Vorstlaan 280 - 1160 Brussel - België T +32 2 761 46 00 | F +32 2 761 47 00
[email protected] | Advocaten
Datum:
November 2015
Onderwerp:
Gebruik van de bedrijfswagen voor privédoeleinden
Wanneer een werkgever een bedrijfswagen ter beschikking stelt van haar werknemers of bedrijfsleiders, staat ze hen meestal ook toe deze bedrijfswagen voor privédoeleinden te gebruiken. Het voordeel dat voortvloeit uit het privégebruik van een bedrijfswagen maakt een voordeel van alle aard uit dat onderworpen is aan belasting en een aan de RSZ te betalen CO2-taks.
I
FISCAALRECHTELIJKE ASPECTEN
1
Voor de verkrijger
Het gebruik van een bedrijfswagen voor privédoeleinden maakt een belastbaar voordeel van alle aard uit in hoofde van de verkrijger. 1.1
Raming van het belastbaar voordeel
Sinds 1 januari 2012, wordt het belastbaar voordeel berekend door een CO 2-percentage toe te passen op de 6/7 van de cataloguswaarde van het voertuig.
6/7 van de cataloguswaarde van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig vermenigvuldigd met een CO2-percentage
Artikel 36 van het Wetboek Inkomstenbelastingen definieert de cataloguswaarde als de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en de werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno. Om de catalogusprijs te bepalen, moet men ook nagaan of de prijs al dan niet gegarandeerd werd door de concessiehouder bij de bestelling van het voertuig. In geval van prijsgarantie, moet de catalogusprijs op het ogenblik van de bestelling gebruikt worden voor de berekening van het belastbaar voordeel. Bij gebrek aan prijsgarantie, is de catalogusprijs gelijk aan de facturatieprijs van het voertuig in nieuwe staat. Voor praktische voorbeelden van de berekening van de cataloguswaarde (vooral voor de voertuigen ingeschreven in het buitenland, optiepakketten, promotionele acties bij een constructeur, accessoires 1 betaald door de werkgever, enz.) verwijzen we naar de vragen 19 tot 34 van de FAQ van de administratie.
1
http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/downloads/current/2012-10-01-voordeel-van-alle-aard-bedrijfswagens.pdf. www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
Teneinde rekening te houden met de periode die is verstreken sinds de datum van eerste inschrijving van het voertuig bij de Directie Inschrijvingen van Voertuigen moet deze cataloguswaarde vermenigvuldigd worden met een percentage dat is bepaald in de onderstaande tabel: Periode verstreken, sinds de eerste inschrijving van het voertuig (een begonnen maand telt als een volledige maand) Van 0 tot 12 maanden Van 13 tot 24 maanden Van 25 tot 36 maanden Van 37 tot 48 maanden Van 49 tot 60 maanden Vanaf 61 maanden
Bij de berekening van het voordeel in aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde 100% 94% 88% 82% 76% 70%
Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5% voor een uitstoot van: 110 g/km voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor; 91 g/km voor voertuigen met dieselmotor. Deze bedragen zullen via een koninklijk besluit aangepast kunnen worden, in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw ingeschreven voertuigen over een periode van 12 opeenvolgende maanden die eindigt op 30 september van het jaar voorafgaand aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van 2011 (referentiejaar). Wanneer de CO2-uitstoot van het betrokken voertuig hoger ligt dan de voormelde bedragen (110 of 91 g/km), wordt het basispercentage (5,5%) met 0,1% per CO 2-gram vermeerderd, tot maximaal 18%. Indien de CO2-uitstoot echter lager ligt dan deze bedragen (110 of 91 g/km), wordt het basispercentage (5,5%) met 0,1% per CO2-gram verminderd, tot minimaal 4%. Dit minimum is dus in ieder geval van toepassing voor voertuigen die 0 gram CO2 per kilometer uitstoten, zoals elektrische voertuigen. Voor de voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO 2-uitstootgehaltes beschikbaar zijn, zullen de percentages van 205 g/km (benzine, LPG of aardgasmotor) en 195 g/km (diesel) van toepassing zijn. Het berekende voordeel mag nooit minder bedragen dan 820,00 EUR per jaar (te indexeren bedrag; 1.250 EUR voor het inkomstenjaar 2015). Voorbeeld 1: Een werknemer beschikt over een nieuwe bedrijfswagen Audi A6 (eerste periode van 12 maanden) met een dieselmotor en een CO2-uitstoot van 129 gr/kilometer en waarvan de cataloguswaarde 37.700,00 EUR bedraagt. De CO2 coëfficiënt is gelijk aan: 5,5% + [(129 - 91) x 0,1] = 9,3%. Het jaarlijks voordeel van alle aard: (37.700 x 6/7) x 9,3% = 3.005,23 EUR. 2 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
