Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
GEDRAGSCODE FLORA- EN FAUNA WET Ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
Geldigheidstermijn: 2011 t/m 2015
Status: goedgekeurd per 1 januari 2011
1
2
Colofon
COLOFON De gedragscode is ontwikkeld in opdracht van: Vereniging Stadswerk Nederland De gedragscode is opgesteld door: Eco Consult - Groen, Milieu & Management IPC Groene Ruimte, Business Unit Advies Projectleiding: mevr. M. Teunissen Auteurs: dhr. Ing. R.H.J. Borst en dhr. Ing. R. Sprong De gedragscode is ingevuld in samenspraak met de volgende klankbordgroep: Stadswerk, Dhr. R.M. Mulder Gemeente Apeldoorn, Dhr. P. Ganzefl es Gemeente Ede, Dhr. C. van Rijswijk Gemeente Ermelo, Dhr. J. Zwijnenburg Gemeente Groningen, Dhr. H. Langeveld/Dhr. K. Nierop Gemeente Leiden, Mevr. M. van Daalen Gemeente Lelystad, Dhr. A. van der Veen Gemeente Opsterland, Mevr. M. Tiekink Gemeente Rheden, Mevr. N. Welle /Dhr. D. van Pijkeren Gemeente Tiel, Mevr. J. Mineur Gemeente Westland, Dhr. W. Wubben Gemeente Zwolle, Dhr. M.W. Kaales Dura Vermeer Ruimtelijke Ontwikkeling B.V., Dhr. R. Dirksen Vraagbaak gedragscodes gemeenten: Vereniging Stadswerk Postbus 416 6710 BK Ede 0318-437 653 www.stadswerk.nl Contactadres Natuurwetgeving: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) Dienst Regelingen loket: 0800-2233322 www.drloket.nl 8 december 2011 Deze gedragscode is eigendom van de Vereniging Stadswerk Nederland. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt voor commerciële doeleinden door middel van druk, fotokopie of welke wijze dan ook zonder toestemming van de eigenaar. Alhoewel dit document met zorg is samengesteld kunnen aan dit document geen rechten worden ontleend. Stadswerk stelt zich niet aansprakelijk voor schade die mogelijk voortvloeit uit of las gevolg van toestemming van deze gebruikshandleiding en of de gedragscode.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
INHOUDSOPGAVE INLEIDING
4
1.
KADER
7
1.2
Bescherming in relatie tot ruimtelijke ontwikkeling
9
1.3
Instrumenten
9
INSTRUMENTEN FLORA- EN FAUNAWET
11
2. Waarom een gedragscode?
13
2.1
13
2.2 Soortbescherming
13
2.3 Gebiedsbescherming
14
2.4 Doelgroepen en taakverdeling
14
Geen ontheffi ng aanvragen
3. Basisinformatie
17
3.1
17
3.2 Toetsingskaders
Uitvoerbaarheid van plannen
18
4. Planvormingsfase
22
4.1 Initiatieffase: uitvoerbaarheidtoets
22
4.1.1
Analyse beschermingsstatus plangebied
22
4.1.2
Analyse staat van instandhouding beschermde fl ora en fauna
22
4.1.3
Wezenlijke invloed
25
4.2 Planuitwerkingsfase: beperken schade fl ora en fauna
29
4.3 Deskundigheid
29
5. Realisatiefase
31
5.1 Contractvorming
31
5.1.1
Noodzakelijke informatie
31
5.1.2
Risicoanalyse
32
5.2 Plan van aanpak
32
5.2.1
Risicomanagement
33
5.2.2
Monitoren en registratie van gegevens
34
5.2.3
Communicatie en evaluatie
35
5.2.4
Handelen bij voorkomen van onverwachte soorten
36
5.2.5
Omgaan met calamiteiten
36
5.3 Deskundigheid betrokken medewerkers
37
6. Richtlijnen voor zorgvuldig handelen
39
6.1
39
6.2 Werklocatie
39
6.2.1
Gebouwen en werken
41
6.2.2
Terreinen
42
6.3 Beperken negatieve effecten van werkzaamheden
47
6.4 Voorkomen/beperken vestiging fl ora en fauna
48
6.5 Opheffen van vaste rust- en verblijfplaatsen
48
Vaste rust- en verblijfplaatsen
Afkortingen en begrippen
49
BIJLAGE 1
Artikelen Flora- en faunawet
51
BIJLAGE 2
Beschermde soorten (per juni 2005)
52
BIJLAGE 3
Vaste rust- en verblijfplaatsen
56
BIJLAGE 4
Richtlijnen beschermende maatregelen
58
BIJLAGE 5
Jaarrond beschermde vogelnesten
59
3
4
Inleiding
INLEIDING Deze gedragscode is van toepassing op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden als het gaat om de ontwikkeling en inrichting van ruimtelijke projecten door gemeenten en overige organisaties. Het betreft een uitwerking van het item ruimtelijke ontwikkeling in het kader van de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet geldt sinds 2002. Het is een kaderwet betreffende de duurzame instandhouding van wilde planten en dieren in Nederland. Handelen volgens deze gedragscode is alleen vereist indien (mogelijk) beschermde soorten voorkomen op en nabij de project- of werklocatie. Vanuit de Flora- en faunawet geldt op deze locaties: Nee, tenzij. Het ingrijpen in populaties van soorten, die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet, is alleen mogelijk als er sprake is van een redelijk doel (erkend belang) en er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Een ruimtelijke ontwikkeling kan betekenen dat planten en dieren en hun verblijfplaatsen niet in stand worden gehouden. Voor het zorgvuldig uitvoeren van dergelijke activiteiten dient dan ook een degelijke procedure te worden doorlopen van projectvoorbereiding tot en met realisatie. Door te handelen volgens deze gedragscode worden de negatieve effecten van een ruimtelijke ontwikkeling op (lokale) populaties van beschermde dieren en planten tot nul gereduceerd. Deze gedragscode is gebaseerd op de contract-systematiek en contract-voorwaarden zoals die in Nederland worden gehanteerd bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreffen de RAW- en STABU-bestekken, RVOI (regeling verhouding opdrachtgever en ingenieursbureaus), DNR (De Nieuwe Regeling, idem voor adviesbureaus), UAV (Uniforme Administratieve Voorwaarden; voorwaarden bij bestekken) en UAV-GC (voorwaarden bij geïntegreerde contracten). Doelgroepen Deze gedragscode is bestemd voor alle partijen die betrokken zijn bij het voorbereiden of het uitvoeren ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting. Voorbeelden van deze partijen zijn: • Gemeenten. • Terreinbeherende organisaties. • Beheerders van droge en natte infrastructuren. • Projectontwikkelaars. • Tuin-, landschaps- en stedenbouwkundige architectenbureaus. • Advies- en ingenieursbureaus. • Aannemingsbedrijven in de bouw, grond-, weg- en waterbouw en groenvoorzieningen. • Woningbouwcoöperaties.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
Leeswijzer Hoofdstuk 1 schetst de kaders die worden gevormd door de wetgeving, soortbescherming en de relatie met ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Hoofdstuk 2 besteedt aandacht aan de reikwijdte van deze gedragscode en gaat onder meer dieper in op ruimtelijke ontwikkelingen. Hoofdstuk 3 heeft als onderwerp de planvoorbereiding en beschrijft welke basisinformatie hierbij benodigd is. De planvorming zelf wordt uitgewerkt in hoofdstuk 4. De realisatie is uitgewerkt in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 ten slotte beschrijft de richtlijnen voor zorgvuldig handelen. In dit hoofdstuk wordt tevens aandacht geschonken aan het beperken van nieuwe vestiging van fl ora en fauna tijdens de uitvoering. Voor gemeenten wordt aanbevolen om eerst de gebruikershandleiding te lezen zodat zij weten wat de samenhang is met andere wetten en het verlenen van vergunningen.
Flora- en faunawet
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Gedragscode
Gedragscode
Gedragscode
ruimtelijke
bestendig
bestendig
ontwikkeling
gebruik
beheer Zie gedragcode bestendig beheer groenvoorzieningen
Hoofdstuk 3
Basisinformatie
Hoofdstuk 4
Planvorming
Hoofdstuk 5
Realisatie
Hoofdstuk 6
Richtlijnen zorgvuldig handelen
5
1
Bijgaand treft u de gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling en Inrichting van Stadswerk. Aanvullende uitbreidingen zoals het Handboek en de Handleiding voor deze gedragscode kunt u bestellen via www.Stadswerk.nl. Voor vragen en meer informatie kunt u mailen naar
[email protected] of u belt 0318 – 692721.
6
Introductie
Gedragscode deel I – INTRODUCTIE
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
1. 1.1
KADER Aanleiding
Vanuit Europa hebben alle lidstaten opgelegd gekregen de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven door middel van natuurwetgeving. Deze wetgeving bestaat uit 2 wetten: • Natuurbeschermingswet: juridische bescherming van specifi eke leefgebieden van fl ora en fauna. • Flora- en faunawet: juridische bescherming van soorten.
Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet zorgt voor gebiedsbescherming. Deze wet beschermt specifi eke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden vervolgens per gebied specifi eke instandhoudingsdoelen voor wat betreft het voorkomen van soorten en hun habitats. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn.
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt de algemene zorgplicht (zie bijlage 1). Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 12) (zie bijlage 1). Bij de introductie van de Flora- en faunawet in 2002 waren alle beschermde soorten gelijkwaardig beschermd. Dit leidde tot een grote hoeveelheid knelpunten tijdens de dagelijkse uitvoering van activiteiten, waaronder: • Verzwaring administratieve processen bij het Ministerie van EL&I en uitvoerende partijen. • Vertraging van werkprocessen en activiteiten. • Geen soortspecifi eke bescherming. • Op basis van bovengenoemde problematiek is de wet in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangepast. Er geldt voor de beschermde Nederlandse wilde planten en dieren een opdeling in 5 categorieën (zie tekstkader en bijlage 2). Per categorie is door het ministerie van EL&I uitgewerkt welke acties er moeten plaatsvinden om werkzaamheden af te stemmen met de wet (verantwoording van zorgvuldig handelen).
7
8
Introductie
Overzicht beschermde status fl ora en fauna van Nederland licht beschermd
•
Niet beschermd: Algemene zorgplicht geldt
•
Beschermd:
Zorgplicht en verbodsbepalingen gelden beide.
- Tabel 1:
Algemene soorten.
- Tabel 2:
Overige soorten.
- Vogels:
Soorten met niet jaarrond beschermde nesten.
- Vogels:
Soorten met jaarrond beschermde nesten.
- Tabel 3:
Specifi eke soorten.
zwaar beschermd
Met de Flora- en faunawet beoogt de overheid de biodiversiteit te behouden. Uitgangspunt is instandhouding op soortniveau, het betreft de populatie van een soort plant of dier, minimaal op regionale schaal. Er wordt echter gehandhaafd op de verbodsbepalingen die zijn gekoppeld aan het toebrengen van schade aan een individu en/of rust- of verblijfplaats. Soortbescherming betekent in de praktijk dan ook dat het overtreden van de geldende verbodsbepalingen dient te worden voorkomen of zo veel mogelijk te worden beperkt door zorgvuldig handelen. Indien nodig dient de schade ongedaan te worden gemaakt.
Vogels specifi ek beschermd Alle vogels zijn als soort op een gelijke wijze beschermd in de Flora- en faunawet. Beleidsmatig heeft EL&I een onderverdeling gemaakt, gericht op de mate van verantwoording en afstemming van werkzaamheden versus het behoud van vaste rust- en verblijfplaatsen. • Vogels met jaarrond beschermde nesten. • Vogels met niet jaarrond beschermde nesten. Zie bijlage 5 voor de lijst uit 2009 met vogelsoorten waar een specifi eke aanpak voor gewenst is. De lijst is indicatief.
Rode lijst soorten Naast beschermde soorten zijn er ook Rode lijst soorten. Dit zijn soorten die bedreigd of kwetsbaar zijn, of sterk achteruit zijn gegaan in aantal. Rode lijst soorten, voor zover deze niet opgenomen zijn in de tabellen met beschermde soorten, hebben geen juridisch beschermde status conform de Flora- en faunawet. De zorgplicht is wel van toepassing op de rode lijstsoorten en de voorliggende gedragscode geldt daarom ook voor deze soorten. In de praktijk kunnen voor deze soorten beschermende maatregelen worden voorgeschreven, hiermee wordt dan invulling gegeven aan het Rijksbeleid.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
1.2 Bescherming in relatie tot ruimtelijke ontwikkeling Deze gedragscode gaat specifi ek in op ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. In onderstaand tekstkader wordt uitgelegd wat hieronder wordt verstaan binnen het kader van de Flora- en faunawet.
Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Onder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting wordt een breed scala aan grootschalige of kleinschalige activiteiten verstaan met als resultaat een functieverandering of ui-terlijke verandering van een gebied of object. In de praktijk spreken we dan van (her-) inrichten, aanleggen, reconstrueren, groot onderhoud, omvormen, (ver-)bouwen of een verandering in beheer of gebruik. Meestal worden dergelijke activiteiten gereali-seerd in de vorm van een project. •
Voorbeelden van grootschalige activiteiten
- Aanleggen of verbreden van wegen.
- Aanleggen van bedrijventerreinen en woonwijken.
- Herinrichten van parken.
- Wijzigen van het waterpeil in een polder.
- Omvormen van landbouwgrond naar natuur/bos.
•
Voorbeelden van kleinschalige activiteiten
- (Ver-)bouwen van een schuur of een huis.
- Vellen van (een rij) bomen.
- Schaven van een wegberm.
- Uitbaggeren van een dichtgegroeide waterpartij.
- Omvormen van een heestervak naar gazon.
•
Voorbeelden van voorbereidende en bijkomende werkzaamheden
Ook voorbereidende werkzaamheden en bijkomende faciliteiten behoren tot ruimtelijke
FOTO: Dura Vermeer
FOTO: Eco Consult
ontwikkelingen.
- Egaliseren van het terrein.
- Plaatsen van een bouwsteiger.
1.3 Instrumenten Indien (beschermde) soorten op een projectlocatie voorkomen, dient zorgvuldig te worden gehandeld en te worden voldaan aan de zorgplicht. Op basis van de categorisering in beschermingsgraad legt het ministerie van EL&I een bepaalde verantwoording bij de initiatiefnemer, de voorbereider en de uitvoerder van een activiteit. De centrale vraag hierbij is: ‘Op welke wijze wordt er zorgvuldig gehandeld en hoe wordt invulling gegeven aan de algemene zorgplicht?’. Om invulling te geven aan deze verantwoording zijn de volgende instrumenten beschikbaar: • Vrijstelling. • Ontheffi ng. • Gedragscode. In de onderstaande tabel zijn de instrumenten schematisch weergegeven en in het tekstkader volgt een toelichting op de gehanteerde begrippen. In de tabel zijn ‘vogels’ ingepast op basis van de Flora- en faunawet, het EL&I-beleid en de indeling die SOVON hanteert voor vogels.
