Tijdschrift voor Welzijnswerk
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013
HET CONCEPT ‘EMPOWERENDE ACADEMISCHE WERKPLAATS’ Een innovatieve vorm van samenwerken aan werkzame kennis Tine VAN REGENMORTEL, Koen HERMANS en Roos STEENS1
Wetenschap en praktijk zijn lange tijd gescheiden werelden gebleven. Praktijkmensen zijn niet op de hoogte van onderzoeksresultaten of achten deze weinig bruikbaar. Wetenschappers betreuren dat hun onderzoek niet wordt gebruikt en horen dat de onderzoeksvragen niet relevant zijn of de resultaten open deuren intrappen. Nederland heeft met de introductie van het concept ‘academische werkplaatsen’ ruim tien jaar geleden belangrijke stappen gezet om de kloof tussen wetenschap en praktijk te overbruggen.
Nederlandse invulling van een ‘academische werkplaats’
We staan in dit artikel stil bij de Nederlandse geschiedenis en ervaringen en geven vervolgens een eigen invulling door het concept van academische werkplaatsen te kaderen binnen het empowermentparadigma. We sluiten af met de formulering van een werkdefinitie voor het concept van ‘empowerende academische werkplaats’ en lichten kort toe welke eerste stappen we zetten in Vlaanderen.
Tranzo als koploper
De academische werkplaats is ontstaan als reactie op de kloof die er bestaat tussen wetenschap en praktijk (‘theory practice gap’). Het concept is afkomstig uit Nederland en ontstond bij Tranzo, een onderzoeksinstelling binnen de Tilburg University. Later werd dit opgepikt door ZonMW.
“Science is not (only) an end in itself. Scientific research generates knowledge that can be used to improve service delivery within the healthcare and social work sectors and that can be used to develop a more evidence-based health and social care policy.” (Garretsen et al., 2005:50)2
1 Tine Van Regenmortel is hoofd is van de onderzoeksgroep ‘Armoede, maatschappelijke integratie en migratie’ van het HIVA (KU Leuven), Koen Hermans is projectleider bij LUCAS (KU Leuven) en Roos Steens is verbonden aan Jeugdzorg Emmaüs. Contact:
[email protected]. 2 Garretsen H. et al. (2005), Bridging the gap between science and practice. Do applied academic centres contribute to a solution? A plea for international comparative research, Journal of comparative social welfare, 23 (1), p. 49-59.
36
Tranzo is het wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn van Tilburg University3 en heeft als missie het verbinden van wetenschap en praktijk op het gebied van zorg en welzijn. Hiervoor is de interactie tussen drie partijen van wezenlijk belang: onderzoekers, professionals (zorgverleners en beleidsmedewerkers) en de vraagzijde (burger, patiënt, cliënt). De doelstelling is om samen met de praktijk via interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek kennis op het gebied van zorg en welzijn te verkrijgen, maar ook verder te ontwikkelen en verder uit te wisselen. Tranzo werkt hiervoor structureel samen met instellingen uit het veld die willen fungeren als koploper in hun sector op gebied van innovatie en academisering. Voor deze samenwerking kiezen ze sinds 2000 voor de formule van academische werkplaats, een samenwerkingsvorm die analoog is aan de situatie van academische ziekenhuizen. Deze samenwerking beoogt een brugfunctie tussen wetenschap en praktijk. Tranzo kent momenteel acht academische werkplaatsen (onder meer rond publieke gezondheid, verslaving, geestelijke gezondheidszorg, ouderenbeleid en sociale zorg, leven met een verstandelijke beperking). Binnen deze academische werkplaatsen wordt er met diverse partijen samengewerkt: met hogescholen, landelijke kennisinstellingen, lokale partners, zoals de gemeente, enz. Er is geen vaste format voor de uitbouw en ontwikkeling van een academische werkplaats. Dit geldt tevens voor de omvang en intensiteit van samenwerking met de partners.
Er is geen vaste format voor de uitbouw en ontwikkeling van een academische werkplaats.
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013 Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
Tranzo omschrijft een academische werkplaats als een duurzaam samenwerkingsverband tussen de universiteit en praktijkinstellingen met als doel om te komen tot wetenschappelijke kennisontwikkeling en tot innovatie van het zorgaanbod in de betrokken sector. Het betreft een geformaliseerde, langdurige samenwerking op basis van een gemeenschappelijk overeengekomen langlopend onderzoeksprogramma. Een dergelijk programma omvat innovatieprojecten waarin wetenschappelijke inzichten worden (door)ontwikkeld, toegepast en bijgesteld op basis van evaluatie. Het betreft zowel fundamenteel als toegepast onderzoek. Zowel academisch excellent presteren als werken aan de waarde voor de praktijk maken onderdeel uit van het onderzoeksprogramma. Naast de uitvoering van het onderzoeksprogramma (met mogelijk ook kleinere specifieke onderzoeksprojecten) wordt binnen een academische werkplaats tevens gezamenlijk gewerkt aan de uitbouw van een kennisinfrastructuur binnen de betrokken instellingen. Zodoende krijgt de academisering van de betrokken instellingen vorm. De professionele vaardigheden van medewerkers worden vergroot en evidence based werken wordt beter mogelijk gemaakt. Kennis, ervaringen en initiatieven worden uitgewisseld. Voorbeelden van activiteiten zijn het verrichten van (promotie) onderzoek, afstudeerstages van studenten, het organiseren van symposia en studiedagen en het uitwisselen van sprekers voor lezingen, referaten en gastcolleges, het publiceren van rapporten en wetenschappelijke artikelen, het wederzijds gebruik van databases en bibliotheken en het samenwerken met betrekking tot opleidingen.
