Notitie
“Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen” Op grond van gewijzigde omstandigheden en inzichten is een nieuwe / moderne kijk ( visie en missie ) op de positie en taak van de gemeenschapshuizen geformuleerd. Deze moet aan de hand van een aantal uitgangspunten sturing bieden aan de richting waarin de gemeenschapshuizen zich de komende jaren kunnen / moeten ontwikkelen. Visie • Lange termijn- / toekomstperspectief op basis van een compleet beeld van de huidige situatie en inzicht in te verwachten en gewenste ontwikkelingen. De gemeente is verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de afzonderlijke kernen van de gemeente Bladel. Een centrale ontmoetingsplek levert een belangrijke bijdrage aan het behoud van de leefbaarheid en vormt een belangrijke schakel in de sociale infrastructuur. Een goed functionerend gemeenschapshuis draagt bij aan de sociale cohesie, de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij de maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven en als burger in de samenleving. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de gemeenschapshuizen / multifunctionele accommodaties is gericht op het creëren / het in stand houden van een situatie waarin: o
Elke kern over een op de maat van de betreffende kern toegesneden multifunctionele accommodatie beschikt met voldoende capaciteit aan ruimten om nu en in de toekomst onderdak te bieden aan activiteiten van zowel het verenigingsleven als van zorg- en welzijnsinstellingen die dienstbaar zijn aan de lokale gemeenschap;
o
De multifunctionele accommodatie ( MFA) waar mogelijk samen met een ( in de MFA geïntegreerd ) wijkdienstencentrum voor ouderen en de omliggende zorgservicewoningen, een moderne faciliteit vormt waar cultuur, ( 24-uurs)- zorg, recreatie en wonen zijn gecombineerd en ook de plaatselijke jeugd een plek heeft;
o
De gemeenschapshuizen letterlijk en figuurlijk het hart van de lokale gemeenschap vormen, de accommodatie die door en voor de lokale gemeenschap is gerealiseerd, de plek waar het overgrote deel van de lokale sociaal / maatschappelijke, culturele ( en sportieve ) activiteiten en ontmoetingen plaatsvinden;
o
Door de beschikbaarheid van een representatieve accommodatie een prettige locatie ontstaat waar het verenigingsleven, maar ook burgers, werkgevers en werknemers elkaar kunnen ontmoeten, het lokaal organiserend vermogen wordt gestimuleerd en alle betrokken partijen worden uitgedaagd om samen te werken, creatief te denken en innovatief te zijn;
o
Het gemeenschapshuis de thuishaven is voor alle basisvoorzieningen, die van belang zijn voor de inwoners van de betreffende kern;
o
Verdere professionalisering wordt doorgevoerd door het gemeenschapshuis meer planmatig en bedrijfsmatig te beheren en te besturen en een voortdurende aandacht voor de kwaliteit van de dienstverlening;
o
Elk gemeenschapshuis, de mogelijkheid wordt geboden de algemene visie lokaal in te kleuren en maatwerk te leveren waardoor een visie op het eigen functioneren ontstaat waarbij rekening wordt gehouden met relevante ontwikkelingen en afstemming plaatsvindt op de lokale behoeften en wensen;
o
Samenwerking wordt gezocht met externe partijen, zoals woningcorporaties, zorginstellingen en andere relevante organisaties die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het functioneren van het gemeenschaphuis;
o
Voortdurend wordt afgestemd met de gebruikers, vrijwilligers en andere betrokken partijen, om vraag en aanbod zo optimaal mogelijk op elkaar te laten aansluiten en een zo efficiënt mogelijke exploitatie te realiseren; 1 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”
o
Aandacht is voor de meerwaarde die vrijwilligers hebben voor de betrokkenheid bij het gemeenschapshuis.