9
Introductie
ACTIVITEIT Bestendig
Bestendig
Ruimtelijke
beheer
gebruik
Ontwikkeling
Niet beschermde soorten
A
A
A
Tabel 1 soorten
V
V
V
G
G
G
G*
G*
G*
G*
G*
G*
G*
G*
G+
G*
G*
Gi
G*
G*
O3
G*
G*
O
Tabel 2 soorten Algemeen voorkomend Vogels
hoog BESCHERMINGSGRAAD laag
10
Schaars
1
1
Zeldzaam1 Niet jaarrond beschermde nesten2 Jaarrond beschermde nesten
2
Tabel 3 soorten
LEGENDA A
Algemene zorgplicht geldt
V
Vrijstelling, algemene zorgplicht geldt
G
Inzet gedragscode mogelijk
G*
Inzet gedragscode mogelijk (beperking t.a.v. verontrusten)
G+
Inzet gedragscode mogelijk, activiteit melden bij ministerie EL&I
Gi
Inzet gedragscode mogelijk, inventarisatie gewenst
O
Ontheffi ng4
1. In deze gedragscode worden vogels ingedeeld in algemene, schaarse en zeldzame vogels conform de indeling van SOVON. 2. Het ministerie van EL&I heeft voor vogels specifi ek beleid ontwikkeld waarop gedragscodes en ontheffi ngen worden getoetst. Zij maakt daarbij onderscheid in vogels met jaarrond beschermde nesten en vogels met niet jaarrond beschermde nesten. 3. Er wordt in deze gevallen alleen ontheffi ng verleend voor wettelijk belangen uit de Vogelrichtlijn: bescherming fl ora en fauna, veiligheid luchtverkeer en volksgezondheid of openbare veiligheid. In alle andere gevallen zijn de activiteiten alleen uit te voeren wanneer er voldoende mitigerende maatregelen worden genomen om te zorgen dat de functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaats van de soort behouden blijft. 4. Kan in de omgevingsvergunning ook in de vorm van een ‘Verklaring van geen bedenking’ voorkomen.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
INSTRUMENTEN FLORA- EN FAUNAWET Vrijstelling Voor de in tabel 1 genoemde beschermde soorten geldt evenals voor niet beschermde soorten de algemene zorgplicht en een vrijstelling van de verbodsbepa-lingen indien er sprake is van zorgvuldig handelen bij werkzaamheden behorende tot een ruimtelijke ontwikkeling. In dit geval gaat het ministerie van EL&I er van uit dat er zorgvuldig wordt gehandeld zonder dat het formeel voorafgaand aan de activiteit wordt aangetoond. Deze ge-dragscode is een goed instrument om op een praktische wijze invulling te geven aan het zorgvuldig handelen en dit ook aantoonbaar te maken. Gedragscode Een gedragscode is een branchegerichte en activiteitgerichte werkinstructie voor het zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties waar vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde fl ora of fauna aanwezig zijn. Een door het ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode geldt voor 5 jaar voor alle in de ge-dragscode beschreven werkzaamheden. Voor ruimtelijke ontwikkeling kan een gedragscode toegepast worden op locaties waar tabel 2 soorten of niet jaarrond beschermde vogelnesten voorkomen. Tevens kunnen middels deze gedragscode ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van tabel 1 soorten worden beschermd. Ontheffing Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt de ontheffi ngsplicht in geval er tabel 3 soorten en jaarrond beschermde vogelnesten aanwezig zijn. Indien er een ingreep moet plaatsvinden in een gebied waar beschermde soorten voorkomen en het betreft een maatregel die niet onder ruimtelijke ontwikkeling onder te brengen is, moet er per ac-tiviteit of project een ontheffi ng bij het ministerie van EL&I worden aangevraagd of een andere gedragscode worden toegepast. Hieronder vallen ook werkzaamheden die in tegenspraak zijn met het zorgvuldig handelen. Voorbeelden van ontheffi ngsplichtige werkzaamheden zijn: -
Plaatsen van een beschoeiing in een sloot waarin de grote modderkruiper leeft (tabel 3 soort).
-
Het bouwen van woningen in een weilanden met houtsingels waar een steenuil een nest heeft (jaarrond beschermd nest).
-
Kappen van een beplanting waarin een kolonie blauwe reigers zit (niet zorgvuldig handelen).
Een ontheffi ngsaanvraag vereist een gedegen voorbereiding met onder meer ecolo-gisch onderzoek en het verkennen van alternatieven. Een ontheffi ng geldt veelal voor 1 project en heeft een beperkte geldigheidsduur. De ontheffi ngsaanvraag wordt door-gaans door de planvormende partij (bv. opdrachtgevende gemeente) verzorgd.
11
1
Bijgaand treft u de gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling en Inrichting van Stadswerk. Aanvullende uitbreidingen zoals het Handboek en de Handleiding voor deze gedragscode kunt u bestellen via www.Stadswerk.nl. Voor vragen en meer informatie kunt u mailen naar
[email protected] of u belt 0318 – 692721.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
2.
Waarom een gedragscode?
Er gelden twee belangrijke motieven om deze gedragscode toe te passen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het maatschappelijk motief betreft het invulling geven aan duurzaam ontwikkelen (bijvoorbeeld Cradle to Cradle en Lifecycle Engineering). Hiervoor vormen de Flora- en faunawet en deze gedragscode belangrijke handvatten op basis waarvan duurzaamheid een concrete invulling krijgt. Daarnaast geldt het juridische motief: benut de ruimte die de Flora- en faunawet biedt.
2.1
Geen ontheffi ng aanvragen
Het aantoonbaar toepassen van deze gedragscode houdt in dat voor ruimtelijke ontwikkelingen op locaties met beschermde dier- en plantensoorten (uitgezonderd tabel 3 soorten en jaarrond beschermde vogelnesten), geen ontheffi ngsaanvraag hoeft plaats te vinden bij het Ministerie van EL&I. Er geldt dan een vrijstelling op het verbod van het doden, verstoren en beschadigen van individuen behorende tot de beschermde fl ora en fauna (verwoord in artikel 8 t/m 12 van de fl ora en faunawet, zie bijlage 1). Ondanks het toepassen van deze gedragscode blijft de juridisch beschermde status van soorten te allen tijde gelden. Het verontrusten, verstoren, beschadigen of doden van beschermde flora en fauna kan tot vervolging leiden. In dergelijke gevallen zal het om een aansprakelijkheidskwestie gaan waarbij in eerste instantie de veroorzaker aansprakelijk wordt gesteld.
2.2 Soortbescherming De Flora- en faunawet wet kent twee vormen van soortbescherming voor ruimtelijke ontwikkeling gekoppeld aan de juridische status van de soorten: • Algemene zorgplicht. • Zorgvuldig handelen. Beide methoden vormen een integraal onderdeel van deze gedragscode.
Algemene zorgplicht Heb respect voor alle wilde fl ora en fauna en tracht het doden, verontrusten en beschadigen van aanwezige soorten te voorkomen of, indien voorkomen in redelijkheid niet mogelijk is, dit zo veel mogelijk te beperken (zie bijlage 1, artikel 2 Flora- en faunawet).
13
14
Introductie
Zorgvuldig handelen Deze vorm van soortbescherming is gekoppeld aan soorten met een juridisch beschermde status (soorten van tabel 1, 2 en 3 en alle vogels). Er dient invulling te worden gegeven aan zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van werken die vallen onder ruimtelijke ontwikkeling. Zorgvuldig handelen betreft: 1. Voorkomen dat schade optreedt aan beschermde planten en dieren (bv. andere projectlocatie kiezen). 2. Beperken van schade aan beschermde planten en dieren (bv. beschermingszone hanteren rondom een bewoond vogelnest of verplaatsen beschermde planten). 3. Ongedaan maken van schade aan beschermde planten en dieren: Preventief: alternatieve verblijfplaats realiseren voordat het werk uitgevoerd wordt (bv. aanleg van een poel voor de gewone pad). Achteraf: opgelegd door het bevoegd gezag indien onzorgvuldig is gehandeld (bv. herstel van een beschadigde vossenburcht of realisatie kunstburcht). Voor soorten van tabel 3 en jaarrond beschermde vogelnesten wordt het zorgvuldig handelen bij ruimtelijke ontwikkelingen opgelegd door het ministerie van EL&I in de vorm van een ontheffi ng waarin uitvoeringsvoorwaarden zijn opgenomen. Het aanvragen van een ontheffi ng gebeurt veelal door de opdrachtgever of initiatiefnemer van het project.
2.3 Gebiedsbescherming Voor terreinen waarop, naast de Flora- en faunawet, ook de Natuurbeschermingswet van toepassing is (o.a. Natura 2000 gebieden), geldt dat invulling dient te worden gegeven aan beide wettelijke kaders. Op Rijksniveau of lokaal niveau kan de overheid aan terreinen een bijzondere natuurstatus hebben toegekend (bv. via een vastgesteld beleidsplan of bestemmingsplan). Het dient bekend te zijn bij zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer (uitvoerende partij) als er aanvullende beschermende handelingen gewenst zijn. Voorbeelden zijn: • Ecologische hoofdstructuur: kerngebieden en verbindingszones. • Poortgebieden. • Robuuste verbindingen.
2.4 Doelgroepen en taakverdeling Bij de voorbereiding en realisatie van ruimtelijke ontwikkelingen hebben diverse organisaties en diensten van organisaties een rol. Een ruimtelijke ontwikkeling kan worden opgedeeld in een aantal projectfasen. Per fase gelden specifi eke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de betrokken partijen. Afdekking van risico’s volgend uit wetgeving, vormt daar een onderdeel van. In traditionele werkvormen en contracten is de knip tussen opdrachtgever en opdrachtnemer duidelijk. De opdrachtnemer draagt het werk over aan de opdrachtgever op het moment dat het werk uitvoeringsgereed is (na afronding van de planvorming). Bij innovatieve werkvormen en contracten is bovengenoemde knip niet vanzelfsprekend. De opdrachtnemer kan delen van de planvorming uitvoeren, evenals het werk realiseren (bv. Gebiedsontwikkeling, PPS-contracten en DBFM-contracten). Deze gedragscode geeft invulling aan aantoonbaar zorgvuldig handelen gedurende de totale ruimtelijke ontwikkeling op basis van de werkprocessen. Dit resulteert in 2 stappen met de daarbij horende projectfasen (zie tabel).
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
Het schema is gebaseerd op traditionele contractvormen, bij innovatieve contracten kan de invulling van ‘wie’ in het schema wijzigen. Op basis van dit processchema is de gedragscode verder uitgewerkt in deel II, III en IV.
Wanneer
Wie
Wat
Resultaat
Waar
Wanneer
Wie
Wat
Resultaat
Waar
PLANVOORBEREIDING: BASISINFORMATIE GEMEENTE
OVERIGE PARTIJEN
ONTWIKKELEN EN
TER BESCHIKKING HEBBEN
BESTUURLIJK BORGEN
VAN / VRAGEN NAAR
VAN BELEID
BA-SISINFORMATIE
BESCHIKBAAR STELLEN VAN TOETSINGSKADERS
BASISINFORMATIE EN TOETSINGSKADERS
GEDRAGSCODE DEEL II
PLANVORMINGSFASE
REALISATIEFASE
OPDRACHTGEVER:
OPDRACHTNEMER:
ONTWIKKELEN
UITVOEREN
(BEDENKEN)
(DOEN)
AANTONEN DAT MET ZORG AANTONEN DAT MET ZORG IS VOORBEREID WORDT GEHANDELD GEDRAGSCODE DEEL III
GEDRAGSCODE DEEL IV
15
1
Bijgaand treft u de gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling en Inrichting van Stadswerk. Aanvullende uitbreidingen zoals het Handboek en de Handleiding voor deze gedragscode kunt u bestellen via www.Stadswerk.nl. Voor vragen en meer informatie kunt u mailen naar
[email protected] of u belt 0318 – 692721.
16
Basisinformatie
Gedragscode deel II – PLANVOORBEREIDINGSFASE
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
3.
Basisinformatie
3.1
Uitvoerbaarheid van plannen
Gemeenten dienen bij het opstellen van plannen rekening te houden met de uitvoerbaarheid van het plan (zie tekstkader). Dit betekent dat een gemeente bij al haar planvorming via deskundigenrapportages ‘op voorhand in redelijkheid’ moeten kunnen inschatten of ten gevolge van het plan zelf dan wel de uitvoering van het plan, de verbodsbepalingen Flora- en faunawet zullen worden overtreden. Als dit het geval is, moet zij aannemelijk maken dat daarvoor een ontheffi ng Flora- en faunawet zou kunnen worden verkregen en/of zorgvuldig handelen conform deze gedragscode mogelijk is. Voor deze afweging is gebiedsdekkende informatie, gekoppeld aan natuurwetgeving noodzakelijk. Deze informatie vormt een toetsingskader voor alle ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de gemeente en in buurgemeenten (regionaal toetsingskader).
Kader Ruimtelijke Ordening De uitvoerbaarheid van een plan dient te worden beoordeeld op grond van de ver-plichtingen van de Flora- en faunawet. Plannen, bijvoorbeeld een bestemmingsplan, die onvoldoende aan de Flora- en faunawet worden getoetst en waarvoor op voor-hand in redelijkheid geen ontheffi ng Flora- en faunawet zal worden verkregen, kunnen daardoor onuitvoerbaar worden. Deze plannen worden dan als strijdig beoordeeld met artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening. Zij worden ook strijdig beoordeeld met het zorgvuldigheidsbeginsel in gevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuurs-recht. • Artikel 9, Besluit op de Ruimtelijke Ordening - 1985 Burgemeester en wethouders verrichten ten behoeve van de toekomstige ruim-telijke ontwikkeling van het gebied der gemeente onderzoek naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van de gemeente. Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan heeft het in het eerste lid bedoelde onderzoek van stonde af aan mede betrekking op de uitvoerbaarheid van het plan. • Artikel 3:2, Algemene wet Bestuursrecht - 1992 Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
17
18
Basisinformatie
3.2 Toetsingskaders In het kader van gebiedsbescherming en soortbescherming dienen de volgende toetsingskaders beschikbaar te zijn als basisinformatie: • Kaart met (juridische) beschermingstatus van gebieden (zie 1). • Kaart met verspreidingsgegevens van soorten (zie 2). • Regionale instandhoudingdoelen (zie 3). 1. Kaart beschermde natuur Kaart met daarop aangegeven de grenzen van: a. Gebieden beschermd op basis van de Natuurbeschermingswet: Natura 2000 gebieden, Wetlands en Beschermde natuurmonumenten. b. Externe werking van juridisch beschermde natuurgebieden (invloedszones). c. Ecologische hoofdstructuur. d. Overig gemeentelijk gebied met begrenzing gemeente en bebouwde kom(men). Via onder meer de website van EL&I of de provincie zijn de data behorend bij a. b. en c. te ontsluiten. De gemeente draagt zelf zorg voor onderdeel d. Bij natuurterreinen beschermd volgens de Natuurbeschermingswet wordt ook rekening gehouden met externe werking. Indien bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf gaat uitbreiden nabij zo’n beschermd gebied kunnen er alsnog negatieve effecten binnen het beschermde gebied optreden en dient een vergunningsprocedure te worden doorlopen. 2. Verspreidingskaart: functioneel gebruik beschermde soorten Actuele soortinformatie dekkend voor het totale gemeentelijke areaal is essentieel. Een kaartbeeld levert op een eenvoudige wijze inzicht en overzicht. De informatie dient inzicht te verschaffen in het functionele gebruik van een locatie door een soort. Voor ruimtelijke ontwikkelingen betreft het de permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV, zie tekstkader) van soorten: •
als genoemd in tabel 3 (kader ontheffi ng);
•
jaarrond beschermde vogelnesten (kader EL&I beleid);
•
de soorten als genoemd in tabel 2;
•
overige vogels (kader gedragscode;)
•
concentraties van soorten als genoemd in tabel 1 (kader zorgvuldig handelen en gedragscode).
