Groene grondstoffen Provincie Limburg en Oost Brabant
O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Ecofys Netherlands BV P.O. Box 8408 NL- 3503 RK Utrecht Kanaalweg 16-G NL- 3526 KL Utrecht The Netherlands W: www.ecofys.com T: +31 (0) 30 28 08 300 F: +31 (0) 30 28 08 301 E:
[email protected]
Groene grondstoffen Provincie Limburg en Oost Noord-Brabant Geanonimiseerde versie
Auteurs: Klaas Koop Maarten van den Berg Rob Bijsma Leen Kuiper Saskia de Lint Ewout van der Beek
januari 2010 PBIONL084323 & PBIONL084590 © Ecofys 2010
In opdracht van: Provincie Limburg NV Industriebank LIOF N.V. Brabantse OntwikkelingsMaatschappij (BOM)
O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Management samenvatting
In
opdracht
van
de
Provincie
Limburg
en
de
ontwikkelings-
en
investeringsmaatschappijen van Limburg (LIOF) en Noord-Brabant (BOM) heeft Adviesbureau Ecofys de beschikbaarheid van groene grondstoffen in de provincie Limburg
en
de
oostelijke
helft
van
Noord-Brabant
in
kaart
gebracht.
De
geïnventariseerde stromen zijn gekoppeld aan mogelijke verwerkingstechnieken. Hierbij is de zogenaamde Ecopiramide leidend. De Ecopiramide (zie figuur hier naast) stelt dat groene grondstoffen verwerkt
Farmacie
moeten worden zodat de toegevoegde waarde zo hoog mogelijk
Voedingsmiddelen
is. In volgorde van afnemende toegevoegde waarde zijn dit
Chemie
toepassingen in: Farmacie, voedingsmiddelenindustrie, chemie en
Energie
energie. Het onderzoek is verdeeld in 5 taken. In taak 1 is vastgesteld hoeveel groene grondstoffen er in de beide regio’s geproduceerd wordt. De resultaten zijn voornamelijk gebaseerd op statistische gegevens van het CBS, in enkele gevallen aangevuld met gemiddelde specifieke opbrengsten per hectare voor een aantal landbouwgewassen. De belangrijkste stromen zijn agrarische gewassen waarbinnen groenvoedergewassen en granen in volume het grootst zijn. Daarnaast komen berm- en slootmaaisel (natuurlijke vegetatie) en stromen en houtachtige productiegewassen in kleinere volumes vrij. In taak 2 is de productie van reststromen in kaart gebracht. Dit is grotendeels gebaseerd op contacten met individuele bedrijven. Omdat het overzicht van bedrijven niet compleet is geweest en niet alle bedrijven gegevens hebben aangeleverd, zijn de getallen minder nauwkeurig als die van taak 1. Daar komt bij dat informatie over inen export over de provinciegrenzen zeer beperkt is. De grootste daadwerkelijk beschikbare reststromen zijn aardappelen- en bietenloof, stro (granen en maïs) en mest. Andere stromen hebben veelal al een bestemming zodat eventuele nieuwe toepassingen hiermee moeten concurreren. In de taken 3 en 4 zijn de afnemers van groene grondstoffen en reststromen geïnventariseerd. Net als in taak 2 zijn de gegevens grotendeels gebaseerd op contacten met individuele bedrijven en zorgt het ontbreken van gegevens over in- en export over provinciegrenzen voor onnauwkeurigheid in de resultaten. Deze taak heeft geleid tot een aantal concrete stromen van bedrijven. De belangrijkste stromen zijn aardappelschillen en pulp van appels, peren en suikerbieten. In taak 5 zijn de geïnventariseerde beschikbare stromen gekoppeld aan mogelijke verwerkingstechnieken. Hierbij is de Ecopiramide toegepast. Het is gebleken dat technologisch volwassen en (nabij) commerciële technieken vooral energietechnieken zijn (onderste trede van Ecopiramide). Voorbeelden zijn verbanden van houtachtige biomassa en vergisten van mest en vloeibare cosubstraten. Technieken binnen treden hoger in de Ecopiramide (chemie,
i
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Voedingsmiddelenindustrie en farmacie) zijn veelal minder volwassen. Voorbeelden zijn fermentatie van lignocellulose biomassa, bioplastics en pyrolyse. Naast een inventariserend karakter van de studie (de Provincie Limburg gebruikt te getallen bij het formuleren van beleid), is met taak 5 ook de link gelegd met concrete toepassing. Alle benaderde bedrijven zijn ook gevraagd in hoe verre zij interesse hebben betrokken te worden bij het ontplooien van concrete initiatieven. Een groot aantal bedrijven heeft aangegeven hiervoor geïnteresseerd te zijn. Ecofys beveelt daarom de opdrachtgevers Provincie Limburg, LIOF en BOM aan met de eigenaren van de beschikbare stromen de mogelijkheden voor de realisatie van verwerking van de stromen nader te onderzoeken. Hiervoor komen in aanmerking: •
Afvoeren en verwerkten van gewasresten (zoals loof, stro);
•
Alternatieve verwerking van bermgras;
•
Aanhaken bij inititief van reststromen vergasser XXXXXXXXXXXXXXXX;
•
Stimuleren
en
faciliteren
van
demonstratieprojecten
voor
doorbrekende
technieken.
Dit is een geanonimiseerde versie van het eindrapport. Hierin zijn bedrijfsnamen, namen van contactpersonen en gespreksverslagen weggelaten of onleesbaar gemaakt door middel van zwarte balken. Bedrijfsnamen uit openbare bronnen worden wel genoemd.
ii
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Inhoudsopgave
1
Introductie 1
1.1
Achtergrond .......................................................................................... 1
1.2
Leeswijzer ............................................................................................ 1
2
De Ecopyramide ........................................................................................ 3
2.1
De Ecopiramide ..................................................................................... 3
2.2
Enkele kanttekeningen ........................................................................... 5
3
Taak 1: Groene grondstoffen productie .................................................... 6
3.1
Achtergrond & methode.......................................................................... 6
3.2
Agrarische gewassen.............................................................................. 8
3.3
Energiegewassen ..................................................................................17
3.4
Houtachtige productiegewassen..............................................................18
3.5
Natuurlijke vegetatie.............................................................................19
3.6
Import en export ..................................................................................21
3.7
Wijzigingen landgebruik.........................................................................22
3.7.1
Afname beschikbare landbouwgronden ............................................22
3.7.2
Overige trends en effecten .............................................................26
4
Taak 2: Productie van reststromen ......................................................... 31
4.1
Primaire reststromen Limburg ................................................................32
4.2
Secundaire reststromen Limburg ............................................................32
4.3
Tertiaire reststromen Limburg ................................................................33
4.3.1
Mest............................................................................................34
4.3.2
Groente fruit en tuinafval...............................................................35
4.3.3
Sloophout ....................................................................................36
4.4
Primaire reststromen Oost-Brabant .........................................................37
4.5
Secundaire reststromen Oost-Brabant .....................................................37
4.6
Tertiaire reststromen Oost-Brabant .........................................................38
4.6.1
Mest............................................................................................38
4.6.2
Groente fruit en tuinafval...............................................................40
iii
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
4.6.3
Sloophout ....................................................................................40
4.6.4
Bedrijfsinventarisatie productie tertiaire reststromen Limburg en OostBrabant .......................................................................................40
4.7 5
Toekomstige situatie .............................................................................45 Taak 3: Afnemers van groene grondstoffen ............................................ 46
5.1
Achtergrond & methode.........................................................................46
5.2
Resultaten ...........................................................................................46
6
Taak 4: Afnemers van reststromen ......................................................... 49
6.1
Achtergrond & methode.........................................................................49
6.2
Resultaten ...........................................................................................49
7
Taak 5: Inzet reststromen volgens de Ecopiramide ................................ 57
7.1
Achtergrond & methode.........................................................................57
7.2
Factsheets toepassing reststromen met bestaande technieken ...................58
7.2.1
Vergisting ....................................................................................58
7.2.2
Vergassing WKK ...........................................................................59
7.2.3
Verbranding: meestook .................................................................61
Verbranding: WKK ............................................................................................62 7.2.4
Verbranding: boiler .......................................................................63
7.2.5
Pelleteren ....................................................................................64
7.2.6
Biotransportbrandstoffen ...............................................................65
7.2.7
Algen ..........................................................................................66
7.3
Combineren van stromen om een benodigde schaalgrootte te behalen ........67
7.4
Toepassing reststromen met nog te ontwikkelen technieken ......................77
7.4.1
Lignocellulose ethanol ...................................................................78
7.4.2
Pyrolyse ......................................................................................80
7.4.3
Torrefactie ...................................................................................81
7.4.4
Bioraffinage: Gras raffineren ..........................................................82
8
Conclusies & aanbevelingen ................................................................... 83
8.1
Conclusies taak 1..................................................................................83
8.2
Conclusies taken 2, 3 en 4 .....................................................................84
8.3
Samenvatting resultaten van taak 1 en 2 (productie) ................................86
iv
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
8.4
Algemene conclusies en conclusies taak 5................................................86
8.5
Aanbevelingen......................................................................................88
Geraadpleegde literatuur.............................................................................. 90 Appendix A
Definities van het CBS........................................................... 92
Appendix B
Communicatie met stakeholders ........................................... 95
Appendix C
Detailgegevens akker- en tuinbouw...................................... 99
Appendix D
Benaderde bedrijven........................................................... 104
Appendix E
Belangrijke locaties ............................................................ 107
Bedrijven
107
Beschikbare groene grondstoffen...................................................................... 107
v
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Figuren
Figuur 1: Relatie tussen Ecopiramide en taken ...................................................... 2 Figuur 2: Ecopiramide 3 Figuur 3: Cultuurgrond Limburg .......................................................................... 8 Figuur 4: Akkerbouw Limburg ............................................................................. 9 Figuur 5: Opbrengsten akkerbouw Limburg .........................................................10 Figuur 6: Tuinbouw Provincie Limburg.................................................................10 Figuur 7: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in Limburg ................11 Figuur 8: Cultuurgrond Oost-Brabant ..................................................................13 Figuur 9: Akkerbouw Oost-Brabant .....................................................................13 Figuur 10: Opbrengsten akkerbouw Oost-Brabant ................................................14 Figuur 11: Tuinbouw regio Oost-Brabant .............................................................15 Figuur 12: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in Oost-Brabant.......16 Figuur 13: Industrieel rondhout Limburg .............................................................19 Figuur 14: Te verwachten claim op het Limburgse landbouwareaal voor nietlandbouwfuncties, uitgesplitst naar 24 regio’s (overgenomen uit [14] ) ...................24 Figuur 15: Claim op landbouwgrond (overgenomen uit [14]) .................................30 Figuur 16: Overzicht papierfabrieken in Nederland (VNP website) ...........................76 Figuur 17: Kaart met benaderde bedrijven......................................................... 108 Figuur 18: Belangrijkste concentraties landbouw en veeteelt in Limburg [18]......... 109
Tabellen
Tabel 1: Opbrengsten akkerbouw Limburg............................................................ 9 Tabel 2: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in Limburg .................11 Tabel 3: Productie primaire gewas bloem- en sierplanten ......................................11 Tabel 4: Productie primaire gewas blijvende teelt - boomkwekerijgewassen.............12 Tabel 5: Productie primaire gewas blijvende teelt - fruitgewassen ..........................12 Tabel 6: Opbrengsten akkerbouw Oost-Brabant ...................................................14 Tabel 7: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in Oost-Brabant..........15 Tabel 8: Productie primaire gewas bloem- en sierplanten ......................................16 Tabel 9: Productie primaire gewas blijvende teelt - boomkwekerijgewassen.............17 Tabel 10: Productie primaire gewas blijvende teelt - fruitgewassen.........................17 Tabel 11: Belangrijkste energiegewassen [1] .......................................................18 Tabel 12: Opbrengst bermmaaisel in de Provincie Limburg (bij 3,5 tonnb/ha berm) ...20 Tabel 13: Gevolgen van jaarlijkse primaire productievermindering met 1,3% per jaar voor opbrengsten van 10 belangrijkste akkerbouwgewassen in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land)
25
vi
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 14: Gevolgen van de te verwachten afname van de primaire productie van tuinbouwgroenten in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land) ...............................25 Tabel 15: Primaire productie van bloemen- en sierplanten in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land)
26
Tabel 16: Primaire productie van fruitgewassen in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land)
26
Tabel 17: Nederlandse productie (kton) van gebruikt hout en industrieel resthout in 2007 [10]
27
Tabel 18: Secundaire reststromen Limburg (bedrijfsinventarisatie) .........................33 Tabel 19: Tertiaire reststromen in de provincie Limburg (CBS 2007) .......................33 Tabel 20: Mestgebruik en mest productie in de provincie Limburg (CBS 2007) .........34 Tabel 21: GFT afval provincie Limburg (CBS 2008) ...............................................35 Tabel 22: Secundaire reststromen Oost-Brabant (bedrijfsinventarisatie)..................37 Tabel 23: Tertiaire reststromen regio Oost-Brabant (CBS 2007) .............................38 Tabel 24: Mest productie en gebruik regio Oost Brabant (2007) .............................39 Tabel 25: GFT afval regio Oost-Brabant (CBS 2008) .............................................40 Tabel 26: Tertiaire reststromen bedrijven Limburg en Oost-Brabant........................41 Tabel 27: Afnemers groene grondstoffen Limburg en Oost-Brabant.........................47 Tabel 28: Afnemers reststromen Limburg en Oost-Brabant ....................................51 Tabel 29 : Inventarisatie reststromen provincie Limburg en mogelijke toepassingen .70 Tabel 30: Inventarisatie reststromen regio Oost-Brabant en mogelijke toepassingen 72 Tabel 31: Samenvatting taken 1 en 2 .................................................................86
Appendices
Appendix A
Definities van het CBS .......................................................92
Appendix B
Communicatie met stakeholders .........................................95
Appendix C
Detailgegevens akker- en tuinbouw.....................................99
Appendix D
Benaderde bedrijven .......................................................104
Appendix E
Belangrijke locaties .........................................................107
vii
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
1
Introductie
1.1
Achtergrond
De Provincie Limburg heeft eind 2008 haar ambities en doelen met betrekking tot (duurzame) energie vastgelegd in het “Energieprogramma Provincie Limburg”. De doelen zijn: •
20% energiebesparing in 2020 t.o.v. 2005;
•
20% duurzame energie in 2020;
•
20% CO2-besparing t.o.v. 1990.
De tussendoelen voor 2011 zijn respectievelijk 5%, 5% en 6%. In het bereiken van deze doelstelling is een grote rol toegedicht aan de inzet van groene grond- en reststoffen (biomassa)1 inclusief de inzet van biomassa voor energie. Daarnaast hanteert de provincie Limburg een (concept-) visie biomassa. Een belangrijke eerste stap is het vaststellen van de beschikbaarheid van biomassa in Limburg. Naast energietoepassingen, zijn er voor biomassa ook andere toepassingen als groene grondstof in bijvoorbeeld de (chemische) industrie. Het is daarom van belang een goed beeld te krijgen van alle biomassastromen in de provincie Limburg en de huidige toepassing daarvan. De Limburgse ontwikkelingsmaatschappij LIOF en de Brabantse ontwikkelingsmaatschappij BOM bleken soortgelijke vragen en behoeften te hebben. De drie partijen hebben de wens uitgesproken een gezamenlijk onderzoek in te stellen gezien de inhoudelijke synergie en het grotere draagvlak dat het onderzoek zal hebben wanneer de krachten worden gebundeld. Het doel is om een overzicht te krijgen van de beschikbare groene grondstoffen en ook verwerkingstechnieken tot (hoogwaardige) producten van de geïnventariseerde reststromen uit de food- en agroindustrie (uit Limburg en Oost Noord-Brabant) in beeld te krijgen. Ten slotte worden concrete mogelijke initiatieven benoemd. Hierbij vormt de Ecopiramide het uitgangspunt. 1.2
Leeswijzer
Het rapport is opgebouwd uit vijf taken: 1. Productie van groene grondstoffen 2. Productie van reststromen 3. Afnemers van groene grondstoffen 11
In het offerteverzoek wordt biomassa voor energietoepassingen ook als ‘groene grondstof’ beschouwd. Deze definitie is in dit rapport overgenomen. Het is echter van belang te noemen dat veelal onderscheid gemaakt wordt tussen groene grondstoffen als biomassa dat in de (chemische) industrie als grondstof gebruikt wordt enerzijds en biomassa voor energietoepassingen anderzijds.
1
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
4. Afnemers van reststromen 5. Inzet reststromen volgens de Ecopiramide De eerste vier taken zijn overgenomen uit het offerteverzoek van de Provincie Limburg en betreffen enkel de provincie Limburg. De inventarisatie binnen deze vier taken zijn uitgebreid met de oostelijke helft van Noord-Brabant voor zover het de agro- en foodsector betreft (dus geen chemie / farmacie). In taak vijf zijn technieken beschreven waarmee groene grondstoffen en reststromen verwerkt kunnen worden. Hierbij wordt de Ecopiramide toegepast (zie hoofdstuk 2). Tenslotte geeft taak vijf inzicht in welke van de technieken ingezet zou kunnen worden voor de in taak 1 – 4 geïdentificeerde stromen. De taken 1 tot en met 4 zijn te relateren aan de Ecopiramide. Dit in weergegeven in Figuur 1.
Taak 3
Taak 1
Taak 2
Taak 4
Figuur 1: Relatie tussen Ecopiramide en taken
2
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
2
De Ecopyramide
2.1
De Ecopiramide
Bij het toepassen van groene grondstoffen is er de wens dit volgens de Ecopiramide uit te voeren (zie Figuur 2). De gedachtegang achter de Ecopiramide staat helder beschreven in “ De Ecopiramide – Biomassa beter benutten” van Derksen et al. [1]. Een aantal belangrijke aspecten zijn hieronder overgenomen.
Figuur 2: Ecopiramide De Ecopiramide is een begrip uit de ecologie en heeft betrekking op hoe energie- en materialen worden verdeeld over het ecosysteem. Aan de basis ligt de energie van de zon, dat wordt omgezet door planten in biomassa en via herbivoren en carnivoren de voedselketen in gaat. Het begrip Ecopiramide kan worden toegepast op de inzet van groene grondstoffen, daarbij illustreert het hoe zonne-energie via biomassa stapsgewijs kan worden benut om voedsel, grondstoffen en energie te produceren. De basis van de piramide bestaat uit vijf stappen:
3
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
1. Ketens optimaliseren De eerste stap is om de totale keten (voor biomassa is dat grondbewerking, zaaien, oogsten, transporteren, bewerken, verwerken, gebruiken en recycleren) te optimaliseren. 2. Materialen onttrekken Eerst voor levensonderhoud van levende wezens en daarna wordt aan de natuurlijke materialen zetmeel en cellulose ontrokken en gebruikt. 3. Grondstoffen raffineren Door het bewerken (o.a. vergisten of vergassen) van vezels en stengels worden chemische grondstoffen gemaakt voor bijvoorbeeld kunststoffen en transportbrandstoffen. 4. Energie opwekken Energie wordt opgewekt tijdens deze processen (ketenintegratie) dan wel nadat deze processen hebben plaatsgevonden. De omzetting in elektriciteit moet bij voorkeur decentraal plaatsvinden, zodat de vrijkomende warmte en andere producten, zoals water en CO2, lokaal benut kunnen worden. 5. Mineralen hergebruiken De kringloop wordt gesloten door de mineralen (nutriënten te recycleren, zodat nieuwe biomassa kan groeien en de toekomstige levering gewaarborgd is. De pyramide beoogt integraal gebruik, hoogste opbrengst, optimaal exergie2 rendement en maximale duurzaamheid. Maximale opbrengst wordt gerealiseerd door het stapsgewijs benutten (cascaderen) van de energie- en materiaalinhoud van biomassa In de top van de pyramide staan producten met het kleinste volume, de hoogste waarde, de meeste exergie en de minste milieu-impact. Naar beneden toe daalt de waarde van de producten, evenals de marges. Voedsel voor mens en dier hoort om ethische redenen bovenin de pyramide. Materialen en natuurlijke polymeren moeten worden gewonnen voordat biomassa wordt vergist of vergast voor chemie en brandstoffen. Pas dan moet de (rest)biomassa worden omgezet in ‘duurzame’ energie.
2
Exergie is de kwaliteit van de energie. Deze kwaliteit bepaalt de toepassingsmogelijkheden. Een hoeveelheid warmte van 1000 °C heeft bijvoorbeeld een hogere exergie dan dezelfde hoeveelheid warmte van 100°C.
4
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
2.2
Enkele kanttekeningen
Met betrekking tot het toepassen van de Ecopyramide zijn enkele kanttekeningen te maken: •
Het verwerken van een groene grondstof tot bijvoorbeeld een bioplastic is niet per definitie ‘beter’ dan het toepassen van dezelfde groene grondstof als biobrandstof voor energieproductie. Dit hangt namelijk af van het plastic dat door het bioplastic vervangen wordt. De marktvraag naar ‘een’ plastic verandert immers niet. Als het traditionele productieproces van het gewone plastic (dat door het bioplastic vervangen wordt) een lage milieubelasting heeft, kan het zijn dat de milieubelasting van de omzetting van fossiele brandstoffen naar een hoeveelheid energie die gelijk is aan de energie die uit de groene grondstof gewonnen groter is. In dat geval is het inzetten van de groene grondstof als energiedrager ‘beter’ dan de toepassing als grondstof voor het bioplastic. Om een conclusie te kunnen trekken is het noodzakelijk de milieubelasting van beide toepassingen van de groene grondstof te vergelijken met een referentieproces. Dit zijn complexe en tijdrovende analyses. De rekenmethodieken hiervoor zijn nog in beperkte mate beschikbaar.
•
In het punt hierboven is de term ‘milieubelasting’ genoemd. De term kan echter op verschillende manieren worden in gevuld. Zo kan er enkel naar broeikasgasbalansen worden gekeken, maar ook andere emissies zoals verzurende emissies kunnen worden meegenomen. Naast milieucriteria zijn er echter ook andere criteria waarop processen vergeleken kunnen worden. Voorbeelden zijn werkgelegenheid, landgebruik en kosteneffectiviteit. Ook kan gewerkt worden met een ‘scorekaart’ op basis van meerdere criteria.
•
Wanneer cascadering via hoogwaardige toepassingen mogelijk is, is de benadering
volgens
de
Ecopiramide
eenduidiger.
Onder
cascadering
verstaan we het verwerken van een groene grondstof in de industrie waarna het later wordt hergebruikt en uiteindelijk toegepast voor de opwekking van energie. Een groene grondstof doorloopt dus twee of meer niveaus door de Ecopiramide van boven naar beneden. In dat geval worden meerdere referentieketens vervangen.
5
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
3
Taak 1: Groene grondstoffen productie
3.1
Achtergrond & methode
In de eerste taak is vastgesteld hoeveel groene grondstoffen er in de provincie Limburg en de regio Oost-Brabant worden geproduceerd. Groene grondstoffen komen beschikbaar bij diverse activiteiten. Het primaire doel van de activiteit kan de productie van de groene grondstoffen zelf zijn. Dit geldt vooral voor landbouwgewassen. Maar groene grondstoffen komen ook vrij bij activiteiten die de productie ervan niet direct als doel hebben. Een voorbeeld daarvan is bermmaaisel. Daarnaast komen reststromen vrij bij de verwerking van groene grondstoffen, die soms weer als grondstof dienen in een volgende keten. Deze reststromen uit de industrie zijn verder uitgewerkt in taak 2. In taak 1 is de productie van primaire groene grondstoffen (gewassen en natuurlijke vegetatie) in kaart gebracht: De inventarisatie van biomassastromen omvat de volgende vier stromen: 1 Agrarische gewassen: Gewassen met als primair doel de voedselvoorziening (bijvoorbeeld suikerbieten, granen en aardappels); 2 Energiegewassen: Gewassen die gebruikt worden voor energieopwekking of de productie van biobrandstoffen (wilgen, koolzaad, granen, etc.); 3 Houtachtige productiegewassen: Gewassen die geteeld worden voor toepassing in de houtverwerkende industrie (rondhout, etc.); 4 Natuurlijke vegetatie: Aanwas van vegetatie die vrijkomt bij het reguliere terreinbeheer (bermgras, knip- snoeihout, etc.). De inventarisatie betreft de Provincie Limburg en de regio Oostelijk Noord-Brabant. Onder de Oost-Brabant vallen de volgende gemeenten: Asten
Eersel
Lith
Sint-Oedenrode
Bergeijk
Eindhoven
Maasdonk
Someren
Bernheze
Geldrop-Mierlo
Mill en Sint-Hubert
Son en Breugel
Best
Gemert-Bakel
Nuenen - Gerwen -
Uden
Nederwetten Bladel
Grave
Oirschot
Valkenswaard
Boekel
Haaren
Oss
Veghel
Boxmeer
Heeze-Leende
Reusel-de Mierden
Veldhoven
Boxtel
Helmond
Schijndel
Vught
Cranendonck
Heusden
's Hertogenbosch
Waalre
Cuijk
Laarbeek
Sint Anthonis
Deurne
Landerd
Sint-Michielgestel
6
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
De data is per provincie/regio gepresenteerd in de onderstaande paragrafen. Per provincie/regio zijn de volgende primaire grondstoffen onderscheiden: §3.2 Agrarische gewassen, onderverdeeld in: •
Akkerbouw: zoals gras, maïs, suikerbieten en aardappelen
•
Tuinbouw: groenten, bloem- en sierplanten, boomkwekerijen en fruitteelt
§3.3 Energiegewassen §3.4 Houtachtige productiegewassen §3.5 Natuurlijke vegetatie De productie is telkens eerst voor de Provincie Limburg uitgewerkt en vervolgens voor de regio Oost-Brabant. Een kaart van de provincie Limburg met daarop de belangrijkste landbouw-, tuinbouw- en veeteeltregio’s is te vinden in Appendix E. Methodiek De tonnages agrarische gewassen zijn bepaald aan de hand van het landgebruik en de opbrengsten van de betreffende gewassen per hectare. Gegevens met betrekking tot het landgebruik zijn grotendeels gebaseerd op CBS cijfers3. Voor de regio OostBrabant is voor CBS gegevens, die alleen op provinciaal niveau beschikbaar zijn, een verdeelsleutel toegepast. De verdeelsleutel voor agrarische gewassen is de ratio tussen het areaal akkerbouwgrond in de betreffende gemeenten (regio Oost-Brabant) en de gehele provincie Noord-Brabant. De opbrengstgegevens zijn waar mogelijk van uit CBS-cijfers verkregen aangezien het daar om werkelijke tonnages gaat. Waar dit niet mogelijk is gebleken, maar wel hectaren beschikbaar zijn van het CBS, zijn de opbrengsten afgeleid uit de KWIN (Kwantitatieve Informatie Akkerbouw en Vollegrondsgroenteteelt) [3]. De opbrengsten van gewassen verschillen van jaar tot jaar. Hierdoor moeten zowel de getallen afgeleid van het CBS als uit de KWIN met een zeker betrouwbaarheidsinterval geïnterpreteerd worden. Op basis van de analyse van een aantal van de belangrijkste gewassen in een aantal jaren is vastgesteld wat de ordegrootte van de nauwkeurigheid is. Voor aardappelen is in de periode 1994 – 2008 de gemiddelde opbrengst per hectare 50,7 ton per hectare met een standaarddeviatie van 3,3 (dit is 6,5%). Dit is voor tarwe 7,3% en voor suikerbieten 10%. In een aparte paragraaf (§3.6) wordt aandacht besteed aan de import en export van groene grondstoffen over de provinciegrenzen heen. Voor de provincie Limburg worden de gevolgen van toekomstige wijziging in het Limburgse landgebruik (o.a. vernatting van de Peel) besproken (§3.7). Dit is voor Oost Brabant niet gedaan (buiten de scope van deze studie).
