Heft in eigen hand actief en zelfredzaam in Slochteren
gemeente Slochteren 2011-2014
Heft in eigen hand actief en zelfredzaam in Slochteren
Ingestemd door het college van de gemeente Slochteren om voor te leggen aan de gemeenteraad ter vaststelling 9 november 2010
Inhoudsopgave (let op aan het eind aanpassen, klopte ook niet in de concept versie) 1
Woord vooraf .............................................................................................. 4
2 2.1 2.2 2.3
Begrippenkader en de sociale kaart van Slochteren ........................................... 5 Aanleiding .................................................................................................. 5 De begrippen participatie en zelfredzaamheid ................................................... 6 De sociale staat van Slochteren ..................................................................... 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Visie op participatie en zelfredzaamheid .......................................................... 9 Bestuurlijke kaders ....................................................................................... 9 Visie op participatie ................................................................................... 10 Doelstellingen en prioriteiten ....................................................................... 10 Samen met partners ................................................................................... 13
4 Uitvoering geven aan participatie en zelfredzaamheid ...................................... 14 4.1 Economische zelfredzaamheid ..................................................................... 14 4.1.1 Wat willen we bereiken? ....................................................................... 14 4.1.2 Wat doen we al? .................................................................................. 14 Waar kunnen we op in zetten?............................................................................. 15 4.2 Educatieve zelfredzaamheid ......................................................................... 17 4.2.1 Wat willen we bereiken? ....................................................................... 17 4.2.2 Wat doen we al? .................................................................................. 18 4.2.3 Waar kunnen we op in zetten? ............................................................... 18 4.3 Sociale zelfredzaamheid .............................................................................. 19 4.3.1 Wat willen we bereiken? ....................................................................... 19 4.3.2 Wat doen we al? .................................................................................. 19 4.3.3 Waar kunnen we op inzetten? ................................................................ 20 5 5.1 5.2 5.3
Financiën en monitoring .............................................................................. 22 Prioriteren van de activiteiten ...................................................................... 22 Dekking .................................................................................................... 22 Monitoring ................................................................................................ 22
6
Bijlagen .................................................................................................... 23
1
Woord vooraf
De sociale cohesie is sterk in de gemeente, men voelt zich verantwoordelijk voor zichzelf en elkaar. Veel Slochtenaren doen actief mee in de samenleving: ze werken, sporten, recreëren. Sommige mensen slagen er echter niet optimaal in ‘mee te doen’, om het heft in eigen handen te nemen. Daarom zetten we in op zelfredzaamheid op drie niveaus: economisch, educatief en sociaal. Daarmee wil Slochteren de participatie naar een hoger peil brengen. Daarover gaat dit participatiebeleid. Omdat we de mening en bijdrage van de professionals in het veld belangrijk vinden, hebben we het concept-participatiebeleid met hen besproken. De visie en doelstellingen lagen daarbij vast. De uitvoering is voorgelegd aan de mensen en organisaties die ook een belangrijke rol spelen bij participatie. Leveren de voorgestelde activiteiten een goede bijdrage aan het vergroten van de participatie? En welk steentje kan men bijdragen zodat meer mensen mee gaan doen? Het zijn belangrijke vragen die we niet alleen hebben willen en kunnen beantwoorden. De opbrengst van de informatiemiddag is toegevoegd aan het concept-beleid. Het gaat daarbij om nieuwe activiteiten, en in de prioritering van de activiteiten zullen we hun inbreng mee laten wegen. Vanwege de onzekere financiële situatie voor het participatiebudget 2011 knippen we beleid en uitvoering. In deze nota vindt u de kaders en uitgangspunten. Deze worden vastgesteld door de raad. Ook hebben we de activiteiten opgenomen die volgens ons de participatie kunnen vergroten. Maar daarin hebben we nog geen keuzes gemaakt. Dat komt in een separaat uitvoeringsplan, dat door het college zal worden vastgesteld. Zodra de financiële kaders helder zijn, wordt dit plan opgesteld. Per jaar zal dit worden opgesteld, terwijl het beleidsdocument een langere looptijd kent. Namens het college van burgemeester en wethouders, Wethouder Gea Huizing
4
2 2.1
Begrippenkader en de sociale kaart van Slochteren Aanleiding
Iedereen in Slochteren die kan meedoen, doet ook mee. Dat is één van de belangrijkste ambities van de gemeente Slochteren1. Of het lukt om mee te doen, is afhankelijk van leeftijd, belangstelling, capaciteiten en mogelijkheden. Bij kinderen en jongeren speelt school een belangrijke rol in hun leven. Voor volwassen kan dat sport of (vrijwilligers)werk zijn. Werk is voor heel veel mensen de basis voor contacten en betrokkenheid met anderen in de samenleving. Meedoen in de samenleving is makkelijker als je werk hebt, de Nederlandse taal spreekt, sociale contacten hebt, goed opgeleid bent en een eigen inkomen hebt. Dat is niet voor iedereen weggelegd en geen vanzelfsprekendheid. Sociale, maatschappelijke of economische problemen liggen dan op de loer; dat is voor het individu of het gezin waar deze deel van uitmaakt niet goed, maar ook voor de gemeenschap als geheel niet. Niet meedoen kan tot gevolg hebben dat dure zorg of hulpverlening nodig is. Daarom is het bevorderen van participatie een prioriteit van ons beleid. Op 1 januari 2009 is de Wet Participatiebudget van kracht geworden. Deze wet regelt de bundeling van de gemeentelijke middelen voor re-integratie, inburgering en volwasseneducatie in één participatiebudget. Het doel van het Participatiebudget is om het voor gemeenten eenvoudiger te maken om de arbeidsparticipatie en maatschappelijke participatie van burgers te bevorderen. Door de ontschotting is het eenvoudiger om onze inwoners ondersteuning op maat te bieden. Om participatie te realiseren voeren we een algemeen voorwaardenscheppend beleid om mensen gelijke kansen in de samenleving te geven. Voorbeelden hiervan zijn het jeugdbeleid en het minimabeleid; dit is generiek beleid, dat voor ‘iedereen’ in de doelgroep geldt. Hoe beter dit algemeen beleid rekening houdt met de verschillen tussen mensen, hoe groter de kans dat het beleid doel treft. De praktijk leert echter dat algemeen beleid niet met alle verschillen rekening kan houden. Dat betekent dat in het algemene beleid uitzonderingen moeten worden gemaakt of dat er voor sommige mensen specifiek beleid en voorzieningen nodig zijn. Door het beleid integraal op te stellen, ontstaat samenhang die in de uitvoering kansen biedt aan burgers om te participeren. Directe raakvlakken en afstemming zijn er met het jeugdbeleidsplan2, het beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2008-20113, het minimabeleid4 en de beleidsregels Wet investeren in jongeren5. In het Actieplan minimabeleid 2008: Een polsstok om te springen is het participatiebeleid reeds aangekondigd. Met name de sociale zelfredzaamheid waar we in deze nota over spreken, heeft direct raakvlakken met het WMO-beleid. Dit beleid wordt in 2011 opnieuw opgesteld. Daarbij zullen de noties uit het participatiebeleid integraal opgenomen worden.