Missie • Functie / taak / doelstelling • Een principiële keuze op basis van de visie • Centrale gedachte over de functies die de accommodatie in de toekomst moet ( gaan ) vervullen Het gemeenschapshuis wordt beschouwd als het hart van de lokale gemeenschap, waar inwoners elkaar treffen, het verenigingsleven “thuis” is en ook zorg-, hulp- en dienstverlenende instellingen een plek hebben. Afhankelijk van de specifieke lokale situatie wordt aan deze doelstelling invulling gegeven door te streven naar gemeenschapshuizen: o
“Door en voor de lokale gemeenschap”:
Bij de totstandkoming van de nieuwe gemeenschapshuizen is er bewust voor gekozen om de lokale bevolking vanaf het prille begin te betrekken bij de plannen. Door alle afwegingen in dat proces transparant en open te communiceren, werd draagvlak gecreëerd. De wijze waarop inspraak werd geboden, sterkte bij toekomstige gebruikers en bestuurders het gevoelen dat naar hen werd geluisterd en hun wensen zo (optimaal) mogelijk werden vertaald in de opzet van de accommodatie. Resultaat was dat een “eigen” gebouw werd gerealiseerd, waarin het maximaal haalbare van de lokale behoeften waren vertaald. Omvang en mogelijkheden zijn bepaald door de specifieke lokale omstandigheden. Dezelfde betrokkenheid en draagvlak als bij de totstandkoming, willen we ook creëren ten aanzien van het gebruik en de exploitatie van het gemeenschapshuis, ook in de grotere kernen Bladel en Hapert. Instemming over het algemene beleidskader waarbinnen de lokale stichtingsbesturen kunnen opereren. Bij het beheer en de exploitatie van de gemeenschapshuizen past voor de gemeente een rol op afstand, om te waken over het uniforme beleid op hoofdlijnen, zonder de eigenheid van de individuele gemeenschapshuizen geweld aan te doen, met de mogelijkheid per kern om zich te onderscheiden ( bijv. “Den Herd” als regionaal cultureel centrum ). o
Waarin zo veel mogelijk functies zijn geïntegreerd met behoud van eigen identiteit:
Het streven naar een accommodatie waar de leefbaarheid van de gemeenschap zijn vertaling vindt, moet zo veel mogelijk verschillende gebruikers kunnen bedienen. Via een multifunctioneel en flexibel gebruik van ruimten, waar nodig ( in combinatie met / door middel van ) verbouw of uitbreiding van capaciteit, moeten synergievoordelen worden behaald die behoud van functies mogelijk maakt waar deze individueel steeds meer ( dreigen ) te verdwijnen. Synergievoordelen dragen er mogelijk toe bij dat de functies ontmoeting, ontspanning en ontwikkeling verder worden uitgebreid. Het uitbreiden van / het integreren van functies ( opvang, zorg, e.d. ) mag niet ten koste gaan van bestaand gebruik en is slechts mogelijk indien dit in harmonie met het bestaande gebruik kan worden ingepast. Geen enkele gebruiker kan het exclusieve gebruik / een voorkeursrecht van ruimten of gebruikstijden claimen. Verenigingsgebruik en gebruik door ( groepen van ) personen geniet voorrang op een gebruik ten behoeve van (verenigings-)activiteiten met een commerciële inslag of commerciële activiteiten. Laatstgenoemde activiteiten zijn vaak exploitatietechnisch interessant, doch mogen regulier (verenigings-)gebruik niet verdringen. Een optimaal gebruik door ( groepen van ) personen en verenigingen ( oorspronkelijke doelstelling ) dient te allen tijde voorrang te genieten boven commerciële activiteiten / activiteiten met commerciële inslag ( die meer inkomsten generen ) en uit het oogpunt van exploitatie interessanter zijn. De doelstelling is niet om een zo gunstig mogelijk resultaat te behalen, maar om optimaal huisvesting te bieden aan lokale activiteiten. Daarnaast moet zo veel mogelijk voorkomen worden dat geluidproducerende activiteiten ( drumband, harmonie, e.d. ), die qua aard en karakter thuishoren in een gemeenschapshuis, vanwege de veronderstelde overlast naar andere gebruikers, al dan niet noodgedwongen uitwijken naar alternatieve ruimten / accommodaties. Getracht moet worden om ook die gebruikers zo lang / zo veel als mogelijk “binnen boord” te houden. o