3
Zie Appendix A op pagina 92 voor de definities die door het CBS gehanteerd worden.
7
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
3.2
Agrarische gewassen
Provincie Limburg In de provincie Limburg is er 103.577 hectare agrarisch terrein (gegevens CBS jaar 2008 [1]). Het agrarische terrein omvat: 1. grasland inclusief dijken en uiterwaarden 2. terrein bestemd voor veehouderij 3. bebouwing rondom landbouwactiviteiten 4. boomgaard 5. akkerbouw en tuinbouw 6. fruitteelt 7. natuurlijk grasland Hiervan vallen de categorieën 4 t/m 7 onder het terrein waar primaire gewassen worden geteeld. In Figuur 3 is het agrarische landgebruik in de Provincie Limburg onderverdeeld naar de categorieën voor primaire gewassen.
Landgebruik Limburg cultuurgrond (103.577 ha)
Akkerbouw, totaal (69.776 ha) Tuinbouw open grond, totaal (11.223 ha) Tuinbouw onder glas, totaal (933 ha) Blijvend en natuurlijk grasland, totaal (21.645 ha)
Figuur 3: Cultuurgrond Limburg Circa 30.000 hectare agrarisch terrein wordt niet direct voor de productie van agrarische gewassen/producten gebruikt. Dit terrein betreft grasland op/langs dijken en uiterwaarden, terrein bestemt voor veehouderij en bebouwing rondom landbouwactiviteiten. Van de 21.645 hectare grasland is 18.391 hectare blijvend, de rest is natuurlijk grasland. Figuur 4 toont de gecultiveerde gewassen op de akkerbouw gronden in de provincie Limburg .
8
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Landgebruik akkerbouw Limburg (69.776 ha)
Granen, totaal (19.302 ha) Peulvruchten, totaal (96 ha) Aardappelen, totaal (6.578 ha) Suikerbieten (6.589 ha) Voederbieten (56 ha) Akkerbouwgroenten, totaal (3.810 ha) Groenvoedergewassen, totaal (30.045 ha) Zaden, totaal (397 ha) Handelsgewassen, totaal (580 ha) Overige akkerbouwgewassen (1668 ha) Braak (655 ha)
Figuur 4: Akkerbouw Limburg In Tabel 1 en Figuur 5 zijn de 10 gewassen met de hoogste opbrengst in tonnages af land weergegeven. De 10 gewassen representeren meer dan 90% van het totale akkerbouw areaal in de provincie Limburg. De volledige lijst is opgenomen in Tabel C1. Tabel 1: Opbrengsten akkerbouw Limburg Akkerbouwgewas
Productie primaire
Aandeel oppervlakte
gewas in Limburg
akkerbouw grond in
(ton af land)
Limburg (%)
1
Suikerbieten
415.138
9,4%
2
Consumptieaardappelen,
229.079
6,6%
zand/veengrond 3
Gras
222.515
21%
4
Snijmaïs
195.895
22%
89.669
2,6%
5
Consumptieaardappelen, kleigrond
6
Tarwe, winter
57.655
11%
7
Maïs, korrel
51.112
8,4%
8
Waspeen
42.299
0,8%
9
Gerst, totaal
25.043
6,0%
10
Zaaiuien
20.010
0,43%
9
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Opbrengsten akkerbouw Limburg (ton af land) Suikerbieten Consumptieaardappelen, zand/veengrond Gras Snijmaïs Consumptieaardappelen, kleigrond Tarwe, winter Maïs, korrel Waspeen Gerst, totaal Zaaiuien
Figuur 5: Opbrengsten akkerbouw Limburg Het land wordt voornamelijk gebruikt voor granen en groenvoedergewassen. Van de groenvoeder gewassen is ongeveer de helft tijdelijk grasland (14.834 ha) en de andere helft snijmaïs (15.046 ha). Blijvend en tijdelijk grasland samen vertegenwoordigen 33.225 ha. Deze graslanden worden voornamelijk beheerd door de veehouderij. Het areaal tuinbouwgronden is met ruim 12.000 hectare aanzienlijk kleiner dan het areaal akkerbouw. Van het totale tuinbouwareaal is 11.223 hectare open grond teelt. Figuur 6 toont de typen opengrondtuinbouwgewassen in de provincie Limburg.
Tuinbouw open grond Limburg (11.223 ha) Tuinbouwgroenten, totaal
4595
4980 `
Bloemen en sierplanten, totaal Blijvende teelt, totaal
1648
Figuur 6: Tuinbouw Provincie Limburg Van de tuinbouwgroenten zijn: Prei (1.363 ha), Asperges (1.350 ha) en Sla (663 ha) goed voor 48% van het totale areaal4 (Tabel 2 en Figuur 7). Op de overige 52% 4
De 48% heeft betrekking op de primaire productie en niet op het aandeel van de totale landbouwgrond in Limburg (meest rechtse kolom in de tabellen).
10
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
worden ca 27 tuinbouwgroenten verbouwd met totale oppervlaktes tussen de 2 en 285 hectare met een gemiddelde van 95 hectare. Tabel 2: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in Limburg Tuinbouwgroenten
Productie primaire gewas
Aandeel oppervlakte
in Limburg (ton af land)
tuinbouwgrond in Limburg
1
Prei
47.712
12%
2
Sla
19.730
5.9%
3
Rabarber
7.353
1.6%
4
Witte kool
4.702
0.5%
5
Asperges, productie
4.519
9.7%
6
Chinese kool
2.807
0.5%
7
Knolvenkel / venkel
2.225
0.9%
8
Spruitkool
1.707
0.7%
9
Rode kool
1.543
0.2%
Spitskool
982
0.3%
10
Totaal
32%
Opbrengsten tuinbouw Limburg (ton af land)
Prei Sla Rabarber Witte kool Asperges, productie Chinese kool Knolvenkel / venkel Spruitkool Rode kool Spitskool
Figuur 7: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in Limburg Van de bloem en sierplanten is 1.298 ha bloembollen, waarvan 56% lelies (733 ha). Gladiolen en Dahlia representeren respectievelijk 208 en 148 hectare (Tabel 3). Tabel 3: Productie primaire gewas bloem- en sierplanten Bloem en sierplanten
Productie primaire gewas
Aandeel oppervlakte
in Limburg (ton af land)
tuinbouwgrond in Limburg
1
Lelies
23.660
6.5%
2
Gladiolen
15.570
1.9%
3
Dahlia
4.392
1.3%
4
Narcissen
1.410
0.2%
Tulpen
2.355
0.5%
5
Totaal
10%
11
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
De blijvende teelt omvat 2.258 ha boomkwekerijgewassen en 2.237 ha fruit. De boomkwekerij telt 8 typen gewassen5 waarvan 5 met oppervlaktes tussen de 320 en 500 ha (Tabel 4). Tabel 4: Productie primaire gewas blijvende teelt - boomkwekerijgewassen Blijvende teelt
Productie primaire
Aandeel oppervlakte
(Boomkwekerijgewassen)
gewas in Limburg
tuinbouwgrond in Limburg
(ton af land)
(%)
1
Laan- en parkbomen
N.B.
4.5%
2
Sierconiferen
N.B.
4.1%
3
Vruchtbomen
N.B.
3.6%
4
Bos- en haagplantsoen
N.B.
2.9%
5
Rozenstruiken
N.B.
2.9%
TOTAAL
18%
Met een aandeel van 55% hebben de appelboomgaarden (1.284 ha) het grootste areaal aan fruitgewassen (Tabel 5). Samen met peren (302 ha), zure kersen (283 ha) en blauwe bessen (242 ha) vertegenwoordigen ze ruim 90% van het areaal fruitgewassen in de provincie Limburg. Tabel 5: Productie primaire gewas blijvende teelt - fruitgewassen Blijvende teelt (fruitgewassen)
Productie primaire
Aandeel oppervlakte
gewas in Limburg (ton
tuinbouwgrond in Limburg
af land)
(%)
1
Appels
38.510
11%
2
Peren
6.949
2,7%
3
Zure kersen
N.B
2,5%
4
Blauwe bessen
N.B
2,2%
5
Overige pit- en
N.B.
0,70%
steenvruchten Totaal
20%
De bovenstaande 4 tabellen representeren ruim 80% (32 +10 + 18 + 20%) van het totale areaal tuinbouwgrond in de provincie Limburg. Van het totale tuinbouwareaal wordt minder dan 1% gebruikt door de gesloten tuinbouw (kassen). De gesloten tuinbouw wordt door zijn marginale aandeel niet meegenomen in het vervolg van deze studie. 5
Op volgorde van groot naar klein: Laan- parkbomen, sierconiferen, vruchtbomen, bos en haagplantsoen, rozenstruiken, sierheesters en klimplanten, buxus en trek besheesters
12
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Regio Oost-Brabant Het agrarische terrein omvat grasland inclusief dijken en uiterwaarden, terrein bestemd voor veehouderij, boomgaard, akkerbouw en tuinbouw, fruitteelt, bebouwing rondom landbouwactiviteiten en natuurlijk grasland. In Figuur 8 is het agrarische landgebruik in Oost-Brabant gepresenteerd.
Landgebruik cultuurgrond Oost-Brabant (143.969 ha) Akkerbouw, totaal (105.182 ha) Tuinbouw open grond, totaal (8.951ha) Tuinbouw onder glas, totaal (521 ha) Blijvend en natuurlijk grasland (29.314 ha)
Figuur 8: Cultuurgrond Oost-Brabant Het agrarisch terrein niet direct voor de productie van agrarische gewassen/producten betreft grasland op/langs dijken en uiterwaarden, terrein bestemd voor veehouderij en bebouwing rondom landbouwactiviteiten. Figuur 9 toont de gecultiveerde gewassen op de akkerbouw gronden in de regio OostBrabant.
Landgebruik akkerbouw Oost-Brabant (105.182 ha)
Granen, totaal (13.593 ha) Peulvruchten, totaal (148 ha) Aardappelen, totaal (6.790 ha) Suikerbieten (4.129 ha) Voederbieten (28 ha) Akkerbouwgroenten, totaal (2.991 ha) Groenvoedergewassen, totaal (74.837 ha) Zaden, totaal (640 ha) Handelsgewassen, totaal (314 ha) Overige akkerbouwgewassen (1.095 ha) Braak (617 ha)
Figuur 9: Akkerbouw Oost-Brabant Ruim 70% van het akkerland wordt gebruikt voor groenvoedergewassen. Onder de noemer groenvoedergewassen valt tijdelijk grasland, snij- en energiemaïs en luzerne6. 6
Luzerne: Een gewas dat lijkt op klaver en in Europa veel verbouwd wordt als veevoer. Na de oogst wordt het gedroogd (zoals gras) om in veevoer verwerkt te worden.
13
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Snijmaïs en tijdelijk grasland vertegenwoordigen ieder de helft. Energiemaïs en luzerne hebben samen een marginaal aandeel van circa 1%. In Tabel 6 zijn de 10 gewassen weergegeven met de hoogste opbrengst in tonnages af land. De 10 gewassen representeren meer dan 91% van het totale akkerbouw areaal in de regio Oost Brabant. De volledige lijst is opgenomen in Appendix C-4 .
Tabel 6: Opbrengsten akkerbouw Oost-Brabant Akkerbouwgewas
Productie
Aandeel
primaire gewas
oppervlakte in
in regio Oost
regio Oost
Brabant (ton af
Brabant (%)
land) 1
Gras
559.841
36%
2
Snijmaïs
486.677
36%
3
Suikerbieten
260.102
3.9%
4
Consumptieaardappelen, zand/veengrond
174.160
3.3%
5
Consumptieaardappelen, kleigrond
120.957
2.3%
6
Tarwe, winter
49.094
6.0%
7
Maïs, korrel
31.020
3.4%
8
Zaaiuien
28.320
0.4%
9
Waspeen
25.418
0.3%
Knolselderij
25.159
0.5%
10
Opbrengsten akkerbouw Oost-Brabant (ton af land) Gras Snijmaïs Suikerbieten Consumptieaardappelen, zand/veengrond Consumptieaardappelen, kleigrond Tarwe, winter Maïs, korrel Zaaiuien Waspeen Knolselderij
Figuur 10: Opbrengsten akkerbouw Oost-Brabant Het areaal tuinbouwgronden is met bijna 9.500 hectare aanzienlijk kleiner dan het areaal akkerbouw. Van het totaal is 8951 hectare in de open grond. Figuur 11 toont de typen opengrondtuinbouwgewassen in de regio Oost-Brabant.
14
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tuinbouw open grond Oost-Brabant (8.951 ha)
3753 4744
`
Tuinbouwgroenten, totaal Bloemen en sierplanten, totaal Blijvende teelt, totaal
865
Figuur 11: Tuinbouw regio Oost-Brabant Onder blijvende teelt vallen fruit en boomkwekerij gewassen. Tabel 7 toont de 10 tuinbouwgroenten gewassen met de hoogste opbrengst primaire product af land. In het afland product zit overal het algemeen een hoog percentage vocht. Tabel 7: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in Oost-Brabant Productie primaire
Aandeel oppervlakte
gewas in regio Oost
tuinbouw grond in
Brabant (ton af land)
oost Brabant (%)
25.519
8.1%
1
Prei
2
Aardbeien, productie
8.810
5.8%
3
Rode kool
6.789
1.1%
4
Andijvie
4.471
1.1%
5
Chinese kool
2.787
0.6%
6
Broccoli
2.451
3.0%
7
Spruitkool
2.091
1.0%
8
Witte kool
1.738
0.2%
9
Rabarber
1.583
0.4%
Asperges, productie
1.487
10
Totaal
4.0% 21.5%
15
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Opbrengsten tuinbouw Oost-Brabant (ton af land)
Prei Aardbeien, productie Rode kool Andijvie Chinese kool Broccoli Spruitkool Witte kool Rabarber Asperges, productie
Figuur 12: Top 10 productie primaire gewas tuinbouwgroenten in OostBrabant De top 10 tuinbouwgroenten zijn samen goed voor ruim 60% van het totale areaal tuinbouwgroenten.
Van de bloem en sierplanten is 522 ha bloembollen land waarvan 46% (242 ha) lelies (Tabel 8). Tulpen en gladiolen representeren respectievelijk 115 en 90 hectare. Tabel 8: Productie primaire gewas bloem- en sierplanten Productie primaire gewas in Oostelijk
Aandeel oppervlakte
Noord- Brabant (ton af land)
tuinbouw grond in oost Brabant (%)
1
Lelies
7.813
2.7%
2
Gladiolen
6.716
1.0%
3
Tulpen
5.007
1.3%
4
Narcissen
489
0.1%
5
Dahlia
209
0.1%
Totaal
5.2%
De blijvende teelt omvat 3.879 ha boomkwekerij gewassen en 455 ha fruit (Tabel 9 en Tabel 10). De boomkwekerijteelt is een aanzienlijke sector welke 40% van de tuinbouwgrond in Oost Brabant vertegenwoordigt.
16
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 9: Productie primaire gewas blijvende teelt - boomkwekerijgewassen Productie primaire
Aandeel oppervlakte
gewas in regio Oost
tuinbouw grond in
Brabant (ton af land)
Oostelijk NoordBrabant (%)
1
Laan- en parkbomen
NB
13%
2
Bos- en haagplantsoen
NB
12%
3
Sierconiferen
NB
9,1%
4
Sierheesters en
NB
3,3%
NB
3,2%
klimplanten 5
Buxus Totaal
40%
Met een aandeel van 45% hebben de appelgaarden (207 ha) het grootste areaal aan fruitgewassen. Samen met peren (142 ha) vertegenwoordigen ze ruim driekwart van het areaal fruitgewassen (455 ha) in de regio Oost-Brabant. Tabel 10: Productie primaire gewas blijvende teelt - fruitgewassen Productie primaire
Aandeel oppervlakte
gewas in regio Oost
tuinbouw grond in
Brabant (ton af land)
Oostelijk NoordBrabant (%)
1
Appels
6.207
2.3%
2
Peren
3.261
1.6%
3
Rode bessen, frambozen,
NB
0.4%
bramen 4
Zwarte bessen
NB
0.3%
5
Blauwe bessen
NB
0.2%
Totaal
4.8%
De bovenstaande 4 tabellen representeren ruim 70% van het totale areaal tuinbouwgrond in de regio Oost Brabant. Van het totale tuinbouw areaal wordt minder dan 5% gebruikt door de gesloten tuinbouw (kassen). De gesloten tuinbouw wordt door zijn marginale aandeel niet meegenomen in het vervolg van deze studie.
3.3
Energiegewassen
Vooralsnog is het aandeel gewassen dat specifiek wordt geteeld voor energieproductie minimaal. In Nederland werd in 2007 totaal slechts 1.500 ha verbouwd. Echter, het is aannemelijk dat een deel van de snijmaïs gebruikt wordt voor co-vergisting. Exacte
17
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
gegevens zijn hierover niet bekend. De voornaamste energiegewassen in Limburg en Oost-Brabant zijn koolzaad en energiemaïs. De gegevens staan in Tabel 11. Tabel 11: Belangrijkste energiegewassen [1] Energiegewassen (ha in 2008) Koolzaad
Maïs
akkerbouwgrond
100
16
0,2%
35
54
0,1%
Limburg Oost-Brabant 1)
Aandeel totaal
1)
De gegevens van Noord-Brabant zijn aangepast met de verdeelsleutel van het oppervlak van de
geselecteerde gemeenten ten opzichte van het totaal oppervlak van Noord-Brabant.
In Nederland zijn de mogelijkheden voor energieteelt beperkter dan in andere landen. Hiervoor zijn een aantal redenen: •
Intensief gebruik van grond in Nederland;
•
Andere claims op ruimte (natuur, recreatie, woningbouw, infrastructuur, etc.);
•
Relatief laag rendement van energiegewassen (vergeleken met voedsel). De teelt van gewassen (wintertarwe) die op dezelfde grond kunnen groeien als koolzaad leveren meer inkomsten op. Aangezien dit in andere landen (o.a. Duitsland en Frankrijk) niet opgaat, wordt daar meer koolzaad verbouwd [8].
Ecofys verwacht niet dat veranderende marktomstandigheden of het wijzigende Europese landbouwbeleid de situatie op de korte termijn zal veranderen. Op de middenlange en lange termijn zal gecombineerde productie van energie en hoogwaardige groene grondstoffen (bioraffinage) de mogelijkheden voor speciaal geteelde gewassen verbeteren [9].
3.4
Houtachtige productiegewassen
Het totale (productiebos + natuurlijk) oppervlakte bos in Limburg was in 2002 totaal 33.761 ha7. Dit is 9.3% van het totale bos areaal in Nederland. Naaldhout en populieren worden over het algemeen afgezet aan de houtzagerijen. Dit hout wordt o.a gebruikt voor de productie van pallets. Stammen die te dun of krom zijn worden gebruikt als vezelhout. Vezelhout is een verzamelnaam voor hout dat wordt gebruikt in o.a. spaanplaat, MDF (medium density fibreboard) en de papierindustrie. Vezelhout wordt ook ingezet als biomassa voor bio-energie (verbranding). Deze verschuiving wordt voornamelijk ingezet op economische gronden. Gezien vanuit de cascadering dat hoogwaardige producten eerst gemaakt dienen te worden, is dit een ongewenste ontwikkeling.
7
http://www.probos.net/bosdigitaal/html/bosoppervlakte.html
18
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Figuur 13 geeft de jaarlijkse productie industrieel rondhout (nog niet gezaagde stammen) weer. De getallen zijn exclusief brandhout. Meer informatie over het gebruik van hout is te vinden in 3.7 (wijzigingen landgebruik).
Jaarlijkse oogst industrieel rondhout in Limburg 2 (x1000 m³)
35
44
Zaag fineerhout Vezelhout Overige
Figuur 13: Industrieel rondhout Limburg8 Houtachtige productiegewassen zijn voor Oost Brabant niet in kaart gebracht (buiten de scope van deze studie).
3.5
Natuurlijke vegetatie
Onder natuurlijke vegetatie wordt de aanwas van vegetatie bedoeld die vrijkomt bij regulier terreinbeheer. Hieronder valt: • Bermmaaisel; • Slootmaaisel; • Vegetatie uit het onderhoud van gemeentelijke plantsoenen en struiken ; • Maaisel van natuurbeheerorganisaties. Bermaaisel Bermmaaisel komt vrij bij het onderhoud van de bermen en taluds aan de gemeentelijke-, provinciale- en rijkswegen. Het maaien vindt hoofdzakelijk twee keer per jaar plaats in de maanden mei-juni en september-oktober. Gemaaid bermgras blijft liggen óf wordt afgevoerd voor gebruik. Jaarlijks komt in Nederland 563.000 ton bermmaaisel vrij.
8
Wanneer hout gerapporteerd wordt in m3’s (zoals Probos doet): 1 m3 ≈ 0,5 ton droge stof ≈ 1 ton vers hout
19
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 12: Opbrengst bermmaaisel in de Provincie Limburg (bij 3,5 tonnb/ha berm) Type weg
Weglengte
Bermbreedte, per
Opbrengst bermmaaisel
(km)
weghelft (m)
(ktonnb/jaar)
10.549
3
22
Provinciale wegen
458
3
1,0
Rijkswegen
402
3
0.8
Gemeentelijke en waterschapswegen
Totaal
11.409
24
Een studie [7] naar de mogelijkheden voor bermgras in de provincie Overijssel rapporteert per provincie de beschikbare hoeveelheid. Voor de provincie Limburg wordt een hoeveelheid van 26 ktonnb/jaar opgegeven. Dit is in lijn met de hier geschatte waarde van 24 ktonnb/jaar. Opgemerkt moet worden dat in eerdere studies sterk uiteenlopende hoeveelheden voor Nederland gerapporteerd worden [7]. In vijf studies wordt de beschikbare hoeveelheid bermgras in Nederland geschat op 400 tot 1.000 ktonnb/jaar met een gemiddelde van circa 650. Deze range geeft aan dat gerapporteerde waarden, inclusief de waarde in Tabel 12, als een ordegrootte schatting moeten worden beschouwd. De Provincie Limburg schatte zelf de hoeveelheid bermmaaisel van provinciale wegen op 4,5 ktonnb per jaar9. Bij de interpretatie van de getallen is belangrijk op te merken dat bermmaaisel niet altijd afgevoerd wordt en dat bermmaaisel vaak meegerekend wordt bij de hoeveelheid groenafval. Dit laatste is van belang om dubbeltellingen te voorkomen. In de provincie Limburg komt in totaal 50.000 ton groen afval (inclusief bermmaaisel) vrij. Bermmaaisel heeft een vochtgehalte van circa 70%nb. Na enkele dagen drogen in de berm kan het vochtgehalte dalen tot circa 50%nb. Bermgras kan door keren en schudden verder gedroogd worden tot circa 20%nb, maar in de praktijk is dit niet haalbaar door het Nederlandse klimaat en de diverse werkgangen die hiervoor nodig zijn. Opgemerkt moet worden dat bermmaaisel sinds 2002 / 2003 als afval beschouwd wordt. Verwerking (‘onderwerken’) in de landbouw is daarom niet meer toegestaan. Als het bermmaaisel niet blijft liggen, mag het alleen worden verwerkt in een installatie die daarvoor de benodigde vergunning Wet Milieubeheer heeft (zoals mestcovergistingsinstallaties en composteerinrichtingen). Slootmaaisel In Nederland komt jaarlijks ruim 1.100 ktonnat slootmaaisel vrij bij regulier onderhoud [5]. Wanneer de verdeelsleutel van totaal landoppervlak van Limburg ten opzichte van heel Nederland (5,3%) wordt toegepast en aangenomen wordt dat sloten gelijkelijk verdeeld zijn, komt er in Limburg jaarlijks bijna 60 ktonnat slootmaaisel vrij.
