Bevolkingstrends
Familierelaties van Polen in Nederland
2016 | 02
Kasia Karpinska (EUR) Jeroen Ooijevaar (CBS) CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 1
Sinds Polen is toegetreden tot de Europese Unie is het aantal Polen in Nederland snel gegroeid. Polen is nu het grootse herkomstland van nieuwe migranten in Nederland. Migratie heeft gevolgen voor de familierelaties die migranten met familieleden in het land van herkomst onderhouden. Dit artikel is een eerste verkenning van de relaties van Poolse migranten in Nederland met hun ouders die in Polen wonen. Om de familierelaties in kaart te brengen is gebruik gemaakt van een grootschalige enquête onder Polen in Nederland: Families van Polen in Nederland (FPN). Naast het beschrijven van de achtergrondkenmerken van de populatie, beschrijft dit artikel verschillende types familierelaties die Poolse migranten met hun in Polen wonende moeders hebben.
1. Inleiding In 2004 is Polen toegetreden tot de Europese Unie. Vanaf dat moment hebben Polen geen verblijfsvergunning meer nodig om zich in Nederland te vestigen. De tewerkstellings vergunning die noodzakelijk was om vrij toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen, is voor mensen van Poolse afkomst op 1 mei 2007 afgeschaft. Dit vrije verkeer van personen en arbeid heeft geleid tot een forse toename van het aantal Polen in Nederland (Ooijevaar, Sluiter en Verschuren, 2013). In 2014 vestigden zich 24 duizend Polen in Nederland. Polen vormden daarmee veruit de grootste migrantengroep die zich in Nederland vestigde (CBS, 2015). De migratie vanuit Polen naar Nederland is niet nieuw. Nederland kende al een migratie stroom van Polen naar de Limburgse mijnen aan het begin van de twintigste eeuw, huwelijks migratie van zogenoemde ‘Poolse bruiden’ en een instroom van Polen met Duits paspoort in de jaren 90 (Karczemski en Boer, 2011). De omvang van de huidige migratiestroom is echter groter dan de voorgaande migratiestromen. Veel van de migratiebewegingen van Polen naar Nederland hebben een tijdelijk karakter. Uit cijfers van CBS blijkt dat retourmigratie onder de Polen aanzienlijk is (Nicolaas, 2011). De recente migratie onder Polen (die na 2004 begon) was voornamelijk arbeidsmigratie, al zijn er in de afgelopen jaren steeds meer gezinsmigranten gekomen (Engbersen, Leerkes, Grabowska-Lusinska, Snel en Burgers, 2013), die samen met of in navolging van hun partner en kinderen naar Nederland komen. De komst van partner en kinderen zou volgens onderzoekers duiden op een intentie om langer te blijven (Gijsberts en Lubbers, 2013). Hoewel er steeds meer informatie beschikbaar is over de sociaaleconomische en sociaalculturele kant van migratiestromen, is er minder bekend over hoe migratie de familiebanden van migranten beïnvloedt. Hoe worden de familiebanden onderhouden als leden van een familie zijn gescheiden door landsgrenzen? Die informatie is beschikbaar over traditionele migrantengroepen in Nederland, zoals Turken, Marokkanen, Antillianen en Surinamers (Rooyakkers, de Valk en Merz, 2014; 2015). Die traditionele migrantengroepen verschillen echter van nieuwe, Oost-Europese migranten in termen van mogelijkheden om zich vrij in Nederland te vestigen, culturele en religieuze achtergrond, en fysieke afstand tussen Nederland en land van herkomst. Representatieve informatie over de familierelaties van de
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 2
nieuwe Oost-Europese migranten is schaars, niet alleen voor Nederland, maar ook elders in Europa. Eenvoudigere communicatie via mobiele telefoons en Skype en goedkope manieren om te reizen zouden het instandhouden van familiebanden over grenzen heen gemakkelijker kunnen maken (Dekker en Engbersen, 2014). Dit maakt het eveneens eenvoudiger om op afstand (financiële) zorg te verlenen (Baldassar, 2007). Eerdere onderzoeken wijzen uit dat, ondanks de fysieke afstand, de familiebanden van Poolse migranten sterk blijven en dat familieleden aan weerszijden van de grens elkaar blijven steunen (Ryan, Sales, Tilki en Siara, 2009). Deze steun manifesteert zich zowel in financiële zin als in het verlenen van diensten. Deze eerdere onderzoeken zijn echter kwalitatieve studies en veelal uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk (Ryan, 2010; Ryan en Sales, 2013; White, 2011). Het is niet duidelijk of de genoemde patronen ook van toepassing zijn op Nederland en in welke mate familiebanden met in Polen wonende ouders worden onderhouden door Poolse migranten in Nederland. Nederlandse onderzoeken hebben zich vooralsnog met name gericht op sociaal-culturele en economische integratie en retourmigratie (o.a. Engbersen et al., 2013; Van der Vliet, Ooijevaar en Van der Bie, 2012; Weltevrede, de Boom, Rezai, Zuijderwijk en Engbersen, 2009). Om de familierelaties van nieuwe migranten in kaart te brengen