De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) is een belangrijke informatiebron voor soortinformatie. De Gegevens Autoriteit Natuur (GAN) is door het ministerie van EL&I benoemd als landelijk beheerder van de NDFF. Via deze organisatie kan de beschikbare soortinformatie worden opgevraagd en/of worden gearchiveerd (inclusief validering). De gegevens betreffen in hoofdzaak soortwaarnemingen die als basis kunnen worden gebruikt voor gericht onderzoek naar de mogelijk aanwezige PVRV. Als “houdbaarheidsduur” voor soortinformatie hanteert EL&I maximaal 3 jaar.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV) Dit zijn locaties of objecten waar beschermde soorten jaarrond of elk jaar een bepaalde periode -meestal in het kader van voortplanting- gebruik van maken. Het betreft: - Burchten, holen, hopen, bouwen en slaapplaatsen. - Vaste voortplantingslocaties waar de soort jaarlijks naar terugkeert: paaiplaatsen, arena’s, baltsplaatsen, kraamkamers, horsten, (nest-)kolonies, nesten, afzetplaatsen voor eieren alsmede daarmee samenhangende vaste migratieroutes. - Specifi eke overwinteringplaatsen. - Schuilplaatsen. - Schaarse foerageerlocaties. - Groeiplaatsen. - Zaadbanken.
3. Regionale staat van instandhouding Op basis van het aantal en de verspreiding van de permanente vaste rust- en verblijfplaatsen dient per soort een regionale staat van instandhouding (trend) te worden bepaald. Deze informatie geldt als basis voor het bepalen van de wezenlijke invloed van een (voorgenomen) ruimtelijke ontwikkeling. Deze regionale staat van instandhouding dient door een deskundige op het gebied van praktische populatiedynamica van de betreffende soort(-en) te worden bepaald. De trend wordt uitgewerkt voor tabel 1 (concentraties), 2 en 3 soorten en vogels. Vogels worden op basis van het functioneel gebruik en de landelijke verspreiding onderverdeeld in de volgende categorieën:
- Algemene broedvogels (zomergasten en standvogels).
- Schaarse broedvogels (zomergasten en standvogels).
- Zeldzame broedvogels (zomergasten en standvogels).
- Algemene wintergasten.
- Schaarse wintergasten.
- Zeldzame wintergasten.
Voor de trendanalyse kan de volgende schaal worden gehanteerd: Sterke
Lichte
afname
afname
Stabiel
Lichte
Sterke
toename
toename
Voor het bepalen van de staat van in stand houding voor broedvogels heeft EL&I op landelijk niveau een indicatieve lijst opgesteld, zie bijlage 5. Actuele informatie is te downloaden via www.drloket.nl. Met deze indeling van SOVON en de vogellijst met jaarrond beschermde nesten van EL&I is de bescherming van vogels zo volledig mogelijk afgedekt.
19
1
Bijgaand treft u de gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling en Inrichting van Stadswerk. Aanvullende uitbreidingen zoals het Handboek en de Handleiding voor deze gedragscode kunt u bestellen via www.Stadswerk.nl. Voor vragen en meer informatie kunt u mailen naar
[email protected] of u belt 0318 – 692721.
Gedragscode deel III – PLANVORMINGSFASE
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
Planvo o rstel -
Projectlocatie Projectbeschrijving
Zoneringskaart
Is de projectlocatie (deels) gelegen in of nabij een beschermd gebied (externe werking)?
Nee
Ja
Geen belemmering op basis van beschermingsstatus van een gebied
Heeft de (ruimtelijke) ontwikkeling negatieve effecten* op het beschermde gebied?
Ja, vermindering van areaal en/of kwaliteit
Ja, (tijdelijke) verstoring van instandhoudingsdoelen
Starten afwegingsprocedure: - Verplaatsen project of - Starten vergunningsprocedure
Figuur 1, Analyse beschermingstatus projectlocatie
*) Criteria negatieve effecten: - habitatverlies - chemische effecten - fysische effecten - verstorende effecten - barrièrewerking
21
22
PLANVORMINGSFASE
4. Planvormingsfase Om te komen tot een zorgvuldige realisatie van een project binnen de kaders van de Flora- en faunawet, gelden tijdens de planvorming de volgende fasen en acties: 1. Initiatieffase: uitvoerbaarheidtoets. 2. Planuitwerkingsfase: voorkomen of beperken schade aan fl ora en fauna. Voor wie snel overzicht wil hebben zijn in fi guur 3 op pagina 32 alle stappen samengevat.
4.1 Initiatieffase: uitvoerbaarheidtoets Gemeenten en ontwikkelaars dienen bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling (zie kader ruimtelijke ordening, hoofdstuk 3). Dit vindt in een zo vroeg mogelijk stadium plaats in de vorm van een uitvoerbaarheidtoets tijdens de initiatieffase van een project. De uitvoerbaarheidtoets bestaat uit een analyse van de beschermingsstatus van het plangebied (zie 4.1.1) en een analyse van de staat van instandhouding beschermde fl ora en fauna (zie 4.1.2). De resultaten van beide analyses bepalen of er sprake is van wezenlijk invloed op de aanwezige soorten. De handelswijze die daarop volgt is uitgewerkt in paragraaf 4.1.3.
4.1.1 Analyse beschermingsstatus plangebied Voor de gebiedsanalyse geldt de beslisboom uit fi guur 1 als eerste toetsingsinstrument. Naast beoordeling van de projectlocatie dient ook rekening te worden gehouden met de invloedssfeer zoals deze geldt voor de juridisch beschermde gebieden vallend onder de Natuurbeschermingswet. Het doorlopen van een vergunningsprocedure (bv. Natuurbeschermingswet) valt buiten de uitwerking van deze gedragscode.
4.1.2 Analyse staat van instandhouding beschermde fl ora en fauna De wezenlijke invloed van een activiteit op de (regionale) instandhouding van beschermde soorten vormt een cruciale afweging voor de uitvoerbaarheid. Voor het bepalen van deze wezenlijke invloed dienen de volgende stappen te worden doorlopen: 1. Inzet soortinformatie Toepassen gegevens van permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV) en bijbehorende directe invloedzones (zie vorig hoofdstuk en bijlage 3). Het betreft inzicht hebben in de daadwerkelijke soorten, aanwezig op de projectlocatie (inzet soortinformatie zoals het opvragen van gegevens bij de Nationale Databank Flora en Fauna, een projectspecifi eke natuurtoets en/ of ecologisch onderzoek). 2. Toetsen aan geldende verbodsbepalingen Bepaal of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (eindresultaat en uit te voeren werkzaamheden) leidt tot een overtreding van de verboden als genoemd in artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet (zie bijlage 1). • Indien dit niet het geval is, kan de planvorming zonder verdere verplichtingen volgend uit de Flora- en faunawet worden uitgewerkt. Toepassen van de gedragscode is niet nodig. • Indien dit wel het geval is, dient te worden getoetst of de ruimtelijke ontwikkeling geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. In dit geval door gaan met stap 3: het bepalen van de effecten.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
3. Bepalen effecten Een project heeft een wezenlijk negatieve invloed als er negatieve effecten gelden ten aanzien van de gunstige staat van instandhouding van een beschermde soort. Voor ruimtelijke ontwikkelingen betreft dit vooral het aantasten van de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats van de soort. Het betreft de vaste rust- en verblijfplaats zelf alsook de soortspecifi eke omgevingseisen gekoppeld aan de vaste rust- en verblijfplaats. Hierbij dient ook de actieradius van de soort te worden betrokken (zie voorbeeld 1). De effecten dienen te worden getoetst door een deskundige op het gebied van populatiedynamica van de aanwezige soorten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het toetsingskader soortgegevens uit de planvoorbereiding (zie hoofdstuk 3). Het effect wordt via het doorlopen van de kolommen uit fi guur 2 bepaald en resulteert in een lijst met per beschermde soort een overzicht van de soortstatus, de lokale verspreidingsstatus, de PVRV en de effecten vanuit het project. Van boven naar beneden dient per kolom te worden vastgesteld welke items relevant zijn voor het project.
VOORBEELD 1 Functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen Elke soort stelt specifieke eisen aan zijn vaste rust- en verblijfplaats en die eisen kunnen onvervangbaar zijn. Een blauwe reiger of een ooievaar heeft een grote actieradius om vanuit zijn nest of kolonie (de vaste rust- en verblijfplaats) in de wijde omgeving voedsel te zoeken. Het beschermen
van het nest of de kolonie is dan ook voldoende om zorgvuldig te kunnen handelen. Deze soorten hebben in omgeving voldoende alternatieve foerageerlocaties. Een ijsvogel heeft een veel kleinere actieradius om vanuit zijn nest (pijp in steile slootwand) naar zijn foerageerlocatie te gaan. Het beschermen van alleen de ijsvogel-pijp is onvoldoende om zorgvuldig te handelen. Ook de onvervangbare eisen in de omgeving zoals het water in de sloot en de beplanting langs de sloot dienen behouden te blijven om de functionaliteit van de VRVP te waarborgen. Voor het bepalen van de eventuele wezenlijk negatieve invloed op een soort dienen daarom ook de onvervangbare specifi eke omgevingseisen gekoppeld aan de vaste rust- en verblijfsplaats te worden meegewogen.
23
24
PLANVORMINGSFASE
Figuur 2, Schema bepalen van wezenlijke invloed
2. Om welke vaste rust- en verblijfplaats gaat het?
1. Om welke soortgroep gaat het?
(per soortgroep aangeven)
a. Zeldzame broedvogel
a. Burcht, bouw of hol
b. Schaarse broedvogel
b. Voortplantingslocatie
c. Algemene broedvogel
c. Kolonie
d. Zeldzame wintergast
d. Slaapplaats
e. Schaarse wintergast
e. Schuilplaats
f. Algemene wintergast
f. Overwinteringsplaats
g. Tabel 1 soort
g. Voedselbronlocatie
h. Tabel 2 soort
h. Groeiplaats
i.
i.
Tabel 3 soort
Zaadbank
3. W at is de duur van de ruim telijke ontwikkeling? (per soortgroep aangeven)
4. W at is de om vang van het effect? (per soortgroep aangeven)
5. W at is de m ate van wezenlijke invloed?
(per soortgroep aangeven)
a.
Tijdelijk met herstelmogelijk voor de soort
a. Lokaal (projectniveau)
Geen wezenlijke invloed
b.
Tijdelijk zonder herstelmogelijkheden voor de soort
b. Regionaal (gemeenteniveau)
W el wezenlijke invloed
c.
Blijvend met herstelmogelijkheden voor de soort
d.
Blijvend zonder herstelmogelijk voor de soort?
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
4.1.3 Wezenlijke invloed Indien uit de toets blijkt dat er sprake is van een wezenlijk negatieve invloed op de soort dan wordt er gehandeld conform stap 4a. Indien de invloed niet wezenlijk is, conform stap 4b. 4a.
Handelen bij wezenlijk negatieve invloed
Als er sprake is van een PVRV en de soort heeft op basis van een ruimtelijke ontwikkeling geen herstelmogelijkheden, dan is er wezenlijke negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de soort. De omvang van het effect is direct lokaal, regionaal, landelijk en mogelijk zelfs Europees. In dergelijke situaties geldt één van onderstaande keuzen: • Kiezen van een andere projectlocatie: geen effect op de soort. • Realiseren van een geschikte vervangende verblijfplaats voor de soort, voorafgaand aan de projectrealisatie. Dit eventueel in combinatie met het verplaatsen van de betreffende soort. Deze vervangende verblijfplaats dient aantoonbaar te functioneren voordat de realisatie van het project kan starten. Resultaat: geen effect op de soort. Voor het opheffen van de bestaande PVRV’s geldt de volgende procedure op basis van de juridische of beleidsmatige beschermingsstatus per soort: • Voor de tabel 3 soorten moet het ministerie van EL&I goedkeuring verlenen op basis van een ontheffi ngaanvraag. De aanvraag bestaat uit de uitgewerkte stappen van deze gedragscode (aantonen zorgvuldig handelen en mitigatie). Er dient aantoonbaar conform verleende ontheffi ng te worden gehandeld. • Voor jaarrond beschermde vogelnesten (lijst EL&I, zie bijlage 5) moet het ministerie van EL&I goedkeuring verlenen op basis van een ontheffi ngaanvraag. De aanvraag bestaat uit de uitgewerkte stappen van deze gedragscode (aantonen zorgvuldig handelen en mitigatie). Er dient aantoonbaar conform verleende ontheffi ng te worden gehandeld. • Voor zeldzame en schaarse vogels (m.u.v. jaarrond beschermde vogelnesten), geldt de werkwijze zoals beschreven in deze gedragscode. Het mitigeren/opheffen van bestaande PVRV’s dient gemeld te worden bij EL&I voorafgaand aan de projectrealisatie (Dienst Regelingen informeren). Er dient aantoonbaar conform deze gedragscode te worden gehandeld. • Voor algemene vogels (m.u.v. jaarrond beschermde vogelnesten) geldt deze gedragscode zonder aanvullende eisen. Er dient aantoonbaar conform deze gedragscode te worden gehandeld. • Voor de tabel 1 en 2 soorten geldt deze gedragscode zonder aanvullende eisen. Er dient aantoonbaar conform deze gedragscode te worden gehandeld.
25
26
PLANVORMINGSFASE
VOORBEELD 2 Ruimtelijke ontwikkeling met wezenlijke invloed op een soort In het kader van de nationale veiligheid dient bij een buitenbocht van een grote rivier een dijkverbreding
gerealiseerd te worden. Op de projectlocatie staat een te slopen boerderij. De boerderij vormt een PVRV van een paartje torenvalken. Het is een voortplantingslocatie, slaapplaats en schuilplaats. De realisatie van de dijkverbreding resulteert in overtreding van artikel 11 van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Een effectanalyse is noodzakelijk. De torenvalk is op lande-lijk niveau een schaarse broedvogel (broedvogelatlas SOVON). Dit geldt ook op regionaal niveau (gemeentelijk toetsingskader). De lokale staat van in stand houding is stabiel. De aanleg van de dijk resulteert in een blijvend negatief effect zonder herstelmoge-lijkheden voor de PVRV van deze soort op de projectlocatie. Er is dan ook sprake van wezenlijke invloed. De projectlocatie kan in dit geval niet verschoven worden, de dijk-verbreding moet daar plaats vinden. Mitigatie is dan ook noodzakelijk. Voorafgaand aan de projectstart dient minimaal één alternatieve verblijfplaats inge-richt te worden. Dit is mogelijk in een nabijgelegen schuur. Deze actie wordt voorbe-reid en uitgevoerd door een deskundige op het gebied van torenvalk. Na realisatie van deze alternatieve verblijfplaats en voorafgaand aan de projectreali-satie dient het opheffen van de bestaande nestlocatie gemeld te worden aan EL&I. Ook dit opheffen zal op basis van deze gedragscode door een deskundige bege-leid/uitgevoerd worden. Op deze wijze is de regionale instandhouding van de toren-valk gewaarborgd.
