Energie Management Actieplan CO2-Prestatieladder
Opgesteld door
Energie Management Actieplan Inhoudsopgave 1
Inleiding................................................................................................................ 3
2
Reductiedoelstellingen ......................................................................................... 4
3
2.1
Bedrijfsdoelstelling .................................................................................................. 4
2.2
Scope 1 ................................................................................................................... 4
2.3
Scope 2 ................................................................................................................... 4
2.4
Scope 3 ................................................................................................................... 4
Plan van Aanpak .................................................................................................. 5 3.1
Maatregelen voor behalen van reductiedoelstelling Scope 1 ................................... 5
3.2
Maatregelen voor behalen van reductiedoelstelling Scope 2 ................................... 6
3.3
Projecten met gunningsvoordeel ............................................................................. 7
3.4
Informatiebehoefte .................................................................................................. 7
3.5
Monitoring en meting ............................................................................................... 7
3.6
Afwijkingen, corrigerende en preventieve maatregelen ........................................... 7
4
Deelname aan- en initiatie van initiatieven ........................................................... 8
5
Verantwoordelijkheden en taakstellingen ............................................................. 9 5.1
Algemene beschrijving verantwoordelijkheden ........................................................ 9
5.2
Maatregelen ............................................................................................................ 9
5.3
Initiatieven ............................................................................................................... 9
5.4
Projecten met gunningvoordeel ............................................................................... 9
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
2
Energie Management Actieplan 1 Inleiding In dit Energiemanagement Actieplan worden de CO2-reductiemaatregelen en reductiedoelstellingen van AVR beschreven, zoals vastgesteld door de directie. Om tot de reductiemaatregelen te komen is gebruik gemaakt van de uitkomst van de energie audit en de geïnventariseerde reductiemogelijkheden in het Energie Audit verslag. Uit het energie audit verslag is naar voren gekomen dat het grootste deel van de emissies toe te wijzen is naar installaties. De doelstellingen en maatregelen worden onderverdeeld in scope 1 (directe emissies), scope 2 (indirecte emissies die direct te beïnvloeden zijn) en scope 3 (overige indirecte emissies), dit zijn categorieën de zijn gedefinieerd in de CO2-Prestatieladder. De voortgang met betrekking tot de reductiedoelstellingen wordt regelmatig geanalyseerd in de periodieke voortgangsrapportage en intern en extern gecommuniceerd.
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
3
Energie Management Actieplan 2 Reductiedoelstellingen De belangrijkste energieverbruikers zoals bepaald in het Energie Audit verslag zijn gebruikt om de reductiedoelstellingen vorm te geven. Om in de dagelijkse praktijk ook daadwerkelijk tot reducties te komen hebben de reductiedoelstellingen ook betrekking op de projecten. Voor Scope 1 & 2 zijn aparte reductiedoelstellingen opgesteld op bedrijfsniveau. Het Plan van Aanpak in het volgende hoofdstuk beschrijft welke maatregelen er getroffen worden om deze reductiedoelstellingen te behalen binnen de organisatie en binnen de projecten.
2.1 Bedrijfsdoelstelling De directie van AVR heeft de volgende reductiedoelstellingen gesteld:
1,6 % CO2 reductie in 2019 ten opzichte van 2014 voor de procesgebonden emissies.
12 % CO2 reductie in 2019 ten opzichte van 2014 voor de niet procesgebonden emissies.
Er is tevens een aparte doelstelling gesteld voor de niet procesgebonden emissies, omdat daar (veel) meer invloed op is uit te oefenen.
2.2 Scope 1
Reductiedoelstelling Scope 1 wordt verdeeld in twee delen: – 6% CO2 reductie in 2019 ten opzichte van 2014 voor niet procesgebonden emissies (binnen scope 1). – 8,5% CO2 reductie in 2019 ten opzichte van 2014 voor procesgebonden emissies in Duiven (binnen scope 1). Bij succesvolle voortgang op de reductiedoelstelling voorde installaties in Duiven als gevolg van de CO2 afvang, zullen aanvullende doelstellingen voor de installaties in Rozenburg gesteld kunnen worden. Deze reductiedoelstelling heeft betrekking op de volgende emissiestromen: – Uitstoot vanuit de installaties – Brandstofverbruik van rijdend en varend materieel – Zakelijk autoverkeer (lease auto’s)
2.3 Scope 2
Reductiedoelstelling Scope 2 44% CO2 reductie in 2017 ten opzichte van 2014. Deze reductiedoelstelling heeft betrekking op de volgende emissiestromen: – Elektriciteit van overslagstations
2.4 Scope 3 De reductiedoelstellingen voor scope 3 zullen in het najaar van 2015 worden vastgesteld. Deze worden gebaseerd op de ketenanalyses.