Voorbeeld 2: Een werknemer beschikt over een bedrijfswagen Audi A6 met een dieselmotor en een CO 2-uitstoot van 129 gr/kilometer en waarvan de cataloguswaarde 37.700,00 EUR bedraagt. Het voertuig is 50 maanden geleden ingeschreven bij de DIV. De CO2 coëfficiënt is gelijk aan: 5,5% + [(129 - 91) x 0,1] = 9,3%. Het jaarlijks voordeel van alle aard: [(37.700 x 76%) x 6/7] x 9,3% = 2.283,97 EUR. 1.2
Vermindering van het belastbaar voordeel
Het belastbaar voordeel wordt verminderd ten belope van de persoonlijke bijdrage van de werknemer in de kosten van de bedrijfswagen. Op dit punt verduidelijkt de FAQ van de administratie "dat het fundamenteel is dat die eigen bijdrage een tussenkomst van de werknemer/bedrijfsleider betreft in iets (in casu een voertuig) dat hem door de 2 werkgever/onderneming ter beschikking wodt gesteld" . Voortaan zullen uitsluitend de betaling van kosten die deel uitmaken of bijdragen tot de vaststelling van de cataloguswaarde inbegrepen zijn in de eigen bijdrage. Wanneer een werknemer of bedrijfsleider de kosten voor opties zelf gedragen heeft, kan deze bijdrage in mindering worden gebracht van het belastbaar voordeel (zoals bepaald op basis van de hierboven vermelde regels) voor zover deze opties de cataloguswaarde vermeerderd hebben. Indien een eenmalige bijdrage wordt betaald, dan mag de werknemer of de bedrijfsleider deze bijdrage slechts één keer aftrekken in het jaar van de betaling en mag deze bijdrage niet over verschillende jaren worden gespreid. Voorbeeld 1: Een werknemer beschikt over een nieuwe bedrijfswagen BMW serie 5 met een dieselmotor en een CO2-uitstoot van 125 gr/kilometer en waarvan de cataloguswaarde 40.900,00 EUR bedraagt. 3
Het voordeel van alle aard bedraagt dan 3.120,09 EUR . Indien de werknemer voor dit voordeel een bijdrage levert van 3.120,09 EUR per jaar (of 260,01 EUR per maand), dan zal hij niet worden belast op dit voordeel van alle aard. Voorbeeld 2: Een werknemer beschikt over dezelfde BMW serie 5 maar wenst aan het model enkele opties toe te voegen. Hij betaalt in één keer het bedrag van de aanvullende opties voor een bedrag van 5.000,00
2 3
http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/downloads/current/2012-10-01-voordeel-van-alle-aard-bedrijfswagens.pdf. [5,5% + [(125 - 91) x 0,1]] x 40.900,00 x 6/7 = 3.120,09 EUR
3 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
EUR. De cataloguswaarde is 45.900,00 EUR (cataloguswaarde inbegrepen de opties om aftrekbaar te zijn). 4
Het voordeel van alle aard voor het voertuig bedraagt 3.501,51 EUR . De eigen bijdrage is aftrekbaar en is bovendien ook hoger dan het belastbaar voordeel. Hij zal op dit voordeel van alle aard niet worden belast. Aangezien het een eenmalige bijdrage betreft, mag het restbedrag niet worden overdragen naar de volgende jaren. De persoonlijke bijdrage van de werknemer kan verschillende vormen aannemen. Gewoonlijk doet de werkgever een inhouding op het nettoloon van de werknemer of maakt hij een factuur op voor het privégebruik van het voertuig. 1.3
Brandstofkosten: de truc met de tankkaart
Vóór 2012 werden brandstofkosten beschouwd als een persoonlijke bijdrage en dus aftrekbaar van het voordeel van alle aard. Sinds 2012 vormen brandstofkosten enkel nog een persoonlijke bijdrage op voorwaarde dat de werkgever 5 een tankkaart ter beschikking stelt en de werknemer de brandstofkosten ten laste neemt . Vele bedrijven pasten daarom hun car policy aan: de brandstofkosten worden voortaan door de werkgever betaald, die ze als persoonlijke bijdrage voor het gebruik van de wagen terugvordert. De Minister van Financiën bevestigde dat deze werkwijze is toegestaan en niet strijdig is met de fiscale anti6 misbruikbepalingen van artikel 344 WIB 92 . 7
De fiscale administratie heeft eveneens bevestigd dat wanneer enkel een tankkaart (dus zonder bedrijfswagen) wordt toegekend, de forfaitaire bepaling van het voordeel van alle aard voor de bedrijfswagens niet van toepassing is. Bijgevolg is de algemene regel hierop van toepassing: het belastbaar voordeel wordt berekend op de werkelijke waarde van de brandstofkosten. In de praktijk betekent dit dat het belastbaar voordeel gelijk is aan de brandstofkosten voor de niet-professionele verplaatsingen. Mogen daarentegen niet in mindering worden gebracht: kosten voor carwash, tolkosten in het buitenland, een verzekering gesloten door de bestuurder voor het privégebruik, enz. Voor praktische voorbeelden van de kosten die al dan niet - door de fiscale administratie- aangemerkt kunnen worden als eigen bijdrage 8 verwijzen wij naar de vragen n° 44 tot 55 van de FAQ .