4b.
Handelen bij geen wezenlijke invloed
Als er sprake is van herstelmogelijkheden van beschermde soorten tijdens en na realisatie van de ruimtelijke ontwikkeling, is er lokaal en regionaal geen wezenlijke negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voorafgaand aan de activiteit dienen effect beperkende en/of mitigerende maatregelen te worden getroffen om het herstel zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Het uitgangspunt bij mitigeren en zorgvuldig handelen is dat de herstelperiode van de soort lokaal en/of regionaal aantoonbaar zo snel als mogelijk kan plaatsvinden. De uitwerking van deze handelingen moet gebeuren door een deskundige op het gebied van praktische populatie dynamica van de betreffende soort(-en). Resultaat: geen effect op de soort.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
De aanwezige PVRV’s kunnen in deze situatie in stand worden gehouden of worden opgeheven. Voor het opheffen van bestaande PVRV’s geldt de volgende procedure op basis van de juridische of beleidsmatige beschermingsstatus per soort: • Voor de tabel 3 soorten moet het ministerie van EL&I goedkeuring verlenen op basis van een ontheffi ngaanvraag. De aanvraag bestaat uit de uitgewerkte stappen van deze gedragscode (aantonen zorgvuldig handelen en mitigatie). Er dient aantoonbaar conform verleende ontheffi ng te worden gehandeld. • Voor jaarrond beschermde vogelnesten (lijst EL&I, zie bijlage 5) moet het ministerie van EL&I goedkeuring verlenen op basis van een ontheffi ngaanvraag. De aanvraag bestaat uit de uitgewerkte stappen van deze gedragscode (aantonen zorgvuldig handelen en mitigatie). Er dient aantoonbaar conform verleende ontheffi ng te worden gehandeld. • Voor zeldzame en schaarse vogels (m.u.v. jaarrond beschermde vogelnesten), geldt de werkwijze zoals beschreven in deze gedragscode. Het mitigeren/opheffen van bestaande PVRV’s dient te worden gemeld bij EL&I voorafgaand aan de projectrealisatie (Dienst Regelingen informeren). Er dient aantoonbaar conform deze gedragscode te worden gehandeld. • Voor algemene vogels (m.u.v. jaarrond beschermde vogelnesten) geldt deze gedragscode zonder aanvullende eisen. Er dient aantoonbaar conform deze gedragscode te worden gehandeld. • Voor de tabel 1 en 2 soorten geldt deze gedragscode zonder aanvullende eisen. Er dient aantoonbaar conform deze gedragscode te worden gehandeld.
VOORBEELD 3 Ruimtelijke ontwikkeling zonder wezenlijke invloed op de soort Op een projectlocatie, waar een wegverbreding gepland is, ligt een slooteinde dat dient te verdwijnen. De sloot vormt een onderdeel van een slootstelsel waar een populatie kleine modderkruipers leeft (paaiplaats, schuilplaats en foerageerlocatie). Aanleg van de weg resulteert in overtreding artikel 9, 10 en 11 van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Een effectanalyse is noodzakelijk. De kleine modderkruiper is een
FOTO: Eco Consult
tabel 2 soort en vrij algemeen in de gemeente (bekend op basis van inzet ecolo-gische deskundigheid en toetsingskader). Voor de staat van instandhouding geldt een positieve trend vanwege de toenemende waterkwaliteit van het slootstelsel. Aanleg van de weg resulteert in het verdwijnen van de soort op de projectlocatie. De regionale staat van in stand houding blijft echter gewaarborgd: voldoende goed func-tionerende PVRV’s. Er is dan ook geen wezenlijke invloed. De aanwezigheid van de soort vereist aantoonbaar zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van het project. Dit op basis van de juridische beschermde status van de soort uitgewerkt.
27
invloed (vervolg)
Handel bij geen w ezenlijk
invloed
3. Handelen bij wezenlijke
beschermde fl ora en fauna
2. Analyse instandhouding
gelijkheden voor de soort)
negatieve invloed (herstelmo-
4b. Handelen bij geen wezenlijke
gelijkheden voor de soort)
tieve invloed (geen herstelmo-
4a. Handelen bij wezenlijke nega-
matie en schema fi guur 2)
3. Bepalen effecten (soortinfor-
(artikel 2, 8 t/m 12 FF-wet)
2. Toetsen verbodsbepalingen
(PVRV)
1. Inzetten soortinformatie
1)
0. Toepassen Beslisboom (fi guur
1. Analyse beschermingssta-
tus plangebied
HOE
WAT
Figuur 3, Stappen planvormingsfase
Ontheffi ng art. 75 FF-wet aanvragen
Opheffen PVRV tabel 3 soorten
Opheffen PVRV tabel 1 en 2 soorten
Opheffen PVRV algemene vogels1
schaarse vogels
1
vogelnesten Opheffen PVRV zeldzame en
Opheffen jaarrond beschermde
Opheffen PVRV tabel 3 soorten
PVRV
Instandhouden funktionaliteit
Opheffen PVRV tabel 1 en 2 soorten
Opheffen PVRV algemene vogels1
schaarse vogels
11
vogelnesten Opheffen PVRV zeldzame en
Werken coform gedragscode en melden EL&I (of ontheffi ng aanvragen) Werken coform gedragscode (of ontheffi ng aanvragen) Werken coform gedragscode (of ontheffi ng aanvragen)
Ontheffi ng art. 75 FF-wet aanvragen
Ontheffi ng art. 75 FF-wet aanvragen
Werken coform gedragscode
Werken coform gedragscode en melden EL&I (of ontheffi ng aanvragen) Werken coform gedragscode (of ontheffi ng aanvragen) Werken coform gedragscode (of ontheffi ng aanvragen)
Ontheffi ng art. 75 FF-wet aanvragen
Andere projectlocatie kiezen
Handhaven PVRV
Opheffen jaarrond beschermde
Ga door naar stap 3.4a
Ga door naar stap 3.4b
Ga door naar stap 2.3.
Starten project
Ga door naar stap 2.2
Starten project
Wezenlijk negatieve invloed
Geen wezenlijke negatieve invloed
den
Overtreding FF-wet gaat plaatsvin-
gen FF-wet
Geen overtreding: geen verplichtin-
projeclocatie
Aanwezige beschermde soorten op
projectlocatie aanwezig
Geen beschermde soorten op
Starten vergunningsprocedure NB-wet
Verplaatsen project
Starten project
Geen belemmering Wel belemmering
VERVOLGACTIE
RESULTAAT
28 PLANVORMINGSFASE
1 Met uitzondering vogels met jaarrond beschermde nesten.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
4.2 Planuitwerkingsfase: beperken schade fl ora en fauna De resultaten van de initiatieffase dienen aantoonbaar geborgd te zijn in de verdere planuitwerking. De aandachtspunten uit de onderstaande checklist vormen hiervoor de basis.
CHECKLIST Borging planuitwerking 1. Realiseren van vervangende verblijfplaatsen en/of mitigerende maatregelen voorafgaand aan de projectrealisatie en buiten de soortspecifi eke kwetsbare periode (zie Natuurkalender EL&I). 2. Uitwerken ontheffi ngsaanvraag artikel 75 Flora- en faunawet voor op te hef-fen PVRV’s van tabel 3 soorten en jaarrond beschermde vogelnesten. 3. Uitwerken vergunningsaanvraag Natuurbeschermingswet (apart traject). 4. Tijdig indienen aanvragen (zie punt 2 en 3) bij bevoegd gezag. Minimaal 4 maanden voor de aanbesteding indienen. 5. Uitwerken van een informatieset (met kaartbeeld) over de te verrichten natuurtechnische maatregelen in het project: a. Op te heffen PVRV op de projectlocatie. b. Te behouden PVRV op de projectlocatie. c. Overige soortinformatie waarvoor zorgvuldig handelen vereist is. 6. Opnemen van de gedragscode en/of ontheffi ng/vergunning in aan te besteden contract. 7. Eventueel opstellen van een aanzet (structuur en voorbeelden) voor het plan van aanpak (ontwerpfase van het document).
4.3 Deskundigheid Toepassen van deze gedragscode - het aantoonbaar zorgvuldig invulling geven aan de kaders van de Flora- en faunawet - vereist dat betrokken medewerkers kennis hebben van fl ora en fauna, de beschermingsgraad volgens de wet en de effecten van werkzaamheden op fl ora en fauna en vice versa. Deze specifi eke deskundigheid is ook nodig tijdens de initiatieffase en de planuitwerking. Concreet betreft het de borging van kennis in het projectteam op basis van de volgende kwalifi caties.
Projectleider/Adviseur (minimaal 1 per project) • Kennis van Flora- en faunawet en de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen. • Kennis van gedragscodes en ontheffi ngen. • Bepalingen van de Flora- en faunawet kunnen vertalen naar een plan/ontwerp en contractspecifi caties (programma van eisen). • Werk van een ecoloog op hoofdlijnen kunnen beoordelen (inventarisaties, effect analyses, voorstellen voor mitigeren en/of compenseren). • Kennis van beschermde fl ora en fauna en hun levenswijze. • Inzicht in de seizoensverschillen met betrekking tot het voorkomen van fl ora en fauna. • Inzicht in de relatie tussen terreinsamenstelling en mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten. • Kennis van werktechnieken. • Risicoanalyses kunnen maken. • Risicomanagement kunnen uitwerken. Deze deskundigheid dient aantoonbaar te zijn middels een door de Vereniging Stadswerk Nederland afgegeven certifi caat door een erkend opleidingsinstituut.
29
1
Bijgaand treft u de gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling en Inrichting van Stadswerk. Aanvullende uitbreidingen zoals het Handboek en de Handleiding voor deze gedragscode kunt u bestellen via www.Stadswerk.nl. Voor vragen en meer informatie kunt u mailen naar
[email protected] of u belt 0318 – 692721.
30
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
Gedragscode deel IV - REALISATIEFASE
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
5. Realisatiefase Het uitvoeren van werkzaamheden conform een opdracht met als doel het behalen van het beschreven projectresultaat wordt de realisatiefase genoemd. De realisatiefase bestaat bij een ruimtelijke ontwikkeling meestal uit de volgende stappen: 1. Contractvorming. 2. Plan van aanpak. In dit hoofdstuk wordt gesproken over opdrachtgever en opdrachtnemer. Op basis van de contractvorm en organisatieopzet kan dit één en dezelfde partij zijn. In dat geval is geen sprake meer van contractvorming en kan paragraaf 5.1 worden overgeslagen. Het hoofdstuk wordt ingestoken vanuit de uitvoerende partij (opdrachtnemer).
5.1 Contractvorming De realisatiefase van een ruimtelijke ontwikkeling of inrichting begint met het verkrijgen van een opdracht. Hierbij hoort een contractvoorstel met daarin verwoord het gewenste projectresultaat, daarbij horende uitgangspunten en eisen en afhankelijk van de contractvorm een beschrijving van de wijze waarop het resultaat tot stand moet komen. Tijdens de contractvorming worden de volgende stappen doorlopen: • Inschrijven op een aanbesteding voor de realisatie van een ruimtelijke ontwikkeling. • Contractvorming en gunning van de opdracht. • Voorbereiding realisatie. De Flora- en faunawet geldt altijd en overal indien er negatieve effecten op (beschermde) soorten zijn. Tijdens de contractvorming dient een (kandidaat) opdrachtnemer dan ook bewust stil te staan bij de risico’s die voortkomen uit dit wettelijke kader en die van invloed zijn op de uitvoering van het werk. Er dient een afgewogen keuze te worden gemaakt: kan/wil ik als opdrachtnemer deze opdracht uitvoeren. Voor deze afweging is goede informatie en een risicoanalyse noodzakelijk.
5.1.1 Noodzakelijke informatie Om invulling te kunnen geven aan aantoonbaar zorgvuldig handelen heeft de opdrachtnemer informatie nodig. Hiervoor geldt de volgende checklist: 1. Welke werkzaamheden betreft het; is er sprake van een ruimtelijke ontwikkeling (projectplan, bestek of werkomschrijving)? 2. Is deze gedragscode van toepassing verklaard of inzetbaar? 3. Betreft het een terrein in of grenzend aan een gebied met een wettelijke of beleidsmatige beschermde natuurstatus (Natura 2000, beschermd Staats Natuurmonument of Ecologische Hoofdstructuur)? Aanvullend op soortbescherming gelden dan ook de gebiedsspecifi eke instandhoudingsdoelen. Opdrachtnemer dient van de opdrachtgever een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet te ontvangen indien instandhoudingsdoelen mogelijk worden geschaad. 4. Is er informatie beschikbaar over vaste rust- en verblijfplaatsen op de projectlocatie van tabel 1 (concentraties), 2 en 3 soorten (zie bijlage 2 en 3) en vogels? Dit kan worden aangevuld met informatie van overige bijzondere soorten waarvoor de gemeente soortenbeleid heeft ontwikkeld (bv. Rode lijst soorten).
31
32
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
a. Indien er tabel 3 soorten voorkomen of jaarrond beschermde vogelnesten, is een ontheffi ngsprocedure door de initiatiefnemende gemeente/contractpartij doorlopen? De door EL&I verleende ontheffi ng maakt deel uit van de overeenkomst. b. Indien er tabel 2 soorten en vogels (uitgezonderd vogels met jaarrond beschermde nesten) voorkomen geldt deze gedragscode. De gedragscode dient te worden uitgewerkt in een plan van aanpak. De opdrachtgever kan dit plan van aanpak hebben voorbereid/uitgewerkt (onderdeel van contractdocument) of het opstellen van het plan van aanpak maakt deel uit van de inschrijving en/of contractvorming. c. Indien er geen beschermde soorten of tabel 1 soorten voorkomen, hoeft deze gedragscode niet te worden gehanteerd. In verband met de geldende wettelijke zorgplicht dient er aantoonbaar zorgvuldig te worden gehandeld, de gedragscode geeft hieraan invulling.
5.1.2 Risicoanalyse Dit onderdeel besteedt aandacht aan WELKE risico’s zich voordoen en wat de mogelijke consequenties zijn. De risicoanalyse omvat de volgende items: • Indien er sprake is van een vergunning vanwege het werken in/nabij juridisch beschermd natuurgebied of een beleidsmatig beschermd natuurgebied: welke beperkingen gelden er ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden? • Welke permanente vaste rust- en verblijfplaatsen van tabel 1, 2 en 3 soorten en/of vogels dienen behouden te blijven tijdens de uitvoering van werkzaamheden? • Welke permanente vaste rust- en verblijfplaatsen van tabel 1, 2 en 3 soorten en/of vogels dienen onbruikbaar te worden gemaakt? • Welke vervangende verblijfplaatsen en/of mitigerende maatregelen dienen op de projectlocatie te worden gerealiseerd? • Welke beschermde soorten dienen (tijdelijk) te worden verplaatst of verplant? • Welke tijdelijke vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten (met name vogels) zijn aanwezig/te verwachten (analyse soortinformatie en aanwezige biotopen)? • Welke uit te voeren werkzaamheden worden beïnvloed door (mogelijk) aanwezige beschermde fl ora en fauna? • Welke bijkomende activiteiten en faciliteiten worden beïnvloed door aanwezige beschermde fl ora en fauna? • Logistiek: uitwerken transport routes van/naar het werk en op het werk. • Locatie(s) voor tijdelijke faciliteiten (o.a. schaftkeet en oplag van materiaal en materieel). • Welke risico’s gelden er ten aanzien van vestiging van tabel 1, 2 en 3 soorten en vogels tijdens de realisatie van het werk? • Tijdelijke opslag (o.a. gronddepot). • Tijdelijke terreinomstandigheden (o.a. waterrijke plekken door graafwerk). • Rustperiodes in de uitvoering (o.a. vakantie en de tijd tussen bouwrijp en woonrijp maken). Indien deze analyse duidelijke uitgangspunten oplevert voor de realisatie en uitvoerbaar zijn binnen de contractbepalingen, kan de inschrijving plaats vinden. De resultaten van deze risicoanalyse worden uitgewerkt tijdens de contractvorming door het opstellen van een plan van aanpak.