3 Jaarverslag 2011 en http://www.tilburguniversity.edu/nl/onderzoek/instituten-en-researchgroepen/tranzo/ academischewerkplaatsen/
37
Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
Binnen de academische werkplaatsen is vaak een centrale rol weggelegd voor ‘science practitioners’, onderzoekers die deels werken in de praktijk en deels werken aan (promotie) onderzoek binnen de universiteit. Het is de bedoeling dat het onderzoek dat zij verrichten, uitmondt in een doctoraal proefschrift en dus voldoet aan de academische standaarden van wetenschappelijk onderzoek en aan de hiermee verbonden outputindicatoren (nationale en internationale publicaties). Aan dit onderzoek kunnen ook eindwerken van studenten worden gekoppeld. Onderzoeksresultaten worden gepresenteerd op studiedagen en vertaald naar vormingsprogramma’s. Omdat onderzoek vorm krijgt in een praktische keten, komt het de implementatie van resultaten ten goede. Beroepskrachten helpen beleidsmakers bij de definiëring van een lokaal probleem, zodat die beter kunnen kiezen. En onderzoekers gaan samen met beroepskrachten na of gebruikte interventies effectief zijn. Zo verbetert de kwaliteit van zorg, door wetenschappelijk onderbouwd handelen in de praktijk. Het centrale doel is dus om vragen vanuit de praktijk (en beleid) te vertalen naar onderzoeksvragen en de resultaten in de praktijk te brengen. Zo kan de gekende kloof tussen wetenschap en praktijk worden gedicht (Garretsen et al, 2005)4. Elke science practitioner vormt als het ware een brug tussen wetenschap en praktijk. Meestal zijn verschillende science practitioners binnen één academische werkplaats actief. Aan een academische werkplaats is veelal ook een leerstoel verbonden voor een bijzonder hoogleraar en er wordt een coördinator voor de academische werkplaats aangesteld.
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013
Het betrekken van de vraagzijde in de academische werkplaats is niet evident. Na ruim 10 jaar werken stelt Tranzo vast dat de kennis van de vraagzijde (gebruikers) binnen brengen in een academische werkplaats, complementair aan de wetenschappelijke en professionele kennis, geen eenvoudige zaak is. Sinds 2011 wordt dit aspect extra in de kijker gezet bij de uitbouw van een academische werkplaats. De brug tussen wetenschap, praktijk én beleid lijkt wel belangrijke voortgang te hebben gemaakt.
Nederlandse verspreiding via ZonMw ZonMw financiert wetenschappelijk onderzoek en innovaties in de sectoren van zorg en welzijn. Het Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Nederlandse Organisatie Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) geven ZonMw de opdracht om programma’s te initiëren rond thema’s zoals het ontwikkelen van bepaalde wetenschapsterreinen, het ontwikkelen en onderzoeken van innovaties in de gezondheidszorg, de coördinatie van grootschalige invoering van bewezen waardevolle innovaties. Allerlei instanties kunnen binnen dit programma kandideren voor subsidies. ZonMw heeft het concept van academische werkplaats opgepikt en verspreid over heel Nederland. Vandaag financiert ZonMw meer dan 20 academische werkplaatsen (AW) ingedeeld in vier programma’s: Publieke Gezondheid, Jeugd en Diversiteit in het Jeugdbeleid en ten slotte PreventieKracht dichtbij huis (thuiszorg).
4 Garretsen H. et al. (2005), Bridging the gap between science and practice. Do applied academic centres contribute to a solution? A plea for international comparative research, Journal of comparative social welfare, 23 (1), p. 49-59.
38
Algemeen: verwetenschappelijken en vermaatschappelijken ZonMw ziet een academische werkplaats als een structureel samenwerkingsverband tussen één of meerdere praktijkinstellingen en een universiteit of hogeschool met als doelen: het versterken en verankeren van de (kennis)infrastructuur in een gelijkwaardige relatie tussen praktijk en wetenschap; het bevorderen van kwalitatief hoogstaand en innovatief wetenschappelijk onderzoek dat tegelijkertijd relevant is voor de praktijk; de borging van kennistransfer en implementatie van onderzoeksresultaten; de verbetering van het ‘evidence based’ handelen bij de praktijkinstelling; en bijdragen aan de kwaliteit van de opleiding voor (aanstaande) professionals en onderzoekers. Ook in de academische werkplaatsen die via ZonMW worden gesubsidieerd gaat het om promotieonderzoek met een doctoraat en wetenschappelijke publicaties als output. Dit element doet het verschillen van louter praktijkgericht onderzoek. ZonMw wijdde in oktober 2012 in hun blad Mediator een special aan academische werkplaatsen, waarbij met verschillende actoren uit diverse academische werkplaatsen werd gepraat over de meerwaarde en over de moeilijkheden ervan5. De redactie stelt hierin dat academische werkplaatsen een dubbel doel hebben: de ‘onderzoeksgevoeligheid’ van praktijkwerkers realiseren en het verbeteren van de praktijkgerichtheid van onderzoekers. Als opbrengsten van de AW noemt men: het beleid krijgt meer richting door een goede onderbouwing van de mogelijke beleidskeuzes; de wetenschap krijgt kansen om de maatschappelijke impact van onderzoek
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013 Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
te vergroten; het onderwijs kan beter aansluiten bij de vereisten van de wetenschap én de behoeften in de praktijk; en de praktijk krijgt betere methodieken en interventies beschikbaar en medewerkers met passende competenties.