is de Erasmus Universiteit Rotterdam een grootschalig onderzoek gestart onder Polen in Nederland. Deze studie is uitgevoerd in het laatste kwartaal van 2014 en het eerste kwartaal van 2015. Het uiteindelijke doel van het onderzoek Families van Polen in Nederland (FPN) is het verkrijgen van inzicht in het effect van migratie op de ontwikkeling van familiebanden bij personen van Poolse afkomst. Het onderzoek beschrijft factoren die de mate en aard van familiebanden onder migranten bepalen en of migranten in staat zijn om saamhorigheid in de familie in stand te houden ondanks de grote afstand. In het onderzoek wordt uitgebreid gekeken naar de banden tussen migranten en hun partners, kinderen en ouders. Een groot deel van de vragenlijst is gewijd aan het netwerk van migranten – wie zijn de mensen die zij helpen en wie biedt hen hulp met de zorg voor kinderen en dagelijkse zaken, maar ook een luisterend oor? Het FPN-onderzoek maakt deel uit van het internationale onderzoeksprogramma ‘Gender and Generations Program’ van de Europese Unie. Polen in Nederland kregen voor een deel dezelfde vragen voorgelegd als Polen die woonachtig zijn in Polen. In een later stadium kunnen de onderzoeksresultaten van Polen in Nederland worden vergeleken met die van Polen in Polen. Veel studies vergelijken veelal migranten met de autochtone bevolking. Voor het bepalen van een effect van migratie op familierelaties is het van belang om migranten ook te vergelijken met hun landgenoten in het land van herkomst. In 2017 zal de tweede ronde van FPN worden gehouden. Dit panelkarakter van FPN maakt het mogelijk om veranderingen in familierelaties vast te stellen. Dit artikel geeft een eerste verkenning van de resultaten weer. Eerst volgt een korte methodologische verantwoording van het onderzoek en een beschrijving van de achtergrond kenmerken van de respondenten. Daarna volgt een eerste inzicht in de transnationale familierelaties van migranten. Het artikel wordt afgesloten met conclusies en een vooruitblik.
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 3
2. Methode Het steekproefkader van het onderzoek Families van Polen in Nederland omvat alle personen in Nederland die aan de volgende selectievoorwaarden voldoen: −− geboren in Polen; −− ouders ook in Polen geboren; −− geregistreerd in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) na 1 januari 2004; −− tussen de 18 en 49 jaar oud ten tijde van de meest recente inschrijving.
Niet-geregistreerde Polen in Nederland De steekproef van FPN bevat alleen geregistreerde migranten. Een persoon die voor vier maanden of langer in Nederland wil verblijven, wordt geacht om zich in de GBA te laten registreren. In de FPN zijn Poolse migranten met de intentie om te blijven in Nederland dus vaker vertegenwoordigd. Niet alle Europese migranten schrijven zich echter in. Uit de Migrantenmonitor (CBS, 2015) blijkt dat eind 2013 van de bijna 188 duizend geregistreerde Poolse werknemers in Nederland, slechts een kleine 96 duizend zich in heeft geschreven in de GBA. Nederlandse gemeenten steken de laatste jaren meer moeite in het registreren van inwoners. De gemeente Westland, waar veel Poolse migranten in de tuinbouw werken, is begonnen met het duidelijker in beeld brengen van arbeidsmigranten binnen de gemeentegrenzen. Initiatieven van gemeenten variëren van het organiseren van informatieavonden tot het benaderen van werkgevers om hun werknemers te registreren. Ook het heffen van toeristenbelasting bij migranten die zich niet registreren komt voor. Ook andere gemeenten nemen dergelijke initiatieven over. Of dit al een effect heeft op een betere en meer adequate registratie van Polen in de Basisregistratie Personen is nog moeilijk vast te stellen.
CBS heeft de steekproef getrokken. Het veldwerkbureau GfK Panel Services (GfK PS) verrichtte het veldwerk, dat plaatsvond in het laatste kwartaal van 2014 en het eerste kwartaal van 2015. Respondenten konden op verschillende manieren deelnemen: via internet, of faceto-face. De respondenten die de vragenlijst via internet wilden invullen, konden kiezen tussen een Poolstalige of Nederlandstalige vragenlijst. Poolssprekende interviewers waren beschikbaar om een face-to-face-interview in het Pools af te nemen. De steekproef is door GfK PS aangevuld met telefoonnummers (die beschikbaar waren in commerciële databases). Respondenten die na drie schriftelijke contactpogingen om via een digitale vragenlijst deel te nemen niet hadden gereageerd, werden telefonisch benaderd om aan het onderzoek deel te nemen als van hen een telefoonnummer bekend was. Als ze dan alsnog de vragenlijst niet hadden ingevuld, zijn ze door interviewers benaderd om digitaal de vragenlijst in te vullen of vragen te beantwoorden tijdens een face-to-face interview. Er zijn uiteindelijk geen telefonische interviews afgenomen.