4
[5,5% + [(125 - 91) x 0.1]] x 45.900,00 x 6/7 = 3.501,52 EUR Indien een bedrijfswagen zonder tankkaart ter beschikking wordt gesteld, dan kunnen de door de werknemer betaalde brandstofkosten bijgevolg niet in mindering worden gebracht van het voordeel van alle aard van de bedrijfswagen. 6 Parlementaire vragen, beknopt verslag van 22 oktober 2013 (CRABV 53/COM 837). 7 V.A., Kamer, g.z. 2011-2012, vraag nr. 213 van 27 februari 2012, QRVA, nr. 53/059, p. 138 (Van der Maelen); V.A., Kamer, g.z. 2009-2010, vraag nr. 244 van 5 januari 2010, QRVA, nr. 52/92, p. 73 (Jambon). 8 http://www.minfin.fgov.be/portail2/nl/downloads/current/2012-10-01-voordeel-van-alle-aard-bedrijfswagens.pdf. 5
4 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
1.4
Aftrek woon-werkverkeer
De belastingplichtige aan wie een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld kan ervoor kiezen om de kosten van het woon-werkverkeer als (werkelijke) beroepskosten af te trekken. Het bedrag van de werkelijke 9 beroepskost bedraagt slechts 0,15 EUR per kilometer . Deze situatie is enkel van toepassing op werknemers of bedrijfsleiders die geen gebruik maken van de forfaitaire aftrek van beroepskosten. De kosten die worden afgetrokken voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de werkplaats mogen nooit hoger zijn dan het bedrag van het voordeel van alle aard (dit laatste eventueel verhoogd met de persoonlijke bijdrage van de werknemer). Indien de belastingplichtige kiest voor de aftrek van forfaitaire beroepskosten, dan zal het belastbaar voordeel van alle aard dat volgt uit de ter beschikkingstelling van de bedrijfswagen kunnen worden 10 verminderd met 380,00 EUR per jaar . Om van deze vermindering te kunnen genieten is het belangrijk dat het voordeel op een correcte manier werd aangegeven op de fiscale fiche 281.10 (zie hierna). 1.5
Aangifte van het belastbaar voordeel
Het voordeel van alle aard ingevolge het privégebruik van de bedrijfswagen moet worden vermeld op de fiscale fiche 281.10 (werknemer) of 281.20 (bedrijfsleider). Indien geen fiscale fiche wordt opgemaakt, loopt de werkgever het risico een aanslag geheime commissielonen van 100%, te vermeerderen met een aanvullende crisisbijdrage van 3% (of 103% in het totaal), te moeten betalen. De werkgever kan slechts ontsnappen aan de betaling van deze bijzondere aanslag als hij kan aantonen dat de begunstigde het voordeel binnen de wettelijke termijnen opgenomen heeft in zijn belastingaangifte of in een gelijkaardige aangifte in het buitenland. Als een dergelijke aangifte niet gebeurd is, kan de werkgever slechts ontsnappen aan de betaling van de aanslag als de begunstigde van het voordeel “op ondubbelzinnige is geïdentificeerd uiterlijk binnen 2 jaar en 6 maanden volgend op 1 januari van het 11 betreffend aanslagjaar”. Om op correcte wijze de fiscale fiche 281.10 in te vullen (werknemer), moet er een onderscheid worden gemaakt al naargelang het voertuig:
ofwel uitsluitend voor de "eigenlijke" privéverplaatsingen (in de vrije tijd) wordt gebruikt Het voordeel moet voor het volledig bedrag worden vermeld in het vak 9, rubriek b) "Voordelen van alle aard".
