'Energiek op weg naar een beter klimaat' Regionaal klimaatprogramma 2007-2011 MARN regio
2.
1.
Duurzaamheid
3.
5.
4. Nu uu
31 mei 2007
Colofon Opdrachtgever Project Projectnummer/ Kenmerk Status Datum Auteur Projectgroep Autorisatie
RMB Gildekamp 8 Postbus 88 5430 AB Cuijk Telefoon 0485-338300
[email protected] www.rmb.nl
: MARN : Regionaal Klimaatprogramma 2007-2011 : 707000128 : Definitief : 31 mei 2007 : Leo van den Akker : Energieberaad MARN : Mark van Rijn paraaf:
VOORWOORD
Het klimaat heeft dringend onze aandacht nodig. Zoals Al Gore het omschreef hebben we te maken met “een ongemakkelijke waarheid”. De milieuproblemen zijn dermate groot dat een wereldwijde aanpak noodzakelijk is. Stijgende energieprijzen en afhankelijkheid van energieleverende landen leiden ertoe dat de vraag naar energie en daarmee het klimaatprobleem ook steeds vaker op de economische agenda komt te staan, bijvoorbeeld om de maandelijkse lasten van gezinnen beheersbaar te houden. Met voorliggend klimaatprogramma 2007-2011 pakt de MARN-regio en haar tien gemeenten de uitdagingen aan. Dit kunnen we echter niet alleen. Ook inbreng van Senter Novem en de provincie Gelderland is cruciaal voor het welslagen van dit programma. Los nog van alle inwoners, bedrijven, scholen maar ook woningbouwverenigingen in onze regio. Door met zijn allen aan de slag te gaan kunnen we een eerste belangrijke stap zetten op weg naar een duurzaam klimaatbeheer. Dit gaan we doen met concrete en praktische resultaten! Ik zal mijn uiterste best doen om waar mogelijk de realisatie van dit programma te ondersteunen. Ik reken ook graag op uw energieke inzet!
Jan Blom Wethouder Millingen aan de Rijn
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
3
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
4
BESTUURLIJKE SAMENVATTING
De oscarwinnende documentaire 'An Inconveniant Truth' van Al Gore en recente rapportages van de Intergovernmental Panel of Climate Change (IPCC) hebben veel aandacht gegenereerd voor klimaatverandering. Maar naast klimaatverandering zijn ook de stijgende energieprijzen en de afhankelijkheid van de olie-, kolen- en gasproducerende landen belangrijke argumenten om veranderingen door te voeren in onze energievoorziening. Het regeerakkoord onderkent dit door de bestaande doelstellingen van het klimaatbeleid flink aan te scherpen. Lokale overheden hebben een belangrijke rol in het realiseren van die doelstellingen. Dit eerste regionale klimaatprogramma van de MARN regio beschrijft twaalf concrete maatregelen die de tien regiogemeenten tussen 2007 en 2011 gezamenlijk gaan doorvoeren. Doel van het programma is als regio een proportionele bijdrage te leveren aan de landelijke doelstellingen voor energiebesparing, duurzame energie en het terugbrengen van de emissies van broeikasgassen. Het programma beschrijft niet alle activiteiten voor klimaatbeleid binnen de regio, want naast dit programma kunnen gemeenten ook elk hun eigen bijdrage leveren die dit programma overstijgt. Dit regionale programma richt zich met name op die maatregelen waarvoor samenwerking efficiënt is. In een bestuurlijke bijeenkomst op 19 maart 2007 zijn de prioriteiten voor dit programma bepaald. Die zijn samen te vatten in de volgende vijf thema's (in willekeurige volgorde): A. Bio-energie; B. Energiebesparing en duurzame energie in gebouwen; C. Windenergie; D. Innovatieve projecten; E. Communicatie en educatie. Het klimaatwiel met de vijf spaken, zoals dat is weergegeven op de kaft van dit programma symboliseert de wijze van uitvoering. In de as van het wiel staat de MARN die een centrale en coördinerende taak heeft. De gemeenten zullen het wiel gezamenlijk draaiend moeten krijgen en houden door middel van een effectieve uitvoering van de maatregelen. Door gezamenlijk op te trekken is het mogelijk voortgang te bereiken en de doelstellingen te realiseren. In de uitvoering wordt nadrukkelijk afstemming en samenwerking gezocht met andere overheden, zoals de Stadsregio en de provincie Gelderland. Maar ook de doelgroepen van het klimaatbeleid, te weten inwoners van de gemeenten, bedrijven, leveranciers van energie, scholieren, etc. zullen worden gevraagd een bijdrage te leveren.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
5
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
6
INHOUDSOPGAVE Voorwoord............................................................................................................................................3 Bestuurlijke samenvatting ....................................................................................................................5 1.
Inleiding .....................................................................................................................................9
2.
Achtergronden van het klimaatprogramma..............................................................................11 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3.
Regionale aanpak .....................................................................................................................15 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
4.
Inleiding............................................................................................................................................................15 Doelstelling.......................................................................................................................................................15 Samenwerking ..................................................................................................................................................15 Omgeving klimaatprogramma ..........................................................................................................................16 Projectorganisatie .............................................................................................................................................16 Financiering programma...................................................................................................................................17 Voortgang programma......................................................................................................................................17
Projecten...................................................................................................................................19 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
5.
Inleiding............................................................................................................................................................11 Waarom energiebesparing en duurzame energie?.............................................................................................11 Overheidsbeleid ................................................................................................................................................12 Adaptatie en mitigatie.......................................................................................................................................13 Stand van zaken Nederlands energiebeleid.......................................................................................................13
Inleiding............................................................................................................................................................19 Projecten ...........................................................................................................................................................19 Bio-energie .......................................................................................................................................................20 Energiebesparing en duurzame energie in gebouwen.......................................................................................20 Windenergie......................................................................................................................................................21 Innovatie ...........................................................................................................................................................21 Communicatie en educatie................................................................................................................................21 Totaaloverzicht .................................................................................................................................................22
Conclusie..................................................................................................................................25
Bijlagen: Gedetailleerde beschrijving projecten
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
7
8