Waar de lokale gemeenschap zich thuis voelt, zich kan ontspannen, elkaar kan ontmoeten en activiteiten kunnen plaatsvinden:
Criteria waaraan kan worden getoetst of een gemeenschapshuis aantrekkelijk wordt ervaren en uitnodigt tot gebruik door inwoners uit alle lagen van de lokale bevolking in de leeftijd van 0-100 jaar zijn: 2 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”
o o o o o o o o o o
o
Voldoende passende ( multifunctionele ) oefen- / vergader- ( en sport-)ruimten, afgestemd op de schaal van de betreffende kern en de behoefte van de lokale gemeenschap Voldoende faciliteiten / geoutilleerd om alle gebruikers optimaal te bedienen / te ondersteunen Laagdrempelig ( geen huur ) Bereikbaar ( externe en interne routing ) Toegankelijk ( ook voor mensen met een beperking ) Bruikbaar / gebruiksvriendelijk Open transparant in het te voeren beleid Voldoen aan landelijke wet- en regelgeving Uitnodigend ( Qua vormgeving/kleurstelling/indeling, personeel, programma, . . . ) Kwalitatief hoogwaardige invulling openbare ruimte rondom het gemeenschapshuis. ( Waar mogelijk zou de verblijfsfunctie van dit gebied moeten worden verstrekt. )
Waarvan de beherende instellingen door de gemeente ( financieel ) in staat worden gesteld de verantwoordelijkheid te dragen om de accommodatie overeenkomstig het gemeentelijk beleid te beheren en te exploiteren:
De hoogte van de huidige subsidierelatie met de afzonderlijke gemeenschapshuizen is voor wat betreft Bladel en Hapert gebaseerd op de exploitatieresultaten ( + index ) van de jaren voorafgaande aan het van kracht worden van de huidige “beleidsnota gemeenschapshuizen” in 2001 en voor wat betreft de kleine kernen op basis van aannames in afwachting van de werkelijke resultaten gedurende de eerste jaren na ingebruikname. Deze subsidiegrondslagen moeten worden aangepast aan de gewijzigde / uitgebreide doelstelling / functies van onze gemeenschapshuizen. Uitgangspunten ( concept - subsidiegrondslagen )
Uitgangspunt 1. Gemeenschapshuizen spelen een belangrijke rol bij het realiseren van het gemeentelijk welzijnsbeleid, door in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning onderdak te bieden aan ontspannende, creatieve, culturele of sportieve activiteiten waar inwoners actief aan kunnen deelnemen / meedoen. ( ontwikkeling “Welzijnsbeleid / Wet Maatschappelijke Ondersteuning” (WMO)
Uitgangspunt 2. Gemeenschapshuizen staan er voor open om nieuwe maatschappelijke rollen en functies te gaan vervullen ( naast ontmoeting en ontspanning, ook activiteiten ter bevordering van de sociale cohesie zoals opvang, zorg en ontplooiing ). ( ontwikkeling: “Nieuwe partijen / nieuwe verhoudingen” )
Uitgangspunt 3. Gemeenschapshuizen dragen bij aan het behoud van voorzieningen en activiteiten ( en daarmee de leefbaarheid van de betreffende kern ) door onderdak te bieden aan zo veel mogelijk functies en gebruikers. ( ontwikkeling: “Behoud leefbaarheid”)
Uitgangspunt 4. Bij het realiseren van dienstencentra ( onderdeel van het concept “woonzorgzone” ) wordt in eerste instantie bezien of integratie in het lokale gemeenschapshuis mogelijk is. ( ontwikkeling: “Uitgangspunten voor de realisering van dienstencentra in het kader van de ontwikkeling van woonzorgzones in de gemeente Bladel” ).