9
Leo Rutten van de provincie Limburg, persoonlijke communicatie
20
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
De samenstelling van slootmaaisel is vergelijkbaar met de samenstelling van bermmaaisel. Ondanks dat de kosten van het afvoeren hoger zijn dan van alleen maaien (circa twee maal zo veel), wordt slootmaaisel toch soms afgevoerd omdat het positieve milieueffecten (minder stikstof- en fosforemissie) kan hebben. Vegetatie uit het onderhoud van gemeentelijke plantsoenen en struiken Dit is onderdeel van het groenafval dat elders besproken wordt. Maaisel van natuurbeheerorganisaties De specifieke informatie van XXXXXXXXXXXXXXX is niet tijdig ontvangen. De stromen van natuurbeheerorganisaties maken onderdeel uit van de groenafvalstromen die elders zijn genoemd. Natuurlijke vegetatie is voor Oost Brabant niet in kaart gebracht (buiten de scope van deze studie). 3.6
Import en export
Veel groene grondstoffen worden regionaal vermarkt. Kwantitatieve gegevens over import en export in de provincie zijn nauwelijks voor handen. Dit komt voornamelijk door het feit dat provinciegrenzen geen status hebben zoals landsgrenzen. Hierdoor zijn geen gegevens te ontrekken aan registratiedocumenten zoals deze beschikbaar zijn bij in- en export over landsgrenzen (douanedocumenten, registratie van afvalstromen, etc.). Daarnaast is het voor producenten of afnemers van groene grondstoffen niet belangrijk te weten welke goederen de provinciegrens passeren en welke niet. Wel zijn er enkele kenmerken en trends te identificeren als het gaat om de import en export van groene grondstoffen in Limburg. In het algemeen kan worden gesteld dat hoe hoger het vochtpercentage, hoe dichterbij een groen grondstof of reststroom zal worden afgezet. Dit is in verband met de relatief hoge transportkosten ten opzichte van de waarde van de reststroom. Dit is dus verschillend voor groene grondstoffen (die nog een aanzienlijke waarde hebben) en reststoffen. Omgekeerd worden groene grondstoffen met een hoog droge stof gehalte van buiten de provincie geïmporteerd. Bijvoorbeeld: van de 200 ton aardappelen die XXXXXXXXXXX jaarlijks gebruikt komt naar schatting slechts 10% vanuit de provincie Limburg. De Greenport regio Venlo wordt gekenmerkt door een groot aantal veilingen. Veel producten van bijvoorbeeld boomkwekerijen worden hier vandaan naar het buitenland geëxporteerd, vooral naar Duitsland. Reststromen van groene grondstoffen worden, ondanks de lage economische waarde, veelvuldig over de provinciegrenzen heen geëxporteerd. Hier zijn twee aanwijsbare redenen voor: wetgeving en financiële motieven. Strenge wet en regelgeving drijft producenten van reststromen hun producten in Duitsland of België af te zetten.
21
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Zo mogen verbrandingsinstallatie in Duitsland meer vervuilende stoffen uitstoten waardoor onzuivere reststromen meegestookt kunnen worden. Tegelijkertijd is de Duitse subsidieregeling voor het opwekken van bio-energie gunstiger, waardoor vergisters en biomassa verbrandingsinstallaties meer geld (kunnen) bieden voor geschikte
reststromen.
Voor
de
zogenaamde
champost
(het
overblijfsel
van
champignonsubstraat) moet gezocht worden naar alternatieve afzetgebieden of verwerkingstechnieken sinds het onder de mestwet valt en niet meer in de winter op zandgronden mag worden uitgereden. Tot slot is de Belgische ‘Voerstreek’ een belangrijke afnemer van reststromen die verwerkt kunnen worden in veevoer producten. 3.7
Wijzigingen landgebruik
3.7.1 Afname beschikbare landbouwgronden Naast de huidige situatie is ook de invloed van geplande wijzigingen in landgebruik op bovenstaande gewascategorieën (landbouwgewassen, energiegewassen, productiebos en overige natuurlijke vegetatie) beschreven en kwantitatief gemaakt. Ecofys heeft een achtergrondnotitie van de provincie ontvangen10, waaruit de belangrijkste trends in veranderingen in grondgebruik zijn te extrapoleren en waarmee realistische toekomstscenario’s kunnen worden geschetst. In Limburg is de landbouw nog steeds de belangrijkste gebruiker van de beschikbare ruimte in het landelijke gebied, maar er liggen in het landelijke gebied ook ruimtelijke claims ten aanzien van natuurbescherming, recreatie, energieproductie, waterbeheer en industriële en stedelijke ontwikkeling. Dit betekent dat de landbouw in veel gevallen de beschikbare ruimte moet delen met andere functies en waar mogelijk functies moet zien te combineren (Natuur, Water, Recreatie, Wonen/werken en Infrastructuur). Gesignaleerde trends 1. De ontwikkeling van het areaal cultuurgrond (in totaal 103.400 ha in 2008) laat een 3% afname zien over de afgelopen 8 jaar (2000-2008). De landelijke trend is een afname van het areaal cultuurgrond van circa 1%. In Limburg gaat de afname dus relatief snel: ca. 375 ha/jr (= 0,38% per jaar). De komende 10 jaar rekenen we (conservatief) met een verdere afname van het oppervlak landbouwgrond met 0,3% per jaar. 2. In 2008 waren er ruim 5000 land-en tuinbouwbedrijven in Limburg. De afname van het aantal bedrijven in de periode 2000-2008 met 26% was iets groter in Limburg dan in de rest van Nederland (23%). De gemiddelde grootte van landbouwbedrijven in Limburg is 20,1 ha, tegenover een gemiddelde bedrijfsgrootte van 25,5 ha in de rest van Nederland. Wij gaan er van uit dat de trend naar schaalvergroting zich de komende 10 jaar verder zal voortzetten.
10
Achtergrondnotitie Puzzelen met de ruimte in Limburg (fase A). rapport Alterra/LEI 2009.
22
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
3. De veestapel is de afgelopen 8 jaar afgenomen, met name ten aanzien van het aantal melkkoeien (-12%) fokvarkens (-9%)en vleesvarkens (-4%), terwijl het aantal schapen gelijk is gebleven. In 2008 waren er 958.000 varkens, 47.000 melkkoeien en 36.000 schapen. De totale veestapel in Limburg zal de komende 10 jaar verder afnemen met gemiddeld zo’n 8%. 4. Onderzoek door de Limburgse Land- en Tuinbouworganisatie LLTB suggereert dat in de provincie Limburg de komende tien jaar 25.000 hectare landbouwgrond overgaat naar niet-agrarische functies, oftewel een kwart van het huidige areaal cultuurgrond. Dat zou neerkomen op een afname met 2,5% per jaar. Wij gaan uit van conservatievere cijfers: 0,3 % per jaar. 5. De ruimteclaim vanuit de functie natuur richt zich op versterking van de Ecologische Hoofd Struktuur (EHS) en Provinciale Ontwikkelingszones Groen (POG). In totaal is de claim vanuit de natuur begrensd op 15.000 ha. Hiervan is thans 6000 ha gerealiseerd. De taakstelling voor grondverwerving voor de ontwikkeling van nieuwe natuur voor de komende 10 jaar (tot 2018) is 8700 ha (870 ha per jaar). De laatste 5 jaar is echter gemiddeld 560 ha per jaar verworven voor functiewijziging van landbouw naar natuur. Voor sommige beheersgebieden zal agrarisch medegebruik mogelijk blijven zodat er geen sprake zal zijn van een volledige functieverandering. 6. Ruimtevraag voor beekherstel is ongeveer 600 ha 7. De toekomstige extra ruimtevraag voor recreatie is ongeveer 400 ha 8. De ruimteclaim voor de claim voor wonen, werken en infrastructuur zal ongeveer 2.500 ha bedragen 9. Overige ruimteclaims bedragen ongeveer 1.500 ha (ontgrondingen, groei glastuinbouw, etc). Op grond van de te verwachten voortzetting van bovenstaande ontwikkelingstrends gaat Ecofys ervan uit dat de komende 10 jaar: •
Het totale areaal cultuurgrond in Limburg zal afnemen met gemiddeld 0,38 % /jaar
•
De functiewijziging van landbouw naar nieuwe natuur circa 870 ha/jr zal bedragen
•
Door overige ruimteclaims minimaal 500 ha/jr extra aan de landbouw zal worden onttrokken (namelijk 600+400+2.500+1.500= 5.000 ha/10 jaar = 500 ha/jr).
De claim op de schaarse ruimte in het landelijk gebied zal natuurlijk niet overal hetzelfde zijn. De Provincie schat in dat in de verschillende regio’s het accent steeds iets anders zal komen te liggen (Figuur 14).
23
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Figuur 14: Te verwachten claim op het Limburgse landbouwareaal voor nietlandbouwfuncties, uitgesplitst naar 24 regio’s (overgenomen uit [14] ) Vertaald naar primaire productie betekent de functiewijziging van 1.370 ha per jaar een jaarlijkse productievermindering van 1,3% per jaar. Tabel 13 vat de gevolgen hiervan samen voor de akkerbouw. Aangezien de 10 belangrijkste akkerbouwgewassen 90% van de totale akkerbouwproductie in Limburg voor hun rekening nemen, zal de totale primaire productie in de akkerbouw gaan afnemen van 1.500 kton in 2008 naar 1.300 kton in 2018. Ook het hiervan afgeleide volume aan primaire en secundaire residuen neemt dan jaarlijks met 1,3% af.
24
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 13: Gevolgen van jaarlijkse primaire productievermindering met 1,3% per jaar voor opbrengsten van 10 belangrijkste akkerbouwgewassen in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land) Akkerbouwgewas
Primaire Productie
Primaire Productie
2008
2018
Suikerbieten
415
361
Consumptieaardappelen,
230
200
Gras
222
193
Snijmaïs
196
170
zand/veengrond
Consumptieaardappelen, kleigrond
90
78
Tarwe, winter
58
50
Maïs, korrel
51
44
Waspeen
42
36
Gerst, totaal
25
22
Zaaiuien
20
17
De te verwachten afname van de tuinbouwproductie met 1,3% per jaar vertaalt zich als volgt: de huidige productie van 116 kton groenten zal de komende 10 jaar zijn afgenomen tot 101 kton (Tabel 14). De huidge productie van 58 kton aan bloemen en sierplanten zal in 2018 zijn afgenomen tot 50 kton en de productie van fruit (appels en peren) van 56 kton nu naar 49 kton in 2018. Tabel 14: Gevolgen van de te verwachten afname van de primaire productie van tuinbouwgroenten in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land) Tuinbouwgroenten
Primaire Productie 2008
Primaire Productie 2018
Prei
48
42
Sla
20
17
Rabarber
7
6
Witte kool
5
4
Asperges, productie
4
3
Chinese kool
3
2
Knolvenkel / venkel
2
2
Spruitkool
2
2
Rode kool
1
1
Spitskool
1
1
25
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 15: Primaire productie van bloemen- en sierplanten in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land) Bloemen en sierplanten
Primaire productie 2008
Primaire productie 2018
Lelies
24
21
Gladiolen
16
14
Dahlia
4
3
Narcissen
1
1
Tulpen
2
1
Tabel 16: Primaire productie van fruitgewassen in Limburg in 2008 en 2018 (kton af land) Blijvende
Primaire productie 2008
Primaire productie 2018
38
33
7
6
teelt (fruitgewassen) Appels Peren Zure kersen
N.B
Blauwe bessen
N.B
Overige pit- en
N.B.
steenvruchten
3.7.2 Overige trends en effecten Extra hout uit het bos Wanneer de trend naar intensivering van de reguliere houtoogst die nu reeds zichtbaar is in Duitsland binnen de bosbouw, naar verwachting ook in Limburg merkbaar gaat worden, betekent dit dat van de huidige benutting van de jaarlijkse bijgroei van 60% in de komende 10 jaar naar alle waarschijnlijkheid 70 tot 80% zal worden benut. Dit heeft echter alleen betrekking op productiebossen en op multifunctionele bossen met een uitgesproken houtproductiefunctie. Limburg heeft in totaal 33.700 ha bos waarvan naar schatting 70% een houtproductiefunctie heeft (23.600 ha). De huidige bijgroei is gemiddeld 8m3/ha/jr, waarvan op dit moment 60% wordt benut: oftewel een jaarlijkse oogst van 113.200 m3 rondhout. Bij een hogere benuttingsgraad van 70% van de bijgroei zal de totale jaarlijkse oogst van rondhout 132.200 m3 bedragen, oftewel een toename met 19,000 m3/jr. Bij een verdere intensivering van de houtoogst in productiebossen tot 80% van de bijgroei zal de toename 38.000 m3/jaar rondhout bedragen. Wij gaan er vanuit dat die extra houtoogst alleen gerealiseerd zal kunnen worden indien er een afzet is voor het extra vrijkomende hout, waarbij ruwweg 50% als zaagen vezelhout zijn weg zal vinden naar de rondhoutverwerkende industrie en 50% ingezet zal kunnen worden als extra energiehout. De hoeveelheid extra energiehout uit het Limburgse bos en uit landschappelijke beplantingen bedraagt dan in 2018 tussen de 10.000 en 19.000 m3 per jaar.
26
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Wij gaan er vanuit dat de komende 10 jaar het economisch nog niet interessant zal zijn om het tak- en tophout uit het bos te halen voor energietoepassingen. Dit is voor kaalkapbeheer wellicht een optie, maar het bos in Limburg wordt nauwelijks meer kaal gekapt (afgezien van enkele populierenbosjes langs de Maas). Ofschoon de hoeveelheid top- en takhout 20% van de staande houtvoorraad bedraagt (en dus ook 20% van elke gevelde boom), blijft dit vooralsnog gewoon in het bos achter. Residuen rondhoutverwerkende industrie (secundaire residuen) Bij de verwerking van rondhout komen residuen vrij in de vorm van zaagsel, chips, afkortdelen, schaaldelen en bast. Deels worden deze residuen ingezet als grondstof voor o.a. de platenindustrie en de papierindustrie. Deels worden de residuen gebruikt voor de eigen energievoorziening (houtmotverbranding) en deels als biomassa in bioenergiecentrales. Volgens een recente studie van Probos [12] kwam in Nederland in 2007 in totaal 2.125 kton gebruikt hout en resthout in ons land beschikbaar (Tabel 17). Daarvan kwam 1.485 kton beschikbaar via inzameling in de afvalketen en 640 kton kwam vrij bij de bewerking en verwerking van houtproducten. Van het totale volume werd de helft ingezet voor energie, in totaal 1.100 kton. Het overgrote deel daarvan (70%) ging naar het buitenland, bijna geheel naar Duitsland. De inzet in Nederland was verdeeld in 130 kton A/B-hout11
en 255 kton resthout uit de houtverwerkende
industrie. De andere helft (1.025 kton) werd ingezet voor het fabriceren van diverse houtproducten: 64% werd gebruik voor spaanplaat, 16% voor houtstrooisel en 17% voor houtvezelpallets en palletklossen. Materiaalhergebruik vindt voor eenderde plaats in eigen land. Van de export naar de platenindustrie gaat 40% naar België en 60% naar Duitsland.
Tabel 17: Nederlandse productie (kton) van gebruikt hout en industrieel resthout in 2007 [10] Export A,B,C hout
1.160
Binnenlandse verwerking: Rondhoutbedrijven
190
houtvezelbedrijven
350
eigen energie houtverwerkende bedrijven
100
A/B hout verwerkers geshredderd A/B hout voor energie Totaal
11
195 130 2.125
zie § 4.3.3 op pagina 36 voor een uitleg over classificering van afval hout in A, B en C.
27
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Ervan uitgaande dat Limburg 9% van het Nederlandse bosareaal binnen haar grenzen heeft en dat daarom ook ongeveer 9% van de Nederlandse rondhoutverwerking in Limburg zal plaatsvinden, en er tevens vanuit gaande dat de inzameling van gebruikt hout niet of nauwelijks afwijkt van het Nederlands gemiddelde, dan zal het totale volume gebruikt hout en industrieel resthout afkomstig uit de provincie Limburg neerkomen op circa 190 kton per jaar. Ongeveer 70% hiervan (133 kton) komt beschikbaar via de inzameling in de afvalketen en 30% bij de houtverwerkende industrie (57 kton).
Ontwikkeling Grensmaas De ontwikkeling van de Grensmaas in het kader van het nieuwe beleid van Ruimte voor de rivieren kan gevolgen hebben voor het aanbod van groene grondstoffen: er zal meer plaats worden ingeruimd voor natuurontwikkeling dan thans het geval is, waardoor er meer ruimte zal komen voor de ontwikkeling van natuurlijke vegetatie. Het traditionele beleid van Rijkswaterstaat vereist echter dat in de uiterwaarden spontane bosopslag grotendeels periodiek moet worden verwijderd omdat er anders bij hoge waterstanden en overstromingen een verhoogd risico kan ontstaan van opstuwing van het water met enkele centimeters. Dat betekent dat de ontwikkeling van (natuur) bos, solitaire bomen, hagen en struwelen niet de vrije hand kan worden gelaten, maar dat er duidelijk beheersrichtlijnen gelden en zullen moeten worden toegepast, waardoor in bepaalde zones van de uiterwaarden spontane opslag van bomen en struiken zal moeten worden weggehaald (waarbij periodiek veel biomassa kan vrijkomen) en op andere plaatsen wel tot ontwikkeling zal kunnen komen. Het is denkbaar dat bepaalde terreingedeelten, zorgvuldig passend in het landschap, aangewezen zullen worden voor de teelt van energiewilgen, die immers periodiek omgezaagd worden met een kapcyclus van 3 tot 4 jaar. Daardoor kan vermeden worden dat er een te grote opstuwing van overstromingswater optreedt terwijl er toch nieuwe energieplantages bij kunnen komen. Om deze energieplantages van wilgen op een rationele wijze mechanisch te kunnen oogsten is een minimumoppervlakte van bijvoorbeeld 200 ha vereist. Dat hoeft niet pe se een aaneengesloten gebeid te zijn, maar de afzonderlijke percelen van bijvoorbeeld enkele tientallen hectaren moeten wel op berijdbare afstand van elkaar liggen en goed ontsloten zijn. Zo kan er een mozaiek van wilgenpercelen worden aangelegd, die worden afgewisseld met grasachtige terreingedeelten. Ook de hagen en stuwelen in het gebied van de Grensmaas zullen regelmatig onderhouden moeten worden, waarbij er houtige biomassa vrij komt voor energietoepassing. Tot slot vormen ook de reeds aanwezige populierenbossen langs de Maas een bron van biomassa: bij de eindkap na 15 of 20 jaar komt niet alleen een grote hoeveelheid vezelhout en klompenhout vrij maar tevens veel biomassa (takken en toppen en afgekeurd rondhout).
28
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Vernatting van de Peel Vernatting van de Peel als stimuleringsmaatregel voor de ontwikkeling van belangrijke en kwetsbare natuurdoeltypen heeft geringe gevolgen voor het landgebruik. Alleen in de bufferzones rondom het kerngebeid van de Peel kunnen boeren plaatselijk te maken krijgen met vernatting, waardoor ze enigszins beperkt worden in hun mechanisatiemogelijkheden: het gebruik van zware tractoren is in dergelijke bufferzones gedurende een deel van het jaar minder goed mogelijk. Echter, de te verwachten verandering in het agrarisch landgebruik voor andere functies is voor de hele provincie Limburg en Oostelijk Nood-Brabant al niet al te groot (maximaal slechts 0,4% van het agrarisch oppervlak per jaar bij voortzetting van de huidige trend) en slechts een klein deel daarvan bevindt zich in de bufferzones rondom de Peel. De impact is daardoor zeer beperkt. De gevolgen van deze vernatting (die haaks staat op het jarenlang ongestraft onttrekken van Peelwater voor kunstmatige beregening), zullen zijn dat enkele honderden hectares voormalige landbouwgrond (waarschijnlijk de economisch meest marginale gronden het eerst) omgevormd zullen worden naar een meer natuurlijke vegetatie die beheerd worden middels agrarisch natuurbeheer of aangekocht door een natuurbeschermingsorganisatie zoals het Limburgs landschap, Natuurmonumenten of Staatsbosbeheer. Tot dusverre hebben deze terreinbeherende organisaties het leveren van biomassa die vrijkomt uit het regulieren beheer van hun terreinen, niet expliciet tot doelstelling en als ze al gericht biomassa oogsten voor energie (bijvoorbeeld Staatsbosbeheer), dan is dat momenteel vooral beperkt tot houtige biomassa. De afvoer van natuurgras en de inzet ten behoeve van duurzame energie is vooralsnog een (te kostbaar) probleem voor de terreinbeheerders, zodat dit in de realiteit nauwelijks voorkomt. Marginale gronden Er komen in Limburg en oostelijk Noord-Brabant weinig echt marginale gronden voor. Hoogstens kan er hier en daar sprake zijn van economisch marginale gronden, waarop het uitoefenen van een modern en winstgevend boerenbedrijf niet goed (meer) mogelijk is. Het is aannemelijk dat deze relatief minder aantrekkelijke gronden (d.w.z. minder aantrekkelijk bezien vanuit het perspectief van een agrarische ondernemer) als eerste en bij voorkeur in aanmerking zullen komen voor functieverandering. Het onderzoeksrapport over puzzelen met de ruimte in Limburg van LEI-WUR [14] analyseert in welke subregio’s ruimteclaims voor niet-agrarische functies zijn te verwachten, rekening houdend met een zekere weerstand vanuit de agrarische sector. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat de gebieden met de hoogste claims gelegen zijn rondom de Maas en dat daarentegen het gebied grenzend aan de Peel over het algemeen een vrij zwakke claim heeft vanuit niet-agrarische functies (zie figuur Figuur 15)
29
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Figuur 15: Claim op landbouwgrond (overgenomen uit [14])
30
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
4
Taak 2: Productie van reststromen
In taak 2 zijn de reststromen in kaart gebracht. Reststromen zijn onder te verdelen in primaire, secundaire en tertiaire reststromen. Onder primaire reststromen wordt verstaan biomassa
die vrijkomt bij de teelt van groene grondstoffen, zoals
suikerbieten, koolsoorten, graan, etc. Secundaire reststromen komen vrij bij de verwerking
van
groene
grondstoffen
in
de
industrie.
Voorbeelden
zijn
aardappelschillen en pulp, dat overblijft bij de productie van appelstroop. Tertiaire reststromen komen vrij aan het eind van de gebruiksfase van groene grondstoffen. Het betreft GFT afval, mest en sloophout. De in kaart gebrachte primaire reststromen komen vrij bij de productie van groene grondstoffen en zijn berekend aan de hand van CBS statistieken over groene grondstof productie. De inventarisatie van secundaire reststromen
is
het
resultaat
van
benaderde
bedrijven
in
de
farmacie-,
voedingsmiddelen-, chemie- en energie-industrie. Dit geldt eveneens voor de gegevens in Taak 3 en Taak 4 (afnemers groene gronstoffen en afnemers reststromen).
Voor de selectie van te benaderen bedrijven is gebruik gemaakt van
het Kamer van Koophandel register. In eerste instantie is gezocht op bedrijven met meer dan 5 werknemers in relevante sectoren. De longlist is handmatig teruggebracht (plastic en metaal recycling bedrijven e.d. zijn verwijderd) tot een lijst met 30 Limburgse bedrijven. Dezelfde benadering, maar uitsluitend voor bedrijven in de voedingsmiddelenindustrie
en
energiesector,
is
gehanteerd
voor
Oost-Brabant,
resulterend in een selectie van 10 bedrijven. Het overzicht van de benaderde bedrijven en de status van het contact (niet alle bedrijven hebben gereageerd of wilden meewerken) is te vinden in Appendix D. Aanvullend is voor tertiaire reststromen
een
overzicht
gemaakt
van
CBS
statistieken.
De
bron
van
de
gepresenteerde gegevens wordt telkens vermeld.
In de volgende paragrafen zijn deze stromen verder uitgewerkt: § 4.1 Primaire reststromen Provincie Limburg § 4.2 Secundaire reststromen Provincie Limburg § 4.3 Tertiaire restromen Provincie Limburg § 4.4 Primaire reststromen Oost-Brabant § 4.5 Secudaire reststromen Oost-Brabant § 4.6 Tertiaire reststromen Oost-Brabant
31
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Provincie Limburg 4.1
Primaire reststromen Limburg
Met betrekking tot de productie van primaire reststromen in Limburg baseren we ons op de gegevens die in Taak 1 verzameld zijn. Dit zijn de belangrijkste gewassen die in Limburg verbouwd worden. Op basis van kentallen uit de KWIN (KWantitative Informatie, Akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt) en ervaringsgetallen van Ecofys is per gewas (die benoemd is in Taak 1) berekend wat de te oogsten gewasresten zijn. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen gewasresten die nu ook al geoogst worden (bijvoorbeeld stro) en gewasresten die nu veelal op het land achter blijven (bijvoorbeeld loof van bieten). Op basis van de gewas productie gegevens van Limburg (3.2 Agrarische gewassen) is berekend dat in totaal circa 130 kton droge stof gewasresten uit de akkerbouw en circa 21 kton droge stof uit de tuinbouw vrij komt. Zie Appendix C, tabellen 2 en 3 voor details. Veelal gaat het om loof/blad resten. Van de gewasresten die vrijkomen in de tuinbouw is 8.5 kton houtachtige biomassa afkomstig uit de teelt van appels en peren. Van de overige 12.5 kton blijft het merendeel op het land liggen. Het op het land laten liggen van gewasresten is echter ook ‘benutting’. De voedingsstoffen in de gewasresten worden weer opgenomen in de bodem waardoor minder mest toegediend hoeft te worden. Om gewasresten die nu op het land blijven liggen op een andere wijze te benutten, is een potentieel van ongeveer 50 kton gewasresten beschikbaar. In perspectief: XXXXXXXXXXXXX composteert jaarlijks in Limburg 97 kton GFT met een drogestof gehalte van ca 60%. Dit komt neer ca 58.2 kton droge stof, iets meer dan de verwachte beschikbare hoeveelheid gewasresten. 4.2
Secundaire reststromen Limburg
De onderzochte secundaire reststromen zijn afkomstig van de bedrijven voornamelijk werkzaam
in
de
voedingsmiddelenindustrie.