Academische werkplaatsen hebben een dubbel doel: de ‘onderzoeksgevoeligheid’ van praktijkwerkers realiseren en het verbeteren van de praktijkgerichtheid van onderzoekers. Naast de verwetenschappelijking van de praktijk gaat het dus ook om de vermaatschappelijking van de wetenschap. Ook afstemming met beleid en opleidingen worden benadrukt. Toekomstige professionals dienen in hun opleiding een onderzoekende houding aan te leren. De ‘Klein maar Fijn projecten’ binnen AW bieden alvast mogelijkheden om studenten in te schakelen en te laten proeven van kwalitatief praktijkgericht onderzoek. Daarnaast dient er samenwerking en samenhang met lokale beleidsinstellingen te ontstaan zodat er ‘strategische allianties’ ontstaan die zorgen voor een kwalitatief betere zorg, preventie en gezondheid, een beter afgestemd beleid en een betere kwaliteit van leven van burgers. De Academische Werkplaatsen Jeugd Het doel van het programma AW Jeugd is het structureel versterken van praktijkgerichte onderzoeksactiviteiten in de jeugdsector. ZonMw financiert momenteel negen verschillende aca-
5 Zie Mediator, Special Academische Werkplaatsen, ZonMw, jaargang 22, special bij nummer 5, oktober 2012, 36 p.
39
Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
demische werkplaatsen die zich inzetten om kennis voor de jeugdsector te ontwikkelen. Hun werk betracht onder andere de aanpak van de Centra voor Jeugd en Gezin te verbeteren, de geïndiceerde jeugdzorg en de ketenzorg. Drie werkplaatsen richten zich specifiek op de diversiteit in het jeugdbeleid en werken aan gelijke kansen voor migrantenkinderen door versterking van de preventieve jeugdsector. De volgende kernelementen staan centraal in hun programma: gestructureerde, regionale samenwerking, primair tussen praktijkorganisaties uit de jeugdsector, in combinatie met een kennisinstituut, universitaire afdeling en/ of een hogeschool; aantoonbare wisselwerking tussen praktijk, beleid, onderzoek en opleidingen; onderzoek op basis van maatschappelijk relevante probleemstellingen, afkomstig vanuit de jeugdprofessionals en andere betrokkenen, passend binnen de genoemde onderwerpen. Het programma biedt via een onderzoeksmatige, wetenschappelijke onderbouwing bruikbare producten en diensten voor de praktijk en het beleid, en het staat in voor de verspreiding, communicatie en bevordering van gebruik van resultaten, afkomstig uit praktijk en onderzoek, via voor praktijkdoelgroepen en beleid en voor onderzoekers relevante kanalen. Per 1 januari 2015 worden de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het volledige aanbod van jeugdzorg. Dit aanbod is vandaag erg versnipperd en kent verschillende aanbieders, van eerstelijnszorg tot gespecialiseerde jeugdgeestelijke gezondheidszorg. Onderzoekstopics die aan bod komen binnen de AW Jeugd zijn onder meer: hoe voeren de gemeenten idealiter de regie? Wat is goede en effectieve zorg en hoe beoordeel je dat? Hoe reken je af? Binnen de AW gaat men de zogenaamde ‘wicked problems’ niet uit de weg. Fundamentele dilemma’s binnen de jeugdzorg zijn onder meer
40
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013
dat men enerzijds moet voorkomen dat er niets ergs gebeurt (ligt erg gevoelig gezien de ernstige incidenten die er waren), terwijl men anderzijds maximaal dient gebruik te maken van de eigen kracht van het gezin. Een ander dilemma heeft te maken met de strikte financiering en bijhorende protocollering, waardoor men strikt binnen de richtlijnen werkt en ieder voor zich, terwijl het aanbieden van de juiste zorg op het juiste moment net flexibiliteit vraagt en ontschotting behoeft tussen organisaties. Nieuwe vormen van werken kunnen worden ontwikkeld en uitgeprobeerd in proeftuinen. Belangrijk hierbij is de wisselwerking tussen praktijk, onderzoek en beleid. Dit vraagt om samenwerking, maar ook om verwondering, nieuwsgierigheid en open staan voor anderen, zo stellen de geïnterviewde medewerkers van de AW. Mensen zijn nodig om deze wisselwerking draaiende te houden, de zogenaamde ‘vliegwielen’. Moeilijkheden en aandachtspunten Bruggen slaan tussen verschillende werelden is niet eenvoudig. Wetenschappers, professionals en beleidsmensen hebben verschillende sporen, uitgangspunten, prikkels en tijdspaden. Wetenschappers moeten scoren met gedegen publicaties en succesvolle promovendi, en denken eerder op langere termijn; beroepskrachten zijn vooral gefocust op de relatie met hun cliënten en het succes van een behandeling en willen na een jaar toch effecten zien; beleidsmakers laten zich vooral in met de ‘waan van de dag’, vragen dus om snelle acties en resultaten. Druk van bovenaf, door beleidsmakers en bestuurders zijn aan de orde. In de AW is er ook veel discussie over de wetenschappelijke methoden. Effectiviteitsonderzoek wordt belangrijk gevonden, maar strak geprotocolleerde, gerandomiseerde experimenten zijn
lastig. Het onderzoeksdesign dient aangepast te worden aan de vraagstelling vanuit de praktijk en het onderzoeksobject. Men pleit voor creatieve onderzoeksprotocollen en het gebruik van ‘mixed methods’. Positief is dat de betere wetenschappelijke tijdschriften steeds meer open staan voor deze nieuwere onderzoeksmethoden.