1. INLEIDING Voor u ligt het eerste regionale Klimaatprogramma van de tien MARN-gemeenten. Het programma is opgesteld door en voor deze samenwerkende gemeenten. Klimaatverandering en uitputting van fossiele brandstoffen behoren tot de grootste problemen van deze tijd. Hoewel de effecten mondiaal zijn, ligt de oplossing voor een belangrijk deel op lokaal niveau. Oplossingen zijn het stimuleren van energiebesparing, het opwekken van duurzame energie uit zon, wind en water, en het zorgvuldig gebruiken van de fossiele brandstoffen. Ook de gemeenten in de MARN-regio willen daaraan een bijdrage leveren. Op 19 maart 2007 zijn door portefeuillehouders en ambtenaren de speerpunten voor het regionale klimaatprogramma bepaald. Leidend was de wens om als regio gezamenlijk een bijdrage te leveren aan de landelijke klimaatdoelstellingen en samen te werken in activiteiten waarvoor samenwerking zinvol is. Deze speerpuntenbenadering betekent dat het programma niet allesomvattend is, maar in regionaal verband op een concrete en praktische manier bijdraagt aan het totale maatregelenpakket van landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden, en andere regionale samenwerkingsverbanden. Indien de ambities van een gemeente verder gaan dan de projecten in dit klimaatprogramma, dan kan dat uiteraard Dat wordt zelfs toegejuicht, want dat maakt het behalen van de doelstellingen alleen maar meer realistisch. Dit programma met zijn twaalf projecten biedt echter voor iedere individuele gemeente een solide basis om op een efficiënte en effectieve manier een bijdrage te leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem. De uitvoering van dit programma wordt afgestemd met de activiteiten die de Stadsregio (voorheen KAN) op het gebied van het klimaat onderneemt. Hierbij is het doel dat de activiteiten elkaar zullen versterken en dat er geen sprake kan zijn van overlap. Op deze manier kan op een efficiënte en effectieve manier het klimaat worden verbeterd. Leeswijzer Dit uitvoeringsprogramma bestaat uit een beknopt gedeelte met beleidsachtergrond (Hoofdstuk 2) en de regionale aanpak (Hoofdstuk 3) om het kader weer te geven. Vervolgens wordt een opsomming van projecten gegeven die de komende jaren in de regio worden uitgevoerd (Hoofdstuk 4). We verwachten hiermee in de regio een belangrijke eerste stap te zetten op weg naar de afgesproken doelstellingen en daarmee naar een beter klimaat.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
9
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
10
2. ACHTERGRONDEN VAN HET KLIMAATPROGRAMMA
2.1 Inleiding Het begrip klimaat in de titel 'energiek op weg naar een beter klimaat' geeft aan dat de acties in dit programma zijn gericht op het tegengaan van klimaatverandering door onder meer het beperken van de uitstoot van CO2. Maar hoewel klimaatverandering een belangrijk argument is, zijn er meer redenen om energie te besparen en duurzame energie op te wekken. Dit hoofdstuk gaat daar verder op in, en geeft ook aan wat de uitgangspunten en doelstellingen van het Nederlandse energiebeleid zijn, en wat de stand van zaken op dit moment is. 2.2 Waarom energiebesparing en duurzame energie? De huidige energievoorziening in Nederland is nog grotendeels afhankelijk van gas, kolen, olie en kernenergie. Deze fossiele brandstoffen kennen een aantal knelpunten die de continuïteit van de energievoorziening in gevaar brengen. 2.2.1 Schadelijke emissies Productie en verbranding van fossiele brandstoffen leiden tot emissies. Fijn stof, zwaveldioxide, stikstofoxiden en smog zijn schadelijk voor de gezondheid en leefomgeving doordat ze de luchtkwaliteit verslechteren. Daarnaast ontstaat bij verbranding koolstofdioxide (CO2) dat in belangrijke mate bijdraagt aan de versterking van het broeikaseffect en klimaatverandering. Klimaatverandering wordt door velen gezien als een van de grootste problemen van deze tijd en wordt in de algemeen aanvaarde opvatting mede veroorzaakt door de mens. 2.2.2 Betaalbaarheid fossiele brandstoffen De voorraden fossiele brandstoffen (olie, kolen, gas, uranium) zijn eindig, en dat geldt met name voor olie en gas. Met het opraken van de makkelijk winbare voorraden moeten meer kosten worden gemaakt om de moeilijker bereikbare voorraden aan te spreken. In combinatie met de sterk groeiende vraag uit vooral China en India leidt dat tot prijsstijgingen van fossiele brandstoffen.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
11
2.2.3 Afhankelijkheid van olie-producerende landen De westerse economie is volledig afhankelijk van de beschikbaarheid van energie, en daarmee ook van landen als Iran, Irak, Nigeria, Venezuela, Rusland, etc. Een onafhankelijke energievoorziening is voor westerse landen een belangrijk argument om zoveel mogelijk energie zelf op te wekken. 2.3 Overheidsbeleid De knelpunten in de energievoorziening zijn mondiaal en maken ingrijpende veranderingen op alle niveaus noodzakelijk. Op de mondiale klimaatconferenties en in EU-verband vindt unilaterale afstemming plaats. De Rijksoverheid heeft een belangrijke rol in het beïnvloeden van veranderingen, maar zeker ook de lokale overheid. De lokale overheid heeft immers directe contacten met doelgroepen en beschikt over belangrijke instrumenten de toepassing van wet- en regelgeving om de uitvoering gestalte te geven. 2.3.1 Uitgangspunten van het Nederlandse energiebeleid Uitgangspunt van het huidige Nederlandse beleid is de 'trias energetica'. Deze geeft drie manieren om het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen. Als eerste vraagvermindering, als tweede inzet van duurzame energie en als derde het optimaliseren van het gebruik van fossiele energie. Alle drie de sporen zijn nodig en worden gelijktijdig verder ontwikkeld. 1
2
3
Voor de lange termijn streeft de overheid naar een transitie tot een volledig duurzame energiehuishouding zonder afwenteling van milieuproblemen naar andere delen van de wereld of naar toekomstige generaties, en gebruik makend van hernieuwbare brandstoffen. De transitie gaat niet vanzelf, het vraagt om een nadrukkelijke rol de overheid. Een overheid die innovatie stimuleert, de juiste omstandigheden creëert, stuurt en handhaaft. Lokale overheden hebben in de uitvoering en realisatie een belangrijke rol. Onder duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie opgewekt uit zon, water, wind, biomassa of uit de omgevingstemperatuur.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
12
Gebruik van kernenergie (kernsplitsing) geeft geen CO2 emissie, maar wel radioactief afval. De grondstof is bovendien niet hernieuwbaar. Daarom wordt kernenergie niet beschouwd als duurzame energie. 2.3.2 Landelijke doelstellingen In het regeerakkoord van februari 2007 zijn ambitieuze klimaatdoelstellingen geformuleerd. De ambitie van het kabinet is dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen neemt in de transitie naar één van de duurzaamste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa in 2020. Hier zal door alle betrokkenen gezamenlijk aan gewerkt moeten worden. De doelstellingen uit het regeerakkoord zijn (met tussen haakjes de vastgestelde 'oude' doelen): o 20% (10%) duurzame energie in 2020; o 2% (1%) energiebesparing per jaar; o 30% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990. (6% reductie van de uitstoot van CO2 tussen 2008 en 2012, ten opzichte van het peiljaar 1990). De laatste doelstelling voor reductie van CO2 komt voort uit het Kyoto-protocol waarin wereldwijd afspraken zijn gemaakt voor de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Hierbij heeft het kabinet aangegeven dat er een MEP-regeling komt gericht op innovatie en het versneld concurrerend maken van duurzame energie. Deze moet in het bijzonder kleine ondernemers stimuleren en investeringszekerheid bieden. Tot slot worden investeringen in de energie-efficiëntie van de bestaande woningvoorraad gestimuleerd. 2.4 Adaptatie en mitigatie In de aanpak van de klimaatverandering zijn grofweg twee strategieën te volgen: mitigatie en adaptatie. Mitigatie beoogt de snelheid en omvang van klimaatverandering aan de bron te verminderen door de uitstoot van broeikasgassen zoveel mogelijk te beperken. Adaptatie richt zich op het beperken van de nadelige effecten van klimaatverandering, bijvoorbeeld door het geven van ruimte aan de rivieren of door 'klimaatbestendig' te bouwen. Tot op dit moment gaat de meeste aandacht nog uit naar mitigatie, maar verwacht wordt dat het spoor van adaptatie de komende jaren steeds belangrijker wordt. Dat blijkt onder andere uit het onderzoeksprogramma 'ruimte voor klimaat' dat de effecten van klimaatverandering op de ruimtelijke inrichting van Nederland onderzoekt. 2.5 Stand van zaken Nederlands energiebeleid Na een jarenlange stijging is het totale energieverbruik in Nederland de laatste jaren gestabiliseerd. Het verbruik in de industrie neemt nog steeds toe, maar daar staat een daling van het energieverbruik van huishoudens tegenover. Dat laatste heeft echter vooral te maken met een lager aardgasverbruik als gevolg van de zachte winters in de laatste jaren. Duurzame energie is nog een beperkte factor in Nederland, maar het aandeel stijgt jaarlijks. Duurzame energie via binnenlandse bronnen draagt in 2006 voor 2,6% bij aan de totale energievoorziening in Nederland. De productie van duurzame energie is in 2006 gegroeid met 6,6% naar 84 PJ. Onderstaande grafiek laat zien dat de Nederlandse productie van duurzame energie voornamelijk bestaat uit biomassa en windenergie.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
13
Bron: CBS
Het aandeel bio-energie bestaat voor een gedeelte uit de energie die vrijkomt bij de verbranding van hernieuwbare fracties in afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) zoals de installatie van de ARN. Alleen de hernieuwbare fractie van het restafval, zoals papier, karton, hout en organisch afval wordt aangemerkt als duurzaam. Verbranding van het niethernieuwbare restafval wordt dus niet gezien als duurzame energie. Jaarlijks wordt landelijk het percentage hernieuwbaar in het restafval vastgesteld. Normaal gesproken is dat ongeveer 50% en wordt dus ongeveer 50% van de energieopbrengst uit AVI's meegeteld als duurzame energie.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
14
3. REGIONALE AANPAK