1
Coalitieakkoord 2010-2014, samen doen, samen verantwoordelijk 2
2
Jong Slochteren doet mee, gemeenteraad mei 2009
3
Meedoen door ontmoeten en verbinden, gemeenteraad september 2008
4
gemeenteraad mei en december 2008
5
college van burgemeester en wethouders april 2010
5
2.2
De begrippen participatie en zelfredzaamheid
Participatie omschrijven we als duurzaam meedoen in de maatschappij. Dat houdt in dat een Slochtenaar maatschappelijk actief is en een bijdrage levert aan de samenleving. De eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Omdat we ons realiseren dat vanwege persoonlijke omstandigheden individuen een steuntje in de rug nodig kunnen hebben, zijn we een vangnet voor diegenen die nog niet duurzaam meedoen aan de samenleving. Onder meedoen verstaan we onder meer het onderhouden van sociale contacten, lidmaatschap van verenigingen, het verrichten van betaald of vrijwilligerswerk, het volgen van scholing of een inburgeringcursus, etc. Kortom, Slochtenaren investeren in zichzelf, komen buiten de deur en doen iets met of voor anderen. Participatie bevordert de zelfredzaamheid van burgers, en zelfredzaamheid bevordert participatie. Zij kunnen financieel op eigen benen staan en weten zich te redden in het maatschappelijk verkeer. Deze visie gaat zowel over mensen die een steuntje in de rug nodig hebben, als over de mensen die zich goed weten te redden. We beschouwen de sociale cohesie in onze dorpen als een groot goed, waar we ons samen met onze inwoners voor inzetten. Belangrijke notie daarbij is dat voor sommige mensen actieve deelname aan het maatschappelijk leven niet belangrijk is. Zij willen niet meedoen. Iemand die economisch zelfredzaam is, en dus werk heeft, hoeft niet persé actief te worden bij een vereniging dorpsbelangen of de culturele commissie. Volgens de toekomstvisie zijn mensen hier vrij in, als zij geen gebruik maken van individuele voorzieningen, waar tegenover een recht een verplichting staat. Voorbeelden hiervan zijn: de Wet Werk en Bijstand, de Werkeloosheidswet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Verplichtingen moeten nagekomen worden. Dit is een verantwoordelijkheid voor zowel de ontvanger als verstrekker van de individuele voorziening. Slochteren zal op gaan treden in situaties dat mensen gebruik maken van individuele voorzieningen en de daarbij behorende verplichtingen niet nakomen of misbruik van maken. Het heft in eigen hand brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Participatie hangt direct samen met zelfredzaamheid. Over sociale zelfredzaamheid: het beheersen van de taal, de weg weten in de samenleving, kunnen lezen en schrijven, met geld kunnen omgaan en sociaal vaardig zijn. Over educatieve zelfredzaamheid: het beschikken over een diploma of een startkwalificatie en zich blijven ontwikkelen; dus geen schooluitval. Door zich te ontwikkelen blijven mensen kansen hebben op de arbeidsmarkt. Daardoor zijn ze ook economisch zelfredzaam, door dat ze in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien door betaalde arbeid of anderszins. De participatieladder geeft de mate aan waarin iemand participeert. Deze ladder gaat uit van de feitelijke activiteiten die iemand onderneemt en of er mogelijkheden zijn om te groeien op de ladder (naar het hoogst haalbare competentieniveau). De ladder is geen normatief instrument. Het is een instrument dat de huidige positie van een burger in de maatschappij bepaalt en diens eventuele ontwikkelingsmogelijkheden. Participatievoorzieningen kunnen vervolgens voor twee doelen worden ingezet: het bewerkstelligen van groei op de participatieladder, of het voorkomen van daling.
6
6. economisch zelfstandig6 5. betaald werk met ondersteuning7 4. onbetaald werk8 3. deelname georganiseerde activiteiten9 2. sociale contacten buiten de deur10 1 geïsoleerd11 Bron: meetlat van participatie, een initiatief van verschillende gemeenten en VNG, 2010 2.3
De sociale staat van Slochteren
De sociale staat van Slochteren geeft een beeld van de huidige stand van zaken èn enkele ontwikkelingen in het sociale domein. Het geeft richting aan onze inzet. In bijlage A zijn de meest relevante gegevens uitgebreider opgenomen, inclusief bron-vermelding. De bevolking is sinds 2003 gestaag toegenomen. Naar verwachting neemt het aantal 65-plussers in de periode van 2008 tot 2020 zelfs met 65% toe. Wat we al wisten wordt nog maar eens bevestigd in de WMO-monitor 2008: in Slochteren is de sociale cohesie groter dan in andere Groninger gemeenten. Mensen hebben meer contacten in de buurt dan de bevolking in de rest van Groningen. In Slochteren wonen relatief minder huishoudens met een lage sociaal-economische status (7%) dan in de provincie (10,8%). Het gemiddeld besteedbaar inkomen van personen ouder dan 14 jaar en met 52 weken inkomen is met €18.200 in 2006 hoger dan het provinciale gemiddelde (€16.900), maar lager dan het landelijk gemiddelde (€18.600). Het aantal uitkeringen arbeidsongeschiktheid was op peildatum 31 december 2008 76 per 1.000 inwoners van 15 tot 65 jaar. Dat is relatief lager dan het provinciale cijfer (81) en iets hoger dan het landelijke cijfer (73). Voor de WW-uitkeringen geldt dezelfde verhouding: Slochteren 17 per 1.000 inwoners, provincie Groningen 20 en landelijk 15. In de bijlage is per maand aangegeven hoeveel WW-uitkeringen het UWV-werkbedrijf verstrekt heeft van januari 2009 tot en met februari 2010. Daarin is een stijging van 13% te onderkennen (9% van januari 2009 tot januari 2010). Wanneer we kijken naar het aantal uitkeringsgerechtigden WWB, dan zien we een daling van 2006 tot 2009 van 35%. Op 1 april 2010 zien we een stijging van 39% ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. De economische crisis is daar de oorzaak van. Van 2008 tot 2020 neemt het aantal alleenwonende ouderen toe, evenals het aantal 65-plussers met een lichamelijke beperking. Opvallend is dat de totale groep van mensen met een lichamelijke of psychische beperking waarschijnlijk afneemt. 75-plussers ontvangen tweederde van alle uren toegekende zorg als het gaat om hulp in de huishouding. Relatief hadden minder mensen de afgelopen jaren contact met de GGZ, ook in vergelijking met de provinciale cijfers. Slochtenaren nemen minder vaak deel aan 6
bijvoorbeeld betaalde arbeid, zelfstandig ondernemerschap, studie (WSF)
7
bijvoorbeeld werk met aanvullende uitkering gemeente of UWV, werk met externe begeleiding
8
bijvoorbeeld werk met behoud van uitkering, stage, vrijwilligerswerk
9
bijvoorbeeld cursus of opleiding, actief verenigingslid
10
bijvoorbeeld bezoeken van buren en vrienden, incidenteel deelnemen aan activiteiten
11
bijvoorbeeld dakloos, alleen internetcontacten
7
zorgtrajecten bij VNN dan inwoners van de provincie. In Slochteren wonen ongeveer 1500 laaggeletterden. Een laaggeletterde is iemand die onvoldoende kan lezen, schrijven of rekenen om effectief te kunnen handelen in persoonlijke of maatschappelijke situaties en in situaties van studie en werk.
8
3 3.1
Visie op participatie en zelfredzaamheid Bestuurlijke kaders
Toekomstvisie Het land van Slochteren 2020 In de toekomstvisie is het streefbeeld omschreven van Slochteren in 2020. Dit streefbeeld zegt ook iets over de gemeenschap, en het participeren daarin: “Slochteren heeft een gezonde samenleving, iedereen heeft gelijke kansen. Iedereen kan meedoen: man en vrouw, jong en oud, hoogopgeleid en laagopgeleid, autochtoon en allochtoon, mensen met en zonder beperkingen. Er zijn geen groepen die in een achterstandsituatie verkeren op het gebied van wonen, werk en onderwijs. Speciale aandacht is er voor kinderen, jongeren en ouderen. Inwoners, maatschappelijk middenveld, bedrijven en de gemeente werken samen aan het Slochteren van de toekomst. Iedereen levert een bijdrage aan het prettig met elkaar wonen, werken en leven in Slochteren. (…) Mensen redden zichzelf of krijgen hulp van hun naaste omgeving, en uiteindelijk is de gemeente het vangnet. (..) Aan het Slochteren van de toekomst leveren alle inwoners – zowel op individuele basis als collectief – hun inbreng. De verschillende partners nemen hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid en zijn daarop aanspreekbaar. (…) In deze visie spreken we met andere woorden iedereen aan op zijn of haar verantwoordelijkheid, omdat wonen in de gemeente Slochteren betekent dat je ook iets doet voor de gemeenschap. Mensen mogen daarbij differentiëren in hoe ze sociaal en maatschappelijk actief willen zijn. Dit kan variëren van boodschappen doen bij de plaatselijke supermarkt tot voorzitter van de sportvereniging of mantelzorger zijn.” Coalitieakkoord 2010-2014, samen doen, samen verantwoordelijk 2 Het coalitieakkoord is gebaseerd op de toekomstvisie. De noties over meedoen en zelfredzaamheid zijn er in uitgewerkt. Enkele passages: “Verantwoordelijkheid We willen een gemeente die dienstbaar is aan de inwoners en aan de samenleving. Slochteren is een gemeente die geen verantwoordelijkheid overneemt, maar uitgaat van de kracht van inwoners, dorpen en maatschappelijke organisaties. De gemeente biedt ruimte en ondersteunt goede initiatieven. De gemeentelijke organisatie stelt zich dienstbaar en dienstverlenend op.” “Meedoen en voorzieningen: voor iedereen Iedereen in onze gemeente die kan meedoen, doet ook mee. Dat is een belangrijke ambitie van dit college. Iedereen in onze gemeente, van jong tot oud, moet zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren. Voor wie daar, zelfstandig of met extra ondersteuning toe in staat is, betekent dat economische zelfstandigheid. Wie vanwege beperkingen niet in staat is om duurzaam in het eigen levensonderhoud te voorzien, bieden we de mogelijkheid zelfstandig en volwaardig te participeren in de lokale samenleving. Dat kan in SW-verband, in een participatiebaan of door vrijwilligerswerk te doen, indien nodig met behoud van uitkering. Omdat wij als
9
gemeente investeren in mensen, kunnen we ook aan werkgevers vragen te investeren door een bijdrage te leveren aan dit participatiebeleid. We zullen werkgevers uitdagen om stageplaatsen en participatiebanen aan te bieden of om mensen met een loonkostensubsidie in dienst te nemen. De bestrijding van laaggeletterdheid is van groot belang om iedereen te kunnen laten participeren aan deze kennissamenleving.” 3.2
Visie op participatie
De basis voor de visie op participatie is gelegd in de toekomstvisie en het coalitieakkoord. We streven er op het gebied van participatie naar dat iedereen meedoet. Participatie in Slochteren betekent dat burgers actief en duurzaam betrokken zijn bij de maatschappij. dat participatie in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid is van de inwoners en hun omgeving zelf. Wanneer dat onvoldoende is om actief en duurzaam mee te doen aan de maatschappij willen we mensen ondersteunen, met als doel om de zelfredzaamheid te bevorderen. dat inwoners primair economisch zelfredzaam zijn, door mee te doen aan de reguliere betaalde arbeidsmarkt. Als dat nog niet in beeld is, streven we ernaar om de inwoners in beweging te krijgen door educatieve of sociale zelfredzaamheid te bevorderen, bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk of het volgen van een opleiding. dat vrijwilligerswerk of sociale participatie zoveel mogelijk plaatsvindt in en ten behoeve van de directe leefomgeving van de inwoner zelf. Dit levert een bijdrage aan de leefbaarheid en sociale samenhang. tegenover het individuele willen, staat namelijk ook een maatschappelijke verwachting; voor wat hoort wat. dat participatie vrijwillig is, tenzij er gebruik wordt gemaakt van een individuele voorziening waar tegenover een recht een verplichting staat, bijvoorbeeld de arbeidsplicht vanuit de WWB. Verder is ondersteuning niet vrijblijvend: : er is sprake van wederkerigheid. inwoners duurzaam in beweging te krijgen door het leveren van maatwerk. Dat wil zeggen dat de persoonlijke omstandigheden van de inwoners en/of de omstandigheden van het huishouden waar deze inwoner deel van uitmaakt, bepalend zijn voor de ondersteuning die vanuit de gemeente wordt geboden.