De
totale
hoeveelheid
organisch
bedrijfsafval (dierlijk en plantaardig afval van de levensmiddelenbereiding of – productie, groenafval en mest) in Limburg bedroeg 182 kton droge stof in 2006 (CBS). In Tabel 18 is de verkregen data over secundaire reststromen van de benaderde bedrijven
opgenomen.
Gezien
de
afwezigheid
van
mest
in
geïnventariseerde
reststroom is de ongeveer 45.000 ton (niet droge stof) die hier in kaart is gebracht een substantieel deel van de waarde die CBS aangeeft.
32
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 18: Secundaire reststromen Limburg (bedrijfsinventarisatie) Reststroom Pulp (appels, peren en suikerbieten) Perskoek (van appels en peren) Champignon afval Primair zuiveringsslib (aardapppel) Secundair zuiveringsslib (aardappel) Granulaatafval (aardappel) Schilafval (aardappel) Foodco (aardappel) Schillen AWZ (aardappel)
Ton/jaar 2.700 600 1.182 4.500 8.600 1.370 28.500 850 1.000
Percentage droge stof 22% 27% 3% 18% 8% 27% 16% 24% 15%
De grootste secundaire reststroom komt vrij bij de verwerking van aardappelen (circa 45.000 ton). Mogelijk interessante maar niet getraceerde reststromen kunnen ontstaan bij XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX te XXXXXXX. In Appendix D zijn de bedrijven behorend bij bovenstaande reststromen terug te vinden. 4.3
Tertiaire reststromen Limburg
De relevante tertiaire reststromen in de provincie Limburg zijn mest, groente fruit en tuinafval (GFT) en sloophout. Tabel 19 geeft de hoeveelheden tertiaire reststromen weer. Tabel 19: Tertiaire reststromen in de provincie Limburg (CBS 2007) Type tertiaire reststroom
Hoeveelheid in kton
Dunne mest
3542
Vaste mest
462
Totaal hout afval huishoudens
31
Totaal GFT afval huishoudens
144
Totaal Groenafval provincie
50
Sloophout
31
In de volgende sectie worden de tertiaire reststromen meer in detail besproken.
33
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
4.3.1 Mest In de provincie Limburg komen verschillende typen mest vrij12. Er wordt onderscheid gemaakt tussen dunne en vaste mest. Dunne mest is vloeibaar en verpompbaar terwijl vaste mest relatief droog is en niet verpompbaar. Tabel 20 bevat gegevens over de productie, het gebruik en het netto transport van de verschillende typen mest in de provincie Limburg. Tabel 20: Mestgebruik en mest productie in de provincie Limburg (CBS 2007) Type mest
Mestproductie
Gebruik van
Mesttransport van
(ton)
mest (ton)
(negatief) en naar landbouwbedrijven (ton)13
Dunne mest rundvee Vaste mest vleesrundvee Dunne mest vleeskalveren
1.785.705
1.799.590
13.885
73.248
73.248
0
85.100
92.078
6.978
Vaste pluimveemest
232.759
15.644
-217.115
Dunne pluimveemest
12.910
5.289
-7.621
1.658.304
1.392.108
-266.196
Dunne mest vleesvarkens
870.367
870.367
0
Dunne mest fokvarkens
787.937
787.937
0
Mest van overige diersoorten
156.305
89.810
-66.495
598
598
Dunne mest varkens totaal
Bewerkte dunne kalvermest Champost en overige
297.727
-297.727
compost Substraat voor de
323.742
323.742
14
champignonteelt
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het overgrote deel van de mest gekwalificeerd wordt als dunne mest. In de kolom ‘mesttransport’ wordt het netto verschil tussen mestproductie en mestgebruik aangeduid. Niet alle geproduceerde mest wordt ook in de provincie gebruikt. In werkelijkheid zullen de getransporteerde hoeveelheden 12
Met ingang van 1 januari 2006 vallen paarden en pony's binnen de Meststoffenwet. De mestproductie is gedefinieerd als de hoeveelheid mest (in kg) die aanwezig is in de stalopslag (na enkele maanden bewaring) dat wil zeggen inclusief schoonmaakwater en vermorst drinkwater. Voor rundvee en schapen komt daar de hoeveelheid mest bij die deze dieren produceren wanneer ze in de wei lopen. De weidemest van mest-, weide- en zoogkoeien en van schapen wordt gerekend als dunne mest. De mest van het merendeel van het rundvee wordt opgeslagen als dunne mest. Ongeveer 11% van de rundveemest wordt opgeslagen in een stal met vaste mest. Voor de berekening is aangenomen dat al het rundvee, met uitzondering van mest-, weide- en zoogkoeien, dunne mest produceert. Voor leghennen wordt onderscheid gemaakt in dieren die gehouden worden in een stal met vaste mest en dieren die gehouden worden in een stal met dunne mest. Het aantal leghennen dat gehouden wordt in een stal met een vaste mestsysteem is de laatste jaren gestaag toegenomen van 50% van de leghennen ouder dan 18 weken in 1994 tot 78% in 2000. De mest van het overig pluimvee en van pelsdieren en konijnen wordt opgeslagen als vaste mest. De mestproductie van varkens is berekend als dunne mest (Bron: CBS). 13
De aanvoer van soorten dierlijke mest op landbouwbedrijven minus de afvoer daarvan (Bron: CBS). Meststof op basis van kippenmest, paardenmest, stro, gips en water. Met de wijziging van de meststoffenwet per 1-1-2006 worden alle producten waarin dierlijke mest is verwerkt, zoals champignonsubstraat en champost, beschouwd als dierlijke mest (Bron: CBS). 14
34
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
daarom groter zijn. In Nederland wordt iets meer dan de helft van de mest binnen Nederland direct gebruikt als meststof. Iets minder dan de helft wordt geëxporteerd of verwerkt door mestverwerkingsbedrijven. Mest kan ook vergist worden om er biogas uit te maken. In Nederland zijn tientallen mestvergisters. Vaste (kippen)mest kan ook verbrand worden. Nederland kent één kippenmestverbrandingsinstallatie in Moerdijk. Met betrekking tot mest en het co-vergisten van reststromen met mest zijn er een aantal beperkingen. Wanneer meer dan 50 massa-% cosubstraten met mest mee vergist wordt, mag het digestaat niet meer als meststof worden afgezet. In de praktijk betekend dit dat er nooit meer dan 50% cosubstraten worden gebruikt. Daarnaast zijn een beperkt aantal cosubstraten toegestaan. Deze staan op de zogenaamde positieve lijst (officiële naam is nu bijlage Aa)15 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Tenslotte zijn er nog beperkingen met betrekking tot de export van meststoffen. Digestaat mag alleen na pasteurisatie (1 uur bij 70°C) over de grens getransporteerd worden.
4.3.2 Groente fruit en tuinafval Groente fruit en tuinafval (GFT) wordt via de groene container aan huis ingezameld alsmede in de milieustraten. De gemeente is verantwoordelijk voor het faciliteren van de afvoer voor de huishoudens in Limburg. Bedrijven dragen deze verantwoordelijkheid zelf. In 2008 is 97 kton GFT opgehaald via groene container (CBS). GFT bestaat voor 60% uit tuinafval en 40% keukenafval. Het droge stof gehalte is ca 40%. Van de droge stof is 20% organisch en 20% zand. Grof tuinafval wordt apart ingezameld. Het betreft stronken en dikke takken die niet via de groene container worden afgevoerd. Totaal wordt er door gemeenten 47 kton grof tuinafval ingezameld. Bij het onderhoud van de gemeentelijke plantsoenen komt in de provincie 54 kton groenafval vrij. Dit afval bestaat voornamelijk uit snoeihout en maaisel uit plantsoenen en bermen. Een overzicht van het GFT afval in de provincie Limburg is te vinden in Tabel 21. Tabel 21: GFT afval provincie Limburg (CBS 2008) GFT afval
Hoeveelheid in kton
Groencontainers
97
Grof tuinafval
47
Gemeentelijk groenafval
54
15
Meer informatie en de genoemde Bijlage Aa / positieve lijst is te vinden op de website van het Ministerie van LNV.
35
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
4.3.3 Sloophout Houtafval wordt gekwalificeerd in 3 klasses. •
A-hout, onbehandeld, ongeverfd hout
•
B-hout, hard en zachtboard, geplastificeerd hout, spaanplaat, houtvezelplaat, geperst hout en geverfd hout (al het hout dat niet als A of C hout wordt gekwalificeerd)
•
C-hout, geheel of gedeeltelijk geïmpregneerd hout.
In totaal wordt in de provincie Limburg 31 kton houtafval ingezameld (CBS 2008). Het ingezamelde houtafval is afkomstig van huishoudens. Het gaat om zowel A, B als C hout.
36
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Regio Oost-Brabant 4.4
Primaire reststromen Oost-Brabant
Onder primaire wordt verstaan de reststromen die vrijkomen bij de productie van de de groene grondstoffen zoals suikerbieten, koolsoorten, graan, etc. Op basis van de akkerbouwgewassen in regio Oost Brabant uit taak 1 komt er totaal ruim 100 kton droge stof gewasresten uit de akkerbouw en ca 9 kton droge stof uit de tuinbouw vrij zie Appendix C-5 en Appendix C-6 voor details. De voornaamste reststroom waar niets mee wordt gedaan is het bietenloof. Met 16.5 kton per jaar is dit een aanzienlijke reststroom. De houtachtige fractie in de reststromen uit de tuinbouw is 10-15% van het totaal. De overige reststromen zijn voornamelijk blad en loof resten. Deze gewasresten blijven vooralsnog achter op het land. De hoeveelheid meststoffen, in het bijzonder fosfaat en stikstof, mogen beperkt worden uitgereden op het land (kg per ha). Dit is o.a. afhankelijk van de grondsoort en het gewastype. Bij het vaststellen van de hoeveelheid meststoffen wordt het fosfaat en stikstof in gewasresten niet meegeteld. Door gewasresten op het land te laten liggen of om te ploegen kan de concentratie nutriënten extra worden verhoogd. Wanneer het beschikbaar komen van nutriënten uit gewasresten echter niet samenvalt met de behoefte van de plant is de werking van deze vorm van bemesting minimaal. In dat geval kunnen gewasresten elders een betere bestemming vinden.
4.5
Secundaire reststromen Oost-Brabant
De onderzochte secundaire reststromen zijn uitsluitend afkomstig van bedrijven werkzaam in de voedingsmiddelenindustrie. In Tabel 22 is de verkregen data over secundaire reststromen van de benaderde bedrijven opgenomen.
Tabel 22: Secundaire reststromen Oost-Brabant (bedrijfsinventarisatie) Reststroom Wortel en aardappelschillen Diverse groenten GMP gecertificeerd restafval16 Aardappelschillen Aardappelsnippers Aeroob slib uit afvalwaterzuivering (aardappelen) Composteerbaar afval, loof, stengels, wortels, bessen glazige en beschadigde aardappelen
Ton/jaar 4.500 3.000 1.500 45.000 23.000
Percentage droge stof 9-13% 13-16% <10% 15% 15%
4.500
18%
720
14%
16
GMP (Good Manufacturing Practices) is een kwaliteitsborgingssysteem voor de farmaceutische industrie, de cosmetische industrie en de voedingsmiddelenindustrie.
37
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Evenals in Limburg komt in Oost-Brabant de grootste secundaire reststroom vrij bij de aardappelverwerking. Aanvullend heeft XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX te XXXXXXX wisselende reststromen (wanneer de fabriek optimaal draait zijn er nauwelijks reststromen), waar na de vakantieperiode naar geïnformeerd kan worden. Mogelijk interessante maar niet getraceerde reststromen kunnen ontstaan bij XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX (wensten niet mee te werken aan het onderzoek). In Appendix D zijn de bedrijven behorend bij bovenstaande reststromen terug te vinden. 4.6
Tertiaire reststromen Oost-Brabant
De relevante tertiaire reststromen in de regio Oost Brabant zijn mest, groente fruit en tuinafval (GFT) en sloophout. Tabel 23 toont de hoeveelheden tertiaire mest reststromen. Voor de regio Oost Brabant is het houtafval toegevoegd omdat deze niet is meegeteld in taak1. Dit in tegenstelling to de provincie Limburg. Tabel 23: Tertiaire reststromen regio Oost-Brabant (CBS 2007) Type tertiaire reststroom
Hoeveelheid in kton
Dunne mest
9212
Vaste mest
362
Totaal hout afval huishoudens
51
Totaal GFT afval huishoudens
201
Groen afval provincie
98
Totaal houtafval
42
In de volgende sectie worden de tertiaire reststromen in meer detail besproken.
4.6.1 Mest In de regio Oost Brabant komen verschillende typen mest vrij. Er wordt onderscheid gemaakt in dunne en vaste mest. Dunne mest is vloeibaar en verpompbaar terwijl vaste mest relatief droog is en niet verpompbaar. Tabel 24 toont de mestproductie de regio Oost Brabant. Niet inbegrepen zijn producten die vrijkomen bij de co-vergisting17 van mest en champignonteelt.
17
Co-vergisting is de vergisting van twee of meer stromen. Vaak is dat mest met andere zogenaamde cosubstraten. Dit zijn bijvoorbeeld reststromen uit de industrie.
38
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 24: Mest productie en gebruik regio Oost Brabant (2007) Type mest
Mestproductie
Gebruik van
Mesttransport van
(ton)
Mest (ton)
(negatief) en naar landbouwbedrijven (ton)18
Dunne mest rundvee
4568008
4304680
-263328
89705
89705
0
424842
348410
-76429
Vaste pluimveemest
272162
31521
-251863
Dunne pluimveemest
9270
4813
-14113
4209798
2085241
-2124557
2290986
2290986
0
1918812
1918812
0
270331
146983
-1224457
1345
1345
7434
165287
184036
184036
Vaste mest vleesrundvee Dunne mest vleeskalveren
Dunne mest varkens totaal Dunne mest vleesvarkens Dunne mest fokvarkens Mest van overige diersoorten Bewerkte dunne kalvermest Champost en overige compost Substraat voor de champignonteelt
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er, in vergelijking met Limburg, veel mest wordt geproduceerd in de regio Oost Brabant. Dit komt overeen met het hoge percentage groenvoedergewassen productie uit taak 1. Ook hier bestaat het merendeel uit dunne mest. De kolom ‘mesttransport’ wordt het netto verschil tussen mestproductie en mestgebruik aangeduid. Niet alle geproduceerde mest wordt ook in de provincie gebruikt. In werkelijkheid zullen de getransporteerde hoeveelheden daarom groter zijn. Zie ook de opmerkingen over beperkingen in het gebruik van mest in §4.3.1 en cosubstraten bij mestvergisting.
18
De aanvoer van soorten dierlijke mest op landbouwbedrijven minus de afvoer daarvan (Bron: CBS).
39
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
4.6.2 Groente fruit en tuinafval Groente fruit en tuinafval (GFT) wordt via de groene container aan huis ingezameld alsmede in de milieustraten. De gemeente is verantwoordelijk voor het faciliteren van de afvoer voor de huishoudens in Oost-Brabant. Bedrijven dragen deze verantwoordelijkheid zelf. In 2008 is er in de regio Oost Brabant 137 kton19 GFT opgehaald (groene container) (CBS). GFT bestaat voor 60% uit tuinafval en 40% keukenafval. Het droge stof gehalte is ca 40%. Van de droge stof is 20% organisch en 20% zand. Grof tuinafval wordt apart ingezameld. Het betreft stronken en dikke takken die niet via de groene container worden afgevoerd. Totaal wordt er door gemeenten 64 kton grof tuinafval ingezameld. De gemeenten in de regio Oost Brabant verzamelen tezamen 98 kton groen afval. Dit bestaat voornamelijk uit snoeiafval, takken en bermmaaisel. Een overzicht van het GFT afval in de regio Oost-Brabant is te vinden in Tabel 25. Tabel 25: GFT afval regio Oost-Brabant (CBS 2008) GFT afval
Hoeveelheid in kton
Groencontainers
137
Grof tuinafval
64
Gemeentelijk groenafval
98
4.6.3 Sloophout Houtafval wordt gekwalificeerd volgens 3 klasses: •
A-hout, onbehandeld, ongeverfd hout;
•
B-hout, hard en zachtboard, geplastificeerd hout, spaanplaat, houtvezelplaat, geperst hout en geverfd hout (al het hout dat niet als A of C hout wordt gekwalificeerd)
•
C-hout geheel of gedeeltelijk geïmpregneerd hout.
Totaal wordt er in de regio Oost-Brabant 41 ton houtafval ingezameld (CBS 2008). Het ingezamelde houtafval is afkomstig van huishoudens. Het gaat om zowel A, B als C hout. 4.6.4 Bedrijfsinventarisatie productie tertiaire reststromen Limburg en OostBrabant Bij de biomassastromen inventarisatie is de benaderde bedrijven gevraagd welke organische reststromen zij produceren. In aanvulling op de CBS statistieken zijn in Tabel 26 op pagina 41 de geïnventariseerde tertiaire reststromen weergegeven. Waar mogelijk zijn ook de percentages droge stof en de locatie waar de reststroom wordt afgezet vermeld 19
Verdeelsleutel op basis van aantal gemeenten (42/68)
40
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 26: Tertiaire reststromen bedrijven Limburg en Oost-Brabant Productie reststromen (output)20
Ton /jaar
Biomassa (meerdere kwaliteiten)
9.000
Compost (afkomstig uit GFT) Biomassa (Torch)
45.000
75%
Landbouw en tuinbouw
XXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXX
4.000
80%
Groene energiecentrales
XXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXX
Compost (afkomstig uit groen) Biomassa (Tunka)
8.000
75%
Tuinbouw en potgrond
XXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXX
7.000
80%
Groene energiecentrales
XXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXX
Compost
5.000
14%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXX
Droge
Afzet reststroom
Bedrijfsnaam
Plaats
Voornamelijk Duitsland.
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXX
kleinere hoeveelheden in België
XXXXXXXXXXXXX
stof
Oorsprong / Afzet in Limburg
50%
en de regio.
100%
XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX fase 1 champignonsubstraat
71.260
25%
55047 ton naar onze
XXXXXXXXXXXXXX
productielokatie in Meterik
XXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXX
(=Limburg), rest elders. Bestemd voor productie fase 2 en 3 champignonsubstraat. fase 2 champignonsubstraat
831
31%
Champignonteelt bedrijven in
XXXXXXXXXXXXXX
Limburg, en de rest van
XXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXX
Nederland
20
De reststromen kunnen worden aangemerkt als biomassa (witte lijst stoffen) en als afvalstof (gele lijst). Zie de website www.infomil.nl voor de actuele lijsten. Omdat bij vergunningverlening vaak discussie ontstaat over de indeling van de stroom (bijvoorbeeld doordat het een mengel is, niet op de witte en gele lijst voorkomt of wel voorkomt maar een andere oorsprong heeft) is in de tabel geen indeling in witte en gele lijst gemaakt. Dit zal op projectbasis in overleg met het bevoegde gezag afgestemd moeten worden.
41
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Productie reststromen (output)20
Ton /jaar
Droge
Afzet reststroom
Bedrijfsnaam
Plaats
Champignonteelt bedrijven in
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXX
Limburg, rest van Nederland,
XXXXXXXXXXX
stof
Oorsprong / Afzet in Limburg
fase 3 champignonsubstraat
132.718
36%
Duitsland en België
plantsoenafval/ integraal groen
24
50%
100%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXXX
snoeihout
3
60%
100%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXXX bermmaaisel/hooi/ grasgewas los
1.016
30%
100% Brabant Reiling
0%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXXX
houtchips max 5x5x1 cm
13
70%
100%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXXX
blad
1.974
20%
100 % Brabant Reiling
0%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXXX zeeffractie
53
60%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXXX integraal groen houtfractie kleiner 60%
1.609
50%
100% Brabant Reiling
0%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXXX
42
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Productie reststromen (output)20
Ton /jaar
zeeffractie kleiner 1-6
2.507
Surplusslib21 biologische afvalwaterzuivering
2.000
Droge
Afzet reststroom
stof
Oorsprong /
Bedrijfsnaam
Plaats
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
Afzet in Limburg
60%
Duitsland en Brabant
20%
XXXXXXXXXXXXXX XXXX Verbranding
100%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXX
Dekaarde
8
15%
Topterra, Wanssum
100%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXX Compost
19
Champost
23
35%
Karel Stercks, Roeselare-Belgie
0%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXX 33%
Hofmans, Horst
100%
XXXXXXXXXXXXXX
Van Gansewinkel te Echt
100%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXX Houtafval en swill (kantine afval). Niet gekwantificeerd Sloot- en bermmaaisel22
Enkele tienduizenden tonnen 300
XXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX XXX 70%
Binnen provincie
100%
XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXX
Oost-Brabant
21
Er is weinig ‘groen’ aan de grondstoffen die worden gebruikt. Het surplusslib van de afvalwaterzuivering kan sporen EOX en sporen zware metalen bevatten. Relatief veel enzym voor 'groen route' processen wordt gebruikt, maar deze worden gemaakt op bestelling en zijn na gebruik niet meer als zodanig herkenbaar en worden verwerkt in de afvalwaterzuivering. 22 Slechts 1-2% van het totale maaisel wordt afgevoerd, alleen wanneer daar een ecologische rede voor is (verschraling). De verwachten is dat in de toekomst meer afgevoerd gaat worden en vergisten zou een optie zijn. Momenteel wordt de reststroom afgezet bij composteerders in de regio
43
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Productie reststromen (output)20
Ton /jaar
Bodemas
2.000
Droge
Afzet reststroom
Bedrijfsnaam
Plaats
deel wordt verwerkt in beton en
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXX
wegen
XXXXXXXXXXXXXX
stof
Oorsprong / Afzet in Limburg
XXX Vliegas
2.000
deel wordt verwerkt in beton en
XXXXXXXXXXXXXX
wegen
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXX
XXX Over datum voedingsmiddelen Houtsnippers
9.000
4%
20.000
45%
Buiten provincie
0%
XXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXX
10%
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXX
44
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX23
is
bezig
met
de
afronding
van
een
haalbaarheidsstudie voor de bouw van een warmtekracht centrale met vergasser voor biomassa. Eigen restgassen maar ook synthesegas van secundair bermgras zijn beoogde biomassa stromen. In belangrijke mate zal de aanvoer echter van buiten de xxxxxxxx site moeten komen. Een onderzoek naar de beschikbaarheid is nog niet in detail uitgevoerd. Daarom is men zeer geïnteresseerd in de uitkomsten van deze studie. Informatie over de reststromen van XXX is op het moment van schrijven nog niet aangeleverd. Mogelijk zit hier overlap met de reststroom van XXXXXXXX, dat eveneens op het xxxxxxxx terrein is gevestigd. Informatie kan worden ingewonnen bij XXXXXXXXXXXXXXX (zie Appendix D). 4.7
Toekomstige situatie
In hoofdstuk 3.7 is geschetst hoe verwachte wijzigingen in het landgebruik van invloed zijn op de productie van landbouwgewassen. Uiteraard heeft een lagere beschikbaarheid van landbouwgrond ook invloed op de hoeveelheden primaire reststromen die vrij komen. De gewasresten nemen naar rato af met de productie van het desbetreffende gewas zoals cijfermatig is weergegeven in de tabellen in § 3.7.1.
De beschikbaarheid
van
secundaire
reststromen
hangt nauw
samen
met
de
ontwikkeling van de industrie in Limburg en Oost Brabant. Zoals uit Tabel 18 en Tabel 22 blijkt, hebben individuele bedrijven een aanzienlijk aandeel in het totaal van de beschikbare reststromen. Het vertrek van een bedrijf uit de regio kan daarom grote schommelingen teweeg brengen in de beschikbaarheid van secundaire reststromen. Hetzelfde geld voor wijzigingen in productieprocessen die kunnen leiden tot het wegvallen van een reststroom of een veranderende samenstelling van de reststroom.
De beschikbaarheid van tertiaire reststromen hangt sterk samen met hoe er met afval wordt omgegaan.