ofwel uitsluitend voor woon-werkverplaatsingen wordt gebruikt Het voordeel moet voor het volledig bedrag worden vermeld in het vak 18 "Bijdragen in de reiskosten", rubriek c) "Ander vervoersmiddel".
ofwel gemengd wordt gebruikt (voor eigenlijke privéverplaatsingen en voor de woon-werkverplaatsingen)
9
Artikel 66, §4 WIB 1992. Bedrag voor aanslagjaar 2016 (inkomstenjaar 2015). 11 Artikel 219, al. 7 WIB 1992. 10
5 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
In dit geval moet het voordeel als volgt worden vermeld op de fiche 281.10:
maximaal 380,00 EUR (aanslagjaar 2016 - inkomsten 2015) in vak 18 "Bijdragen in de reiskosten", rubriek c) "Ander vervoermiddel"; het verschil tussen het bedrag van 380,00 EUR en het gewaardeerd voordeel van alle aard in het vak 9, rubriek b "Voordelen van alle aard".
Op de individuele fiscale fiche 281.20 (bedrijfsleiders), moet het voordeel van alle aard worden vermeld in het vak 9, rubriek c) "Voordelen van alle aard".
2
Voor de werkgever
Voor de fiscale behandeling in hoofde van de werkgever in de vennootschapsbelasting moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de kilometers afgelegd voor rekening van de vennootschap en de kilometers afgelegd voor privédoeleinden. Tevens moet er in hoofde van de werkgever rekening worden gehouden met een bijkomende verworpen uitgave alsook met een solidariteitsbijdrage. 2.1
Aftrekbeperking in hoofde van de vennootschap
Alle kosten die verband houden met het gebruik van het voertuig voor rekening van de werkgever zijn in beginsel aftrekbaar voor de werkgever. De aftrek is beperkt tot een bepaald percentage dat varieert 12 naargelang de CO2-uitstoot van de wagen . Sinds 1 januari 2010 gelden de volgende percentages: CO2-uitstoot (in gram CO2 per km) Diesel Benzine tot 60 tot 60 > 60 tot 105 > 60 tot 105 > 105 tot 115 > 105 tot 125 > 115 tot 145 > 125 tot 155 > 145 tot 170 > 155 tot 180 > 170 tot 195 > 180 tot 205 > 195 (of onbekend) > 205 (of onbekend)
Aftrekpercentage 100% 90% 80% 75% 70% 60% 50%
Voor voertuigen die een uitstoot hebben van 0 gram CO 2 per kilometer (bijv. elektrische wagens) bedraagt het aftrekpercentage 120%. Let echter wel dat in de vennootschapsbelasting (dit in tegenstelling tot de personenbelasting) de 120% aftrekbaarheid onderhevig is aan de zogenaamde onaantastbaarheidsvoorwaarde. Dit maakt dat de belastingvrije reserve (die ontstaat door de onaantastbaarheidsvoorwaarde) maar tijdelijk van aard is. Bij een latere ontbinding en vereffening van de vennootschap zal deze belastingvrije reserve belast worden. Voor auto’s waarvoor er geen officiële emissiecijfers beschikbaar zijn, is het laagste aftrekpercentage van 50% van toepassing. Die regel is van belang voor oudere auto’s, maar ook voor auto’s die ingevoerd zijn van buiten de EU en van een type waarvoor geen officiële Europese technische specificaties bekend zijn.
12
Artikel 198bis WIB 1992.