Effectiviteitsonderzoek wordt belangrijk gevonden, maar strak geprotocolleerde, gerandomiseerde experimenten zijn lastig. Andere opmerkingen die worden gemaakt zijn: AW zouden een meer actieve rol kunnen spelen bij de agendasetting in gemeenten; ‘wicked problems’ (weerbarstig, complex) mogen niet uit de weg gegaan worden binnen de AW, maar kunnen ook niet zomaar worden opgelost; de samenwerking tussen onderzoek, praktijk en beleid mag geen strak keurslijf zijn. Tot slot een centrale vraag die open blijft: wat betekenen vernieuwingen voor de cliënt, de patiënt en de burger? We roepen al snel dat het betere zorg oplevert, maar kunnen we dat ook hard maken? Er zijn voorbeelden waarbij de expertise van de doelgroep wordt opgenomen, maar dit is zekere geen rode draad of eerste prioriteit doorheen het concept van de AW.
Andere initiatieven Naast de AW van Tranzo en de AW die door ZonMw worden gefinancierd, zijn er in
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013 Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
Nederland ook nog andere initiatieven bezig met academische werkplaatsen. Een mooi voorbeeld hiervan is de AW ‘Opvang x Oggz’ onder leiding van hoogleraar Judith Wolf over maatschappelijke opvang (dak- en thuisloosheid)6. Hierin worden de krachten van twintig organisaties van maatschappelijke en vrouwenopvang - verspreid over Nederland - en het universitaire onderzoekscentrum maatschappelijk zorg van de Radboud Universiteit te Nijmegen gebundeld. Deze AW bundelt, vergroot, ontwikkelt en verspreidt gezamenlijk kennis en deskundigheid over in- en uitsluitingsprocessen van kwetsbare mensen en huiselijk geweld, en over effectieve hulp aan deze mensen. Doel is een bijdrage te leveren aan de professionalisering en kwaliteitsverbetering van de maatschappelijke opvang en de openbare geestelijke gezondheidszorg (Oggz.) De AW ondersteunt en faciliteert activiteiten en deelprojecten voor kennisontwikkeling en kwaliteitsverhoging binnen de opvangsector en maakt productieve verbindingen met andere kennisterreinen. De leden van de AW delen hun kennis en ervaring in themagerichte deelprojecten (dossiers). Inzet is het ontwikkelen van ‘communities of practice’. De AW kent de volgende gremia: een stuurgroep (1 x per jaar), werkgroep (4 x per jaar), dagelijks bestuur (min. 4 x per jaar) en een werkgroep Ontwikkeling en Onderzoek (4 à 5 x per jaar). Deze AW heeft ook een website met een open en een besloten deel enkel voor de medewerkers van de participerende organisaties. Interessant is dat gebruikers via een laagdrempelige blog-functie onderling kennis kunnen delen. Verder wordt ook aandacht besteed aan het thema van cliëntwaardering.
6 Zie http://www.werkplaatsoxo.nl.
41
Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
Naar een empowerende academische werkplaats Opvallend in de Nederlandse voorbeelden van AW is dat de gebruikers zelf grotendeels buiten beeld blijven. Bij de uitbouw van de AW in Vlaanderen wensen we nadrukkelijk de gebruikers toe te voegen. Dit sluit aan bij het empowermentparadigma dat we als basiskader hanteren voor deze nieuwe ontwikkeling.
Empowerment en onderzoek7 Empowerment heeft gevolgen voor de zorgpraktijk en het beleid, maar ook onderzoek krijgt een andere inkleuring vanuit het empowermentparadigma. Maatschappelijk kwetsbare doelgroepen komen prioritair aan bod in empowerment onderzoek, net als thema’s die voor hen bijzonder van tel zijn, zoals sociale uitsluiting, discriminatie, segregatie, kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. Centraal in een empowerment-onderzoeksagenda staat het streven naar meer sociale rechtvaardigheid, gelijke kansen en gelijke toegang tot steun- en hulpbronnen opdat iedere burger volwaardig zou kunnen participeren aan de samenleving en een hoge kwaliteit van leven zou kennen. Ook de aard van de onderzoeksvragen en de vorm van onderzoek (methoden) worden beïnvloed door empowerment. Vragen naar beleving, ervaringen, het diepgaand begrijpen van verschijnselen vanuit een insidersperspectief zijn aan de orde. Logischerwijs heeft dit gevolgen voor de onderzoeksmethode.
