“H E R T A” EE ee nn tt rr oo uu w m ee nn ss ee nn vv rr ii ee nn dd w ee m
A R I E
A A L D E R S
“H E R T A” E E ee nn tt rr oo uu w w ee m m ee nn ss ee nn vv rr ii ee nn dd
~ 1 ~
Herders - en Wolfshond
“H E R T A”
Duitse Herder
Witte Herder
Mechelse Herder
II rr oo uu w w ee m m ee nn ss ee nn vv rr ii ee nn dd ee nn
~ 2 ~
Voor: Floris, Bart, Annerose, Robbert, Giulia, Jente, Jozefien, Job ~ 3 ~
CIP-gegevens ISBN/EAN: 978 - 90 - 806491 - 6 - 3. Nur-code:200. Eerste druk: 2013 Herders- en Wolfshond Herta. Een trouwe mensenvriend. Grootte: 2.36 MB, 83 pagina’s. Geillustreerd. © Uitgever: Bureau Somar B.V. www. bureausomar.com E-mail :
[email protected] © Alle rechten voorbehouden. Alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever is het toegestaan gegevens uit dit boek te gebruiken, te doen opslaan in een bestand of publiekelijk te maken in enige vorm of op enige wijze hoe dan ook.
~ 4 ~
I N H O U D Ten geleide
7
Het geheim
9
Opa vertelt
15
Herta, de Herdershond
25
Herta, de Wolfshond
33
Herta, de Mensenvriend
59
Herta, de Stadshond
67
~ 5 ~
“ H E R T A ” EE ee nn tt rr oo uu ww ee m m ee nn ss ee nn vv rr ii ee nn dd Een enerverend kinderboek en spannend genoeg voor ouderen. Gered door een wolvenmoeder met pups, groeit Herta op - als Duitse Herderspup - in een wolvengezinsroedeltje. In een grote wolvenroedel ontwikkelt Herta zich vervolgens tot een echte wolf. Nee, niet een echte wolf, maar een bijna echte: een wolfshond. Herta is niet alleen robuster dan een wolf, maar vooral ook slimmer. Daarom wordt Herta al snel leider van de grootste wolvenroedel. De avonturen als stadshond met zijn nieuwe roedel maakt het verhaal zo intrigerend dat niet alleen de kinderen ervan genieten, maar bovendien de ouders het boek in één keer uitlezen. Auteur Opgroeiend aan de toegangspoort van de wereldhaven Rotterdam ligt de keuze voor een nautisch beroep - stuurman Grote Vaart - voor de hand. Na de middelbare school voltooide hij aan de Hogere Zeevaartschool te Rotterdam in 1961 zijn studie met het diploma 1ste Stuurman voor de Grote Handelsvaart. Na deze opleiding ontwikkelde hij zich op de afdeling “Bemanningszaken" - in dienst van dezelfde rederij - tot een allrounder op het HRM-vlak. De “Mens” - in de ruimste zin van het woord - boeide hem zodanig dat de “Zee” vaarwel werd gezegd. De étude van het mens-zijn, getoetst aan de dagelijkse praktijk, verscherpte zijn visie en intuïtie feilloos met betrekking tot selectie en organisatieontwikkeling. Op verzoek is het vervolgverhaal - verteld bij het naar bed brengen van de kleinkindere op zaterdagavond - een boekje geworden dat niet alleen alle kinderen en hun ouders zal aanspreken maar onbewust een positieve bijdrage zal leveren aan de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen. Eerder verschenen titels van zijn hand :
- Behouden Vaart. - De Mens, de zoekende Mens. - Koninklijke Kunst; de Hoogste Levenskunst.
~ 6 ~
TEN GELEIDE Herders - en Wolfshond “ H E R T A ” “Een trouwe mensenvriend”, deze ondertitel zouden we ook kunnen verwoorden met: “Een trouwe kindervriend”, bedacht ik later. Het is een voorleesboek voor de kleintjes alswel een leerzaam en spannend leesboek voor de grotere kinderen. Herta wordt immers hun vriend. Als voorleesboek is het geschikt voor kinderen van drie tot en met het negende jaar. Ook al kunnen ze best al vrij goed zelfstandig lezen, de juiste beeldvorming blijkt tijdens het lezen vooralsnog bij veel kinderen een te intensieve activiteit omdat te veel aandacht vereist wordt voor de spelling en het begrijpen van de nieuwe woorden. Moeilijke woorden? Laat het kind ze herhalen en nog eens. Bij voorlezen concentreert het kind zich als vanzelf op beeldvorming van wat er gebeurt ofwel wat er bedoeld wordt. Dit kan men extra stimuleren door gebaren en mimiek, waarnodig geflankeerd door gebruikmaking van het juiste stemtimbre. Het behoeft geen uitleg dat langzaam en duidelijk voorlezen hierbij van essentieel belang is. Het moet als het ware voorgedragen worden, zodat het kind volop de gelegenheid krijgt te visualiseren. Afhankelijk van het type kind kan bovendien nog nadere uitleg gegeven worden of er omheen worden verteld. Het zal van het verstandelijk- en visualiserend vermogen van de kinderen boven het negende jaar afhangen of zij al zelfstandig de tekst kunnen interpreteren. Dikwijls vinden zij het toch nog plezierig - afhankelijk van persoonlijke ontwikkeling - dat voorgelezen wordt. Bij de eerste keer voorlezen kunnen zij dan geheel ontspannen met het vertelde meeleven. Wanneer het kind - nadat het verhaal een keer voorgelezen is zelfstandig de tekst leest is hiervoor dan veel minder inspanning nodig, het gevisualiseerde beeld bij het voorlezen komt dan weer in “herinnering”, hetgeen een vlotte leesstijl ten goede komt.
~ 7 ~
Een menselijk geheugen slaat alle zintuiglijke waarneming op, echter er is later een “prikkeling” nodig om het weer terug - in herinnering - te roepen. Denk maar aan het “ezelsbruggetje. Dit proces is te vergelijken met de programmering van de computer. De eerste keer dat uw pc een beeld of tekst van het internet ophaalt, maakt hij bovendien van een stuk geheugen gebruik om een zogenaamde ”cookie” op te slaan waarvan de computer dan weer gebruik maakt wanneer hetzelfde beeld of tekst na afsluiten opnieuw wordt opgeroepen. Het verhaal roept bij het kind die emoties op en is zodanig van samenstelling dat het de persoonlijkheidsvorming in positieve zin beinvloedt. Het legt een stevige basis in karaktervorming en draagt hiermede bij om in groepsverband op sociale wijze met andere kinderen om te gaan. Zorgvuldig handelen, verdraagzaamheid en respect voor elkaar, tezamen met dienstbaarheid en eerlijkheid worden bij het lezen en voorlezen op allusieve wijze in het onderbewustzijn verankerd en manifesteren zich in tolerant en vredelievend gedrag.
~ 8 ~
H E T G E H E I M Een gure noordwesterstorm zwiept natte sneeuw tegen de ramen van het rietgedekte huis. Het rieten dak tussen alle andere pannendaken maakt het huis uniek in haar woonomgeving, een ludiek modern boerderijtje. In de schemering van de vroeg ondergaande zon roept het een sprookjesbeeld op. Maken we een plekje van het raam schoon om naar binnen te gluren dan zien we een echt knus, huiselijk tafereeltje. Alles wijst erop dat het binnen behaaglijk warm is. Je hoort als het ware het openhaardvuur knetteren wanneer je de gloeiende vonken ziet wegschieten om op de marmeren vloer nog even na te gloeien en daarna snel uit te doven. Een grote zwarte poes met een hagelwit befje volgt - languit op veilige afstand ervan liggend - met dromerige ogen, die regelmatig open en dicht gaan het vonkenspel, alsof zij de opdracht heeft een oogje in het zeil te houden. De gierende wind heeft om het huis heen vrij spel. Het lijkt wel alsof de wind de poes wil uitdagen. Soms is het vreemd stil om plotseling fluitend en met rukkende kracht te proberen het dak er af te blazen om zo de poes uit zijn dromend gesnor te halen. Hoe harder de wind giert des te harder ronkt de poes. In haar warme nestje rekt zij zich nog maar eens behaaglijk uit, de voorpoten uitstrekkend tot zover ze kunnen. Zij heeft sinds kort het rijk alleen nu haar kameraadje al enige tijd vertrokken is. Zomaar weggelopen. Daar begrijpt ze niets van. Om het gezellige huis met de leuke kinderen te verlaten, waar je alles - wat je hartje begeert - zomaar van krijgt. In de ene hoek spelen twee jongetjes met hun auto en in de andere hoek van de kamer zitten twee meisjes hun poppen te verkleden. Het zijn Jente en Job, Giulia en Jozefien en in de open keuken om de hoek van de kamer zijn mama en papa stevig in gesprek terwijl zij bezig zijn de tafel te dekken. Het gesprek gaat over iets waar de kinderen alleen nog maar van konden dromen. Natuurlijk
~ 9 ~
hadden zij het al eens gevraagd maar steeds werd het onderwerp op de achtergrond geschoven. Veel te moeilijk en te druk. Jullie hebben al zoveel beesten, twee poezen en een heel stel konijnen en wie draait er voor op om al die beesten schoon te houden? Mama en Papa natuurlijk. Nee hoor, geen hond in huis. Steeds weer hebben de kinderen er op aangedrongen en beloofd dat zij wel met hem zouden gaan wandelen, om de beurt onderhouden en op tijd water en eten geven. Plotseling staken de kinderen hun spel, allen tegelijk. Wat horen zij nou Papa tegen Mama zeggen? “Ja en als alles naar wens verloopt wordt ons beestje over 4 maanden geboren.” “Ssssst”, zegt mama tegen papa, “straks horen de kinderen het nog”. Maar het is al te laat. Giulia en Jozefien kijken elkaar aan. Horen ze dat nou goed? Ze denken beiden hetzelfde: “Krijgen ze nu toch echt die mooie witte hond die ze al zo dikwijls op plaatjes bewonderd hebben?“ Verbouwereerd en zonder wat tegen elkaar te zeggen springen ze juichend op en roepen: ”Ja, echt waar?”, achtervolgd door Jente en Job die wel begrepen dat er iets bijzonders aan de hand moest zijn en al snel in de gaten hadden waar het om ging. “Ja hoor, de witte herder komt!” Ho, ho, hoi, hoi……….! Vier kinderen stuiven naar de keuken waar papa en mama geheel beduusd naar elkaar keken. Jawel, we zijn te onvoorzichtig geweest. Zij hadden het geheim nog even willen bewaren tot alles geregeld en zeker was dat de hond zou komen. Goed, jongens we zullen alles vertellen maar we gaan eerst eten. Nog nooit waren ze zo snel op hun stoel achter de keukenbar geklommen. Rond de bar in de keuken waar het altijd lekker smullen is, wordt honderd-uit gepraat over wat het zal worden. Toch de witte herder? Of een Duitse herder? Een buldog of een dameshondje, zo’n leuk poedeltje? Nee, allen zijn ze het er over eens: ”Het moet een grote hond worden waar ze mee kunnen stoeien en ravotten in de tuin.” En nog nooit waren ze zo gemakkelijk en
~ 10 ~
snel klaar met eten. Zonder gemor, alles was overheerlijk. Nooit zijn ze zo behulpzaam met het afruimen. Daarna verzamelen de kinderen zich met papa en mama op de brede bank. Vier paar grote vragende ogen kijken papa aan. “Vertel het nu maar gauw”, zegt mama en papa vertelt dat hij al heel lange tijd contact heeft met een mijnheer die als een soort hobby witte herders fokt en na grondige sociale training in gezinnen onderbrengt. Mama en papa hadden al lang geleden besloten om een witte herder voor jullie in huis te nemen. Maar op dat moment waren er nog geen witte Herderpups en daarom moesten papa en mama wachten tot er weer pups geboren werden. Bovendien moet een dergelijk klein hondje nog ruim 8 weken bij de moeder blijven om gezoogd te worden en binnen de invloedsfeer van moeder op te groeien. Vandaag heeft papa die mijnheer weer gesproken en die vertelde hem dat er weer een aantal pups geboren zijn en dat wanneer alles goed gaat over ongeveer twee maanden deze pups - jonge hondjes - van de moeder vandaan kunnen. Dit nu wilden papa en mama nog even geheim houden tot het allemaal definitief geworden was. Er kan immers altijd nog van alles gebeuren zodat het niet door kan gaan! Maar jullie zijn van die grote luistervinken. Jullie hoorden wat papa zei en nu is het geheim van papa en mama geen echt “geheim” meer. Nu kunnen we ook alvast met zijn allen afspraken maken hoe we met onze nieuwe levenskameraad zullen omgaan. Hoe moet de nieuwe huisgenoot gaan heten? Wie gaat de hond dagelijks uitlaten om te drukken en te plassen? Wie geeft hem elke dag eten en water? Waar moet hij slapen, buiten of binnen? Zo zijn er allemaal vragen die we met elkaar moeten invullen. Hoera, roepen ze in koor. Herta.., Herta.., Herta-a-a-a…Hij moet Herta heten want opa heeft wel eens over een grote Duitse Herder verteld en die werd ook Herta genoemd. Ja en opa heeft beloofd dat hij de volgende keer wanneer hij op visite komt weer over Herta zal vertellen en dan vragen we gelijk alles.
~ 11 ~
De kinderen zijn zo blij dat ze met papa en mama een rondedans maken. Maar luister nou eens! Stel je nu eens voor dat die mijnheer ons plotseling laat weten dat de pup niet kan komen? Wat dan? Giulia roept: “Nou dan gaan we toch op zoek naar een andere pup!” Jongens het is bed tijd hoor! De zon is inmiddels ondergegaan en het is aarde donker buiten. “Mam, het zal best een veilig gevoel geven, hé mam, wanneer Herta er ook is als het zo donker wordt!”, zegt Jozefien. Toen Jozefien op bed lag en door papa lekker toegedekt werd zei ze zachtjes tegen papa: “Pap, hij hoeft toch niet buiten in de kou te slapen?” “Nee hoor lieverd, Herta krijgt een grote mand en mag binnen slapen tezamen met de poes.” Gelukkig, en met een zucht en gerustgesteld gevoel deed Jozefien de ogen dicht. Ho, ho, wat ben ik moe, ik ga gauw slapen. Ze voelde iets aan het voeteind, een speelgoedbeest, het poedeltje “Bruintje”. Ze drukte het tegen haar gezicht en mompelde:”Jij bent ook lief hoor”. Samen vertrokken ze naar dromenland.
“ Samen met Bruintje wandelde Jozefien door de duinen. Het was stralend zonnig weer. Ze had net een boodschap voor mama gedaan en liep nu nog even de duinen in. Bruintje vond het altijd zo leuk om in de duinen te rennen. Iedere beweging tussen het hoge helmgras hield hij in de gaten om dan ineens ervan door te stuiven achter een konijn aan. Maar de konijnen waren hem altijd te snel af. Zodra Bruintje hem bijna te pakken had vlogen ze hun hol binnen. Dan stond Bruintje beteuterd te kijken. Waar is t’ie nou zo gauw gebleven? Ja, hoor na wat snuffelwerk had hij de ingang van het hol gevonden en stond dan al grommend en gravend voor het nauwe gat. Erin gaan kon echt niet daar was hij veel te groot voor. Maar wat doet hij nou? Bruintje, af! ; liggen! ; hou op; maar Bruintje gromt en razend vlug malen zijn voorpootjes door het zand. Briesend steekt hij zijn snuit in het ~ 12 ~
gat. Bruintje weet niet van ophouden en langzaam maar zeker ziet Jozefien Bruintje helemaal in het hol verdwijnen. Toen werd het ineens stil. Heel stil………! Jozefien wist zich geen raad, keek om zich heen. Niemand te zien. Niemand kon haar helpen. Bruintje, bruintje, kom terug….! Een zacht dof gejank was het antwoord. Help, help,……! Snikkend begon ze met haar handen het gat groter te maken. Ze begreep al gauw dat dit veel te lang duurde. Help, help, Bruintje zit in een hol en kan niet terug, snikte ze…..! maar het bleef stil. Alleen een meeuw vloog eens over om te zien wat er aan de hand was. Nog eens riep ze zo hard dat ze er schoor van werd. De tranen biggelden over haar wangen. Oh ,oh …wat moet ze nu? Plotseling hoorde ze een zwaar geblaf : woefwoef, waf, woefwoef met grote sprongen zag ze een grote hond op haar afkomen die met een ruk naast haar bleef staan. Een grote herdershond. Dat is Herta flitste het door haar heen!……… woefwoef, woefwoef……Herta hoorde het zachte gejank van Bruintje, keek Jozefien aan en begreep direct wat er aan de hand was en wat er van hem verwacht werd toen Jozefien riep :”Herta , graven snel!…..Herta zette zijn zware voorpoten in het zand voor het gat en begon als een razende te graven. Het leek wel een graafmachine, het zand spoot tussen zijn achterpoten door naar achteren. Het gat werd al breder en breder en Herta verdween er al half in, af en toe grommend wanneer hij het zielige janken hoorde. Zou hij nog op tijd zijn? …… ……….Met een schok zat ze rechtop; ze hoorde Mama vragen: “ waarom roep je zo? Wat is er aan de hand?” Mama nam haar in d’r armen en Jozefien vertelde huilend wat ze had meegemaakt. Ach , lieve kind je hebt gedroomd. Ja, maar ik zag Herta en ik hoorde hem blaffen. Ja, dat heb je in je droom gezien en gehoord. Kijk maar Bruintje ligt op je kussen. Oh, oh wat een nare, toch wel spannende droom. Nou ga nu maar gauw slapen.
~ 13 ~
Morgen moet je weer vroeg naar school. Ja mama, en met een zucht van verlichting dat het allemaal maar een droom is geweest pakte Jozefien Bruintje weer vast, drukte hem tegen zich aan en viel direct in een diepe - nu dromenloze - slaap. De volgende morgen vertelde Jozefien de hele droom aan de anderen die gierden van de pret. Nog enkele maanden: Papa:”Jongens komen jullie eens bij me zitten, ik heb iets heel belangrijks te zeggen. Luister maar: Die mijnheer van de witte herders heeft me zojuist gebeld dat hij de pub toch maar liever zelf houdt.” “Oooh…, oooh…, wat jammer”, roepen ze in koor! “En nu?” “Wel laten we de zaak eerst maar eens een tijdje laten rusten en nog maar eens goed er over nadenken wat we moeten doen. We houden ons voorlopig maar bezig met de poezen en de vele konijnen. Hoeveel hebben we er nu al?” Twintig roept Job. Nee vijf en twintig schreeuwt Jozefien er boven uit en Giulia zei: “Ik ga ze tellen.” “En ik ga mee,” duidt Jente en ze vliegen naar de tuin om hok voor hok goed te onderzoeken en alle konijnen - groot en klein- te tellen. Zie je wel! Het zijn er 26 en nog 3 jongen, dus totaal 29. Na verloop van nog enkele maanden werd het steeds duidelijker:
“De witte Herder was als een droom!” ~ 14 ~
O P A
V E R T E L T
Slim idee De kinderen van Marlies - zijn dochter - zagen er al naar uit en het was een goed motief om ze naar bed te krijgen. Steeds als Opa op zaterdagavond Annerose, Bart en Robbert naar bed bracht vertelde hij over Herta, de hond waarmede hij zelf opgroeide. Als vanzelf werd het een vervolgverhaal. De oudste, Floris, en soms ook wel Bart, mochten wat langer opblijven om verder te spelen. Ook aan de kinderen van Jeannette - zijn schoondochter - vertelde hij wel over Herta maar dat was dan geen vervolgverhaal omdat het bezoek onregelmatig was. Giulia en Jozefien hebben dikwijls gevraagd: “Opa vertelt u de volgende keer - wanneer u komt weer over Herta? Jente en Job vinden het ook leuk en kijken er naar uit als u komt. Opa zei dan: “Ja natuurlijk, dat wil ik best, als er maar tijd voor is! We zullen het de volgende keer weer proberen.” Steeds kwam er niets van terecht. Steeds waren er weer andere dingen die roet in het eten gooiden. Ineens kwam Giulia met een slim idee! Opa wat u verteld hebt aan Bart, Annerose en Robbert over Herta bij het naar bed brengen en wat u later nog verder wilde vertellen, kunt u toch ook opschrijven en er zo een boekje van maken. Dat zou fijn zijn want dan kunnen wij het ook allemaal lezen en papa of mama kunnen hieruit voorlezen. Opa moest hierover eens een paar nachtjes slapen. Immers dat verhaal kwam spontaan in gedachten op bij het naar bed brengen. Hij vroeg dan aan de kinders: ”Wat is het laatste wat ik verteld heb, waar zijn we gebleven?” Dan vulden zij elkaar aan en ontstond als vanzelf de visualisatie van het vervolg. Een boek schrijven is wel heel iets anders, dan moet hij ver in zijn geheugen teruggaan en Opa wordt ook een jaartje ouder! Maar hoe langer hij er over nadacht hoe leuker hij het idee begon te vinden. Op een gegeven moment klom Opa achter zijn PC en rolde het eerste hoofdstuk “ Het geheim” de printer uit.