6 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
Deze aftrekpercentages gelden enkel voor werkgevers-vennootschappen. Voor zelfstandigen, vrije beroepers, e.d.m. geldt in alle gevallen een aftrekbeperking van 75%. Let op: sinds 1 januari 2010 is de aftrek van de brandstofkosten beperkt tot 75% (zowel voor werkgeversvennootschappen, als voor zelfstandigen, vrije beroepers, e.d.m.). De financieringskosten en mobilofoonkosten blijven in alle gevallen aftrekbaar ten belope van 100%. 2.2
Privégebruik met toekenning van voordeel alle aard in hoofde van de gebruiker
Het toegekende voordeel alle aard kan afgetrokken worden van de vennootschapsbelasting. Indien de werknemer “gratis” met een auto van de vennootschap rijdt, dan wordt hij in principe belast op een voordeel van alle aard berekend overeenkomstig de bovenstaande principes. De fiscale administratie heeft altijd aanvaard dat, wegens het feit dat het voordeel belast wordt bij de werknemers, de kosten voor het privégebruik “loonkosten” zijn en geen autokosten en dus niet moeten beperkt worden. Daarom mag de vennootschap de niet-aftrekbare autokosten verminderen met het deel 13 ervan dat betrekking heeft op het privégebruik . In de praktijk aanvaardde de fiscus dat voor de eenvoud de niet-aftrekbare autokosten verminderd werden met het forfaitair berekende voordeel alle aard van de wagen. Om van deze aftrek te kunnen genieten, is het noodzakelijk het voordeel van alle aard te vermelden op de fiscale fiche 281.10 of 281.20. 2.3
"Bijkomende" verworpen uitgave
Bij de nieuwe berekening van het voordeel van alle aard voor de ter beschikkingstelling van de bedrijfswagen heeft de wetgever de wens gehad om de belastingdruk op de bedrijfswagen te spreiden tussen zowel de gebruiker van het voertuig als de werkgever. Om die reden wordt het voordeel van alle aard de beperkt tot 6/7 . In hoofde van de werkgever kwalificeert dan 1/7 aan de vennootschapsbelasting.
de
van het voordeel als een verworpen uitgave, onderworpen
Dit deel komt overeen met 17% van het voordeel van alle aard. Deze 17% moet steeds berekend worden op het voordeel van alle aard. 2.4.
Solidariteitsbijdrage
De solidariteitsbijdrage wordt berekend in functie van de CO2-uitstoot van het voertuig en is verschuldigd in geval van een persoonlijk gebruik door de werknemer van het door de werkgever ter beschikking gesteld voertuig. Deze solidariteitsbijdrage mag op fiscaal vlak worden aangemerkt als een wettelijk verschuldigde sociale last en is bijgevolg niet onderworpen aan de aftrekbeperkingen die van toepassing zijn op 14 autokosten . Voor de berekening van de solidariteitsbijdrage zie hierna. . 13 14
Com.I.B. 66/41 en 195/109-110. V.& A. Kamer 2007-2008, nr. 52-011 van 3 maart 2008, p. 1.609.
7 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
3
BTW
De BTW op de ter beschikkingstelling van bedrijfswagens werd grondig aangepast. Wanneer de werkgever aan zijn bedrijfsleiders of aan zijn personeelsleden een bedrijfswagen voor privédoeleinden of, meer algemeen, voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit van de vennootschap-werkgever ter beschikking stelt, maakt dit in overeenstemming met artikel 19, §1 van het Wetboek van de BTW een dienst uit die principieel aan BTW is onderworpen. Op het niveau van de BTW is de persoon die de heffing ondergaat niet de gebruiker maar wel de belastingplichtige die het voordeel verschaft. De heffing is bijgevolg een vorm van rechtzetting van de BTW aftrek die aanvankelijk werd verricht en waarop teruggekomen wordt omwille van het privé-gebruik. Voor de voertuigen die zowel voor privé- als voor professionele doeleinden gebruikt worden (gemengd gebruik) moet de aftrekbare BTW worden bepaald in functie van het percentage van het beroepsmatige gebruik van de bedrijfswagen. Dit wil zeggen dat indien de werkgever een bedrijfswagen aankoopt, hij de BTW over de aankoopprijs moet beperken in functie van het beroepsmatige gebruik van de bedrijfswagen. Bij leasing moet de aftrek van de BTW over de huurprijs dan weer beperkt worden in functie van het beroepsmatige gebruik van de bedrijfswagen. Volgens de recente beslissing van de BTW administratie nr. E.T. 119.650/3 van 11 december 2012, moet het percentage van de aftrekbare BTW worden bepaald op basis van één van de 3 volgende methodes:
Methode 1: de aftrekbare BTW wordt per vervoermiddel bepaald op basis van de werkelijke beroepskilometers. Deze gaat uit van volgende formule: "% aftrekbaar = [(Totaal aantal km’s - afstand woonwerk
15
x 2 - privé km’s) x 100] / Totaal aantal km’s"
Methode 2: de werkgever maakt gebruik van de volgende formule: "% privé = [(afstand woonwerk x 2 x 200 + 6.000) x 100] / totale afstand"
16
Methode 3: de aftrekbare BTW kan forfaitair worden vastgesteld op 35% .