Uitgangspunt 5. Gemeenschapshuizen bieden onderdak voor ( het lokaal organiseren van ) jongerenactiviteiten. ( ontwikkeling: “Decentraal jongerenwerk”)
Uitgangspunt 6. Gemeenschapshuizen stemmen frequent af of het aanbod nog altijd aansluit bij de behoeften van hun ( potentiële ) gebruikers. ( ontwikkeling: “Bottom up” benadering. )
3 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”
Ook de gemeente zelf zal het functioneren van de gemeenschapshuizen periodiek gaan toetsen en evalueren. Hiertoe zal een vragenlijst worden ontwikkeld, die een jaar na het van kracht worden van het nieuwe beleid, voor de eerste keer zal worden ingezet.
Uitgangspunt 7. Gemeenschapshuizen hanteren ingeval van een structureel gebruik van (een) ruimte(n) door een commerciële partij, één uniforme huurprijs/norm, ongeacht welke kern of welk gebouw het betreft. ( ontwikkeling: “Structureel gebruik door commerciële partijen” )
Uitgangspunt 8. De gemeenschapshuizen wordt duidelijkheid geboden over de juiste wijze waarop en de juiste mate waarin BTW moet worden afgedragen en in vooraftrek mag worden genomen. ( ontwikkeling: BTW )
Uitgangspunt 9. Gemeenschaphuizen hanteren bij het overleggen van de jaarcijfers een door de gemeente aangereikt verantwoordingsprotocol waarmee het inzicht wordt geboden, dat thans enkel door het herschikken van de jaarcijfers kan worden verkregen. ( ontwikkeling: “Verantwoording” )
Uitgangspunt 10. Voor het gebruik van ruimte(n) door personen / groepen van personen ( al dan niet in verenigingsverband ) en verenigingen afkomstig uit de gemeente Bladel, is voor zover het geen commerciële activiteiten betreft geen huur verschuldigd.
Uitgangspunt 11. Alle niet commerciële zorg-, hulp- en dienstverlenende welzijnsinstellingen die met hun lokale aanbod een bijdrage leveren aan ( het behoud / het vergroten van ) de leefbaarheid van het dorp, moeten om niet gebruik kunnen maken van ruimten in het gemeenschapshuis. Scholen dienen te worden gelijkgesteld aan niet commerciële zorg-, hulp- en dienstverlenende welzijnsinstellingen zoals het maatschappelijk werk, de GGD, de bibliotheek, en moeten dus om niet gebruik kunnen maken van ruimten in het gemeenschapshuis.
Uitgangspunt 12. Er is sprake van een “verenigingsactiviteit”, wanneer het een activiteit betreft, gelieerd aan de ( statutaire ) doelstelling van die vereniging, zonder het vooropgestelde doel ( extra ) inkomsten te verwerven, uitgevoerd door personen / groepen van personen ( al dan niet in verenigingsverband ) en verenigingen, afkomstig uit de gemeente Bladel. Ingeval van een “verenigingsactiviteit” is geen huur verschuldigd. ( ervaring met beleidslijn “huur” )
Uitgangspunt 13. Er is sprake van een “activiteit met commerciële inslag” wanneer het “verenigingsvreemde” activiteiten betreft ( niet gelieerd aan de - statutaire - doelstelling van de gebruiker ) met het vooropgestelde doel ( extra ) inkomsten te verwerven. Ingeval van een “activiteit met commerciële inslag” is huur verschuldigd. ( ervaring met beleidslijn “huur” ) Voor het gebruik van faciliteiten ( zoals een beamer ) moet een onkostenvergoeding worden betaald, ongeacht of sprake is van een verenigingseigen dan wel een verenigingsvreemde activiteit.