~ 15 ~
Voor we nu verder gaan met de verhalen over Herta vindt Opa het beter eerst iets te vertellen over “Honden” in het algemeen. Er zijn zoveel soorten; grote en kleine en hoe het komt dat Herta een hoofdrol speelt in die verhalen. Zullen we dat doen? Ja riepen Giulia en Jozefien in koor. Goed dan zei Opa. We zullen dan heel lang terug in de tijd gaan. De tijd dat Opa nog een kleuter was. Kleutertijd Vroeger waren de gezinnen veel groter. Een gezin bestaande uit een vader en moeder en een tiental kinderen was niets bijzonders. Opa had zelfs een tante met zestien kinderen. Bij Opa thuis bestond het gezin uit papa en mama en 8 kinderen, vier broertjes en vier zusjes. Opa was op één na de jongste en de jongste van de broers. Oh ja, er waren ook nog een stel huisdieren. Enkele konijnen, een mooie poes en een heel lieve hond, Herta, een grote zwartbruine Duitse Herder met een prachtige volle lange staart. Herta was het vriendje van alle kinderen. Opa groeide eigenlijk op met Herta. Daarom houdt Opa nog steeds van deze herdershonden. Toen hij nog klein was, hing hij om zijn nek en liep zo met Herta de kamer rond. Ook mocht hij op zijn rug zitten en dan sloeg hij zijn armen om zijn nek om er niet af te vallen. Wanneer we buiten speelden was Herta ook altijd van de partij. Mama vond dit fijn, hoorden we haar wel eens tegen anderen zeggen, want: “Herta houdt de kinderen goed in de gaten. Hij beschermt ze en zorgt ervoor dat er niets kan gebeuren”. Wanneer iemand te ver van huis ging zorgde Herta ervoor dat je weer terug ging. Waf, woef, blafte hij dan, duwde tegen je aan, of hij trok je met zijn bek de juiste kant op, waarmede hij wilde zeggen dat je terug moest. Soms lag hij stil naar het spel van ons te kijken, dan leek het wel of hij sliep maar hij hield alles goed in de gaten. Zodra er iets vreemds was sprong hij op, kwam naar je toe alsof hij je ergens voor wilde waarschuwen. Herta was een verstandige
~ 16 ~
lieve hond. Heel huiselijk maar omdat zoveel kinderen met hem omgingen wist hij niet meer wie nou eigenlijk zijn baas was. En een Duitse herder moet een echte baas hebben, anders wordt hij de baas. Zo groeide bij Herta in zijn brein: Iedereen, niet tot het gezin behorende mocht naar binnen komen maar niet meer vertrekken. Hij hield de bezoekers -“vreemden voor hem” - goed in de gaten, maar vertrekken, dat mocht niet meer van Herta. Dat wisten we allemaal en deden dan ook voorzichtig met Herta als iemand weer weg ging. Op een zekere dag kwam de dokter op visite voor opa die een kwaaltje had. Moeder bood de dokter een kopje koffie aan en er werd even gezellig - na de behandeling gebabbeld. Toen de dokter aaanstalten maakte om op te stappen zei papa tegen mijn oudste broer: ” Piet, hou jij Herta even vast.” Piet nam Herta tussen zijn benen achter de grote leunstoel, sloeg zijn armen om zijn nek en hield hem stevig vast. De dokter gaf iedereen een hand en ging naar de deur. Toen gebeurde het: Herta sprong met een grom en harde blaf uit de armen van Piet, vloog naar de deur en sloeg zijn tanden in de broekspijp van de dokter, rukte met kracht eraan zodat de broek van boven naar beneden openscheurde. Iedereen schrok. De ontsteltenis was groot en ma en pa uitten duizend excuses. Moeder lapte de broek van de dokter zo goed mogelijk weer bij elkaar zodat de dokter toch de straat over kon. En Herta? Herta begreep niets van wat er allemaal gebeurde. Deed hij z’n best om de zaak in de gaten te houden en dan wordt hij bestraft. Herta en de kinderen kregen de andere dag te horen dat dit de laatste keer was en dat Herta niet meer thuis mocht blijven. Het werd te gevaarlijk voor de visites. Een ver familielid wilde zich wel over Herta ontfermen. Papa had besloten Herta aan de riem - naast hem op de fiets - naar die achterneef in Hillegom te brengen. Op de bewuste dag namen we allemaal afscheid van Herta - die wel begreep dat er iets bijzonders aan de hand was omdat bij iedereen het huilen nader stond dan het lachen - maar niet begreep
~ 17 ~
dat het een “afscheid” van hem betekende. Toen de deur dicht sloeg barstten wij allen in tranen uit. Herta was weg. Weet je wat nu zo bijzonder was? Wat denk je? Herta stond de volgende dag weer op de stoep voor de deur. Blaffend, krabbend met zijn voorpoten en hard huilend als een echte wolf. Van pa hoorden wij dat de neef al vroeg gebeld had dat Herta was weggelopen. Even aan de aandacht ontsnapt en weg was-t-ie, vertelde hij. Herdershonden hebben een heel goed ontwikkeld reukorgaan. Het was natuurlijk voor hem een klein kunstje om zijn eigen spoor terug te vinden. Pa wist dit wel maar hij had gedacht dat de afstand zo groot was dat Herta dat niet meer terug zou kunnen vinden. Er moest een andere oplossing gevonden worden. Na enkele dagen was papa er in geslaagd een boer te vinden - in Maartensdijk bij Utrecht die op zijn erf best een goede waakhond kon gebruiken. Pa was er heen geweest en was er van overtuigd dat de boer goed voor Herta zou zorgen. Hij moest wel aan de ketting maar kreeg voldoende vrijheid. Om te voorkomen dat Herta weer zijn eigen spoor kon ruiken zou hij nu met de auto naar de boerderij gebracht worden. Op de dag dat de boer hem kwam ophalen volgde weer een emotioneel afscheid. Het leek wel of Herta het nu begreep. Zacht jankend liep hij van de één naar de ander, terwijl wij hem liefkoosden en hem in onze armen namen. Pa maakte hieraan echter snel een eind toen de boer luid toeterend voorreed. Afgesproken was dat pa zou meerijden en met de trein terug zou komen. En wat denken jullie nu wat er gebeurde? Was Herta echt weg? Nee, nog niet echt! Na een zwerftocht van ruim drie dagen was Herta er toch weer in geslaagd zijn “thuis” terug te vinden en stond hij nu - hevig jankend - verwaarloosd en moe voor de deur. Hoe was dit nu mogelijk! Vind je dat niet knap? Nadat Herta een dag aan de ketting had gelegen mocht hij van zijn nieuwe baas even los om op het erf rond te snuffelen en te rennen. Nauwelijks was de ketting los van de halsband of Herta nam een run en was in
~ 18 ~
twee tellen uit zicht, vertelde de boer, die direct papa op de hoogte stelde. Herta werd nu stilletjes weer naar de boer gebracht en mocht voorlopig niet meer los. Wat een verdriet. Herta was nu echt weg! Later ging Opa veel over deze “Herdershonden” lezen en daarom kon hij er ook veel over vertellen aan de kleinkinderen. Hij vond het fijn om die herinneringen op te halen en een beetje erbij te fantaseren. Als Opa op zaterdag- of zondagavond Bart, Annerose en Robbert naar bed bracht was het altijd grote pret, want Opa ging weer verder vertellen over zijn Herta. Floris, de oudste, mocht nog even langer opblijven. Al vertellend - ondanks dat er soms wel veertien-dagen overheen gingen - werd het als vanzelf een vervolgverhaal. Als Opa alles wat hij over “hondenrassen” weet heeft verteld zal hij beginnen aan het “vervolgverhaal”: Herders- en Wolfshond Herta. Dan begrijp je het verhaal veel beter. Luister maar goed. Hondenrassen Honden zijn van oudsher vrienden van mensen geweest. Men heeft sporen gevonden die er op wijzen dat meer dan 11000 jaren terug reeds honden als huisdieren werden gehouden ofwel met de mensen samenleefden. Dit komt vooral door zijn intelligentie en het zich kunnen aanpassen aan de meest verscheidene en barre omstandigheden. Zo zal een hond het buitenshuis niet gauw koud hebben omdat hij niet alleen in staat is zijn lichaamstemperatuur aan te passen en hij daardoor minder de kou voelt, maar voor de winter begint krijgt hij ook een wolliger en steviger vacht. Dan trekt hij als het ware een winterjas aan. Je hoort wel eens zeggen: “ Nee, niet op je schoot nemen want hij is in de rui.” Nou dat betekent dat de hond veel haar verliest en hiervoor wat donzige haarvorm voor terug krijgt. Dat wetenschappers nu anno 2012 - na onderzoek tot ontdekking komen dat “honden” geen huisdieren kunnen en mogen zijn, maar wel eekhoorns enz. - is een ernstige misvatting, geen rekening houdende met de ontwikkeling (evolutie) van zowel mens als dier.
~ 19 ~
Er bestaan ruim driehonderd hondenrassen. Om niet in de war te raken is het gemakkelijk de volgende groepsindeling te onthouden: Doggen, Herdershonden, Windhonden, Jachthonden, Veedrijvers, Pinchers en Schnauzers, Keeshonden, Terriers en Dameshondjes ofwel schoothondjes. Juist de aanhankelijke, trouwe aard en intelligentie van honden maakten het zo interessant dat zij met de mensen samen gingen leven. Zij wilden als het ware de mensen van dienst zijn en de mensen konden hen voor allerlei taken inzetten. Van de zintuigen is het reukorgaan wel het sterkst ontwikkeld. Ook horen zij veel beter dan mensen. Met hun scherpe neus kunnen ze dingen opsporen. Men zegt wel eens:”Zij zien met hun neus”. Vroeger werden ze ook veel gebruikt bij het werk. Bijvoorbeeld als trekhond onder een handwagen. Dan werd hij in een tuig met een brede band om zijn borst onder een wagen vastgezet en moest hij op bevel de kar gaan trekken. Thans mag dat niet meer van de Dierenbescherming. Bij de Eskimobevolking zien we de speciale sledehonden nog wel de sleden voorttrekken. In een span van vier tot zes honden trekken ze dan de zwaar beladen sleden door de ruwe sneeuw. De kettinghond was vroeger ook heel gewoon. Dit was een waakhond die aan de ketting lag. Die ketting was wel lang maar gaf toch veel te weinig bewegingsvrijheid voor het type hond dat werd gebruikt, meestal de “Herdershond”. De hond kan men eigenlijk niet meer wegdenken uit de samenleving van mens en dier. De diverse hondenrassen worden niet alleen als huisdieren gefokt. Er zijn landen waar honden ook voor de consumptie gefokt worden, zoals in China en Korea. Daar is hondenvlees op je bord net zo gewoon als een stuk rundvlees bij ons. Dit speciaal soort hond lijkt echter niet op onze huisdierhonden. Zij zijn lelijk van vacht en vaal van kleur en doen onvriendelijk aan. Ook dichter bij huis wordt hondenvlees gegeten. Door de boeren in Zwitserland - in het Alpenland – wordt de hond eveneens met smaak verorberd. Honden hebben een draagtijd van 2 (twee) maanden. Dit betekent dat hondjes gedurende twee maanden in de buik van de moeder
~ 20 ~
opgroeien en dan geboren worden. De jonge hondjes worden blind en hulpbehoevend geboren en moeten ruim 8 weken door hun moeder verzorgd en gezoogd worden. Een bijzondere hond - dat eigenlijk geen hond is maar die we allemaal wel kennen is de zeehond. Deze hond schiet pijlsnel met zijn gestroomlijnde lichaam door het water. Het is zeker dat de zeehond ook intelligent is. Er zijn waar gebeurde Zeehond verhalen dat de zeehond een mens van verdrinking gered heeft. Zo redde een zeehond in Engeland eens een herdershond die door een ongeluk zwaar gewond in het water van een snel stromende rivier gevallen was. Tot grote verbazing en verwondering zagen de mensen die stonden te kijken plotseling een zeehond opduiken die de kop van de herder met zijn snuit boven water duwde en hem zo naar de kant bracht waar de wachtende mensen de gewonde hond konden overnemen. De Herder Elk land heeft tegenwoordig wel zijn eigen herdershond gefokt. Zo zijn er Belgische-, IJslandse-, Hollandse-, Duitse-, Bulgaarse-, Pyreneese herders en de niet zo bekende witte herdershonden en ga zo maar voort. Te veel om op te noemen. De herdershond is in de loop der tijd wel heel populair geworden. Geen andere hond is zo nuttig voor de mens geweest. Het kan een echte vriend van je zijn. Andere honden natuurlijk ook maar de Wolf
~ 21 ~
herder springt er toch uit. De herdershond kan overal voor ingezet worden: als trekhond, waakhond, speurhond, blindengeleidehond, lawinehond, om mensen onder een lawine te redden. Natuurlijk kennen we ook de schaapsherdershond, ter beveiliging en het hoeden van de schapen, de onmisbare vriend en helper van de echte schaapsherder, die absoluut niet buiten hem kan. Bekend is vooral de Duitse- en Hollandse herder, waarvan het meest bekend wel de Collie de Groenendaler en de Tervurense herder zijn. Tegenwoordig zien we ook steeds meer de AmerikaansCanadese herder, in Nederland de “witte Herder” genoemd. Het is vrijwel zeker dat de herdershonden van de wolven afstammen. De wolf is een intelligent, sociaal roofdier. Sociaal betekent dat ze met elkaar in gezelschap, in groepen leven, de zogenaamde roedels genoemd. Zo zijn er ook sociale insecten zoals de mieren en de bijen, die leven samen als een “volk”, een gemeenschap. Er wordt wel eens gezegd dat de wolf - op de mens na - het sociaalst is. Wanneer we het hebben over wolven dan bedoelen we niet de Manenwolf. Deze wolven komen alleen in Zuid-Amerika op de droge pampa’s voor. Het is een slanke rode hond op lange poten die onderaan zwart zijn gekleurd en zij hebben zwarte manen op hun schouders. De Manenwolf is even groot als de echte wolf maar is eigenlijk een vos. Wolven zoals trouwens alle Manenwolf andere dieren die tot de Hondachtigen behoren leven in het wild in roedels van een twintigtal dieren. Een roedel wordt meestal geleid door het alfa-mannetje, de reu, maar het kan ook zijn dat het wijfje - de teef - de baas is in de groep of dat zij samen de leiding hebben.
~ 22 ~
Dit kun je dan zien aan de hoog gedragen staart en aan de oren die naar voren staan. De overige dieren zijn aan hem/haar onderdanig hetgeen je kunt herkennen doordat ze de leider - in zijn nabijheid - aan de bek likken en op hun rug gaan liggen, als teken van onderdanigheid, van overgave. Hun staart hangt dan tussen de achterpoten. Samen trekken ze op roof uit om aan voedsel te komen. Zij jagen op zebra’s, antilopen, elanden en herten. Ze kunnen heel lang, heel hard lopen om hun prooi op te jagen. De roedel volgt de leider, die bepaalt wat de groep moet doen. Wanneer de leider ouder wordt en minder sterk, staat er altijd weer een jonge wolf op die de leiding opeist en hiervoor een gevecht aangaat; wint hij, dan wordt hij de leider en moet de andere de groep verlaten, anders wordt hij gedood. De hele groep gaat achter de nieuwe leider aan. Daarom moet men ook altijd de herdershond laten zien en laten merken dat jij-zelf de baas bent. Dat is de herdershond - de wolf in hem - instinctief, van nature gewend. Doe je dat niet, dan heeft hij vanuit zijn instinct en natuurlijk gedrag een drang om over jou de baas te willen spelen waardoor hij niet altijd naar je luistert. Wanneer hij dan de kans schoon ziet wil hij domineren, de leiding nemen en valt hij je aan. Er wordt wel eens gezegd dat de herdershond een agressieve aard heeft. Dat wil zeggen vals, schuw, angstig en bijtlustig en daardoor aanvallend, maar niets is minder waar. Wanneer hij goed is opgevoed en getraind zal hij lief en aanhankelijk zijn voor iedereen in het gezin en daar buiten. Hij heeft dan respect voor bezoekers maar houdt ze wel in de gaten. Het blijft echt een waakhond. Het geeft wel vertrouwen omdat hij beschermt tegen mensen die iets gemeens in gedachten hebben. Soms lijkt het wel of hij dan gedachten kan lezen. Dat is een onbewuste eigenschap die de mens – op een enkeling na -verloren heeft. Op de juiste tijd geeft hij zijn baas dan een teken dat alleen zijn baas begrijpt omdat hij zijn hond het beste kent. Zo is de herdershond in de loop der tijd een echte mensenvriend geworden.
~ 23 ~
Vroeger- in de negentiende eeuw, rond 1850 – leefden er veel wolven in ons land. Als een roedel wolven in de winter honger had roofde die roedel bij de boeren schapen en zelfs koeien. Een vreselijk nare ziekte - de Hondsdolheid – werd toen echter bij de wolven overgebracht en werden zij door die ziekte - net als bij de honden - vreselijk agressief en vielen zelfs mensen aan. Toen dat gebeurde werd besloten de wolven in ons kleine landje uit te roeien. Daarom leeft er nu in Nederland - behalve in de dierentuinen - geen enkele wolf meer. Dit gaat echter snel veranderen! In het westen van Duitsland zijn al de eerste roedels waargenomen en het zal niet lang meer duren of zij zullen ook bij ons op de Veluwe worden gesignaleerd. De wolf is binnen Europa een beschermd dier geworden. Dit betekent dat er binnen Europa niet op wolven gejaagd mag worden.