3.3
Doelstellingen en prioriteiten
Onze doelstellingen vormen het eindpunt in 2020, zodat we nu een koers kunnen uitzetten om daar te komen. Daarom stellen we prioriteiten. Wanneer we over een aantal jaren meer in de buurt komen van het eindpunt, kunnen we prioriteiten herijken en aanscherpen. Doelstellingen In 2020 hebben wij ons streefbeeld bereikt. Dat is ons hoofddoel. Dit komt concreet neer op het volgende: De sociale cohesie in de dorpen is op hetzelfde niveau of mogelijk versterkt. Iedere Slochtenaar is aan het werk, op school of anders actief.
10
Het aantal kinderen met een taalachterstand blijft gelijk of daalt zo mogelijk en het percentage voortijdig schoolverlaters daalt met 40%12 Jongeren13 ontwikkelen zich naar alle drie vormen van zelfredzaamheid. Ouderen doen volop mee aan de samenleving en krijgen waar nodig zorg op maat. Sociaal kwetsbare Slochtenaren, dus ook mensen met een beperking, doen volop mee aan de samenleving. In geval van multiproblem-gezinnen gaat de prioriteit uit naar het kwetsbare kind. Prioritaire doelgroepen Om onze doelstellingen te bereiken, stellen we prioriteiten. Zoals in onze visie verwoord dient men primair economisch zelfredzaam te zijn. Daarna volgt de sociale zelfredzaamheid. Daarmee leggen we de prioriteit bij onze eigen inwoners14 die: 1. niet meedoen of die niet geheel meedoen aan de betaalde arbeidsmarkt. Wij richten ons op duurzame uitstroom uit de uitkering waarbij plaatsing bij reguliere werkgevers vóór additionele arbeid en/of arbeid met ondersteuning gaat. • binnen deze groep leggen we de prioriteit bij de doelgroep jongeren van 18 tot 27 jaar15. En jongeren van 16 of 17 jaar: - die niet meer naar school gaan; - niet meer dan 16 uur per week werken en - hebben voldaan aan de kwalificatieplicht of ervan zijn vrijgesteld • binnen deze groep leggen we eveneens de prioriteit bij de groep mensen die korter dan een jaar een uitkering ontvangen (peildatum 1 september van het voorgaande jaar) • binnen deze groep begeleiden we diegene die, zelf nadrukkelijk aangeeft uit te willen stromen naar de betaalde arbeidsmarkt. • aan mensen binnen deze groep die (tijdelijk) aantoonbaar niet kunnen participeren, verlenen we een (tijdelijke) ontheffing. • met ondersteuning actief zijn op de betaalde arbeidsmarkt, geheel of in deeltijd. • een minimuminkomen èn problematische schulden hebben 2. mensen met een beperking die (meer) willen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer maar daar door hun beperking hinder bij ondervinden. 3. op leeftijd zijn (65+) en in een isolement zitten
Ad Niet meedoen aan de betaalde arbeidsmarkt Hiertoe rekenen we inwoners die afhankelijk zijn van een gemeentelijke uitkering (WWB, Ioaw, Ioaz, WWIK en BBZ), niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, mensen met een uitkering via de Algemene nabestaande wet (ANW), inburgeraars die een beroep doen op de WWB en inwoners met een uitkering van het UWV. Onder sub d. is aangegeven dat mensen die aantoonbaar niet mee kunnen doen, met rust zullen worden gelaten. Dat wil zeggen dat we ze niet meer aan hun jasje zullen trekken en allerlei verplichtingen opleggen, maar het vangnet voor hen zijn. Door met
12
plan van aanpak voortijdig schoolverlaten 2010-2013
13
jongeren van 18 tot en met 27 jaar, de leeftijdsgrens volgens de Wet investeren in Jongeren
14
de wet op het participatiebudget biedt ruimte om ook inwoners uit andere gemeenten een
participatievoorziening aan te bieden. 15
zij mogen ook op school zitten of studeren.
11
enige regelmaat contact te hebben (bijvoorbeeld eens per jaar) blijven we betrokken en weten we wat er speelt. Dus ook of er weer mogelijkheden tot participatie ontstaan. Ad Met ondersteuning meedoen aan de betaalde arbeidsmarkt We willen de overlap en aansluiting tussen de Wet op het Participatiebudget en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) bevorderen, zodat ook deze doelgroep mee kan blijven doen. Ad Minimum inkomen en problematische schulden Minimum inkomens zijn inkomens tot 115 procent van het sociale minimum. Het sociale minimum is het wettelijk bestaansminimum. De hoogte is afhankelijk van de samenstelling van het huishouden. Problematische schulden betekent in een traject van schuldhulpverlening zitten of er op korte termijn aan toe zijn. Ad Persoonlijke omstandigheden Als gemeente willen we de mogelijkheid hebben om specifieke groepen inwoners ondersteuning te geven. Hiervoor gaan we uit van de achtergrondsituatie van deze inwoners of hun huishouden. Door de prioriteit te leggen bij deze specifieke groepen inwoners willen we de aansluiting tussen de Wet op het Participatiebudget en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) versterken. Dit is immers ook een wet die ons de mogelijkheid biedt vorm te geven aan onze visie op participatie. Inwoners die niet tot de bovengenoemde doelgroepen behoren, rekenen we niet tot de primaire doelgroepen. Dat wil niet zeggen dat we daar geen vangnet voor zijn. Het wil wel zeggen dat we deze groep niet actief zullen benaderen maar pas ondersteuning overwegen wanneer zij zichzelf melden en voldoen aan nader te bepalen voorwaarden. De ondersteuning zal conform onze visie, gericht moeten zijn op het duurzaam meedoen aan de betaalde arbeidsmarkt. Redenen om prioriteiten te stellen zijn: de ongewisse toekomst die verband houdt met de economische crisis, waardoor meer mensen naar verwachting een beroep zullen doen op een gemeentelijke uitkering. dat het beschikbare participatiebudget de komende jaren naar verwachting af zal gaan nemen dat we het beschikbare participatiebudget als financieel kader beschouwen. Door de beperkte doelgroepafbakening in de wet zelf, lijkt het budget een open-eind regeling te worden. We staan duurzame participatie voor, en daarmee duurzame uitstroom. Daarom hanteren we de volgende regels: a. klanten die geen belemmeringen kennen om toe te treden tot de arbeidsmarkt zijn verplicht om zo snel mogelijk algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Vanuit de geaccepteerde arbeid kunnen deze mensen vervolgens proberen door te stromen naar gewenste arbeid. b. klanten waarbij wel belemmeringen aanwezig zijn om uit te stromen naar de arbeidsmarkt vanwege een slechte of een beperkte vooropleiding en/of werkervaring worden geholpen. c. ondersteuning vanuit de gemeente is niet vrijblijvend; de klant moet zich aan gemaakte afspraken houden. Er is sprake van wederkerigheid.