De werkgever mag methode 1 combineren met methode 2. Dit betekent dat hij per voertuig de keuze mag maken om ofwel methode 1 ofwel methode 2 toe te passen. Deze keuze geldt per (lopend) kalenderjaar. Methode 3 is niet combineerbaar met een andere methode. Zij geldt voor alle wagens en moet worden toegepast voor een periode van minstens drie jaar. Het aftrekbare BTW percentage zoals bepaald volgens één van de hiervoor vernoemde methoden moet worden toegepast op de BTW geheven op alle kosten die verband houden met het ter beschikking gestelde voertuig, o.a.:
de aankoop en de huur van een voertuig
15
Afstand woon-werk = de reële afstand van de woonplaats tot de werkplaats in kilometer. Ingevolge Beslissing E.T. 119.650/4 van 9 september 2013 die van toepassing is vanaf 1 januari 2012. De oorspronkelijke Beslissing E.T. 119.650/3 van 11 december 2012 ging uit van een autopark van minimaal 4 wagens. 16
8 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
de aankoop van brandstof de uitgaven voor herstelling en onderhoud de aankoop van toebehoren
In ieder geval kan de aftrek nooit meer bedragen dan 50%, ook al zou het beroepsmatige gebruik hoger zijn dan 50%.
II
SOCIALE ZEKERHEIDSRECHTELIJKE ASPECTEN
1
Solidariteitsbijdrage gebaseerd op CO2-uitstootgehalte
Op het privégebruik van bedrijfswagen wordt een solidariteitsbijdrage toegepast. De solidariteitsbijdrage wordt berekend op basis van het CO2-uitstootgehalte van de bedrijfswagen. De solidariteitsbijdrage, die minstens 25,10 EUR onderstaande formule:
17
per maand bedraagt, wordt berekend volgens
voor benzinevoertuigen: [(CO2-gehalte x 9,00 EUR) – 768,00 EUR] / 12 voor dieselvoertuigen: [(CO2-gehalte x 9,00 EUR) – 600,00 EUR] / 12 voor LPG-voertuigen: [(CO2-gehalte x 9,00 EUR) – 990,00 EUR] / 12 18 voor voertuigen met elektrische aandrijving: 25,10 EUR/maand
Het bedrag van de solidariteitsbijdrage wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. Voor het jaar 2015, is de indexatiecoëfficiënt gelijk aan 1,2051. Voor het jaar 2016 zal de indexatiecoëfficiënt aan 1,2267 gelijk zijn. Zo is bijvoorbeeld bij een benzinewagen met een CO 2-uitstootgehalte van 150 gr/km een maandelijkse solidariteitsbijdrage van 58,45 EUR verschuldigd als volgt berekend: [(150,00 EUR x 9,00 EUR) – 768,00 EUR] / 12 x 1,2051 (bedrag 2015). Voor voertuigen waarvoor het CO2-uitstootgehalte niet gekend is geldt een CO2-uitstootgehalte van 182 (benzine) of 165 (diesel). Het betreft hier meestal oudere wagens waarvoor destijds geen CO 2-gegevens werden vastgelegd.
17
Bedrag geïndexeerd voor 2015; basisbedrag gelijk aan 20,83 EUR. Wij wensen er op te wijzen dat ingeval van niet-betaling van de CO2 bijdrage de sanctie enorm zwaar kan uitvallen. Immers, naast de toepassing van andere burgerrechtelijke sancties en strafrechtelijke bepalingen, is de werkgever een forfaitaire vergoeding verschuldigd indien het bewezen is dat hij één of meerdere wagens die onderworpen waren aan de solidariteitsbijdrage niet aangegeven heeft, of indien hij één of meerdere foutieve aangiften ingediend heeft met het oog op het omzeilen van de betaling van de bijdrage of een deel ervan. Het bedrag van deze forfaitaire vergoeding is gelijk aan het dubbele van de ontdoken bijdragen. De RSZ heeft evenwel de mogelijkheid om in uitzonderlijke omstandigheden het bedrag van deze forfaitaire vergoeding te verminderen. 18
9 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
2
Voor welke bedrijfswagens?