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
4
Energie Management Actieplan 3 Plan van Aanpak Dit plan van aanpak beschrijft de maatregelen die in de komende jaren getroffen worden om de reductiedoelstellingen te behalen. Hierbij is specifiek aandacht voor de wijze waarop deze maatregelen ingezet worden binnen de projecten.
3.1 Maatregelen voor behalen van reductiedoelstelling Scope 1
CO2 afvang – Deze maatregel heeft betrekking op de emissiestroom installaties op de locatie Duiven. – CO2 afvang is een directe manier om de uitstoot terug te dringen. Bovendien kan dit als product verkocht worden, zodat AVR meer afval kan omzetten tot een product met een nuttige toepassing. Afzetmogelijkheden worden onderzocht. – In 2015 is gestart met een pilot om 1500 ton CO2 af te vangen. In 2017 zal naar verwachting opgeschaald worden naar 10.000 tot 50.000 ton CO2 per jaar. De pilot brengt de uitstoot van de emissiestroom omlaag met 0,5% en na opschaling zal een percentage van 3 tot 15% per jaar behaald kunnen worden. – Kosten voor dit project zijn nog niet bekend, dit zal moeten blijken uit de pilot. Baten die behaald kunnen worden bestaan uit de verkoop van CO2.
Materieel – Deze maatregel heeft betrekking op de emissiestroom brandstofverbruik rijdend en varend materieel. – Bij het rijdende materieel kan brandstof bespaard worden door het principe van ‘Het Nieuwe Draaien’ toe te passen. Dit houdt een aantal maatregelen in, zoals inzetten van de juiste vermogens, gebruik maken van start-stop-systemen en brandstof efficiënt onderhoud. – Bij het varend materieel kan brandstof bespaard worden door het principe van ‘Het Nieuwe Varen’ toe te passen. Dit is vergelijkbaar met de maatregel voor rijdend materieel, waarbij ook rekening wordt gehouden met het aanpassen van de vaarsnelheid aan de geplande aankomsttijd. – Ook zullen er vruchten geplukt worden door het nieuwe track&trace systeem waar al het rijdend en varend materieel mee wordt uitgerust. Hierdoor worden transportbewegingen beter geanalyseerd zodat besparingsmogelijkheden makkelijker gelokaliseerd kunnen worden. – Voor zowel rijdend als varend materieel is de doelstelling een besparing van 5% op brandstof, dit vertegenwoordigd een waarde van 173 ton CO2. – Daarnaast is in de inkoopeisen voor nieuw materieel op Rozenburg een CO2-eis opgenomen. Dit zal naar verwachting 5% op de helft van het rijdend materieel opleveren, ofwel 24,6 ton CO2. – In de tweede helft van 2015 zal een verdere analyse worden uitgevoerd naar de kosten van het implementeren van deze maatregel. De maatregel zal effect uitoefenen vanaf 2016.
Hybride lease auto’s – Deze maatregel heeft betrekking op de emissiestroom zakelijke autoreizen. – Door een aantal werknemers in de leaseregeling gebruikt te laten maken van een plug-in hybride auto in combinatie met het plaatsen van laadpalen op beide locaties, wordt brandstof bespaard. – Door deze maatregel zal 11% bespaard worden op het totale brandstofverbruik voor auto’s in vergelijking met de auto’s die eerder gereden werden. Dit vertegenwoordigt een waarde van 22,5 ton CO2 per jaar.