Uitgangspunt 14. Er is sprake van een “commerciële activiteit” wanneer het activiteiten van een profit-instelling betreft met het vooropgestelde doel de commerciële activiteiten / het commerciële aanbod van de gebruiker te promoten. Ingeval van een “commerciële activiteiten” is huur verschuldigd. ( ervaring met beleidslijn “huur” )
Uitgangspunt 15. Er wordt een uniform huurtarievenbeleid ontwikkeld voor alle gemeenschapshuizen in onze gemeente waarin een onderscheid wordt gemaakt in de huur voor verenigingsactiviteiten met een commerciële inslag en commerciële activiteiten. 4 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”
Het mag voor een gebruiker geen verschil maken of men in de ene of de andere kern aanklopt om gebruik te kunnen maken van het gemeenschapshuis. Is het gebruik in de ene kern gratis dan zou dat in de andere kern / in een ander gemeenschapshuis ook zo moeten zijn. Ook de prijs ( de huur ) vanwege het gebruik van een ruimte in het ene of het andere gemeenschapshuis moet hetzelfde / vergelijkbaar zijn. Het mag niet zo zijn dat men in het ene gemeenschapshuis veel goedkoper uit is dan in het andere. Er worden vaste huurtarieven gehanteerd, onafhankelijk van de frequentie van het gebruik, de omvang van het gebruik, de te verwachten revenuen van het gebruik, etc. De beschikbaarheid ( de aanwezigheid van een op die kern toegesneden aanbod ) en de toegankelijkheid ( de kosten om gebruik te maken van het aanbod ) moet in elke kern gelijk zijn, dan wel een vergelijk met de situatie in de andere kernen kunnen doorstaan. Op dezelfde manier als één van de stichtingsbesturen nu de kosten van personele inzet aan een (para-) commerciële activiteit toerekent, kan de vinger aan de pols worden gehouden bij de inzet van het gemeenschapshuis ten aanzien van álle activiteiten ( niet alleen de para-commerciële ). Dat zal in het begin veelal geschieden op basis van nacalculatie. Kritische toetsing van die inzet leidt tot het inzicht wat het programma in het betreffende gemeenschapshuis gemiddeld het jaar rond aan ( personele ) inzet vereist. Het is aan de gemeente om te bepalen of het kostenplaatje van die inzet acceptabel is om dit programma ( totaal aan activiteiten / evenementen ) mede mogelijk te maken. Het is niet wenselijk dat stichtingsbesturen zich die bevoegdheid toedelen. Het oordeel over de mate waarin gemeenschapgelden mogen worden aangewend voor het in standhouden / mede mogelijk maken van een bepaald voorzieningenniveau, is aan de gemeenteraad ( de vertegenwoordiging van diezelfde gemeenschap ) en niet aan afzonderlijke stichtingsbesturen. Bezien zal worden of bijvoorbeeld de tarieventabel van “Den Herd” ook kan worden gehanteerd in / door de andere gemeenschapshuizen. Er zal kritisch gekeken moeten ( blijven ) worden naar de inzet en het daaruit voortvloeiende kostenplaatje. De instandhoudingsbijdrage ( jaarlijkse subsidie ) zal ( bijzondere omstandigheden daargelaten ) gemaximaliseerd worden, om te voorkomen dat te makkelijk en te ruimhartig inzet wordt gepleegd, omdat “onder de streep aan het eind van het jaar toch wordt afgerekend met de gemeente”. Het ondernemerschap van beheerder en bestuur dient zich te richten op een optimaal gebruik van ruimten en niet op het handelen naar eigen inzicht met de condities waaronder dat gebruik plaats kan vinden, noch op het situationeel bepalen of en zo ja hoeveel huur betaald moet worden, hoe transparant, integer en verdedigbaar dat ook plaatsvindt. Sponsoring van initiatieven door middel van bij- of vrijstelling van huur is wat ons betreft niet acceptabel. Het strikt toepassen van de onder deze paragraaf “huur” omschreven uitgangpunten voorkomt willekeur, schept duidelijkheid en zekerheid en maakt een einde aan de situatie waarin sommige stichtingsbesturen een eigen huurbeleid hanteren.