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 4
Het doel van FPN was om informatie over duizend respondenten te verzamelen. Om dit streefgetal te bereiken, zijn er 2 881 potentiele respondenten benaderd. Bijna een kwart (23 procent) van de geselecteerde Poolse migranten woonde niet (meer) op het adres van inschrijving in de GBA. Dit aantal is vergelijkbaar met eerdere studies naar recent geëmigreerde Poolse migranten in Nederland (Gijsberts en Lubbers, 2013). Op de overgebleven adressen hebben 1 131 respondenten aan het onderzoek deelgenomen. De respons bedroeg daarmee 51 procent. Op basis van bekende populatiekenmerken heeft CBS gekeken of de gegevens van FPN representatief zijn voor geregistreerde Poolse migranten in Nederland. Omdat het selectiecriterium was dat de respondenten ten tijde van de inschrijving, in 2004, maximaal 49 jaar oud mochten zijn, is de maximale leeftijd van de respondenten ten tijde van het veldwerk in 2014, 59 jaar. Op basis van het bevolkingsregister vergeleek het CBS de respons uit de steekproef met de populatie Poolse migranten in de leeftijdsgroep 18 tot en met 59 jaar, aan de hand van de volgende kenmerken: leeftijd, geslacht, samenstelling van het huishouden, persoonlijk inkomen, sociaaleconomische categorie, landstreek, mate van verstedelijking en verblijfsduur (sinds de officiële registratie). Op een aantal kenmerken wijkt de respons af van de populatie die in dezelfde periode in de GBA ingeschreven stond. Zo zijn vrouwen in het onderzoek oververtegenwoordigd. Mannen weigerden vaker om deel te nemen aan het onderzoek, vooral mannen boven de 30 jaar. Migranten die in eenpersoonshuishouden wonen, zijn ondervertegenwoordigd in het onderzoek, terwijl migranten met partners en kinderen juist vaker deel hebben genomen dan zou kunnen worden verwacht op basis van de populatiekenmerken. Op basis van deze verschillen, heeft CBS de uitkomsten gewogen. De resultaten die worden gepresenteerd in dit artikel zijn gebaseerd op deze gewogen uitkomsten.
3. Resultaten 3.1 Kenmerken van de onderzoekspopulatie In deze paragraaf volgt een schets van enkele demografische en sociaaleconomische kenmerken van de onderzoekspopulatie, zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, economische activiteit, salaris en de reden dat men naar Nederland is gekomen. Ook gaat deze paragraaf kort in op de gezinssituatie van Poolse migranten in Nederland. Uit tabel 3.1.1 blijkt dat de respondenten in de FPN gemiddeld 34 jaar oud zijn, waarbij de vrouwen gemiddeld wat jonger zijn dan de mannen. Driekwart van de onderzoekspopulatie beschikt over een startkwalificatie (een opleidingsniveau van ten minste een havo- of vwo-diploma of een mbo-diploma op niveau 2). Bijna een kwart is hoogopgeleid. Onder de vrouwen is het aandeel hoogopgeleiden aanzienlijk groter. Poolse migranten lijken hun weg op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden: een zeer groot deel van de onderzoekspopulatie heeft werk (tabel 3.1.2). Zo is ruim een derde in dienst van een bedrijf of organisatie, werkt 30 procent voor een uitzendbureau, en is bijna 13 procent zelfstandig ondernemer. Bijna 8 procent van de totale onderzoekspopulatie is werkloos. Ter vergelijking: in 2013 was van de beroepsbevolking 7 procent van de autochtonen, 10 procent
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 5
3.1.1 Leeftijd en opleidingsniveau naar geslacht Mannen
Vrouwen
Totaal
%
Leeftijd 18–25 jaar
7,6
11,1
9,4
26–35 jaar
53,2
55,5
54,3
36–45 jaar
28,6
24,4
26,5
46–59 jaar
10,7
9,0
9,8
Opleidingsniveau Basisschool
4,7
2,6
3,6
MAVO/VMBO
32,9
15,1
23,8
HAVO/VWO
15,9
20,6
18,3
MBO
32,4
30,0
31,2
HBO
6,7
14,0
10,4
WO/Postdoctoraal
7,4
17,7
12,7
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
van allochtonen uit de nieuwe EU-landen en 19 procent van de niet-westerse allochtonen werkloos (Van der Vliet, Ooijevaar en Wobma, 2014). Van de werkloze Polen in ons land gaf 80 procent aan in de laatste vier weken op zoek te zijn geweest naar een baan. Daarnaast is 14 procent niet werkzaam en ook niet actief op zoek naar werk. Het gaat hier om huismannen of –vrouwen (de helft), maar ook om arbeidsongeschikten, langdurig zieken en personen die nog niet actief zijn op de arbeidsmarkt zoals studenten. Het aandeel niet-actieven op de arbeidsmarkt ligt onder vrouwen hoger.