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
5
Energie Management Actieplan 3.2 Maatregelen voor behalen van reductiedoelstelling Scope 2 Groene stroom overslagstations Deze maatregel heeft betrekking op de emissiestroom elektriciteit – Op het elektriciteitsverbruik van de overslagstations kan bespaard worden door groene stroom te gebruiken in plaats van het inkopen van grijze stroom. Dit kan gerealiseerd worden door eigen GvO’s niet te verkopen. Zo wordt de eigen opgewekte elektriciteit ook gebruikt in de overslagstations. – De kosten van deze maatregel zijn de derving van inkomsten door verkoop van garanties van oorsprong. – Daarnaast zal in de overslagstations een plan gemaakt worden voor realisatie van de volgende maatregelen: OSSU: Reductiemaatregelen door het afkoppelen van het stofafzuigsysteem door het latenvervallen van een activiteit in de overgenomen WM-verguning OSSB: Eliminatie van het stofafzuigsysteem door vernieuwend en voortschrijdend inzicht; nog niet gerealiseerd
3.3 Maatregelen voor behalen van reductiedoelstelling Scope 3 Locatie Duiven Deze maatregel heeft betrekking op de emissiestroom gebruik van zelf opgewekte elektriciteit. – Op elektriciteit zal bespaard worden door het gebruik van energiezuinige verlichting. – Er is een verlichtingsscan uitgevoerd in het kader van energiebesparing in Duiven. De mogelijkheden hiervoor liggen bij het vervangen van HPL lampen door HPi in de MLC opslagloods. De besparing die hierbij gehaald kan worden is 55.500 kWh. – De verlichting in het magazijn wordt vervangen door LED verlichting in 2016, pulp en slakkenhal in 2017 en stortbordes in 2018. Daarnaast wordt onderzocht of er bewegings en/of schemerschakelaars kunnen worden toegepast bij de LED verlichting – Elk jaar een elektromotor vervangen door een exemplaar of aansturing die energiezuiniger is. – Specifiek is in de CAPEX opgenomen om de verbrandingsluchtmotoren als de motoren van de LUCO en de condensor te vervangen. Locatie Rozenburg Deze maatregel heeft betrekking op de emissiestroom gebruik van zelf opgewekte elektriciteit. – Op het elektriciteitsverbruik gaat bespaard worden door de volgende maatregelen te treffen: Vervanging kleinere e-motoren (< 100 kW) altijd door energie zuinige motoren (ingang per direct) Haalbaarheidsstudie uitvoeren en opstellen stappenplan voor vervanging grote e-motoren (> 100 kW) voor energie zuinige motoren (gereed Q4 2017) Vervanging E motoren rivierwaterpompen voor energie zuinige variant. Vervanging motor 1e rivierwaterpomp 2016 Opstellen vervangingsplan verlichting voor LED verlichting (Plan gereed Q4 2015) Eigen bedrijf transformatoren voorzien van kW meters (gereed Q3 2017) De genoemde maatregelen voor zowel locatie Duiven als Rozenburg tellen mee voor scope 3 in plaats voor scope 2. Scope 2 heeft namelijk betrekking op ingekochte elektriciteit. Op de locaties Duiven en Rozenburg wordt gebruikt gemaakt van eigen elektriciteit en daarmee hebben de maatregelen betrekking op scope 3. Door het uitvoeren van de maatregelen wordt de efficiëntie van de totale installatie verhoogd. Dat betekent dat per saldo meer energie kan worden verkocht aan derden met dezelfde uitstoot van installaties.
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
6
Energie Management Actieplan
Voor besparing elektriciteit in installatie
Na besparing elektriciteit in installatie
Zoals in bovenstaande afbeeldingen te zien is, zal de directe CO2-uitstoot niet verminderd worden wanneer minder eigen energie (in de vorm van elektriciteit) wordt gebruikt in de installatie. Wel zal er meer energie verkocht kunnen worden.
3.4 Projecten met gunningsvoordeel In 2016 start een project waarbij gunningvoordeel is verkregen. Alle maatregelen die worden genomen in de installatie zijn van toepassing hierbij.
3.5 Informatiebehoefte Voor een aantal maatregelen is aanvullend onderzoek nodig. De verantwoordelijke voor de specifieke maatregel zal zorgdragen dat hier een actieplan voor uitgevoerd wordt.