23
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX organiseert de samenwerking tussen de gebruikers van de xxxxxxxxxxxxx, voor wat betreft Utilities. XXXXXXXXXXXXX
45
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
5
Taak 3: Afnemers van groene grondstoffen
5.1
Achtergrond & methode
De afnemers van groene grondstoffen zijn in kaart gebracht aan de hand van het Kamer van Koophandel register. In het kader van dit onderzoek zijn de 40 grootste bedrijven (> 5 werknemers) uit de voedingsmiddelen industrie benaderd met vragen over hun biomassa
stromen. Een overzicht van de benaderde bedrijven en
organisaties is te vinden in Appendix D. In de tabellen in dit hoofdstuk zijn de aangeleverde gegevens betreffende ‘afname van groene grondstoffen’ van de benaderde bedrijven samengevat. Cursief en in rood zijn tevens de reststromen die vrij komen bij de verwerking van de groene grondstoffen vermeld. Deze reststromen zijn ook te vinden in paragraaf 4.2 en 4.5 (secundaire reststromen). Het aandeel groene grondstoffen dat zijn oorsprong vindt in de provincie is opvallend laag, veelal tussen de 10 en 35%. De reststromen van de groene grondstof afnemers worden voor een groot deel buiten de provincie afgezet. Een uitzondering zijn de bedrijven die een overeenkomst hebben met XXXXXXXX in XXXX.
5.2
Resultaten
De resultaten zijn samengevat in Tabel 27 op pagina 47. Veel respondenten gaven aan dat de stromen verschillen per jaar en dat het om schattingen gaat. Bovendien is niet altijd een overzicht beschikbaar met de exacte herkomst van de stromen, of men wil deze informatie niet delen. De reststroom van XXXXXXXX (600 ton perskoek van appels en peren) wordt nu gebruikt voor vergisting. In een alternatieve route zouden eerst de polyfenolen24 gewonnen kunnen worden, alvorens het restant alsnog voor energiedoeleinden wordt gebruikt. Een beschrijving van de technologie is te vinden in hoofdstuk 7. De
reststroom
van
XXXXXXXXXX
(diverse
stromen
van
voornamelijk
aardappelverwerking) zal in de toekomst op de eigen locatie worden benut. De vergunning en subsidie voor een vergister is onlangs verstrekt. De capaciteit is zo gekozen dat de vergister autonoom kan opereren. De capaciteit is wel gebaseerd op een groeiverwachting. Momenteel zou co-vergisting van bijvoorbeeld mest, welkom zijn. Vergunningtechnisch is dat nu niet haalbaar. Daar zou XXXXXXXXXX wel ontwikkelingen/versoepelingen willen zien.
24
Polyfenolen zijn chemische verbindingen die voorkomen in planten. Als anti-oxidant hebben ze een anticarcinoge en ontstekingremmende werking.
46
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 27: Afnemers groene grondstoffen Limburg en Oost-Brabant Afname groene grondstof Reststroom Appels
Ton/jaar
Droge stof
Herkomst grondstof Afzet reststroom
Oorsprong/ Afzet in Limburg
Bedrijfsnaam
Plaats
4.000
10%
verschilt per jaar
10%
XXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXX
Peren Suikerbieten Pulp Peren (industriekwaliteit ‘kroet’)
1.000 10.000 2.700 4.000
11%
10% 30%
11%
10%
XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXX
XXXXXXXX XXXXXXXX XXXXXXXX XXXXXX
Appelen (industriekwaliteit ‘kroet’)
6.000
10%
verschilt per jaar verschilt per jaar Veel naar Belgie Voornamelijk uit de Benelux maar desgewenst ook uit landen als Italie, Engeland e.d. Voornamelijk uit de Benelux maar desgewenst ook uit landen als Italie, Engeland e.d.
10%
XXXXXXXX
XXXXXX
XXXXXXXX
XXXXXX
XXXXXX
XXXXXXXX
XXXXXX
XXXXXXXX
XXXXXXX XXXXXX
XXXXXX XXXXXX
Perskoek Verse champignons Champignon afval Aardappelen Schilafval Primair zuiveringsslib Secundair zuiveringsslib Granulaatafval Foodco Schillen AWZ
22%
600 91.711
27% 7%
1.182 200.000
3% 22%
20%
XXXXXXXX in XXXX (40 km) Limburg, Brabant, Gelderland, Belgie XXXXXXXX in XXXX
100% 35%
Vanuit heel Europa
10%
100%
28.500
84%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
0%
4.500
18%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
0%
XXXXXX
XXXXXX
8,600
8%
XXXXXXXXXXX
n.b.
XXXXXX
XXXXXX
1,370
73%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
0%
XXXXXX
XXXXXX
0%
XXXXXX
XXXXXX
0%
XXXXXX
XXXXXX
n.b.
XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXX XXXXXX
n.b.
XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXX XXXXXX
850
24%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
1,000
15%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
4.500
9-13%
Vertrouwelijk
3.000
13-16%
Vertrouwelijk
Oost-Brabant Wortel - aardappel Wortel – aardappel schillen Diverse groenten Diverse groenten
80%
80%
47
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Afname groene grondstof Reststroom resten Aardappelen
Ton/jaar
Droge stof
170,000
15%
Aardappelschillen
45000
15%
Aardappelsnippers
23000
15%
Aeroob slib uit eigen afvalwaterzuiverin g Composteerbaar afval, loof, stengels, wortels, bessen glazige en beschadigde aardappelen Uien, paprika, sla, etc GMP gecertificeerd restafval25
4500
18%
720
14%
n.b. 1,500
Herkomst grondstof Afzet reststroom
Oorsprong/ Afzet in Limburg
Bedrijfsnaam
Plaats
Noord-Brabant/Limburg/ Duitsland Noord-Brabant / limburg Noord-Brabant / limburg Noord-Brabant compostering regio Eindhoven
n.b.
XXXXXXXXXX
XXXXXXXX
n.b.
XXXXXXXXXX
XXXXXXXX
n.b.
XXXXXXXXXX
XXXXXXXX
n.b.
XXXXXXXXXX
XXXXXXXX
n.b.
XXXXXXXXXX
XXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
Noord-Brabant compostering regio Eindhoven
n.b. <10%
Locale boeren voor veevoer
100%
25
GMP (Good Manufacturing Practices) is een kwaliteitsborgingssysteem voor de farmaceutische industrie, de cosmetische industrie en de voedingsmiddelenindustrie. De inzet voor energie opwekking is door Groentehof Grootverbruik uitvoerig bekeken, maar afzet locale boeren is goedkoopste manier.
48
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
6
Taak 4: Afnemers van reststromen
6.1
Achtergrond & methode
Gelijktijdig (en volgens dezelfde methode) met de inventarisatie van de afnemers van groene grondstoffen zijn de afnemers van biomassa reststromen in kaart gebracht. Voor een beschrijving van de methodiek wordt daarom verwezen naar hoofdstuk 5.1.
6.2
Resultaten
De resultaten zijn samengevat in Tabel 28 op pagina 51.
49
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Tabel 28: Afnemers reststromen Limburg en Oost-Brabant Reststroom
Ton/jaar
% Droge stof
Herkomst reststroom
Oorsprong in Limburg
Bedrijfsnaam
Plaats
5.200
35-50%
Diverse bakkerijen
n.b.
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXX
Afvalproducten uit levensmiddelenindustrie
92.000
10%
Stromen varieren per jaar
80%
XXXX
Uitgepakte (over datum) levensmiddelen en fruitproducten Snoeihout / groenafval
13.000
17%
Stromen varieren per jaar
0%
15.000
25%
100.000
40%
Niet beschikbaar
XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX XXXXXXXXXXXXX
Groen afval
25.000
50%
Niet beschikbaar
XXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXX
Houtstof
12.000
0%
XXXXXXXXXX
XXXXXXXX
Bermgras
8.000
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXX
Limburg Diverse witte lijst grondstoffen26
GFT
95% Huishoudens uit gescheiden inzameling Milieustations dan wel apart gebracht Buiten Limburg
XXXX
XXXXXXXXXXX XXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXX Hout
26
4.000
XXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
De witte lijst bevat zowel afvalstoffen als niet afvalstoffen (de gele lijst bevat alleen afvalstoffen). De witte/gele lijst is getoetst aan het Landelijk Afvalbeheer Plan
(LAP). Dit is van belang voor die biomassastromen waarbij inzet ten behoeve van energieopwekking niet is toegestaan. Bron: Infomil Het zijn allemaal bakkerij producten en snacks(cat. 3). Tevens zijn het bakkerij grondstoffen van bakkerijen die niet GMP gecertificeerd zijn. Deze grondstoffen mogen niet in diervoer verwerkt worden. Daarom worden ze afgevoerd naar vergistinginstallaties in limburg, Brabant en Duitsland.
51
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Reststroom
Ton/jaar
% Droge stof
Herkomst reststroom
Oorsprong in Limburg
Bedrijfsnaam
Plaats
XXXXXXXXXXXX Groen afval
23.000
XXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXX
Diermeel
5.296
18.5GJ/t
XXXX
XXXXXXXXXX
Papier slib
6.928
5.9GJ/t
XXXX
XXXXXXXXXX
Glycolbodem
8.269
15.9GJ/t
XXXX
XXXXXXXXXX
78.286
11.4GJ/t
XXXX
XXXXXXXXXX
8.801
21GJ/t
XXXX
XXXXXXXXXX
183.050
40%
onbekend
XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXX
Kuikenmest
27.251
51%
onbekend
XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXX
Stro
14.727
70 75%
onbekend
XXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXX
1.284
50%
100%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
RWZI-slib PPDF 40 (60% biomassa) Paardenmest
plantsoenafval
Maneges en renbanen in Zuid-Oost Nederland en Duitsland Pluimveebedrijve n in Zuid-Oost Nederland Verreweg het meeste komt uit Duitsland
integraal/groen snoeihout
XXXXXXXXXXXXXX 5.076
60%
Duitsland en
75%
Brabant stobben en stammen
299
60%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX 100%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX
52
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Reststroom
ziek hout
Ton/jaar
% Droge stof
0
100%
Herkomst reststroom
Oorsprong in Limburg
Bedrijfsnaam
Plaats
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX bermmaaisel/hooi/
1.391
30%
100%
grasgewas los bermmaaisel/hooi/grasg
172
30%
100%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX 280
85%
100%
(A-hout) -/- comgoed houtchips max 5x5x1 cm
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX
ewas gebonden onbehandeld houtafval
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX 1.907
70%
Duitsland,
60%
Brabant en
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX
Zeeland groenafval afkeur
10
40%
100%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX blad
2.358
20%
100%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX zeeffractie
2.075
60%
50%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
48
50%
100%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX integraal groen houtfractie kleiner 60% fractie voldoet niet aan
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX 251
50%
100%
grootte
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX
fractie voldoet niet aan
338
50%
100%
grootte
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX
plantsoenafval integraal/groen
1.284
50%
100%
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX
Oost-Brabant
53
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Reststroom
Schone houtsnippers, oa
Ton/jaar
% Droge stof
200.000
Herkomst reststroom
Oorsprong in Limburg
Bedrijfsnaam
Plaats
XXXXXX
Het meeste uit
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
snoeiafval van RWS en
de regio, alles
XXXXXXXXXXXXXX
hout van het
uit Nederland
naastgelegen
(conform
houtverwerkingsbedrijf Over datum
vergunning) 10.000
20%
Buiten provincie
0%
XXXXXXXXXX
XXXXXXXXX
380.970
XXXXXXX
XXX
Bloed
43.253
XXXXXXX
XXX
Veren
62.685
XXXXXXX
XXX
Mesteffluent
30.302
XXXXXXX
XXX
Aanvoer vergister
39.022
XXXXXXX
XXX
Aanvoer C3 vet raffinage
15.576
XXXXXXX
XXX
Gras/slootveegsel
50.000
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXX
voedingsmiddelen KAB (kadavers, slachtafval en beenderen)
15-55
Overheden
50% Brabant, 30%
(gemeenten,
Limburg, rest elders
Rijkswaterstaat, waterschappen) Snoeihout en takken
50.000
60%
Gemeenten
50% Noord Brabant,
(milieustraten en
30% Limburg, rest
groenvoorziening
elders
) hoveniers, staatsbosbeheer
54
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Reststroom
Loof uit kassen
Ton/jaar
% Droge stof
Herkomst reststroom
15.000
25%
kassentuinbouw
Oorsprong in Limburg
Bedrijfsnaam
Plaats
XXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXX
55
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7
Taak 5: Inzet reststromen volgens de Ecopiramide
7.1 In
Achtergrond & methode dit
hoofdstuk
worden
de
additionele
onderzoeksvragen
van
LIOF
/
BOM
beantwoord. Het is een aanvulling op de vier uitgewerkte taken (hoofdstukken 3, 4, 5 en 6). In dit onderdeel wordt vastgesteld op welke wijze de eerder genoemde stromen toegepast kunnen worden. Hierbij is de Ecopiramide (zie Figuur 2 op pagina 3) het uitgangspunt. Dat wil zeggen: hoogwaardige toepassingen en producten verdienen de voorkeur boven laagwaardige toepassingen zoals de toepassing als brandstof. In § 7.2 worden bestaande technieken voor de conversie van groene grondstoffen en reststromen besproken. De eerste stap in deze taak is om vast te stellen welke mogelijke toepassingen de geïdentificeerde stromen kunnen hebben. Bij de keuze voor een toepassing van een bestaande stroom volgens de Ecopiramide is het niet altijd duidelijk wat de ‘beste’ optie is. Dit
zou
een
gedetailleerde
analyse
van
de
‘groene
keten’
en
de
referentieketen vereisen (zie ook hoofdstuk 2.2). Daarnaast moeten ook de criteria waarop bepaald wordt wat wenselijk is nauwkeurig worden vastgesteld. Het is binnen de huidige opdracht niet mogelijk vast te stellen wat ‘beter’ is. Om toch een beeld te geven van verschillende opties volgen factsheets van de verschillende verwerkingsmethoden. Hierbij is er aandacht voor de beschrijving van de verwerkingstechnologie, een oordeel over de status, de invloed van de schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten en een orde grootte van de kosten. Hoofdstuk 7.2 geeft factsheets van bestaande technologieën om de stromen te verwerken. In hoofdstuk 7.3 worden deze technieken gekoppeld aan de stromen die in de taken 1 – 4 geïdentificeerd zijn. Hoofdstuk 7.4 geeft de factsheets van technologieën die nog in ontwikkeling zijn en mogelijk in de toekomst toegepast kunnen worden. De meeste factsheets worden gevolgd door een praktijkvoorbeeld.
57
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.2
Factsheets toepassing reststromen met bestaande technieken
7.2.1 Vergisting Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten
Technologie commercieel beschikbaar. Gering, maar < 500 kWe moeilijk rendabel in Nederland. Meerdere rendabele installaties Typisch 150-1.500 kWe 5.000-36.000 ton natte biomassa
3000 - 5000 euro / kWe 5 - 8 % van investering
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Mest wordt in een vergister gepompt. Een vergister is vrijwel identiek aan een mestopslagsilo, maar voorzien van isolatie, een verwarmingssysteem en een gaszak voor de gasopslag. In de vergister zetten micro-organismen de mest om in biogas (mengsel van voornamelijk CO2 en CH4). Het biogas wordt in een gasmotor omgezet in warmte en elektriciteit. Economisch meest interessante vorm is co-vergisting, waarbij mest wordt vergist met ander organisch materiaal. Dit zijn bijvoorbeeld reststromen uit de VGI.
Benodigde biomassa
"natte" biomassa zoals: drijfmest, bedrijfseigen stromen en positieve lijst covergisting (zoals granen, mais, bieten, veiling doordraai).
Aandachtspunten
Verkrijgen van vergunning ivm bestemmingsplan, bouwblokbeperking
Knelpunten en onzekerheden
Vergunningstrajecten kunnen lang duren (min half jaar, vaak 1 soms 2 jaar) Veranderende groene elektriciteit premies (MEP, SDE) Door onbekendheid bij vergunningverleners treedt daar een vertragende factor op
Praktijkvoorbeeld Alle
organische
reststromen
van
XXXXXXXX
gaan
naar
XXXXXXXX
in
XXXX
(energiewinning via vergisting) sinds 2009. Er wordt geen reststroom meer als veevoer verkocht, omdat dit niet meer rendabel is door de lange transportafstanden naar de Voerstreek (Belgie). In appels zitten onder andere polyfenolen (ongeveer 0,3%). Ten westen van Parijs (Conde sur Vire), waar de appels van nature een hoge concentratie
polyfenolen
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
bevatten, 27
gewonnen
worden en
als
deze
na
gedroogd
sapwinning
door
voedingssupplement
afgezet. Uit eigen onderzoek blijkt, dat een groot deel van de polyfenolen28 in de perskoek blijven zitten als onoplosbare fractie en dat slechts een deel in het gewonnen fruitsap terecht komt. Transport naar Frankrijk lijkt te ver af (in verband met houdbaarheid en kosten). De winning van deze polyfenolen zou elders en massaler moeten gebeuren. Uit meerdere groente en fruit reststromen vallen waardevolle stoffen te winnen. Een onderzoek van TNO toonde aan dat ook perskoek van ananas polyfenolen bevatten. Deze stroom is echter niet interessant voor de Nederlandse markt. Wel zijn er enkele andere verwerkers van appels en peren in de buurt zoals 27
Contactinformatie: Philippe Sanoner Val de Vire Bioactifsxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Polyfenolen zijn chemische verbindingen die voorkomen in planten. Als anti-oxidant hebben ze een anticarcinoge en ontstekingremmende werking. 28
58
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
XXXXXXXX in XXXXXXXX. XXX is in de ogen van XXXXXXXXXXXXXXX de aangewezen partij om de winning van polyfenolen en toepassingen in de voedingsmiddelenindustrie te onderzoeken.29 Om een substantiële stroom te verwerken is het raadzaam om ook buiten de provinciegrenzen naar reststromen te zoeken. Statistische gegevens van het Productschap Tuinbouw kunnen hier mogelijk aan bijdragen.30
7.2.2 Vergassing WKK Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten
Kleineschalige wordt beperkt toegepast. Bij toepassing van een stoomcyclus is de invloed groot (zie ook andere factsheet over WKK). Bij toepassing in een gasmotor beperkte invloed schaalgrootte.
Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten
Zowel klein (tientallen kW's) als grootschalig Elektrisch: 15-30%; Totaal 75-80% Kosten per kW variëren sterk; typisch duurder dan Onzeker omdat technologisch nog niet uitontwikkeld is.
Bij vergassing reageert de biomassa, in tegenstelling tot verbranding, met een tekort aan zuurstof. De biomassa kan dan niet volledig worden omgezet in hete rookgassen, in plaats daarvan ontstaat een brandbaar gas. Het gas bestaat uit een mengsel van waterstof, koolmonoxide, methaan, water en koolstofdioxide. Daarnaast bevat het vaak ook nog andere elementen als teren, ammoniak, e.d. Het brandbare gas kan, na gasreiniging, met een gasmotor of in een ketel met stoomcyclus (zie verbranding) worden omgezet in elektriciteit en warmte. tot 35% "natte" biomassa zoals: drijfmest, bedrijfseigen stromen en positieve lijst covergisting (zoals granen, mais, bieten, veiling doordraai.
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Benodigde biomassa
Aandachtspunten
Technologisch nog niet uitontwikkeld.
Knelpunten en onzekerheden
Vooral problemen met teren bij toepassing gas in motoren en toepassing als synthesegas.
Praktijkvoorbeeld
31
De Willem-Alexander Centrale van NUON Power Buggenum produceert en levert elektriciteit. De elektriciteit wordt opgewekt uit kolen en biomassa met behulp van een vergassingtechnologie. Door kolen en biomassa te vergassen ontstaat een brandbaar gas. Het bestaat voornamelijk uit CO (koolmonoxide) en H2 (waterstof) en voor de rest uit stikstof, waterdamp, methaan en verontreinigingen. Het brandbare gas wordt vervolgens gereinigd en verbrand in een gasturbine.
29 Telefonische communicatie met Dhr. Timmermans van Frumarco 30 Persoonlijke communicatie met Dhr. Timmermans van Frumarco 31 De factsheet heeft betrekking op de vergassing van 100% biomassa. Het praktijkvoorbeeld heeft betrekking op gezamenlijk vergassen van kolen en biomassa.
59
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Met de ontstane warmte in het vergassingsproces wordt stoom geproduceerd die samen met de stoom van de afgassenketel de turbines aandrijft. De stoomturbine en de gasturbine staan op dezelfde as en drijven samen de generator aan die elektriciteit produceert. Het productieproces van Nuon Power Buggenum is geavanceerd. Het gebruik van biomassa in plaats van de fossiele brandstof kolen zorgt voor het beperken van CO2emissies. De inzet van biomassa als brandstof heeft als bijkomend voordeel dat het bij kolenstook andere primaire grondstoffen zoals kalksteen en mergel kan vervangen. Sinds het einde van 2000 doet NUON al proeven met het vergassen van biomassa als vervanging voor kolen. In totaal zijn nu 34 soorten biomassa getest, van hout, kippenmest, resten uit de agrarische sector tot aan rioolwaterzuiveringsslib toe. Papierslib wordt gebruikt als kalksteenvervangend fluxmiddel. Tijdens de proeven voegt het bedrijf tot maximaal 30% van de totale brandstofmassa aan biomassa toe. Eis is dat de totale emissie gelijk of minder moet zijn dan de vergunde emissie bij kolenvergassing. De installatie kan tot circa 30% vervanging van de koleninzet aan. Het is bovendien technisch mogelijk, en economisch aantrekkelijk, gebleken om ook andere producten te maken uit het kolengas (synthesegas). Voorbeelden hiervan zijn waterstofgas, methanol, Fisher-Tropsch brandstoffen of synthetisch aardgas. Tot op heden is ongeveer 100.000 ton biomassa en alternatief fluxmiddel vergast. Voor het toekomstige bedrijfsmatige meevergassen in de nieuw te bouwen Magnumcentrale, die gebaseerd is op de technologie van Buggenum, wordt gedacht aan een brandstofmix die voor 50% uit kolen en tot maximaal 50% uit biomassa bestaat. Door de aanpak beperkt Nuon de uitstoot van CO2 met maar liefst 22%. In Buggenum streeft men naar 200.000 ton CO2-reductie per jaar. De centrale heeft een geïnstalleerd vermogen van 253 MW.
60
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.2.3 Verbranding: meestook Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Benodigde biomassa
Commercieel Bijstook kolencentrales. Aandeel biomassa geen grote invloed op rendement. Typisch 10 - 50 Mwe Elektrisch: 35-40%; Totaal 78-90% mogelijk 30 - 500 euro / kWe (afhankelijk van %) laag
Bij verbranding wordt met een ruime hoeveelheid lucht biomassa volledig omgezet in rookgassen (vnl. waterdamp en koolstofdioxide). De warmte van deze hete rookgassen wordt in een ketel overgedragen aan water. Dit water verdampt tot stoom van circa 400 à 450ºC. Deze zet uit in een stoomturbine en drijft een generator aan die elektriciteit opwekt. De stoom condenseert tot water waarbij de vrijkomende condensatiewarmte eventueel nog nuttig kan worden gebruikt in de vorm van warm water (bijvoorbeeld voor verwarming van een tuinbouwkas). Het water (de gecondenseerde stoom) gaat weer terug naar de ketel waar de gesloten cyclus weer opnieuw begint. De rookgassen worden tot slot gereinigd om te voldoen aan de emissieeisen. Bijstook betreft het het gelijktijdig verbranden van biomass in een installatie met fossiele brandstof. Tegenwoordig kan een brede range aan biomassa in verbrandingsinstallaties worden ingezet. Voornamelijk hout, afval (vaak slechts gedeeltelijk biogeen) en reststromen (cacaodoppen etc.) wordt hierbij gebruikt.
Aandachtspunten
Kolenmolen vaak limiterend.
Knelpunten en onzekerheden
Vezelachtige materialen alleen in lage percentages. Bovengrens bijstook bepaald door inrichting van de installatie. Typisch is tond de 5%.
Praktijkvoorbeeld Diverse elektriciteitscentrales in Nederland, o.a. de Amer- en Clauscentrale.
61
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Verbranding: WKK Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten
Commercieel bewezen technologie. Meerdere Efficiëntie / investeringskosten sterk afhankelijk van schaalgrootte i.v.m. rendement tubines. Typisch 1 - 50 Mwe Elektrisch: 10-35%; Totaal 75-90% mogelijk 2000 - 9000 euro / kWe 3 - 8 % van investering
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Van hout worden houtsnippers gemaakt (geshred of gechipt). Het hout wordt verbrand in een oven, waarin de hete gassen uit het proces langs een stoomketel worden geleid. Elektriciteitsopwekking gebeurt met behulp van een door een stoomturbine aangedreven generator. Ook andere biomassastromen zijn inzetbaar. Een voorbeeld is stro. opgemerkt moet worden dat dit een 'lastige' brandstof is die een speciaal ontwerp vereist.
Benodigde biomassa
Dunningshout van bossen, snoeihout, energieteelt, schoonresthout uit industrieen of bouw en sloophout.
Aandachtspunten
Vergunningstrajecten kunnen lang duren
Knelpunten en onzekerheden
Veranderende groene elektriciteit premies (MEP, SDE) Afzet warmte vaak lastig te vinden. Door toenemend aantal centrales zal vraag naar houtachtige biomassa stijgen. Goedkopere brandstoffen zoals sto alleen in bepaalde regio's voldoende beschikbaar en vaak speciaal
Praktijkvoorbeeld 1,7 MWe centrale van NUON in Lelystad. Naast elektriciteit levert de installatie warmte aan een woonwijk en een naastgelegen gevangenis.