3.1 Inleiding Klimaatverandering is een mondiaal thema en de beleidskaders van het klimaatbeleid zijn op nationaal niveau bepaald. Lokale en regionale overheden hebben echter een cruciale rol in de uitvoering. Dit regionale programma is daarom uitvoeringsgericht en gefocused op het realiseren van resultaten. Om dit geheel in te bedden in een breder kader wordt pro-actief afstemming gezocht met uitvoeringsprogramma's van de provincie en de Stadsregio. Omwille van efficiency maakt de organisatie zoveel mogelijk gebruik van bestaande structuren en overleggen. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten verder uitgewerkt. 3.2 Doelstelling De gemeenten in het MARN-gebied spreken met elkaar af de volgende doelstellingen na te streven en daarmee aan te sluiten bij de doelstellingen die door de landelijke overheid zijn geformuleerd. Een proportionele bijdrage leveren aan de landelijke en provinciale doelstellingen voor klimaatbeleid. De landelijke doelstellingen uit het regeerakkoord zijn op dit moment: o 20% duurzame energie in 2020; o 2% energiebesparing per jaar; o 30% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990. Op het moment waarop dit programma tot stand komt, worden zowel op Europees als nationaal niveau discussies gevoerd over het aanscherpen van de doelstellingen. De hierboven genoemde doelstellingen uit het regeerakkoord zijn nog niet vastgesteld, maar geven wel een duidelijke richting aan voor de te verwachten aanscherpingen. De regionale doelstelling is zodanig geformuleerd dat deze meebeweegt met toekomstige aanpassingen. Zodoende blijft de doelstelling actueel. Gekoppeld aan deze afspraak tussen de gemeenten nemen alle tien de gemeenten deel aan de maatregelen binnen dit klimaatprogramma (zie hoofdstuk 4). 3.3 Samenwerking Het klimaatprobleem kent kansen die bij uitstek regionaal opgepakt zouden moeten worden, zoals bijvoorbeeld het verwerken van biomassa maar ook de gezamenlijke inkoop van groene energie. Op die manier wordt er een wezenlijke en effectieve milieubijdrage geleverd op dat specifieke terrein. Daarbij komt dat door samenwerking ook de beschikbare budgetten, maar ook kennis op de meest efficiënte manier worden ingezet. De twaalf geselecteerde projecten
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
15
kenmerken zich juist door die meerwaarde van gezamenlijkheid. Uiteraard verschilt dit per project. Los van deze gezamenlijke projecten kunnen gemeenten uiteraard verder gaan dan dit programma. De Rijksoverheid ontwikkelt op dit moment de opvolger van de inmiddels gesloten BANS-subsidieregeling. Met deze regeling kunnen gemeenten subsidie ontvangen voor het uitvoeren van een gemeentelijk plan van aanpak klimaatbeleid. In de loop van 2008 zal meer over deze nieuwe regeling bekend worden. Iedere gemeente bepaalt zelf op welke wijze zij verder wil gaan, maar het opstellen van een eigen programma wordt toegejuicht, want dat maakt het behalen van de doelstellingen alleen maar meer realistisch. Dit programma met zijn twaalf projecten biedt echter voor iedere individuele gemeente een solide basis om op een efficiënte en effectieve manier een bijdrage te leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem. 3.4 Omgeving klimaatprogramma De regio stemt haar beleid bewust af of de beleidsvoornemens van de provincie Gelderland en de Stadsregio. De provincie kan op verschillende terreinen menskracht en financiële middelen ter beschikking stellen. De Stadsregio stelt op dit moment een eigen programma op, waarbij de pijlers 'Hydra' en ‘Flora’ aansluiten bij de maatregelen in de regio. Het raakvlak zit onder andere op het gebied van biomassa en de omzetting naar biogas. Naast deze betrokken organisaties zijn er uiteraard de doelgroepen van het klimaatprogramma, te weten inwoners van de gemeenten, bedrijven, leveranciers van energie, scholieren, etc. Het is binnen dit programma cruciaal dat zoveel mogelijk stakeholders worden geactiveerd om met dit vraagstuk aan de slag te gaan. De gemeenten kunnen het niet alleen, de verbeteringsmogelijkheden dienen breed opgepakt te worden. 3.5 Projectorganisatie De projectorganisatie heeft tot doel om via een heldere taakverdeling de verantwoordelijkheden in dit programma vast te leggen zodat de uitvoering van de geformuleerde maatregelen op een efficiënte en effectieve manier kan plaatsvinden. De projectorganisatie benut daarom zoveel mogelijk bestaande structuren. Hierbij moet de bestuurlijke en ambtelijke betrokkenheid geborgd zijn. Cruciaal voor het welslagen van dit programma is een positieve en pro-actieve houding van alle betrokkenen binnen deze structuur. In de praktijk betekent dit dat het huidige Energieberaad een leidende rol krijgt bij de uitvoering van het programma. Naast de deelnemende gemeenten zullen ook vertegenwoordigers van de Provincie Gelderland, de Stadsregio en SenterNovem worden uitgenodigd voor deelname aan het beraad. Vanuit het secretariaat van de MARN zal dit beraad ondersteund worden bij de uitvoering van haar werkzaamheden.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
16
Dit beraad wordt hierbij uitgebreid met één bestuurlijke vertegenwoordiger die ook trekker/ambassadeur wordt van dit programma, te weten de heer J. Blom, wethouder van de gemeente Millingen aan de Rijn. 3.6 Financiering programma De uitvoering van het programma kost tijd en geld. Naast inzet van de gemeentelijke ambtenaren en medewerkers van het MARN-secretariaat is met name de vraag op welke wijze de regio de financiering wil vormgeven. Dit kan door de kosten van de projecten te delen door de deelnemers op basis van bijvoorbeeld het inwonertal van de gemeente. Een andere optie is om een deel van de regionale middelen, zoals bijvoorbeeld de mogelijke dividenduitkering van de ARN te gebruiken voor de uitvoering van de projecten. Het voordeel hiervan is dat dit de samenwerking binnen het MARN-gebied versterkt. In de uitvoering van dit programma wordt gestreefd zo goed mogelijk gebruik te maken van beschikbare subsidiegelden en andere ondersteuningsmogelijkheden. Op korte termijn wordt de introductie van nieuwe subsidieregelingen verwacht. Deze zullen zich met name richten op innovatie in duurzame energie en energiebesparing in bestaande gebouwen, twee van de speerpunten van het huidige kabinet. Daarnaast zijn er financiële en personele bijdragen mogelijk vanuit de provincie Gelderland en kan ook SenterNovem een bijdrage leveren. In de begroting zijn subsidiebedragen meegenomen voor zover die bekend zijn, het is waarschijnlijk dat gedurende de uitvoering nog nieuwe subsidiemogelijkheden ontstaan. 3.7 Voortgang programma De inhoudelijke voortgang in het bereiken van de genoemde doelstellingen wordt op nationaal niveau gemonitoord. Het meten van de effecten van het regionaal beleid zou op dit moment een onevenredige inspanning vergen omdat de benodigde verbruiksgegevens per gemeente (nog) niet beschikbaar zijn. De voortgang zal wel op projectniveau worden bewaakt, gericht op de geleverde inspanningen en aantoonbare resultaten. De maatregelen zoals vermeld in deze rapportage vormen een goede eerste stap op weg naar de afgesproken doelstellingen. Om de voortgang van dit uitvoeringsprogramma te kunnen monitoren zal jaarlijks aan het eind van het jaar de stand van zaken rondom de uitgevoerde projecten worden opgemaakt. Op basis van die evaluatie kan de lijst met projecten ook geactualiseerd worden. Eventuele wijzigingen in het programma zullen het reguliere besluitvormingstraject binnen de MARN volgen. Ten behoeve van de efficiency zal de monitoring gekoppeld worden aan het inhoudelijke jaarverslag van de MARN. Daarnaast zal tijdens de reguliere vergaderingen van het Algemeen Bestuur aandacht worden besteed aan de voortgang van het klimaatprogramma. Eind 2009 / voorjaar 2010 wordt het volledige programma geëvalueerd. Bij een positief oordeel kan op dat moment gewerkt worden aan een tweede regionaal uitvoeringsprogramma 2012 – 2016.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
17
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
18
4. PROJECTEN
4.1 Inleiding Op 19 maart 2007 zijn tijdens een workshop met ambtenaren en wethouders van alle MARNgemeenten de prioriteiten bepaald voor het regionale klimaatprogramma. Belangrijke overwegingen bij het bepalen van de prioriteiten waren het milieu-effect van de maatregelen, de voordelen van samenwerking en ook het bereiken van bewustwording. Op deze manier is een pakket van 12 regionale maatregelen ontstaan dat is samen te vatten onder vijf thema's. Dit hoofdstuk beschrijft deze thema’s en de maatregelen op hoofdlijnen. De maatregelen zelf zijn in de bijlage verder uitgewerkt op productbladen. Het hoofdstuk sluit af met een totaaloverzicht van de projecten, de benodigde financiële middelen en de tijdsbesteding voor de MARN en de gemeenten. 4.2 Projecten Het regionaal klimaatprogramma concentreert zich op de volgende, in willekeurige volgorde benoemde, vijf thema's: A. Bio-energie; B. Energiebesparing en duurzame energie in gebouwen; 1. nieuwbouw; 2. bestaande bouw; 3. gemeentelijke gebouwen en installaties; C. Windenergie; D. Innovatie; E. Communicatie en educatie. Deze vijf thema’s worden regionaal aangepakt om de weg naar duurzaamheid in te slaan. Het klimaatwiel met de vijf spaken (zie volgende figuur) symboliseert deze aanpak. In de as van het wiel en daarmee het klimaatprogramma staat de MARN die een coördinerende taak heeft. De gemeenten zullen het wiel gezamenlijk draaiend moeten krijgen door middel van een effectieve uitvoering van de maatregelen. Door gezamenlijk op te trekken zal het mogelijk zijn de doelstellingen te realiseren. Meteen na vaststelling van dit programma wordt een start gemaakt met de uitvoering.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
19
Duurzaamheid
HOOG
2.
