Summary Wetrot in chicory,causedby the bacteria Erwinia carotovora carotovora (ECC), forms a serious problem during forcingandlateralsoduringhandling and marketing.Toreduce this bacterialdisease,a joint research program was carried out between PAGV and regional research stations (ROC's) during 1988-1990,consisting of several field and forcing trials. Theinfluenceof nitrogenduringroot growth on the occurrenceof wet rot, together with measuresduring forcing have been taken as key points. A substantial N-supply duringrootgrowth increases the N-totalcontent in (the dry matter of) theroot, togetherwiththesensitivity towetrotduring forcing. Withanapplication rateof N uptoapprox. 80kgN minusNmin prior tosowing,thisincreasein N-total contentof the rootandsensitivitytowetrotis limited asarule. TheaimshouldbetogetaN-totallevelin therootofapprox. 0.7%. Athigherlevels the chicory quality decreases while the sensitivity to wet rot stronglyincreases.
ANminanalysis inFebruarygivesinsufficiëntinsight into the N-total contentof the root to bereached. Thehistoryof thefield, theorganicmattercontento\ the soil and the level of N mineralisationhave a greatereffect. A methodtodeterminethe suitability of a field for rootgrowinga year in advance, from Nminlevelsinthepreceeding crop,deserves furthei consideration. A substantial infection of leaf blight during rooi growth,causedby thebacteriaPseudomonas marginal, does not necessarily mean that many chicory plants will be infected by wet rotduring forcingtoo. Thisthought wasmoreorless assumée untilnow. Furthermore healthylookingroots with a low N-totalcontent, can still be infectedby wet ro\ duringforcing toasubstantialdegree. Treatment of theroot crownsat thestart of forcing with a solution of active chlorine, dolocal or e bactericide,did not appear to be effective. During this research no increase in infection percentage wasdetermined afterartificialinoculation with ECC Reducingthe relativehumidityduring forcinghow ever, canminimize infectionbywetrot.
Emissie van bestrijdingsmiddelen en nutriënten bijde witloftrekopwater Emission of plant protection chemicals and nutrients during hydroponic forcing of witlool chicory (Cichorium intybus L. var. foliosum) ing.A.Dekker,ing. G.vanDusschoten,drs.N.W.H.Houx,StaringCentrum,ir.G.vanKruistum, PAGV
Inleiding De witlofteelt heeft de laatste jaren stormachtige ontwikkelingen doorgemaakt. Enerzijds zijn deteeltmethoden voor de witlofpennen sterk verbeterd, anderzijds is het tegenwoordig mogelijk om de wortels gekoeld te bewaren waardoor jaarrondteelten uitgevoerd kunnen worden. Bovendien is de wijzevanforceren sterkveranderd.Werdvroegerde witlof alleen in een kuil getrokken, tegenwoordig wordt naar schatting 80%van het areaal witlofteelt ophydrocultuurgeforceerd. Bij deze teeltwijze wordt na afloop van de trek het restant van het gebruikte proceswater geloosd. De lozing vindt voor circa 75% plaats op het oppervlaktewater envoor hetoverige deel op het riool. Dit
146
proceswater is belast met achterblijvende voedings elementen en kan ook residuen van bestrijdings middelen bevatten. Deze bestrijdingsmiddelen kun nen ook afkomstig zijn van de gewasbescherming tijdens de teelt van de witlofpennen op het veld. Di betreft voornamelijk pirimicarb en dimethoaat. D( witlofpennen die gebruikt worden voor detrek in he voorjaar, worden vóór de opslag bespoten met eer fungicide, meestalvinchlozolin. Depennendie inhe najaar voor de trek worden gebruikt, krijgen dez< behandeling metfungicide indetrekbakken;vinchlo zolin wordt over de opgezette pennen gespoten Tijdens de trek kunnen rookpatronen met pirimicart of permethrinworden gebruikt omaantastingendoo insectentevoorkomen. In het kader van de Wet Verontreiniging Opper vlaktewater en de Wet Bodembescherming zald<
jelasting van bodem, grond- en oppervlaktewater net 'ongewenste' stoffen voorkomen moetenworden. De waterkwaliteitsbeheerders tonen een sterk toelemende interesse in de aanwezigheid van onder indere bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktevater. Het is dan ook noodzakelijk kwantitatieve intwoordentekrijgenopdevolgendevragen: .Hoeveel van de toegepaste bestrijdingsmiddelen blijft naafloopvandetrek in het afvalwater achter enkaninrioolenoppervlaktewaterterechtkomen? !.Hoe is de verdeling van de bestrijdingsmiddelen over de witlofpennen bij de toepassing? Deze vraag is van belang om door efficiënte toediening tijdens de trek eventuele vermindering van de gebruikte hoeveelheden mogelijktemaken. !.Hoegroot isde belasting van hette lozenproceswater met achterblijvende nutriënten en hoe sterk isditwatervervuild.