3.1.2 Economische activiteit naar geslacht Mannen
Vrouwen
Totaal
%
Economische activiteit In dienst van bedrijf of organisatie In dienst van uitzendbureau Zelfstandig ondernemer Werkloos Overig
41,7 32,6 16,5 4,9 4,3
31,4 27,7 7,8 10,4 22,7
36,4 30,1 12,0 7,7 13,7
Netto maandinkomen uit werk (alleen werkenden) 499 euro of minder 500– 999 euro 1 000–1 499 euro 1 500–1 999 euro 2 000–2 499 euro 2 500 euro of meer
1,6 4,8 39,0 31,0 9,6 13,9
3,8 20,7 49,9 16,9 3,1 5,6
2,6 12,1 44,0 24,5 6,6 10,1
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
Veel Polen in Nederland vinden hun werk via informele kanalen. Bijna een derde van de respondenten vindt werk via familie, vrienden en kennissen in Polen en Nederland. Het grootste deel (25 procent) vindt werk via hun familie die in Nederland woont. De uitzendkrachten vinden hun werk voornamelijk via Nederlandse uitzendbureaus. Zo geeft 30 procent van de werkenden aan werk via Nederlandse uitzendbureaus te hebben gevonden. Het aandeel dat via Poolse uitzendbureaus een baan vindt is geringer: ongeveer een op de tien uitzendkrachten is door een Pools bureau gerekruteerd. Reguliere sollicitaties, waarbij de werknemer heeft gereageerd op een advertentie, komen onder de
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 6
Poolse populatie weinig voor. Nog geen 8 procent vindt een baan door te reageren op een advertentie in een Nederlandse krant of website, 5 procent doet dit door op een Poolse advertentie te reageren. Ruim 11 procent van de respondenten heeft hun werkgever rechtstreeks benaderd. Van de werkende Poolse respondenten verdient 44 procent tussen de 1 000 en 1 500 euro netto per maand. Rond 10 procent geeft aan meer dan 2 500 euro per maand te verdienen. Het inkomen dat hier wordt gerapporteerd ligt lager dan het gemiddelde inkomen in Nederland. Vrouwen hebben vaker een lager inkomen dan mannen. Alhoewel Polen niet veel verdienen, werken ze vele uren per week. Zo geeft 38 procent van alle werkenden aan 40 uur per week te werken. Nog geen kwart werkt minder dan 36 uur per week en meer dan een kwart werkt zelfs meer dan 40 uur per week. Hoewel Polen veel uren per week werken en relatief weinig verdienen, heerst er toch grote tevredenheid over het werk. Driekwart geeft aan voldoende tevreden te zijn met de huidige betrekking (rapportcijfer 6 of hoger). Gemiddeld geven Polen hun huidige baan een 7. Vrouwen zijn minder tevreden dan mannen (een gemiddelde beoordeling van 6,6 door vrouwen tegenover 7,2 door mannen). Zoals in de inleidende paragraaf reeds beschreven is, komen veel Poolse migranten sinds de open grenzen en vrijheid van arbeid naar Nederland om te werken. Bij de respondenten van FPN is dit niet anders.
3.1.3 De belangrijkste reden van migratie naar Nederland naar geslacht Mannen
Vrouwen
Totaal
57,5
%
Reden van migratie naar Nederland Werk
65,8
49,7
Relatie/huwelijk
2,4
16,0
9,3
Hereniging familieleden
5,8
14,8
10,4
Onderwijs Wilde in ander land leven Anders
0,9
2,3
1,6
23,2
15,5
19,2
2,0
1,9
2,0
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
Ruim de helft van de respondenten geeft aan voor werk naar Nederland te zijn geëmigreerd. Ruim 20 procent kwam naar Nederland vanwege een relatie/huwelijk of gezinshereniging. Gezinsvorming of -hereniging is vooral door vrouwen genoemd, terwijl onder mannen het aandeel arbeidsmigranten hoger is. Ook andere studies naar recente Poolse migranten in Nederland, laten een vergelijkbaar beeld zien (Gijsberts en Lubbers, 2013; Gijsberts en Lubbers, 2015; Luthra, Platt en Salomonska, 2014). Gemiddeld verblijven Poolse immigranten rond de zes jaar in Nederland. Twee derde van de populatie verhuisde naar Nederland na 2007, nadat de eis tot een tewerkstellingsvergunning is losgelaten. Een belangrijk doel van het FPN-onderzoek is nader inzicht te krijgen in familierelaties van Poolse migranten in Nederland. Alvorens verder in te zoomen op de familierelaties over de grenzen, volgt eerst een korte schets van de relatie van Polen in Nederland met hun partners en kinderen. Figuur 3.1.4 laat de gezinssituatie van de onderzoekspopulatie zien naar geslacht. In deze verdeling zijn drie aspecten opgenomen: het al dan niet hebben van een partner, het wel of niet hebben van kinderen en de woonplaats van de kinderen (Polen
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 7
of Nederland). In deze figuur zijn alleen respondenten opgenomen waarvan de partner in Nederland woont. In de FPN-studie waren maar weinig respondenten van wie de partner in Polen woont. Ook respondenten met kinderen die elders in Europa wonen of waarvan de kinderen in een andere woonplaats wonen zijn vanwege het geringe aantal in dit overzicht niet opgenomen.
3.1.4 Verdeling van de gezinssituatie naar geslacht
Alleenstaand, geen kinderen
Alleenstaand, alle kinderen in Nederland
Alleenstaand, alle kinderen in Polen
Partner, geen kinderen
Partner, alle kinderen in Nederland
Partner, alle kinderen in Polen 0 Mannen
Vrouwen
10
20
30
40
50 %
Totaal
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
De meerderheid van de onderzoekspopulatie verblijft in Nederland met hun partner. Zo had 85 procent van de respondenten op het moment van afname van de vragenlijst een partner met wie ze minstens drie maanden een relatie hadden. Deze partners wonen in Nederland of elders. Alleenstaande Polen in Nederland (met of zonder kinderen) vormen ruim 20 procent van de onderzoekspopulatie. Iets meer dan de helft van alle respondenten (54 procent) heeft kinderen. Het zijn voornamelijk vrouwen die met hun partner en kinderen in Nederland verblijven. Bij 5 procent van de populatie verblijven respondent en hun partner in Nederland, terwijl hun kinderen nog in Polen wonen. Wanneer de situatie vanuit de kinderen wordt bekeken, dan blijkt dat bijna 60 procent van de kinderen die niet bij de ouders in Nederland wonen 18 jaar of ouder is. Minderjarige kinderen wonen overwegend met de huidige of vorige partner van de respondent, hun grootouders (ouders van de respondent of zijn/haar (vorige) partner) of met een ander familielid of iemand anders. Voor kinderen die ouder zijn dan 18 jaar is het beeld anders. Ruim de helft van die volwassen kinderen woont alleen of met eigen partner en een klein deel (14 procent) woont met de andere ouder.