5.2 Plan van aanpak Indien de opdrachtgever een plan van aanpak ter beschikking stelt, dient de opdrachtnemer dit te toetsen op juistheid en volledigheid en bij akkoord bevinding te accepteren. Deze paragraaf geldt dan als een handvat voor de toetsing. Indien de opdrachtgever geen plan van aanpak beschikbaar stelt, vormt het opstellen ervan een belangrijk onderdeel van de inschrijving en/of de contractvorming. Het plan van aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
1. Risicomanagement: Hoe wordt lopende de uitvoering van het werk met de fl ora- en faunarisico’s omgegaan? 2. Monitoren en registratie: Invulling aantoonbaarheid en omgang met nieuwe informatie. 3. Communicatie en evaluatie. 4. Omgaan met calamiteiten. In paragraaf 5.2.1 tot en met 5.2.4 volgt de toelichting per onderdeel.
5.2.1 Risicomanagement HOE met de fl ora- en faunarisico’s om te gaan tijdens de uitvoering, vormt de basis van het plan van aanpak. Het betreft een uitwerking van de volgende vier variabelen: 1. Locatiespecifi ek. 2. Soortspecifi ek. 3. Maatregelspecifi ek. 4. Tijdpad specifi ek. Hierna volgt de nadere toelichting per variabele: 1. Locatiespecifiek •
Hoe worden de geldende instandhoudingsdoelen gewaarborgd. Dit geldt met name voor juridisch beschermd natuurterrein (bv. Natura 2000).
•
Hoe wordt rekening gehouden met de abiotische kenmerken van het terrein:
- Reliëf.
- Bodemgesteldheid (o.a. draagkracht).
- Waterhuishouding.
2. Soortspecifiek •
Hoe worden de te beschermen vaste rust- en verblijfplaatsen beveiligd?
•
Hoe worden de te verwijderen vaste rust- en verblijfplaatsen onbruikbaar gemaakt?
•
Hoe worden soorten verplaatst en waar naartoe?
•
Hoe wordt vestiging van beschermde soorten voorkomen?
3. Maatregelspecifiek •
Vertaalslag van de aandachtspunten voor het uit te voeren werk naar invulling van personeel (deskundigheid), werktechniek en te gebruiken materieel.
•
Hoe worden de algemene voorzorgsmaatregelen ingevuld (bv. beperken insporingsdiepte).
•
In welke (extra) handelingen, aanpak of aandachtspunten resulteert het zorgvuldig handelen:
- Inhuur machines.
- Inhuur benodigde deskundigheid.
- Extra (voorbereidende) werkzaamheden.
- Toepassen materieel (bv. verlichting).
- Geldigheidstermijn vergunningen en ontheffi ngen.
- Planning van andere activiteiten.
- Terreininspectie en monitoren fl ora en fauna.
33
34
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
•
Hoe dient specifi ek materiaal te worden verwerkt ten behoeve van het beperken/mitigeren van effecten:
- Toepassen van materialenspecifi caties (zie gebruiksaanwijzing van materialen).
- Toepassen projectspecifi eke verwerkingsinstructie. •
Hoe moet de uitvoering plaats vinden: instructie aan de medewerkers.
•
Mogelijkheden creëren voor het bijsturen van het werkproces op basis van nieuwe veldinformatie (opnemen in contract).
4.
Tijdpad specifiek •
Opstellen planning: uitzetten werkzaamheden in de tijd met daarin begrepen het startmoment van een werkzaamheid, de duur van de uitvoeringsperiode en de einddatum.
•
Impact van zorgvuldig handelen op de planning en de prijsstelling.
•
Terugkoppelingsmomenten met de opdrachtgever.
Het risicomanagement dient nader worden uitgewerkt op basis van de richtlijnen voor zorgvuldig handelen zoals uitgewerkt in hoofdstuk 6 van deze gedragscode.
5.2.2 Monitoren en registratie van gegevens Monitoren (gegevens verzamelen) en registratie vormen een vast onderdeel van het zorgvuldig handelen tijdens en na de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen. In het plan van aanpak moet dit onderdeel worden ingevuld. Wat wordt tijdens de uitvoering geregistreerd en hoe wordt het geregistreerd, gevalideerd en gearchiveerd. Het betreft de volgende onderdelen: • Registratiewijze en overdracht waarnemingen (beschermde) fl ora en fauna. Alle waarnemingen worden overgedragen aan de opdrachtgevende instantie tijdens de oplevering van het werk of volgens een frequentie zoals onderling wordt overeengekomen (bv. maandelijks). Hiervoor kan de door de opdrachtgever verstrekte kaart en lijst met aanwezige beschermde fl ora en fauna worden gebruikt. • Registratiewijze en overdracht informatie over aanpassingen maatregelen/planning tijdens de uitvoering. Indien tijdens de uitvoering moet worden afgeweken van de in het plan van aanpak beschreven beschermende maatregelen, zorgvuldig handelen en/of de uitvoering van de beschreven werkzaamheden, moet dit in samenspraak met de opdrachtgever of de daarvoor ingestelde directie worden besloten. Alle afwijkingen dienen te worden geregistreerd en te worden gerapporteerd volgens een van te voren afgesproken frequentie (bv. wekelijks). • Registratiewijze niet uitgevoerde werkzaamheden. Dit geeft inzicht in achterwege gebleven activiteiten die op een later tijdstip nog moeten plaatsvinden (mogelijkheden voor meerwerk).
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
VOORBEELD 4 Risicoanalyse en risicomanagement tijdens realisatiefase Er dient een ontsluitingsweg voor een woonwijk te worden
gemaakt. In dat kader moet een bosje worden verwijderd. De gemeente meldt dat er in het bosje een grote bonte specht broedt in 1 van de bomen. De grote bonte specht is een algemene soort in de gemeente met een stabiele trend. Het bosje heeft geen specifi eke natuurstatus. Een aannemer wordt gevraagd het bosje te rooien en neemt daartoe de volgende stappen.
FOTO: Eco Consult
• Risicoanalyse - Rooien van het bos valt onder een ruimtelijke
ontwikkeling.
- De Flora- en faunawet heeft impact op de uitvoering van de
maatregel, de specht alsmede zijn tijdelijke vaste rust- en verblijfplaats
(de nestboom), zijn beschermd.
- Het rooien van het bosje dient zorgvuldig uitgevoerd te worden: inzetten van de gedragscode ruimtelijke ontwikkeling. - Zorgvuldig handelen is mogelijk. • Risicomanagement: plan van aanpak opstellen Hoe moet het rooien plaats vinden? Invulling geven aan zorgvuldig handelen: Locatie: geen specifi eke aandachtspunten. Soort: de soort heeft een tijdelijke bewoonde vaste rust- en verblijfplaats die be-scherming vereist (gevoelig voor verontrusten en verstoren). - Controle bosje op overige risico’s. - Hanteren beschermingszone nabij de nestboom (tijdelijk behoud bosje). - R egelmatige controle bewoning van de nestboom door gecertifi ceerd mede-werker of externe deskundige (monitoren). Maatregel: Het bosje gedeeltelijk vellen is geen oplossing want het project vereist de totale ruimte (reeds onderzocht door gemeente in de planfase). Tijdpad: - Rooien van het bos na het uitvliegen van de jonge vogels. - Plan van aanpak verwerken in de prijsaanbieding. Het plan van aanpak door de opdrachtgever vast laten stellen. Na gunning uitvoering conform deze gedragscode en het plan van aanpak. Resultaten van het monitoren opleveren aan de gemeente.
5.2.3 Communicatie en evaluatie Tijdens en na afl oop van het werk dienen er evaluatiemomenten te zijn. Het is raadzaam om al vroeg in de looptijd van een project een tussentijdse evaluatie in te lassen en dit op te nemen in het plan van aanpak. Dit voorkomt discussies achteraf. Deze tussentijdse evaluatie kan op initiatief van de opdrachtnemer worden ingelast (uitnodigen opdrachtgever en directie). Daarnaast dient de opdracht te worden afgesloten met een evaluatie ter verbetering van werkprocessen.
35
36
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
Aandachtspunten tussentijdse evaluatie • Worden de soortspecifi eke maatregelen conform contract/plan van aanpak uitgevoerd? • Functioneren de beschermende maatregelen (beveiliging) naar behoren? • Wordt aantoonbaar invulling gegeven aan zorgvuldig handelen? • Welke wijzigingen worden doorgevoerd in het werk? Afspraken hierover vastleggen.
Aandachtspunten eindevaluatie • Zijn er verbeterpunten voor het plan van aanpak? • Zijn er verbeterpunten voor de gedragscode? (Deze melden bij de vraagbaak gemeentelijke gedragscodes bij Stadswerk) • Is er aantoonbaar voldoende en juiste deskundigheid ingezet? • Hoe is de informatie-uitwisseling verlopen; wat zijn verbeterpunten?
Tussentijdse meldingen Tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever dient een regelmatige uitwisseling van informatie plaats te vinden. Specifi ek voor fl ora en fauna gelden de volgende aandachtspunten: • Indien de opdrachtnemer nog onbekende vaste rust- en verblijfplaatsen ontdekt wordt dit direct teruggekoppeld met de opdrachtgever. • Indien er onbedoeld schade is toegebracht aan (bekende) vaste rust- en verblijfplaatsen wordt dit direct teruggekoppeld met de opdrachtgever.
5.2.4 Handelen bij voorkomen van onverwachte soorten Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan het voorkomen dat er tijdens de realisatie van een project een niet in kaart gebrachte vaste rust- en verblijfplaats van een soort op de projectlocatie aanwezig blijkt te zijn of zich alsnog heeft gevestigd. Zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever hebben een taak om hier zorgvuldig mee om te gaan. De handelswijze in dit geval is als volgt: 1. De opdrachtnemer meldt bij de opdrachtgever (de directie van het werk) dat er een onverwachte soort is aangetroffen. 2. De opdrachtnemer stopt direct de activiteiten ter plaatse van de vaste rust- en verblijfplaats(en) ter voorkoming van verdere schade. 3. Alleen indien er sprake is van een overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet wordt dit voorval door de opdrachtgever bij de Algemene Inspectiedienst (AID) gemeld. 4. De opdrachtnemer stelt ter goedkeuring van de opdrachtgever het plan van aanpak indien nodig in overleg met Dienst Regelingen bij. 5. De opdrachtgever maakt de te treffen maatregelen onderdeel van de overeenkomst. 6. Het werk wordt conform het goedgekeurde plan van aanpak voortgezet.
5.2.5 Omgaan met calamiteiten Zorgvuldig handelen bij een calamiteit betreft de wijze van handelen bij een onvoorziene gebeurtenis met acuut risico voor de volksgezondheid of openbare veiligheid bij of aan objecten met vaste- rust en verblijfplaatsen en/of groeiplaatsen van beschermde fauna en fl ora met als gevolg risico op overtreding van een verbodsbepaling F&F wet. Enkele voorbeelden van calamiteiten zijn: • Gebroken takken die na een storm nog in een boom met nesten van vogels die daar broeden hangen en die aantoonbaar risico op nadelige effecten voor de openbare veiligheid geven. • Acuut breukgevaarlijke of instabiele bomen met vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen, die door aantasting, ziekte of beschadiging aantoonbaar risico op nadelige effecten voor de openbare veiligheid geven. • Instabiele delen van gebouwen of constructies met vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen of met nesten van vogels die daar broeden die door noodweer of aantastingen aantoonbaar risico
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
op nadelige effecten voor de openbare veiligheid geven. Bij calamiteiten is er dus sprake van een acuut knelpunt tussen het belang van de openbare veiligheid of volksgezondheid en het belang van soortbescherming. Bij vermeende calamiteiten dient als volgt gehandeld te worden: 1. Vaststellen of er sprake is van een acuut risico voor de volksgezondheid of openbare veiligheid (analyse door bevoegde instantie of persoon zoals GGD, of boomtaxateur). Nee = Geen calamiteit. Ja
= Ga verder met vraag 2.
2. Vaststellen of er sprake is van aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde fauna of fl ora (analyse door deskundige). Nee = Maatregelen om risico weg nemen uitvoeren. Ja
= Handelen conform de volgende prioritering:
a. Het risico wegnemen door dusdanig te werken dat de nadelige effecten voor fl ora en fauna zo veel mogelijk worden beperkt. Bijvoorbeeld bij een dassenburcht of vossenburcht onder een breukgevaarlijke boom, de boom te verwijderen met een telescopische kraan of kraan met lange giek zodat niet op de burcht wordt gereden.
b. De schade aan de rust- en verblijfplaats zo veel mogelijk beperken. Bijvoorbeeld takken in de kroon van een boom weg nemen en het stamstuk waar vleermuizen in verblijven laten staan.
c. Het risico wegnemen met blijvende schade aan de vaste rust- en verblijfplaats.
De analyse en de te nemen handelingen dienen te worden bepaald door een deskundige persoon (criteria EL&I). In geval van negatieve effecten voor tabel 3 soorten, zeldzame en schaarse broedvogels en jaarrond beschermde vogelnesten dient het plan voor de handelingen voorafgaand aan de maatregelen met Dienst Regelingen van EL&I te worden afgestemd. In geval van een acuut gevaar (noodsituatie) wordt een rapportage gemaakt van de uitgevoerde handelingen en de schade aan de betreffende vaste rust- en verblijfplaats. De rapportage wordt voorzien van foto’s ter beschikking gesteld aan Dienst Regelingen van EL&I.
5.3 Deskundigheid betrokken medewerkers Toepassen van deze gedragscode - het uitwerken van een plan van aanpak en het toepassen van het plan van aanpak - vereist dat betrokken medewerkers kennis hebben van fl ora en fauna, de beschermingsgraad volgens de wet en effecten van werkzaamheden op fl ora en fauna en vice versa. Deze specifi eke deskundigheid is vereist in de contractfase (aanbesteding) en tijdens de uitvoering (deskundige begeleiding van het werk). Onderstaand de uitwerking van de deskundigheid op hoofdlijnen in kwalifi caties gekoppeld aan de werkprocessen.