1.
Mate van duurzaamheid
3.
5.
4. LAAG
Nu
u
Tijd
4.3 Bio-energie Bio-energie heeft prioriteit vanwege de relatief grote opbrengst aan duurzame energie. De inzameling van biomassa en de schaal van verwerking vereist samenwerking tussen gemeenten. Bovendien werken de gemeenten in de MARN-regio al lange tijd samen op het gebied van afval. Het opnemen van biomassa in een regionaal klimaatprogramma is daarom een logische stap. Project: A.1 Energie uit biomassa
4.4 Energiebesparing en duurzame energie in gebouwen Het effect van maatregelen in vooral oudere bestaande gebouwen is groot, ook al omdat er veel gebouwen zijn. Door de stijgende energielasten kunnen de meerkosten in toenemende mate worden gedekt door de baten, en door voortschrijdende technieken zijn er steeds meer mogelijkheden voor besparing. Om die redenen krijgen bestaande gebouwen ook in het regeerakkoord veel aandacht. Voor nieuwbouw zijn de wettelijke eisen voor energieprestatie de afgelopen jaren fors aangescherpt. Toch is ook hier nog veel te winnen, met name omdat maatregelen zich over de gehele levensduur van ongeveer 100 jaar kunnen terugverdienen en omdat veel maatregelen
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
20
efficiënter zijn te treffen in een nieuwbouwsituatie. En de nieuwbouw van vandaag is tenslotte de bestaande bouw van morgen! Projecten: Nieuwbouw: B.1 Regionale kansenkaart voor koude-warmteopslag (KWO) B.2 Aanscherpen energienormen in de bouw (EPN en EPL) B.3 Uitvoeren energievisie woningbouwplannen Bestaande bouw: B.4 Convenant duurzaam bouwen Gemeentelijke (bestaande) gebouwen en installaties B.5 Energiescans voor openbare verlichting, (riool-) pompen en gemalen en VRI B.6 Energiemaatregelen scholen B.7 Energiemanagement gemeentelijke gebouwen B.8 Inkoop groene energie
4.5 Windenergie Eén grote windturbine levert ongeveer net zo veel duurzame elektriciteit als 40.000 m2 zonnepanelen. Vanwege die grote opbrengst is windenergie onmisbaar voor het bereiken van de doelstellingen. Niet in alle gemeenten zijn echter mogelijkheden voor realisatie van een windpark. Behalve geschikte locaties is ook bestuurlijk draagvlak en doorzettingsvermogen van groot belang voor realisatie. Sinds enkele jaren zijn er ook kleinere windturbines op de markt die geschikt zijn voor plaatsing in de gebouwde omgeving en op boerenerven. Deze kennen niet het nadeel van de grootschaligheid. Project: C.1 Windenergie
4.6 Innovatie Naast de min of meer reguliere projecten zoals hierboven genoemd, heeft de regio behoefte aan één of enkele vooroplopende en onorthodoxe projecten die van de gebaande paden afwijken. Welke projecten dat precies zijn, is onderwerp van een bestuurlijke brainstormsessie. Hierbij wordt waar mogelijk ook afstemming gezocht met de Stadsregio. Project: D.1 Brainstorm innovatieve projecten
4.7 Communicatie en educatie Gedragsbeïnvloeding is noodzakelijk om de doelstellingen te bereiken. Gemeenten kunnen het namelijk niet alleen. Communicatie en educatie zijn hiervoor belangrijke middelen. Met communicatie over de projecten wordt al een olievlekwerking beoogd waardoor het effect van de uitgevoerde projecten wordt vergroot. Door communicatie naar de inwoners van de gemeenten, bedrijven, etc. kan het gedrag ook rechtstreeks beïnvloed worden. Door daarnaast
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
21
ook via educatie op gedragsverandering in te zetten, worden ook de scholieren van basisschool en middelbare school bereikt. Uiteindelijk wordt langs deze weg op de langere termijn een groot milieu-effect bereikt en wordt acceptatie en draagvlak voor maatregelen vergroot. Uitgangspunt bij de uitvoering is dat aansluiting wordt gezocht bij de werkwijze van de individuele gemeente. Project: E.1 Communicatie en educatie
4.8 Totaaloverzicht De volgende tabel geeft een overzicht van alle projecten die in de regio worden ondernomen. Gemeenten die de intentieverklaring ondertekenen geven ook aan deel te nemen aan de projecten.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
22
Projectenoverzicht MARN Uren MARN 2007 A.1 B.1 B.2 B.3 B.4 B.5 B.6 B.7 B.8 C.1 D.1 E.1
1)
2008
Vaste projecten Energie uit biomassa Regionale kansenkaart KWO Energiezuinig bouwen Energievisie woningbouwlocaties Convenant duurzaam bouwen Energiescans openbare verlichting en gemalen Energiemaatregelen scholen Energiemanagement gemeentelijke gebouwen Inkoop groene energie Windenergie Brainstorm innovatieve projecten Communicatie en educatie
120
20 40 80
Organisatie Totaal
100 400
100 810
40 10 80
20 10 20
20 10 80 20 240 80 120
2009
2010
Externe kosten (€) 2007 2008
2009
2010
1) 20.000
150 20
150
100 50 80
100
80
80
30.000
2.500 30.000
30.000
30.000
100 580
100 450
50.000
32.500
50.000
30.000
20.000 20
Kosten van ca €20.000 worden naar verwachting gedekt door externe financiering van provincie Gelderland en/of de gemeente Nijmegen
Projectenoverzicht per gemeente Uren gemeenten 2007 2008 A.1 B.1 B.2 B.3 B.4 B.5 B.6 B.7 B.8 C.1 D.1 E.1
Vaste projecten Energie uit biomassa Regionale kansenkaart KWO Energiezuinig bouwen Energievisie woningbouwlocaties Convenant duurzaam bouwen Energiescans openbare verlichting en gemalen Energiemaatregelen scholen Energiemanagement gemeentelijke gebouwen Inkoop groene energie Windenergie Brainstorm innovatieve projecten Communicatie en educatie Organisatie Totaal
20 10 10
10 40 20 40 40 40
2009
2010
20 40 40
20 40
40
10
10 10 10
40 40 40 10
10
20 80
20 240
20 250
20 140
10
Externe kosten (€) 2007 2008
2009
2010
1)
3) 10.000
2) 15.000
10
-
10.000
15.000
-
Toelichting 1) Financiering vanuit provincie mogelijk 2) Scan bij SenterNovem of bij SNM/Philips is kostenloos 3) Kosten bedragen € 4.000 per uitgevoerd energie-advies in een school. Hierbij is uitgegaan van een stelpost per gemeente van gemiddeld € 15.000
23
24
5. CONCLUSIE Het klimaatprogramma geeft invulling aan de regionale ambitie om gezamenlijk dit actuele vraagstuk aan te pakken. Met behulp van twaalf ambitieuze, concrete en realistische projecten wordt een eerste stap gezet op weg naar het oplossen van het klimaatvraagstuk. De twaalf geselecteerde projecten kenmerken zich juist door die meerwaarde van gezamenlijkheid. Zodoende kan er een wezenlijke en effectieve milieubijdrage geleverd worden op dat specifieke terrein. Daarbij komt dat door samenwerking de beschikbare budgetten, en de kennis op de meest efficiënte manier worden ingezet. Los van deze gezamenlijke projecten kunnen gemeenten uiteraard verder gaan dan dit programma. Dat wordt zelfs toegejuicht, want dat maakt het behalen van de doelstellingen alleen maar meer realistisch. Dit programma met zijn twaalf projecten biedt echter voor iedere individuele gemeente een solide basis om op een efficiënte en effectieve manier een bijdrage te leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem. Door het benutten van bestaande overlegstructuren kan op een zeer efficiënte manier invulling gegeven worden aan de ambities. Met de positieve instelling van de betrokken ambtenaren en bestuurders en het bewustzijn bij hen dat er daadwerkelijk wat moeten veranderen, ontstaat er zodoende een houding van denken in kansen en oplossingen, in plaats van in bedreigingen. Kansen zijn er volop, dus…
Nu energiek op weg…!