3.6 Monitoring en meting In de stuurcyclus die AVR heeft ingericht voor haar CO2-beleid is opgenomen dat periodiek de CO2-uitstoot gemeten wordt en dat de voortgang op de doelstellingen en maatregelen periodiek geanalyseerd en gerapporteerd wordt. Voor meer informatie, zie Hoofdstuk 2 van het Kwaliteitsmanagementplan en de Periodieke Rapportages.
3.7 Afwijkingen, corrigerende en preventieve maatregelen Indien afwijkingen worden geconstateerd tijdens het doorlopen van de stuurcyclus, of indien om andere reden correctie nodig is, zal de energiemanager bijsturing coördineren volgens de stuurcyclus en activiteitenbeschrijving opgenomen in Hoofdstuk 2 van het Kwaliteitsmanagementplan.
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
7
Energie Management Actieplan 4 Deelname aan- en initiatie van initiatieven In het Energie Audit verslag is een overzicht gegeven van de initiatieven waar AVR aan deelneemt. De deelnames aan al deze initiatieven wordt onverminderd voortgezet.
Initiatieven met passieve deelname – Groene allianties Initiatieven met actieve deelname – Stichting Warmtenetwerk – Werkgroep Energie (Vereniging van Afvalbedrijven) – Green Deal van het Rotterdam Climate Initiative – Green Deal Verduurzaming Nuttige toepassing AEC-bodemas – Energie made in Arnhem (EmiA) – CEWEP – Groene allianties Initiatieven waarbij AVR (gezamenlijk) initiatiefnemer is – De Nieuwe Warmteweg – Groene allianties – Innofase – DEC Liemers: Samenwerkingsverbanden in de sector/keten – NGO’s/overheden Gelderse Natuur- en Milieufederatie. MOBilisation Overheid – Bedrijven – Overige participatie Rondleidingen Mediadeelname energie uit afval Klankbordgroep Rozenburg
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
8
Energie Management Actieplan 5 Verantwoordelijkheden en taakstellingen 5.1 Algemene beschrijving verantwoordelijkheden Het uitvoeren van het boven genoemde Plan van Aanpak wordt uitgevoerd door de volgende personen binnen AVR
Organisatie: – Directievertegenwoordiger: Rolf Hetterschijt in de functie van SHEQ manager – Coördinator: Nathanya Sandelowsky in de functie van SHEQ deskundige
5.2 Maatregelen In onderstaande tabel worden de verantwoordelijken voor de reductiemaatregelen beschreven. Maatregel
Verantwoordelijke
Tijdsbestek
Beschikbare middelen NTB - installatie en onderhoud (1) NTB (2) €6000 (3) € 0, wordt meegenomen als inkoopeis
CO2 afvang
Simon de Vries
Rijdend en varend materieel - Efficiënter gebruik o Nieuwe Draaien&Varen (1) o Track&Trace (2) - Zuiniger rijdend materieel (3) Hybride lease auto’s
Ad Muller
Pilot: 2016-2017 Uitvoering: 2018-2019 Ingang per (1) Q1 2016 (2) Q4 2016 (3) Q4 2015
Frauke Wessel
Per direct
Groene stroom overslagstations en plan van aanpak Stofafzuigsystemen Locatie Duiven Locatie Rozenburg
Alexander Mus
2016
Geen extra middelen nodig NTB
Robert Hageman Cees Martens
2015 - 2019 2014 - 2019
divers divers
5.3 Initiatieven De initiatieven die in en vanuit de locatie Duiven plaatsvinden zijn onder verantwoordelijkheid van Robert Hageman. De initiatieven die in en vanuit de locatie Rozenburg plaatsvinden zijn onder verantwoordelijkheid van Pim de Vries. Alle initiatieven zijn doorlopend, en de middelen die beschikbaar zijn hiervoor zijn niet op voorhand in een budget opgenomen, maar worden per keer beoordeeld. Daarnaast zijn er bijdragen in de vorm van ingezette uren.
5.4 Projecten met gunningvoordeel De projecten met gunningvoordeel hebben een verantwoordelijke voor invulling van de eisen van de CO2-Prestatieladder. Deze staat in onderstaande tabel genoemd per project. Project Van Berkel Milieu en Circulus
AVR Rozenburg, afdeling SHEQ 22 oktober 2015, definitief
Verantwoordelijke Jasper de Jong
Tijdsbestek 1 juli 2016 tot 1 januari 2021
9