62
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.2.4 Verbranding: boiler
Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Benodigde biomassa
Commercieel beschikbare technologie Kleine invloed. 4 kWth (huishoudens) - 100 MWth (industrie) Totaal 80-90% Groot: 50 - 200 euro/Kwth ; Klein:200 - 2000 2 - 5 % van investering
Houtboiler: van hout worden houtsnippers gemaakt (geshred of gechipt). Het hout wordt verbrand in een oven, waarin het hete gas water verwarmt dat kan worden ingezet voor ruimte verwarming. Pelletboiler: van zaagsel worden pellets gemaakt (zie andere factsheet) die kunnen worden verbrand in een oven, waarin het hete gas water verwarmt dat kan worden ingezet voor ruimte verwarming. Houtboiler: dunningshout van bossen, snoeihout, energieteelt, schoonresthout uit industrieën of houtpellets. Pelletboiler: pellets gemaakt van zaagsel.
Aandachtspunten
Constante afname van warmte vaak lastig te vinden.
Knelpunten en onzekerheden
Hierdoor lage bedrijfsuren en moeilijk kostenefficient om bestaande (gas)ketel te vervangen.
Praktijkvoorbeeld In Nederland staan diverse houtboiler, bijvoorbeeld voor de verwarming van (kantoor)gebouwen en bij boerderijen.
63
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.2.5 Pelleteren Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten
Commercieel bewezen technologie. Pelletfabriek: Minimale schaalgrootte nodig (tientallen ktonnen/jaar) Pelletkachel: Beperkt
Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten
Pelletkachel: Typisch 10 - 100 kW (groter is Pelletfabriek: Pelletfabriek: 8 Meuro (50 kton/y); 12 Meuro (100 kton/y)
Operationele kosten
5 - 15% van investering
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Vanwege stijging van de gas en stookolie prijzen is er een stijgende vraag naar pelletketels om bestaand, maar afgeschreven olie- of gasgestookte te vervangen door pelletkachels. De pelletketels is volautomatisch en zeer gebruiksvriendelijk. Pellets worden gemaakt uit houtachtige biomassa (vooral uit zaagsel) in speciale pelletfabrieken.
Benodigde biomassa
Pelletfabriek: Houtachtige biomass, vooral zaagsel.
Aandachtspunten
Door toenemende vraag van houtpellets bestaat de kans dat de houtpelletprijs gaat stijgen (is recent gebeurt)
Knelpunten en onzekerheden
Hoge aanschafkosten t.o.v. gas- en olieketels Mogelijke toename fijnstofemissies bij vervanging gasketels
Praktijkvoorbeeld In Moerdijk staat de pelletfabriek van XXXXXXXXXXXXX. Hier worden jaarlijks circa 100.000
ton
pellets
geproduceerd.
Daarnaast
worden
ook
houtblokken
voor
openhaarden en kattenbakvulling gemaakt. Pelletkachels
worden
gebruikt
voor
de
verwarming
van
huizen
en
kleine
utiliteitsgebouwen. Omdat Nederland een land is met een goed aardgasnetwerk, is het aantal installaties beperkt ten opzichte van andere landen.
64
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.2.6 Biotransportbrandstoffen
Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten Beschrijving van de verwerkingstechnologie Benodigde biomassa
Commercieel bewezen ('eerste generatie') Aanzienlijke schaalgrootte noodzakelijk. Typisch vanaf 100 kton/jaar output. Tientallen miljoenen Euro's -
Biodiesel: Plantaardige olie / dierlijke vetten worden via verestering omgezet in biodiesel of direct als ppo (puur plantaardige olie) gebruikt. Bioethanol: Fermentatie van suiker- en zetmeelhoudende biomassa Biodiesel: Plantaardige olie / Frituurvet, etc. Bioethanol: mais, suikerriet, etc.
Aandachtspunten
'CO2-prestatie' van sommige grondstof-naar-biobrandstof-ketens is matig.
Knelpunten en onzekerheden
Meest geschikte grondstoffen kunnen niet (op voldoende) schaal in Nederland verbouwd worden.
Praktijkvoorbeeld XXXXXXXXXXXXXXXXXXX produceert sinds 2006 biodiesel uit gebruikte frituuroliën en –vetten. Het bedrijf is opgericht door XXXXXXXXXXXXXX.
65
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.2.7 Algen Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Benodigde biomassa
Aandachtspunten Knelpunten en onzekerheden
Kleine schaal in ontwikkeling Verwachting is dat aanzienlijke schaal nodig is voor commerciale toepassing. -
-
Algen groeien op organische reststromen, hierna worden ze geoogst en vervolgens als grondstof in voedingsmiddelen, farmaceutische en chemische industrie gebruikt. Het oogsten van de algen gebeurt via een draaiende trommelzeef. Daarna ontstaat, na centrifugeren, een ’groene vla’ en na droging een dikke pasta of poeder. De algen leveren eerst onverzadigde vetzuren en polysachariden, de grondstof voor de coatings en verf. Wat overblijft zijn de verzadigde vetzuren als grondstof voor biodiesel en overige restanten voor meestook in elektriciteitscentrales. Enkele geschikte algensoorten voor het maken van biobrandstof zijn bijvoorbeeld Chlorella, Botryococcus, Gracilaria en Sargassum.
Te duur vergeleken met andere energiebronnen. Een ton algen kost ongeveer 5000 dollar. Dus andere dan alleen energietoepassingen nodig. Daarnaast is de kweek van algen zeer arbeidsintensief en is veel onderhoud aan de installaties noodzakelijk. Bij sterk een stijgende prijs van aardolie maakt de kweek van algen voor gebruik als biobrandstof echter mogelijk economisch interessant voor de toekomst.
Opmerking: Een aantal bedrijven is actief met algenproductie, waaronder het Nederlandse bedrijven Ingrepro, Aquaphyto, LGem en Algaelink32 Praktijkvoorbeeld AkzoNobel werkt samen met algenproducent Ingrepro BV, energieproducent Essent en Wageningen Universiteit & Researchcentrum (WUR) aan de ontwikkeling van algen als grondstof
voor
chemicaliën.
Het
consortium
noemt
zich
Algicoat.
Algen
zijn
interessant: ze zetten CO2 om in zuurstof en zijn geschikt als bron voor voeding, farmacie, cosmetica en energie. Een belangrijke toepassing van de algen is biobrandstof. Maar uit divers onderzoek is gebleken dat er meer opties zijn, zoals de vergroening van grondstoffen voor bijvoorbeeld verf en oppervlakteactieve stoffen, zoals coatings. Om een range aan groene producten te ontwikkelen zijn twee kweekvijvers voor algen van elk 1.000 vierkante meter aangelegd bij de warmtekrachtcentrale Delesto in Delfzijl. Een deel van de rookgassen van deze centrale gaat naar de kweekvijvers. Om te groeien maken de algen gebruik van CO2 (uit de rookgassen), water en voedingstoffen. De algen nemen onder zonlicht CO2 op en zetten die om in zuurstof (de fotosynthese). Bovendien genereert de centrale voldoende restwarmte om ze in een volgende processtap te drogen. 32
Algaelink is onderdeel van het failliete BioKing. De status van het bedrijf is daarmee onzeker.
66
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
De algen kunnen zich gemiddeld eens in 24 uur vermenigvuldigen. De 2.000 vierkante meter vijver brengt circa 10 ton droog product per jaar voort. SenterNovem subsidieert het project met ruim € 1,2 miljoen.
7.3
Combineren van stromen om een benodigde schaalgrootte te behalen
De energetische efficiëntie en de rentabiliteit van veel processen voor de verwerking van groene grondstoffen zijn afhankelijk van de schaalgrootte. Vaak is een minimum schaalgrootte noodzakelijk. Dit vraagt ook een minimale hoeveelheid reststromen. In veel gevallen zijn individuele stromen van onvoldoende omvang voor de realisatie van een
centrale
omzettingseenheid.
Hierbij
speelt
ook
de
beperking
van
transportafstanden een rol. Ecofys stelt in deze paragraaf op basis van de hierboven beschreven technieken en de in taak 1 t/m 4 geïnventariseerde beschikbare stromen vast welke stromen samengevoegd kunnen worden om aan de minimale schaalgrootte te kunnen voldoen. Hiervoor worden eigenschappen van de stromen in kaart gebracht. De verwerkingstechnologie bepaalt welke eigenschap relevant is. Zo is voor vergisting ondermeer het droge stof gehalte van belang en voor verbranding het chloridegehalte. Bijstoken
en
meestoken
in
kolencentrales
vormen
belangrijke
energetische
conversieroutes voor reststromen met een hoog drogestofgehalte die in grote hoeveelheden vrijkomen. Kleinere vrijkomende hoeveelheden droog of gedroogd materiaal kunnen decentraal thermisch worden verwerkt, met name door middel van verbranding of vergassing. Veel
reststromen
hebben
een
hoog
vochtgehalte.
Anaërobe
vergisting
is
de
aangewezen technologie voor de energiewinning uit natte reststromen. Vanwege transportkosten kan dit bij voorkeur plaatsvinden nabij de locatie waar de reststroom vrijkomt. Anaërobe vergisting is alleen zinvol indien men het digestaat33 dat na vergisting overblijft, kan afzetten. Covergisting met verschillende stromen (bijvoorbeeld van mest en plantaardig materiaal of vet) is vanuit technisch oogpunt veelbelovend. Het is voor de benutting van reststromen uit de voeding- en genotsmiddelenindustrie (VGI) wenselijk om beter inzicht te krijgen in de mogelijkheden en beperkingen van (co)vergisting. In Nederland zijn vergisting en covergisting onderbenut, terwijl in Duitsland volop ervaring wordt opgedaan met vergisting. Een heldere regelgeving kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van vergisting en covergisting in Nederland.
33
Digestaat is vergiste mest en daarmee een restprodukt dat vrij komt bij de productie van biogas. Digestaat van een mest-co-vergister bevat dus ook het resten van het vergiste co-substraat.
67
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
De
geïdentificeerde
verwerkingstechnieken
hoeveelheden
reststromen
en
de
belangrijkste
zijn samengevat voor in Limburg en Oost Brabant in
respectievelijk Tabel 29 en Tabel 30. Deze tabel maakt duidelijk welke reststromen en welke technieken kansen bieden in Limburg en Oost Brabant. Toelichting bij de Tabel 29 en Tabel 30: •
De bovenste regel bevat de technologieën die in de factsheets zijn besproken. In enkele gevallen zijn groepen van technologieën samengevoegd. De technologieën hebben een kleurcodering: Technologieën die als commercieel beschikbaar beschouwd worden zijn groen en technologieën die nog in ontwikkeling zijn hebben een rode kleur.
•
Direct onder de regel met de technologie is de Ecopiramide gegeven. Hierin is aangegeven in welke sector (farmacie, voedingsmiddelenindustrie, chemie en/of energie) de technologie de belangrijkste bijlage zal leveren. Bijvoorbeeld: Pyrolyse kan geurstoffen leveren voor voedingsmiddelen, chemicalien voor de chemie en olie voor toepassing in motoren.
•
De twee regels daaronder geven een indicatieve minimale schaalgrootte voor de technologie. Het is belangrijk op te merken dat dit een typische schaalgrootte is en dat in individuele gevallen ook een kleinere installatie mogelijk zou kunnen zijn.
•
In de twee linkse kolommen zijn de belangrijkste van de geïdentificeerde reststromen weergegeven. Ook hier is een kleurcodering met groen en rood gebruikt. Deze kleurcodering heeft betrekking op de beschikbaarheid van de stromen: Stromen die nu geen of beperkt nuttig worden toegepast (bijvoorbeeld bietenloof dat nu op het land achterblijft) of waarvan een overschot is (mest) zijn groen en stromen die nu een andere toepassing hebben en dus moeten concurreren met deze andere toepassing zijn rood.
•
In de kolom direct rechts van de reststromen is de beschikbare hoeveelheid aangegeven. Soms zijn de stromen individuele stromen, maar zoveel mogelijk zijn stromen gekoppeld (bijvoorbeeld bermmaaisel samen met slootmaaisel). Deze gegevens zijn direct afgeleid van de gegevens uit voorgaande hoofdstukken en eventueel omgerekend naar natte basis. Waar onduidelijkheid zou kunnen ontstaan over wat wel en wat niet bij deze stroom hoort, is een toelichting met een voetnoot gegeven.
•
Vervolgens is de tabel ingevuld met een codering met X, 0, ? en -. Hierbij geeft een X aan dat het mogelijk is en een 0 dat het niet mogelijk is. Een ? betekent dat het (nog) onbekend is en een – dat het niet van toepassing is. Iedere cel in de tabel bevat een codering die uit twee karakters bestaat: de eerste betreft de geschiktheid van de stroom voor de technologie. Het tweede karakter laat zien of er binnen de regio voldoende geproduceerd wordt (op basis van deze inventarisatie) voor een installatie op basis van deze stroom. Een cel met X / 0 geeft dus aan dat de technologie geschikt is voor de reststroom, maar dat er onvoldoende in de regio geïdentificeerd is. De codering 0 / - geeft aan dat de reststroom niet geschikt is voor
68
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
verwerking met deze technologie en dat de geproduceerde hoeveelheid of beschikbaarheid daarom niet van belang is. •
Ten slotte hebben de cellen met codering X / X een kleur gekregen. Deze kleur is gebaseert op de kleuren van de technologie (groen = beschikbaar of rood = nog in ontwikkeling) en de beschikbaarheid van de stroom (groen = beschikbaar en rood = er is concurrentie). Een ‘rode technologie’ leidt tot een rode cel. Immers, er is weinig te doen aan het feit dat de technologie nog niet beschikbaar is. Een ‘rode beschikbaarheid’ van de reststroom leidt tot een gele / oranje cel. Immers, de technologie zou de concurrentie met een andere toepassing kunnen ‘winnen’ of er is een naburige regio wellicht wel voldoende beschikbaar. Een ‘groene technologie’ en een ‘groene beschikbaarheid’ leidt uiteraard tot een groene cel. De codering is dus als volgt: Technologie
Technologie in
beschikbaar
ontwikkeling
Goed beschikbaar
X/X
X/X
X/X
X/X
aanbod Beperkt beschikbaar aanbod •
De tabel bevat een aantal voetnoten die aannamen en uitgangspunten toelichten.
•
De duurzaamheid van de stromen is binnen deze studie (in overleg met opdrachtgever Provincie Limburg) niet beoordeeld. Bij het verder ontwikkelen van concrete initiatieven dient dit wel gedaan te worden.
•
Omdat er zeer diverse verwerkingstechnieken in de tabellen aan de orde komen (mede door aanpak volgens Ecopiramide) is gekozen voor het rapporteren van de droge stofgehalten in plaats van calorische waarden. Immers, de calorische waarde is van belang voor verbranden en vergassen, maar niet voor bijvoorbeeld vergisting, fermentatie en bioplastics.
•
Conclusies uit de tabel worden besproken in § 8.4 op pagina 86.
69
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Groen: Beschikbare technologie Rood: technologie in ontwikkeling Voornaamste toepassingsgebied (volgens Ecopiramide) (verwachte) minimale economische schaalgrootte (output, vermogen of productie per jaar) (verwachte) minimale schaalgrootte (input per jaar); natte tonnen, tenzij anders vermeld Groen: Goed beschikbaar, huidige toepassingen beperkt Rood: beperkt beschikbaar door sterke concurrentie met andere toepassingen
Algen
Farmacie
Farmacie
Farmacie
Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen
Chemie
Chemie
Chemie
Energie
Energie
Energie
50 – 100 kton
50 – 100 kton
Bijvoorbeeld 625 – 1.250 kton suikerbieten
450 ktonds (opbrengst geschat rond 120 kg/tonds)
3
Productie in Limburg (kton, incl. vochtgehalte natte basis)
Fermentatie lignocellulose1
X: 0: ?: -: Voorbeeld:
Bioplastics2
Hernieuwbare chemicaliën
Vergassing: synthesegas
Vergassing: WKK
Pyrolyse
Vergisting WKK
Torrefactie
Pelleteren
Energie
Energie
Energie
Verbranden: WKK
Verbranden: warmte
Meestook
Voedingsmiddelen Chemie
Chemie
Chemie Energie
onbekend
onbekend, maar grote schaal verwacht
onbekend, maar grote schaal verwacht
100 MWth
onbekend
onbekend, maar grote schaal verwacht
onbekend, maar grote schaal verwacht
bijvoorbeeld 350 kton houtachtige biomassa
Chemie Energie
Energie
Energie
Energie
Energie
1 MWe
honderder kW’s voor houtchips
2% in kolenmcentr ale (≈ 10 MWe)
-
20 kton9
enkele ktonnen
100 kton10
10 MWe
onbekend, verwachting 25 – 100 kton per jaar
mest (co): 500 kWe
onbekend, verwachting 25 – 100 kton per jaar
zowel klein (lokaal) als groot mogelijk
135 kton houtachtige biomassa4
onbekend, verwachting 40 – 150 kton5
Mest (co): 35 ktonar6, 7
35 – 150 kton8
Geschiktheid voor technologie / Voldoende productie in Limburg: Geschikt voor technologie of Voldoende productie in Limburg Niet, zeer beperkt of niet economisch geschikt voor technologie of onvoldoende productie in Limburg Onbekend n.v.t. X / 0 betekent: De stroom is geschikt voor de technologie, maar er is onvoldoende productie in Limburg
270 kton50% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/X
X/X
X/X
0/-
X/X
X/X
X/X
X/X
X/X
Maaisel
84 kton60% per jaar
0/-
0/X
0/-
?/?
X / X12
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/X
0/X
0/X
0/-
Loof van o.a. aardapplen en bieten en groenten
306 kton15% per jaar13
0/-
0/X
0/-
?/?
X/X
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Snoeihout fruitteelt
17 kton50% per jaar14
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/0
X/0
X/0
0/-
X/0
X/X
X/0
X/X
X/0
Stro (granen en mais)15
114 kton15% per jaar16
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/0
X/0
X/X
0/-
X/X
X/X
X/X
X/X
X/X
Teeltgras
222 kton60% per jaar
0/-
0/0
0/-
?/?
X/X
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/X
0/X
0/X
0/-
Aardappelschillen
30 kton85% per jaar17
0/-
0/0
0/-
?/?
?/?
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Natuurlijke vegetatie
Houtachtig11
Secund aire reststr omen
Primaire reststromen
Fermentatie zetmeel / suiker
Groen: Beschikbare technologie
Tertiaire reststromen
Rood: technologie in ontwikkeling
Fermentatie zetmeel / suiker
Fermentatie lignocellulose1
Algen
Bioplastics2
Hernieuwbare chemicaliën
Vergassing: synthesegas
Vergassing: WKK
Pyrolyse
Vergisting WKK
Torrefactie
Pelleteren
Verbranden: WKK
Verbranden: warmte
Meestook
Pulp van appels, peren en suikerbieten
2,7 kton78% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
GFT-afval
97 kton40% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/X
0/X
0/-
Grof tuinafval en snoeiafval
101 kton50% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/0
X/0
X/X
0/-
X/X
X/X
X/X
X/X
X/X
sloophout
31 kton15% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/0
X/0
X/X
0/-
X/X
0/-
X/X
X/X
X/0
Dunne mest
3.542 kton8% per jaar
0/-
0/-
X/?
?/?
0/-
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Vaste mest
462 kton40% per jaar
0/-
0/-
X/?
?/?
0/-
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Betekenis van de kleuren (alleen vakken met X / X hebben een kleur; andere vakken zijn grijs): Groen: Technologie geschikt voor het aanbod en hoeveelheid voldoende. Ook is de stroom beschikbaar omdat er weinig concurrentie is Geel: Technologie geschikt voor het aanbod en hoeveelheid voldoende. Echter de benodigde stroom heeft concurrentie van andere toepassingen Rood: Technologie status onvoldoende N.B. De kleur geel is toegevoegd omdat de beschikbaarheid van de reststroom beïnvloed kan worden. Een rode kleur in de kolom ‘beschikbaarheid’ leidt daarom tot een gele kleur, terwijl een rode kleur in de regel ‘technologische status’ wel leidt tot een rode gekleurd vak omdat de technologische ontwikkeling niet of minder te beïnvloeden is.
1
Lignocellulose fermentatie is niet onmogelijk met de ‘natte’ stromen. Echter, de ‘droge’ stromen zijn meer geschikt. Daarom is een nul gegeven voor de natte stromen. Productieprocessen voor bioplastics zijn nog in ontwikkeling. Een uitzondering is cellulose. 3 Circa 16% suiker in (natte) suikerbieten; circa 36% zetmeel in mais; circa 70% zetmeel in graan. Circa 0,5 kg ethanol / kg zetmeel of suiker 4 Haalbaarheid kleinschalige vergassing van biomassa tot groen gas in het kader van transitiepad groen gas, E-Kwadraat Advies, 2009 5 Opbrangst olie is circa 65% op massabasis 6 ar is de afkorting voor ‘as received’ 7 Op basis van mest (co-)vergisting 8 Uitgaande van een omzetting van 70% op massabasis 9 Uitgaande van 8.500 draaiuren en verbrandingswaarde nat hout van 7,5 MJ/kg 10 10 MWe bij 40% elektrische efficiëntie en 8.500 draaiuren 11 Dit is hout uit( productie)bossen. Snoeiafval en is hierbij niet meegenomen 12 Bijvoorbeeld eiwitten uit gras 13 Dit is 33,4 ktonds (130 minus 96,6 voor stro dat apart genoemd is vanwege het andere vochtgehalte) uit de akkerbouw en 12,5 ktonds uit de tuinbouw (21 minus 8,5 houtachtig); samen 45,9 ktonds = 306 kton15% 14 8,5 ktonds, zie opmerking bij gewasresten 15 Stro wordt nu deels ondergeploegd en deels nuttig gebruikt. Er is dus een deel beschikbaar. Daarom is voor de kleur groen gekozen. 16 96,6 ktonds per jaar 17 28.500 (schilafval) + 1.000 (schillen AWZ) ≈ 30.000 ton 2
Groen: Beschikbare technologie Rood: technologie in ontwikkeling Voornaamste toepassingsgebied (volgens Ecopiramide) (verwachte) minimale economische schaalgrootte (output, vermogen of productie per jaar) (verwachte) minimale schaalgrootte (input per jaar); natte tonnen, tenzij anders vermeld
Tertiaire reststromen
Secundaire reststromen
Primaire reststromen
Groen: Goed beschikbaar, huidige toepassingen beperkt Rood: beperkt beschikbaar door sterke concurrentie met andere toepassingen Loof van o.a. aardapplen en bieten en groenten
Fermentatie zetmeel / suiker
Fermentatie lignocellulose1
Algen
Farmacie
Farmacie
Farmacie
Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen
Chemie
Chemie
Chemie
Energie
Energie
Energie
50 – 100 kton
50 – 100 kton
Bijvoorbeeld 625 – 1.250 kton suikerbieten
450 ktonds (opbrengst geschat rond 120 kg/tonds)
3
Bioplastics2
Hernieuwbare chemicaliën
Vergassing: synthesegas
Vergassing: WKK
Pyrolyse
Vergisting WKK
Torrefactie
Pelleteren
Energie
Energie
Energie
Verbranden: WKK
Verbranden: warmte
Meestook
Voedingsmiddelen Chemie
Chemie
Chemie Energie
onbekend
onbekend, maar grote schaal verwacht
onbekend, maar grote schaal verwacht
100 MWth
onbekend
onbekend, maar grote schaal verwacht
onbekend, maar grote schaal verwacht
bijvoorbeeld 350 kton houtachtige biomassa
Chemie Energie
Energie
Energie
Energie
Energie
1 MWe
honderder kW’s voor houtchips
2% in kolenmcentr ale (≈ 10 MWe)
-
20 kton9
enkele ktonnen
100 kton10
10 MWe
onbekend, verwachting 25 – 100 kton per jaar
mest (co): 500 kWe
onbekend, verwachting 25 – 100 kton per jaar
zowel klein (lokaal) als groot mogelijk
135 kton houtachtige biomassa4
onbekend, verwachting 40 – 150 kton5
Mest (co): 35 ktonar6, 7
35 – 150 kton8
Geschiktheid voor technologie / Voldoende productie in Oost Brabant: Geschikt voor technologie of Voldoende productie in Limburg Niet, zeer beperkt of niet economisch geschikt voor technologie of onvoldoende productie in Oost Brabant Onbekend n.v.t. X / 0 betekent: De stroom is geschikt voor de technologie, maar er is onvoldoende productie in Oost Brabant
Productie in Oost Brabant (kton, incl. vochtgehalte natte basis)
X: 0: ?: -: Voorbeeld:
267 kton15% per jaar11
0/-
0/X
0/-
?/?
X/X
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Stro (granen en mais)12
114 kton15% per jaar13
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/0
X/0
X/X
0/-
X/X
X/X
X/X
X/X
X/X
Teeltgras
560 kton60% per jaar
0/-
0/X
0/-
?/?
X/X
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/X
0/X
0/X
0/-
Aardappelschillen
50 kton85% per jaar14
0/-
0/X
0/-
?/?
?/?
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Aardappelsnippers
23 kton85% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
GFT-afval
137 kton40% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/X
0/X
0/-
Grof tuinafval en snoeiafval
162 kton50% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/0
X/X
X/X
0/-
X/X
X/X
X/X
X/X
X/X
Groen: Beschikbare technologie Rood: technologie in ontwikkeling
Fermentatie zetmeel / suiker
Fermentatie lignocellulose1
Algen
Bioplastics2
Hernieuwbare chemicaliën
Vergassing: synthesegas
Vergassing: WKK
Pyrolyse
Vergisting WKK
Torrefactie
Pelleteren
Verbranden: WKK
Verbranden: warmte
Meestook
sloophout
41 kton15% per jaar
0/-
X/0
0/-
?/?
?/?
X/0
X/0
X/X
0/-
X/X
0/-
X/X
X/X
X/0
Dunne mest
9.212 kton8% per jaar
0/-
0/-
X/?
?/?