Duitse Herder ~ 24 ~
Herta, de Herdershond Met zachte drang drukt de moederwolf (teef) haar welpen (pups) verder onder haar vacht. Gelukkig had zij net op tijd een beschutte plek kunnen vinden onder een stevig stuk struikgewas. De hele nacht hadden ze gelopen en de jonge wolven waren bekaf. De sneeuwstorm was snel komen opzetten en bedekte in korte tijd alles waar de vlokken maar houvast konden vinden. Zo was het struikgewas al gauw onder een dik pak sneeuw verdwenen, als het ware een heuvel in het landschap. Het leek zelfs warm te worden in hun nieuwe “sneeuwhut”. De moederwolf werd ook slaperig en sloot haar ogen. Nee slapen kon niet, ze bleef luisteren of er andere geluiden boven het geraas van de storm uitkwamen. Haar oren stonden wagen wijd open. Stel je voor dat haar eigen roedel langs kwam en van hen “lucht” kreeg, hen konden ruiken. Dan zag het er niet mooi uit. Het was nog maar een paar dagen geleden dat ze de roedel was ontvlucht. Het had één van de vier welpen het leven gekost. Arme pub. Duidelijk zag ze weer de vooruitstekende kop met opgetrokken lippen met ontblote voortanden en achterover liggende oren van hun nieuwe “Alfa leider” op haar afkomen toen hij de oudere reu en leider, de vaderwolf, na een tot bloedens toe gevecht had verjaagd. Zijn ogen waren hongerig. Dagenlang was de roedel al tevergeefs op jacht. Zij waren niet in staat een buit te verschalken en konden verder niets vinden om de honger te stillen. Aan water geen gebrek, want het regende soms alsof er bakken water uit de hemel gegooid werden, maar eten, dat was er niet. Toen het begon te sneeuwen leek het wel dat de anders zo levendige toendra, nu geheel uitgestorven was. Zelfs geen vogel zag men vliegen. Er was ruzie in de roedel ontstaan wie de nieuwe leider moest zijn. Een sterkere leider die met de roedel een prooi kon bemachtigen. Er moest voor eten gezorgd worden. Een sterke jonge reu had plotseling een aanval gedaan naar de vaderwolf, de leider, die na een zwaar gevecht toch het onderspit moest delven en wanneer hij
~ 25 ~
niet gevlucht was had hij het met de dood moeten bekopen. Haar welpen begrepen echter niet dat hun vader gevlucht was. Ze dachten dat hij weer snel terug zou komen. De roedel was weer verder getrokken maar het was toch anders. De welpen misten hun vader. Er heerste een afgrijselijke spanning. Zij had met haar welpen een plekje achteraan de roedel gevonden wat door de andere wolven niet betwist werd. Maar toen was de nieuwe leider grommend op haar afgekomen, alsof zij – als moederwolf - ook schuld had dat er niet genoeg voedsel was. De andere wolven keken angstig en hongerig toe. Het was niet de eerste keer dat door de nood en honger gedreven - een eigen oudere wolf werd gedood en opgegeten. Zou zij ook weggejaagd worden of wilde hij haar als vrouwtje veroveren? Of was het om de welpen te doen? Dat kan toch niet! Dat was nog nooit in de wolvenfamilies voorgekomen. De welpen werden altijd door alle wolven in de roedel opgevoed en beschermd. Maar de honger was nu zo nijpend, je kunt nooit weten wat er in zo’n noodsituatie gebeurt, flitste het door haar heen. De houding van de nieuwe leider was zo dreigend Afwachtende houding dat zij het ergste vreesde. De spanning steeg ten top toen zij grommend en met ontblote boventanden een tijd lang tegenover elkaar stonden. Er flitsten allerlei gedachten door haar “moederwolvenbrein”. Het werd haar steeds duidelijker, zij moet vechten!
~ 26 ~
Haar jongen beschermen tegenover wie dan ook. Zij ging voor haar vier welpen staan die al beschutting onder haar poten zochten. Instinctief voelden de welpen aan dat er gevaar dreigde. Hoe lang moesten ze zo nog staan? Zij wachtte niet af en schoot met een felle aanval uit, de leider in zijn hals bijtend. Het gevecht duurde niet lang. Zij zag al gauw in dat ze niet tegen hem op kon. Maar de jongen die ze tijdens het gevecht hoorde janken gaven haar een onvoorstelbare kracht waar ze zelf versteld van stond. Een van de pubs viel onder de leidershond toen ze hem uit zijn evenwicht had gehaald en met een stevige knauw een van de achterpoten buiten werking stelde, zodat hij hiermede geen kracht meer kon uitoefenen. Luid jankend van de pijn probeerde hij weer te gaan staan. Behalve de ene pub - die gewond was geraakt - stoven de andere welpen jankend en half grommend weg. Mede hierdoor onderbrak heel even het gevecht waarvan moederwolf gebruik maakte om het ene bezeerde jong in haar bek te nemen en samen met haar andere welpen te vluchten. Hoewel de leider trachtte haar te achtervolgen, moest hij al gauw vanwege zijn verwonde achterpoot hiervan afzien. Ongetwijfeld stond de volgende reu al klaar om het leiderschap op te eisen. Zij bleef met haar welpen lang doorrennen totdat zij zo afgemat waren dat ze wel moesten rusten. Onder het lopen had zij wel gemerkt dat het jong slap in haar bek hing maar ze dorst niet te stoppen. Nu ze de pup zachtjes op de grond legde bleek al gauw waar zij al bang voor was, er was geen leven meer in. Met haar snuit gooide ze het zacht jankend om en om maar het bleef roerloos liggen. De andere pups stonden geluidloos toe te kijken en begonnen zachtjes te piepen toen ze aan de houding van de moeder zagen dat ze hun broertje moesten missen. Om te voorkomen dat de jonge wolf door andere roofdieren werd opgepeuzeld groeven ze met zijn alle een kuil waarin hij werd gelegd en toegedekt met zand en bladeren. De moederwolf strekte zich daarna uit gooide haar kop schuin omhoog naar voren en met een oorverdovend gehuil - een langgerekte schreeuw - gaf zij haar verdriet te kennen. Stil trokken
~ 27 ~
zij verder. In een verlaten holachtige ruimte hadden ze zonder eten de nacht doorgebracht. De volgende morgen was ze vroeg opgestaan in de hoop wat voedsel te kunnen bemachtigen. Het geluk was met haar. Een eind verderop hoorde ze het zachte geraas van een stroomversnelling in de rivier. Nadat zij haar pubs grommend duidelijk gemaakt had dat zij moesten blijven waar ze waren, wat er ook zou gebeuren en absoluut geen geluid mochten maken, was zij alleen er op uit gegaan. Het geraas werd veroorzaakt doordat de rivier zich door een bedding van grote steenblokken moest wringen. Zij kon haar ogen niet geloven! Dartelend probeerden een aantal zalmen tussen de stenen door te glippen. Het was een klein kunstje om een aantal zalmen te verschalken. Eerst at zij haar eigen buikje rond en toen ving zij voor iedere pup nog een heerlijke vette zalm. Met een bek vol zalmen en een warm, voldaan gevoel, begon zij aan de terugweg naar het voorlopige hol, waar zij warm onthaald werd en de jongen zich te goed deden aan de vette zalm zodat ze weer een paar dagen vooruit konden. Daarna begonnen ze weer aan de trektocht, ver weg van wat gebeurd was. Waar de moederwolf instinctief naar toe ging kon volgens haar niet meer veraf zijn. Het was een oude blokhut waar een paar mensen woonden. Met de troep was zij wel eens meer bij die blokhut geweest in de hoop er iets van hun gading te vinden. Wellicht stond het kippenhok er nog waar ze toen een paar kippen uit gehaald hadden maar snel op de vlucht sloegen toen een mens met een grote stok naar buiten kwam. Een stok die net als onweer bliksemde en donderde. De blokhut lag ook dicht bij dezelfde rivier waar ze een eind stroomopwaarts de zalmen gevangen had. Plotseling bleef ze stilstaan. Angstig kropen de pups onder haar voorpoten. Zij rook iets alsof er bosbrand was. Het was echter heel stil en met bosbrand hoor je gerommel als van krakend hout en stuiven er allerlei dieren langs je heen die op de vlucht zijn geslagen. Nee dit was iets anders. Lange tijd bleef de moederwolf staan om uit te vinden wat het dan wel was. Eindelijk liepen ze langzaam door. En hoe verder zij gingen hoe sterker werd de
~ 28 ~
lucht. Op een heuveltop gekomen zagen zij de oorzaak van die vreemde geur. In de diepte zagen zij een door brand geblakerde blokhut. Eindelijk had zij de blokhut gevonden maar er was niet veel meer van over. Slechts een paar aangrenzende hokken stonden nog overeind. De rest bestond uit verkoolde balken en een zwartgebrand iets wat het dak geweest moest zijn. Voorzichtig, met een sluipende gang, liepen ze de heuvel af. Regelmatig stilstaand om de omgeving goed in zich op te nemen. Alles leek verlaten. Vlakbij gekomen en nog verscholen in het hoge gras liet de moederwolf een angstaanjagend wolvengehuil horen. Zou er nog iemand zijn dan moest dat wel een reden zijn om zich te vertonen en te zien wat er nu aan de hand was. Het bleef echter stil. Om en nabij de afgebrande blokhut bewoog zich niets. Moederwolf rook echter iets wat ze niet eerder geroken had. Het was geen mens maar een dier, het leek wel een soortgenoot. Maar dat kan toch niet! Sluipend gingen ze verder op onderzoek uit. Plotseling bleven ze alle vier tegelijk stokstijf staan. Mmmeeuuoo…. Mmmeeuuoo….. Mmmeeuuoo, klonk het toch vrij duidelijk. Hoorden zij het goed? Een zacht kreunend gejank. Nee, niet van een mens, het was hetzelfde geluid als één van henzelf, zacht jankend van pijn of verdriet. Moederwolf spitste haar oren, haar neusvleugels trilden, zo verkende zij grondig de omgeving. Het geluid kwam vanuit een hok dat vlakbij de blokhut stond. Het hok had laag bij de grond een nauwe opening. Nee, het was geen kippenhok met gaas; dat was ook veel hoger, dat wist ze wel. Boven de opening was er iets in het hout gekerfd. De moederwolf kon natuurlijk niet weten dat het woord “Herta” daar op stond. Het was een stevig - door de boswachter zelfgemaakt hondenhok voor Herta, de jonge Duitse Herder, die ze meegenomen hadden op hun onderzoekingstocht, waaraan zo snel door een afschuwelijke snel om zich heen slaande brand een einde was gekomen. Ze hadden de pub de naam “Herta” gegeven en voor de aardigheid had hij het ’s avonds, op de dag van aankomst, spelend
~ 29 ~
en uitrustend met zijn zakmes de naam er in zitten kerven. Toen de brand uitbrak en zij een goed heenkomen zochten, waren zij – evenals Herta - naar het bos gevlucht. Later toen Herta bij de afgebrande hut terugkwam en jankend tussen het smeulende hout naar zijn baas zocht, had hij bij het instorten een balk op zijn achterpoot gekregen. Nog net kon hij jankend van pijn naar zijn hok kruipen. Dagenlang lag hij daar al, steeds instinctief zijn poot likkend die erg gezwollen was. De moederwolf liep er langzaam heen, nadat zij eerst haar jongen gemaand had te blijven waar ze waren. Toen ze bij het hok gekomen was hoorde ze het nog duidelijker: Mmmeeuuoo…. Mmmeeuuoo….. Mmmeeuuoo. Een pup flitste het door haar heen? Nee, toch iets anders. Een ander dier. Grommend ging zij in de aanvalshouding staan en ontblootte haar sterke gebit, gereed voor het volgende gevecht. Met verbazing zag ze echter een welp tevoorschijn komen. Nee, het was geen wolvenjong, maar het leek er wel op. Het beestje was iets zwaarder en groter dan haar eigen welpen. Wat dikkere poten en een meer donkerbruine vacht. Voorzichtig rook zij aan het beest, dat zich instinctief op de rug draaide om te tonen dat zij niet wilde vechten maar zich geheel over gaf aan het grote beest voor hem. Moederwolf draaide Herta om en wilde hem laten staan. Toen bleek dat Herta nog niet goed op zijn rechterachterpoot kon rusten. Moederwolf gaf een teken aan de welpen dat het veilig was. Direct kwamen zij aanrennen, nieuwsgierig wat moederwolf gevonden had. Wat is dat nou? Een broertje? Zij begrepen er niets van. Herta was groter en steviger maar kon niet goed op zijn rechterachterpoot staan. Terwijl de welpen zich met de nieuwe gast bezig hielden, onderzocht moeder de omgeving verder af. Het werd haar duidelijk dat in de blokhut mensen gewoond hadden die nog maar enkele dagen geleden weggetrokken waren omdat de blokhut geheel afgebrand was. In de consternatie was kennelijk het beestje achtergebleven. Wellicht had ze zich verstopt toen er brand uitbrak en iedereen in de haast moest vluchten. De moederwolf keek haar eigen welpen eens aan en die raadden haar
~ 30 ~
gedachten. Moeten we hem meenemen? Of hier alleen achterlaten? Ook al is het niet één van ons dan moeten we hem toch verzorgen? Achterlaten betekent dat hij dood zou gaan van de honger en dorst omdat hij niet goed kon lopen, of dat hij door een ander roofdier zou worden opgegeten! Mmmeeuuoo…. Mmmeeuuoo , oefe-oefe, woef jankten ze zacht - half blaffend alle drie in koor. Zachtjes maar heel duidelijk betekende dat:“We moeten hem meenemen”. Ze snuffelden nog eens aan Herta en gooiden hem om en om. Ja hoor, hij is wel wat forser maar we kunnen fijn met hem spelen, gromden ze. “Goed”, zei moederwolf: “Ik ga liggen en dan duwen jullie hem op mijn rug,” gromde moeder. Intuïtief begrepen zij wat moeder bedoelde; dan kan hij daar op haar rug liggend zich met zijn bek aan haar nekharen vasthouden. “Hij is te zwaar om hem voortdurend tijdens het rennen in mijn bek te houden.“, blafte grommend moeder wolf. En zo gebeurde het. Moeder drukte zich zo plat mogelijk op de grond en de welpen trokken en duwden de grote pup op moeders rug. Vasthouden beduidden ze. Met je bek aan die zware nek met haren. Beteuterd keek de pup, Herta, toe. Hij had pijn aan zijn rechter poot gekregen en begreep niet wat er allemaal gebeurde. Langzaam kwam moederwolf overeind en stapte voorzichtig naar voren. Als van zelf beet Herta zich vast. En toen moeder wolf zachtjes ging lopen begreep Herta wat de bedoeling was. Zijn ene zere achterpoot strekte hij naar achteren en met zijn andere poten drukte hij zich stevig vast en hield zich met zijn bek in evenwicht. Eerst langzaam, stapje voor stapje, stapvoets, langzaam maar steeds sneller, in een draf, gingen ze er vandoor. De onbekende wereld in. Zo werd Herta - als pub herdershond - door een wolvenmoeder opgevoed en groeide hij op tussen de andere wolven en werd het Herta de Wolfshond.