Uitgangspunt 16. De stichtingsbesturen stellen een overzicht op van activiteiten die zich op de scheidslijn ( in het “grijze” gebied ) van de verschillende categorieën van gebruik bevinden. In overleg kan dan worden bepaald tot welke categorie de betreffende activiteit moet worden gerekend en in welke mate huur is verschuldigd. Achterliggende gedachte bij dit uitgangspunt is dat er een opsomming van “twijfelgevallen” ( wel / niet huur ? ) opgesteld wordt en dat door aan te geven of hiervoor wel / niet huur verschuldigd is, in de toekomst de interpretatie van de beleidsregel makkelijker en eenduidiger kan plaatsvinden. Activiteiten door de lokale school ( musical e.d. ) Geen huur: niet commerciële instelling dienstbaar aan de lokale gemeenschap. Bijeenkomst ZLTO Geen huur: overleg belangenvereniging met leden zonder commercieel karakter Regionaal overleg ZLTO Wel huur: gebruiker is niet afkomstig / niet gevestigd in onze gemeente. Overleg lokale afdeling MKB Wel huur: overleg belangenvereniging van leden mét commercieel karakter / winstoogmerk Toneeluitvoering met entree Geen huur: inkomsten zijn nodig om “verenigingseigen” activiteiten mogelijk te maken Carnaval Geen huur: culturele activiteit zonder winstoogmerk 5 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”
Vergadering dorpsraad Geen huur: geen commerciële activiteit, door groep van personen uit de eigen gemeente Volleybal als activiteit voor ouderen Wel huur: volleybal is een sport waarvan de bond is aangesloten bij het NOC*NSF Koersbal als activiteit voor ouderen Geen huur: geen sport die via de bond is aangesloten bij het NOC*NSF Lezing Rabobank Wel huur: activiteit ter promotie van een commerciële instelling Spreekuur GGD, maatschappelijk werk, consultatiebureau etc. Geen huur: betreft niet commerciële zorg-, hulp- en dienstverlenende welzijnsinstellingen Wij hebben niet de illusie dat hierbij de discussie wel / niet huur helemaal uit de wereld is. Er zullen altijd twijfelgevallen blijven. Voornoemde uitgangspunten, ondersteund met een aantal praktijkvoorbeelden, moeten bijdragen aan een meer uniforme interpretatie en toepassing.
Uitgangspunt 17. In gevallen waarin ruimten in onze gemeenschapshuizen gedurende een langere periode (enkele maanden / een seizoen / of nog langer) exclusief gebruikt worden door commerciële marktpartijen ( bijv. kinderopvang ) wordt een huurnorm voorgestaan van € 125,= excl. BTW per m2 ( prijspeil 2010 ) Voor de levering van gas, water en elektra wordt een opslag gerekend van 35,= excl. BTW per m2 Ingeval van medegebruik / gebruik voor enkele dagen / dagdelen per week (gedurende een langere periode) dienen deze normen naar verhouding te worden aangepast. Hierbij wordt gerekend met 15 dagdelen per week ( 5 ochtenden, middagen en avonden ), er vanuit gaande dat commercieel gebruik in de weekenden in regel incidenteel is. Deze normbedragen dienen jaarlijks te worden geïndexeerd met het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens ( het indexcijfer van de maand gelegen 4 maanden voor de maand waarin de huurprijs wordt aangepast gedeeld door het indexcijfer van de maand gelegen 16 maanden voor de maand waarin de huurprijs wordt aangepast ). Met dit tarief is de kostprijs van het commerciële gebruik van een ruimte in een gemeenschapshuis in de lijn van het tarief dat door de lokale basisscholen in rekening wordt gebracht vanwege huur van ruimten / lokalen door een commerciële partij.
Uitgangspunt 18. In gevallen waarin een commerciële partij voor een langere periode ( enkele maanden / een seizoen, of nog langer ) een ruimte wil huren in een gemeenschapshuis, dient de gemeente vooraf te worden gekend in de beslissing om hier wel of niet medewerking aan te verlenen. Uitgangspunt is niet geformuleerd om te tornen aan de bevoegdheid van de beherende instellingen. Uitgangspunt dient als handvat om als lokale overheid te bewaken dat met gemeenschapsgelden opgerichte voorzieningen niet in concurrentie met andere marktpartijen of met elkaar, onderdak bieden aan commerciële instellingen én dat daar waar medewerking wordt verleend dit in elk gemeenschapshuis op dezelfde manier wordt vormgegeven.