Jitvoering onderzoek Jaar aanleiding van bovengenoemde vragen werd i 1987 door het PAGV een project gestart met als tel: 'Onderzoek naar de emissie van bestrijdingsmiddelen ennutriëntenbijde hydrocultuur van witlof'. i een eerste instantie werd in het najaar van 1987 enoriënterende meetserie uitgevoerd opeenvijftal edrijven in Noord-Holland,waarbij alleen hetfungiide vinchlozolin bepaald werd in het proceswater p deze bedrijven. Naar aanleiding van deze riënterende metingen werd geconcludeerd dat ader onderzoek ten aanzien van het gebruik van estrijdingsmiddelen bij de witlofteelt op hydroultuur gewenst was. Dit onderzoek werd in het nalar van 1989 uitgevoerd met de middelen vinhlozolin en pirimicarb op twee bedrijven, één in 'enhuizenenééninBreda, evens werd op deze bedrijven de samenstelling an de voedingsoplossing tijdens en na afloop van e trek geanalyseerd. Ter bepaling van de verontïiniging van het oppervlaktewater, werd van roces- en oppervlaktewater een afvalwaternderzoek uitgevoerd door 'Conex' te Ede. Omdat Hebestrijdingsmiddelen, die een toelating hebben ijdewitlofteelt ophydrocultuur niet naarvrijekeuze p de praktijkbedrijven onderzocht konden worden, 'erden met de middelen vinchlozolin, pirimicarb en irodion in maart 1990 proeven uitgevoerd op het AGVteLelystad.
Voor het volledige verslag van de proeven wordt verwezen naar Interne Medelingennrs.76,83en84 vanhetStaringCentrum.
Resultaten Uit de oriënterende metingen in 1987 op een vijftal witloftrek bedrijven in Noord-Holland bleek dat vinchlozolin wel tijdens het begin van de trek in het proceswater aangetoond kon worden,maar aan het eindevandetreknietmeer. Op de twee praktijkbedrijven werd in 1989, behalve de normale bespuiting met vinchlozolin aan het begin van de trek, ook (terwille van het onderzoek) een week later een rookontwikkelaar met pirimicarb toegepast. Op het PAGV werden in 1990 een normale en een viervoudige praktijkdosering van de middelenvinchlozolin,iprodion enpirimicarb overde wortelpennen gespoten ineenkleinere,maar metde praktijk vergelijkbare, opstelling. Bovendien werden ophet PAGV indetweedeweekvandetrekdedrie middelen extra aan het proceswater toegevoegd om de snelheid van de afname nog nauwkeuriger te kunnen meten. Tenslotte werden onbespoten trekbakken bemonsterd op het voorkomen van vinchlozolin, afkomstig van de wortelbehandeling vier maanden eerder vóór de opslag inde bewaarcel,in het proceswater. De resultaten tonen aan dat bij de op gebruikelijke wijze uitgevoerde bespuitingen van de trekbakken de middelen nogal onregelmatig over de wortelpennen werden verdeeld. In de boven elkaar gestapelde trekbakken verschilden de hoeveelheden plaatselijk wel een factor 4 tot 10. Een volgens voorschrift toegepaste rookontwikkelaar verdeelde het middel pirimicarb veel beter: het verschil