~ 31 ~
Herta als Pup
~ 32 ~
Herta, de Wolfshond Algemeen Het was moederwolf duidelijk dat zij zo snel mogelijk verder moest, weg van die blokhut. Ongetwijfeld zouden de mensen terug komen en dan waren zij in levensgevaar. Tot de zon onder ging waren zij in draf door gegaan. Zoekend naar een geschikte overnachtingsplaats. Een hol onder een boom of iets dergelijks, veilig voor de grotere wilde dieren zoals beren, die als ze hongerig waren best een welpje lusten. Waren ze nou bij de roedel dan hoefden ze niet bang te zijn, maar zo alleen, waren ze onbeschermd. En stel je voor dat ze haar eigen roedel tegen zouden komen, dan werd het weer vechten met de leider en de uitslag kon je voorspellen. Zij zou het onderspit delven. Het is zelden gebeurd dat een vrouwtjeswolf de leider van een groep overmeesterde en zelf de leidster werd. Uitgeput waren zij er in geslaagd een dicht begroeid struikgewas te vinden met daarbinnen een afgeschermd plekje waar zij best met zijn vijven konden liggen. Onderweg was Herta diverse malen van haar rug afgegleden maar met vereende krachten werd Herta dan weer op de rug gehesen en waren zij verder getrokken. Zacht jankend gingen de welpen rond Herta liggen alsof zij hem wilden beschermen. Zij likten zijn snuit en gewonde poot ten teken dat zij hem lief vonden en het beste met hem voor hadden. Doodmoe vielen zij in een diepe slaap. Moederwolf sloop zachtjes het hol uit en verkende de omgeving. Zij moest zorgen dat er wat te eten kwam. Zij moest op jacht. Maar alleen op jacht gaan bleef altijd gevaarlijk. Stil luisterde ze naar alle junglegeluiden. Heel in de verte hoorde zij het gehuil van een wolvenroedel die op jacht ging. Zou dat haar eigen roedel zijn? Ze konden immers niet zo heel ver van de eigen roedel afgedwaald zijn. Het was een heldere maanverlichte nacht - ijzig koud - en de junglegeluiden waaraan zij zo gewend was leken haar nu - met het door merg en been
~ 33 ~
dringende gehuil van de roedel wolven - anders. Het maakte haar angstig en ze besloot terug tegaan naar haar pubs en hun nieuwe gast. Bang en stilletjes ging zij naast haar welpen liggen die zij met haar voorpoten dicht tegen haar aandrukte. De honger moest maar even wachten. Met z’n alle dicht tegen elkaar aan was het lekker warm en gaf een veilig en aangenaam gevoel. Niemand zou ze hier onder het dichte struikgewas kunnen vinden. Het regelmatige en soms zuchtende geluid van de ademhaling van de pubs gaf haar het teken om ook maar de ogen te sluiten, maar van slapen kwam niet veel. Allerlei gedachten speelden door de kop van de moederwolf: “Hoe kwam ze morgen aan voedsel? Zou het goed komen met die vreemde snuiter?” Ook nu nam de nieuweling tegen haar warme buik de grootste plaats in. Het leek wel een eigen pub maar hij was steviger, veel groter. Ze begreep er niets van. Toch duurde het niet lang en viel zij in een waakzame slaap. Nee, geen diepe slaap maar een hazenslaap. Slapen en toch paraat zijn. Slapen en toch alles horen? Ja, dat kunnen alleen moeders - alle moeders - die over hun kinderen waken. Hoe lang had zij zo liggen soezen? Als in een flits stond ze plotseling op haar vier poten. Een dof geraas had haar opgeschrikt. Het werd ook steeds luider! Plotseling was het stil. Die stilte duurde maar kort en werd plotseling vervuld met een angstaanjagend gehuil van een roedel wolven. Was het haar eigen roedel? Waren zij op zoek naar haar? Stonden ze nu dicht bij hun hol? De pups - wakker geworden verdrongen zich angstig onder haar gespannen poten en wanneer zij opkeken zagen zij hun wolvenmoeder met de tanden ontbloot, klaar voor de aanval. Plots was het weer stil. Zij verroerden geen vin. Hielden bijna hun adem in. Wat zou er gebeuren? Zou de roedel hen kunnen ruiken? Een scherp gehuil verstoorde die stilte, gevolgd door hetzelfde doffe geraas van vele hoeven die hun schuilplaats voorbij stoven. Het doffe geraas werd steeds zachter en ebde langzaam weg. Spoedig was slechts het monotone, vertrouwde jungle gezang
~ 34 ~
weer te horen. Moederwolf begreep dat zij nu veilig waren en ging liggen terwijl de pups zich direct weer een warm plekje eigen maakte tussen de zware poten van moeder. Door de spanning overmand vielen zij wederom in een diepe slaap, wetend dat moeder over hun de wacht hield; in een hazenslaap. De volgende morgen - de zon probeerde net boven de kim uit te komen - toen de pups zich al rekkend met hun poten aangaven dat zij lekker geslapen hadden, maande moederwolf hen. Met een paar kleine maar betekenisvolle grommen gaf zij te kennen dat zij zich nog even rustig moesten houden; moederwolf moest eten gaan zoeken en moest hen dus alleen laten. In dit vreemde hol was het toch een beetje gevaarlijk, gromde mam. Dat begrepen ze en terwijl zij verdween in de schemer van de nieuwe dag kropen de jonge wolven weer dich tegen elkaar aan om de kou zoveel mogelijk buiten te sluiten. Voorzichtig, bijna geruisloos liep moederwolf langs de bosrand. Zij voelde zich hier veiliger dan op de open vlakte van de toendra. Af en toe stond zij stil om nog beter te kunnen horen en te ruiken. Geen vreemde geluiden en geuren, maar ook geen teken van een prooi. Of toch? Verweg leek het dat zij een zacht geritzel van bladeren hoorde. Zij hield de adem in om nog beter te kunnen horen, stak haar snuit in de lucht. Zij moest weten wat dit was. Onhoorbaar sloop zij op het geluid af. Veel dichterbij dan dat zij dacht kreeg zij de buit in zicht. Een reebok? Nee, een hertekalf van een edel- of wapitihert. Het leek wel of ze nog onervaren was, nog van geen kwaad bewust. Maar waar was de hinde om haar te beschermen? Daar moest zij wel rekening meehouden, mischien wel een hele roedel. Wat een bof, het water liep door haar tanden. Daar zullen de welpen wel blij mee zijn. Aandachtig bleef zij minutenlang staan om alles in zich op te nemen en het
~ 35 ~
gevecht met de grote herten in te schatten. Zij hoorde en zag echter niets. Alleen het zachte geritzel van de bladeren dat veroorzaakt werd door het prachtige mooi gevlekte kalfje. Gefascineerd stond de moederwolf ernaar te kijken. Wat een prachtige en heerlijke buit. Zou ze verdwaald zijn? Geen hinde in de buurt? Geen moeder die zenuwachtig graasde naast haar jong? Ze overwoog…….een run, een stevige knauw en ze kon met een heelijke buit naar de welpen die hongerig lagen te wachten. Plotseling stond het hertekalf rechtop met gespitste oren die leken in het rond te draaien. Had zij iets gehoord? Rook zij iets? Stokstijf bleef ze staan. Maar de moederwolf stond “op de wind” en het kalf kon haar dus niet ruiken. Ademloos bleef ook moederwolf staan. En toen: Twee reebruine ogen keken moederwolf strak aan. Oog in oog met haar buit! Hoe lang duurde dat? Geen angst in haar mooie bruine ogen maar meer verbazing, met de vraag: wie ben jij? “Aanvallen”!, flitste het door haar heen….. Nu! Maar haar poten leken verlamd. Instinctief kromde zij haar rug om de sprint in te zetten. Er gebeurde echter niets. Er ging van alles door het moederwolvenbrein heen: Weggelopen van de roedel hindes; moederhinde is aan het zoeken; wat een prachtig kalfje; wat een mooie natte snuit; en ………Het moederinstinct won het van de honger. Zij bolde extra haar rug, hief haar kop omhoog en stiet een angstaanjagend gehuil uit, hiermede het kalfje gelegenheid gevend te vluchten. Het kalfje, nu verstijfd van angst, strekte zich uit en rende weg, direct gevolgd door een prachtige hinde die plotseling uit de struiken tevoorschijn schoot. Nu dan!!......., zet de achtervolging in! Moederwolf wist hoe zo’n jacht in de roedel er aan toeging. De ervaring was dat de wolven veel langer en sneller konden lopen waartegen de herten niet op konden en zouden sneuvelen onder de grote snelheid van de run. Moederwolf stond echter aan de grond genageld, als het ware verlamd en niet in staat het mooie gevlekte kalfje van haar moederhinde te roven. Hoe zou zij het vinden als een welp van haar werd weggeroofd en opgegeten? Wellicht was dit voor de
~ 36 ~
hinde een goede les om meer waakzaam te zijn en haar jong niet zo ver en alleen te laten afdwalen. Met haar sterke rechterpoot wreef zij over haar rechter oog. Was dat een traan? Nee, bij het zachtjankende geluid komen bij de wolf geen tranen te voorschijn maar het toont wel haar emotie. Met een extra lang gehuil draaide zij zich om en zette haar zoektocht naar voedsel voort. Dat liet niet lang op zich wachten. Na een uurtje zwerven hoorde zij geroezemoes van mensen. Oppassen! Mensen zijn soms wreed en hebben donderstokken die heel gevaarlijk zijn. Zacht sloop zij verder tot aan de rand van het struikgewas waarna zij een schamele boerderij zag liggen. Allerlei mensen hadden zich verzameld rond een vuurtje waarop zij stukken vlees legden om te roosteren. Grote stukken vlees lagen naast het vuur op een grote schaal. Plotseling werd er geklapt en gejuicht en verdwenen zij allen in de boerderij. Met een paar sprongen stond zij naast de grote schaal. Het leek wel een half varken dat daar lag. Zou zij het kunnen meenemen? Zij sperde de bek wijd open; deed een hap en haar tanden doorboorde het zachte vlees van de big. Het was wel zwaar maar met een snelle draf maakte zij zich uit de voeten. Net op tijd! Achter haar hoorde zij een geschreeuw van de mensen. Het varken, het heerlijk biggetje is gestolen riepen ze tegen elkaar. Wolven…..!, werd er alom geroepen. Moederwolf maakte snel dat zij met haar rijke buit op veilige afstand kwam. Bij het hol aangekomen legde ze het varken voorzichtig op de grond. Haar hele bek en snuit prikkelde door de peper en het zout waar het vlees mee ingesmeerd was. Terwijl zij haar snuit snel door het mos wreef verdrongen de pups zich al om de buit en vielen grommend aan. Wacht!...gromde moederwolf. Niet zo wild. Jij hier en jij daar en denk erom, goed kauwen en niet te grote brokken tegelijk. Niet gelijk doorslikken, eerst goed kauwen. Er is vlees genoeg voor allemaal… leek zij te grommen. En zo gebeurde het. Heerlijk smullend van het malse vlees tot hun buikjes gevuld waren. Zij werden er slaperig van. Eén voor èén gingen zij liggen, sloten hun ogen en genoten van een heerlijke
~ 37 ~
slaap. Ook Herta smulde ervan en terwijl zij ook in slaap rolde likte moederwolf zijn gewonde poot om die sneller te doen genezen. Een soort massage, wat moederwolf regelmatig deed. Dat hielp geweldig. Hij voelde al minder pijn en met zo’n heerlijke krachtige hap vlees voelde hij zich weer een heel stuk beter. Na enkele dagen rondgezworven te hebben bleek al gauw dat Herta niet meer op de rug hoefde maar kon gaan lopen. Eerst wat langzaam maar al spoedig steeds sneller. Hij voelde geen pijn meer. Als vanzelf begon hij met de welpen te spelen en te ravotten. Na enkele weken kon moederwolf het duidelijk zien. Herta werd almaar groter, groter dan haar eigen welpen. Herta ging de baas over hen spelen. Hij blafte ook meer dan haar eigen welpen die dat niet goed konden. Zij begonnen steeds beter en harder te janken met een huilende toon.Toch konden zij elkaar goed verstaan. Al spelend, blaffend en jankend begrepen zij van elkaar wat ze moesten doen. Het hol was al geruime tijd een fijne plaats om na de dagelijkse beslommeringen van jagen, spelen en ravotten zich terug te trekken en heerlijk uit te rusten om daarna in een diepe slaap te vallen. Moederwolf strekte dan de poten languit en de kleinen verdrongen zich dan om een zo warm mogelijke plekje tegen de warme buik van moederwolf te krijgen. Het was dilwijls Herta die de beste plaats innam. Als ze sliepen likte moederwolf Herta’s snuit om nog beter te kunnen vaststellen wat voor bijzondere wolf hij was. Hij was krachtiger, veel steviger poten en bovendien constateerde zij dat hij slimmer was. Een keer voordoen en hij wist het. Bij haar eigen welpen moest ze alles wel 10 keer herhalen voordat ze het snapten. Zij vond het allemaal maar onbegrijpelijk en toch ging zij veel van Herta houden. Herta en zij konden ook goed met elkaar opschieten. Herta was lief voor haar. Als er wel eens ruzie was dan kwam Herta naar haar toe en likte haar neus en wilde als het ware met haar kroelen. Wat was dat toch, dat grote verschil met haar eigen welpen?
~ 38 ~
Op een avond - de welpen lagen al te slapen – hoorde ze plotseling een zeker geritsel. Zacht, maar het werd steeds luider. Heel voorzichtig –zonder de welpen wakker te maken- richhte zij zich op. Waakzaam, haar neus trillend van inspanning. Rook zij het goed? Deze geur kwam haar bekend voor! Het was de geur van een wolf maar ook een geur die zo vertrouwd was. Plots wist zij het zeker:de vader van de pups! De vroegere leider van de troep. Zacht liet zij een op grommend gelijkend geluid horen. Nee niet kwaadaardig, maar een geluid dat alleen haar lieve wolf vader van haar pups - zou kunnen horen en begrijpen. Nog eens, maar het bleef stil, doodstil. Om die stilte te doorbreken waagde zij het nog een keer om hetzelfde knorrende, grommende geluidje wat zij samen zo goed kenden van vroeger als zij met elkaar kroelden – te laten horen. Het resultaat was overweldigend. Met een wilde doortastende sprong, jankend van blijdschap, stond hij voor haar. Zij sloegen de voorpoten om elkaar heen en likten elkaars kop, zacht jankend tonend wat in beide omging. Dat was binnen de wolvenfamilies nog nooit voorgekomen. Een verjaagde groepsleider die levend en wel zijn vrouwtje met jongen terugvond. De pups - wakker geworden van het hele tumult - sloegen verbaasd gaande waar die twee mee bezig waren: elkaar knuffelend, likkend en zachtjes jankend. Zij schrokken geweldig toen plotseling die grote wolf de pups begon te likken en liet blijken om met hen te willen spelen. Toen hij bij Herta was aangekomen klonk er plotseling een vervaarlijk gegrom. Geen gelik, maar een dreigende houding, waarvan Herta zo schrok dat hij zich direct achter moederwolf verschool. Na deze plotselinge ontmoeting had moederwolf veel uit te leggen. Met zacht gegrom en Herta likkend - om extra te tonen dat zij van hem hield - werd het vaderwolf duidelijk gemaakt dat Herta een
~ 39 ~
vondeling was en door haar en de pubs was opgenomen binnen de wolvenfamilie. Vaderwolfs agressie verdween daardoor wel langzaam maar het duurde toch nog wel even voordat ook Herta een lik van hem kreeg. Vaderwolf begreep er nog maar weinig van dat zo’n forse en toch op de pups lijkende wolf bij hen hoorde. Het ijs was echter gebroken en de wolvenfamilie verenigd met de vader en een extra “Herta”. Jawel, nu was vaderwolf weer de leider van een klein groepje, een klein roedeltje. Moederwolf was er heel blij mee. Nu konden ze gezamenlijk op jacht en vaderwolf gaf aan wat er moest gebeuren. Herta luisterde ook goed naar vaderwolf en leerde heel veel van hem. Langzaam maar zeker begon ook Herta te begrijpen dat hij anders was dan de andere pubs. Hij groeide sneller op tot een heel stevige wolf, maar het was toch geen echte wolf. Vaderwolf kreeg zelfs plezier om met hem te spelen. Herta was verstandig en leerde snel. Alle wolventrucjes bij het jagen leerde Herta sneller dan de andere pubs. Als vanzelf liep Herta bij de jacht voorop de pubs. Eerst vaderwolf - de leider - dan moederwolf direct gevolgd door Herta en daarna de andere pubs. Ook als er gerend moest worden - achter een prooi aan - was dit de volgorde. Vaderwolf - als oudleider van een wolvengroep, de roedel - wist precies waar er buit te halen viel. Herta en de pups leden geen honger meer. De jacht verliep onder de aanwijzingen van vaderwolf perfect. Zij luisterden goed naar vaderwolf en groeiden versneld op tot volwassen wolven. Wolven die als het moet hun ouderlijk nest kunnen verlaten om zelfstandig hun leven op te bouwen en een eigen roedel te vormen. Op een dag - voorzichtig achter elkaar aanlopend - zoekend naar een prooi, stond vaderwolf plotseling stil. Hij wist het zeker dat er niet veraf een andere wolvenroedel op jacht was. Nog maar nauwelijks waren zij stilletjes achter vaderwolf gaan staan of het werd duidelijk wat er aan de hand was. Een andere wolvengroep stond voor hen. Hun leider voorop. Moederwolf zag het direct het was hun vroegere groep. Zij zag direct de leider die het op haar pubs gemunt had. De leider die haar vaderwolf verslagen had en
~ 40 ~
het bos ingestuurd had. Ook vaderwolf wist dit direct maar moedig als hij was stiet hij een angstaanjagend gehuil uit dat alle wolven deed inkrimpen van angst. Dat wordt een fel - maar kort gevecht! Een gevecht waarvan de afloop al duidelijk is? Grommend - met de kop schuin naar beneden - met dreigende geheel ontblote tanden in de open bek, slopen de beide leiders behoedzaam - tergend langzaam - op elkaar af. Achter vaderwolf - op een veilige afstand - stonden moederwolf, de pubs en Herta het schouwspel gade te slaan. Herta was in de loop van de tijd volwassen geworden. Het was een volbloed Duitse herder geworden, zwaarder en forser dan vaderwolf. Hij begreep niet wat er aan de hand was. Instinctief begrepen de andere pubs wel wat er dreigde. De oude leider – verjaagd uit de groep – stond weer tegenover zijn oude rivaal. De rivaal – een stevig gebouwde, agressieve grote wolf die hem in een vorig gevecht zijn vrouwtje wilde ontfutselen. Hij was weggejaagd het bos in en nu stond hij weer voor het zelfde probleem. Vaderwolf keek achterom en zag zijn vrouwtje met de pubs – zijn eigen volgroeide pups- stil in afwachting staan. Hij zag ook Herta, zijn bijzondere pup - die zijn voorpoten strekte om als het ware te laten zien dat hij hem te hulp wilde snellen. Het gaf hem de nodige moed om nog dreigender zijn tegenstander in de ogen te zien. Wat ging er in die twee breinen om? De afstand tussen de twee werd al maar kleiner. “De eerste klap is een daalder waard”, moet vader wolf gedacht hebben en stoof als een wilde Aanvallende wolf
~ 41 ~
stier op zijn tegenstander af, greep hem in zijn nek en gezamenlijk rolden zij om en om. Vaderwolf kon echter niet op tegen die stevige hardstalen spieren van de jonge leider en kwam op de grond te liggen met de wetenschap dat de dodelijke knauw in zijn hals zou volgen die een einde zou maken aan het gevecht. Stil op de grond liggend - in afwachting van het ergste - gebeurde er echter iets heel anders. Juist toen de Alfaleider zijn dodelijke knauw zou geven werd hij aangevallen door een andere wolf. Wat is dat nou: wie betwist mij het leiderschap?, ging het door zijn wolvenbrein. Met beide voorpoten op vaderwolf – hem stevig in de grip houdend- overzag hij de situatie. Met dreigende ontblote voortanden stond daar een jonge wolf, jong maar stevig, anders dan de andere wolven. Hij vergat vaderwolf, liet hem liggen en stond daarna dreigend tegenover Herta. Dreigend maar bovendien met een zekere minachting tegenover diegene die het wilde wagen zijn leiderschap op te eisen. Een oorverdovend gehuil was het antwoord van hem! Maar Herta - die van ander hout gesneden was - stond in een afwachtende houding, roerloos! Een ding was voor Herta heel duidelijk: Hij kon vaderwolf - waarvan hij zoveel geleerd had - niet laten ombrengen, dood maken, door die andere leider. “Actie”, zei zijn intuïtie en met een verbazingwekkende sprong stond hij beschermend - breed uit - boven de op de grond liggende vaderwolf. Grommend, met ontblote tanden, week de leiderswolf uit. Wat is dat nou? Wie in de roedel durft mij aan te vallen? Tussen de vier poten van Herta lag vaderwolf niet begrijpend wat er allemaal gebeurde. Eigenlijk wachtte hij op de laatste knauw, maar hoopte stilletjes dat hij weer mocht vluchten. In plaats daarvan voelde hij een strelende tong. Het was Herta die met een lik over zijn snuit te kennen gaf dat alles goed zou komen. Het “wolveninstinct” was bij Herta als in een flits ontwaakt. Dreigend stonden de twee tegenover elkaar. De alfaleider van de wolvengroep en Herta - de Duitse Herder opgegroeid tussen de wolvenpups - een voor beide vreemde situatie.
~ 42 ~
De wolvenleider - conform het gebruikelijke ritueel - kon niet aanvaarden dat een ander de baas zou gaan spelen en Herta die vrede wilde sluiten en slechts wilde voorkomen dat zijn wolvenstiefvader het veld moest ruimen of zelfs - zoals het er uit zag - dit gevecht met de dood moest bekopen. Het dierlijke instinct kreeg echter de overhand en beide partijen stortten zich in een gevecht waar slechts één overwinnaar mogelijk was. Zoals Herta het geleerd had van de moederwolf, stootte hij een angstaanjagende gehuil uit ten teken dat hij “Herta” was en niet accepteerde dat zijn stiefvader gedood zou worden. Bijzonder? Welnee, de volgroeide Duitse herder, maakte korte metten met de alfawolf, die onverwachts een sprong naar zijn keel deed om de halsslagader door te bijten en Herta zou doodbloeden. Herta had echter al veel geleerd en met een slimme beweging sloeg hij deze aanval af. In een mum van tijd had hij de leiderswolf in een zodanige greep dat Herta een snel einde aan het gevecht kon maken. Nu lag de leiderswolf op de grond en Herta stond boven hem met zijn grote bek met tanden in zijn hals klaar om toe te happen wanneer er verder verzet zou volgen. Herta’s beet werd langzaam vaster en toen begreep de leider dat hij verloren had. Ten teken dat hij zich gewonnen gaf verslapte hij zich geheel in afwachting van wat zou gebeuren. Maar Herta schonk hem - dreigend boven hem staand - het leven! De alfa-leider erkende hiermede in Herta zijn meerdere. Dit nu was voor Herta voldoende en met een overwinningskreet – een langgerekt gehuil - liet hij de leider los, die zich met de staart tussen zijn poten snel uit de voeten maakte en in de troep verdween. Ook deze leiderswolf zou voortaan getrouw alle bevelen van Herta opvolgen. Plots was Herta de leider van de hele roedel geworden en moesten zij blindelings zijn bevelen opvolgen. Bijzonder was dat de verslagen leider in de roedel mocht blijven en ook door de andere geaccepteerd werd. Bijzonder ook dat hij niet gedood werd door de nieuwe leider, de herdershond Herta, de Duitse herder, nu de Wolfshond Herta.