0/-
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Vaste mest
362 kton40% per jaar
0/-
0/-
X/?
?/?
0/-
0/-
0/-
0/-
X/X
0/-
0/-
0/-
0/-
0/-
Betekenis van de kleuren (alleen vakken met X / X hebben een kleur; andere vakken zijn grijs): Groen: Technologie geschikt voor het aanbod en hoeveelheid voldoende. Ook is de stroom beschikbaar omdat er weinig concurrentie is Geel: Technologie geschikt voor het aanbod en hoeveelheid voldoende. Echter de benodigde stroom heeft concurrentie van andere toepassingen Rood: Technologie status onvoldoende N.B. De kleur geel is toegevoegd omdat de beschikbaarheid van de reststroom beïnvloed kan worden. Een rode kleur in de kolom ‘beschikbaarheid’ leidt daarom tot een gele kleur, terwijl een rode kleur in de regel ‘technologische status’ wel leidt tot een rode gekleurd vak omdat de technologische ontwikkeling niet of minder te beïnvloeden is.
1
Lignocellulose fermentatie is niet onmogelijk met de ‘natte’ stromen. Echter, de ‘droge’ stromen zijn meer geschikt. Daarom is een nul gegeven voor de natte stromen. Productieprocessen voor bioplastics zijn nog in ontwikkeling. Een uitzondering is cellulose. 3 Circa 16% suiker in (natte) suikerbieten; circa 36% zetmeel in mais; circa 70% zetmeel in graan. Circa 0,5 kg ethanol / kg zetmeel of suiker 4 Haalbaarheid kleinschalige vergassing van biomassa tot groen gas in het kader van transitiepad groen gas, E-Kwadraat Advies, 2009 5 Opbrangst olie is circa 65% op massabasis 6 ar is de afkorting voor ‘as received’ 7 Op basis van mest (co-)vergisting 8 Uitgaande van een omzetting van 70% op massabasis 9 Uitgaande van 8.500 draaiuren en verbrandingswaarde nat hout van 7,5 MJ/kg 10 10 MWe bij 40% elektrische efficiëntie en 8.500 draaiuren 11 Dit is 30 ktonds (100 minus 70 voor stro dat apart genoemd is vanwege het andere vochtgehalte) uit de akkerbouw en 10 ktonds uit de tuinbouw; samen 40 ktonds = 267 kton15% 12 Stro wordt nu deels ondergeploegd en deels nuttig gebruikt. Er is dus een deel beschikbaar. Daarom is voor de kleur groen gekozen. 13 96,6 ktonds per jaar 14 45.500 (aardappelschillen) + 4.500 (wortel en aardappelschillen) ≈ 30.000 ton 2
Opmerking bij bovenstaande tabellen: De totale gewasresten uit akkerbouw en tuinbouw zijn totalen als gepresenteerd in Appendix C. Deze totalen zijn daarom hoger dan de som van de totalen die in de tabellen in de desbetreffende paragrafen genoemd zijn. Het totale gewasrest mest is het overschot van mest nadat het gebruik van mest op landbouwbedrijven van de totale hoeveelheid mest is afgetrokken. Champignonteelt De
toegevoegde
meegenomen
bij
reststromen de
champost
hoeveelheid
en
beschikbare
champignonsubstraat reststroom
voor
zijn
vergisting
niet of
verbranding. Deze grondstoffen (paardenmest, kippenmest, stro en soms gips) worden gemengd en verwerkt tot kant en klaar substraat. Dit gehele proces duurt vier weken. Het product wordt geheel gebruikt voor de teelt van champignons, er gaat dus niet weg als afvalstroom. Nadat de champignons zijn geteeld wordt de overgebleven champost wel afgevoerd. Voor boeren is dit een welkome bron voor verrijking van bodems in land- en tuinbouw. De champost wordt afgezet in Nederland en Duitsland. Door wijzigingen in de wet- en regelgeving staat de afzet van champost onder druk. Champost wordt sinds 2006 tot de dierlijke mest gerekend en mag ’s winters niet meer uitgereden worden op zandgronden. Alternatieve afzet of gebruiksmogelijkheden zouden een welkome aanvulling voor de sector zijn.34 Papierindustrie Verschillende mogelijkheden om op een hoogwaardige manier reststromen in te zetten volgt uit de papierindustrie. Voor de productie van papier wordt afhankelijk van het type geproduceerd papier, verse houtvezels of oud papier gebruikt. Door een deel van zijn product te recyclen verlaagt de papierindustrie zijn CO2 uitstoot en verhoogt het de efficiëntie van biomassa gebruik. Er zijn grote kansen voor de papierindustrie om samen te werken met andere industrien die biomassastromen bevatten en/of gebruiken. De papierindustrie in Nederland is actief op zoek naar dergelijke samenwerkingen. Dit is te zien in het biorefinery programma van de Energietransitie Papierketen35 en Dutch Biorefinery Cluster36. De papierindustrie zoekt hierbij naar potentiële biomassastromen waaruit nuttige vezels gescheiden kunnen worden. Anderzijds wordt er gekeken naar de reststromen van de papierindustrie en de potentiële nuttige toepassingen hiervan in andere sectoren.
34
Bron: Informatie XXXXXXXXX, XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX Een organisatie binnen de papierindustrie met als doel het halveren van het energieverbruik in de totale papierproductieketen in 2020. De organisatie zijn uitvoerende taken bestaan uit 5 programma’s waarbij het programma “Biorefinery” zich richt op maximale efficiëntie van biomassa inzet door samenwerking tussen de papierindustrie en andere bio-based industrieën. 36 Een samenwerkingsverband tussen ondernemingen uit de agrofood- en papierindustrie. De bedrijven delen kennis, kunde en faciliteiten om zodoende hun biomassa stromen tot hogere waarde te brengen. Het cluster bestaat uit Royal Cosun, Avebe, Koninklijke vereniging van Nederlandse Papier- en Kartonfabrieken, FrieslandCampina en Productschap Akkerbouw. 35
75
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
De Nederlandse papierindustrie heeft verscheidene papierfabrieken in de provincie Limburg (zie Figuur 16), waaronder Van Houtum Papier, Smurfit Kappa Roermond en Sappi Maastricht.
Figuur 16: Overzicht papierfabrieken in Nederland (VNP website) De reststromen uit de papierindustrie in Limburg bevatten minstens 15.000 ton aan biomassa (vezels) per jaar. De werkelijke hoeveelheid is onbekend omdat niet van alle fabrieken de hoeveelheden in reststromen en hun compositie bekend waren. Vooral de papierproductie uit oud papier gaat gepaard met significante reststromen die biomassa bevatten. Om de nuttige vezels te ontsluiten uit het oud papier worden verscheidene scheidingsstappen toegepast. Tijdens deze scheidingsstappen gaat een deel van de nuttige vezels verloren. Belangrijke reststromen met biomassa zijn de “coarse reject” en “deinking sludge” stromen, waarbij respectievelijk de grove vervuiling (plastics, metalen etc.) en de inkt van de vezels worden gescheiden37.
37
In 2006 heeft Ecofys een studie uitgevoerd voor de brancheverening naar toepassingen van paper coarse reject.
76
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Een huidige toepassing van de reststromen is het gebruiken van de calorische waarde van de organische fractie voor verbranding. Hiermee wordt het vocht verwijderd waarna de anorganische fractie wordt gebruikt voor cementproductie. Ook wordt van sommige reststromen secundaire brandstof geproduceerd met een energetische waarde van ongeveer 17 GJ/ton. 38 Er zijn momenteel verscheidene opties die worden onderzocht die eventueel van grotere waarde kunnen zijn dan cementproductie. Enkele voorbeelden van gebruik van reststromen uit de papierindustrie zijn: •
Productie van softboard
•
Productie van Hybrid MDF
Ondanks het potentieel is er nog additioneel onderzoek nodig voor de het commercieel toepassen van dergelijke opties. Hoewel papier vanuit oorsprong uit grasachtige biomassa werd gemaakt is de meest dominante grondstof tegenwoordig hout. Hierdoor zijn de technologieën die nodig zijn om papier uit andere biomassagrondstoffen te maken vaak nog niet ontwikkeld. Op dit moment wordt er in Nederland nog geen gebruik gemaakt van andere biomassagrondstoffen voor papierproductie buiten houtvezels. De interesse in het maximaal benutten van biomassapotentie, oftewel biorefinery, neemt echter toe. Dit is te zien aan o.a. de initiatieven van de Energietransitie Papierketen en de Dutch Biorefinery Cluster. De ontwikkeling is echter nog erg nieuw en het is onduidelijk welke type biomassa reststromen (het beste) kunnen worden toegepast voor papierproductie. Verwachting is echter wel dat de toenemende druk op biomassagrondstoffen door o.a. de Europese ambities op gebied van duurzaamheid zullen leiden tot een snelle ontwikkeling in biorefinery technologieën. 7.4
Toepassing reststromen met nog te ontwikkelen technieken
In § 7.2 werden factsheet gepresenteerd op basis van bestaande technieken. Er zijn echter ook technieken die in ontwikkeling zijn. Om een beeld te geven van de verschillende opties volgen factsheets van de verschillende verwerkingsmethoden. Hierbij is er vooral aandacht voor de beschrijving van de verwerkingstechnologie en een oordeel over de huidige status.
38
http://www.senternovem.nl/milieutechnologie/projecten/cdem_holland_bv_van_de_af valstof_papierresidu_tot_grond_en_hulpstof_voor_cement_en_betontoepassingen_03 51-99-04-30-0004.asp
77
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.4.1 Lignocellulose ethanol N.B.: ook wel ‘tweede generatie’ genoemd. Vergelijk met ‘eerste generatie’, besproken in §7.2.6).
Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten
Eerste demonstratie / commerciele fabrieken
Vergelijkbare schaalgrootte met eerste generatie
-
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Lignocellulose is een complex van cellulose, hemicellulose en lignine. Met zogenaamde 'tweede generatie' technologie is dit om te zetten in ethanol.
Benodigde biomassa
Stengels en bladeren, rest- en snoeihout (wilg en populier), reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie.
Aandachtspunten
Technologie nog niet uitontwikkeld
Knelpunten en onzekerheden
Praktijkvoorbeelden In Nederland is geen tweede generatie ethanol productie. Nedalco (Nederlandse ethanol producent) heeft plannen om een fabriek op basis van tarwegries van een nabijgelegen zetmeelfabriek te bouwen in Sas van Gent. Hiervoor is subsidie toegezegd, maar Nedalco vindt dit te weinig en gaat mogelijk in een ander land een dergelijke fabriek bouwen. De technologie wordt wereldwijd ontwikkeld door grote multinationals,
enzymleveranciers
(bijvoorbeeld
Novozymes,
Genecor)
en
onderzoeksinstellingen. In Nederland is ondermeer de universiteit Delft actief op dit gebied. Het Life Sciences en Materials Sciences-bedrijf DSM heeft een aantal jaren geleden 115 miljoen euro geïnvesteerd in de bouw van een grootschalige fabriek voor 7-ADCA, een halffabricaat voor antibiotica. 7-ADCA (7-amino-de-acetoxy-cefalosporinezuur) is een essentiële grondstof voor de productie van cefalosporines, een veel gebruikte groep antibiotica. De fabriek van DSM Anti-Infectives maakt gebruik van een biotechnologisch proces voor de productie van 7-ADCA. Er is sprake van een zogenaamde ‘groene route’proces, dat is gebaseerd op fermentatie met behulp van micro-organismen die door recombinant DNA-technieken zijn gemodificeerd. Belangrijke voordelen van dit proces zijn een aanzienlijk lagere kostprijs, een zuiverder eindproduct en een veel hogere energie-efficiency, terwijl nagenoeg geen organische oplosmiddelen meer worden
78
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
gebruikt. Ook zijn er minder processtappen nodig dan bij een synthetische grondslag. Het proces is inmiddels op brede schaal gepatenteerd. Antibiotica zijn geneesmiddelen die worden toegepast ter bestrijding van bacteriële infecties. Ze maken deel uit van de totale markt voor farmaceutica. In deze markt zijn de van penicilline afgeleide antibiotica verreweg het belangrijkst.
79
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.4.2 Pyrolyse Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten
Demonstratie, commerciaal in < 5 jaar. Verwachting is dat relatief kleinschalige verwerking van biomassa aantrekkelijkste is. Verwachting is dat relatief kleinschalige verwerking Verwachting: 25 - 100 kton/jaar 65-70% opbrengst olie €/kW variëren; ordegrootte als torrefactie. 10 - 15% van investering
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Ook wel kraken of (foutief) droge destillatie genoemd, is een proces waarbij materiaal wordt ontleed door het te verhitten zonder dat er zuurstof bij kan komen. Dit in tegenstelling tot verbranding dat wel met aanwezigheid en verbruik van zuurstof plaatsvindt. Pyrolyse kan plaatsvinden bij temperaturen vanaf ongeveer 300 °C. Het treedt bijvoorbeeld op in het midden van een kaarsvlam bij een temperatuur van 800 - 1000 °C. (Langzame) pyrolyse als productieproces wordt gebruikt voor het maken van houtskool en cokes (en hun afgeleide producten), en voor het maken van koolstofvezels. Pyrolyse kan ook toegepast worden voor het omzetten van biomassa in biobrandstof (snelle pyrolyse). Deze factsheet heeft betrekking op deze laatste vorm.
Benodigde biomassa
Veel soorten biomassa met een vochtgehalte van < 10% ; kleine deeltjes 1-6 mm
Aandachtspunten
Technologie nog niet uitontwikkeld
Knelpunten en onzekerheden
Olie niet zonder aanpassingen toepasbaar in bestaande dieselmotoren (te zuur)
Praktijkvoorbeeld In
Nederland
zijn
verschillende
initiatieven
voor
het
bouwen
van
een
demonstratieschaal pyrolyseplant, door verschillende partijen.
80
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.4.3 Torrefactie Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten
Demonstratie, commerciaal in < 5 jaar.
Verwachting: 25 - 100 kton/jaar Vergelijkbaar met pyrolyse. 10 - 25 Meuro (50 kton/y) 10 - 15% van investering
Benodigde biomassa
Torrefactie is een proces waarin biomassa zodanig wordt behandeld dat het wordt gehomogeniseerd en zeer eenvoudig te verpoederen is. Het materiaal kan toegepast worden als meestookmateriaal in kolencentrales. Een brede range aan biomassa met een vochtgehalte van 15-20%
Aandachtspunten
Technologie nog niet uitontwikkeld
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Knelpunten en onzekerheden
Praktijkvoorbeeld Er zijn in Nederland (en ook in de rest van de wereld) geen commerciële torrefactiefabrieken. In Nederland zijn twee initiatieven die in het stadium van vergunningverlening zijn (beide in Noord Nederland).
81
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
7.4.4 Bioraffinage: Gras raffineren Oordeel over de status Invloed schaalgrootte op efficiëntie en productiekosten Schaalgrootte ca Biomassa Efficiëntie Ordegrootte vd kosten Investerings kosten Operationele kosten
Verwachting is commercieel in minder dan 5 jaar
Typisch 30 kton/jaar
Circa 3 Meuro (30 kton/y) 50% van investering
Beschrijving van de verwerkingstechnologie
Grasraffinage steunt op de gedachte dat er een toenemend overschot aan gras is dat onvoldoende tot waarde kan worden gebracht. Het overschot is enerzijds een gevolg van de door de mestwetgeving afgedwongen extensivering en anderzijds door de groei van het areaal (natuur)graslanden. Het raffineren van gras heeft tot doel het laagwaardige graseiwit te isoleren en concentreren en op te werken tot krachtvoergrondstof. De economie vereist dat tegelijkertijd ook de restvezel tot waarde wordt gebracht. Bijvoorbeeld als grondstof voor de papierindustrie of als co-product voor biogasproductie. Grasraffinage kan zo bijdragen aan het verduurzamen van de veehouderijsector en het creëren van nieuwe economische perspectieven voor de teelt van gras.
Benodigde biomassa
Gras
Aandachtspunten
Technologie nog niet uitontwikkeld
Knelpunten en onzekerheden
82
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
8
Conclusies & aanbevelingen
8.1
Conclusies taak 1
In taak 1 is de productie van groene grondstoffen geïnventariseerd voor een aantal categorieën: Agrarische gewassen, Energiegewassen, Houtachtige productiegewassen, Natuurlijke vegetatie. Deze gegevens vormen de basis voor de3 daaropvolgende taken waar beschikbare groene grondstoffen en de toepassingen daarvan geïnventariseerd worden. Agrarische gewassen De totale oppervlakte van de provincie Limburg is 220 duizend hectare, waarvan bijna de helft agrarisch terrein is. Hiervan is ongeveer 2/3 akkerbouw en ongeveer 1/8 tuinbouw. In Limburg wordt bijna 1.500 kton aan agrarische producten geoogst, waarvan het overgrote deel uit de akkerbouw (90%) en het overige uit de tuinbouw met een beperkte bijdrage van de fruitteelt. De totale oppervlakte van de regio Oost-Brabant is 275 duizend hectare, waarvan ruim de helft agrarisch land is. De boomkwekerijteelt is een aanzienlijke sector welke 40% van de tuinbouwgrond in Oost Brabant vertegenwoordigt. In Oost Brabant worden circa 1.830 kton aan agrarische grondstoffen geproduceerd. Het aandeel van de akkerbouw ten opzichte van tuinbouw en fruitteelt is nog groter dan in Limburg met ruim 96%. Energiegewassen De voornaamste energiegewassen in de Provincie Limburg en Oost-Brabant zijn energie maïs en koolzaad/raapzaad. In beide gevallen zijn de opbrengsten aan deze gewassen op dit moment nog te verwaarlozen ten opzichte van de overige gewassen. Houtachtige productiegewassen Het totale oppervlakte bos in Limburg was in 2002 totaal ruim 33 duizend ha, hiervan is ongeveer de helft bestemd als zaagfineerhout en de andere helft als vezelhout. Het vezelhout is bestemd voor de industrie en deels voor energietoepassingen. Natuurlijke vegetatie In Limburg komt er in totaal 84 kton60% maaisel uit bermen en sloten vrij.
83
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Wijzigingen landgebruik Limburg Ecofys verwacht dat de totale primaire productie in de akkerbouw gaat afnemen van 1.500 kton in 2008 naar 1.300 kton in 2018. Ook het hiervan afgeleide volume aan primaire residuen neemt dan jaarlijks met 1,3% af. Het effect van de vernatting van de Peel zal volgens Ecofys slechts zeer gering van invloed zijn op de productie van groene grondstoffen. 8.2
Conclusies taken 2, 3 en 4
Primaire reststromen In de Provincie Limburg komt ruim 150 ktonds aan primaire reststromen (Taak 1) vrij. In Oost Brabant is dit bijna 110 ktonds. In beide provincies gaat het voornamelijk om stro van tarwe en maïs en loof van aardappelen en bieten. Stro wordt momenteel deels ondergeploegd, maar heeft ook al een aantal toepassingen. Loof wordt momenteel nauwelijks nuttig toegepast en wordt op het land achtergelaten en ondergeploegd. De beschikbaarheid van deze stromen voor nieuwe toepassingen is daarom goed. Of het rendabel is om de gewasresten te verzamelen en af te voeren hangt
af
van
de
toegevoegde
waarde
die
het
verwerkingsproces
genereert.
Gewasresten die op het land achterblijven hebben een bemestende waarde, maar hier kleven ook milieutechnische nadelen aan.
Secundaire reststromen Secundaire reststromen komen vrij bij de verwerking van groene grondstoffen. Deze reststromen
stromen
komen
voornamelijk
vrij
bij
de
voedings-
en
genotmiddelenindustrie (VGI). De groep ‘producenten van reststromen’ (Taak 2) komen dus grotendeels overeen met de groep ‘afnemers van groene grondstoffen’ (Taak 3). Gegevens van individuele stromen zijn verkregen uit contacten met bedrijven. Deze methode heeft specifieke gegevens opgeleverd, maar kent ook beperkingen met betrekking tot de volledigheid van de gegevens. Door het toegepaste filter in de selectie van de te benaderen bedrijven en de soms matige medewerking van bedrijven, is het overzicht niet compleet geworden. Van de geïdentificeerde stromen zijn een aantal opvallend in omvang: •
Aardappelschillen (bijna 30 kton in Limburg en 50 kton in Oost Brabant)
•
Pulp van de verwerking van appels, peren en suikerbieten (2,7 kton in Limburg)
Tertiaire reststromen De in volume grootste tertiaire reststromen in Limburg en Oost Brabant zijn mest en GFT-afval. In Oost Brabant komt relatief veel mest vrij. Er is in Nederland sprake van een mestoverschot (mest heeft een negatieve prijs). Hierdoor is de beschikbaarheid van mest voor nieuwe toepassingen goed.
84
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Ondanks het feit dat binnen de studie is gekeken naar het overschot van mest heeft deze stroom qua hoeveelheid een dominante positie in het geheel.
Import en export De groene grondstoffen zijn deels afkomstig uit de regio, maar er vindt ook import en export plaats. Deze stromen bleken moeilijk in kaart te brengen. De redenen hiervoor zijn: •
Partijen grondstoffen worden ad hoc ingekocht en hebben dus een wisselende herkomst;
•
Partijen reststoffen worden ad hoc afgezet en hebben dus een wisselde bestemming;
•
Het is bij bedrijven onbekend wat de herkomst is door gebrek aan registratie;
•
Provinciegrenzen hebben geen status zodat er geen registratie is bij transport.
85
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
8.3
Samenvatting resultaten van taak 1 en 2 (productie)
Tabel 31: Samenvatting taken 1 en 2 natte kton Agrarische gewassen Akkerbouw Suikerbiet consumptie aard. Gras Snijmais Overig Tuinbouw
Fruitteelt
Oost Brabant natte kton DS% kton DS
30% 30% 30% 30% 30%
125 96 67 59 59
260 295 560 487 158
30% 30% 30% 30% 30%
78 89 168 146 47
Prei Sla Aardbeien Overig
48 20
30% 30%
14 6
26
30% 30%
8 0
25
30%
8
9 24
30%
7
Appels Peren Subtotaal
38 7 1487
30% 30%
11 2 446
6 3 1828
30% 30%
2 1 546
40% 40% 50% 50%
9 24 41 95
subtotaal
22 60 81 190 353 867 140 1007
15% 15%
130 21
333 30 363
30% 30%
100 9
45
20%
9 0
82
20%
16 0
3542 462
8% 30%
283 139
9212 362
8% 30%
737 109
144 50 31 4229
40% 50% 20%
58 25 6
201 98 42 9915
40% 50% 20%
80 49 8
Primaire reststoffen akkerbouw tuinbouw
blad/loofresten blad/loofresten subtotaal Secundaire reststromen Org. bedrijfsafval Tertiaire reststoffen Dunne mest Vaste mest GFT afval Groen afval Sloophout subtotaal
8.4
kton DS
415 319 223 196 196
Natuurlijke vegetatie Bermmaaisel Slootmaaisel Hout uit bos Resthout
NB
Limburg DS%
Mest productie
5660
14054
Algemene conclusies en conclusies taak 5
Technieken Er zijn groot aantal technieken beschikbaar om reststromen te verwerken. Dit zijn technieken die de reststof omzetten in een grondstof, energiedrager of energie. Momenteel zijn vooral technieken om de reststroom om te zetten in energie commercieel haalbaar. Voorbeelden hiervan zijn verbranding en vergisting waarbij elektriciteit en warmte wordt geleverd. Technieken om reststromen om te zetten in materialen en chemicaliën zijn in ontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn de omzetting van lignocellulose materialen in ethanol en pyrolyse. Deze technieken kunnen in de toekomst de toepassing van nu onbruikbare reststromen commercieel mogelijk maken.
86
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Toepassing volgens de Ecopiramide De Ecopiramide geeft een volgorde van verwerking van stromen op basis van toegevoegde
waarde:
(rest)stromen
worden
bij
voorkeur
toegepast
voor
hoogwaardige toepassingen zoals in de farmacie en voedingsmiddelenindustrie, daarna pas in de chemie en ten slotte energieopwekking.
Toepassingen binnen de
farmacie en voedingsmiddelenindustrie zijn mogelijk, maar meestal zijn dit nog in ontwikkeling (productie
zijnde
technologieën.
alcoholen)
en
algen.
Voorbeelden Een
zijn
bijkomend
lignocellulose
probleem
bij
fermentatie farmacie
en
voedingsmiddelenindustrie is de (voedsel)veiligheid. In de chemie zijn mogelijkheden voor
bioplastics
en
energietoepassingen
hernieuwbare
zijn
het
grootst.
chemicaliën.
De
De
is
conclusie
mogelijkheden dat
de
voor
hoogwaardige
toepassingen het minst technologisch ontwikkeld zijn.
Beschikbaarheid In de taken 1 tot en met 4 zijn de productie en afname van groene grondstoffen en reststromen in Limburg en Oost Brabant in kaart gebracht. Daaruit is gebleken dat er een groot aantal groene grondstoffen verwerkt worden en dat een groot aantal reststromen geproduceerd worden. Echter, niet alle stromen zijn ook beschikbaar: in veel gevallen hebben de stromen al een andere bestemming en is er bij nieuwe initiatieven sprake van concurrentie en vindt er dus verdringing plaats. Voor een aantal stromen geldt dit niet. Dit zijn maaisel, loofgewasresten (die nu bijna allemaal op het land achterblijven), stro (dat gedeeltelijk wordt ondergeploegd) en mest (waarvan een overschot is).
Combinaties technologie – beschikbaarheid Uit Tabel 29 en Tabel 30 volgen mogelijke combinaties van beschikbare stromen en technieken
die
technologisch
‘volwassen’
en
commercieel
zijn.