was slechtseenfactor2.Indiendeinterneventilatiebleef werken,werddeverdelingeerderslechterdan beter. Na de directe toevoeging aan het proceswater op het PAGV was vinchlozolin na één dag, iprodion na vier dagen en pirimicarb na ongeveer veertien dagen niet meer aantoonbaar. Nabespuiting vande wortels in de trekbakken waren de middelen na vijf totzevendagen nauwelijks nogaantoonbaar. Pirimicarb was na toepassing via een rookontwikkelaar nauwelijks inhetproceswater aantoonbaar. Hetvóór de bewaring op de wortelpennen gespoten vinchlozolin gaf een lage concentratie in het proceswater, die na één week niet meer aantoonbaar was. De
147
langdurige aanwezigheid van de middelen na de bespuiting van de wortelpennen kan veroorzaakt worden door het telkens weer afspoelen van de wortelpennen door kleine fluctuaties in de hoogte van het doorstromend water in de trekbakken. In één systeem steeg het water inde trekbakken door een verstopping van het circulatiesysteem, met als gevolg een kleine toename van vinchlozolin in het proceswater. Verderstondopéénbedrijfsterreineen container met afgeoogste wortelpennen waaruit water lekte, dat zowel vinchlozolin als pirimicarb bevatte. Op de plekken in de sloten waar de lozing van de restanten van het proceswater van de bedrijven plaatsvindt en ook verder stroomafwaarts, werd geenvinchlozolinofpirimicarbaangetoond. Uit de nutriëntenanalyse van het proceswater komt naarvorendat ditwater met hetoogopdegemeten belasting aan N en P, in feite niet op het oppervlaktewater geloosd magworden. De resultaten van het afvalwateronderzoek tonen aan dat het aantal vervuilingseenheden per volume-eenheid van het te lozen proceswater sterk kan fluctueren. Het optreden van ziekten tijdens detrek verhoogt het aantalvervuilingseenheden sterk.
Discussie en conclusies Bij de gebruikelijke toepassing van vinchlozolin, iprodion enpirimicarb indewitloftrek, is het onwaarschijnlijk dat deze middelen inaanzienlijke mate via het resterende proceswater in het milieu terechtkomen. Vinchlozolin blijft de bespoten wortelpennen beschermen, zolang het middel niet met water van depennenafgespoeldwordt. Ditgeldtzowelvoorde toepassing op de droge pennen voor de opslag,als voor de bespuiting van de opgezette pennen in de trekbakken bij het aanzetten van de trek. De techniek van de bespuiting van de trekbakken dient evenwel verbeterd te worden met als mogelijk gevolgdatervooreendoelmatige bescherming minder van deze middelen nodig zal zijn. Wel moet worden opgemerkt dat de detectiegrens van deze middelen volgens de uitgevoerde analysemethode 10ppbbedroeg. Volgens dederde notawaterhuishouding isde norm voor de bovengrens 0,5 ppbvoor de somvan detoegepaste middelen,dietoxisch zijnvoor waterorganismen. Aanvullend onderzoek zou dan plaats moetenvindenbijeendetectiegrens van0,1ppb.