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
25
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
26
BIJLAGEN
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
27
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
28
A.1 Energie uit biomassa Inleiding ARN BV levert nu al jaarlijks ongeveer 160.000 MWh elektriciteit aan het openbare net en bijna 700 TJ warmte aan externe afnemers. Deze energie wordt gewonnen uit de ongeveer 600.000 ton afval de ARN BV jaarlijks verwerkt. Als mede-aandeelhouder en leverancier van afval aan de ARN BV leveren de gemeenten uit het MARN gebied hieraan een bijdrage. In overleg met de ARN kan worden bepaald op welke wijze de hoeveelheid duurzame energie die uit het bij de ARN aangeleverde afval wordt opgewekt, kan worden vergroot. Groen afval wordt niet via de ARN verwerkt en kan direct worden ingezet voor energieopwekking (nu door verbranding, of in de toekomst door torrefactie of pyrolyse). Een groot deel wordt op dit moment vermoedelijk (extensief) gecomposteerd, maar een deel van het knip- en snoeihout wordt met stookontheffing verstookt in het buitengebied. De gemeenten Beuningen, Wijchen en Druten hebben in 2006 het stookbeleid aangescherpt tot vrijwel stookverbod met slechts enkele uitzonderingsmogelijkheden. Andere stromen groen afval zijn afkomstig uit gemeentelijk groenbeheer, tuinen, kwekerijen en bossen. Uit vergisten van mest kan biogas worden gewonnen. Het rendement van het vergisten van alleen mest is te laag voor een rendabele exploitatie, daarom worden er andere energierijke producten (zoals bijvoorbeeld maïs) aan toegevoegd. Men spreekt dan van (co-)vergisting. Op een zogenaamde 'positieve lijst' is aangegeven welke producten mogen worden meevergist. Gemeenten hebben een rol bij de vergunningverlening (en dus) locatiekeuze. Omdat naast het biogas bij (co-)mestvergisting ook warmte en een digestaat vrijkomt, heeft een locatie in de buurt van een warmtevraag en mestafzet de voorkeur. Een combinatie met glastuinbouw is daarom veelbelovend. Overigens bestaat het digestaat uit het vergiste mengsel van mest en co-product, en valt het geheel onder de definitie van mest. Door (co-)vergisting neemt de hoeveelheid mest dus toe. In de pijler 'Hydra' uit het programma van de Stadsregio wordt een traject ingezet om biogas in te zetten als transportbrandstof. Op de lange termijn maakt dat de omschakeling naar waterstof mogelijk. De MARN-regio kan bijdragen aan deze transitie door biogas te produceren uit biomassa. Dan moet worden gedacht aan vergisten van nattere biomassastromen, zoals mest, GFT of afval uit de (glas)tuinbouw en voedingsmiddelenindustrie. Tot slot is het ook mogelijk om door groenaanplant in de openbare ruimte de CO2 absorptie te vergroten. In dit project willen de gemeenten door middel van een brede verkenning nagaan welke mogelijkheden nu en in de toekomst nog kunnen worden benut. De brede verkenning richt zich met name op de bovengenoemde onderdelen omdat daar vermoedelijk de grootste kansen liggen voor de regio.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
29
Doel Vergroten van de hoeveelheid afval die wordt ingezet voor de opwekking van duurzame energie. Resultaat 1. Rapportage die inzicht geeft welke afvalstromen kunnen worden ingezet voor het opwekken van duurzame energie en op welke wijze; 2. Plan van aanpak om de gevonden mogelijkheden te verzilveren. Aanpak o Projectvoorbereiding, opvragen offertes en financiering; o Brede verkenning van de mogelijkheden voor de inzet van biomassa voor energieopwekking. Gesprek tussen (bestuurlijke) afvaardiging van de MARN en de ARN BV; o Rapportage van de mogelijkheden; o Vastleggen en programmeren vervolgacties; o Uitvoering. Trekker MARN, Nijmegen
Extern betrokkenen ARN BV, provincial bioenergieconsulent
Doelgroep
Gemeentelijke discipline. Afval, milieu
Ureninzet MARN Gemeente
2007 40 20
2008 20 + PM PM
2009 PM PM
2010 PM PM
2007
2008
2009
2010
Planning MARN Gemeente
Externe kosten - kosten extern bureau voor uitvoeren van brede verkenning +/- € 20.000; - externe financiering door gemeente Nijmegen en/of provincie, onder voorwaarde van bovengemelde ureninzet. Externe kosten daarmee voor overige gemeenten nihil.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
30
B.1 Regionale kansenkaart KWO Inleiding Systemen voor koude- en warmteopslag (KWO) in de bodem kunnen niet overal worden toegepast. Voor het systeem moet enkele tientallen meters in de bodem worden geboord, en dat is alleen toegestaan op plaatsen waar de bodemgesteldheid en -kwaliteit dat toelaat. De gemeente Nijmegen heeft op een digitale kaart aangeven waar koude-warmte-opslag wel of niet mogelijk is (zie ook www.nijmegen.nl > wonen en leven > milieu en afval > milieuatlas). Dit project beoogt deze kaart op te schalen naar regionaal niveau. Voorwaarde voor het maken van een digitale kaart is dat gemeenten gegevens van bodemverontreinigingen digitaal beschikbaar hebben. Doel Stimuleren van de toepassing KWO door initiatiefnemers voor nieuwbouw via internet te informeren op welke locaties KWO mogelijk is. Resultaat Regionale Kansenkaart KWO die wordt gepubliceerd op de internetpagina's van de gemeenten en de MARN. Aanpak 1. Vaststellen van eisen die KWO stelt aan de bodemgesteldheid; 2. Invoeren van gegevens in een GIS-systeem en samenstellen van de kaart; 3. Publiceren van kaartmateriaal op gemeentelijke websites. Trekker MARN, Nijmegen
Extern betrokkenen
Doelgroep Initiatiefnemers utiliteitsgebouwen en wooncomplexen
Gemeentelijke discipline. Milieu/Bodem, GIS
Ureninzet MARN Gemeente
2007 10 10
2008 10 10
2009
2010
2008
2009
2010
Planning 2007
Externe kosten € 20.000 voor extern advies.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
31
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
32
B.2 Energiezuinig bouwen Inleiding Alle nieuwbouw moet voldoen aan een wettelijke EnergiePrestatieNorm (EPN) voor gebouwen, een norm voor energiezuinigheid. Energiezuinigheid van nieuwbouw is van belang omdat gebouwen voor een zeer lange periode worden gebouwd en de maatregelen voor energiebesparing dus over een zeer lange periode effectief zijn. Dat geldt vooral voor aanpassingen in de bouwschil, zoals isolerende maatregelen of zongericht bouwen. Het treffen van dit soort maatregelen in een bestaand gebouw is veel moeilijker en veel duurder. De wettelijke EPN voor woningen is in 2006 aangescherpt van 1,0 naar 0,8 (hoe lager hoe energiezuiniger). Gemeenten kunnen een lagere EPC uitonderhandelen met bouwpartijen, de grondpositie van de gemeente is bepalend voor de onderhandelingspositie. Een lagere EPC dan 0,8 is volgens de huidige stand der techniek heel goed mogelijk, daar zijn in Nederland inmiddels vele voorbeelden van en vele projectontwikkelaars hebben daar inmiddels ervaring mee opgedaan. Een goed voorbeeld van zuinig bouwen is het concept 'passief huis'. Passief huizen zijn extreem goed geïsoleerd, hebben zowel in de winter als in de zomer een comfortabel binnenklimaat en verbruiken ongeveer 80% minder energie.
