan staan, in zijn breedste vorm. Ook als je improviseert, en als je met andere instrumenten of met vocalisten en koren samenspeelt: mooi fraseren, lichte en zware delen met de tekst mee: tjàmpampam”. Hij lijkt in een andere wereld verzeild, maar dan weer nuchter: “Ach, je probeert je kleine steentje bij te dragen zodat ze een zo goed mogelijk musicus worden. Maar zeg nou zelf, die weelde aan prachtig gerestaureerde instrumenten, die virtuose stukken... Studenten willen ook lekker spelen. Geef ze ’s ongelijk. Het IS ook leuk natuurlijk, die vingers.”
La Nativité op het Thomas Hill: “Alsof Messiaen zelf mij tips gaf.” Daar kunnen heel avontuurlijke dingen uit voortkomen. Zoals het kerstconcert afgelopen december in de Pieterskerk in Leiden. In de loop van 2008 groeide bij Leo van Doeselaar het idee om als afsluiting van het Messiaenjaar de kerstcyclus La Nativité du Seigneur te spelen op het Thomas Hill-orgel. “De klank van dat orgel, zeker in de zachtere registraties, past wel bij die mystieke wereld van Messiaen. Iets minder in de luidste passages, waar het een beetje kracht mist. Maar ik ging me erop instellen om zijn muziek te vertalen naar dat type orgel. Het grappige is dat ik er gaandeweg achter kwam dat Messiaen –die zijn werk overal ter wereld speelde– voor ieder concert een aparte partituur had. Hij zette per orgel heel netjes de registraties erbij. En dan blijkt dus dat hij ontzettend vrij omging
20
21
Over de Mariavespers: “Dat ze de prestanten van het orgel in hun rug meevoelen…” Het komt regelmatig terug in het gesprek. Leo van Doeselaar is een hartstochtelijk voorstander van samenspel tussen orgel en andere musici: “Net als Cornelis Schuyt deed in de Pieterskerk: met koristen en zinken. En Sweelinck speelde àltijd samen”. Niet alleen stimuleert Van Doeselaar zijn studenten erin, maar hij belijdt het zelf maar al te graag. Het voorbeeld bij uitstek: de jaarlijks terugkerende uitvoering van de Mariavespers van Monteverdi in de Pieterskerk. Niet met kistorgel, gelijkvloers met de andere uitvoerenden, zoals zijn collega Stephen Taylor bij alle kleinere bezettingen doet, maar met het Van Hagerbeer vanaf de orgelzolder. Iedereen in de kerk kan via tv-schermen zien hoe hij daar musiceert; en hij op zijn beurt kan meespelen bij gratie van de techniek. Met monitor en speakers houdt hij contact met de zangers, de instrumentalisten en de dirigent—maar verder is er volbloed interactie tussen alle uitvoerenden. “Het effect van zo’n orgel valt niet te onderschatten. We hebben doorgewinterde professionals Foto: Dirk Ketting bij de Mariavespers. Maar ieder jaar weer melden ze me hoe geweldig ze het vinden om samen te musiceren met groot orgel. Bijvoorbeeld hoe ze de prestanten van het orgel meevoelen in hun rug. Geweldig vinden ze dat!”
je toch hoort hoe goed een fluit een fluit nadoet: een sample-instrument avant la lettre!” Die fascinatie met het instrument moet weer de boventoon gaan voeren, vindt Leo van Doeselaar. “Het orgel heeft zoveel mogelijkheden; dat weten mensen niet meer, zelfs muziek liefhebbers niet. Als je wist wat befaamde dirigenten soms voor misvattingen hebben over het instrument…” hij zegt het heel terzijde en bijna besmuikt. Dan gaat hij snel verder over zijn droom: “Het orgel en die fascinatie ermee moeten weer onderdeel worden van de muziekcultuur, een lévende cultuur”. Het orgel als onderdeel van een levende cultuur “In de tijd van Sweelinck kon de gewone man door de week dagelijks naar zo’n imposant orgel gaan luisteren, en dat deed men ook. Orgels zouden ook nu veel meer op die manier gebruikt kunnen worden, meer concerterend ook, en geïntegreerd met vocale en instrumentale ensembles. Orgeltranscripties van orkestwerken kunnen op romantischer getinte instrumenten een belangrijk steentje bijdragen. Het orgel moet als een muziekinstrument op zich worden gezien; oneindig veelzijdig en los van associaties met, met… Ja, nú is de tijd dat we het orgel kunnen loshalen van de associatie met verplichte kerkgang en soms bloedeloos begeleide samenzang. We hebben al die stichtingen die prachtig gerestaureerde instrumenten beheren; we hebben al die festivals. Orgel met ballet en orgel bij stomme films: het Orgelpark in Amsterdam is er enorm mee bezig. Hartstikke leuke initiatieven.” Hij noemt muziekscholen, educatieve projecten van bijvoorbeeld het Concertgebouw, jeugdtheater, de Volksuniversiteit. “Je moet mensen hebben die dat op een enthousiaste wijze overbrengen…”, zo demonstreert hij zelf. “Middelbare scholieren, ja dat is lastig. Die hebben zoveel andere dingen, die zijn moeilijk te mobiliseren”... om dan meteen legio ideeën te noemen voor het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming in het voortgezet onderwijs.