12
3.4
Samen met partners
Als regisseur van het participatiebeleid willen we een helder en eenduidig kader bieden voor onze ketenpartners op het gebied van participatie en zelfredzaamheid. Te denken valt dan aan bijvoorbeeld het Bedrijf voor Werk en Reintegratie, UWV-werkbedrijf (fusie CWI en UWV) en welzijnsinstellingen bij de onderste treden van de participatieladder. Als gemeente nemen wij de verantwoordelijkheid onze ketenpartners bij elkaar te brengen. Van de partners verwachten we dat zij, rekening houdend met hun positie binnen de participatieketen, de inwoner of klant centraal zetten. Samenwerking in de keten is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Om vorm te geven aan de doorlopende participatielijn is goed zicht op de ketenpartners rondom het participatiebeleid noodzakelijk. We vinden het belangrijk dat de participatieladder daar een leidende rol in krijgt. Afhankelijk van de intake (aan de kop van het proces) worden de benodigde participatievoorzieningen ingezet. Hierbij zijn diverse partners actief, zoals het BWR, UWV-werkbedrijf, ROC en welzijnsinstellingen. Economische zelfredzaamheid veronderstelt in veel gevallen een betaalde arbeidsplaats. We verwachten daarom ook iets van de werkgevers en ondernemers in onze gemeente. Niet alleen gaat voor hen het adagium van de eigen verantwoordelijkheid op. Ook verwachten we van hen een bijdrage aan de gemeenschap, in zowel betrokkenheid als de uitvoering. Werkgevers bieden bij uitstek het platform om educatieve zelfredzaamheid ‘te testen’. Bijvoorbeeld in de vorm van stage of door mensen met een loonkostensubsidie in dienst nemen zodat deze (weer) op eigen benen leren staan. Ze kunnen ook een bijdrage leveren aan de sociale zelfredzaamheid van inwoners. We dagen ondernemers hiertoe uit. Samen staan we immers sterk.
13
4
Uitvoering geven aan participatie en zelfredzaamheid
Het merendeel van de inwoners van Slochteren kan zich prima redden wanneer we spreken over de verschillende vormen van participatie. De sociale cohesie, ons noaberschap, is een groot goed. Mensen kunnen zichzelf redden of zijn bereid elkaar te helpen wanneer dat zelf even niet kan of wil. In paragraaf 2.2 zijn drie vormen van zelfredzaamheid onderscheiden: economische zelfredzaamheid: mensen voorzien in hun eigen onderhoud, bijvoorbeeld door een betaalde baan. educatieve zelfredzaamheid: mensen beschikken over een startkwalificatie en blijven zich ontwikkelen, zodat ze kansen houden op de arbeidsmarkt sociale zelfredzaamheid: mensen beheersen de taal, weten de weg in de samenleving, kunnen lezen en schrijven, kunnen met geld om gaan en zijn sociaal vaardig. De relatie met de participatieladder is dat groei of voorkomen van daling op deze ladder afhangt van de mate waarin iemand zelfredzaam is. Waarbij sociale zelfredzaamheid de basis vormt. Wanneer die niet goed op orde is, wordt het een hels karwei de economische of educatieve zelfredzaamheid te vergroten. Maatwerk betekent dat de aanpak er op is gericht dat van iedere klant zijn of haar belemmeringen helder zijn, dat er in gezamenlijkheid een trajectplan is opgesteld en de positionering op de participatieladder duidelijk is. Door de verbinding te leggen tussen maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie kan maatwerk geleverd worden aan mensen die aantoonbaar niet kunnen participeren. Periodiek hebben we een gesprek om te beoordelen of de mogelijkheden zijn veranderd en persoonlijke groei of ontwikkeling mogelijk is. In de navolgende paragrafen wordt per vorm van zelfredzaamheid aangegeven wat we willen bereiken. Vervolgens geven we een aantal succesvolle voorbeelden van wat we al doen aan het bevorderen van participatie. In bijlage B is een uitgebreider, niet-uitputtend overzicht opgenomen van wat we nog meer doen. Als laatste geven we aan waar we op kunnen inzetten: de activiteiten. Dit zijn activiteiten die bij kunnen dragen aan de participatie. NB. Dit betekent niet dat wij al deze activiteiten ook uit moeten of kunnen voeren. De uitwerking van de, door het college, gekozen activiteiten zal worden opgenomen in een separaat uitvoeringsplan, waarvan een voorbeeld is opgenomen in bijlage C. Het is als het ware het keuzemenu, waar per jaarschijf een keuze uit gemaakt kan worden. Hierdoor kunnen we adequaat inspelen op veranderende omstandigheden. De realisatie van de activiteiten nemen we samen met inwoners, maatschappelijk middenveld, ketenpartners en werkgevers ter hand. 4.1
Economische zelfredzaamheid
4.1.1 Wat willen we bereiken? Iedere Slochtenaar is aan het werk, op school of anders actief. Jongeren ontwikkelen hun economische zelfredzaamheid 4.1.2 Wat doen we al? Als het gaat om het aspect werk wordt er zeer intensief met ketenpartner UWV samengewerkt. Ook de onlangs vormgegeven samenwerking sociale zaken Slochteren
14
en Werk en Inkomen Hoogezand-Sappemeer geeft de nodige toevoegingen waardoor er grotere en intensievere trajecten kunnen worden aangepakt (participatiebudget, jeugdwerkeloosheid). Deze samenwerking zorgt kortom voor een gezamenlijke doelgerichte aanpak Stichting Baanvak, onderdeel van de BWR, is succesvol als het gaat om coaching en begeleiding van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Voor de reïntegratie van mensen op de arbeidsmarkt functioneert er voor de gemeente Slochteren binnen de ketensamenwerking een werkgeversteam. Dit team onderhoudt de contacten met werkgevers in het gebied Slochteren - Hoogezand Sappemeer. Het team is actief en benadert werkgevers actief. Gevolg hiervan is dat veel werkgevers dit team inmiddels weten te bereiken, daar vacatures neerleggen en vanwege de crisis met dit team overleg plegen over onder meer deeltijd-WW. Het team haalt goede resultaten en staat bij een laatstgehouden benchmark aan de top in het Noorden. 4.1.3 Waar kunnen we op in zetten? Werken met behoud van uitkering
De huidige systematiek is gericht op plaatsing van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in een re-integratie dan wel een participatiebaan. Gebleken is dat met name het instrument participatiebaan onvoldoende resultaat heeft opgeleverd. Mensen bleven 3 jaar in een dergelijke baan om vervolgens nadat verlenging niet meer mogelijk was via de WW weer in te stromen in de WWB. De kosten van een participatiebaan bedragen ongeveer € 20.000. De kosten van een WWB uitkering bedragen gemiddeld € 13.000. Wanneer Slochteren over gaat op een systeem van werken met behoud van uitkering dan zou het voordelig verschil ingezet kunnen worden voor bijvoorbeeld de educatieve ontwikkeling van de inwoner, de kosten van coaching en begeleiding en zelfs voor premies wanneer mensen actief meedoen. Wanneer de systematiek intake en diagnostiek is vormgegeven, kan gestart worden met het werken met behoud van uitkering. Daaruit vloeit een trajectplan voort waarin de persoonlijke vraag en mogelijkheid voor ontwikkeling is beschreven. Naar de toekomst toe zou het aspect loonwaarde hier ook aan toegevoegd moeten worden. De loonwaarde is van belang voor het plaatsen van mensen bij werkgevers. De werkgever betaalt dan een vergoeding die overeen komt met de loonwaarde en de gemeente vult het loon aan tot het niveau van de uitkering. Dit maakt het mogelijk om het huidige systeem van loonkostensubsidies te verbijzonderen en passend te maken bij diezelfde loonwaarde en dus overeenkomend met het trajectplan c.q. de vraag van de klant. Bij dit alles past dat mensen met behoud van uitkering gaan participeren (sociale participatie, maatschappelijke participatie, activering, werk etc.). Om de armoedeval te vermijden, maar ook om duidelijke financiële motivatoren aan mensen te geven, is het aan te bevelen een premiestelsel te introduceren. Daardoor vormt een dergelijk systeem een goede vervanger van het eerder genoemde instrument participatiebaan. De wet STAP voorziet hier in en maakt werken met behoud van uitkering,
15
Vrijwilligerswerk
Voortzetting schuldhulpverlening minimabeleid en werkgeversteam,
Informatie en communicatie minimabeleid en schuldhulpverlening
Werkgevers en participatie
16
gedurende een periode van maximaal 48 maanden, mogelijk. Samengevat is het aan te bevelen te stoppen met het instrument participatiebaan en hiervoor in de plaats te gaan werken met de systematiek activering- en participatieplaatsen. Verder is het van belang dat er gewerkt gaat worden aan de intake en diagnostiek in combinatie met loonwaardebepaling. De gemeente fungeert als coördinatiepunt voor het vrijwilligerswerk. Bedoeling is dat ook WWB klanten via het steunpunt aan de slag gaan door vrijwilligerswerk. Dit gebeurt in samenwerking met het BWR. Hierbij zal ook aandacht geschonken kunnen worden aan de mensen met een beperking. De voortzetting van extra middelen voor het minimabeleid en schuldhulpverlening is wenselijk omdat er steeds meer mensen schulden hebben of in de gevarenzone raken. Het extra ondersteunen en blijvend toevoegen van extra middelen is daarom gewenst. Als gemeente nemen wij deel aan het werkgeversteam. In de voorgaande paragraaf is dit beschreven. Voorzetting ervan is voor het jaar 2011 gewenst, temeer omdat de extra aandacht om mensen naar de arbeidsmarkt toe te geleiden nu nog meer dan anders noodzakelijk is16. Mensen komen meer en meer in financiële problemen. Rekeningen kunnen niet meer betaald worden en ook de schuldenlast neemt onverantwoord toe. De gemeente Slochteren kent een minimabeleid waar mensen een beroep op kunnen doen. Probleem blijkt echter te zijn dat mensen vanuit schaamte of onwetendheid hier geen beroep op doen. Wij zorgen voor informatie en communicatie. Verder gaan wij tijdens een intermediairbijeenkomst voor het maatschappelijk middenveld (kerken, verenigingen en organisaties etc.) informeren over mogelijkheden en middelen. Daarbij vragen wij hen of zij mensen door willen verwijzen naar de frontoffice van de gemeente waar er een tweewekelijks spreekuur is van de kredietbank Groningen. Vandaar uit kan overigens ook verdere verwijzing volgen. Rond het thema participatie willen we door samen met onze ketenpartners een bijeenkomst organiseren voor onze werkgevers. Daarbij brengen we de verbinding aan met maatschappelijk verantwoord ondernemen. De verantwoordelijkheid voor beide onderwerpen laten we nadrukkelijk bij de ondernemers. Dit laat onverlet dat het belang van (maatschappelijke) stages en dergelijke voor bijvoorbeeld reïntegratie nadrukkelijk onder de aandacht worden gebracht. Wij gaan onderzoeken op welke wijze en onder welke voorwaarden wij in geval van aanbestedingen met werkgevers
Voortzetting is mede afhankelijk van het UWV, die een deel financieren.