Doel Bij nieuwbouw voorschrijven van een verscherpte EnergiePrestatieNorm van 0,72 of lager (10% lager dan de wettelijke norm). Resultaat o verscherpte norm vastgelegd in beleid, of (bijvoorbeeld) het dubo-convenant; o op projectniveau afspraken maken met bouwpartijen, in samenwerking met de provinciale consulent gebouwen; o energiezuinige woningen, waarbij investeringen zich op termijn zeker terugverdienen. Aanpak o vaststellen haalbare ambitie; o vastleggen van ambities. Trekker Gemeenten
Extern betrokkenen Corporaties
Doelgroep
Gemeentelijke discipline. Milieu, communicatie
Ureninzet 2007 MARN Gemeente
2008 80 40
2009
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
2010
33
Planning 2007
2008
2009
2010
MARN Gemeente
Externe kosten Geen.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
34
B.3 Energievisie woningbouwlocaties Inleiding Nieuwbouwwoningen worden gebouwd voor een lange periode, investeren in energiemaatregelen heeft daarom een langdurig effect. Door de toenemende energiekosten zijn energiemaatregelen ook financieel interessant en een effectief middel om de maandelijkse woonlasten te verlagen. Kansen liggen bijvoorbeeld bij zongericht verkavelen en bouwen om de toepassing van zonne-energie nu en in de toekomst mogelijk te maken. Ook de toepassing van collectieve systemen voor warmte-koude opslag (WKO) of het gebruik van restwarmte moet al in de stedenbouwkundige planning worden meegenomen. Een energiescan – of visie verkent de mogelijkheden op een specifieke woningbouwlocatie en geeft advies voor de uitwerking in een stedenbouwkundig plan. Het is hierbij cruciaal dat er tijdig een energievisie wordt neergelegd, ofwel ruim voordat de bouwplannen gereed zijn. Belangrijke norm voor de energiezuinigheid van een wijk is de Energieprestatie op Locatie (EPL), uitgedrukt in een rapportcijfer. Uitgaande van wettelijke eisen wordt een EPL van 6,8 bereikt. Ook bij renovatie van een bestaande wijk geeft een energiescan- of visie inzicht in de mogelijkheden. De energieconsulent van de provincie Gelderland biedt ondersteuning aan voor het uitvoeren van een energiescan, en voor procesondersteuning bij het realiseren van de ambitie –zoals in onderhandelingen met projectontwikkelaar of woningcorporatie. Als voorwaarde voor de inzet van de energieconsulent vraagt de provincie een voldoende hoge gemeentelijke ambitie (EPL van tenminste 7,0). De provincie financiert ook een cursus ‘energie en RO’, die het onderwerp energie benadert vanuit de bril van een RO-er of projectleider voor een gebiedsgerichte ontwikkeling. Deze cursus staat voor 27 september 2007 al op de planning. Doel Benutten van de mogelijkheden van energiebesparing en duurzame energie in woningbouwplannen vanaf ongeveer 50 woningen. Resultaat o uitvoeren energiescan voor (alle) woningbouwprojecten vanaf 50 woningen in het MARN-gebied. Voor grote projecten (>250 woningen) kan een uitgebreidere energievisie worden uitgevoerd. o cursus 'energie en RO' voor stedenbouwkundigen in het MARN gebied Aanpak 1. organiseren cursus energie en RO (Vindt plaats op 27 september 2007); 2. inventariseren woningbouwplannen >50 woningen in de regio; 3. vaststellen gemeentelijke ambities; 4. selectie van geschikte locaties; 5. planning van de uitvoering; 6. introduceren provinciaal energieconsulent bij gemeenten; 7. uitvoeren energiescan of -visie (energieconsulent); 8. procesondersteuning in onderhandelingen met projectontwikkelaar of woningcorporatie (energieconsulent).
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
35
Trekker MARN
Extern betrokkenen Energieconsulent provincie, SenterNovem
Doelgroep Projectontwikkelaars, woningcorporaties
Gemeentelijke discipline. RO, stedenbouw
Ureninzet MARN Gemeente
2007 80 10
2008 20 20
2009
2010
20
20
2007
2008
2009
2010
Planning MARN Gemeente
Externe kosten o Kosten provinciaal energieconsulent en energiescan/visie worden onder voorwaarden gefinancierd door de provincie. o Kosten RO-cursus worden betaald door de provincie.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
36
B.4 Convenant duurzaam bouwen Inleiding Al jaren wordt in de MARN-regio gewerkt met een convenant duurzaam-bouwen dat in het verleden in Stadsregio-verband is afgesloten. Op dit moment wordt het door nog maar enkele gemeenten gebruikt. Een actualisatie is wenselijk om de vele mogelijkheden voor energiebesparing en duurzame energie in de woningbouw te kunnen benutten. Het huidige convenant kan daarin worden gebruikt als een startpunt. Gekoppeld hieraan dienen SMARTdoelstellingen te worden geformuleerd. Eventueel kunnen ook marktpartijen zoals projectontwikkelaars deelnemen aan het convenant. Het ligt voor de hand om afspraken over energieverbruik te koppelen aan het nieuwe energiecertificaat (voor projectmatige renovatie) of de Energieprestatie normen (EPN voor nieuwbouw). Wanneer ook andere aspecten dan energie in het convenant worden betrokken is GPR-gebouw wellicht een geschikt instrument. Daarmee krijgt een gebouw een rapportcijfer voor de onderdelen energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Gemeenten, maar ook aspirant-kopers kunnen zo in één oogopslag zien hoe duurzaam het gebouw is. Bij de realisatie van dit convenant zal door de MARN afstemming gezocht worden met (de bouwplannen in) de Stadsregio. Doel Stimuleren van duurzaam en energiezuinig bouwen door actualisatie van het bestaande duboconvenant. Resultaat Regionaal convenant duurzaam bouwen tussen gemeenten en stakeholders in de MARNregio. Aanpak o vaststellen van wensen gemeenten; o bespreken van wensen met corporaties en (eventueel) vertegenwoordigers van marktpartijen; o opstellen concept-convenanttekst; o ondertekening; o implementatie gemeentelijke organisaties; o inzet communicatiemiddelen, toetsing op naleving. Trekker MARN
Extern betrokkenen Stadsregio, Provincie, Senter Novem
Doelgroep Woningbouwcorporaties, BouwendNederland, particulieren
Gemeentelijke discipline. Bouwen en wonen, RO, milieu
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
37
Ureninzet 2007
2008 240 40
2009 150 40
2010 150 40
2007
2008
2009
2010
MARN Gemeente
Planning
Externe kosten Geen
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
38
B.5 Energiescans openbare verlichting Inleiding De openbare verlichting en verkeersregelinstallaties (VRI's) zijn de grootste energieverbruikers van gemeentelijke organisaties. Besparingen zijn op twee manieren te behalen. Enerzijds door het treffen van fysieke maatregelen, zoals het toepassen van energiezuinige lampen of efficiënte armaturen. Anderzijds door de verlichting alleen in te schakelen wanneer dat echt nodig is. Sociale- en verkeersveiligheid, maar ook het voorkomen van lichthinder zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Zowel SenterNovem als de Stichting Natuur en Milieu/Philips bieden voor dit project ondersteuning aan gemeenten. In beide projecten is met enkele uren inzet van de gemeente een scan te maken van de mogelijkheden en wordt een advies gegeven voor het treffen van maatregelen. Door maatregelen te treffen met een terugverdientijd van 5 jaar of korter, kan op basis van ervaringscijfers een energiebesparing worden behaald van 10-30%. Doel Vergroten van de energie-efficiency in de openbare verlichting en verkeersregelinstallaties (VRI). Resultaat Actieplan per gemeente over energie- en daarmee kostenbesparingsmogelijkheden openbare verlichting en VRI, inclusief begroting en terugverdientijd. Aanpak o contact leggen met SenterNovem; o inventarisatie van installaties; o doorlichten van de geïnventariseerde installaties; o advies aan gemeenten voor verbeteringen, vervangingsplan. Trekker MARN