1De solidariteitsbijdrage is enkel verschuldigd indien de bedrijfswagen ook voor andere dan 1920 beroepsdoeleinden is bestemd . Hieronder worden zowel woon-werkverkeer door de werknemer als zuivere privéverplaatsingen bedoeld. De bedoelde hypothese is deze waarin de werkgever de bedrijfswagen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking stelt van de werknemer. Dit betekent dat ook de terbeschikkingstelling van een wagen door een leasingmaatschappij, die terugbetaald wordt door de werkgever onder het toepassingsgebied van deze bepalingen valt. De bedrijfswagenmoet een voertuig zijn dat behoort tot de zogenaamde categorieën M1 of N1. De categorie M1 omvat de personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen. Tot de categorie N1 behoren de auto’s voor dubbel gebruik ingericht voor het vervoer van goederen, de trekkers en de utilitaire vrachtauto’s met een maximale massa van 3.500 kg. 2In zijn "Instructies" maakt de RSZ een onderscheid tussen gewone voertuigen en utilitaire voertuigen ( wat de fiscus kwalificeert als lichte vrachtwagens). Als de werknemer enkel een utilitair voertuig gebruikt voor zijn woon-werkverkeer (zonder ander privégebruik) is de CO2-solidariteitsbijdrage niet verschuldigd. Bij gewone voertuigen worden de verplaatsingen die de werknemer uitvoert met een gewoon voertuig om zich van zijn woonplaats naar een werkplaats, die niet zijn vaste werkplaats is, te begeven, niet beschouwd als woon-werkverkeer. Een vaste werkplaats voldoet aan de volgende twee voorwaarden:
het gaat om een plaats waar de werknemer effectief prestaties van enige omvang verricht (zijn eigen onderneming, een werf, een klant ...); het voertuig wordt ten minste 40 dagen per jaar gebruikt om zich naar dezelfde plaats te begeven, wat geen opeenvolgende dagen hoeven te zijn. Van zodra men 40 dagen bereikt heeft op één plaats, is de solidariteitsbijdrage verschuldigd voor het hele jaar. Als er geen vaste werkplaats is en geen ander privégebruik van het voertuig, dan is er geen solidariteitsbijdrage verschuldigd. Als er privégebruik is, dan is de solidariteitsbijdrage in elk geval verschuldigd. 3In zijn "Instructies" neemt de RSZ daarentegen een erg strikt standpunt in wat betreft de mogelijkheden voor de werkgever om te bewijzen dat er geen gebruik "anders dan louter professioneel" was.
19
In zijn "Instructies" spreekt de RSZ over "gebruik ander dan louter professioneel". De RSZ verduidelijkt tevens in zijn "Instructies" dat de CO2-bijdrage eveneens verschuldigd is voor het collectief vervoer van werknemers, tenzij mits voldaan is aan bepaalde strikte voorwaarden. 20
10 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com
De RSZ verduidelijkt vervolgens in zijn "Instructies" dat de CO2-bijdrage verschuldigd is voor elke maand waarin het voertuig ter beschikking is gesteld van een werknemer en dit zelfs indien de werknemer het voertuig gedurende een deel van de maand niet gebruikt heeft. Wanneer de werknemer van voertuig verandert in de loop van een maand, zal het meest gebruikte voertuig in rekening gebracht worden. Als de werknemer meerdere bedrijfswagens gebruikt zonder dat het om een vervanging gaat, dan is de bijdrage verschuldigd voor elke gebruikte wagen.
3
En wat als de werknemer betaalt voor het privégebruik van de bedrijfswagen?
De solidariteitsbijdrage zal eveneens verschuldigd zijn, ongeacht of de werknemer zelf al dan niet een financiële bijdrage levert in de financiering of het gebruik van de wagen. Het feit dat de werknemer betaalt voor het gebruik van de wagen, heeft geen effect op het niveau van de sociale zekerheid.
Claeys & Engels www.claeysengels.be
Dit document is bestemd om algemene informatie te geven over de fiscale en sociale zekerheidsrechtelijke aspecten van het behandelde onderwerp. Vanzelfsprekend waken wij over de betrouwbaarheid van deze informatie. Dit document bevat echter geen juridische analyse of advies en kan in geen geval de aansprakelijkheid van Claeys & Engels in het gedrang brengen.
11 van 11
www.claeysengels.be | www.iuslaboris.com