3.2 Familierelaties van Poolse migranten in Nederland Een belangrijk doel van het FPN-onderzoek is het beschrijven van de relaties tussen migranten en hun ouders in Polen. Intergenerationele solidariteit bestaat uit het uitwisselen van contact en steun (zowel in emotioneel als praktisch opzicht) tussen de ouders en de
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 8
kinderen. Hoewel er geregeld aandacht is voor intergenerationele solidariteit in de Europese context, richten de bestaande onderzoeken zich vooral op autochtonen of zogenaamde ‘oude’ of traditionele migrantenpopulaties in Nederland (bijvoorbeeld Rooyakkers et al., 2014; 2015; Van Gaalen en Dykstra, 2007). Er is minder bekend over hoe de ‘nieuwe’ migranten, zoals de recente migranten uit Centraal- en Oost-Europa, hun familiebanden over de grenzen heen onderhouden en hoe zij hun ouders ondersteunen. Deze vraag is relevant, aangezien intergenerationele solidariteit van groot belang is bij het realiseren van zorg voor hulpbehoevende ouders. Als een kind in het buitenland woont, kan hij of zij immers geen dagelijkse zorg bieden. Deze paragraaf beschrijft verschillende soorten moeder-kindrelaties. Hoewel de FPNvragenlijst vragen over zowel vaders als moeders bevat, richten we ons hier op de verhouding met de moeders, aangezien zij meestal degenen zijn die de familiebanden onderhouden. Van de overgrote meerderheid van de onderzoekspopulatie leeft de moeder nog (90 procent), en 95 procent van die moeders woont in Polen. De gemiddelde leeftijd van de moeders is 59 jaar en in de meeste gevallen (90 procent) verkeert zij nog in een goede fysieke en mentale gezondheid. Deze paragraaf beschrijft indicatoren van intergenerationele solidariteit, gevolgd door een drietal typologieën van relaties tussen migranten en hun moeders. Een manier om een relatie over landsgrenzen te onderhouden is door elkaar te bezoeken. Uit figuur 3.2.1 blijkt dat 80 procent van de populatie hun moeder minstens een keer per jaar bezoekt. Slechts 18 procent verklaart dat zij moeder nooit of slechts bij hoge uitzondering bezoeken. Mannen en vrouwen verschillen hier niet significant in.
3.2.1 Frequentie van persoonlijk contact tussen migranten en hun moeders, naar geslacht
Minstens een keer per maand
Een paar keer per jaar
Zelden of nooit
0 Vrouw
10
20
30
40
50
60
70
80 %
Man
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
Een andere belangrijke manier om relaties over landsgrenzen heen te onderhouden is via (sociale) media. Uit figuur 3.2.2 blijkt dat Poolse migranten vaak gebruikmaken van middelen zoals telefoon, Skype, WhatsApp, sms of e-mail bij contact met hun moeders. Ongeveer 65 procent geeft aan dat er meerdere keren per week of minstens een keer per week op deze manier contact is. Over het algemeen doen vrouwelijke migranten dit vaker dan mannelijke migranten.
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 9
3.2.2 Contact via (sociale) media tussen migranten en hun moeders, naar geslacht Meerdere keren per week 1 keer per week 2 of 3 keer per maand 1 keer per maand Een paar keer per jaar Zelden of nooit 0
10
20
30
40
50 %
Vrouw
Man
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
Een cruciaal aspect in het vaststellen van intergenerationele relaties tussen volwassen kinderen en hun ouders, is de uitwisseling van emotionele steun. Het FPN-onderzoek heeft twee vragen aan dit aspect gewijd: met wie zij belangrijke persoonlijke zaken (zoals problemen en twijfels) besproken hebben in de laatste 12 maanden en wie zich met zulke zaken tot hen hebben gewend. De respondenten konden in het antwoord op deze vraag verschillende leden van hun netwerk noemen. Uit figuur 3.2.3 blijkt dat meer dan 40 procent van de populatie verklaart dat zij zich voor steun tot hun moeders wenden en belangrijke zaken met hen bespreken. Bijna de helft ondersteunt hun moeders als zij belangrijke zaken met hen wil bespreken. Vrouwelijke migranten verklaren vaker emotionele steun te hebben gegeven aan of ontvangen te hebben van hun moeder in de laatste twaalf maanden dan mannelijke migranten.
3.2.3 Uitwisseling van steun met moeder, naar geslacht
Emotionele steun ontvangen
Emotionele steun gegeven
0
10
20
30
40
50
60 %
Vrouw
Man
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 10
Een andere vorm van intergenerationele solidariteit is het aanbieden van praktische ondersteuning, ofwel het helpen met dagelijkse taken of de verantwoordelijkheid voor de zorgtaken voor hulpbehoevende ouders. Aangezien het vervullen van deze taken de fysieke aanwezigheid vereist, is dat voor migranten praktisch niet haalbaar. Door financiële steun aan te bieden kunnen migranten toch hun verantwoordelijkheid nemen voor zorgtaken en hun ouders ondersteunen. De resultaten van het FPN-onderzoek laten zien dat ongeveer 7 procent van de migranten hun moeder in de laatste 12 maanden financieel ondersteunde. Op dit vlak is er geen verschil tussen het gedrag van mannen en vrouwen.