Extern betrokkenen SenterNovem
Doelgroep Gemeenten
Gemeentelijke discipline. Openbare werken
Ureninzet 2007
2008
2009 20 40
2010
2007
2008
2009
2010
MARN Gemeente
Planning MARN Gemeente
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
39
Externe kosten o De uitvoering van de scans kan kosteloos plaatsvinden, hetzij door SenterNovem, hetzij door een andere partij als bijvoorbeeld Philips. o De uitvoering van eventuele maatregelen kunnen gefinancierd worden vanuit exploitatie openbare verlichting / VRI. Dit zijn in de regel rendabele investeringen.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
40
B.6 Energiemaatregelen scholen Inleiding Uit onderzoek blijkt dat het in veel scholen slecht gesteld is met het binnenklimaat en energieverbruik (zie bijvoorbeeld www.frissescholen.nl). In bestaande scholen kan een onderzoek uitwijzen welke mogelijkheden voor verbetering er zijn. In nieuwbouw zorgen bijvoorbeeld energiezuinige warmtepompen en vloerverwarming (met mogelijkheid voor koeling) voor een beter binnenklimaat én een lagere energierekening. Hier wordt echter vaak met gescheiden budgetten gewerkt zodat besparingen niet kunnen worden gebruikt om de extra investeringen te dekken. De provincie gaat een plan van aanpak lanceren voor nieuwbouw scholen dat gericht is op koude/warmte-opslag in de bodem in gebouwen vanaf een bepaalde grootte. Doel Lager energieverbruik en beter binnenklimaat in schoolgebouwen. Resultaat o Energieadvies en een selectie van maatregelen; o Energiecertificaat; o Lager energieverbruik en daarmee lagere kosten scholen. Aanpak Bestaande scholen: o selectie van deelnemende schoolgebouwen; o aanvraag offertes bij gecertificeerde EPA-adviseurs; o uitvoeren energieadviezen (EPA-U). Nieuwbouw scholen: o inventarisatie van nieuwbouwplannen; o onderzoek financiering; o bepalen ambitie.
Trekker
Extern betrokkenen
Doelgroep
MARN
SenterNovem, Milieucentraal, gecertificeerd EPAadviseur
Scholen (basis en/of voortgezet onderwijs)
Gemeentelijke discipline. Milieu, welzijn, bouwen & wonen
Ureninzet MARN Gemeente
2007 20
2008 80 40
2009
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
2010
41
Planning 2007
2008
2009
2010
MARN Gemeente
Externe kosten Circa € 4.000 per uitgevoerd energieadvies.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
42
B.7 Energiemanagement gemeentelijke gebouwen Inleiding Uit ervaringscijfers blijkt dat het bijhouden van het energieverbruik, het analyseren van de gegevens en het treffen van maatregelen tenminste 5% energiebesparing oplevert. Dat spaart zowel kosten als energie. In veel regiogemeenten worden gebruiken wel bijgehouden, maar wordt er geen verder vervolg aan gegeven. Met op afstand uitleesbare meters kunnen verbruiken via internet worden bijgehouden en kan op afstand een analyse worden gemaakt. Wanneer dat in regionaal verband wordt gedaan heeft dat schaalvoordelen en kan het energieverbruik van gebouwen onderling vergeleken worden. De voordelen van energiemanagement: o voldoen aan wet- en regelgeving. Per 1 januari 2009 dient ieder overheidsgebouw dat openbaar toegankelijk is en juridisch eigendom van de gemeente een zichtbaar energiecerticaat te hebben. o factuurcontrole, door het inzicht in de energiekosten kan een schaduwfactuur worden gemaakt waarmee de factuur van het energiebedrijf kan worden gecontroleerd op juistheid. Fouten in facturen komen helaas zeer regelmatig voor en zijn in de regel in het nadeel van de klant; o kiezen van de meest gunstige contractvoorwaarden op grond van het verbruik. Denk aan piek- en daltarief of de hoogte van het gecontracteerd vermogen. Met name het gecontracteerd vermogen is vaak hoger dan noodzakelijk; o opsporen van exceptioneel verbruik of zogenaamd 'spookverbruik'. Verbruikgegevens kunnen aanleiding geven voor een nader onderzoek (energiescan) en het treffen van maatregelen. Maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn het beter inregelen of vervangen van installaties, gedragsbeïnvloeding of het treffen van isolatiemaatregelen; o eenvoudiger overstappen naar een andere energieleverancier. Alle aansluit- en verbruikgegevens zijn up-to-date waardoor een overstap niet alleen makkelijker maar ook goedkoper is. De nieuwe leverancier loopt tenslotte minder risico op het afsluiten van een contract. o het energieverbruik in gemeentelijke gebouwen kan ook voor het publiek inzichtelijk worden gemaakt door middel van een informatiescherm. Ook benchmarken met vergelijkbare gebouwen in de regio is mogelijk. Doel Voldoen aan wettelijke verplichting door het vergroten van de energie-efficiency in overheidsgebouwen met het instellen van energiemanagement. Resultaat 1. Bestuurlijk voorstel voor de implementatie van een energiemanagementsysteem; 2. Eenduidige keuze voor een monitoringsysteem, om zodoende benchmarking en regionaal management mogelijk te maken; 3. Implementatie regionaal energiemanagement.; 4. Realisatie kostenvoordelen ; 5. Realiseren bewustwording door visualiseren en communiceren energiegebruik bij alle bezoekers gemeentehuizen.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
43
Aanpak o selectie van gebouwen, inventarisatie van verbruik, contract en aanwezige meters; o offertes aanvragen voor het plaatsen van op afstand inleesbare meters en monitoringssysteem; o bestuurlijk voorstel met planning en begroting; o aanschaf . Trekker MARN
Extern betrokkenen SenterNovem, meterbeheerders
Doelgroep
Gemeentelijke discipline. Facilitaire zaken
Ureninzet 2007
2008 120 40
2009 100 40
2010 100 40
2007
2008
2009
2010
MARN Gemeente
Planning MARN Gemeente
Externe kosten o Aanschaf energiemonitoringssysteem en/of telemetrische meters € 10.000 per gemeente
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
44
B.8 Inkoop groene energie Inleiding Het Ministerie van VROM heeft als ambitie dat de Rijksoverheid in 2010 bij 100% van haar inkopen duurzaamheid meeneemt. Voor provincies, gemeenten en waterschappen is dit 50%. Het programma Duurzaam Inkopen stimuleert overheden om milieu- en sociale aspecten mee te nemen bij de inkoop van producten en diensten. Het programma loopt tot 2010. Naar verwachting in 2009 start de gemeente Nijmegen met een nieuwe aanbestedingsronde voor duurzame energie. Mocht Nijmegen eerder van start gaan, dan kan dit mogelijk vervroegd worden. Op basis van de eigen ervaringen kan de gemeente Nijmegen regiogemeenten adviseren die zelf een inkooptraject starten, en de MARN kan daar een intermediaire rol in vervullen. Het biedt voordelen om dit project uit te voeren in combinatie met een energiemanagementsysteem (zie B7). Voor beide projecten is een inventarisatie van gemeentelijke energieverbruikers noodzakelijk. Een volledig overzicht van adres- en verbruiksgegevens van alle aansluitingen is noodzakelijk voor een succesvolle aanbesteding. Doel Door gezamenlijke aanbesteding van groene energie bereiken van een kosten- en milieuvoordeel op de inkoop van energie. Resultaat o lagere prijs voor energie; o duurzame energie (gas en elektriciteit) voor alle gemeentelijke energieaansluitingen. Aanpak 1. inventarisatie bestaande contracten (2007) 2. inventarisatie gemeentelijke energieverbruikers (zie B7); 3. opstellen programma van eisen; 4. aanbesteding; 5. gunning; 6. switch. Trekker MARN, Nijmegen