Projectleider/werkvoorbereider (minimaal 1 per project) • Kennis van werktechnieken. • Kennis van Flora- en faunawet en kaders ruimtelijke ontwikkelingen. • Kennis van de gedragscode en ontheffi ngen. • Kennis van beschermde fl ora en fauna en hun levenswijze. • Inzicht in seizoensverschillen m.b.t. het voorkomen van fl ora en fauna. • Inzicht in de relatie tussen terreinsamenstelling en mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten. • Werk van een ecoloog op hoofdlijnen kunnen beoordelen (inventarisaties en effectanalyses).
37
38
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
• De bepalingen van de Flora- en faunawet en deze gedragscode kunnen vertalen naar een plan van aanpak. • Risicoanalyses kunnen maken. • Risicomanagement kunnen uitwerken.
Opzichter/uitvoerder (minimaal 1 per project) • Herkennen van vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde fl ora en fauna. • Aangeleverde informatie over fl ora en fauna kunnen interpreteren (o.a. controle checklist). • Uitvoering risicomanagement: - Organiseren bescherming vaste rust- en verblijfplaatsen. - Instrueren zorgvuldig handelen: aansturen uitvoerend personeel. • Registratie en terugkoppeling relevante gegevens.
Uitvoerend personeel (minimaal 1 per projectlocatie) • Invulling geven aan zorgvuldig handelen. • Signaleren nog onbekende vaste rust- en verblijfplaatsen. • Terugkoppeling met opzichter/uitvoerder. Deze deskundigheid dient aantoonbaar te zijn met een door de Vereniging Stadswerk Nederland afgegeven certifi caat op basis van een opleiding en examinering door een erkend opleidingsinstituut.
Inhuur externe deskundigheid Indien niet voor certifi cering van het personeel wordt gekozen of indien deskundigheid conform de gestelde criteria niet voor handen is, gelden de deskundigheidscriteria zoals geformuleerd door het ministerie van EL&I: “Onder een ter zake kundige” wordt verstaan een persoon die: • Op HBO, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie en/of • Als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau dat is aangesloten bij het netwerk Groene Bureaus en/of • Zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied) en/of • Zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming.
2
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
6.
Richtlijnen voor zorgvuldig handelen
6.1 Vaste rust- en verblijfplaatsen Bepalend voor het zorgvuldig handelen is het type vaste rust- en verblijfplaats en het gebruik van deze locatie door de soort (zie ook bijlage 3 en 4). Voor het uitwerken van het plan van aanpak gelden de volgende richtlijnen.
Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV), permanent in gebruik Planten hebben een permanente groeiplaats en ook een aantal diersoorten maken gebruik van permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (bv. vossenhol of mierenhoop). Voor deze soorten geldt het uitwerken van zorgvuldig handelen jaarrond en resulteert in een keuze uit 2 scenario’s: 1. Beschermen van de vaste rust- en verblijfplaats en het voorkomen/beperken van het verontrusten/ verstoren indien het fauna betreft. 2. Het opheffen van de PVRV in de vorm van het stimuleren en mogelijk maken dat de soort op eigen gelegenheid een andere verblijfplaats kiest en het onbruikbaar maken van de PVRV. Deze actie is reeds uitgewerkt in de planvorming. Voor planten betekent dit het binnen het project verplanten of tijdelijke opslag en weer terugplanten.
Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (PVRV), tijdelijk in gebruik Voor een aantal diersoorten geldt een permanente vaste rust- en verblijfplaats die niet jaarrond wordt gebruikt door de soort (bv. blauwe reigerkolonie in een bos, gevel van een gebouw door huiszwaluwen, poel door padden of slaapplaats van ransuilen). Deze soorten keren wel elk jaar terug op dezelfde plaats. Dit resulteert voor zorgvuldig handelen in een keuze uit 2 scenario’s: 1. De vaste rust- en verblijfplaats dient jaarrond te worden behouden. Afhankelijk van de soort gelden er specifi eke perioden voor het voorkomen/beperken van het verontrusten/verstoren (dit betreft veelal de voortplantingsperiode). 2. Het opheffen van de PVRV in de vorm van het onbruikbaar maken van de PVRV buiten de periode dat de soort aanwezig is (inzet natuurkalenders EL&I). Deze actie is reeds uitgewerkt in de planvorming.
Tijdelijke vaste rust- en verblijfplaatsen (TVRV) Voor met name veel vogelsoorten geldt een tijdelijke vaste rust- en verblijfplaats. Jaarlijks wordt een nieuw nest gemaakt, bijvoorbeeld het nest van een merel of meerkoet. Voor deze soorten is met name het tijdpad zeer bepalend voor de uitwerking van zorgvuldig handelen. Dit betekent aandacht besteden aan de uitvoeringsperiode van de werkzaamheden: 1. Startmoment: bij voorkeur voordat soorten nestelen of het nest hebben verlaten. 2. Uitvoeringsperiode: indien de uitvoering start nadat de soort al op de werklocatie aanwezig is, gebruik maken van beschermingszones en de maatregelen afstemmen op de aanwezige vogels (voorkomen/beperken verontrusten en verstoren).
6.2 Werklocatie Het bestaand gebruik en de inrichting van de werklocatie zijn bepalend voor de aanwezige fl ora en fauna en de te hanteren richtlijnen tijdens de realisatie. Op basis van eigendomsbepalingen in de wet gelden de volgende categorieën: 1. Gebouwen (o.a. woningen en utiliteitsgebouwen). 2. Werken (o.a. infrastructuur, nutsvoorzieningen en waterwerken). 3. Terreinen (o.a. groenvoorzieningen, waterpartijen en landbouwareaal). Ruimtelijke ontwikkeling betekent een verandering van de bestaande situatie en het daarmee samen-
39
40
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
hangende beheer en gebruik. Hoe met de bestaande fl ora en fauna om te gaan is deels uitgewerkt tijdens de planvorming (permanente vaste rust- en verblijfplaatsen). Het contract en de daarbij horende documenten (b.v. een ontheffi ng in verband met tabel 3 soorten) vormen dan ook het uitgangspunt voor de invulling van het plan van aanpak per categorie. In de praktijk kunnen combinaties van de genoemde categorieën op één projectlocatie voorkomen. De geldende richtlijnen van alle relevante categorieën dienen dan te worden toegepast bij het opstellen van het plan van aanpak. De uitwerking geeft onder meer duidelijkheid over de 3 mogelijke keuzes. Van hoog naar lage prioriteit betreft het: a. Behoud en bescherming vaste rust- en verblijfplaatsen. b. Voorkomen vestiging van beschermde soorten. c. Opheffen permanente vaste rust- en verblijfplaatsen. In de uitwerking is specifi ek aandacht besteed aan tabel 1, 2 soorten en vogels. Tabel 3 soorten en jaarrond beschermde vogelnesten (zie bijlage 5) zijn niet opgenomen. Hiervoor gelden in eerste instantie de richtlijnen zoals die zijn verwoord in een ontheffi ng (zie planvorming). In de navolgende paragrafen worden de volgende werklocaties uitgewerkt. 1.
Gebouwen en werken.
2. Terreinen.
2a. Droog kruidenrijk terrein.
2b. Moeras- en verlandingszones.
2c. Open water.
2d. Houtige beplantingen en begroeiing.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
6.2.1 Gebouwen en werken Het betreft ruimtelijke ontwikkelingen aan bestaande gebouwen en werken (verbouwen, aanbouwen, renoveren of slopen) waarbij risico’s gelden aangaande vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde fl ora en fauna. Voorbeelden zijn: • Broedende vogels met niet jaarrond beschermde nesten op, in of aan gebouwen en werken (o.a. scholekster, torenvalk en huiszwaluw). • Muurplanten (o.a. steenbreekvaren). • Vaste rust- en verblijfplaats van steenmarter.
• 1. GEBOUWEN EN WERKEN Stappen Verkenning gebouw of werk
Markering te beschermen locaties
Handelingen - Controleren verstrekte informatie: vaststellen en registratie permanente vaste rust- en verblijfplaatsen, bewoonde nesten (tijdelijk of permanent), en in gebruik zijnde delen van het gebouw of werk - Vaststellen openingen in gebruik door fauna - Beschermingszone rondom nestlocaties en (rust-) locaties die in gebruik zijn - Behouden onbewoonde permanente vaste rust- en verblijfplaatsen - Beschermingszone rondom groeiplaatsen beschermde fl ora
Zorgvuldig handelen
Beperken vestiging Opheffen permanente verblijfplaatsen Werkperioden
- Behouden openingen - Respecteren beschermingszones vogels: binnen deze zones uitstel tot na de soortspecifi eke broedperiode of specifi eke werkwijze toepassen - Behoud vaste rust- en verblijfplaatsen - Tegengaan van vestiging/nestvorming nieuwe soorten - Soortspecifi eke aanpak: advies en inzet fl ora en fauna deskundige - Optimaal startmoment: voor de vestiging van nieuwe fauna en/of het gebruik van het gebouw of werk door reeds bekende soorten (bestaande vaste rust- en verblijfplaatsen). Of starten nadat de soorten vertrokken zijn
41
42
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
6.2.2 Terreinen Bestaand terreintype, terreinbeheer en terreingebruik zijn maatgevend voor de aanwezigheid van beschermde soorten en daarmee bepalend voor het zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft de volgende indeling van terreintypen/gebruiksvormen ingedeeld op basis van de mogelijke fl ora en fauna risico’s: a. Droog (kruidenrijk) terrein. b. Moeras, verlandingszones. c. Open water. d. Houtige beplanting en begroeiing. Hierna volgt een uitwerking per terreintype. In de praktijk kunnen meerdere terreintypen op een projectlocatie naast elkaar voorkomen. De aandachtspunten voor de aanwezige terreintypen dienen dan te worden gecombineerd.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
2a. Droog (kruidenrijk) terrein • Zand (opgespoten) of kleigrond. • Braak liggend terrein. • Grasland. • Akker. • Heide. • Ruigte. • Het betreft ruimtelijke ontwikkelingen in bestaande open terreinen (afgraven, ophogen, vergraven, verdichten, afdekken, droog leggen, vernatten, beplanten, plaatsen gebouwen en/of werken, uitzetwerk en (voor-)onderzoek) waarbij risico’s gelden aangaande tabel 1, 2 soorten en vogels. Enkele voorbeelden zijn: • Broedende vogels (o.a. patrijs, kievit en veldleeuwerik). • Verblijfplaatsen van zoogdieren (o.a. aardmuis en konijn). • Planten (o.a. grote kaardenbol en wilde kievitsbloem).
2A. DROOG (KRUIDENRIJK) TERREIN Stappen
Handelingen
Verkenning werkterrein
Controleren verstrekte informatie, c.q. registreren: - Groeiplaatsen beschermde fl ora - Bewoonde nesten (tijdelijk) - Holen en burchten (permanent)
Markering te beschermen locaties
- Beschermingszone rondom nesten, holen, burchten - Beschermingszone fl ora
Zorgvuldig handelen
- Respecteren beschermingszones - Uitvoering van het werk faseren
Beperken vestiging
- Tegengaan van vestiging/nestvorming fauna
Opheffen permanente verblijfplaatsen
- Soortspecifi eke aanpak: advies en inzet fl ora en fauna deskundige
Werkperioden
- Optimaal startmoment: voor de vestiging van nieuwe fauna of het gebruik van de werklocatie door reeds bekende soorten (bestaande vaste rust- en verblijfplaatsen). Of starten nadat de tijdelijke soorten zijn vertrokken
43
44
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
2b. Moeras en verlandingszones • Oever- en moerasbegroeiing. • Rietland. • Plas dras zones, ondiep open water. Het betreft ruimtelijke ontwikkelingen in bestaande oeverzones (afgraven, ophogen, vergraven, droog leggen, vernatten, verdichten, afdekken, beplanten, plaatsen gebouwen en/ of werken, uitzetwerk en (voor-) onderzoek) waarbij risico’s gelden voor tabel 1, 2 soorten en vogels. Voorbeelden zijn: Broedende vogels (o.a. meerkoet en kleine karekiet). • Schuilplaatsen en voortplanting van gewone pad, kikkers en salamanders ( o.a. bruine kikker en kleine watersalamander). • Zoetwatervissen met schuilplaatsen en paaiplaatsen in de oeverzone (o.a. bermpje). • Planten (o.a. gevlekte orchis en kleine zonnedauw).
2B. MOERAS- EN VERLANDGINGSZONES Stappen
Handelingen
Verkenning werkterrein
Controleren verstrekte informatie, c.q. registreren: - Groeiplaatsen beschermde fl ora - Bewoonde nesten (tijdelijk) - Aanwezige eiklompen/strengen van amfi bieën - Paaiplaatsen vissen - Leefgebied salamanders en rivierkreeft
Markering te beschermen locaties
- Beschermingszone rondom nesten, paaiplaatsen, eiklompen en strengen - Beschermingszone fl ora
Zorgvuldig handelen
- Respecteren beschermingszones - Uitvoering van het werk faseren
Beperken vestiging
- Tegengaan van vestiging/nestvorming fauna
Opheffen permanente verblijfplaatsen
- Soortspecifi eke aanpak: advies en inzet fl ora en fauna deskundige
Werkperioden
- Optimaal startmoment: voor de vestiging van nieuwe fauna en/of het gebruik van de werklocatie door al bekende soorten (bestaande VRVP). Of starten nadat de tijdelijke soorten vertrokken zijn
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
2c. Open water • Zee. • Rivieren en kanalen. • Beken en sprengen. • Meer (diepere delen). • Diepere delen van sloot, plas, vijver, poel en ven. Het betreft ruimtelijke ontwikkelingen in bestaande wateren (verdiepen, verontdiepen, dicht gooien projectgebonden peilveranderingen, afdekken, plaatsen gebouwen en/of werken, uitzetwerk, bebakening en (voor-)onderzoek) waarbij risico’s gelden aangaande tabel 1, 2 soorten en vogels. Enige voorbeelden zijn: • Broedende vogels met drijfnesten (o.a. fuut en zwarte stern). • Leefgebied kikkers en salamanders (o.a. bruine kikker en kleine watersalamander). • Waterplanten (waterdrieblad). • Leefgebied zoetwatervissen (o.a. kleine modderkruiper).
2C. OPEN WATER Stappen
Handelingen
Verkenning werkterrein
Controleren verstrekte informatie, c.q. registreren: - Groeiplaatsen beschermde fl ora - Bewoonde nesten (tijdelijk) - Leefgebied vissen en amfi bieën
Markering te beschermen locaties
- Veiligheidszone rondom nesten - Beschermingszone fl ora - Markering op kaart
Zorgvuldig handelen
- Respecteren veiligheidszones - Uitvoering van het werk faseren - Werkrichting bepalen
Beperken vestiging
- Tegengaan van vestiging/nestvorming fauna
Opheffen permanente verblijfplaatsen
- Soortspecifi eke aanpak: advies en inzet fl ora en fauna deskundige
Werkperioden
- Op locaties met tabel 2 vissoorten: uitvoering in periode met watertemperatuur boven de vorstgrens en onder de 25 graden Celsius.