~ 43 ~
Wolfshond Herta Het bleek binnen de roedel al snel dat Herta geen gewone wolf was. Natuurlijk de Duitse Herder heeft in zijn binnenste nog wel een wolvenkarakter, maar dat is door het vele doorfokken diep verscholen in het hondenbrein of anders gezegd het is wel latent aanwezig maar niet meer spontaan naar buiten tredend. Dit nu was bij Herta - door het opgroeien binnen een wolven familie - wel het geval. Herta - als volbloed Duitse Herder - als pup opgevoed binnen een wolvenfamilie was een echte wolf geworden. Herta werd de leider - forser en groter dan de andere wolven hadden zij met ontzag het leiderschap van Herta aanvaard. Overigens was Herta best trots dat hij nu het leiderschap van de roedel overgenomen had. Trots omdat hij zelf niet een echte wolf was maar er toch zich geheel verwant mee voelde. Herta besefte heel goed dat hij anders was. Het leek wel of hij sterker en verstandiger was - alles sneller kon overzien - dan de andere wolven. Na het gevecht liep hij instinctief en grommend weg ten teken dat de roedel hem moest volgen. Zijn stiefmoeder kwam naast hem lopen en toen hun blikken elkaar troffen gaf Herta haar een flinke lik op haar natte snuit. Herta had gezien dat het weer snel verslechterde en hij daarom snel een beschutte plaats moest zoeken om met zijn roedel veilig te kunnen overnachten. De zon was al onder gegaan dus moest hij snel besluiten.Veilig betekende niet alleen beschermd voor de dreigende sneeuwstorm die er aankwam, maar ook veilig voor de mensen die regelmatig gesignaleerd werden en jacht op hen maakten. Het werd ook ijzig koud. Herta versnelde zijn gang en de - uit 15 wolven bestaande roedel volgde hem gedwee, ook toen Herta nog meer versnelde en in draf overging. Alleen de oudere wolven bleven wat achter zodat Herta wat langzamer ging lopen. Hij wist een geschikte plek maar dat was nog zeker een half uur rennen. Met ontzag keek hij naar de donkere wolken die zich snel samentrokken tot hoge donkere gevaarten. Elk ogenblik kon de storm losbarsten. Het begon al stevig te waaien. Woef, woef, blafte Herta, iets wat de wolven wel
~ 44 ~
verstonden maar die zelf niet konden blaffen. Een zacht gehuil was het teken dat ze het begrepen en Herta versnelde wederom zijn gang. Eindelijk kwam het doel in het zicht: De verlaten afgebrande woning - blokhut met schuur en hondenhok- waar Herta gevonden was door de moederwolf. Daar aangekomen zochten ze allemaal een goed plekje onder het schuin afhangende, half afgebrande dak. De eerste grote zwevende vlokken – opgejaagd door de wind - vlogen al in de rondte. Toen ze allemaal een plekje – dicht tegen elkaar – ingenomen hadden barstte de storm los. Precies op tijd, dachten alle wolven en keken bewonderend naar de fiere houding van Herta, die het geheel - net buiten de afdakking staande – gadesloeg. Herta zag en voelde dat alles veilig was. Alle wolven hadden een veilig plekje gevonden. Herta draaide zich om, zoekend waar hij zich zou nestelen. Dat was niet moeilijk. Al gauw zag hij zijn moederwolf, die haar kop ophief ten teken dat hij hier welkom was. Herta begreep dit direct en nestelde zich stevig tegen zijn stiefmoeder aan. Een vertrouwde lik - van “mamma” - op zijn snuit bevestigde dat alles in orde was. Terwijl de sneeuwstorm over hen heen woedde en de afgebrande vestiging met een halve meter sneeuw bedekte, lag de hele roedel heerlijk te knorren. Terwijl alle wolven in een diepe slaap verzonken waren hield er echter één de wacht: Herta. Af en toe deed hij - tussen de poten van “mamma” - wel een hazenslaapje maar het betekende wel dat hij alles hoorde en rook. Hij sliep wel maar was tevens alert op alle geluiden. Zijn oren stonden rechtop en zijn neus was in uiterste paraatheid. Af en toe zag je de punt van zijn neus van links naar rechts bewegen, alsof hij iets rook dat op onraad duidde. De nacht verliep rustig. De volgende morgen besloot Herta met een kleine groep van vijf jonge – maar wel ervaren - wolven op jacht te gaan om voor de hele roedel voedsel te bemachtigen. Alles was bedekt met een bijna onbegaanbare dikke laag sneeuw en ze moesten dus extra voorzichtig zijn, vooral met de sporen die ze in het pak sneeuw achterlieten. Herta liep de roedel langs en gaf een grom met een
~ 45 ~
lik over de snuit wie mee op jacht moesten. Dat vonden de jonge wolven prachtig en sprongen direct op, strekten zich languit en zacht grommend volgden zij hun leider. Herta gaf hun instructies hoe zij hun sporen direct moesten uitwissen door met hun achterpoten voortdurend in het rond te trappen en legde grommend uit waarom dat moest. Herta wist dat vlakbij een stroomversnelling van een rivier kolkte en liep daar voorzichtig heen met in zijn spoor de vijf jonge wolven die trilden van spanning om een lekkere buit te verschalken. Bij de rivier aangekomen, hield Herta stil om te overleggen. Uit de verte zag hij diverse dieren waaronder herten en eekhoorns die aan het drinken waren. Maar ook zag hij een grote beer die de drinkende dieren goed in de gaten hield om zijn slag te kunnen slaan. En dat deed hij plotseling. Met een paar grote sprongen was hij bij een jong kalfshert en sloeg hem met zijn zware poot in één keer op de grond en beet hem tot bloedens toe in zijn hals. Dit was voor Herta te veel. Hij gaf de andere wolven een seintje en ze stormden op de beer af die verbaasd om zich heen keek en zich afvroeg wat er nu gebeurde. De grote beer was ook voor de jonge wolven een te grote prooi maar zij volgden hun leider. Herta wist precies hoe te handelen en beet de beer in de achillespees van zijn rechterpoot, terwijl de andere wolven bijtend om hem heen sprongen. De beer die niet opgewassen bleek tegen zo’n overmacht brulde het uit en droop snel af. Grommend van pijn en woede sleepte hij zich weg op drie poten, het zojuist verschalkte jonge hert zieltochend achterlatend. Herta snuffelde grommend aan het gevelde hert, draaide het om en nog eens om, maar constateerde dat er geen leven meer inzat. Blaffend gaf hij te kennen dat zij het hert met z’n vijven moesten beetpakken en naar de schuilplaats moesten brengen. Daar werden ze vreugdevol - met blij gejank - ontvangen en deden zich – onder het wakend oog van Herta - tegoed aan het malse vlees. En terwijl een ieder zijn maagje vulde liep Herta terug - alle sporen uitwissend - naar de rivier en verschalkte snel en met
~ 46 ~
gemak een paar opspringende forellen. Hij had hier voldoende aan om zijn knorrende maag te stillen. Iets in hem zei dat het vlees van zo’n edel hert niet bij hem paste. Territorium, eigen jachtgebied Elke wolvenroedel had in het uitgesrekte toendra-gebied van Canada haar eigen afgebakende jachtgebied, haar eigen territorium volgens de oude natuurwetten. Afgebakend door geur van de keutels en plas van de eigen wolven. Iedere wolf kon dit ruiken en wanneer men een ander jachtgebied naderde dan was het gebruikelijk dat men omkeerde, het jachtgebied van de andere roedel respecterend. Deed men dit niet dan wist men instinctief dat het met de elkaar ontmoetende vreemde roedels op een gevecht zou aankomen. Soms tussen de Alpha-leiders onderling, maar het kwam ook wel eens voor dat alle wolven met elkaar aan het vechten gingen op leven en dood. Dan werd het een echt slagveld. De schuilplaats van Herta’s roedel lag aan de zuidkant van hun eigen jachtgebied en daarom moest de roedel – na de welgedane rust - noordwaarts trekken. Wolven zijn trekdieren, voortdurend op zoek naar voedsel. Om niet op te vallen in de wijde toendra’s trekken zij er meestal s’nachts op uit. In de veelal maanverlichte nacht speuren zij dan naar herten en wilde zwijnen. Overdag houden zij zich graag op aan de rand van de toendra, waar deze overgaat in struikgewas en bosgebied. Daar voelen zij zich dan veilig voor de grote beren en vooral voor de mens. Het was een prachtige heldere dag geweest, volop zon die de sneeuw op vele plaatsen al had doen verdwijnen. Het liep al tegen de avond toen Herta plotseling stil stond en de roedel instinctief direct ging liggen in afwachting van wat zou volgen. Herta had iets geroken en voegde zich bij de vroegere leiders - de oudere wolven – alsof hij hun raad, hun mening wilde horen. Jawel, ook zij roken onraad. De hele roedel werd onrustig, ook zij snuffelden met hun neus in de lucht. Niet direct onraad maar andere wolven! Er lag een andere roedel op hun pad, in hun eigen territorium. Herta gaf een teken om voorzichtig door te lopen. Het
~ 47 ~
duurde niet lang of de andere roedel werd opgemerkt. Ook zij schuifelden voorzichtig voort. Ook zij hadden Herta met zijn roedel geroken en naderde langzaam. Hun leider voorop, zacht jankend om aan te geven dat zij hulp nodig hadden. Het was een roedel van twaalf wolven, een kleine familie, uitgehongerd omdat ze dagenlang geen eten hadden gevonden. Herta was in een paar sprongen met opgetrokken bovenlip bij hun leider. Zijn grote scherpe hoektanden waren goed zichtbaar en deed de andere leider terugdeinzen. Hij wierp zich direct op zijn rug en jankte zachtjes ten teken dat hij zich direct overgaf. Verbaasd keek Herta om zich heen en zag dat de hele roedel wolven sterk vermagerd was. Herta strekte zich, stak zijn kop schuin omhoog en stoote een zwaar galmend gejank uit en nog eens en na de derde keer, terwijl alle wolven sidderend van angst op hun rug lagen ter overgave, likte hij de snuit van de andere leider en kroelde hem met zijn kop ten teken dat Herta vriendschap wilde sluiten. De andere leider sprong op en drukte zich stevig tegen Herta aan en stootte eveneens een gehuil uit. Een blij gehuil ten teken voor alle andere wolven dat vriendschap gesloten was. Het was een bijzonder schouwspel hoe de andere roedel opgenomen werd in de roedel van Herta. Ze liepen door elkaar heen, elkaars snuit likkend en kopjes gevend. Herta keek er naar en een gevoel van tevredenheid kwam over hem. Direct had hij gevoeld dat de nieuwe roedel hulp zocht en niet wilde vechten om het territorium. De roedel was verzwakt. De andere leider kwam naast hem staan rolde zich nogmaals op de grond om zijn eerbied en ontzag voor Herta te tonen en gaf tevens te kennen dat zij honger hadden. Herta was nu de leider geworden van wellicht een van de grootste roedels van 27 (zeven en twintig) wolven. Op jacht Herta blafte, ten teken dat de hele roedel moest luistern. Wolven kunnen niet blaffen zoals Herta en daarom wisten ze prcies dat bij zo’n blaf van de baas zij moesten luisteren. In een grote kring stonden ze om Herta heen. Deze legde met een grauw en een brom
~ 48 ~
uit wat er moest gebeuren. Zij gingen op jacht. Herta deelde de roedel in alsvolgt: de sterke, oudere ervaren wolven; de jonge onervaren wolven en de oudere wolven die ontzien moesten worden. Toen iedereen dit begrepen had besloot Herta zijn verhaal met een echt angstaanjagend wolvengehuil. Dat gehuil moest heinde en verre gehoord worden ten teken dat de roedel op jacht ging. Hoe groter de roedel is hoe groter het dier kan zijn om op te jagen. En Herta wist dat ze niet genoeg hadden aan een paar zalmen uit de rivier. Er moest jacht gemaakt worden op een groot damhert of een buffel. Met Herta voorop begon de roedel te draven. Eerst langzaam maar al sneller en sneller. Bij een beekje hielden zij stil om even op adem te komen en te drinken. Herta lag op een rotspunt en keek toe hoe alle wolven heerlijk dronken, hun poten uitstrekten en gingen liggen. Even uitrusten. Met een grom stond Herta plotseling op. Vanaf de grond had hij zacht hoefgetrappel gehoord. Als vanzelf stond de hele roedel muisstil en ging liggen in afwachting van wat de leider Herta zou doen. Herta blafte toen zachtjes en prompt gingen de wolven in de volgorde staan die ze zojuist hadden afgesproken. De jonge sterke wolven schaarde zich om Herta. Afwisselend, dan met de kop omhoog en dan weer met zijn kop bij de grond stond Herta vooraan de groep. Een wat hardere blaf en de hele roedel zette zich in beweging, Herta op de voet volgend. Herta wist het nu zeker. Een grote kudde bisons trok voor hun langs en hij zette het snel op een draf. Steeds harder begon hij te rennen gevolgd door de hele roedel. Het duurde niet lang of herta hield stop. Voor hun ogen zagen zij plotseling een grote kudde bisons voorbij draven. Herta gaf een blaf ten teken dat alleen de oudere wolven moesten achterblijven en alle andere hem moesten volgen. Met een angstaanjagend gehuil uit alle kelen begon de roedel aan de achtervolging. De bisons - opgeschrikt door het gehuil - versnelden hun loop. Zij wisten maar al te goed wat er ging gebeuren. Het was voor Herta en de roedel een kleine kunst om de bisons in te halen en bovendien konden zij het rennen langer volhouden dan de bisons.
~ 49 ~
Bij de kudde - die door vermoeidheid langzaam maar zeker aan snelheid verloor - aangekomen, kwamen zij al gauw in het gevecht met een aantal sterke bisons die de roedel probeerde te verjagen en te verspreiden. Zij zetten de kudde aan tot een nog grotere snelheid maar ook dit mocht niet baten. Met een scherp oog had Herta een bepaalde bison uitgekozen als prooi en begon deze met de hele roedel te achtervolgen. Aanvallend en proberend in de achterpoten van de bison te bijten. Plotseling bleef de bison stil staan. Wat nu? Zwaaiend met zijn kop met zijn sterke horens probeerde hij de roedel van het lijf te houden, wat goed lukte. Niemand waagde zich in de omgeving van de sterke en scherpe horens te komen. De kudde rende verder, zich niet bekommerend om de bison die achter bleef. Met een laatste poging het vege lijf te redden zette de bison het op een lopen waarmede zelfs de sterkste wolf hem in het begin niet kon bijhouden. Het duurde echter niet lang of de 10 sterke wolven haalden hem in, zorgdragend dat ze buiten het bereik van de horens bleven. Woest zwaaide de bison met zijn kop om de wolven van zijn lijf te houden. Maar vooral de achterpoten waren het doelwit van de wolven. En nadat de achterpezen werden doorgebeten zeeg de bison naar de grond en gaf zich met een grote brul gewonnen. Herta gaf een teken waarop alle wolven op afstand bleven van de bison om te voorkomen dat de wolven zoals veelal gebruikelijk langdurig met machtsvertoon spelend - de doodsstrijd van de bison zouden rekken. Met een sprong stond Herta op de bison en na het langgerekte wolvengehuil - de overwinningskreet - beet hij de bison in een keer dood om hem snel uit zijn lijden te verlossen.
~ 50 ~
Het leek wel of de bison hem dankbaar aankeek. Zo wreed en toch weer barmhartig is de natuur waar de wet van de sterkste heerst. Nodig om te kunnen overleven. Inmiddels waren ook de andere wolven - die achter gebleven waren - op het strijdtoneel aangekomen. Met zijn allen wilden zij zich grommend op de dode bison storten om zich tegoed te doen aan de begeerde buit. Met een harde blaf sprong Herta echter tussen de roedel en de bison. Hij maakte grommend, aangevuld met blaffend, huilende geluiden duidelijk dat groepsgewijs gegeten mocht worden. Eerst de teven met de pubs en daarna de oudere wolven. Grommend legden de oudere wolven zich hierbij neer. Dat hadden zij nog nooit meegemaakt. Zij moesten toekijken hoe de teven en de pubs smulden. Ook Herta keek toe en toen hij dacht dat het zo genoeg was gaf hij een kortte blaf en begonnen de oudere wolven hun striemende honger te stillen. Urenlang waren zij bezig aan deze toch geheel onverwachte maaltijd. Zo lang dat zelfs de grote roofvogels er op afkwamen en de wolven belaagd werden door grote gieren die in duikvlucht op hen afkwamen om hen te verjagen. Daar konden ze niet tegen op. Eerst waren het twee gieren maar al gauw Zwarte gier aan het drinken waren het er een 12-tal.