3.3 Soorten verhoudingen De eerder genoemde dimensies van intergenerationele steun (zoals persoonlijk contact en contact via sociale media, emotionele steun en financiële hulp) zijn gebruikt om typologieën van moeder-kindrelaties te onderscheiden. Dit proces vond plaats in twee stappen. Allereerst zijn de bovengenoemde predictoren (de manifeste variabelen) geanalyseerd met behulp van een latenteklassemodel. Het idee hierachter is om op basis van manifeste variabelen een latente, achterliggende, variabele te construeren, in dit geval patronen van intergenerationele uitwisseling. Door de verschillende concepten van steun te combineren, kunnen verschillende soorten multidimensionale verhoudingen tussen migranten en hun in Polen wonende moeder worden onderscheiden. In de tweede stap is de associatie tussen sociaal-demografische factoren en types moederkindverhoudingen geanalyseerd. De sociaal-demografische factoren die hierbij een rol speelden, zijn geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en aantal broers en zussen. Deze twee stappen leidden tot drie soorten verhoudingen die de boventoon voerden: de harmonieuze verhouding, de verplichte verhouding en de onthechte verhouding. De ‘harmonieuze verhouding’ kenmerkt zich door een hoge contactfrequentie, zowel persoonlijk als via (sociale) media. Moeder-kindkoppels die een harmonieuze verhouding hebben, wisselen vaak emotionele steun uit. Financiële steun blijkt echter niet bij te dragen
3.3.1 Typen moeder-kindverhoudingen en voorkomen naar geslacht
Harmonieus
Verplicht
Onthecht
0 Vrouw
10
20
30
40
50 %
Man
Bron: Families van Polen in Nederland, 2015.
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 11
aan deze verhouding. Een derde van de moeder-kindverhoudingen valt onder het kopje harmonieuze verhouding. Vrouwen hebben meer kans om een dergelijke verhouding met hun moeder te hebben. Verdere analyse toont ook aan dat dit type van verhouding meer voorkomt onder hoogopgeleide migranten. De ‘verplichte verhouding’ kenmerkt zich door een frequent contact (zowel persoonlijk als via (sociale) media). De uitwisseling van emotionele steun is bij dit type echter gering, zowel van de moeder als naar de moeder. Hoewel de migrantenkinderen contact onderhouden met hun moeders, zijn ze niet betrokken in hechte emotionele uitwisselingen. Het verlenen van financiële ondersteuning heeft geen invloed op dit type verhouding. De verplichte verhouding komt het meest voor, meer dan 40 procent van de moeder-kindverhoudingen van migranten behoren tot dit type. Mannen en vrouwen hebben evenveel kans op dit type verhouding met hun moeder. Bovendien blijkt uit de analyse dat er ook geen verschillen zijn in opleidingsniveau, leeftijd of aantal broers en zussen. De ‘onthechte verhouding’ komt het minst voor. Een op vier moeder-kindverhoudingen is van dit soort. De onderscheidende kenmerken zijn: lage frequentie van emotionele ondersteuning en slechts een kleine kans op persoonlijk contact. Ook contacten via (sociale) media komen minder vaak voor. Het type onthechte verhouding wordt eveneens niet bepaald door het verlenen van financiële steun. Mannen hebben een grotere kans om een onthechte verhouding met hun moeder te hebben. Oudere migranten, en degenen met één of meer broers of zussen hebben ook een grotere kans op dit type verhouding. Mensen met een hoog of gemiddeld opleidingsniveau hebben minder kans op dit type verhouding dan mensen met een laag opleidingsniveau.