148
In dit onderzoek zijn residuen vanfosethyl-aluminiun niet meer bepaald. In eerder onderzoek zijn bij eei detectiegrens van 100 ppb geen residuen aan getoond. Ook voor dit middel zou dan aanvullem residu-onderzoek uitgevoerdmoetenworden. Opmerkelijk isdat vinchlozolin vrij stabiel lijkt te zijl onder de 'droge' omstandigheden, die heersen o| de witlofpennen bij bewaring vóór de trek. Ditvofc uit de gehalten die bij het aanzetten van de tre aangetroffenwerdenindeonbehandelde bassinsei afkomstig zijn van de najaarsbehandeling van 6 pennen voorafgaand aan de opslag. Dit verklaai eveneens de vrij hoge gehalten van vinchlozolin e ook pirimicarb, die werden aangetroffen in het lek watervaneencontainer metafgeoogstewortels. Verder is opgevallen dat de veiligheidsvoorschrifte voor de uitvoering van de bespuiting niet altijd vo ledig in acht worden genomen. Ten aanzien van d belasting aan nutriënten inhette lozenproceswatei kan door aanpassing van het voedingsschema e het niet meer bijvoeden aan het einde van detrek waarschijnlijk reeds een aanzienlijke verbeterin worden bereikt. Beheersing van optredende ziekte als Phytophthora en bacterierot vermindert het aar talvervuilende eenhedenvanhetafvalwater. Om tot een verdere vermindering van de emissi van bestrijdingsmiddelen en nutriënten te komer kan worden onderzocht in hoeverre hergebruik va proceswater, spoelwater enoverigbedrijfsafvalwate mogelijkis.
Samenvatting In samenwerking met het Staring Centrum t Wageningen is een project uitgevoerd getitelt Onderzoeknaar de emissie van bestrijdings-mk delen ennutriëntenbijde hydrocultuur van witlof. N oriënterend onderzoek in 1987 werden enkel proevenuitgevoerd methetfungicidevinchlozoline met het insekticide pirimicarb op praktijkbedrijven i Venhuizen en Breda. Vinchlozolin werd met ee handspuit vóór detrek over detrekbakken gespote en pirimicarb werd toegepast in een rookontwil keiaar. Bepaald werd in hoeverre pirimicarb horru geenover alletrekbakken werdverdeeld enhoehi concentratieverloop van de middelen in het proce: waterwas. Pirimicarb bleek binnen één trekbak redelijk hom< geen te worden verdeeld, maar tussen de trel
bakkenwerdengroteverschillenvastgesteld. In het proceswater werd vinchlozolin snel omgezet; hierinwerd pirimicarbtot eenconcentratie vanmaximaal 0,020 ug per cm3 aangetoond. De afgewerkte witlofpennen werden afgevoerd in een container, waaruit lekwater stroomde. In dit lekwater werd 3,043 ug per cm3 vinchlozolin gemeten en 0,31 ug 3er cm3 pirimicarb. In het oppervlaktewater waarlaar het afval- en proceswater werd afgevoerd, werd geen enkele keer een meetbare hoeveelheid bestrijdingsmiddelaangetoond,bijeendetectiegrens /an0,01Ougpercm3. DeN-en P-concentratie inhet te lozen proceswater sleek vele malen hoger te liggen dan de basiskwaliteitsnormen. Het aantal vervuilende eenheden /an het afvalwater, op basis van het gemeten Chemische Zuurstof Verbruik (CZV) en N-Kjeldahl, /arieerde van 1,0 tot 13,8 per m3 en wordt sterk jeïnvloeddooroptredendeziektentijdensdetrek. Dp het PAGV werden in 1990 enkele proeven uitgevoerd met de fungiciden vinchlozolin eniprodion, 3n met het insekticide pirimicarb. Deze middelen verden met een handspuit over de trekbakken jespoten. Vier bakken werden behandeld met de standaard-dosering en vier met een viermaal zo ïoge dosering. Bepaald werd hoe de depositie verJeeld was over de trekbakken en het concentratieverloopvandemiddelen inhet proceswater. Het bleek dat de verdeling van de middelen soms vat te wensen over laat. De maximale variatie die )innen één trekbak werd vastgesteld, bedroeg een actor zes. Tussen de trekbakken bedroeg deze naximaal een factor vier. Het is wenselijk dat er >eteretoedieningstechnieken beschikbaarkomen. Eénweek natoepassing is vinchlozolin niet meer in iet proceswater aantoonbaar. Ook de omzettingsinelhedenvaniprodion enpirimicarbzijnaanzienlijk. \an het einde van detrek na22dagen zijn nogwel neetbare concentraties in het proceswater aanvezig: de concentraties bij de lage en hoge toe»assingbedroegen toen respectievelijk 0,12 en 0,17 ig per cm3 iprodion en 0,02 en 0,04 ug per cm3 lirimicarb. Bijdeze resultaten moet worden bedacht lat na zeven dagen een extra toepassing heeft ilaatsgevonden,die indepraktijk nietgebruikelijkis. Dnderzoek naar hergebruik van proceswater, ipoelwater en overig bedrijfsafvalwater, kan leiden ot een verdere vermindering van de emissie van lestrijdingsmiddelenennutriëntenbijdewitloftrek.