~ 51 ~
Toen zij met hun scherpe snavel een paar wolven zwaar gewond hadden gaf Herta het bevel om zich terug te trekken. Zij hadden hun buik al volgegeten en een gevecht tegen de gieren was vruchteloos. In een draf maakten de wolven zich uit de voeten terwijl de hele zwerm gieren neer streek op het kadaver van de bison. Gieren gaan nooit zelf op jacht maar eten de resten van gedode dieren. Het zijn aaseters, de schoonmakers van de natuur aan de jungle grenzende steppen. In de natuur zul je nooit stinkend en rottend vlees tegenkomen. Alle botten worden kaal gegeten zodat storm, wind en regen daarna het geheel weer met zand, grassen en planten bedekt. Na een dag kun je niet meer zien dat hier een bison gesneuveld was. Herta ging met zijn roedel in draf recht op zijn doel af - de verlaten, afgebrande woning - waar de hele roedel een goede en beschermende verblijfplaats zou kunnen vinden. Op een stil plekje langs de bosrand dicht bij de bekende rivier hielden zij stil. Rust!..., blafte Herta, wetend dat met volle magen het moeilijk was om lang in draf te blijven lopen. Dankbaar strekten de wolven zich in het lange gras uit en deden een hazenslaapje. Herta zocht zijn stiefmoeder op en ging dicht tegen haar aanliggen hetgeen beantwoord werd met een lik en twee poten die zich om hem heen sloten. Na enige tijd sprong Herta verschrikt op. Had hij zich verslapen? Nee, dat niet maar het was de hoogste tijd om door tegaan en met een aanhoudend blaffen sprong hij voorwaarts terwijl alle wolven hem direct volgden. De rivier was dichtbij en daar werd weer halt gehouden zodat een ieder de gelegenheid had om te drinken. Toen dat gebeurd was ging het in draf verder om tijdig - voor het donker werd - de schuilplaats te bereiken. Na een tijdje draven wist Herta dat ze dichtbij waren. Herta voelde zich echter niet op zijn gemak. Hij voelde intuïtief dat er iets niet in orde was, maar hij holde verder, de roedel huilend een sein gevend om alert te zijn. Plotseling hield Herta halt. De andere
~ 52 ~
wolven passeerden hem hollend niet begrijpend wat er gebeurde en schaarden zich daarna allemaal om Herta heen. Ja nu begrepen zij het plotseling, zelfs voordat Herta maar iets liet blijken: Mensen! Zij roken mensen! Herta stond met gespitste oren in hun midden. “Liggen”, beval Herta grommend. Muisstil de adem inhoudend - lag de roedel rond Herta, die bewegingloos bleef staan, luisterend, ruikend en alert wat er nu komen zou. Herta riep de twee voormalige leiders bij zich en legde hen grommend uit wat zijn plan was. Met zijn drieën zouden zij voorzichtig op onderzoek uitgaan om de gevaren te verkennen die zich zo plotseling voordeden, terwijl de andere wolven stil moesten blijven liggen. Zij vertrouwden allemaal op Herta. Wat Herta, de wolfshond, zei werd blindelings door de roedel aanvaard. Daar gingen ze. Herta geflankeerd door de oudste twee wolven, aan weerszijden schuinachter Herta. Geruisloos, als het ware sluipend, gingen zij verder naar het mensengevaar. Op een gegeven moment hoorden zij stemmen van de mensen. Herta had het dus goed geroken. Langzaam gingen zij verder om te onderzoeken hoe groot het gevaar was en om te zien of hun schuilplaats door de mensen was ingenomen. Tergend langzaam beklommem zij een heuvel. Bovenaan gekomen hadden zij een goed overzicht wat er gaande was. Wat zij zagen deed bij Herta een trilling door hem heengaan. Jawel, het waren mensen die zij zagen en zacht grommend lieten de andere wolven hun tanden zien. Herta reageerde echter geheel anders. Als vanzelf ging zijn staart omhoog en begon te kwispelen. Hij herkende die mensen. Het waren zijn vroegere vrienden. Zacht jankend van blijdschap strekte hij zijn voorpoten en ging liggen zonder zijn blik af te wenden van die twee mensen: man en vrouw die druk bezig waren het wat opgeknapte huisje verder in te richten zodat zij daar konden slapen. Herta bleef roerloos liggen en beval de andere dit ook te doen. Met z’n drieëen volgden zij de bewegingen van de man en vrouw. Plotseling kwam er nog een klein mensje aandraven, het was het zoontje van de mensen, wat Herta blij,
~ 53 ~
maar zacht deed janken. Herta herkende zijn vroegere speelkameraadje, het jongetje - toen nog klein - en nu al snel en stevig rond stappend. Hij wilde opspringen maar bedacht zich bijtijds. Dat zouden de andere twee wolven niet begrijpen en wie weet wat er dan zou gebeuren. Ongetwijfeld zou er een wild gevecht ontstaan. Nee, hij moest zich beheersen en eerst bedenken wat hem te doen stond. Het werd hem in een flits duidelijk. Hij was immers geen wolf. Hij was na de brand meegenomen door zijn stiefmoederwolf. Deze mensen waren met het kind - dat toen nog een peuter was - gevlucht en ze waren nu teruggekomen om te zien of ze het geheel weer konden opbouwen. Herta lag stil met de andere wolven naast hem - naar het gehele tafereel te kijken. De andere wolven lagen met hun kop tussen hun poten in spanning af te wachten wat er zou gaan gebeuren. In afwachting van het teken van Herta om in actie te komen. Deze mensen die hun schuilplaats ingenomen hadden wegjagen met een angstaanjagend gehuil? Of de hele roedel erbij halen en de mensen aanvallen? Of ……………………….. Maar Herta gaf geen teken. Herta stond langzaam op en keerde zich zachtjes om, sloop - zonder iets te grommen – met zijn staart tussen zijn poten, weg van het toneel dat hij daar allemaal zag. Herta was de kluts kwijt. De twee andere wolven volgden hem stilletjes, niet begrijpend dat ze hun mooie aanvalspositie zo maar weer moesten verlaten. Zachtjes liep Herta verder. De andere twee voelden wel dat Herta vreemd reageerde. Stil, anders dan anders. De eens zo felle leider Herta liep met zijn kop naar beneden en zei of/wel bromde helemaal niets. Zij liepen langzaam maar wel steeds sneller naar hun roedel terug. De roedel had het zich gemakkelijk gemaakt en lag her en der verspreid in het hoge gras, vlak langs de bosrand en dus goed beschermd en heel stil, wachtend op de komst van de verkenners. Plotseling, stilletjes waren zij daar. Maar Herta zocht zijn stiefmoeder op en gromde zachtjes tegen haar. De ervaren teef voelde direct dat er iets heel bijzonders aan de hand was. Herta
~ 54 ~
kroop dicht tegen haar aan en jankte zachtjes. Hij moest eerst zelf eens goed alles verwerken. Plotseling stond hij op, blafte en gromde luidt en gaf de roedel te kennen dat ze hier moesten overnachten en heel stil moesten zijn. Niemand begreep er iets van, maar gedwee volgden zij hun leider, strekten zich behaaglijk uit en dank zij hun volle magen vielen zij spoedig in slaap. Herta had zich weer dicht tegen zijn stiefmoeder gedrukt en verdween ook in dromenland. Alle herinneringen van vroeger - toen hij nog een kleine herdershondje was - kwamen als droom weer naar boven: - Zijn schreeuwende baas die tevergeefs het vuur probeerde te blussen en de moeder met de baby die angstig wegvluchtte van het snel om zich heen slaande vuur. Ook hij zelf was geschrokken en weggerend. Waarheen? Zomaar weg van het helse vuur. Dagen had hij rond gezworven alvorens weer terug te gaan naar deze onheilsplek. Zijn hok stond er nog en hij was zacht jankend er in gekropen, wachtend op zijn baas. Maar zijn baas kwam niet. Maar toen gebeurde er iets bijzonders, zoals het oude gezegde luidt: “Als de nood het hoogst is, is de redding nabij” . Hij hoorde geritsel en gegrom, zacht gebrom dat steeds dichterbij kwam. Wat zou dat zijn? Herta kroop zover mogelijk achter in het hok en maakte zich zo klein mogelijk. Van angst begon hij alsvanzelf zacht te janken en toen: Toen stond er een grote hond voor het hok die hem lief aankeek en kwispelend hem uitnodigde te voorschijn te komen. Nee, het was niet zijn moeder Herdershond maar een echte wolf. Toen werd hij gelikt door vele tongen van leeftijdsgenootjes. Of toch niet? Waren zij niet anders? Ja, maar wel heel aardig. Dartelend sprongen zij in het rond. Herta weggedoezeld in een diepe droom waar hij alles weer beleefde, schrok bij het eerste morgenlicht wakker. De zon ging net op en zette het geheel in een bijzonder mooie rode gloed. Alle wolven lagen nog rustig te slapen. Ook zijn stiefmoeder snurkte zachtjes verder.
~ 55 ~
Voorzichtig sloop Herta naar de rand van de roedel, strekte zich liggend uit en dacht diep na over wat hij allemaal gedroomd had. De roedel sliep rustig verder. Alleen de vroegere Alphaleider was wakker geworden en sloop zachtjes naar Herta toe. Hij voelde intuïtief dat Herta hem iets wilde vertellen. Herta likte liefkozend zijn snuit. Het was zijn grote vriend. Zou hij het aan hem vertellen? Nee, nog niet. Herta stond op en gaf hem te kennen hem te volgen. Samen gingen zij zo stil mogelijk op weg naar het kamp wat zij reeds verkend hadden. Op dezelfde plek aangekomen waar zij zo mooi het gehele kamp konde overzien ging Herta liggen en zijn grote vriend vleidde zich zonder grommen naast hem. Stil lagen zij naast elkaar en hielden het kamp goed in de gaten. De mensen waren ook al vroeg op. Eerst kwam de man naar buiten, gevolgd door de vrouw en een kleine peuter die driftig heen en weer liep in afwachting wat hij te eten kreeg. Man en vrouw gingen samen iets drinken en eten om daarna aan de slag te gaan. Er was veel te doen. Dat begreep Herta wel. Herta en de gewezen Alphaleider keken elkaar aan. De echte wolf begreep er niets van. Vragend, zacht jankend, vroeg hij wat Herta bedoelde. Waarom lagen zij hier? Waarom niet de roedel opgemand en deze mensen met geweld weggejaagd uit hun eigen jachtgebied? Wat moesten zij hier? Wegwezen! Herta jankte, huilde zachtjes, en probeerde zo het hele verhaal aan de eerdere leiderswolf te vertellen. Het bijzondere van het hele verhaal is nu dat deze vroegere Alphaleider het begon te begrijpen. Hij begreep dat Herta geen gewone wolf was, maar een echte hond, een Herdershond, die als klein hondje grootgebracht werd binnen een wolvenfamilie. Toen Herta het gehele gebeuren van de pioneersfamilie gadesloeg stond zijn besluit vast: “Hij ging terug naar deze pioneers, naar deze familie met peuter. Daar was hij meer op zijn plaats. Hij zou die mensen en kleine peuter gaan beschermen tegen alle gevaren van de jungle.”
~ 56 ~
Ze kropen dicht tegen elkaar likten elkaars snuiten ten teken dat zij elkaar begrepen hadden en dropen zachtjes af naar de roedel. Daar aangekomen merkten zij dat enkele wolven al wakker gerworden waren en stil lagen af te wachten wat er die dag moest gaan gebeuren. Met een hard geblaf, jankend gehuil riep Herta iedereen tot de orde. Een ieder schoof dicht om de leider heen, in afwachting van zijn orders. Blaffend, grommend en jankend - in ieder geval voor iedereen duidelijk - vertelde Herta zijn verhaal en zijn besluit. Het besluit echter, dat hij de roedel zal verlaten, sloeg in als een bom. Dat hadden zij niet verwacht! Herta prees echter de vroegere Alphaleider en vertrouwde hun toe dat, wanneer het nodig mocht zijn, zij te allen tijde een beroep op hem konden toen. Een zacht gehuil aan de rand van het mensenkamp zou al voldoende zijn dat Herta hieraan gevolg zou geven. Hiermede was iedereen content. Met een groots gebaar en snuiten likkend, droeg Herta het leidersschap van de roedel over aan de vroegere Alphaleider die daarna met een fel jankend gehuil de roedel voorging om een nieuwe uitvalplaats te zoeken. Herta bleef alleen achter. Zacht jankend ging hij liggen en strekten zijn voorpoten voor hem uit, legde zijn kop er tussen, sloot zijn ogen en dacht diep na. Het werd heel stil om hem heen. De wolven hadden met een grauw en gebrom afscheid van hem genomen en nu was hij echt alleen. Eén ding was duidelijk: Hij moest contact maken met die mensen. Hoe zou dat aflopen? Zouden zij hem verjagen? Zouden zij hem met die gevaarlijke vuurspuwende lans van het leven beroven? Hoe moest hij deze toenadering aanpakken? Met alle zintuigen op scherp en beschermd door het struikgewas, sloop hij dichter naar het kamp. Zo dicht mogelijk maar nog wel op zo’n afstand dat ze hem nog net niet konden zien. Hij ging liggen om een goed moment af te wachten dat hij te voorschijn zou komen.
~ 57 ~
De man was druk bezig met het timmeren van planken tegen het verbrande huis. Zijn vrouw was aan het opruimen terwijl de kleine zo goed mogelijk meehielp. Allen waren druk bezig. Zou hij het nu wagen? Zo te zien had de man zijn vuurspuwende lans niet bij zich. Zou hij het wagen?....Is dit het juiste moment? Met een sprong schoot Herta te voorschijn en liep snel naar hen toe. De vrouw merkte hem het eerste op en gaf een gil om haar man te waarschuwen. Herta blafte zachtjes en kwispelde zo vriendelijk mogelijk met zijn staart. De man sprong verschrikt op. Wat krijgen we nou? Een wolf? In zijn eentje? Hij liep snel naar zijn vrouw, die de peuter al in haar armen genomen had. Stil bleven zij staan kijken, in afwachting wat zou gaan gebeuren. Had hij kwaad in de zin? Of had hij alleen honger en kwam om eten bedelen? Zij keken verwonderd naar Herta, die zachtjes blaffend, half grommend, langzaam naar hen toekwam. De man keek naar zijn vrouw en beiden dachten zij hezelfde: Het lijkt Herta wel die groot geworden is. Jawel zei de vrouw, kijk maar naar die zwarte streep op zijn snuit. Dat is hem! En toen zij de naam Herta noemden en hem riepen: Herta!!, sprong Herta kwispelend draaiend met zijn staart - naar hen toe. Zacht jankend van blijdschap draaide Herta om hen heen. Het jongetje keek verbijsterd toe en toen ze allemaal wat gekalmeerd waren en van de schrik bekomen, aaide hij Herta over zijn snuit wat Herta direct beantwoordde met een grote lik over zijn gezicht. Herta - de Mensenvriend - was weer thuis bij zijn mensenvrienden.
~ 58 ~
Herta, de Mensenvriend Er moest die dag hard gewerkt worden. Jane en John hadden een heel plan opgesteld wat moest gebeuren. Door de komst van Herta dreigde dat plan helemaal in de war te lopen. Ze waren allemaal zo blij dat van werken niet veel kwam. Laten we eerst maar wat gaan eten zei papa John. Jane, de moeder was al op zoek gegaan naar de drinkwaterbak van Herta. Die moest er nog zijn. Vermoedelijk in of bij het grote hondenhok dat er nog steeds stond. John had wel gelijk gehad met de opmerking toen zij weer teruggekomen waren: “Het lijkt wel of er iemand in het hok geweest is!” Zij hadden zonder meer aangenomen dat Herta de brand niet had overleefd. En nu is hij er weer, een volwassen herdershond en wat is-t-ie mooi! Ja daar heb ik de schaal voor Herta. Met zijn drieën gingen zij aan de houten tafel zitten en Jane zorgde voor heerlijk brood op tafel met honing en pindakaas. Het brood was al dagen oud omdat zij dit meegenomen hadden vanuit de stad. Voor Herta maakte Jane een broodpapje en ja hoor, even ruiken en Herta smulde er ook van. Herta liep van de een naar de ander rond de tafel. Met zijn allen genoten zij stilletjes van de onzichtbare band waarvoor Herta zorgde. Het leek wel of Herta nooit weggeweest was. Het was nog zo’n klein hondje en nu zo’n grote Herder. “Het lijkt wel een grote wolf”, zei John, niet wetend dat Herta in een wolvenroedel, samen met andere pups door een moederwolf was grootgebracht. Herta kreeg nog een bak water waarna John zei: “Nu moeten we toch echt aan de slag.” Kleine Max kreeg zijn bal en ander speelgoed en Jane en John gingen aan het werk. Het hele kamp weer in orde brengen. Herta, pas jij maar op Max. Kwispelend keek Herta naar John. Het leek wel of hij het begreep. Direct ging hij naar Max en ging bij hem zitten. Max vond het geweldig. Hij aaide over zijn brede rug en Herta drukte zijn kop dicht tegen hem aan. Ja hoor. Zij waren direct grote vrienden. De dagen verliepen snel. Herta was helemaal vertrouwd geraakt met de omgeving en had zijn plek gevonden, hij zorgde voor Max,
~ 59 ~
terwijl Jane en John hard aan het werk waren binnen het kampement. Op een dag, het was helder weer met enkele zware donkere wolken die onweer voorspelden, werden ze plotesling opgeschrikt door wolvengehuil. John schrok zo dat hij direct naar binnen holde om zijn geweer te halen. Alleen Herta scheen niet te schrikken. Blaffend en grommend hief hij zijn kop op en beantwoordde hij het wolvengehuil. Jane en kleine Max waren naar binnen gerend terwijl John in de deuropening bleef staan. Wat er nu gebeurde was voor hem zo verwonderlijk en snel riep hij Jane en Max. “Kijk nou eens”, riep hij. Een grote troep wolven - met de alfaleider voorop - kwamen langzaam maar zeker dichterbij. En Herta? Herta jankte van blijdschap want het was zijn roedel! Herta liep in draf naar de roedel toe en alle wolven schaarden zich om hem heen. Een zacht gehuil en gegrom was te horen. Met z’n drieën keken zij verbijsterd toe. Het was opeens duidelijk: Herta was een wolf!? Nee, Herta was wel Herta, maar behoorde bij deze wolvenroedel. Zij hoorden Herta blaffen en huilen. Het leek wel of hij iets aan het vertellen was. Dit duurde wel een paar minuten. Plotseling was het muisstil. Alle wolven draaiden zich om en renden hard weg de jungle in. Herta stond weer alleen en keek hen na. John zette zijn geweer weg. Er was geen gevaar. Het waren de vrienden van Herta. Deze draaide zich om en kwam kwispelend naar hen toegelopen. Zacht blaffend en grommend probeerde Herta te vertellen dat de alfaleider met zijn roedel aan hem iets kwamen vragen. Dat had hij immers beloofd. Maar John begreep daar niets van. Één ding was duidelijk geworden: Herta was de leider geweest van deze roedel en had deze verlaten toen hij hen weer had gevonden. Zij sloten gedrieën Herta in hun armen en waren heel blij met hem en Herta met hen. Op een dag moesten Jane en John even naar de rivier. Zij dachten dat het wel kon. Max is al wat groter geworden en Herta past goed op hem. Herta speelde veel met Max. Soms hing Max om zijn nek terwijl Herta wegholde. Die twee konden elkaar niet meer missen.
~ 60 ~
Jane zei vermanend tegen Max en Herta: ”Luisteren jullie eens goed. We moeten even weg, maar zijn in een uurtje terug. Herta pas jij goed op Max! Daar staat je bak met water en ik zal voor jullie nog wat eten neer zetten.” En daar gingen ze met tassen naar de rivier. Zij hoopten wat vis te kunnen verschalken. Het was prachtig weer. Max ging spelen met zijn blokken en keek af en toe eens naar Herta, die stil naast hem lag. Max babbelde altijd tegen Herta en het leek net of hij alles begreep. Max schrok. Plotseling stond Herta overeind. Zijn haren stonden omhoog en grommend werden zijn vervaarlijke hoektanden zichtbaar. “Wat is dat nou?”, vroeg Max verbaasd. Herta likte zijn gezicht om te vertellen:”Wees maar niet bang”, maar stond gelijk weer in die dreigende houding. Er is iets aan de hand wist Max. Er dreigt gevaar. Max keek om zich heen maar zag niets bijzonders. Herta bleef echter grommend naar één kant uitkijken. Max volgde die richting maar zag niets. “Ga maar liggen hoor, er is niets aan de hand”, zei Max zachtjes tegen Herta. Maar Herta begon noch harder te grommen en zijn lippen krulden hoog op. Nu zag Max wat er aan de hand was. Uit het struikgewas kwam een grote bruine beer die stil naar hen bleef staren. Zou hij kwaad in zijn schild voeren? Max werd toch wel bang en kroop tegen Herta aan. Bruine Grizzly beer Herta dacht: “De beer heeft honger. De beer heeft gezien dat de mensen weg zijn en dacht:”Nu kan ik mijn slag slaan. Nu kan ik m’n honger stillen.” De beer verkende de omgeving en ging na wat zijn kansen waren. Een wolf en een kind. Die kan ik in een gevecht wel aan.”