Uitgangspunt 19. De gemeente wordt weer verantwoordelijk voor het groot onderhoud. De gemeente wil af van de situatie waarin aan de hand van de jaarstukken allerlei correcties op de geschetste stand van de voorziening onderhoud moeten worden doorgevoerd om afstemming te behouden met de mate waarin hiertoe subsidie wordt verleend. Correcties vanwege oneigenlijk en/of een te ruimhartig gebruik van de voorziening. Ingeschat wordt dat de financiële gevolgen van deze maatregel minimaal zullen zijn. De instellingen ontvingen tot nu toe een bedrag onder aftrek van 10% efficiëncykorting. Dat voordeel moet de gemeente nu zelf zien te realiseren door het onderhoud van meerdere gemeenschapshuizen tegelijkertijd aan te besteden. Mocht het zover komen dat één gemeenschapshuis ( als eigenaar ) zelf verantwoordelijk blijft voor het volledige onderhoud, dan wil de gemeente daar wel meteen de afspraak aan koppelen dat de omvang van de voorziening onderhoud voor dit gemeenschapshuis dan nimmer meer een argument kan zijn om aanvullende middelen te vragen voor het tijdig en afdoende uitvoeren van de door “Oranjewoud” opgesomde onderhoudsactiviteiten.
6 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”
Uitgangspunt 20. De gemeente bepaalt tot op welk niveau zij zich verantwoordelijk voelt de beherende instellingen financieel in staat te stellen de huidige inventaris op peil te houden. Vooraf kan reeds worden gesteld dat instandhouding van de inventaris op het huidige niveau ( kwalitatief / kwantitatief ) leidt tot de noodzaak om de beherende instellingen op dit onderdeel in het vervolg extra financieel tegemoet te komen. ( ervaring met beleidslijn “Onderhoud / vervanging / uitbreiding van inventaris” )
Uitgangspunt 21. Voor aanschaf / onderhoud / vervanging van inventaris ontvangen de beherende instellingen voortaan een genormeerde tegemoetkoming. De instellingen zijn vrij om te bepalen hoe dit bedrag, gezien de specifieke lokale situatie / behoefte, ten behoeve van de inventaris wordt ingezet.
Uitgangspunt 22. Beherende instellingen maken tijdig melding van investeringen in het gebouw, waarvoor een beroep op de gemeente zal worden gedaan. ( ervaring met beleidslijn “Investeringen” )
Uitgangspunt 23. De beschikbaarheid van de accommodaties die geen eigendom zijn van de gemeente ( Hapert = stichting / Casteren = woningstichting ) moet gewaarborgd zijn. Via de erfpachtovereenkomst ( Hapert ) en de huurovereenkomst met WSZ ( Casteren ) is de beschikbaarheid van genoemde accommodaties voldoende gewaarborgd. De praktijk geeft geen aanleiding in deze zaken anders te gaan regelen. ( ervaring met beleidslijn: “Beschikbaarheid van gemeenschapshuizen die geen eigendom zijn van de gemeente” )
Uitgangspunt 24. Het opzetten en uitbreiden van “bijzondere functies” in de gemeenschapshuizen wordt toegejuicht, mits geen verdringing van reguliere activiteiten / functies plaatsvindt, mits niet-commercieel en mits qua aard en karakter gelieerd / te linken aan de reguliere functies van het gemeenschaphuis. ( ervaring met beleidslijn “Bijzondere functies” ) Het hiervoor geformuleerde dient in die mate te worden genuanceerd dat op voorhand geen functies worden uitgesloten. Uitbreiding mag echter niet leiden tot oneerlijke concurrentie en dient te worden afgestemd met de, op grond van andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, voorgestane clustering van functies. Initiatieven zullen vanuit een positieve doch kritische grondhouding worden benaderd. Uitbreiding met functies die geen duidelijke relatie hebben met de statutaire doelstelling van het gemeenschapshuis, vereist vóóraf instemming door de gemeente.
Uitgangspunt 25. Met de gemeente wordt vooraf afgestemd, indien van de gemeente wordt verwacht dat een financiële bijdrage wordt geleverd aan de totstandkoming / instandhouding van een “bijzondere functie” in het gemeenschapshuis.