4. Conclusie en vooruitblik Dit artikel geeft een eerste verkenning van de resultaten van het grootschalig onderzoek naar familiebanden van recente Poolse migranten in Nederland, uitgevoerd door de Erasmus Universiteit Rotterdam in samenwerking met het CBS. Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in het effect van migratie op de ontwikkeling van familiebanden bij personen van Poolse afkomst. In totaal hebben 1 131 respondenten aan dit onderzoek meegedaan. De onderzoekspopulatie van FPN bestaat uit migranten die zich in de GBA hebben ingeschreven. Seizoensmigranten verblijven maar kort in Nederland en schrijven zich vaak niet in. Tijdelijke migranten zijn dan ook niet of nauwelijks vertegenwoordigd in deze studie. De resultaten zouden er anders uit kunnen zien als deze groep in de analyse meegenomen had kunnen worden. De focus van dit onderzoek, familierelaties, richt zich echter juist op mensen die zich op meer permanente basis in Nederland vestigen. De meerderheid van de onderzoekspopulatie beschikt over een startkwalificatie en is actief op de arbeidsmarkt als werknemer in dienst van een organisatie of uitzendbureau of als zelfstandig ondernemer. Al wordt er veel gewerkt, de gerapporteerde inkomens zijn lager dan bij de autochtone bevolking en westerse allochtonen. Andere studies bevestigen het beeld van een hogere hoeveelheid werknemers en zelfstandigen onder Polen vergeleken met andere groepen (westerse) allochtonen (Van der Vliet, Ooijevaar en Wobma, 2014). De meerderheid van de respondenten vindt werk via informele kanalen. De eerste verkenning
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 12
van de FPN geeft aan dat een ruime meerderheid van de Poolse migranten in Nederland hier met hun partner en kinderen woont. Een belangrijk deel van het FPN-onderzoek is gewijd aan de verhoudingen tussen migranten en hun ouders, die bijna allemaal in Polen wonen. Uit analyse van de ondersteuning die migranten aan hun moeders bieden, komen drie soorten verhoudingen naar voren. Zo kunnen migranten een harmonieuze verhouding met hun moeder hebben, met regelmatig contact en wederzijdse ondersteuning. Zo’n verhouding werd in een recent onderzoek naar traditionele migrantengroepen in Nederland (Rooyakkers et al., 2015) ook gevonden. Ook het tweede type, de onthechte verhouding, kwam hierin naar voren. Dit type verhouding kenmerkt zich door weinig uitwisseling van steun en contact. Het derde type, de verplichte verhouding, is een aanvulling hierop en laat zien dat verhoudingen met moeders ook gedreven kunnen worden door het gevoel van verplichting. De migrant bezoekt moeder regelmatig, maar emotionele uitwisselingen blijven achterwege. Hoewel een meerderheid van de immigranten in de steekproef frequent contact heeft met hun moeder (zowel face-to-face als via sociale media), geeft of krijgt slechts de helft van hen emotionele steun. Deze twee dimensies – contact en emotionele steun – zijn cruciaal in het vaststellen van types relaties. Het grote aandeel minder hechte banden (verplichte en onthechte verhoudingen vormen de meerderheid bij de relatietypes) roept de vraag op hoe duurzaam transnationale relaties zijn. Eerdere studies naar intergenerationele relaties van traditionele migranten laten zien dat frequente emotionele uitwisselingen helpen om moeder-kindrelaties in stand te houden en suggereren dat dit compenseert voor het gebrek aan praktische steun (Rooyakkers et al., 2015). De FPN toont aan dat bij de Poolse migranten in Nederland relaties meer gekenmerkt worden door het contact dan door de emotionele steun. Financiële steun speelde geen belangrijke rol hierbij. Door de relatief jonge leeftijd en de daarmee gepaard gaande betere gezondheid van de moeders speelt deze vorm van steun mogelijk nog geen grote rol. Het verder volgen van de populatie van FPN biedt de kans vast te stellen of de relaties in deze studie stand houden wanneer de duur van het in verschillende landen wonen langer wordt. Deze beknopte verkenning van de resultaten geeft een eerste impressie van de onderzoeks populatie. Een groot aantal vragen die aan de respondenten zijn voorgelegd, komt hier niet aan bod. Naast de in dit artikel beschreven kenmerken, geeft het onderzoek ook de mogelijkheid om andere aspecten van het familiebestaan in kaart te brengen. Zo is een groot deel in de vragenlijst gewijd aan de uitwisseling van intergenerationele steun (emotionele, financiële, praktische en zorggerelateerde steun). Naast eerder beschreven uitwisselingen van steun tussen migranten en hun moeder, kunnen ook uitwisselingen van steun met andere leden van het netwerk worden bestudeerd. Ook is respondenten gevraagd naar de samenstelling en organisatie van hun huishouden en de relatievorming. De gezinssituatie is dan ook een mogelijke invalshoek bij het bestuderen van migratie- en integratieprocessen. Het databestand bevat verder ook informatie over het ouderlijk huis, en het welzijn van Polen in Nederland. Naast vragen over eigen werk en inkomen, is die informatie ook over partners beschikbaar. Ook opvattingen over familiesaamhorigheid kwamen in de vragenlijst aan bod. De levensloop van migranten kan worden bestudeerd op basis van migratiegeschiedenis, en vragen over bestaan in Nederland bieden een mogelijkheid om integratie van migranten verder in kaart te brengen. FPN biedt dus nog een keur aan onderzoeksonderwerpen die geëxploreerd kunnen worden. Onderzoeksvragen die nog aan bod komen, zijn onder meer een diepere analyse van het bieden van steun aan ouder wordende ouders in vergelijking met Polen die in Polen wonen, aandacht voor steun aan niet-familieleden en de rol van kinderen
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 13
bij de beslissing te migreren. De data van FPN komen binnenkort publiek beschikbaar voor verdere analyse (http://www.familiesincontext.eu/). Andere onderzoeken naar Poolse migranten in Nederland die in hun opzet ook vragen over familiesamenstelling en familierelatie stellen, focussen zich nadrukkelijker op andere thema’s, zoals arbeidsmarkt of integratie (o.a. Engbersen et al, 2014; Gijsberts en Lubbers, 2013; 2015). Door de nadruk te leggen op familiebanden van migranten, hun netwerk en uitwisselen van (intergenerationele) steun, is FPN uniek in Nederland en in Europa en geeft het de mogelijkheid om transnationale familiebanden van nieuwe migranten in detail te bestuderen. Respondenten worden in 2017 nog een keer benaderd om een kortere versie van de vragenlijst in te vullen. Het panelkarakter maakt het mogelijk om een causaal verband van veranderingen in familierelaties en familiesolidariteit van migranten te bestuderen. Veel van de vragen in de FPN-studie zijn ook aan Polen in Polen gesteld (binnen het ‘Gender and Generations Program’ study). Vervolgonderzoek van de Erasmus Universiteit zal zich onder meer richten op een vergelijking tussen de Nederlandse populatie en Polen die nog in Polen wonen. Gebrek aan dit soort data leidt geregeld tot een vergelijking van Poolse immigranten met andere allochtone bevolkingsgroepen van het ontvangstland. Door migranten te vergelijken met Polen die nog in Polen wonen, is het mogelijk om een zuiver effect van migratie op familiebanden vast te stellen.