Een instrument met de impact van een space shuttle De impact van het instrument moet in verleden tijden nóg veel groter zijn geweest dan nu. “In de 15e, 16e eeuw was er weinig dat luider kon klinken dan een orgel. En als apparaat, qua technologie, was het ook onovertroffen. Nu misschien vergelijkbaar met de space shuttle. Bovendien kon het orgel alles nadoen: een dulciaan, een zink, ........de menselijke stem! En als
22
Het Leidse goudhaantje: Cornelis Schuyt Welke mogelijkheden ziet Leo van Doeselaar voor orgelstad Leiden om zichzelf goed op de kaart te krijgen? Hij hoeft er nauwelijks over na te denken. “Doorgaan met de succesvolle Orgeldag, de zeer goede samenwerking tussen de Leidse organisten en het orgelconcours voor conservatoriumstudenten in Nederland, België en Duitsland. Cd-opnamen maken van Leidse orgels voor de internationale markt. En in 2016, vanwege zijn vierhonderdste sterfjaar: een groot Cornelis Schuyt festival, met als thuishavens de Pieterskerk en de Hooglandse Kerk, waar hij organist was”. Maar hoe valt dat in te vullen voor orgel, wanneer van Schuyt zelf geen klavierwerken zijn bewaard? “Dat klopt, die zijn er niet meer. We weten wel van een inventarislijst van zijn weduwe dat er zeker twee klavierboeken met zijn eigen composities waren. Wat moet dat allemaal wel niet geweest zijn? Maar ze zijn verloren gegaan: eeuwig zonde. Daarnaast weten we wat hij verder nog bezat aan klavierwerk van anderen; daarvan is wel wat overgeleverd. Dat speel ik ook, èn in die context. Engelse virginalisten zitten erbij. En de verzameling orgelmuziek van Bernhard Schmid uit Straatsburg. Deze wordt langzaamaan uit tabulatuur omgewerkt in ons moderne notenschrift, en dan is het prachtig concertmateriaal. Om samen uit te voeren met Schuyts pavanes, gaillardes en natuurlijk zijn madrigalen. Zo was het altijd: vocaal werk werd in de Lage Landen toentertijd veel eerder gedrukt en uitgegeven dan klaviermuziek. Als Sweelinck geen buitenlandse leerlingen had gehad zouden er ook maar een of twee stukjes bewaard zijn gebleven van zijn klaviermuziek. Nee hoor, Schuyt
moeten we zien als bijna zo belangrijk als Sweelinck, in elk geval als componist”. Galtus & Germer en het mysterie van Satans fluitenkast “En met zo’n Schuytfestival kan je de orgels ook tot leven laten komen. Bijvoorbeeld rond de twee Van Hagerbeer-orgels. Dan kunnen we bij wijze van spreken vader en zoon Van Hagerbeer ten tonele voeren: de 17e-eeuwse orgelbouwers. De Van Hagerbeers waren rond 1640 dé orgelbouwers die je moest hebben voor nieuwe krachtigere orgels of om de oude orgels aan te laten passen aan de nieuwe functie van gemeentezangbegeleiding. Die twee spreken echt tot de verbeelding. Ze wisten prachtig gemeentebesturen en kerkmeesters uit verschillende steden tegen elkaar uit te spelen, maar konden niet altijd even goed met elkaar overweg, geloof ik: de een was de sloddervos en de ander de artiest, zoiets. “Galtus me fecit” staat er op het orgel in de Hooglandse Kerk. Maar het verhaal gaat dat dit het eerste werk is dat zoon Germer zonder zijn vader heeft afgeleverd. ’t Is bij de Van Hagerbeers steeds de vraag: wie heeft wat gedaan?” Zoals Leo van Doeselaar het vertelt, zie je het voor je: de orgelbouwers kibbelend voor de orgels, in kostuum en al. En intussen voeren ze hun toehoorders lekkere brokjes informatie: korte muziekfragmenten, een flintertje orgelbouw, een smeuige historische anekdote, een dosis kunstgeschiedenis aan de hand van zo’n prachtig orgelfront. “Dàn komt een orgel tot leven, reken maar”. Interview Elly van Winden
Leo van Doeselaar speelt tijdens de volgende gelegenheden in de Pieterskerk: Woensdag 9 september 2009: Zondag 13 september 2009: Zondag 20 december 2009:
‘s avonds orgelconcert in de Feestweek t.g.v. het 888-jarig bestaan van de Pieterskerk Mariavespers (zie de agenda op pagina 6) ‘s middags Kerstconcert
Actuele info op www.mariavespers.nl en www.pieterskerk.nl
23