16
Benutting infrastructuren
Arbeidsmarkt
Aandacht voor de kleine zelfstandige
Gemeente als werkgever
4.2
de eis op kunnen nemen dat er leerwerkplekken voor mensen zonder werk worden gecreëerd. Dit onder verwijzing naar onze gemeentelijke participatiegedachte We maken gebruik van de infrastructuur, kennis en deskundigheid van de BWR en zetten deze in om mensen die in een zgn. rusttraject dreigen te geraken te begeleiden naar datgene wat qua trajectplan mogelijk, wenselijk, passend en haalbaar is. Kennis en zicht op de arbeidsmarkt rondom ons heen is een voorwaarde om participatie te vergroten. Een notitie arbeidsmarkt biedt een helder en eenduidig kader om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen en te versterken. Wij hebben het hier nadrukkelijk over “om ons heen”, want de arbeidsmarkt houdt zich niet aan gemeentegrenzen. We zoeken daarom de verbinding met de om ons heen liggende gemeenten en met name met onze samenwerkingsgemeente Hoogezand Sappemeer. Uiteraard betrekken wij de lokale partners hierbij (UWV, KvK, Middenstand, BWR, etc.). We bieden ondernemers ruimte om te ondernemen. Ondernemerschap zorgt voor werkgelegenheid, maar brengt ook levendigheid en ontmoeting in de dorpen met zich mee. De economische crisis zorgt er onder meer voor dat de kleine ondernemer het moeilijk heeft. Uit onderzoek is gebleken dat de armoedeproblematiek bij de groep kleine zelfstandigen in MKB en onder ZZP-ers toeneemt. Wij willen aandacht aan deze groep besteden door hen te informeren over de voor hen geldende specifieke mogelijkheden, zoals het minimabeleid en Bijstandsbesluit Zelfstandigen (BBZ). Samen met de Kamer van Koophandel geven wij deze ondersteuning vorm. De gemeente kan in haar rol als werkgever mensen begeleiden en ondersteunen die leer- en werkervaring moeten opdoen. Daarom geven wij als werkgever het goede voorbeeld en stimuleren en organiseren wij werkervaringsplaatsen en activeringsplekken.
Educatieve zelfredzaamheid
4.2.1 Wat willen we bereiken? Iedere Slochtenaar is aan het werk, op school of anders actief. Het aantal kinderen met een taalachterstand blijft gelijk of daalt zo mogelijk Het percentage voortijdig schoolverlaters daalt met 40% (landelijke doelstelling)17 Alle jongeren zijn in het bezit van een startkwalificatie (toekomstvisie) Jongeren ontwikkelen hun educatieve zelfredzaamheid
17
plan van aanpak voortijdig schoolverlaten 2010-2013
17
4.2.2 Wat doen we al? We werken samen met ketenpartner UWV-werkbedrijf, ook op het terrein van educatie (zie onder economische zelfredzaamheid). We geven uitvoering aan het project “Schoolfirst”. Doelstelling van deze werkwijze is om voortijdig schoolverlaters zo snel mogelijk in beeld te krijgen en terug te begeleiden naar school en/of werk, al dan niet via een ondersteunend traject. Hiervoor zijn structureel extra uren beschikbaar gesteld. Er is in 2009 een “Regionaal actieplan jeugdwerkloosheid Groningen” vastgesteld. Dit is een plan waarin onder meer gemeenten, provincie, het UWV Werkbedrijf, Regionale Opleidingscentra (MBO), Hanzehogeschool, vakbond en MKB noord een aantal gezamenlijke doelen en acties hebben geformuleerd ten behoeve van het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Ambitie van dit plan is om zoveel mogelijk “plekken” voor jongeren te creëren. Bij voorkeur werkplekken, maar ook zal ingezet worden op werk- en leerplekken, traineebanen en stageplekken. Streven is jongeren zo goed mogelijk te kwalificeren voor de arbeidsmarkt. Begin 2011 zal het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Slochteren starten. Binnen dit CJG zal het (grotendeels bestaande) hulpaanbod toegankelijker worden voor ouders en zal er meer afstemming plaats gaan vinden in de samenwerking. Ook is binnen het CJG een vangnet in de vorm van een zorgnetwerk 12- (voorheen zorgadviesteam (zat)) en 12+ (voorheen ZAT). Er is een verwijsindex waar zorgen over kinderen door verschillende partijen gemeld kunnen worden, opdat hulpverlening tijdig ingezet kan worden. De gemeente heeft in het gebiedsprogramma Sociaal beleid 2009-2010 het project ‘Hoe bereiken we laaggeletterden?’ opgenomen. Hiervoor is een onderzoek en een aanvalsplan opgesteld, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen HoogezandSappemeer en Slochteren. Om meer zicht te krijgen op de doelgroep in onze gemeente en het bereiken daarvan is CMO Groningen gevraagd een aanvullend onderzoek te doen. Dit onderzoek heeft zijn weerslag gekregen in de nota; Blij dat ik Schrijf, Laaggeletterdheid in de gemeente Slochteren (augustus 2010). Op basis van de aanbevelingen in deze nota gaan we verder met CMO voor het vervolgtraject. Ook worden diverse trajecten aangeboden door het Noorderpoort. We hebben met VVE voorzieningen en vertegenwoordigers van het primair onderwijs en voortgezet onderwijs regelmatig overleg onder meer over het realiseren van een doorgaande leerlijn van voorschoolse voorzieningen naar het primair onderwijs en naar het VMBO. Dit om schooluitval te voorkomen. 4.2.3 Waar kunnen we op in zetten? Investeer in scholing
De Nederlandse economie ontwikkelt zich tot een zogenaamde kenniseconomie. Dit betekent dat de productiefactor kennis centraal komt te staan. Traditionele productiefactoren als arbeid komen op een tweede plek te staan. Binnen de kaders van participatie is het duidelijk dat mensen zonder voldoende kennis sneller buitengesloten raken. Het is daarom belangrijk dat er voortdurend geïnvesteerd gaat worden in kennis.