45
46
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
2d. Houtige beplanting en begroeiing Het betreft ruimtelijke ontwikkelingen in bestaande beplantingen (deels of geheel vellen en omvormen, plaatsen gebouwen en/of werken, uitzetwerk en (voor-)onderzoek) waarbij risico’s gelden aangaande tabel 1, 2 soorten en vogels. Enige voorbeelden zijn: • Broedende vogels (o.a. merel en winterkoning). • Nesten van eekhoorns. • Rustende vogels (o.a. spreeuw). • Holcomplexen, bouwen en burchten van zoogdieren (o.a. konijn en vos). • Bomen met scheuren en gaten (o.a. koolmees en boomkruiper). • Verblijfplaats reptielen (levendbarende hagedis). • Overwinteringplaats amfi bieën (o.a. gewone pad en kleine watersalamander). • Verblijfplaats wijngaardslak. • Mierenhopen (rode bosmier). • Planten (o.a. jeneverbes, daslook en brede wespenorchis).
2D. HOUTIGE BEPLANTING EN BEGROEIING Stappen
Handelingen
Verkenning terrein
- Controleren verstrekte informatie: vaststellen en registratie permanente vaste rust- en verblijfplaatsen, bewoonde nesten (tijdelijk of permanent) en in gebruik zijnde delen van het terrein
Markering te beschermen locaties
- Beschermingszone rondom nestlocaties en (rust-) locaties die in gebruik zijn - Behouden onbewoonde permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (beschermingszone) - Beschermingszone rondom groeiplaatsen beschermde fl ora
Zorgvuldig handelen
- Respecteren beschermingszones: binnen deze zones uitstel tot na de soortspecifi eke broedperiode of specifi eke werkwijze - Behoud groeiplaatsen fl ora
Beperken vestiging
- Tegengaan vestiging/nestvorming fauna
Opheffen permanente verblijfplaatsen
- Soortspecifi eke aanpak: advies en inzet fl ora en fauna deskundige
Werkperioden
- Optimaal startmoment: voor de vestiging van nieuwe fauna en/of het gebruik van het terrein door reeds bekende soorten (bestaande vaste rust- en verblijfplaatsen). Of starten nadat de tijdelijke soorten vertrokken zijn
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
6.3 Beperken negatieve effecten van werkzaamheden Ondanks het zorgvuldig handelen op basis van de richtlijnen beschreven in voorgaande paragrafen kan het uitvoeren van werkzaamheden leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen of de zorgplicht van de Flora- en faunawet. In deze paragraaf wordt aandacht geschonken aan de bewustwording van effecten van werkzaamheden en worden handvatten geboden voor een zorgvuldige werkwijze zodat deze kan worden uitgewerkt in het plan van aanpak.
Licht Kunstmatige verlichting werkt verstorend op met name fauna. Beperk de toepassing van kunstlicht en de verstrooiing van licht buiten de projectlocatie indien er beschermde soorten voorkomen in de omgeving. Beperk het direct schijnen op wateroppervlakken. Tevens kan door het toepassen van gekleurd licht/zwakker licht het negatief effect worden beperkt (bv. groen licht versus aanwezigheid van vogels).
Vernatting en/of verdroging Bemaling kan een onderdeel vormen van de realisatie. In de planvorming en/of het plan van aanpak dient de bemaling te worden uitgewerkt en dus zorgvuldig bemalen. Er dient aandacht te zijn voor: • Verdrogingeffecten in relatie tot vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten. • Vernattingeffecten in relatie tot vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten. Dit geldt voor de projectlocatie en de omgeving waarop de bemaling effect heeft. Vervuiling Tijdens ruimtelijke ontwikkelingen komen vaak restafval en stof vrij. Naast de natuurwetgeving dient ook conform milieuwetgeving en het bouwstoffenbesluit invulling te worden gegeven aan een zorgvuldige opslag en afvoer van reststoffen en dient het stuiven te worden beperkt.
Fysieke aanwezigheid Op het moment dat er wordt gewerkt nabij vaste rust- en verblijfplaatsen kan er verstoring of verontrusting optreden door het aanwezig zijn (geldt met name voor vogels en zoogdieren). Om dit te beperken dient de verstoringperiode tot een minimum te worden beperkt. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen: • Beperk het aantal verstoringmomenten: concentreer/combineer maatregelen per locatie zo veel mogelijk. • Optimaliseer het werkproces zo dat de maatregel in een beperkte tijd kan plaatsvinden. • Door te werken met werktuigen voorzien van een afgesloten cabine wordt de fysieke aanwezigheid van de mens door de aanwezige dieren beperkt ervaren.
Geluidsoverlast Om verstoring van aanwezige fauna tegen te gaan dient geluidsoverlast als gevolg van werktuigen/ machines tot een minimum worden te beperkt. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen: • Kies bewust locaties waar geluidsoverlast optreedt (dus niet het aggregaat in/nabij een bosje met bewoonde nesten plaatsen. • Beperk het aantal piekmomenten qua geluid. • Beperk verrassingen en laat gewenning optreden (dus werk naar een vaste rust- en verblijfplaats toe).
Werkperioden De Flora- en faunawet schrijft geen werkperioden voor. In principe is er dan ook ruimte voor het jaarrond uitvoeren van werkzaamheden. De opdrachtgever kan werkperioden voorschrijven (bv. op basis van een natuurkalender, gebiedsspecifi eke risicotabel of een natuurzonering). In algemene zin dient rekening te worden gehouden met de soortspecifi eke perioden van tabel 1 en 2 soorten en vogels
47
48
RICHTLIJNEN ZORGVULDIG HANDELEN
gekoppeld aan het gebruik van de vaste rust- en verblijfplaatsen. Enige voorbeelden zijn: • Voortplantingsperiode van een soort: de tijd tussen het maken van het nest tot en met het uitvliegen van de jongen van het laatste legsel. • Winterrustperiode van een soort: de slaapplaatsen overdag of ’s nachts of 24 uur per dag. • Jaarronde verblijfsperiode van een soort: permanente vaste rust- en verblijfplaatsen, permanent in gebruik. Als algemene richtlijn kunnen de EL&I natuurkalenders worden ingezet. Deze kalenders geven per soort informatie over geschikte werkperioden.
Werkrichting Ondanks zorgvuldig handelen is verstoring van vooral fauna niet altijd onvermijdelijk. Indien er verstoring plaats vindt, dient er een goede vluchtroute beschikbaar te zijn (geldt in het bijzonder voor vogels en zoogdieren). Dit om bijvoorbeeld verkeersslachtoffers te voorkomen. Werk van een drukke locatie (bv. hoofdontsluitingsweg of woonwijk) naar een rustige locatie (bv. groengebied of buitengebied). Voor vissen geldt: werk van een dood einde van een watergang naar een verbinding.
6.4 Voorkomen/beperken vestiging fl ora en fauna Als gevolg van activiteiten of rustperiodes tijdens de realisatie van een ruimtelijke ontwikkeling kunnen aantrekkelijke milieus ontstaan voor (beschermde) fl ora en fauna. Het betreft met name dieren, echter ook beschermde planten kunnen zich vestigen indien de uitvoering over een lange periode wordt uitgesmeerd. Om risico’s ten aanzien van het overtreden van de verbodsbepalingen te voorkomen of calamiteiten te beperken dient er tijdens de realisatie aandacht te zijn voor fl ora- en faunawerende activiteiten. Het betreft: • Steile taluds door aanleg gronddepots of afgraven van grond. Zorg dat er geen steilranden beschikbaar zijn of dek deze af (met name voorjaar). Risico: vestiging van oeverzwaluwen en rugstreeppadden. • Natte laagtes door graafwerk of lozing van water. Beperk deze activiteiten, met name in het vroege voorjaar. Risico: voortplanting door amfi bieën als rugstreeppad. • Onbebouwd werkterrein. Beperken van het areaal of die delen van de fysieke ruimtelijk ontwikkeling regelmatig bewerken. Maximaal 1 maand voorafgaand aan de vestiging van te verwachte soorten hiermee starten. Risico: gebruik door broedvogels, amfi bieën en kleine zoogdieren. • Gaten en kieren in gebouwen en werken. Object dicht maken of object afbreken. Risico: vestiging van steenmarter, vogels (voorjaar) en vleermuizen. • Opslag van houtig en kruidig materiaal. Beperk opslaglocaties of stapels afdekken. Risico: vestiging van egels, muizen, vogels en amfi bieën. • Rustperiodes tijdens de uitvoering (o.a. vakantie) of tussen de verschillende uitvoeringsfasen (bv. bouwrijpfase en woonrijpfase): beperk lange periodes van afwezigheid. Risico op vestiging diverse soorten (afhankelijk van het gebouw, werk of terrein), geldt in het bijzonder in het voorjaar en in de herfst. Indien er sprake is van mogelijke vestiging van soorten in het werkgebied gedurende de ruimtelijke ontwikkeling, wordt aanbevolen gebruik te maken van de regelingen voor tijdelijke natuur (via ontheffi ngen van EL&I).
6.5 Opheffen van vaste rust- en verblijfplaatsen In de projectvoorbereiding is reeds uitgewerkt voor welke aanwezige permanente vaste rust- en verblijfplaatsen deze maatregel geldt. De wijze waarop dient in het plan van aanpak te worden uitgewerkt en vraagt om specifi eke deskundigheid en een locatie specifi eke uitwerking. Hiervoor een apart protocol opnemen in het plan van aanpak.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
Afkortingen en begrippen CROW
Nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte
DNR
De Nieuwe Regeling 2005 is een standaardregeling voor het afsluiten van overeenkomsten tussen adviseurs en opdrachtgevers.
GWW
Grond-, weg- en waterbouw.
RAW
Een Nationaal gehanteerd dynamisch stelsel van juridische, administratieve en technische voorwaarden voor het samenstellen van contracten in de gwwsector.
RVOI
Regeling van de Verhouding tussen Opdrachtgever en Adviserend Ingenieursbureau.
PVRV
Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen.
STABU
Samenwerkingsverband tussen de partners in de bouwnijverheid. De naam van de Stichting STABU is een afgeleide van de taak waarvoor zij staat: het uitgeven en beheren van een bouwbreed informatiesysteem voor de woning- en utiliteitsbouw.
TVRV
Tijdelijke vaste rust- en verblijfplaatsen.
VRVP
Vaste rust- en verblijfplaatsen.
UAV
Uniforme Administratieve Voorwaarden.
UAV-GC
Uniforme Administratieve Voorwaarden voor geïntegreerde contractvormen.
PPS-contracten
Contracten op basis van een publiek - private samenwerking.
DBFM-contracten
Een geïntegreerde contractvorm, waarbij een integrale prestatie centraal staat. Aan één opdrachtnemer worden opgedragen zowel het ontwerp (Design), de realisatie (Build), de fi nanciering (Finance) en het onderhoud (Maintain).
Werkvoorbereiding
Het moment waarop je exact weet wat je gaat maken (een werk). In traditionele werkvormen/contracten is deze knip vanzelfsprekend omdat de opdrachtnemer het werk opgedragen krijgt na afronding van de planfase. Bij innovatieve werkvormen/contracten is deze knip minder vanzelfsprekend omdat de opdrachtnemer ook (delen van) de planfase uitvoert. Voor elk project is het hierdoor van belang het startpunt van de werkvoorbereiding uit oogpunt van natuurwetgeving (gedragscode) te defi niëren.
Ruimtelijke Ontwikkeling EL&I hanteert het begrip Ruimtelijke ontwikkeling. Dit staat los de ruimtelijke ontwikkelingen volgens de Wet Ruimtelijk Ordening. Ook kleine ingrepen die niet het WRO-spoor doorlopen vallen voor de Flora- en faunawet onder Ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft een fysieke verandering en/of functieverandering. Vrijstelling of ontheffi ng Het verschil tussen vrijstelling en ontheffi ng is van wettechnische aard. Een vrijstelling is een algemeen geldende uitzondering op een wettelijk verbod voor een (bepaalde) categorie van gevallen. Een ontheffi ng is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt. Wezenlijk invloed
Invloed die de gunstige staat van in standhouding van een soort op regionale schaal aantast. Het betreft voor ruimtelijke ontwikkelingen vooral het aantasten van de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de soort.
Effect op populatie
Op welk niveau moet worden gekeken hangt weer af van de zeldzaamheid van de soort. Een zeer zeldzame soort zal op lokaal niveau moeten worden
49
50
AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN
bekeken. Een zeer algemene soort kan op Europees niveau worden bekeken. Zorgvuldig handelen
Zorgvuldig handelen houdt o.a. in dat er geen ‘wezenlijke invloed’ is op beschermde soorten en dat schade aan soorten zo veel mogelijk wordt voorkomen. Het begrip ‘zorgvuldig handelen’ moet worden onderscheiden van de algemene zorgplicht.
Algemene zorgplicht
De algemene zorgplicht houdt een algemeen beschaafd en fatsoenlijk handelen in. Zorgvuldig handelen gaat verder: de aanvrager moet actief en aantoonbaar optreden om alle mogelijke schade aan de soort te voorkomen, te beperken en/of ongedaan te maken. Wat dat in de praktijk betekent verschilt van geval tot geval.
EIS Nederland
European Invertebrate Survey, Kenniscentrum insecten en andere ongewervelden.
FLORON
Onderzoek Nederlandse wilde fl ora.
IVN
Instituut voor Natuureducatie.
KNNV
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging.
NJN
Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie.
RAVON
Reptielen, Amfi bieën en Vissen Onderzoek Nederland.
SOVON
Vogelonderzoek Nederland.
STONE
Steenuilenoverleg Nederland.