~ 61 ~
Voorzichtig benaderde hij de grote bruine Grizzly beer. Herta wist wat hem te doen stond. Met grote sprongen stoof hij op de beer toe en probeerde hem in zijn achterpoten te bijten. Max probeerde weg te rennen maar struikelde en bleef liggen. Hij was bang om wat er allemaal gebeurde. Woest sprong Herta om de beer heen. Zorgdragend dat hij uit de buurt bleef van zijn geweldige klauwen. Maar het was al te laat. De beer verrees op zijn achterpoten en strekte zich helemaal uit, met een zware klap raakte de klauw van de voorpoot Herta die neerviel maar gelukkig snel weer op stond. Hij werd zich bewust dat hij dit gevecht tegen zo’n grote Grizzlybeer niet aan kon. Alles deed hem pijn. Hij zag de beer naar Max toelopen die angstig begon te gillen. Max liep hard naar de blokhut op de hielen gevolgd door de beer. Met een verwoede poging ging Herta weer in de aanval om de beer tegen te houden. Hij stond nu voor hem, strekte Intimiterende Grizzly- beer zich staand uit en stiet zo’n ijselijk - door merg en been dringend wolvengehuil - uit, dat de beer terugschrok en stil bleef staan. Het was het geheime
~ 62 ~
“noodteken” van de roedel. Het noodteken aan de roedel wolven van Herta om hulp. Een teken dat alleen maar in uiterste nood gebruikt mag worden. Zou hij die grote beer tegen kunnen houden tot zijn vrienden kwamen? Tegen kunnen houden, zodat hij Max niet kon pakken! De beer die ook op zijn achterpoten bleef staan, zwaaide met zijn zware poten om Herta te intimideren. Met een duik schoot Herta naar zijn achterpoten. Maar een harde klap van een van de voorpoten van de beer deed hem duizelen en hij zonk verdoofd neer. De beer wilde zich grommend snel van dit beest, dat hem dwars zat, vrijmaken om dat lekkere hapje te verschalken, dat al in de blokhut verdwenen was. Met zijn grote bek vol tanden wilde hij al op de keel van Herta inhappen, maar toen…, met een ruk draaide hij zich om. Wat was dat nou????………………. Niet zo ver van het kampement - ook vlakbij de rivier - liep de roedel in draf op zoek naar voedsel. Plotseling bleef de alfaleider staan en met hem de hele roedel. Het was voor alle wolven snel duidelijk: Zij hoorden de “noodkreet”, en zij wisten direct dat het de noodkreet van Herta - hun vroegere leider - was. Allemaal stonden ze muisstil en weer: Het felle wolvengehuil dat niemand kan nabootsen dan alleen de wolf van eigen roedel in nood. Zij wisten precies waar het vandaan kwam: de blokhut, waar Herta afscheid genomen had. Met een teken aan de hele roedel zetten zij het op een lopen zoals ze nog nooit gelopen hadden. Een snelheid die ze nog nooit gepresteerd hadden. De kleintjes bleven achter maar een tiental sterke jonge wolven volgden op de voet hun leider. In minimum van tijd waren zij op de plek des onheils. Wat ze daar zagen deden ze met een schok stilstaan. Een grote Grizzly beer stond boven Herta en wilde net toeslaan om Herta te doden. Er was geen tijd om na te denken. Met een hevig gehuil stortten zij zich op de grote beer die wild om hem heensloeg om zich te verdedigen. Tegen zo’n massale aanval van wolven was ook deze grote beer niet opgewassen. Snel had hij bekeken dat hij het hazenpad moest kiezen, anders zou hij het onderspit delven. Hij rende zo hard hij kon van deze plaats weg waar hij zo’n lekker
~ 63 ~
hapje verwacht had. De roedel maakte aanstalten om op hem te jagen maar de leider maakte duidelijk dat dit niet mocht. Niet doden uit wraak gromde hij. De beer had ook honger net als wij dat hebben. Laat hem gaan. De wolven ontfermden zich over Herta die gewond op de grond lag. Zijn grote vriend de huidige alfaleider likte zijn wonden en gromde zachtjes om hem in zijn pijn te steunen en te vertellen dat het gevaar geweken was. Nu alle wolven om hem heen stonden stond Herta langzaam op en met een luid geblaf bedankte hij de roedel die hem gered had. Wat geweldig, net op tijd was de roedel aanwezig om de beer te verjagen. Op die zelfde tijd waren Jane en John bij de rivier druk bezig te vissen. Zij hadden ieder een werpnet dat ze steeds probeerden op een school forellen te gooien - die tegen de stroom in zwom - toen zij plots het wolvengehuil hoorden. Stil stonden zij te luisteren; hoorden zij ook niet het geblaf van Herta? Waren de wolven teruggekomen en overvielen ze nu het kamp? En kleine Max? Allerlei gedachten speelden door hun hoofd. Zij keken elkaar aan en deden hetzelfde:Alle spullen gooiden zij neer en zetten het op een lopen, terug naar het kamp. Op de heuvel aangekomen zagen zij nog net hoe de wolvenroedel de grote beer aanviel en ze zagen ook hoe Herta onder de beer op de grond lag. Met grote verbazing zagen zij de beer plotseling wegrennen, even gevolgd door een aantal wolven die snel teruggeroepen werden door hun leider. En Herta? Herta zagen ze langzaam weer opstaan en jankend blaffend de roedel bedanken. Maar waar was Max? Max kwam vervolgens kraaiend van pret uit de blokhut. Hij liep regelrecht tussen de wolven door naar Herta en sloeg zijn armen om zijn nek. Herta likte Max van boven tot beneden. Ze waren allemaal dankbaar dat het zo goed afgelopen was. Jane en John zagen bewonderend het schouwspel aan. Langzaam maar zeker beseften zij dat Herta en dank zij de hele wolvenroedel Max gered had. De gevaarlijke Grizzlybeer was in geen veld of wegen meer te zien. Hij zal het zeker niet meer wagen op hun terrein te komen. Maar pa en ma spraken ook
~ 64 ~
af dat zij Max en Herta niet meer alleen zouden laten. In deze wilde natuur met zoveel sluimerend gevaar bleek dit niet verantwoord. Langzaam liepen ze op het kampement af. Toen zij dicht genaderd waren gromden de wolven in koor maar Herta duidde dat het goed volk was. Max liep gillend van blijdschap naar hen toe en mama sloot hem in haar armen en knuffelde hem zo lang dat het leek of er geen eind aan kwam. Met nog een blaffende en huilende schreeuw bedankte Herta de roedel en verzocht ze te verdwijnen. John riep Herta echter toe: “Herta wacht even, ik heb nog wat voor deze dappere wolven.” Dat begreep Herta en riep de roedel een halt toe. Verbaasd stond de roedel stil en schaarde zich om de Alfaleider om te horen wat er nu weer moest gebeuren. Inmiddels waren ook de teven en pubs gearriveerd die jankend binnen de roedel een veilig plaatsje zochten. John was de blokhut in gegaan en kwam terug met twee armen vol heerlijk konijnenvlees dat zij gisteren geslacht hadden. John was niet bang van de wolven die hem ook zagen als een soort vriend. Herta was toch ook zijn vriend? Iedere wolf kreeg een lekkere hap toebedeeld en nadat zij deze verorberd hadden gaf Herta de Alfaleider een wenk om nu maar te gaan. Deze jankte , ging op zijn achterpoten staan en rende weg , direct gevolgd door de hele roedel. In de blokhut maakte Jane het gezellig en raakte niet uitgepraat. Het avondrood kleurde al aan de hemel toen Jane en John besloten de volgende week naar de stad te gaan om nieuwe inkopen te doen. Zij hadden door het harde werken al veel gebruikt en het werd hoog tijd om nieuwe voorraden in te slaan voor de komende winter. Maar hoe moest dat met Herta? Herta was meer wolf dan een herdershond. Hij was wel groter maar in zijn doen en laten was het toch een bijnawolf. Hij luisterde alleen maar naar Max. Ja, die kon alles met hem doen. Waar Max was, daar was Herta. Herta sliep ’s nachts ook naast hem. Hij waakte 24 uur per dag over Max, zijn speelkameraad. Na lang wikken en wegen besloten zij - het kon niet anders - dat ook Herta meeging naar de stad.
~ 65 ~
De volgende dagen werd alles voor de reis klaar gemaakt. Toen het op een morgen zo ver was werden Max en Herta vroeg wakker gemaakt en na een snel ontbijt gingen zij met de terreinwagen op reis. Herta begreep er niets van. Na een vermoeiende reis door de jungle met Max en Herta op de achterbank werd de reis voorspoedig -in minimum van tijdafgelegd. Mooi weer, geen lekke banden of andere stagnaties. Het verliep allemaal naar wens mede dankzij een ijzersterke terreinwagen.
~ 66 ~
Herta de Stadshond Het plan was om een maand in de stad te blijven - in hun eigen appartement - om daarna weer naar de blokhut te gaan om op die plek een groot stuk grond bouwrijp te maken voor akkerbouw. Jane en John hadden het erg druk met vergunningen aanvragen, voorraden aanleggen, gereedschappen uitzoeken en besprekingen voeren op welke wijze zij kans van slagen zouden hebben. De nodige aandacht voor Max en Herta schoot hierdoor wel eens te kort. Met Herta aan zijn zijde - natuurlijk aan de lijn - maakten zij lange wandeltochten door de stad. Jane wist dat wanneer Herta er bij was er niets kon gebeuren. Beiden hadden een prachtig plaatje om de nek hangen met de belangrijke gegevens erop: Naam, adres en mobiele telefoonnummers. Mocht er nu toch iets naars gebeuren dan kon men direct telefonisch contact opnemen. Herta was snel gewend aan al die stadse drukte. Samen met Max maakte hij zelfs kennis met andere honden, echte straathonden. In het begin wantrouwend maar al gauw was het ijs gebroken en speelden zij met een snelle, speelse Jack Russel en een brommerige grote Boxer, beide rasechte straathonden, die onder een brug de nacht doorbrachten en zich de hele dag bezig hielden met het zoeken naar eten ofwel het stelen van voedsel waar het ook maar mogelijk was. Bij de bakker, de slager en zelfs de poelier waren zij al berucht. Herta, die alleen met wolven omgegaan was, had er echt schik in. Hoewel de Boxer er niet aan wilde liet Herta blijken dat hij veel sterker was en dus de baas. Het was zelfs zo, dat zij ’s morgens op de stoep voor de deur van de centrale ingang van het appartement zaten te wachten tot Max en Herta naar buiten kwamen. Max ging dan op stap met drie honden en zij hadden dan het grootste plezier. Maar het was niet altijd feest. Dikwijls hadden de beide straathonden honger omdat zij nog niets gegeten hadden, terwijl Max en Herta thuis hun buikje vol gegeten hadden wat Jane voor hun klaar gezet had. Daar begrepen Max en Herta eerst niets van. Langzaam maar zeker begrepen zij dat zij naar voedsel moesten zoeken en deden
~ 67 ~
Max en Herta dapper mee. Ook nam Max wel extra brood mee naar buiten zonder dat Mama het wist, die dan niet begreep dat het brood zo snel op was. Toen op een dag de Jack Russel en de Boxer weer stonden te wachten tot Max en Herta naar buiten kwamen en de Boxer zachtjes jankend vertelde dat hij honger had vond Max het zo zielig dat hij tegen Herta zei: “Herta we gaan zorgen dat ook zij te eten krijgen, kom op.” Het was die dag markt en Max wist een kraam van een slager, waar zij ongetwijfeld wel iets konden bemachtigen. Met Herta aan de lijn - een streng voorschrift – met de Jack Russel en Boxer er naast was het een vermakelijk gezicht waarnaar alle mensen zelfs omkeken. Bij de kraam aangekomen liepen zij naar de achterkant en zagen daar heerlijke dingen liggen. Het was eigenlijk verleidelijk om tegen Herta te zeggen: “Pak het” en dan zou Herta het zonder moeite en zonder dat iemand het zou zien mee kunnen nemen. Even stond Max te twijfelen, terwijl de Jack Russel en Boxer al stonden te kwijlen. Neen, niet zo maar pakken, dat is stelen. Ik ga het vragen. Max gaf opdracht zo dicht mogelijk bij hem te blijven en zo stapten zij met z’n vieren naar de voorkant van de kraam. Mijnheer, deze twee hondjes hebben erge honger, zij hebben al een paar dagen niet gegeten, hebt u misschien iets te eten voor hen. Herta, en ik hebben gegeten maar deze Jack Russel en Boxer niet. De koopman keek Max met verbazing aan, dat had hij nog nooit meegemaakt. Hoe komt dat joch aan drie honden?, dacht hij. Herta blafte, alsof hij het wilde bevestigen en de andere begonnen te kwispelen. Het geheel was zo frappant dat de koopman er zelf plezier in kreeg. Hij nam een grote leverworst, sneed hem door midden en gaf de twee stukken aan Max. Nou, alleen deze keer en maak nu dat je wegkomt zodat de andere klanten erbij kunnen. Max greep de stukken worst met beide handen aan en riep: “Bedankt hoor mijnheer” en maakte zich snel uit de voeten gevolgd door het drietal. Op een rustig, veilig plekje aangekomen gaf hij de Jack Russel en Boxer de stukken worst die zij gretig
~ 68 ~
verorberden. Dankbaar gaven zij Max een grote natte lik over z’n gezicht, zo zelfs dat Max zich schoon en droog moest wrijven. Herta begreep dat zij honger hadden en hij niet omdat hij net een bakvol hondenbrokken gekregen had met nog een heerlijk stuk vlees toe. Het was allemaal zo lekker dat zo’n stuk leverworst hem nu niet deerde. Toen ze op een mooie dag weer aan het wandelen waren besloten ze eens naar de haven te gaan. Misschien vonden ze daar wel wat te eten gromde de boxer. Max wist de weg en na een kwartiertje lopen zagen ze de grote schepen al liggen. Het was een hele drukte. Vrachtwagens reden af en aan. Met grote hijskranen werden de schepen geladen met containers die allemaal netjes op een rij langs de kade stonden.”Smeer hem”, hoorde zij achter hen roepen. Dat was echt voor hun bedoeld. Zij mochten daar niet lopen. Het was veel te gevaarlijk met al die rijdende voertuigen. Blaffend maakten zij zich uit de voeten en zochten tussen de containers een veilig plekje. Hoorden zij het goed? Zacht gejank, met af en toe een kreet. Dat leek wel een hondenblaf. Zij bleven luisterend staan. Ja dat kon niet missen. Zij hoorden duidelijk blaffen en janken, dan eens hard en dan weer zachter. “Zoek”, zei Max en voorzichtig gingen zij op onderzoek uit. Het geluid werd steeds harder. Plotseling zagen zij wat er aan de hand was. Twee grote honden - een Bouvier en een Spaniel - waren aan het vechten om een kleine Keeshond. Het Keeshondje lag jankend op de grond en bloedde aan zijn poot. Max maakte Herta los van de riem en zei: “Ga er op af.“ Grommend vloog Herta met in zijn spoor de andere honden op de vechtenden Bouvier en Spaniel af. Blaffend grommend sprong Herta naar de twee vechters die zo schrokken van de grote Duitse Herder dat ze probeerden weg te rennen. Maar dat ging niet. De grote Boxer en de felle Jack Russel hielden hen grommend en blaffend tegen. “Liggen”, gromden zij. En jawel, ze luisterden. Zacht grommend gingen ze liggen zodat Herta de gelegenheid had om naar het jonge keeshondje te kijken. Hij was in zijn poot gebeten en daar bloedde het hard. Herta likte,
~ 69 ~
hield zijn tong tegen de wond om te proberen het bloeden te stoppen. Stevig drukte hij zijn tong er tegen aan, zolang totdat het bloeden ophield. Dankbaar likte de pup de voorpoot van Herta. Herta had medelijden met het beestje en toen het bloeden gestopt was liep hij naar de grote Bouvier en Cocker Spaniel, liet zijn tanden zien en gromde om uitleg. Zij hadden ruzie gekregen om een grote kluif. En tijdens het gevecht was zo maar de pup er tussen gesprongen en hadden zij hem per ongeluk gebeten, gromden ze beide. Waar de Keeshondpup zo plotseling vandaan kwam wisten ze niet. Het bleek dat ook die op straat leefde, geen baasje die voor hem zorgde en geen huis, maar ook geen hok. Het kleine Keesje probeerde hinkend te lopen. Na wat oefening ging dat steeds beter. Herta blafte naar Max, die direct begreep wat hij bedoelde. Vriendschap sluiten met deze bijzondere straathonden zodat ze bijelkaar konden blijven. Dat vonden de Bouvier en Spaniel geweldig en gaven blaffend te kennen dat zij dat fijn vonden. Zo bestond de hondengroep ineens uit vijf zwerfhonden en Herta. Was deze troep van verschillende honden nu de nieuwe roedel van Herta? Max gebaarde dat het tijd was om naar huis te gaan. Hij pakte de pup op en zette hem op de rug van Herta zodat hij zich met zijn voorpoten kon vasthouden aan de nek van Herta. Toen Herta dat voelde moest hij terugdenken aan de tijd dat hij werd gevonden en op de rug van de moederwolf gezet werd. Voorzichtig liep hij verder zorgend dat zijn rug bijna niet bewoog zodat die kleine er niet af kon vallen. Zij gingen eerst naar de slaapplek onder de brug. Gezamenlijk werd de slaapplek wat groter gemaakt. De Bouvier en Cocker Spaniel gingen zo liggen dat de nieuwe pup tussen hen in kon. Daaromheen de Jack Russel en de Boxer. Blaffend nam Herta afscheid en Max gaf hen allemaal een aai over de kop. “We zien elkaar weer gauw hoor”, zei Max. Samen met Herta liep hij in draf naar huis want het was al laat geworden. Jane en John zouden best al thuis zijn en maakten zich dan zorgen waar ze nu weer bleven. Jane had al naar hen uitgekeken en toen zij hen zagen aankomen snel alvast de deur open gedaan. “Is er wat gebeurd?” , vroeg Mama aan Max.
~ 70 ~
“Je kijkt zo vreemd.” Max vertelde het hele verhaal van de straathonden Boxer en de Jack Russel en dat ze vriendschap gesloten hadden met een Bouvier en een Cocker Spaniel en nog een Keeshondpup. Allemaal zwerfhonden die nu onder de brug sliepen. Mama en papa luisterden verbaasd en vonden het erg lief dat Max en Herta zo goed voor deze honden - zonder een thuis gezorgd hadden. “De volgende keer neem je maar een zak hondenbrokken mee”, zei Mama. Nu gauw aan tafel, eten en naar bed. Herta kreeg zijn bak met vlees en dat smaakte heerlijk. De tranen sprongen in Max zijn ogen als hij dacht aan zijn hondenvrienden onder de brug. Die gingen ook slapen maar nu zonder eten. Hij vond ze ook zo mager. Morgen gaan we weer eten voor ze zoeken, fluisterde hij tegen Herta. We krijgen in ieder geval brokken van mama mee. Herta gromde maar eens en strekte zich tevreden, behagelijk languit in zijn hondenmand. Hij had maar een best hondenleven, vond hij. Alleen op stap Op een dag moest Max met papa en mama mee de stad in. De hele dag zouden ze wegblijven om van alles te doen maar ook kleren kopen voor Max. Herta kon niet mee. Een extra bak voer en drinkwater werd er klaar gezet en Max sprak Herta vermanend toe dat hij maar veel moest slapen en rustig moest blijven. Al heel vroeg trokken zij de deur achter zich dicht en weg waren ze. Herta sprong op. Wat nu? Moet hij hier de hele dag alleen blijven? Kan hij dan niet naar zijn vriendjes? Zacht jankend had hij dit aan Max gevraagd maar die had het kennelijk niet begrepen. Herta begreep er niets van dat zijn grote mensenvriend hem zo maar in de steek liet. Hij hoorde geblaf buiten. Dat zijn z’n vrienden al! Hij klom op de stoel en kon zo naar buiten kijken. Jawel, daar stonden ze op de hoek van de straat te wachten. Herta blafte jankend terug. Het echte wolvengehuil. Hoe kon hij buiten komen? Het beganegrond appartement had wel een achterdeur, een tuindeur. Misschien hebben ze wel vergeten die deur op slot te doen, peinsde Herta. Het geblaf buiten werd steeds harder en de tussenpozen kleiner.