18
In situaties van intake en diagnostiek in een uitkeringssituatie wordt nagegaan of het aspect kennis nog wel voldoende is. Is dit niet het geval, dan wordt hierin geïnvesteerd om te voorkomen dat mensen niet meer mee kunnen doen. Via het werkgeversteam ondersteunen we de werkgevers hierbij (te denken valt aan de erkenning van competenties (EVC’s), subsidies voor scholing etc). NB. In het regionaal actieplan jeugdwerkloosheid staan acties gericht op de jeugd. Extra aandacht Laaggeletterdheid is één van de belemmeringen om niet hoog op de voor participatieladder terecht te komen. Wie niet sterk is in taal heeft laaggeletterdheid vaak ook moeite om mee te komen in de maatschappij. Op basis van de aanbevelingen in het rapport van CMO gaan we verder met het vervolgtraject. Investeer in BBL Een BBL-opleiding is een beroepsopleiding in de vorm van werkend plekken (beroeps leren. De leerling-werknemer werkt vier dagen per week in een begeleidende bedrijf of instelling en gaat in het algemeen één dag (of twee leerweg) avonden) per week naar school. Beide manieren van leren, dus de praktijk in het bedrijf en de theorie op het ROC, vullen elkaar aan en vormen samen de beroepsopleiding.De leerling werknemer kan ook een volwassene zijn. Er zijn op dit moment nog te weinig bedrijven die dergelijke plekken aanbieden. Een BBL plek vergt veel begeleiding van de werkgever en er staat weinig subsidie tegenover. We kunnen hier als gemeente meer in betekenen door: a) bedrijven te informeren, b) extra financiering beschikbaar te stellen of c) binnen onze eigen organisatie meer BBL plekken ter beschikking stellen. Computercursussen Senioren meer vertrouwd maken met computers in de strijd tegen voor ouderen isolement en eenzaamheid. Door computercursussen kun je senioren inspireren om bijvoorbeeld meer gebruik te maken van internet. Achterliggende gedachte is dat ouderen door internet meer sociale contacten onderhouden en daardoor minder snel eenzaam worden. Ook kan domotica juist voor deze doelgroep worden ingezet. De groep senioren die we willen bereiken heeft doorgaans geen affiniteit met of zelfs weerstand tegen het gebruik van internet. 4.3
Sociale zelfredzaamheid
4.3.1 Wat willen we bereiken? Het vasthouden of mogelijk versterken van de sociale cohesie in de dorpen. Iedere Slochtenaar is aan het werk, op school of anders actief. Ouderen doen volop mee aan de samenleving en krijgen waar nodig zorg op maat Naar sociaal kwetsbare Slochtenaren, dus ook mensen met een beperking, wordt omgezien. In geval van multiproblem-gezinnen gaat de prioriteit uit naar het kwetsbare kind. 4.3.2 Wat doen we al? Veel van wat we al doen is beschreven in het Wmo beleidsplan en in het jeugdbeleid. Enkele relevante onderdelen worden hier genoemd.
19
We hebben een loket welzijn en zorg. Klanten kunnen met al hun vragen bij dit loket terecht en worden indien nodig doorverwezen. We verstrekken voorzieningen aan mensen met een beperking die bijdragen aan participatie (o.a. vervoersvoorzieningen, rolstoel). Voor de schuldhulpverlening kennen we vanuit de gemeentelijke kredietbank spreekuren, waardoor dichtbij en voor de klant gewerkt kan worden . . Een belangrijke stap naar het integraal benaderen van de Slochtenaar is gezet door te werken met een zogenaamd OGGZ netwerk zorgcoördinatie-groep. Dit is een multidisciplinair zorgoverleg waarin de zorg aan multiproblemsituaties die vanuit diverse disciplines en organisaties komen worden besproken en afgestemd. Senioren worden benaderd door seniorenvoorlichters en ouderenadviseurs. Ze ondersteunen de ouderen in het zoeken naar hun mogelijkheden. Verder is een klussendienst actief in Slochteren en wordt er door een coördinator met succes aandacht geschonken aan de belangrijke functie die mantelzorgers binnen de gemeente Slochteren vervullen. Het Wmo stimuleringsbudget biedt mogelijkheid voor de organisatie van activiteiten of projecten die de deelname van kwetsbare doelgroepen aan de samenleving vergroten. De gebouwen en voorzieningen, zoals bushaltes, zijn voor een ieder toegankelijk. In het kader van recreatie en toerisme worden oplaadpunten gerealiseerd opdat de minder mobiele mensen hun voertuigen op kunnen laden. Aan de sociale zelfredzaamheid leveren ook de onderwijsbegeleiding en het CJG een bijdrage (zie paragraaf 4.2.2) Het Noorderpoort biedt taalcoaches aan voor de inburgeraars. Er is een subsidierelatie met Humanitas voor de sociaal maatschappelijke begeleiding van deze doelgroep. We zien een verschuiving binnen de inburgering van inburgeraars vanuit de WWB naar buiten de WWB (vrijwillige inburgeraars). Nieuw is inburgering op de werkvloer. 4.3.3 Waar kunnen we op inzetten? Jeugd en alcohol
Sociale cohesie in de dorpsvisie
De jeugd gebruikt steeds jonger, steeds vaker en steeds meer alcohol en drugs. Preventieve activiteiten zetten we samen met partners op, zoals jeugdhonken, onderwijs, dorpsverenigingen, horeca- en sportgelegenheden, politie, GGD en VNN. Er is aandacht voor drie sporen: communicatie, regelgeving en beleid en handhaving. Het in stand houden van de sociale cohesie is primair de verantwoordelijkheid van onze inwoners. Belangrijkste vraag is wat de inwoners zelf nodig denken te hebben voor het vasthouden en verder vormgeven van de sociale cohesie. Onderwerpen die aan de orde daarbij kunnen komen zijn veiligheid, leefbaarheid, voorzieningen, activiteiten, wat ze doen voor mensen met een beperking, etc. Dat kan zijn beslag krijgen in een dorpsvisie. Als gemeente beschouwen wij
20
Flexibel zorgbudget
Buddy voor de nietwesterse allochtoon
Deskundigheidsbevordering verenigingsleven
onszelf als partner bij het opstellen van deze visies. Ouderen en mensen met een beperking willen zo lang mogelijk onafhankelijk zijn en zelfstandig blijven wonen. Dit vraagt om een flexibele inzet van middelen. Onderzocht kan worden wat hier de mogelijkheden voor zijn. 18,55% van het WWB-bestand zijn mensen die afkomstig zijn uit werelddelen buiten Europa. Deze mensen komen in Slochteren wonen. De problematiek van deze mensen is groot. Vooral het niet spreken en kunnen lezen en schrijven van de Nederlandse taal zorgt ervoor dat de afstand tot de samenleving groot is. Om onze doelen te realiseren is extra inzet nodig in de vorm van persoonlijke buddy’s, die de niet-westerse allochtoon op weg kan helpen. Noaberschap kan mensen weer mee laten doen. Verenigingen kunnen daarin een belangrijke ondersteunende rol spelen. Maar hoe doe je dat? Hoe benader je mensen op een zorgvuldige wijze? Wat zeg je wel en wat nu juist niet? Wat is mijn rol en waar begint die van de professional? Wie kan binnen het totale krachtenveld wanneer en waarvoor ingezet worden? Hoe verwijs je mensen? Wat is er allemaal mogelijk? Binnen dit project wordt nagegaan of verenigingen dorpsbelangen of mogelijk andere organisaties behoefte hebben aan dergelijk kennis om ‘mensen (ook de mensen met een beperking) er bij te trekken’. Is dat het geval, dan zullen wij de verenigingen faciliteren in hun deskundigheidsbevordering.
Werkgroep sociale activering
Via huisbezoeken worden bewoners geactiveerd en gericht toegeleid naar activiteiten of clubs. Dit heeft tevens een signalerende werking.
Cursus Glans en Grip
In de afgelopen jaren is het steeds duidelijker geworden dat gezond en gelukkig ouder worden voor een deel afhangt van de mate waarin een individu in staat is zijn welbevinden te reguleren en te managen. Er was weinig aandacht voor de manieren waarop ouderen dit concreet kunnen doen. Het UMCG en de RUG hebben in nauwe samenwerking met ouderen, vrijwilligers en professionals uit de welzijnssector, de GRIP- en GLANS-cursussen ontwikkeld en geëvalueerd. Deze cursussen richten zich op het verbeteren van de zelfmanagementvaardigheden en het welbevinden van ouderen.
Buddy/maatje voor mensen met een beperking en voor kinderen uit multiproblem gezinnen
Voor mensen met een beperking is het lastig om te participeren omdat ze vaak fysiek hulp nodig hebben of omdat ze vanwege een verstandelijke of psychische beperking niet goed in staat zijn om het alleen te doen. Een buddy /maatje zou in sommige situaties een uitkomst kunnen bieden.