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013 Centraal in een empowermentonderzoeksagenda staat het streven naar meer sociale rechtvaardigheid, gelijke kansen en gelijke toegang tot steun- en hulpbronnen opdat iedere burger volwaardig zou kunnen participeren aan de samenleving en een hoge kwaliteit van leven zou kennen. Globaal kan gesteld worden dat empowermentonderzoek vanuit haar theoretisch basiskader en waardenoriëntatie een integratie kent van evidence based practice, practice based evidence, experience based evidence en value based evidence. Het omarmt bij deze multidisciplinair en transdisciplinair onderzoek.
Kruisen van drie gelijkwaardige kennisvormen Rode draden bij empowerment zijn versterkend en verbindend werken aan de hand van een gelijkwaardige participatie van alle stakeholders in de samenleving, in beleid, in zorg en in onderzoek, met steeds bijzondere aandacht voor de stem en inbreng van de meest kwetsbare partijen. In het kader van (onderzoek naar) hulpverlening betekent dit dat expliciet stem wordt gegeven aan de professional en aan hun praktijkkennis (veelal impliciete kennis), maar er (niet in het minst) ook gebruik gemaakt wordt van de ervaringskennis die bij cliënten en hun
7 Dit tweede deel is grotendeels gebaseerd op Van Regenmortel T. (2011), Lexicon van empowerment. Marie Kamphuis-lezing 2011, Marie Kamphuis Stichting, Utrecht.
42
omgeving aanwezig is. Empowerment-onderzoek gaat dus uit van drie gelijkwaardige vormen van kennis: wetenschappelijke of theoretische kennis, professionele of praktijkkennis en ervaringskennis. Deze dienen in onderzoek bij elkaar gebracht en met elkaar gekruist te worden. Empowerment heeft in onderzoek prioritaire aandacht voor de zogenaamde ‘silenced voices’: stemmen die dikwijls bij meer klassiek onderzoek (bv. schriftelijke enquête) buiten beeld blijven, zoals daklozen, generatie-armen, mensen met een mentale of psychiatrische beperking, kwetsbare ouderen. Opdat elke betrokken partij op een gelijkwaardige manier invloed zou hebben, zijn aangepaste onderzoekmethoden nodig. Ook specifieke opleidingen en training zijn hierbij een extra aandachtspunt, en dit in het bijzondere voor maatschappelijk kwetsbare groepen.
Participatorische, responsieve en waarderende onderzoeksmethoden Dit alles vraagt om participatorische, responsieve en waarderende methoden. Dialoog en partnerschap zijn aan de orde. Het gaat niet zozeer om onderzoek ‘over’, maar wel om onderzoek ‘samen met’ en - indien mogelijk - ook ‘door’ de betrokkenen. Dat kan bijvoorbeeld via peer research en het inschakelen van ervaringsdeskundigen als co-researchers. Een voorbeeld bij uitstek is ‘responsieve evaluatie’, ontwikkeld door Guba en Lincoln en Robert Stake en in Nederland doorontwikkeld en
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013 Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
verfijnd door Tineke Abma en Guy Widdershoven. Kenmerkend is onder meer dat het onderzoeksdesign zich gaandeweg tijdens het onderzoek verder ontwikkelt en niet a priori vastligt (‘emergent design’). Partijen kunnen mee beslissen over het onderzoeksproces en worden zodoende mede-eigenaar. Het onderzoek gebeurt liefst in de natuurlijke setting (geen kunstmatige laboratoriumsetting). De dataverzameling gebeurt kwalitatief (via participerende observatie, open interviews, focusgroepen…), de analyse is inductief. Belangrijk is dat de sturing van het onderzoeksproces niet in handen is van de onderzoekers, maar gebeurt met de inbreng van en in samenspraak met de verschillende stakeholders die als partners worden gezien. Door het faciliteren van een dialogisch leerproces worden het wederzijdse inzicht en begrip van diverse groepen van belanghebbenden verhoogd. Narratieven of verhalen uitwisselen is een belangrijke methode bij responsieve evaluatie. Zodoende kan een open klimaat ontstaan binnen organisaties en een dialoog plaatsvinden die leidt tot verbeteringen in de praktijk (Abma, 2006)8. “Responsieve evaluatie (…) beoogt na een inventarisatie van zo veel mogelijk stakeholdersissues, een hermeneutische dialoog op gang te brengen tussen stakeholders teneinde het wederzijds begrip te verhogen als voertuig voor praktijkverbetering.” (Abma, 2010: 59)9 Sterk opkomend zowel in Vlaanderen als Nederland is de ‘waarderende onderzoeksbenadering’ (‘Appreciative Inquiry’). Het is een methode om transformaties aan te pakken, zowel op individueel niveau als op team- en groeps-
8 Abma T. (2006), Werken met narratieven. Verhalen en dialoog als methoden voor praktijkverbetering, Tijdschrift voor Management en Organisatie, nr. 3-4 (mei-augustus), p.71-84. 9 Abma T. (2010), Herinneringen en dromen van zeggenschap. Cliëntenparticipatie in de ouderenzorg, Boom Lemma Uitgevers.