Extern betrokkenen
Doelgroep
Gemeentelijke discipline. Facilitaire zaken
Ureninzet MARN gemeente
2007 10
2008
2009 50 40
2010
2007
2008
2009
2010
Planning
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
45
Externe kosten o Kosten inzet gemeente Nijmegen als begeleider aanbesteding naar schatting tussen de 10.000 en 20.000 euro.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
46
C.1 Windenergie Inleiding In het streekplan Gelderland 2005 zijn zoekgebieden en initiatieven voor windenergie ingetekend (zie kaartje). Met name in het westen van regio liggen een aantal zoekgebieden. Inmiddels hebben Beuningen en Nijmegen samen met de provincie Gelderland en de gemeenten Lingewaard en Overbetuwe een intentieverklaring windenergie ondertekend. Binnen de gemeente Beuningen zijn uit de visie twee voorlopige locaties voortgekomen: Ewijk en Winssen. In de gemeenten Nijmegen is een strook langs de A15 bij toekomstig bedrijventerrein De Grift het meest geschikt bevonden. Deze locaties worden op dit moment nader onderzocht. Het ingetekende windpark in de gemeente Druten heeft geen doorgang gevonden.
Ervaring leert dat projecten rond windenergie zeer complex zijn en veel kennis en procesvaardigheden vereisen. Gezien de grote opbrengsten van windenergie (de opbrengst van 1 windturbine staat gelijk aan de opbrengst van 40.000 m2 zonnepanelen), de omvang van de installaties en regionale impact is kennisuitwisseling en afstemming op bovengemeentelijke schaal wenselijk. Naast de grootschalige turbines bestaan ook kleinschalige turbines die geschikt zijn voor plaatsing in de gebouwde omgeving, boerenerven of bedrijfsterreinen. Ze vereisen een heel andere aanpak dan de grotere turbines. Gemeenten zouden kunnen nagaan in hoeverre het huidige beleid de plaatsing van dergelijke turbines al toestaat, en of aanpassing van het beleid wenselijk is. Doel Kennisuitwisseling en ondersteuning van initiatieven windenergie op (boven)gemeentelijke schaal. Resultaat o een aantal gerealiseerde windturbines; o regionaal draagvlak en ondersteuning van initiatieven; o leren van ervaringen ten behoeve van mogelijk toekomstige projecten; o bijdrage aan het bereiken van de regionale doelstellingen.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
47
Aanpak o informeren van energieberaad en algemeen bestuur over de voortgang en bovengemeentelijke aspecten van de projecten; o 2-jaarlijks regionaal windoverleg voor het uitwisselen van ervaringen voor gemeenten die daadwerkelijk capaciteit willen realiseren; o ondersteunen van (nieuwe) initiatieven. Trekker MARN
Extern betrokkenen Provincie, SenterNovem
Doelgroep Gemeenten
Gemeentelijke discipline. RO/Milieu
Ureninzet MARN Gemeente
2007 20 10
2008 20 10
2009 80 40
2010 20 10
2007
2008
2009
2010
Planning MARN Gemeente
Externe kosten Geen. Implementatiekosten windmolens niet meegenomen.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
48
D.1 Brainstorm innovatieve projecten Inleiding Naast de meer reguliere projecten wil de regio ook aandacht geven aan creatieve en onorthodoxe oplossingen voor alledaagse knelpunten. In september / oktober wordt er in de Stadsregio naar verwachting een klimaatcongres georganiseerd waar deze brainstormsessie in verweven kan worden. Mocht dat zo zijn, dan kan hierbij aansluiting gezocht worden. Doel Uitvoeren van een innovatief project als inspirator en boegbeeld voor het regionale klimaatprogramma Resultaat Bestuurlijk voorstel voor een innovatief project Aanpak o brainstormsessie, genereren van ideeën en selectie van het beste idee; o uitwerken van het idee; o zoeken projectpartners; o subsidiemogelijkheden; o voorstel voorleggen aan Algemeen Bestuur.
Trekker MARN
Extern betrokkenen Provincie, SenterNovem
Doelgroep Gemeenten
Gemeentelijke discipline. Milieu
Ureninzet 2007
2008 40 10
2009
2010
2007
2008
2009
2010
MARN Gemeente
Planning MARN Gemeente
Externe kosten € 2.500 voor organisatie van, en gespreksleiding tijdens de workshop
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
49
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
50
E.1 Communicatie en educatie Inleiding Met communicatie en educatie wordt beoogd dat het klimaatprogramma niet alleen direct resultaten boekt in termen van CO2 besparing, maar dat het ook aanzet tot nadenken en inspireert tot klimaatvriendelijk gedrag. Met name huishoudens, scholieren en bedrijven zijn belangrijke doelgroepen voor communicatie. Bij uitvoering van dit project zal aansluiting gezocht worden bij de educatiestructuur van de individuele gemeenten. De ARN BV heeft aangeboden een bijdrage te leveren aan dit project. Mogelijk dat uit het provinciaal project “Leren voor duurzame ontwikkeling” nog externe financiering mogelijk is. Doel Vergroten van bewustwording over het klimaatverandering, ieders eigen bijdrage daarin en de acties die de regio daartegen onderneemt. Resultaat o communicatieplan met een beschrijving van doelgroepen en acties om deze te bereiken. o uitvoering geven aan de acties uit het communicatieplan Aanpak o opstellen communicatieplan o bepalen doelgroepen o bepalen in te zetten middelen o opzetten regionale campagne o planning en begroting o uitvoeren van de acties o gericht op huishoudens o gericht op bedrijven (branches) o educatieproject scholen (eventueel in combinatie met project B.6 energiemaatregelen scholen) op basis van bestaand lesprogramma Trekker MARN
Extern betrokkenen Doelgroep SenterNovem, corporaties, Huishoudens, scholieren, milieucentraal, ARN BV, bedrijven, ntb KvK, VNO-NCW
Gemeentelijke discipline. Milieu, communicatie
Ureninzet MARN Gemeente
2007 120 10
2008 80 10
2009 80 10
2010 80 10
2007
2008
2009
2010
Planning MARN Gemeente
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
51
Externe kosten Kosten geschat op in totaal circa € 30.000 per jaar voor: o extern advies communicatieplan; o aanschaf toolkit milieucommunicatie energie; o aanschaf energieboxen (met oa spaarlampen, radiatorfolie en tochtstrips) voor verspreiding onder selectie van huishoudens; o extern advies voor voorlichtingsbijeenkomsten bedrijven; o aanschaf lesmateriaal en uitvoering lessen; o aanschaf campagnemateriaal: o informatiestand voor gemeentehuizen, braderieën, markten etc; o brochures, folders, posters.
Energiek op weg naar een beter klimaat, regionaal klimaatprogramma MARN 2007-2011
52