~ 71 ~
Hij stond al tegen de deur en met zijn rechtervoorpoot probeerde hij de deurhendel naar beneden te drukken. Die vervelende knop was zo glad dat zijn poot er steeds afgleed. Als de knop bijna beneden was gleed zijn poot er weer af. Volhouden, en zijn poot stroef maken dan lukt het misschien. Plotseling, na lang herhalen, schoot de deur open en stond Herta buiten. Hij sprong met een vaart tegen de deur die daardoor weer dichtsloeg. Met een run sprong hij over het hek en blafte zijn vrienden tegemoet. Kwispelend en likkend werd Herta door het gemengde gezelschap van honden begroet. Herta stak zijn kop schuin omhoog en liet een angstaanjagend wolvengehuil horen ten teken dat hij de leider was van zijn nieuwe roedel: een Boxer, Jack Russel, Bouvier, Cocker Spaniel en een Keeshondpup, allemaal geheel verschillend en toch grote vrienden van elkaar. Zij zouden voor elkaar door het vuur gaan! “Wat gaan we doen?” gromde Herta. “Naar de haven, we hebben honger. Daar vinden we wel wat”, blafte men in koor. En zo stoven ze er vandoor om direct te beseffen dat de pub nog een zeer pootje had en nog niet zo hard kon rennen. Ze werden nagekeken door vele mensen die van zo’n gemengd gezelschap van honden niets begrepen. Herta zag nog iets, een witte stevige hond die snuffelend aan de overkant liep te zoeken. Het was een witte Golden Retriever die kennelijk verdwaald was, dacht Herta. Hij hield halt en met hem de hele groep en zij liepen langzaam in de richting van de snuffelende grote blanke hond. Deze zag hen aankomen en wilde wegrennen maar Herta blafte vriendelijk:”Kom met ons mee!” In zijn hondenbrein knapte er iets. Hij zag dat het een teef was, wel geen herdershond maar wel zo groot en stevig. Herta vond haar mooi. Herta dacht: “Later vertelt ze wel hoe ze hier - zoekend op straat - terecht gekomen is.” De Retriever keek snel om zich heen en zag verschillende honden - met hoog kwispelende staarten - om haar heen staan. Als vanzelf ging ook haar staart omhoog, vrolijk heen en weer slingerend, ten
~ 72 ~
teken dat zij het begrepen had. Het ijs was gebroken. Spontaan en gastvrij werd de blanke grote hond als zevende vriend in de roedel opgenomen. Zij moesten nu verder. Met een blaf en een grom van Herta zette de hondenroedel zich in beweging. Zeven totaal verschillende honden, verbaasd nagekeken door wandelende mensen: “Allemaal verschillende rassen, verschillend van grootte en karakter, reuen en teven. Jammer dat dit onder ons mensen niet overal mogelijk is,” fluisterden ze. Ook allemaal ongelijk van kleur: blank, bruin en zwart. Ongelijk, maar wel gelijkwaardig, ook als reu en teef. Als dikke vrienden lopen ze naast en achter elkaar. “Kijk nou toch eens!”
De nieuwe roedel van Herta
~ 73 ~
Er lagen grote schepen langs de kade. Via de statietrap gingen veel mensen - ambtenaren, douanebeambten - aan boord, die even later er weer afkwamen. Ook lag er een stevige kortere loopplank, waar de bootwerkers - de mensen die het schip laden en lossen gebruik van maakten. Aan boord noemen ze die loopplank een “gangway”, die aan de onderkant met een ijzeren rol over de kade kan rollen. Boven aan de gangway stond de wachtsman. Hij moest controleren dat er geen mensen aan boord kwamen die er niets te zoeken hadden. Herta zag zelfs dat iemand door hem werd teruggestuurd. Herta had best zin om eens aan boord van zo’n schip te kijken en rond te snuffelen, wellicht vonden ze daar wel wat te eten. Maar hoe? Met z’n zevenen ongezien aan boord komen - om de wachtsman te passeren - leek onmogelijk. Herta bedacht een plan. Hij keek eens naar de andere honden en zei: “Als jullie nu aan die kant van de gangway - voorbij de midscheeps - gaan staan blaffen, dan gaat de wachtsman natuurlijk kijken wat er daar aan de hand is en dan schiet ik aan boord, zonder dat hij het ziet. Daarna druipen jullie af maar blijven wel dicht bij de gangway. Eenmaal aan boord ga ik aan die zelfde kant hard staan blaffen en janken. Dan komt de wachtsman natuurlijk naar mij kijken, maar ik houd me schuil achter die grote luchtkoker en dan lopen jullie snel de gangway op en naar het achterschip zonder gezien te worden. Daarna kom ik weer naar jullie toe.” En zo gebeurde het. Driftig kwam de wachtsman af op het geblaf aan de kade en met verbazing keek hij over de railing van het gangboard waar hij verschillende honden op de kade zag staan. “Hé, wegwezen, maak dat je weg komt”, riep hij, maar zij gingen nog harder blaffen en terwijl de wachtsman naar hen toeliep zagen zij hoe Herta snel de gangway oprende. Zo, dat was gelukt. Nu net doen of we weggaan. De wachtsman keek opgelucht. “ Die zijn verdwenen, dat heb ik toch maar netjes voor elkaar gekregen”, mompelde hij. Even later, toen hij net - uit het vuistje - een boterhammtje wilde gaan eten, hoorde hij toch weer een hard geblaf en nu met gejank
~ 74 ~
er tussen door. Verdorie, het lijkt wel of het geluid van het voorschip komt. Dat kan toch niet, er zijn toch geen honden aan boord. Terwijl de wachtsman naar het voorschip holde renden de andere honden de gangway op naar het achterschip waar Herta hen al te gemoet kwam. In de verte hoorden ze de wachtsman tegen een ander zeggen: Ik hoorde toch echt blaffen, maar ik heb niets gezien, raar hoor! In een draf, met Herta voorop, liepen ze naar het achterschip. Voorzichtig, want daar waren de verblijven van de bemanning en de messroom, waar de bemanning met elkaar koffie drinkt en eet. Ze bleven dicht bij elkaar om niet opgemerkt te worden. Ze kwamen ook langs de kombuis waar de patrijspoorten open stonden. Een heerlijke geur van gebraden vlees kwam naar buiten. Het kwijl liep uit de bek van de Boxer, dat was lekker. Herta ging op zijn achterpoten staan en keek schuin naar binnen. Hij zag niemand in de keuken, maar wat hij wel zag was: drie schalen met vlees. Zou hij het wagen, één schaal? Dan was er nog genoeg over en wij hebben honger. Hij keek zijn vrienden aan. Hij keek in de trouwe, grote zwarte ogen van de Retriever, die vlak naast hem stond en die al direct zijn vertrouwen gewonnen had. Samen, gromde hij tegen de Golden Retriever, die direct begreep wat er van haar verlangd werd. Daar gingen ze. Zonder enig geluid te maken naar binnen, over een hoge drempel, daarna zachtjes naar de kombuis. Ze hoorden de matrozen en de kok lachen en met elkaar praten. Het moest snel gebeuren. Naar die schaal met lekkers. Beide namen ze een heel grote hap en met hun bekken vol liepen ze weer snel terug naar hun vrienden. Allemaal kregen ze een lap vlees, heerlijk zacht vlees. Eerst een veilig plekje zoeken en dan pas smullen. Het beste was een trap op te klimmen naar het zogenaamde trossendek, een plaatsje tussen de trossen zoeken. Daar kwam voorlopig niemand. Tussen de trossen genoten ze van de heerlijke hap. Ze schrokken toen ze de kok hoorde gillen:”He, waar is die ene schaal vlees gebleven? Die heerlijke biefstuk, mannen doe
~ 75 ~
niet zo kinderachtig”, riep hij. “ Geef terug.” Maar er gebeurde niets. “Wij hebben echt niets weggepakt” riepen ze allemaal. “Ja maar het vlees heeft geen pootjes en de volle schaal is - op een hap na - helemaal leeg.”Stil lag Herta met zijn vreemde roedel te luisteren. Het bleef maar gaan: “Ik moet dat vlees terug hebben anders hebben jullie vanavond minder op je bord!” De bijzondere roedel van Herta lag met volle magen heerlijk te soezen in de zon. Met zo’n volle maag vielen de honden haast in slaap. Maar dat kon niet. Ze moesten waakzaam blijven en zodra het weer rustig was een moment uitzoeken om snel weer van boord te komen. Stel je voor dat het schip ineens zou vertrekken. Wat dan? Het was rustig geworden in de kombuis. De kok had nieuw vlees gehaald en was het gaan braden. Nog steeds hoofdschuddend voor het grote raadsel dat zijn heerlijke biefstuklappen zomaar verdwenen waren. Herta richtte zich op. Hij dacht dat de kust nu wel veilg zou zijn. Zachtjes gromde hij de andere honden bijelkaar. We gaan, gromde hij. Aan bakboordzijde - de linkerzijde van het schip - liepen zij richting het voorschip. Midscheeps gekomen konden zij langs ruim vier naar de gangway. Herta keek om het hoekje van het gangboard en zag de wachtsman staan. De wachtsman had het hele verhaal gehoord van de kok en dacht: Zou het dan toch die honden geweest zijn? Maar hij hield stijf zijn mond dicht. Immers, dan zouden zij zeggen: “Je hebt niet goed wacht gehouden. Die honden zijn aan boord gekomen.” Hij hield nu alles scherp in de gaten. Herta gromde, we doen precies als daarnet, maar nu ga ik eerst op het voorschip blaffen en dan rennen jullie eraf en daarna gaan jullie langs de kade naar voren en trekken jullie weer de aandacht van de wachtsman. En zo gebeurde het. Herta sloop naar voren en bracht zijn wolvengehuil. De wachtsman schrok geweldig en rende naar het voorschip zodat de hele roedel de gangway kon afrennen. Beneden gekomen liepen zij op de kade snel naar de voorkant van het schip en begonnen zij zo hard te blaffen zodat zelfs de kok in de kombuis het kon horen en kwam aanrennen.
~ 76 ~
Herta die inmiddels naar de gangway gelopen was sprong erop en was in twee tellen beneden. De kok die hem nog net van de gangway zag afspringen gilde: “Daar gaat-ie.” En wat is dat nou? Een hele troep honden achter hem aan. De Keeshondpub kon maar nauwelijks de roedel bijhouden. Herta keek bezorgd achterom, ging plat op de grond liggen en gromde:”Klim er op en houd je goed vast, snel.” Gelukkig begreep de pup het direct en sprong als een haas op de rug van Herta. Heel snel, in volle run liepen zij de kade af. Zij hoorden de kok nog steeds foeteren tegen de wachtsman, die er helemaal niets van begreep. Het was inmiddels al laat in de middag geworden. Herta wilde de roedel weer veilig naar de schuilplaats onder de brug brengen, maar het liep anders. De Boxer, als oudere zwerfhond die in de stad al precies de weg wist, gromde: “Ik weet de kortste weg.” “Prima”, gromde Herta, “loop maar voorop”. Het was een bijzonder gezicht. Je zag met bewondering de mensen omkijken als het stel voorbij rende. Zeven verschillende honden, drie aan drie met Herta voorop, achter elkaar rennend om zorg te dragen dat Herta zo snel mogelijk thuis zou zijn. Dat moest voordat Max en de anderen weer thuis kwamen. De Boxer sloeg plotseling rechts af, een prachtige brug over, met aan weerskanten stenen balustraden en pilaartjes, een echte voetgangersbrug. Diep onder de brug een snel stromende rivier met sterk kolkend water. Diverse mensen stonden over de balustrade naar het ruw stromende, kolkende water, te kijken. Een jongetje, vastgehouden door zijn vader, die een grote rugzak om had en naast hem kennelijk zijn moeder - stonden ook met bewondering naar deze prachtige natuur te kijken. Met een korte blaf hield Herta stil, gevolgd door de hele roedel. Zag Herta het goed? Het was Max die op de balustrade stond, stevig vastgehouden door zijn vader John, die hij nu herkende. Ook zij waren op weg naar huis. Een paar grote tassen stonden volgepakt naast hen. Wat te doen? Maar, ho…..wat gebeurt er nu? Het jongetje, Max, viel en pa struikelde door die zware rugzak en toen… ….Het was Max die naar beneden viel, het kolkende water
~ 77 ~
in. Gillende mensen, vader die zijn rugzak wilde afgooien, wat maar niet lukte. Een gillende moeder en alle mensen die stonden te kijken ……… en schreeuwen en …… niets deden. Max lag in het kolkende water en werd met de stroom snel meegevoerd. Je kon hem horen roepen om hulp. Niemand deed iets. De mensen stonden naar elkaar te kijken maar er gebeurde niets. Met grote sprongen was Herta naast de vader, direct gevolgd door de Golden Retriever, zijn inmiddel trouwe jachthond-kameraad. Herta keek naar de Retriever. Ze begrepen elkaar direct. Een paar meter achteruit en met een grote sprong zagen de mensen Herta en de Golden Retriever over de balustrade springen. Herta was een goede zwemmer. Bij de wolven had hij dikwijls in de snelstromende rivier achter zalmen aan moeten jagen. Boven het gejoel van de mensen uit hoorde Herta zijn vriendje Max gillen, soms gesmoord door het water wanneer hij weer kopje onder ging. Het moest niet lang duren, dacht Herta, anders is Max verdronken en dat mag en kan niet. Met al zijn kracht zwom hij in de richting van Max. Het leek nog zo’n eind. Hij zag de Golden Retriever - als jachthond wel wat gewend vlak achter hem aan zwemmen. De ervaren jachthond, sloeg zich er goed doorheen. Herta was echter iets sterker en sneller. Hij hoorde de gillende mensen op de brug en dat gaf hem nog meer kracht. Plots hoorde hij het gegorgel van Max naast hem. Hij was er. Snel pakte hij de kraag van Max en tilde hem uit het water. Hij moest Max weer los laten omdat de greep niet goed genoeg was. Nogeens, hap en nog een keer, hap en jawel nu had hij Max goed vast en kon Herta het hoofd van Max boven water houden. Er ging een groot gejuich op. De Golden Retriever die inmiddels er ook bijgekomen was hielp Herta nu. Herta gromde: “Pak jij hem en zet hem op mijn rug en houdt hem goed vast.” Max was slap geworden, maar begon ineens te hoesten en te proesten. De Retriever nam hem over en zette Max op de rug van Herta terwijl hij hem stevig in zijn bek hield. Herta zwom met alle resterende kracht die in hem was naar de kant, maar zag geen goed plekje om
~ 78 ~
aan de wal te kunnen klimmen. De stroom deed hen steeds verder afdrijven. Er hadden zich veel mensen op de brug verzameld die nu allen stroomafwaarts begonnen te rennen aan weerskanten van de rivier. Herta werd moe, dat voelde hij. Het moest niet lang meer duren. Hij voelde dat Max weer bij kennis gekomen was en hem nu stevig met zijn armen om Herta’s nek vasthield. Hij huilde erbarmelijk. Plotseling zag Herta vlakbij een steiger waar mensen op stonden en met alle macht veranderde hij van richting. Hij hoorde ook de mensen roepen :”Hierheen, hierheen, … kom dan, …kom dan!” Het lukte. Toen Herta langs de steiger gekomen was, voelde hij dat Max van zijn rug getrokken werd en op de steiger werd gelegd. Herta zag kans om een eindje verderop ook op de steiger te klimmen, samen met de Retriever. Max lag als verdoofd op de steiger. Hij braakte omdat een helper op zijn rug drukte. Water golfde uit zijn longen. Hij ademde weer! Herta stond jankend toe te kijken en likte steeds het gezicht van Max af. De mensen aaiden hem en de Golden Retriever en zij hoorden allerlei lovende woorden. Even later kwamen papa en mamma aan rennen en sloten Max in hun armen. Maar ook Herta en de Retriever. Wat een prachthonden hoorde Herta zeggen. Beide honden waren inmiddels omringd door de hele roedel. Er werden foto’s gemaakt en een ziekenauto kwam met zwaailichten en loeiende sirenes aanrijden. Max werd helemaal onderzocht en behoefde gelukkig niet naar het ziekenhuis. Zij werden wel met de ambulance thuisgebracht. Pa vroeg aan de chauffeur of Herta ook meemocht. De chauffeur vertelde echter dat dit niet mocht in verband met de hygiëne. Nooit mochten er honden mee. Pa stond naar de hele roedel te kijken en pakte Herta beet om te bezien wat er moest gebeuren. Je mag niet met ons mee, Herta, wat nu? Herta blafte en gaf te kennen dat hij bij de roedel bleef en zo gauw mogelijk naar huis kwam. Begreep John dit? Jawel. Ze stapten met zijn drieën in de ziekenauto en werden snel thuis gebracht.
~ 79 ~
De mensen maakten veel foto’s van Herta en de Golden Retriever, de redders. Dit hadden ze nog nooit meegemaakt. En al die andere honden, horen die allemaal bij elkaar? De hele groep honden moest ook samen op de foto. Herta en de roedel hielden niet van al die drukte, zij voelden zich niet op hun gemak. Er bleef van alle kanten geflitst worden. De volgende morgen stond Herta, met de Retriever naast hem op de voorpagina van de krant. De kop luidde:
Herdershond en Golden Retriever redden kind! Zo gauw mogelijk wilde Herta hier vandaan en gaf de roedel met een grom te kennen dat ze hem moesten volgen. Vermoeid sleepte Herta zich voort naar de schuilplaats onder de brug. Daar aangekomen nam ieder zijn eigen plekje in. De Golden Retriever wachtte rustig af tot iedereen ging liggen en keek vragend naar Herta. Herta keek in haar grote zwarte ogen en gaf haar een lik op de neus, drukte zijn kop tegen haar aan en gromde:”Naast mij.” Herta wist het nu zeker dat hij zou vragen of zij zijn vrouwtje wilde worden. Wat had zij hem goed geholpen bij het redden van Max. Het liefst was Herta onder de brug gebleven – bij de Retriever - maar hij had John beloofd direct naar huis te komen. Na de pup ook een lik gegeven te hebben gromde hij: ”Tot morgen, jongens, misschien komt Max dan ook wel mee, als hij niet teveel geschrokken is.”
~ 80 ~
De schuilplaats onder de brug, dicht bij elkaar. .
Een jankend, grommend geluid steeg uit de roedel op ten teken van afscheid. Herta ging regelrecht naar huis en stond even later jankend voor de deur waar hij met open armen ontvangen werd. Een lekkere hap stond al voor hem klaar. Max sloot zijn armen om hem heen en bleef lang met hem kroelen. Hij begreep heel goed dat Herta en de Golden Retriever zijn leven hadden gered. Jane en John stonden emotioneel ernaar te kijken. Wat een geweldenaar, die Herta. Het duurde niet lang of Jane kon haar tranen niet meer bedwingen. Ze ging naar Herta toe en sloeg snikkend de armen om hem heen. Herta liet kwispelend blijken dat hij het begreep. Hij likte Jane’s gezicht helemaal nat en drukte toen zijn kop dicht tegen Jane d’r gezicht aan. John stond - als vader van Max - naar het tafereel te kijken. Ook hij kon zich niet meer bedwingen en met open armen sloot hij Herta, Max en Jane stevig bij elkaar in zijn armen. Zij rolden met z’n allen huilend over de grond.
~ 81 ~
En Herta? Herta jankte even hard mee. Na zo’n spannende dag waren ze allemaal heel erg vermoeid en besloten daarom maar heel vroeg in de kooi te kruipen. Herta nestelde zich heel dicht tegen Max aan. Oververmoeid sloten zij de ogen en vielen direct in een diepe slaap. Het kan niet anders dan dat zij spannende dromen droomden. Herta over een mooi, langharige teef, wit met zwarte ogen en Max over Herta die met een roedel jankende wolven hem kwam redden.
Einde
~ 82 ~