43
Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
niveau, zelfs voor een gemeenschap. Centraal in waarderend onderzoek is de focus op sterke punten en positieve krachten. Competenties, talenten en bezieling zijn kernconcepten. Basisidee is: “Je haalt het beste uit de anderen, niet door hen het vuur na aan de schenen te leggen, maar door het vuur in hun binnenste aan te wakkeren.” (Bob Nelson, in: Bouwen & Meeus, 2011: 17)10
‘To prove’ en ‘to improve’ Het ‘benefit’ van empowerment-onderzoek mag er niet enkel voor de wetenschapper zijn. Alle stakeholders en actoren die betrokken en mogelijk beïnvloed kunnen worden door het onderzoek dienen mee te genieten van het onderzoek. Naast opbouw van theoretische kennis dient er ook voor de andere betrokken partijen, zoals professionals en de gebruikers van zorg, een meerwaarde te zijn. Kortweg gesteld: naast het bewijzen (‘to prove’) is ook verbetering (‘to improve’) aan de orde. Zo is verbetering van de kwaliteit van zorg een centraal issue. Belangrijk hierbij is dat de criteria voor kwaliteit van zorg mee bepaald worden door de verschillende stakeholders: beleidsmakers, financiers, managers, professionals, gebruikers van zorg en verwanten… Zo kan de zogenaamde ‘managementbias’ vermeden worden. Theorie- en praktijkgericht onderzoek kunnen bij empowerment-onderzoek evenwel hand in hand gaan, net zoals kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden. Het accent ligt wel op praktijkgericht en kwalitatief onderzoek omdat deze meer kansen bieden op participatie (niet in het minst voor de ‘silenced voices’)
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013
en meer garanties bieden op een indaling van de onderzoeksresultaten in de concrete praktijk, en dus op verbetering van de praktijk. Participatie aan het onderzoek dient idealiter een proces van empowerment bij de betrokkenen in te houden, en te leiden tot meer greep op het eigen leven en de omgeving. De verbetering van een concrete handelingspraktijk of levensomstandigheden van een bepaalde kwetsbare groep in een specifieke context is het doel bij empowerment-onderzoek, eerder dan te komen tot brede veralgemeningen en voorspellingen. Een toepasbare, herkende en erkende kennis staat op de voorgrond, eerder dan een geobjectiveerde, algemeen geldige waarheid.
De onderzoeker als ‘critical friend’ Deze visie en bijpassende methoden vragen een andere rol (en vaardigheden) van de onderzoeker: de onderzoeker is niet ‘de’ expert met de witte schort, geen buitenstaander die zich boven de andere stakeholders stelt, maar één van de betrokkenen die vanuit zijn specifieke expertise, samen met anderen zoekt naar verbetering. De onderzoeker is een facilitator die een wederzijds leerproces op gang brengt. Hij/ zij is ook een Socratische gids die zoekt naar een gemeenschappelijke grond binnen de verschillende belangen en perspectieven van de stakeholders. De onderzoeker gaat uit van ‘meerzijdige partijdigheid’. Hij/zij belicht alle betrokken perspectieven en brengt deze in dialoog. Hierbij heeft hij/zij wel extra aandacht voor en zorg om de stem van de meest kwetsbare stakeholder te expliciteren, i.c. de gebruiker van zorg of de maatschappelijk kwetsbare groep die centraal staat in het onderzoek.
10 Bouwen G. & Meeus G. (2011), Vuur werkt. Met talent toekomst maken, LannooCampus: Leuven.
44
We omschrijven de rol van de onderzoeker in empowerment onderzoek als deze van ‘critical friend’. De onderzoeker als een vriend die vertrouwen schenkt en zichzelf ook een stuk blootgeeft (reciprociteit), maar anderzijds ook spiegels, kaders en ideeën aanreikt die aanzetten tot kritische reflectie en ontwikkeling.
AW als ‘empowerende onderzoeksgemeenschap’ Empowerment-onderzoek houdt in dat we een soort van ‘onderzoeksgemeenschap’ vormen met alle betrokkenen, een ‘partnership practice’ (Marsh, 2007)11. Binnen deze empowerende onderzoeksgemeenschap zijn een aantal principes leidend. We gebruiken hiervoor het kader van ‘Empowerment Evaluation’ van David Fetterman en Abraham Wandersman (2005)12, dat voortbouwt op het theoretisch werk van Zimmerman (2000)13. ‘Empowerment Evaluatie’ garandeert een fundamentele betrokkenheid met de praktijk en doelgroep. Het uitgangspunt is ‘full ownership’, zowel bij de uittekening van het onderzoeksdesign als bij de implementatie en valorisatie van de onderzoeksresultaten. De continue interactie tussen wetenschappelijke kennis, praktijk en ervaringskennis (van de betrokkenen en hun omgeving) is hierbij het instrument (via interviews, focusgroepen, deelname aan gebruikersgroepen, enz.). De volgende tien kernprincipes staan bij Empowerment Evaluatie centraal: verbetering, lokaal eigenaarschap, inclusie, democratische participatie, sociale rechtvaardigheid,
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013 Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
lokale kennis, evidence-based strategieën, capaciteitsopbouw, organisatieleren en verantwoording.