Uitgangspunt 26. Eventuele uitbreiding van de theaterfunctie van “Den Herd” dient plaats te vinden in nauw overleg met het bestaande aanbod in Reusel en Bergeijk, om er voor te zorgen dat het aanbod aanvullend in plaats van in concurrentie van elkaar is. Bij verdere invulling van de functie - cultureel centrum - zal steeds de afweging gemaakt moeten worden of de geconstateerde behoefte lokaal moet worden ingevuld of dat verwezen moet / kan worden naar aanbod in de regio en/of een centrumgemeente zoals Eindhoven. ( ervaring met beleidslijn “Bijzondere functies” )
Uitgangspunt 27. Gemeenschapshuizen mogen geen gebruiksmogelijkheden bieden aan activiteiten van commerciële of persoonlijke aard, tenzij dit met instemming van de plaatselijke horeca geschiedt en/of via de lokale horeca geen passend alternatief onderkomen voorhanden is. ( ervaring met beleidslijn “Paracommerciële activiteiten” )
7 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”
Van elk stichtingsbestuur wordt daarom verlangd dat een convenant met de lokale horeca wordt gesloten over welke commerciële activiteiten mogen plaatsvinden in het gemeenschapshuis. Hierbij wordt de lokale, al jaren gebruikelijke, invulling in acht worden genomen.
Uitgangspunt 28. Om oneerlijke ( gesubsidieerde ) concurrentie met de plaatselijke horeca te voorkomen worden door de beherende instellingen consumptieprijzen gehanteerd die gelijk zijn aan het niveau van de plaatselijke horeca. ( ervaring met beleidslijn “Consumptieprijzen” )
Uitgangspunt 29. Afwijkingen van de uitgangspunt 28 worden niet toegestaan. Handelen in strijd met deze afspraak / deze beleidslijn kan leiden tot een sanctie in vorm van een correctie op de hoogte van de verleende subsidiebijdrage. Door te bepalen dat de consumptieprijzen gelijk moeten zijn aan de prijzen die gehanteerd worden in de lokale horeca en met deze ondernemers een convenant te sluiten over welke activiteiten wel / niet in het gemeenschapshuis mogen plaatsvinden en hoe vaak, worden de belangrijkste voorwaarden ingevuld voor een goede verstandhouding tussen lokale horeca en gemeenschapshuis, die in plaats van elkaar te beconcurreren, elkaar waar mogelijk aanvullen.
Uitgangspunt 30. De opslagcapaciteit van de gemeenschapshuizen dient uitsluitend voor materialen van het gemeenschapshuis zelf . Er wordt niet voorzien in extra opslagmogelijkheden voor spullen van gebruikers. Bekend is dat thans allerlei grote verenigingsspullen opgeslagen worden in de gemeenschapshuizen. Dat is wel zo praktisch en ook niet bezwaarlijk. Het kan echter geen argument vormen om die reden de capaciteit verder uit te moeten breiden. In de praktijk vindt opslag plaats van spullen die door de gebruikers moeilijk te vervoeren zijn. Als daar in goed overleg met de beherende instelling een oplossing voor kan worden gevonden, is dat geen probleem. Medewerking betreft echter een extra service, is niet afdwingbaar. Tot slot: Vervolg is dat eerst gezamenlijk draagvlak wordt bereikt over de uitgangspunten van het nieuwe beleid. Vervolgens zullen op grond van die uitgangspunten een aantal subsidiegrondslagen worden gedefinieerd die per gemeenschapshuis moeten leiden tot een subsidiebijdrage waarmee het bestuur in staat wordt gesteld de accommodatie goed te beheren en een sluitende exploitatie te realiseren. De subsidiesystematiek moet zodanig flexibel van opzet zijn dat ingeval van extra taken / functies ruimte bestaat tot aanpassing van de subsidiebijdrage.
Bladel, november 2010.
8 “Herijken beleidsnota / formuleren visie en missie gemeenschapshuizen”