Literatuur Baldassar, L., 2007, Transnational families and aged care: the mobility of care and the migrancy of ageing, Journal of Ethnic and Migration Studies, 33(2), 275-297. Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015, Immigratie en emigratie naar recordhoogte in 2014. Persbericht dinsdag 8 september 2015. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek. Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015, Migrantenmonitor, verkregen via: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/informatie/beleid/publicaties/maatwerk/archief/2015/ migrantenmonitor2015.htm Dekker, R. en Engbersen, G., 2014, How social media transform migrant networks and facilitate migration. Global networks: a journal of transnational affairs, 14(4), 401–418. Engbersen, G., Leerkes, A., Grabowska-Lusinska, I., Snel, E. en Burgers, J., 2013, On the differential attachments of migrants from Central and Eastern Europe: A typology of labour migration, Journal of Ethnic and Migration Studies, 39(6), 959–981. Gijsberts, M. en Lubbers, L., 2013, Nieuw in Nederland. Het leven van recent gemigreerde Bulgaren en Polen. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau. Gijsberts, M. en Lubbers, L., 2015, Langer in Nederland. Ontwikkelingen in de leefsituatie van migranten uit Polen en Bulgarije in de eerste jaren na migratie. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 14
Karczemski M. en Boer, A., 2011, The Dutch case: networks of Polish migrants in The Hague, in: Stenning, A. & Slowik, A. (eds.) Post-Accession Migration in Europe – a Polish Case Study. Kraków, Impuls. Luthra, R., Platt L., en Salamońska J., 2014, Migrant diversity, migration motivations and early integration: the case of Poles in Germany, the Netherlands, London and Dublin. LEQS Paper No. 74/2014. Verkregen via: http://www.lse.ac.uk/europeanInstitute/LEQS/LEQSPaper74.pdf Nicolaas, H., 2011, Ruim helft Poolse immigranten vertrekt weer. Bevolkingstrends, 1e kwartaal 2011, blz. 32–36. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek. Ooijevaar, J. Sluiter, N. en Verschuren, S., 2013, Immigranten en werknemers uit de Europese Unie, Bevolkingstrends, december 2013. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek. Rooyackers, I.N., Valk, H.A.G. de en Merz, E.-M., 2015, Mother-child relations in adulthood within and across national borders: non-Western immigrants in the Netherlands. Ageing and Society. Online First: August 2015. Rooyackers, I.N., Valk, H.A.G. de en Merz, E.M., 2014, Mother-child relations in adulthood: immigrant and nonimmigrant families in the Netherlands. Journal of Cross-Cultural Psychology 45 (4), 569–586. Ryan, L., 2010, Transnational relations: family migration among recent Polish migrants in London. International Migration, 49(2), 80–103. Ryan, L. en Sales, R., 2013, Family migration: the role of children and education in family decision-making strategies of Polish migrants in London. International Migration, 51(2), 90–103. Ryan, L., Sales R., Tilki M. en Siara, B., 2009, Family strategies and transnational migration: recent Polish migrants in London. Journal of Ethnic and Migration Studies, 35(1), 61–77. Van Gaalen R.I en Dykstra P.A., 2006, Solidarity and conflict between adult children and parents: a latent class analysis. Journal of Marriage and Family, 68(4), 947–960. Vliet, R. van der Ooijevaar, J. en Bie, R. van der, 2012, Jaarrapport integratie 2012. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek. Vliet, R. van der, Ooijevaar, J. en Wobma, E., 2014, Jaarrapport integratie 2014. Den Haag, Centraal Bureau voor de Statistiek. Weltevrede, A.M., Boom, J. de, Rezai, S., Zuiderwijk, L. en Engbersen, G., 2009, Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. Een profielschets van recente arbeidsmigranten uit de MOE-landen. Rotterdam, Erasmus University Rotterdam. White, A., 2011, The mobility of Polish Families in the West of England: Translocalism and Attitudes to Return, Studia Migracyjne - Przegląd Polonijny. Verkregen via: http://www.kbnm.pan.pl/images/stories/artykuly/sm-pp_1_2011_zawartosc.pdf9
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 15
Verklaring van tekens Niets (blanco) . * **
Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen Het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim Voorlopige cijfers Nader voorlopige cijfers
2015–2016
2015 tot en met 2016
2015/2016
Het gemiddelde over de jaren 2015 tot en met 2016
2015/’16 2013/’14–2015/’16
Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2015 en eindigend in 2016 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2013/’14 tot en met 2015/’16 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.
Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haag www.cbs.nl Prepress Studio BCO, Den Haag Ontwerp Edenspiekermann Inlichtingen Tel. 088 570 7070 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire, 2016. Verveelvoudigen is toegestaan, mits CBS als bron wordt vermeld.
CBS | Bevolkingstrends februari 2016 | 02 16