De
meest
aantrekkelijke combinaties zijn: •
(co)vergisten van mest. Dit is een voor de hand liggende optie. In Nederland is er een mestoverschot en in vergelijking met Duitsland zijn in Nederland (inclusief Limburg en Oost Brabant) nog weinig mestvergisters. Er is daarom ruimte voor meer mestvergisters.
•
Vergisten van gewasresten. De hoeveelheden gewasresten zijn aanzienlijk. Eerdere studies [16] hebben aangetoond dat voor een aantal gewasresten een economisch rendabele co-vergistingsinstallatie mogelijk is.
•
Vergisten van grasmaaisel. Berm- en slootmaaisel wordt nu op veelal gecomposteerd en soms in de bermen of slootwallen achtergelaten. De grote hoeveelheden leveren soms problemen op bij composteerinstallaties waardoor een alternatief zoals vergisten wenselijk zijn.
87
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
•
Vergisten
van
GFT-afval.
Momenteel
wordt
GFT-afval
voornamelijk
gecomposteerd met elektriciteitsverbruik als consequentie. Bij vergisten is sprake van netto energieproductie. Nieuwe technologieën bieden in potentie veel mogelijkheden voor het verwerken van reststromen in de toekomst. Het is echter belangrijk te realiseren dat slechts een klein deel van in ontwikkeling zijnde technologieën echt commercieel wordt. 8.5
Aanbevelingen
Op basis van de conclusies van taak 5, beveelt Ecofys aan: •
De mogelijkheden voor het afvoeren en inzetten van gewasresten nader te onderzoeken. Hierbij acht Ecofys het van belang de agrarische sector (bijvoorbeeld in de vorm van Limburgse Land- en Tuinbouworganisatie) hierbij te betrekken aangezien de afvoer van gewasresten een knelpunt is in de economische haalbaarheid. Vergisten van deze stromen komt als een van de meest kansrijke opties naar voren.
•
Overleggen met XXXXXXXXXXXXXXXXX over alternatieve verwerking van bermmaaisel waaronder vergisting39.
•
Overleg met XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX) over hun activiteiten met betrekking tot het realiseren van een vergasser op basis van reststromen. Ecofys verwacht dat de inventarisatie die zij uitvoeren, deze inventarisatie kan aanvullen. Uit deze inventarisatie komt naar voren dat voor een aantal houtachtige reststromen goede mogelijkheden voor inzet van thermische verwerkingstechnieken bestaan, mits de grondstof beschikbaar kan komen tegen een gunstige prijs. De huidige concurrentie met andere toepassingen is hierbij een belangrijke factor. (zie de gele vakken in de tabellen).
•
Voor een aantal stromen geldt dat er voldoende materiaal beschikbaar is om voor Limburg of Oost Brabant te komen tot praktijktoepassingen, maar dat de betreffende techniek nog niet in voldoende mate is uitontwikkeld. (de rode vakken In de tabellen). Voor deze stromen wordt het belangrijk om aanvullend onderzoek en demonstratie te faciliteren om op die manier op termijn de toepassing te kunnen realiseren.
•
Aanvullend op dit onderzoek beveelt Ecofys aan de kansrijke biomassaprojecten uit het onderzoek [4] van Ecofys uit 2006 voor de regio Heuvelland, Venlo en Helden opnieuw te evalueren. Ecofys is van mening dat deze geïdentificeerde projecten nog steeds haalbaar zijn. Een belangrijke mogelijkheid die hier genoemd wordt is de inzet van houtpellets in kleinschalige installaties (bijvoorbeeld de verwarming van het provinciehuis). Deze optie is niet direct uit de onderhavige inventarisatie
39
Ecofys voert in opdracht van Afvalzorg Limburg een onderzoek uit naar de mogelijkheden van alternatieve verwerking van bermmaaisel.
88
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
gekomen omdat hier de lokale stromen het uitgangspunt waren terwijl houtpellets meer van ‘de markt’ onttrokken worden.
89
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Geraadpleegde literatuur
1. Derksen, J.T.P. et al., De Ecopiramide – Biomassa beter benutten, opgesteld in opdracht van het Innovatienetwerk, 2008 2. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), StatLine, http://statline.cbs.nl/statweb/, geraadpleegd in de periode juli – augustus 2009 3. Kwantitatieve informatie Akkerbouw en Vollegrondsgroenteteelt 2006, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen UR, 2006 (dit is de meest recente uitgave) 4. Ecofys, Inventarisatie biomassa-aanbod in Heuvelland, Venlo en helden, 2006 5. Branche Vereniging Organische Reststoffen (BVOR), Bermmaaisel: Kies de juiste weg; www.bvor.nl/pdf_bestanden/bermflyer.pdf, geraadpleegd in de periode juli – augustus 2009 6. Rijkswaterstaat, Via Natura #16, 2003 7. BTG, Verkennend onderzoek naar mogelijkheden voor de inzet van bermgras in Overijssel voor duurzame energieopwekking, 2003 8. Janssens, B. et al., Beschikbaarheid koolzaad voor biodiesel, LEI, Den Haag, 2005 9. Annevelink, E. et al., Quick scan kansen op het gebied van biobrandstoffen; met de nadruk op de agrosector, Agrotechnology & Food Innovations B.V., 2006 10. Probos, persoonlijke communicatie augustus 2009 11. Website Probos, http://www.probos.net/bosdigitaal/html/bosoppervlakte.html, geraadpleegd in de periode juli – augustus 2009 12. Leek, N.A. et al., De markt van gebruikt hout en resthout in 2007, Probos, 2009 13. Vis, M. Beschikbaarheid van reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie voor energieproductie, BTG in opdracht van Novem, 2002 14. Alterra/LEI, Achtergrond notitie Puzzelen met de ruimte in Limburg: Fase A, conceptversie 22 mei 2009 15. Bouwmeester, H. et al., Alternatieve aanwending van (incidentele) reststromen buiten de diervoedersector, RIKILT – Instituut voor voedselveiligheid, 2006 16. Voort, M. van der et al., Covergisting van gewasresten - Een verkennende studie naar praktische en economische haalbaarheid, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen UR, 2006
90
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
17. Kerngegevens Bos en Hout in Nederland, Probos, 2006 18. Notitie De Limburgse landbouw in kaart - overzicht van de huidige primaire landbouw in Limburg met een terugblik tot 1995, 2003
91
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Appendix A
Definities van het CBS
Mest productie Met
ingang
van
Meststoffenwet. mestproductie
1
januari
Door van
deze
paarden
2006
vallen
paarden
wetswijziging en
pony's
wordt
en
pony's
vanaf
berekend.
Om
binnen
2006
een
ook
de de
trendbreuk
te
vermijden is voor alle jaren in de tabel de mestproductie van paarden en pony's opgenomen. Hierdoor zijn de totalen van de periode 1995-2005 hoger dan De die
de
totalen
in
mestproductie aanwezig
zeggen schapen
is
is in
de
vorige
gedefinieerd
de
inclusief schoonmaakwater komt
wanneer
ze
daar in
de
de
als
stalopslag
(na en
lopen.
de
mest
De
van
deze
hoeveelheid
enkele
vermorst
hoeveelheid
wei
versie
bij
maanden
mest
deze
weidemest
van
(in
bewaring)
drinkwater. Voor die
tabel.
wil
rundvee
en
dieren mest-,
kg)
dat
produceren weide-
en
zoogkoeien en van schapen wordt gerekend als dunne mest. De mest van het merendeel van het rundvee wordt opgeslagen als dunne mest. Ongeveer 11% van de rundveemest wordt opgeslagen in een stal met vaste mest. Voor de berekening mest-,
is
aangenomen
weide-
en
dat
al
het
rundvee,
zoogkoeien,
met
dunne
uitzondering
mest
van
produceert.
Voor leghennen wordt onderscheid gemaakt in dieren die gehouden worden in een stal met vaste mest en dieren die gehouden worden in een stal met dunne mest. Het aantal leghennen dat gehouden wordt in een stal met een vaste mestsysteem is de laatste jaren gestaag toegenomen van 50% van de leghennen ouder dan 18 weken in 1994 tot 78% in 2000. De mest van het overig pluimvee en van pelsdieren en konijnen wordt opgeslagen als vaste mest. De mestproductie van varkens is berekend als dunne mest.
Dunne mest Alle
rundveemest
koeien),
de
(uitgezonderd
weidemest
van
de
stalmest
schapen,
paarden
van en
zoog-, pony's,
mestalle
en
weide-
varkensmest
en de mest van leghennen in een stalsysteem met dunne mest.
Vaste mest De
stalmest
van
vleeskoeien,
schapen,
geiten,
paarden
en
pony's,
de
pluimveemest in stalsystemen met vaste mest en de mest van konijnen en pelsdieren.
92
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
AGRARISCH TERREIN Terrein
in
gebruik
voor
glastuinbouw,
of
als
grasland,
tuinland,
bouwland
of boomgaard.
OPPERVLAKTE CULTUURGROND (GRONDGEBRUIK) Cultuurgrond
is
het
en
bedrijf
grond in
landbouwproducten
die,
blijvend
hoofdzaak
bestemd
(akkerbouw,
(tijdelijk)
dan
wel
tijdelijk,
is
tuinbouw,
voor
braakland
Snelgroeiend
hout,
bos,
tuin
het
veehouderij)
deel
uitmaakt
van
voortbrengen
van
met
inbegrip
en voor
eigen
van
grasland.
gebruik,
erf
en
dergelijke
worden niet tot cultuurgrond gerekend.
Tuinbouw open grond Tuinbouw
open
grond
open
grond
is
teelt
in
de
volle
grond,
veelal
direct
voor
de
sierplanten
en
markt. Tuinbouw
omvat:
tuinbouwgroenten,
bloemen
en
blijvende teelt (gewassen die ten minste 5 jaar de grond in beslag nemen en geregeld een oogst opleveren).
Tuinbouw onder glas Oppervlakte
cultuurgrond
percentage
van
ten
behoeve
de
van
tuinbouw
totale
onder
oppervlakte
glas
als
cultuurgrond.
Tuinbouw onder glas is teelt in kassen, bedekt met glas of plastic, of in betreedbare plastic tunnels en exclusief bollenbroei.
Tuinbouwgroenten Groenten
die
worden
geteeld
in
de
open
grond
en
in
vruchtwisseling
(afgewisseld) met andere tuinbouwgewassen. Ze zijn meestal direct bestemd voor Als
de de
markt
en
groenten
niet
geteeld
voor
worden
de in
industriële
vruchtwisseling
verwerking. met
andere
akkerbouwgewassen, dan vallen ze onder akkerbouwgroenten (zie Akkerbouw).
Akkerbouw Oppervlakte cultuurgrond ten behoeve van akkerbouw als percentage van de totale Akkerbouw
oppervlakte is
teelt
in
de
volle
grond,
cultuurgrond. veelal
voor
industriële
verwerking,
93
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
of
dierlijke
consumptie.
akkerbouwgewassen
Tot
(bijvoorbeeld
akkerbouwgroenten),
de
akkerbouw
granen,
wordt
aardappelen,
groenvoedergewassen
gerekend: peulvruchten,
(bijvoorbeeld
snijmais)
en
braakland. Hierbij
gaat
het
uitsluitend
teelt),
dus
behalve
de
om
de
oppervlakte
oppervlakte
van
hoofdgewassen
gewassen
onder
(eerste dekvrucht
en stoppelgewassen. Onder dekvrucht worden gewassen verstaan die tegelijk met
het
groeien
hoofdgewas dan
het
dekvruchtgewas
(het
dekvruchtgewas)
dekvruchtgewas tegen
worden
waardoor
bijvoorbeeld
ze
onkruid
gezaaid
maar
bescherming of
krijgen
droogte.
langzamer van
het
Stoppelgewassen
zijn gewassen die als tweede gewas worden gezaaid en in het najaar als groenvoeder of groenbemestingsgewas benut kunnen worden.
Akkerbouwgroenten Groenten
die
worden
geteeld
in
de
open
grond
en
in
vruchtwisseling
(afgewisseld) met andere akkerbouwgewassen. Ze zijn meestal bestemd voor industriële Als
de
verwerking groenten
en
geteeld
niet
direct
worden
in
voor
vruchtwisseling
de
markt.
met
andere
tuinbouwgewassen, dan vallen ze onder tuinbouwgroenten (zie Tuinbouw open grond).
Blijvend en natuurlijk grasland Oppervlakte als
cultuurgrond
percentage
ten
behoeve
van
de
van totale
blijvend
en
natuurlijk
oppervlakte
grasland
cultuurgrond.
Tijdelijk grasland wordt bij de groenvoedergewassen (akkerbouw) geteld.
Handelsgewassen Handelsgewassen zijn planten die gewoonlijk niet direct voor consumptie worden verkocht omdat ze voor hun eindgebruik industrieel moeten worden verwerkt. Tot de handelsgewassen mosterdzaad,
worden
karwijzaad,
onder
andere
oliezaden,
gerekend:
vlas,
hennep,
koolzaad, tabak,
bruin
hop,
en
geel
kanariezaad,
blauwmaanzaad, teunisbloem en landbouwzaden.
94
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Appendix B
Communicatie met stakeholders
Gespreksverslagen zijn in deze geanonimiseerder versie weggelaten.
95
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Gespreksverslagen zijn in deze geanonimiseerder versie weggelaten.
96
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Gespreksverslagen zijn in deze geanonimiseerder versie weggelaten.
97
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Gespreksverslagen zijn in deze geanonimiseerder versie weggelaten.
98
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Appendix C
Detailgegevens akker- en tuinbouw
Tabel C-1: Opbrengsten akkerbouw Limburg Akkerbouwgewas
Productie primaire gewas
Aandeel oppervlakte in
Limburg (ton af land)
Limburg (%)
1
Suikerbieten
415138
9,44%
2
Consumptieaardappelen, zand/veengrond
229079
6,57%
3
Tijdelijk grasland
222515
21,26%
4
Snijmaïs
195895
21,56%
5
Consumptieaardappelen, kleigrond
89669
2,62%
6
Tarwe, winter
57655
10,59%
7
Maïs, korrel
51112
8,37%
8
Waspeen
42299
0,76%
9
Zaaiuien
20010
0,43%
10
Cichorei
17244
0,54%
11
Gerst, zomer
14345
3,43%
12
Winterpeen
13958
0,25%
13
Gerst, winter
10697
2,60%
14
Schorseneren
10538
0,69%
15
Stamsperziebonen
6076
0,70%
16
Erwten (groen te oogsten)
4869
1,42%
17
Spinazie
4668
0,25%
18
Pootaardappelen, kleigrond
4640
0,18%
19
Maïs, corncob mix
4591
0,88%
20
Voederbieten
3549
0,08%
21
Tarwe, zomer
3490
0,70%
22
Triticale
3203
0,82%
23
Tuinbonen (groen te oogsten)
2627
0,58%
24
Knolselderij
2411
0,07%
25
Luzerne
2384
0,21%
26
Vlas
750
0,14%
27
Rogge, geen snijrogge
706
0,18%
28
Pootaardappelen, zand/veengrond
659
0,04%
29
Zetmeelaardappelen
641
0,02%
30
Graszaden
479
0,46%
31
Koolzaad, winter
312
0,11%
32
Haver
265
0,07%
33
Energiemaïs
208
0,02%
35
Boerenkool
112
0,01%
34
Kroten / rode bieten
124
0,00%
99
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Appendix C-2: Primaire gewasresten akkerbouw provincie Limburg Primaire gewas
Type
Gewasrest in
Totaal gewasresten (kton
gewasrest
kg ds/ha
ds)
1
Maïs, korrel
"stro"
6895
40,3
2
Suikerbieten
loof
4000
26,4
3
Tarwe, winter
stro
3360
24,8
4
Erwten (groen te oogsten)
6300
6,3
5
Gerst, zomer
stro
2520
6,0
6
Gerst, winter
stro
2688
4,9
7
Maïs, corncob mix
"stro"
7770
4,8
8
Consumptieaardappelen,
loof
1000
4,6
stro
3360
1,9
zand/veengrond 9
Triticale
10
Consumptieaardappelen, kleigrond
loof
1000
1,8
11
Tarwe, zomer
stro
3192
1,6
12
Waspeen
2886
1,5
13
Graszaden
3780
1,2
14
Schorseneren
2200
1,1
15
Tuinbonen (groen te oogsten)
2500
1,0
16
Winterpeen
2886
0,5
17
Rogge, geen snijrogge
3612
0,5
18
Zaaiuien
loof
1039
0,3
19
Voederbieten
loof
4000
0,2
20
Koolzaad, winter
stro
2100
0,2
stro
stro
129,8
Appendix C-3, Primaire gewasresten tuinbouw provincie Limburg Primaire gewas
Type
Gewasrest
Type
Gewasrest
Totaal
gewasrest
in kg ds/ha
gewasrest
in kg ds/ha
gewasresten (kton ds)
1
Appels
Snoeihout
6000
7,70
2
Prei
Loofresten
3525
4,81
3
Gladiolen
Loofresten
7995
4
Lelies
Loofresten
1560
1,14
5
Asperges, productie
Loofresten
800
0,87
6
Peren
Snoeihout
2800
0,85
7
Bloemkool
Loofresten
3500
0,76
8
Sla
Loofresten
1073
0,71
9
Dahlia
Loofresten
2505
10
Spruitkool
Loofresten
8600
0,64
11
Witte kool
Loofresten
4300
0,24
12
Tulpen
Loofresten
1920
Bloemrest
Bloemrest
bloemrest
2150
2130
530
2,11
0,69
0,13
100
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Primaire gewas
Type
Gewasrest
Type
Gewasrest
Totaal
gewasrest
in kg ds/ha
gewasrest
in kg ds/ha
gewasresten (kton ds)
13
Spitskool
Loofresten
4000
0.13
14
Broccoli
Loofresten
3700
0.12
15
Rode kool
Loofresten
5000
16
Narcissen
Loofresten
3465
17
Chinese kool
Loofresten
1500
0.09
18
Groene- / savooiekool
Loofresten
4500
0.08
19
Andijvie
Loofresten
1500
0.05
20
Irissen
Loofresten
870
0.02
0.11 Bloemrest
350
0.10
21.3
Appendix C-4: Opbrengsten akkerbouw Oost-Brabant Akkerbouwgewas
Productie primaire gewas in
Aandeel oppervlakte in Oost-
Oost-Brabant (ton af land) 559841
Brabant (%) 35% 36%
1
Gras
2
Snijmaïs
486677
3
Suikerbieten
260102
4%
4
Consumptieaardappelen, zand/veengrond
174160
3%
5
Consumptieaardappelen, kleigrond
120957
2%
6
Tarwe, winter
49094
6%
7
Maïs, korrel
31020
3%
8
Zaaiuien
28320
0%
9
Waspeen
25418
0%
10
Knolselderij
25159
0%
11
Pootaardappelen, kleigrond
24644
1%
12
Maïs, corncob mix
13876
2%
13
Winterpeen
10421
0%
14
Tarwe, zomer
8378
1%
15
Cichorei
8076
0%
16
Stamsperziebonen
7289
1%
17
Pootaardappelen, zand/veengrond
6498
0%
18
Gerst, zomer
4912
1%
19
Spinazie
4538
0%
20
Zetmeelaardappelen
2893
0%
21
Schorseneren
2596
0%
22
Erwten (groen te oogsten)
2533
0%
23
Voederbieten
1790
0%
24
Triticale
1639
0%
25
Tuinbonen (groen te oogsten)
1375
0%
26
Luzerne
1294
0%
27
Graszaden
948
1%
28
Energiemaïs
706
0%
29
Gerst, winter
515
0%
30
Rogge, geen snijrogge
398
0%
31
Haver
366
0%
101
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Akkerbouwgewas
Productie primaire gewas in
Aandeel oppervlakte in Oost-
32
Kroten / rode bieten
Oost-Brabant (ton af land) 340
Brabant (%) 0%
33
Boerenkool
322
0%
34
Vlas
162
0%
35
Koolzaad, winter
121
0%
36
Tuinbonen (droog te oogsten)
66
0%
37
Koolzaad, zomer
21
0%
38
Kapucijners en grauwe erwten
11
0%
Appendix C-5: Primaire gewasresten akkerbouw regio Oost Brabant Primaire gewas
Type
Gewasrest in kg ds/ha
Totaal gewasresten
gewasrest 1
Maïs, korrel
2
Tarwe, winter
3
Suikerbieten
4
Maïs, corncob mix
5 6
(kton ds)
"stro"
6895
24.44
stro
3400
21.40
loof
4000
16.51
"stro"
7770
14.38
Tarwe, zomer
stro
3230
3.81
Consumptieaardappelen,
loof
1000
3.48
zand/veengrond 7
Erwten (groen te oogsten)
loof
6300
3.26
8
Consumptieaardappelen, kleigrond
loof
1000
2.47
9
Graszaden
stro
3825
2.42
10
Gerst, zomer
stro
2550
2.09
11
Knolselderij
loof
3300
1.66
12
Triticale
stro
3400
1.00
13
Waspeen
loof
2886
0.92
14
Pootaardappelen, kleigrond
loof
1000
0.67
15
Tuinbonen (groen te oogsten)
loof
2500
0.53
16
Zaaiuien
loof
1039
0.45
17
Winterpeen
loof
2886
0.38
18
Rogge, geen snijrogge
stro
3655
0.26
19
Pootaardappelen, zand/veengrond
loof
1000
0.26
20
Schorseneren
loof
2200
0.26
100.63
Appendix C-6: Primaire gewasresten tuinbouw regio Oost Brabant Primaire gewas
Type gewasrest
Gewasrest
Type gewasrest
in kg
Gewasrest in kg
Totaal gewasresten
ds/ha
(kton ds)
ds/ha 1
Prei
loofresten
3525
2
Appels
snoeihout
6000
2.57 uitval afgekeurde
225
1.29
appels 5% ds
102
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Primaire gewas
Type
Gewasrest
gewasrest
in kg
Type gewasrest
Gewasrest in kg
Totaal gewasresten
ds/ha
(kton ds)
ds/ha gehalte 15% 3
Broccoli
loofresten
3700
1.01
4
Gladiolen
loofresten
7995
5
Spruitkool
loofresten
8600
0.78
6
Rode kool
loofresten
5000
0.49
7
Peren
snoeihout
2800
Bloemrest
uitval afgekeurde
2150
172.5
0.91
0.42
peren 5%, ds gehalte 15% 8
Lelies
loofresten
1560
0.38
9
Asperges,
loofresten
800
0.29
productie 10
Tulpen
loofresten
1920
bloemrest
530
0.28
11
Sla
loofresten
1073
0.23
12
Bloemkool
loofresten
3500
0.17
13
Andijvie
loofresten
1500
0.15
14
Groene- /
loofresten
4500
0.09
savooiekool 15
Witte kool
loofresten
4300
0.09
17
Spitskool
loofresten
4000
0.04
16
Chinese kool
loofresten
1500
0.09
18
Narcissen
loofresten
3465
Bloemrest
350
0.03
19
Dahlia
loofresten
2505
Bloemrest
2130
0.03
20
Krokussen
loofresten
1230
0.00
9.34
103
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Appendix D
Bedrijf
Benaderde bedrijven
Plaats
Contactpersoon
Telefoon
E-mail
Status info
Interesse projecten
Weggelaten in deze geanonimiseerde versie.
104
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Bedrijf
Plaats
Contactpersoon
Telefoon
E-mail
Status info
Interesse projecten
Weggelaten in deze geanonimiseerde versie.
Oost-Brabant
105
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Bedrijf
Plaats
Contactpersoon
Telefoon
E-mail
Status info
Interesse projecten
Weggelaten in deze geanonimiseerde versie. Overige contacten
106
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Appendix E
Belangrijke locaties
Bedrijven In deze studie is telkens gesproken over Limburg en Oost Brabant als geheel. In een aantal gevallen is de precieze locatie van een bedrijf met een reststroom of een industrieterrein van belang. De kaart van Figuur 17 geeft de locaties die in dit rapport aan de orde zijn geweest weer. Op basis hiervan kunnen ook belangrijke partijen voor het opzetten van vervolgonderzoek of demonstratie projecten worden geïdentificeerd. Deze kaart is te klein om alle gegevens weer te geven. Het is daarom duidelijker de kaart digitaal via Google Maps te bekijken. Dit biedt een aantal voordelen, waaronder: • Inzoomen op gebied; • Locatie bij bedrijfsnaam zoeken; • Met de functie “Satelliet” de omgeving bekijken (natuurlijke vegetatie zoals bos, wegen voor de ontsluiting van een gebied, etc.) De kaart is in te zien door op onderstaande link te kopieren in uw browser: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXX De kaart is in Google Maps gemarkeert als ‘niet openbaar’ en kan dus alleen met bovenstaande link bereikt worden.
Beschikbare groene grondstoffen De beschikbare biomassa is veelal gegeven per provincie. Het is daarom in veel gevallen niet mogelijk een regionale onderverdeling te maken (bijvoorbeeld noord, midden en zuid Limburg). In een aantal gevallen is dit wel mogelijk. Dit is op de kaart van Figuur 18 gegeven.
107
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Figuur 17: Kaart met benaderde bedrijven
108
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E
Akkerbouw Opengrondstuinbouw Glastuinbouw Champignonteelt Melkveehouderij Intensieve veehouderij
N.B. Alleen grootste concentraties weergegeven
Figuur 18: Belangrijkste concentraties landbouw en veeteelt in Limburg [18]
109
January 10 O U R M I S S I O N : A S U S T AI N AB L E E N E R G Y S U P P L Y F O R E V E R Y O N E