De continue interactie tussen wetenschappelijke kennis, praktijk en ervaringskennis van de betrokkenen en hun omgeving is hierbij het instrument. Dit empowerment-onderzoekskader biedt garanties op volwaardige participatie van alle stakeholders, die als een soort van reflectieve ‘onderzoeksgemeenschap’ opereren en waarbij de onderzoeker de rol heeft van ‘critical friend’ (in tegenstelling tot de afstandelijke expert), die inzichten inbrengt vanuit verschillende disciplines en relevante theoretische kaders. Deze werkwijze bewerkstelligt tevens een open reflexieve cultuur binnen de organisatie waarin continu leren en verbeteren centraal staat en waarbij naast de directie ook de uitvoerende professionals gaandeweg verantwoordelijkheid opnemen om wetenschappelijk onderbouwde inzichten toe te passen in functie van het bewerkstelligen van een hoogstaande kwalitatieve hulpverlening. Dit houdt een zich herhalend, dynamisch en circulair onderzoeksproces in met wederzijdse feedback vanuit praktijk (professionals en betrokken doelgroep of cliënten) en wetenschap die elkaar continu bevruchten. Deze actieve betrokkenheid houdt kansen op empowerment in, niet in het minst voor de betrokken doelgroep of cliënten.
11 Marsh P. (2007), Developing an enquiring social work practice. Practitioners, researchers and users as scientific partners, Marie Kamphuis-Lezing 2007, Marie Kamphuis Stichting, Bohn Stafleu van Loghum: Houten. 12 Fetterman D. & Wandersman A. (ed.) (2005). Empowerment Evaluation. Principles in practice, The Guilford Press: New York/London. 13 Zimmerman M.A. (2000), Empowerment theory: psychological, organizational and community levels of analysis, in Rappaport & Seidman (eds), Handbook of Community Psychology, Kluwer Academic/Plenum Publishers, New York, p.43-63. 45
Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
Werkdefinitie van een empowerende academische werkplaats en toepassing in Jeugdzorg Emmaüs De verschillende elementen leiden voorlopig tot de volgende werkdefinitie: “Een empowerende academische werkplaats is een structureel en langdurig samenwerkingsverband tussen één of meerdere praktijkinstellingen, één of meerdere onderzoeksinstellingen en gebruikers, waarin wetenschappelijk theorie- en actiegericht onderzoek wordt opgezet en uitgevoerd in een coproductie van professionals, gebruikers, onderzoekers en management in functie van het verbeteren van de kwaliteit van de (jeugd)hulp én van het proces van empowerment van de betrokken stakeholders, met bijzondere aandacht voor deze van professionals én van gebruikers.” Deze definitie bevat vier kernelementen: 1. Structureel en langdurig samenwerkingsverband: een academische werkplaats is niet zozeer een fysieke entiteit, maar veeleer een structurele en langdurige samenwerking tussen één of meerdere praktijkinstellingen en onderzoeksinstellingen. Die samenwerking krijgt concreet vorm in het uitwisselen en kruisen van verschillende soorten kennis. 2. Cyclisch en dialogisch onderzoeksproces: net omwille van de dialogische manier van werken ligt het onderzoeksproces niet vooraf vast, maar krijgt elke partij de mogelijkheid om zijn inbreng te doen in dit proces. Dit betekent dat er in dialoog voortdurend wordt gezocht naar het uitkristalliseren van de onderzoeksvragen, de onderzoeksmethoden en het onderzoeksproces.
14 Zie www.academischewerkplaatsJE.be.
46
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013
3. Praktijkverbetering én wetenschappelijke output: het onderzoek heeft een tweeledige functionaliteit. De onderzoeksresultaten worden doorvertaald naar praktijkverbetering, maar dienen tevens een actieve bijdrage te leveren aan het wetenschappelijke bedrijf. Wetenschappelijke publicaties en bij voorkeur ook doctoraten zijn twee vormen van wetenschappelijke output die in een academische werkplaats worden nagestreefd. Hiermee verschillen ze van leerwerkplaatsen, die in Nederland door hogescholen worden uitgezet en die voornamelijk praktijkverbetering nastreven. 4. Participatie van gebruikers: gebruikers en gebruikersorganisaties participeren aan de empowerende academische werkplaats als volwaardige partner naast professionals en het management van de praktijkinstelling(en).