VZZ
Zoogdierenvereniging.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
BIJLAGE 1
Artikelen Flora- en faunawet
ALGEMENE ZORGPLICHT: Artikel 2 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor fl ora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
ALGEMENE VERBODSBEPALINGEN De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Voor deze verbodsbepalingen geldt de gedragscode als vrijstelling op de ontheffi ngsplicht. Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
51
52
BIJLAGEN
BIJLAGE 2
Beschermde soorten (per juni 2005)
R = soort van Rode lijst 2004
Tabel 1: Algemene soorten Zoogdieren
Mieren
aardmuis Microtus agrestis
behaarde rode bosmier Formica rufa
bosmuis Apodemus sylvaticus
kale rode bosmier Formica polyctena
dwergmuis Micromys minutus
stronkmier Formica truncorum
bunzing Mustela putorius
zwartrugbosmier Formica pratensis
dwergspitsmuis Sorex minutus egel Erinaceus europeus
Slakken
gewone bosspitsmuis Sorex araneus
wijngaardslak Helix pomatia
haas Lepus europeus hermelijn Mustela erminea
Vaatplanten
huisspitsmuis Crocidura russula
aardaker Lathyrus tuberosus
konijn Oryctolagus cuniculus
akkerklokje Campanula rapunculoides
mol Talpa europea
brede wespenorchis Epipactis helleborine
ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus
breed klokje Campanula latifolia
ree Capreolus capreolus
dotterbloem* Caltha palustris
rosse woelmuis Clethrionomys glareolus
gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum
tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus
grasklokje Campanula rotundifolia
veldmuis Microtus arvalis
grote kaardenbol Dipsacus fullonum
vos Vulpes vulpes
kleine maagdenpalm Vinca minor
wezel Mustela nivalis
knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans
woelrat Arvicola terrestris
koningsvaren Osmunda regalis slanke sleutelbloem Primula elatior
Reptielen en amfi bieën
zwanebloem Butomus umbellatus
bruine kikker Rana temporaria
*m.u.v. spindotterbloemR
gewone pad Bufo bufo middelste groene kikker Rana esculenta kleine watersalamander Triturus vulgaris meerkikker Rana ridibunda
Tabel 2: overige soorten Zoogdieren
levendbarende hagedis Lacerta vivipara
damhertR Dama dama edelhert Cervus elaphus
Dagvlinders
eekhoorn Sciurus vulgaris
moerasparelmoervlinderR Euphydryas aurinia
grijze zeehondR Halichoerus grypus
vals heideblauwtjeR Lycaeides idas
grote bosmuisR Apodemus flavicollis steenmarter Martes foina
Vissen
wild zwijn Sus scrofa
bermpje Noemacheilus barbatulus kleine modderkruiper Cobitis taenia
Reptielen en amfi bieën
meerval Silurus glanis
alpenwatersalamander Triturus alpestris
rivierdonderpad Cottus gobio
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
Vaatplanten
rapunzelklokjeR Campanula rapunculus
aangebrande orchisR Orchis ustulata
rechte driehoeksvarenR Gymnocarpium roberti-
aapjesorchisR Orchis simia
anum
beenbreekR Narthecium ossifragum
rietorchis Dactylorhiza majalis
bergklokje Campanula rhomboidalis
praetermissa
bergnachtorchisR Platanthera chlorantha
ronde zonnedauwR Drosera rotundifolia
bijenorchis Ophrys apifera
rood bosvogeltjeR Cephalanthera rubra
blaasvarenR Cystopteris fragilis
ruig klokje Campanula trachelium
blauwe zeedistel Eryngium maritimum
schubvarenR Ceterach officinarum
bleek bosvogeltjeR Cephalantera damasonium
slanke gentiaanR Gentianella amarella
bokkenorchisR Himantoglossum hircinum
soldaatjeR Orchis militaris
brede orchisR Dactylorhiza majalis majalis
spaanse ruiterR Cirsium dissectum
bruinrode wespenorchisR Epipactis atrorubens
steenanjerR Dianthus deltoides
daslook Allium ursinum
steenbreekvaren Asplenium trichomanes
dennenorchisR Goodyera repens
stengelloze sleutelbloemR Primula vulgaris
duitse gentiaanR Gentianella germanica
stengelomvattend havikskruidR Hieracium
franjegentiaanR Gentianella ciliata
amplexicaule
geelgroene wespenorchisR Epipactis muelleri
stijf hardgrasR Catapodium rigidum
gele helmbloem Pseudofumaria lutea
tongvaren Asplenium scolopendrium
gevlekte orchisR Dactylorhiza maculata
valkruidR Arnica montana
groene nachtorchisR Coeloglossum viride
veenmosorchisR Hammarbya paludosa
groensteelR Asplenium viride
veldgentiaanR Gentianella campestris
grote keverorchisR Listera ovata
veldsalieR Salvia pratensis
grote muggenorchisR Gymnadenia conopsea
vleeskleurige orchisR Dactylorhiza incarnata
gulden sleutelbloemR Primula veris
vliegenorchisR Ophrys insectifera
harlekijnR Orchis morio
vogelnestjeR Neottia nidus-avis
herfstschroeforchisR Spiranthes spiralis
voorjaarsadonis Adonis vernalis
hondskruidR Anacamptis pyramidalis
wantsenorchisR Orchis coriophora
honingorchisR Herminium monorchis
waterdriebladR Menyanthes trifoliata
jeneverbesR Juniperus communis
weideklokjeR Campanula patula
klein glaskruid Parietaria judaica
welriekende nachtorchisR Platanthera bifolia
kleine keverorchisR Listera cordata
wilde gagelR Myrica gale
kleine zonnedauwR Drosera intermedia
wilde herfsttijloos Colchicum autumnale
klokjesgentiaanR Gentiana pneumonanthe
wilde kievitsbloemR Fritillaria meleagris
kluwenklokjeR Campanula glomerata
wilde marjolein Origanum vulgare
koraalwortelR Corallorhiza trifida
wit bosvogeltjeR Cephalanthera longifolia
kruisbladgentiaanR Gentiana cruciata
witte muggenorchisR Pseudorchis albida
lange ereprijs Veronica longifola
zinkviooltjeR Viola lutea calaminaria
lange zonnedauwR Drosera anglica
zomerklokjeR Leucojum aestivum
mannetjesorchisR Orchis mascula
zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum
maretak Viscum album moeraswespenorchisR Epipactis palustris
Kevers
muurbloemR Erysimum cheiri
vliegend hert Lucanus cervus
parnassiaR Parnassia palustris pijlscheefkelkR Arabis hirsuto sagittata
Kreeftachtigen
poppenorchisR Aceras anthropophorum
rivierkreeft Astacus astacus
prachtklokje Campanula persicifolia purperorchisR Orchis purpurea
53
54
BIJLAGEN
Tabel 3: soorten bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB Bijlage 1 AMvB
Vaatplanten groot zeegrasR Zostera marina
Zoogdieren das Meles meles
Bijlage IV HR
boommarterR Martes martes eikelmuisR Eliomys quercinus
Zoogdieren
gewone zeehondR Phoca vitulina
baardvleermuis Myotis mystacinus
veldspitsmuisR Crocidura leucodon
bechstein’s vleermuisR Myotis bechsteinii
waterspitsmuisR Neomys fodiens
beverR Castor fiber bosvleermuis Nyctalus leisleri
Reptielen en amfi bieën
brandt’s vleermuisR Myotis brandtii
adderR Vipera berus
bruinvisR Phocoena phocoena
hazelwormR Anguis fragilis
euraziatische lynx Lynx lynx
ringslangR Natrix natrix
franjestaartR Myotis nattereri
vinpootsalamanderR Triturus helveticus
gewone dolfi jn Delphinus delphis
vuursalamanderR Salamandra salamandra
gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus
Vissen
grijze grootoorvleermuisR Plecotus austriacus
beekprikR Lampetra planeri
grote hoefi jzerneus Rhinolophus ferrumequinum
bittervoornR Rhodeus cericeus
hamsterR Cricetus cricetus
elritsR Phoxinus phoxinus
hazelmuisR Muscardinus avellanarius
gestippelde alverR Alburnoides bipunctatus
ingekorven vleermuisR Myotis emarginatus
grote modderkruiperR Misgurnus fossilis
kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus
rivierprik Lampetra fluviatilis
kleine hoefi jzerneusR Rhinolophus hipposideros laatvlieger Eptesicus serotinus
Dagvlinders
meervleermuis Myotis dasycneme
bruin dikkopjeR Erynnis tages
mopsvleermuis Barbastella barbastellus
dwergblauwtjeR Cupido minimus
nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii
dwergdikkopjeR Thymelicus acteon
noordse woelmuisR Microtus oeconomus
groot geaderd witjeR Aporia crataegi
otterR Lutra lutra
grote ijsvogelvlinderR Limenitis populi
rosse vleermuis Nyctalus noctula
heideblauwtjeR Plebejus argus
tuimelaarR Tursiops truncatus
iepepageR Strymonidia w-album
tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus
kalkgraslanddikkopjeR Spialia sertorius
vale vleermuisR Myotis myotis
keizersmantelR Argynnis paphia
watervleermuis Myotis daubentonii
klaverblauwtjeR Cyaniris semiargus
wilde kat Felis silvestris
purperstreepparelmoervlinderR Brenthis ino
witfl ankdolfi jn Lagenorhynchus acutus
rode vuurvlinderR Palaeochrysophanus
witsnuitdolfi jn Lagenorhynchus albirostris
hippothoe rouwmantelR Nymphalis antiopa
Reptielen en amfi bieën
tweekleurig hooibeestjeR Coenonympha arcania
boomkikkerR Hyla arborea
veenbesparelmoervlinderR Bolaria aquilonais
geelbuikvuurpadR Bombina variegata
veenhooibeestjeR Coenonympha tullia
gladde slangR Coronella austriacus
veldparelmoervlinderR Melitaea cinxia
heikikkerR Rana arvalis
woudparelmoervlinderR Melitaea diamina
kamsalamanderR Triturus cristatus
zilvervlekR Clossiana euphrosyne
knofl ookpadR Pelobates fuscus muurhagedisR Podarcis muralis
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
poelkikkerR Rana lessonae rugstreeppad Bufo calamita vroedmeesterpadR Alytes obstetricans zandhagedisR Lacerta agilis
Dagvlinders donker pimpernelblauwtjeR Maculinea nausithous grote vuurvlinderR Lycaena dispar pimpernelblauwtjeR Maculinea teleius tijmblauwtjeR Maculinea arion zilverstreephooibeestjeR Coenonympha hero Libellen bronslibel Oxygastra curtisii gaffellibelR Ophiogomphus cecilia gevlekte witsnuitlibelR Leucorrhinia pectoralis groene glazenmakerR Aeshna viridis noordse winterjufferR Sympecma paedisca oostelijke witsnuitlibelR Leucorrhinia albifrons rivierromboutR Stylurus flavipes sierlijke witsnuitlibelR Leucorrhinia caudalis Vissen houting Conegonus oxyrrhynchus steurR Acipenser sturio Vaatplanten drijvende waterweegbreeR Luronium natans groenknolorchisR Liparis loeselii kruipend moerasschermR Apium repens zomerschroeforchisR Spiranthes aestivalis Kevers brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus heldenbok Cerambyx cerdo juchtleerkever Osmoderma eremita Tweekleppigen bataafse stroommosselR Unio crassus
55
56
BIJLAGEN
BIJLAGE 3
Vaste rust- en verblijfplaatsen
In deze bijlage zijn voorbeelden opgenomen van vaste rust- en verblijfplaatsen van tabel 1 en 2 soorten en vogels (niet volledig). Tabel 3 soorten ontbreken in dit overzicht, hiervoor gelden in eerste instantie de richtlijnen zoals die uitgewerkt zijn in een ontheffi ng. Dit geldt ook voor vogels met jaarrond beschermde nesten, zie bijlage 5.
I.
Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen, permanent in gebruik Concentraties van Tabel 1 soorten -
Groeiplaatsen van planten.
-
Konijnenbouw.
-
Mierenhopen.
-
Vossenbouw (woonburcht).
Tabel 2 soorten
II.
-
Groeiplaatsen van planten.
-
Nest van de grote bosmuis.
-
Nest/slaapplaats van steenmarter (in gebouwen/werken).
Permanente vaste rust- en verblijfplaatsen, tijdelijk in gebruik Concentraties van Tabel 1 soorten -
Poel, sloot of plas in gebruik bij de gewone pad, bruine kikker, groene kikker (middelste groene kikker of meerkikker) en/of kleine watersalamander.
-
Migratiezones amfi bieën (voorjaarstrek).
-
Winterrustplaatsen van amfi bieën (o.a. houtstapels, liggend dood hout, composthopen, gebouwen en werken.
Tabel 2 soorten -
Paaiplaatsen van tabel 2 vissoorten.
-
Nest van eekhoorn.
-
Locaties met waardplanten en nectarplanten voor vals heideblauwtje en moerasparelmoervlinder.
-
Bosrand met verblijfplaats van de levendbarende hagedis.
-
Winterrustplaatsen van amfi bieën (o.a. houtstapels, liggend dood hout, composthopen, gebouwen en werken.
Vogels -
Holle boom of nestkast bosuil en (bos/landschappelijke beplanting/erf).
-
Nestlocatie of nestkast (gebouw).
-
Nestlocaties huiszwaluw en boerenzwaluw (gebouw).
-
Nestlocaties oeverzwaluw (zanddepot met stijlwanden, oever, graafzijde in een afgraving).
-
Nestlocaties huismus (gebouw).
-
Nestlocaties zwarte roodstaart (gebouw).
-
Nestpijp ijsvogel (steile oever, boomkluit).
-
Nestkast of nestlocatie torenvalk (gebouw).
-
Winterrustplaats ransuilen (bos).
-
Kolonielocaties op de grond/op daken/op waterplanten van sterns, meeuwen.
-
Kolonielocaties in bomen van roek, blauwe reiger, lepelaar, aalscholver.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
III.
Tijdelijke vaste rust- en verblijfplaatsen Concentraties van Tabel 1 soorten -
Slaapburchten van vos.
Tabel 2 soorten -
Vogels -
Nesten van de meeste vogels (o.a. zangvogels en watervogels).
57
58
BIJLAGEN
BIJLAGE 4
Richtlijnen beschermende maatregelen
Tijdelijke voorzieningen Indien er vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde fl ora of fauna op de projectlocatie voorkomen dienen deze te worden beschermd. De bescherming dient een zo beperkt mogelijke tijdsduur in stand te worden gehouden (direct koppelen aan de uitvoeringsperiode van de activiteit). Onder tijdelijk te beschermen locaties vallen de locaties zoals in bijlage 3 staan beschreven. De bescherming kan als volgt plaatsvinden -
Het aanbrengen van zichtbare markeringen door middel van een afzetting met palen en linten indien er sprake is van beperkte ingrepen (bv. lokaal graafwerk).
-
Een volledige 3-dimensionale bescherming (kooiconstructie) indien er sprake is van bomenkap versus het beschermen van locaties op maaiveldniveau (bv. mierenhoop of groeiplaats waardevolle planten).
-
Het behouden en beschermen van bewoonde holle bomen, bomen met nestkasten en nestbomen en markering zone rondom deze bomen. De beschermingszone wordt (tijdelijk) uitgesloten van het werk.
-
Behouden en beschermen van delen van een gebouw of werk waarin, waaraan de soort zit (bv. muurvegetatie en deze duidelijk herkenbaar markeren (bv. met verf, lint en/of hekwerken).
-
Behouden van openingen waar fauna gebruik van maakt en de toegang daartoe in stand houden (bv. gat in een gevel en de aanvliegroute van een kerkuil): geen hekwerk of linten voor de opening plaatsen.
-
Geleiding en/of afscherming van locaties door middel schermen voor amfi bieën en reptielen of wildrasters.
Flora- en faunawet | gedragscode ruimtelijke ontwikkeling & inrichting
BIJLAGE 5
Jaarrond beschermde vogelnesten
Boomvalk
750 - 1.000
nee
nee
ja
Buizerd
8.000 - 10.000
nee
nee
ja
Gierzwaluw
30.000 - 60.000
nee
ja
nee
Grote gele kwikstaart
240 - 300
nee
nee
ja
Havik
2000
nee
nee
ja
Huismus
500.000-1.000.000
ja
ja
nee
Kerkuil
1750
nee
ja
nee
Oehoe
3
nee
nee
ja
Ooievaar
400
nee
ja
nee
Ransuil
5000
nee
nee
ja
Roek
60.000 - 65.000
ja
ja
nee
Slechtvalk
8 - 10
nee
ja
ja
Sperwer
4500
nee
nee
ja
Steenuil
6000
nee
ja
nee
Wespendief
700
nee
nee
ja
Zwarte wouw
0 – 1 (onregelmatig)
nee
nee
ja
Kijk voor meest actuele lijst op www.drloket.nl Of bel met het DR-Loket: 0800 – 22 333 22 (op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur).
gebieden
(beschermde) natuur-
Aanwezig in
bebouwde omgeving
Aanwezig in
Koloniebroeder
gelatlas 2002)
(SOVON broedvo-
Aantal broedparen
vogel in Nederland
voorkomen als broed-
Vogels die sinds 1973
Jaarrond beschermde nesten dd oktober 2009
59