21
5 5.1
Financiën en monitoring Prioriteren van de activiteiten
In dit concept-beleidsplan is aangegeven wat we willen bereiken en wat we gaan doen. Samen met de professionals willen we nagaan aan welke activiteiten de meeste behoefte is of welke in hun optiek het meeste bijdragen aan ‘het meedoen’. Daarom is nog niet per jaar aangegeven wanneer de activiteiten zullen worden uitgevoerd. Pas na overleg met de professionals zal het college een keuze maken en deze voorleggen aan de raad. De financiële ruimte bepaalt daarbij de uitvoeringsmogelijkheden. 5.2
Dekking
De financiële ruimte wordt gevonden in verschillende bestaande budgetten, waaronder het participatiebudget en het WMO-budget. Aan het besteden van het participatiebudget heeft het rijk voorwaarden verbonden: het moet besteed worden aan participatievoorzieningen. Dit kunnen educatie-, inburgering- of reïntegratievoorzieningen zijn maar ook een combinatie daarvan. Het budget is niet bestemd voor uitvoeringskosten. De uitvoeringskosten voor inburgering en reïntegratie zijn opgenomen in het gemeentefonds. Voor 2011 is nog niet duidelijk hoe groot het participatiebudget zal zijn. Dit is afhankelijk van de onderhandelingen voor kabinetsvorming en van de output die wij in 2008 gerealiseerd hebben. De verwachting is dat we voor 2011 op een vermindering van 10 tot 15% moeten rekenen. Terwijl vanwege de economische recessie een toename van het aantal uitkeringen wordt voorzien. De uitvoering van de programma’s kan ter hand genomen worden door externe partijen zoals de BWR dan wel de VNN, of wij kunnen zelf de uitvoering ter hand nemen. 5.3
Monitoring
De uitvoering van het beleidsplan en de daarin geformuleerde acties worden bewaakt en geborgd. Daarnaast willen we weten of de kwaliteit van de uitvoering voldoende is. In het beleidsplan staan per vorm van zelfredzaamheid de activiteiten benoemd die we de komende vier jaren willen (laten) uitvoeren. Om de voortgang te bewaken hebben we een uitvoeringsplan opgesteld. De bewaking van de uitvoering wordt meegenomen in de reguliere producten in de planning en control cyclus. Bewaken kwaliteit Wij vinden het belangrijk de kwaliteit van het uitgevoerde beleid goed te volgen. Dit doen wij op basis van de kengetallen zoals opgenomen in paragraaf 2.3. Dit vindt plaats in de producten van de planning & control cyclus. Een twee-jaarlijkse tussenevaluatie zal plaatsvinden met het platform werk & inkomen en de Wmo-raad.
22
6 A B C D
Bijlagen De sociale staat van Slochteren Overzicht lopende activiteiten per vorm van zelfredzaamheid Uitvoeringsplan Afkortingen en begrippen
23
Bijlage A
De sociale staat van Slochteren
De sociale staat van Slochteren geeft een beeld van de stand van zaken en ontwikkeling in Slochteren op het terrein van demografie, inkomen, sociale zekerheid, gezondheid en zorg. Bronnen zijn de WMO-monitor 2008 (Groninger WMO monitor, gemeente Slochteren 2008), Gemeente op maat Slochteren 2009 van het CBS, Blij dat ik schrijf! Laaggeletterdheid in de gemeente Slochteren van het CMO (concept, augustus 2010), het UWV-werkbedrijf en onze eigen administratie. 1. Demografie De bevolking is sinds 2003 met 3% toegenomen. In Slochteren is 1% van de inwoners van niet-westerse afkomst. Het aantal 65-plussers neemt in de periode van 2008 tot 2020 naar verwachting met ruim 65% toe. Daardoor zal het aantal zelfstandig wonende ouderen de komende jaren toenemen van 1.955 tot ongeveer 2.970 in 2020. In Slochteren is de sociale cohesie groter dan het provinciale gemiddelde. Inwoners van Slochteren hebben meer contacten in de buurt dan de bevolking in de rest van Groningen.18 2. Inkomen en sociale zekerheid In Slochteren wonen relatief minder huishoudens met een lage sociaal-economische status (7%) dan in de provincie (10,8%). Tabel 1
Bron: Gemeente op maat Slochteren 2009, CBS Onder het gemiddeld besteedbaar inkomen wordt verstaan het bruto-inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (zoals alimentatie voor ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
18
WMO-monitor 2008
24
Tabel 2
Bron: Gemeente op maat Slochteren 2009, CBS Tabel 3 Uitkeringen arbeidsongeschiktheid, 31 december 2008 Slochteren
Provincie Nederland Groningen absoluut relatief* relatief* relatief* Totaal AO-uitkeringen 790 76 81 73 Mannen 500 Vrouwen 290 WAO 510 49 49 49 Wajong 170 16 23 16 WAZ 60 IVA 20 WGA 30 * relatief is per 1.000 inwoners 15 tot 65 jaar Bron: Gemeente op maat Slochteren 2009, CBS Het betreft de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die eind 2008 niet waren beëindigd, de zogeheten lopende uitkeringen. Vanaf 29 december 2005 is voor nieuwe gevallen de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van kracht geworden. Het aantal WAO-uitkeringen betreft dus de oude gevallen van vòòr 29 december 2005. De wet WIA kent de twee regelingen IVA en WGA. Afhankelijk van de arbeidsmarktsituatie voor de intreding van de volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan aanspraak bestaan op meer dan één uitkering. Er is dan sprake van samenloop van uitkeringen. Het gaat hierbij om zo’n tienduizend uitkeringen. Bij een dergelijke samenloop zijn van elke uitkering de gegevens opgenomen. In de cijfers zijn de uitkeringen aan uitkeringsgerechtigden in het buitenland niet opgenomen. Het nationaal totaal is inclusief de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen waarbij de leeftijd van de aanvrager onbekend is, waarbij het geslacht van de aanvrager onbekend is of waarbij de woon- of verblijfplaats van de aanvrager onbekend is.
25
Tabel 4 Uitkeringen werkloosheid, 31 december 2008 Slochteren
Provincie Nederland Groningen absoluut relatief* relatief* relatief* WW-uitkering 180 17 20 15 Mannen 110 Vrouwen 70 * relatief is per 1.000 inwoners 15 tot 65 jaar Bron: Gemeente op maat Slochteren 2009, CBS Uit de WMO-monitor 2008 blijkt dat de werkloosheid onder jongeren van 15 tot en met 22 jaar in Slochteren gelijk is aan die van de provincie (2%). Tabel 5 Ingeschreven niet werkende werkzoekenden, incl. niet-uitkeringsgerechtigden Totaal Ingeschreven leeftijdsgroep < 27 27 – 45 45 – 65 2009 januari 331 34 109 188 februari 357 44 119 194 maart 343 40 113 190 april 334 42 115 177 mei 340 42 121 177 juni 329 38 125 166 juli 334 31 136 167 augustus 321 30 129 162 september 331 33 133 165 oktober 330 42 138 150 november 330 34 141 155 december 347 37 144 166 2010 januari 361 45 146 170 februari 374 54 149 171
26
Grafiek 1 Ingeschreven niet werkende werkzoekenden, incl. niet-uitkeringsgerechtigden
Tabel 6 Aantal uitkeringsgerechtigden Wet Werk en Bijstand (WWB) 1 januari 2006 193 1 januari 2007 192 1 januari 2008 142 1 januari 2009 125 1 januari 2010 14219 1 mei 2010 173 Bron: eigen administratie Om een vergelijking te kunnen maken: op 31 december 2008 kreeg per 1.000 huishoudens in de gemeente Slochteren 19 huishoudens een WWB-uitkering. Op dat moment was dat zelfde getal voor de provincie Groningen 51 en landelijk 40 huishoudens per 1.000 huishoudens. Bron: Gemeente op maat Slochteren 2009, CBS
19
Vanaf 1 januari 2010 zijn de cijfers inclusief WIJ-gerechtigden
27
Grafiek 2 Leeftijdsopbouw uitkeringspopulatie WWB op 1 april 2010 25 20 15 10
62-64
58-61
54-57
50-53
46-49
42-45
38-41
34-37
30-33
26-29
22-25
0
18-21
5
Opvallend daarbij is dat de uitkeringspopulatie een piek kent voor de leeftijdscategorie 38-45. Jongeren van 26-29 zijn relatief weinig uitkeringsafhankelijk, in de leeftijdscategorie daaronder, van 18-25, is de uitkeringsafhankelijkheid groter. Op 19 april 2010 bestond de populatie uitkeringsgerechtigden uit 138 autochtonen, 33 niet EU-burgers en 7 EU-burgers. Daarmee kan worden gesteld dat 22,5% van de populatie allochtoon is (18,55% niet EU-burger, 3,95% EU-burger). Volgens het CBS20 was op 1 januari 2008 94,1% van de bevolking autochtoon, 4,2% westerse allochtoon en 1,6% niet-westerse allochtoon. De gebruikte definities zijn niet volledig overeenkomstig, maar desondanks kan worden geconcludeerd dat niet-westerse allochtonen relatief uitkeringsafhankelijk zijn. Grafiek 3 Populatie uitkeringsgerechtigden
Totale bevolking gemeente Slochteren
autochtoon autochtoon EU-burger
westerse allochtoon
niet EU-burger
niet-westerse allochtoon
De cijfers die nu volgen zijn afkomstig van het UWV-werkbedrijf en geven een beeld van de aldaar ingeschreven niet werkende werkzoekenden. Ook de Nuggers (nietuitkeringgerechtigden) zijn in dit overzicht opgenomen.