Academische Werkplaats Jeugdzorg Emmaüs: een sui generis HIVA en LUCAS (twee onderzoeksinstellingen van de KU Leuven) ontwikkelen samen met Jeugdzorg Emmaüs een empowerende academische werkplaats14. De AW van Jeugdzorg Emmaüs laat zich enerzijds inspireren door de Nederlandse invulling van het concept AW, maar voegt anderzijds een eigenheid toe, door de AW in te kleuren vanuit het empowermentkader en zodoende specifieke aandacht te hebben voor de participatie van gebruikers (jongeren en hun ouders). Hun ervaringskennis wordt op gelijkwaardige voet geplaatst als de professionele kennis van praktijkwerkers, de wetenschappelijke
kennis van de onderzoekers en de beleidsmatige kennis van het management. Dit impliceert dat het opzet van het onderzoek en van het samenwerkingsverband tussen praktijkinstelling en onderzoeksinstelling aangepast wordt in functie van de participatie van de gebruikers. Het hoeft geen betoog dat dit alles extra tijd en ruimte vraagt van de verschillende stakeholders. Daarnaast worden er overlegkanalen gecreëerd om met alle stakeholders (praktijkwerkers, management, overheid, koepel, voorzieningen binnen Bijzondere Jeugdzorg, opleiders) op een structurele manier in dialoog te gaan over het onderzoeksopzet. Tussentijdse inzichten worden ook teruggekoppeld op zulke dialoogmomenten.
Ervaringskennis wordt op gelijkwaardige voet geplaatst als de professionele kennis van praktijkwerkers, de wetenschappelijke kennis van de onderzoekers en de beleidsmatige kennis van het management. Het driejarig onderzoeksprogramma (2012-2015) dat HIVA en LUCAS binnen deze AW Jeugdzorg Emmaüs uitvoeren, betreft een actieonderzoek naar de werkzame factoren van Intensieve Pedagogische Thuisbegeleiding (IPT). Uit een explorerend literatuuronderzoek blijkt dat IPT in beweging is. Waar de term enkele jaren terug voornamelijk werd beschouwd als verzamelnaam voor verschillende zogenoemde ‘evidence based’ programma’s voor thuisbegeleiding (FFT, DT, VHT, MST, …), zien we dat er de laatste jaren meer en meer wordt verwezen naar IPT als een overkoepelend ‘model’, ‘een soort ‘metamethodiek’. Steeds vaker wordt ook het verband gelegd met Wraparound Care. Op basis van de literatuurstudie is ondertussen een lijst opgemaakt met de werkzame factoren die volgens het beschikbaar onderzoek bijdragen aan de effectiviteit van de
jg. 37 - nr. 333 - Juli 2013 Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
hulpverlening. Deze lijst werd op een denk- en dialoogdag tussen onderzoekers en praktijkwerkers besproken en aangevuld. Centraal in het onderzoek staat hoe dit model wordt toegepast in de praktijk en wat de cliënten hieruit ervaren als helpend. Als opstap werd in het eerste jaar aan alle mobiele en residentiële diensten en werkvormen binnen jeugdzorg Emmaüs Antwerpen en Mechelen gevraagd om hun methodiek te expliciteren en te beschrijven, en dit aan de hand van het model van het Nederlands Jeugdinstituut. De praktijkwerkers gingen zelf aan de slag en konden tijdens dit proces rekenen op ondersteuning en begeleiding van de onderzoekers. Na de afronding van dit proces kreeg elke dienst feedback van de onderzoekers over het geleverde werk. In het eigenlijke onderzoek worden een aantal trajecten intensief opgevolgd via participerende observatie, en worden ouders en kinderen diepgaand mondeling bevraagd. De onderzoeksresultaten worden teruggekoppeld naar drie externe doelgroeporganisaties (Cachet, Popant en het Vlaams Netwerk voor verenigingen waar armen het woord nemen) en naar focusgroepen met professionals uit Jeugdzorg Emmaüs. Steeds wordt gekozen voor het kruisen en wederzijds bevruchten van drie kennisvormen: wetenschappelijke kennis, professionele kennis (ook management) en ervaringskennis. Via het concept van een academische werkplaats wordt gewerkt aan een structurele implementatie en verankering van de onderzoeksresultaten én een structurele inbedding van gebruikers binnen de organisatie Jeugdzorg Emmaüs. Innovatieve pistes in dit verband zijn alvast het aantrekken van een ervaringsdeskundige en de uitbouw van een platform van jongeren die creatief hun ervaringen met jeugdhulp uiten, onder deskundige leiding van een externe expert. Deze jongeren (en ook ouders) krijgen
47
Academische werkplaats
Tijdschrift voor Welzijnswerk
een duidelijke plek op studiedagen of op (beleids)denkdagen van de organisatie. Zo kunnen hun ervaringen en verbetersuggesties worden meegenomen bij de verdere optimalisering van een vraaggerichte (maat)zorg. Het tweeledige doel van een empowerende academische werkplaats is immers dat naast het aanleveren van wetenschappelijke kennis (bijvoorbeeld over effectiviteit van methoden), het onderzoek ook moet bijdragen aan een
48
jg. 37 - nr. 332 - Juni 2013
reële verbetering van de hulpverleningspraktijk. Motto is: ‘to prove and to improve’, met als belangrijke kanttekening dat deze verbetering de kwaliteit van het leven van kwetsbare hulpvragers ten goede komt, hen sterker maakt en verbindt met de omgeving, kortweg bijdraagt tot hun proces van empowerment. Dit betekent dat het perspectief van gebruikers een belangrijke, zo niet ultieme toetssteen is en plaats behoeft in het onderzoek en de AW.