Literatuur Dekker, A. Bepaling van residuen van bestrijdingsmiddelen bijde witloftrek. I.Vinchlozolin. Intern rapport (1988), IOB,Wageningen. Dekker, A., W.J.M.Aben en N.W.H. Houx. Een geautomatiseerde preconcentreringssysteemvoor de HPLC-analysevan organische stoffen in waterige monsters. Interne Mededeling nr. 65 (1990), Staring Centrum,Wageningen. Dekker, A. en G. van Dusschoten. Gedrag van bestrijdingsmiddelen bijde hydrocultuur van witlof. I. Resultaten van proeven uitgevoerd op het PAGV te Lelystad. Interne Mededeling nr. 76 (1990),Staring Centrum,Wageningen. Dekker, A., G. van Dusschoten en N.W.H. Houx. Gedrag van bestrijdingsmiddelen bij de hydrocultuur van witlof. II. Resultaten van proeven op een praktijkbedrijf in Venhuizen (NH). Interne Mededeling nr.83 (1990),StaringCentrum,Wageningen. Dekker, A., G. van Dusschoten en N.W.H. Houx. Gedrag van bestrijdingsmiddelen bij de hydrocultuur van witlof. III. Resultaten van proeven op een praktijkbedrijf in Breda. Interne Mededeling nr.84(1990),StaringCentrum,Wageningen. Dusschoten, G. van en W.J.M. Aben. Analyse van vinchlozolin, iprodion en pirimicarb in water met behulp van HPLC. Interne Mededeling nr.63 (1989),StaringCentrum,Wageningen. Lagemaat, D. van de. Gaschromatische bepaling van residuen van fosethyl-AI in witlofkroppen, witlofpennen en proceswater. Rapport nr.A84.367/170019 (1984),CIVO-InstitutenTNO,Zeist.