20
Gemeente op maat Slochteren 2009, CBS
28
3. Gezondheid en zorg De WMO-monitor 2008 geeft het volgende beeld van gezondheid en zorg in Slochteren: voor wat betreft de gezondheid van kinderen, blijken er relatief meer kinderen in Slochteren (ernstig) overgewicht te hebben dan provinciaal. Dit geldt vooral bij kinderen rond de 5 jaar oud. naar schatting wonen er in 2008 ongeveer 720 65-plussers met een lichamelijke beperking in de gemeente Slochteren. In het jaar 2020 zullen dit er naar schatting 1.170 zijn. Dit is een toename van 62%; opvallend is dat de totale groep van mensen met een lichamelijke of psychische beperking waarschijnlijk afneemt met 320 personen; de groep mensen met een lichamelijke, geestelijke of psychosociale beperking die hiervoor voorzieningen gebruikt neemt af met 220 personen; de alleenwonende ouderen nemen in de periode van 2008 tot 2020 toe van 572 tot bij benadering 820 personen (43%). Alleenstaande ouderen maken over het algemeen meer gebruik van zorgvoorzieningen; volgens het klanttevredenheidsonderzoek van het SGBO is 98% van onze inwoners die ondersteuning krijgt bij het zelfstandig wonen van mening dat dit bijdraagt aan het mogelijk maken dat zij actief kunnen blijven meedoen; inwoners van Slochteren die gebruik maken van individuele voorzieningen zijn daar zeer tevreden over (rapportcijfer 8,4); 75-plussers ontvangen tweederde van alle uren toegekende zorg als het gaat om hulp in de huishouding; in vergelijking met de provincie zijn relatief minder plaatsen in verzorgingshuizen en aanleunwoningen beschikbaar. het relatieve aantal inwoners van Slochteren dat contact had met de GGZ nam in de afgelopen jaren af en ligt ook lager dan in de gehele provincie; inwoners van de gemeente Slochteren blijken minder vaak aan zorgtrajecten deel te nemen bij Verslavingszorg Noord-Nederland dan inwoners van de provincie.; sinds 2006 zijn er minder harddrugsverslaafden en meer alcoholverslaafden in zorg in Slochteren jongeren uit Slochteren worden minder vaak verdacht van een misdrijf dan gemiddeld in de provincie. Daarnaast is de harde kern van stelselmatige criminele jongeren in Slochteren relatief kleiner in vergelijking met de gehele provincie. Het concept-rapport van het CMO Blij dat ik schrijf! Laaggeletterdheid in de gemeente Slochteren, augustus 2010 geeft een recent beeld van het aantal laaggeletterden in de gemeente. Er is geen scherpe definitie van laaggeletterdheid. Er is meer sprake van een omschrijving. Unesco hanteert sinds 1970 de omschrijving iemand die onvoldoende kan lezen, schrijven of rekenen om effectief te kunnen handelen in persoonlijke en maatschappelijke situaties en in situaties van studie en werk. Het gaat daarbij niet alleen om lezen en schrijven, maar ook een tekort aan digitale vaardigheden zoals om te gaan met computers en andere apparatuur. Naar schatting is 13%21 van de volwassen Nederlandse bevolking tussen de 16 en 74 jaar laaggeletterd. Een derde deel daarvan is allochtoon, tweederde autochtoon. Naar verwachting geldt dit cijfer ook voor de gemeente Slochteren, hetgeen neerkomt op ongeveer 1500 laaggeletterden.
21
in 1995, de meest recente gegevens
29
Bijlage B
Overzicht lopende activiteiten per vorm van zelfredzaamheid momentopname juli 2010 vorm zelfredzaamheid Econo- Educaactiviteit misch tief Leefbaarheidsfonds Accommodatiefonds Stimuleringsfonds c.q. budget Ketensamenwerking werk en inkomen x x Ketensamenwerking zorg Checklist WMO voor inrichtingsplannen x Woonzorg zones / woonplan Communicatie en burgerparticipatie x x Deelname aan werkgeversteam werk en inkomen x Vrijwilligerssteunpunt x x Makelaarsfunctie maatschappelijke stages iom voortgezet x x onderwijs Ontbijtsessies werkgevers x x Minimabeleid x Jeugdbeleid en uitvoeringsplan jeugdbeleid x x Ouderenbeleid Lokaal onderwijsbeleid en opstellen lokale educatieve x x agenda (LEA), inclusief doorlopende leerlijnen Realisatie Centrum voor Jeugd en Gezin Loket Welzijn en Zorg Stimuleren gebruik digitaal loket x Deelname provinciaal actieplan bestrijding x x jeugdwerkeloosheid Versterking eerstelijnszorg Ondersteuning dmv onderwijsbegeleiding x Uitvoeringsorganisatie Bedrijf voor Werk en Inkomen met x x daaraan verbonden visie Mantelzorginfrastructuur en –ondersteuning Uitvoering geven aan het project werving en scholing x vrijwilligers voor respijtzorg en structurele inbedding hiervan Re-integratiebanen x Subsidiering sportverenigingen, dorpsverenigingen Aanpassen haltes t.b.v. mensen met een lichamelijke x beperking Verbeteren openbaar vervoer x Opstellen aanvalsplan laaggeletterdheid x Verstrekken individuele voorzieningen Deelname OGGZ-netwerken en meldpunt zorg en overlast x Verslavingspreventie Subsidiëren Humanitas; paparazzo (vrijwillige hulp bij orde x aanbrengen in de administratie)
30
Sociaal x x x x x x x x x
x x x x x
x x
x x x x x x x x x
Bijlage C
Uitvoeringsplan
Verklaring ‘wanneer’ Voorbereiding
Economische zelfredzaamheid Werken met behoud van uitkering Vrijwilligerswerk/stage
Realisatie/ uitvoering
Doorlopend aandachtspunt
Wanneer
Hoe
10 11 12 13 14
Voortzetting werkgeversteam, minimabeleid en schuldhulpverlening Informatie en communicatie minimabeleid en schuldhulpverlening Werkgevers en participatie Benutting infrastructuren Arbeidsmarkt Aandacht voor de kleine zelfstandige Gemeente als werkgever
31
Wie
Kosten
Educatieve zelfredzaamheid
Wanneer
Hoe
10 11 12 13 14
Wie
Kosten
Wie
Kosten
Investeer in scholing Extra aandacht voor laaggeletterdheid Investeer in BBL plekken Computercursussen ouderen
Sociale zelfredzaamheid
Wanneer
Hoe
10 11 12 13 14
Jeugd en alcohol Sociale cohesie in de dorpsvisie Flexibel Zorgbudget Buddy voor de nietwesterse allochtoon Deskundigheidsbevordering verenigingsleven Werkgroep Sociale activering Cursus Glans en Grip Buddy/maatje voor mensen met een beperking en voor kinderen uit multiproblem gezinnen
32
Bijlage D
Afkortingen en begrippen
ANW BBL BBZ CJG CMO CWI GGD Havo Ioaw Ioaz IVA MBO MBO-2 Nug/nuggers OGGZ ROC RMC RUG SVB SZW UMCG UWV UWV-werkbedrijf
VNN VVE VWO WAJONG WAO WAZ WEB WGA WI WIA WIJ WWIK Wmo Wpb WSF Wsw WW WWB
Algemene Nabestaandenwet Beroeps Begeleidend Leren Besluit bijstand zelfstandigen Centrum voor Jeugd en Gezin Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Centra voor Werk en Inkomen = onderdeel UWV Werkbedrijf Gemeenschappelijke gezondheidsdienst Hoger algemeen voortgezet onderwijs Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten Middelbaar Beroepsonderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs niveau 2 niet-uitkeringsgerechtigden Openbare Geestelijke GezondheidsZorg Regionaal Opleidingscentrum Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Rijksuniversiteit Groningen Sociale Verzekeringsbank (ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid Universitair Medisch Centrum Groningen Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen. Het UWVwerkbedrijf is per 1 januari 2009 ontstaan door een fusie van het UWV met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) Verslavingszorg Noord Nederland Voor- en vroegschoolse educatie Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (overgegaan in WIA) Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Wet Educatie Beroepsonderwijs Regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten Wet Inburgering Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Wet Investeren in Jongeren Wet Werk en Inkomen Kunstenaars Wet maatschappelijke ondersteuning Wet op het participatiebudget Wet op de studiefinanciering Wet sociale werkvoorziening Werkloosheidswet Wet Werk en Bijstand
33
WWI ZAT 12ZAT 12+
(ministerie van) Wonen, Wijken & Integratie Zorgadviesteam jongeren tot en met twaalf jaar Zorgadviesteam jongeren vanaf twaalf jaar
34