Summary In conjunction with the Staring Centre in Wageningen, aprojectwascarriedoutintotheemissionof plant protectionchemicalsand nutrientsduringthe hydroponicforcingof witloofchicory(PAGVproject no 73.3.17).As a result of pilot research, several trials were carried out on farmsin Venhuizen and Breda with the fungicide vinchlozolin and the insecticidepirimicarb. Vinchlozolin washandsprayedovertheforcing trays prior to forcing and pirimicarb was applied in a smokedeveloper.Theaim wasdeterminetowhat extentpirimicarb was homogeneously divided over the forcing trays and to assess the concentration progress of the compound in the processwater. Pirimicarb appeared to be fairlyhomogeneously divided over one forcing tray, but considerable differenceswerenotedbetweenforcingtrayslarge differencesweredetermined. In theprocess water vinchlozolin was quickly changed; pirimicarb was shown to be present in this in a concentration of maximal 0.020ng/crrß. The witloof chicory roots
149
usedwere removedinacontainer, fromwhich water leaked. This leakage containedon analysis 0.043 [yg/crrfi vinchlozolin and0.31 \ig/cm3pirimicarb. Inthesurfacewaterintowhich effluent andprocess waterwasdrainedno measurable quantityofpesticide wasfoundtobepresentata detectionlevel of 0.010\ig.crrP. The N and P concentrationin the processwater prior toremovalappearedto be manytimes higher thanthe basequalitylevels. Thenumberof pollutingdigitsof theeffluent water on the basis of the measured chemicaloxygen usage(CZV) andNKjeldahl, variedfrom 1.0 to 13.8 per m3 and was strongly affected by diseases presentduringforcing. At the PAGVresearchstation severaltrialswerecarriedout during 1990with the fungicides vinchlozolin,ipriodione and theinsecticidepirimicarb. These compounds were applied byhand-sprayer over theforcingtrays.Fourtrays weretreated with the standarddose and four trays withaquadruple quantity. The depositionover the trays was determinedas
well as the concentrationprogress of the com poundsintheprocess water. Itappearedthatthedistribution of the compounds ii sometimes far from ideal. The maximum variatior determined in one forcing tray was a factor six Between theforcing trays iswasfoundtobea facto, four. Better application techniques will need k become available. Oneweekafterapplication, vinchlozolin was showr not to be present in the process water.Also the change in speeds of iprodione and pirimicarb « substantial.At the end of forcing, after 22 days measurable concentrations were present in tht process water.Theconcentrations at lowandhigl rates of application were 0.12 and 0.17\ig/cn> ipridione and 0.02 and 0.04 \igZcm3pirimicart respectively. Ithastobetaken intoconsideration thataftersevei days an extra application was carried out; this « normallynotdoneinpractice. Researchinto re-use of process water; flushwate and other industrial effluent can lead to a furthe reduction of emission of pesticides andnutrienh duringwitloofchicoryforcing.
Voorkomenvanbladaantastingbijdiversebladgewassen Prevention oftipburn insome leafy vegetables ing. C.A.Ph.vanWijk,PAGVen ing. J.G.M.Jeurissen,ROCNoord-Limburg
Inleiding Rand is een fysiologische afwijking, die bij veel gewassen voorkomt. Bij een aantal gewassen, zoals witte, rode en Chinese kool, kropsla en bleekselderij is inde loopderjaren doorveredeling eenoplossing voor dit probleem gevonden. Bij gewassen, die nog niet lang in ons land geteeld worden, zoals krulandijvie en radicchio, is randaantasting een belemmeringvoor eengeslaagdeteelt. Ookzou randéénvan deoorzakenvanbolrotbijijsslazijn. Rand-tolerante rassen zijn ook bij deze laatstgenoemde gewassen de uiteindelijke oplossing voor het randprobleem. Hoeweldoor dezaadbedrijven bij deze gewassen op rand-tolerantie veredeld wordt, zal het echter nog een groot aantal jaren duren voordat goede rand-tolerante rassen op de markt verschijnen. Om toch de teelt van deze gewassen
150
mogelijk te maken, is door middel van teeltonder zoekbeproefdofaantasting istevoorkomen. Bijrandmaaktmenonderscheid inviertypen:droog rand, nerfrand, stippelrand en gewoon rand. Droog rand ontstaat wanneer de verdamping de vocht opname overtreft. Het treedt vooral op aan d< buitenste bladeren van gewassen die al in een rij| stadium verkeren. Nerfrand openbaart zich doo afgestorven nerftoppen en grotere nerigedeeltei langsdebladrand.Dezekleuren ineenlater stadiun bruin. Hetonstaat vooral naeen periodevan donke envochtig weer enwordt voorafgegaan door glazig heid. Stippelrand ontstaat door het naar buitei treden van melksap op plaatsen vlakbij de bladrand Dit melksap oxideert enverkleurt bruin.Weziendai ook kleine bruine vlekjes. Planten die het gene ratievestadiumhebbenbereikt,zijnhetgevoeligst. Gewoon rand is de meest ernstige en verradelijki