Een kennismaking met Khirbet Qumran:
de Nederzetting en de Vondsten Alex Cannegieter
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
A
an de noordwestelijke oever van de Dode Zee, op circa 25 kilometer van Jeruzalem, liggen de ruïnes van een nederzetting, die bekend staan onder de naam Khirbet Qumran, of ‘de ruïnes van Qumran’. Eind jaren veertig en begin jaren vijftig van de twintigste eeuw werd in elf grotten in de buurt van deze nederzetting een grote hoeveelheid boekrollen gevonden, die bekend zouden worden als de Dode Zeerollen. Deze vondst was van groot belang voor het onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel en naar de geschiedenis van het jodendom rond het begin van onze jaartelling. Daarnaast markeerde de vondst van de Dode Zeerollen het begin van verhitte wetenschappelijke discussies die tot op de dag van vandaag voortduren.
de ligging van khirbet qumran Khirbet Qumran bevindt zich in een rotsachtig gebied aan de rand van de woestijn van Juda, ongeveer een kilometer ten westen van de Dode Zee. De nederzetting ligt op een terras van mergelsteen, 300 meter hoger dan de oevers van de Dode Zee. Aan de oostkant van de nederzetting loopt het terras steil af naar de kustvlakte bij de Dode Zee. Aan de westkant wordt het terras omringd door steile rotsen van kalksteen. Door deze rotsen loopt de Wadi Qumran vanuit het westen, langs de zuidkant van Khirbet Qumran, uitmondend in de Dode Zee. Wadi’s zijn rivierbeddingen die het grootste deel van het jaar droog liggen, maar die tijdens hevige regenval in de winter plotseling vol kunnen lopen. De Wadi Qumran was van essentiële betekenis voor de watervoorziening van de nederzetting. In de directe omgeving van Khirbet Qumran bevindt zich een groot aantal grotten. Een deel van deze grotten heeft zich op natuurlijke wijze gevormd in de harde kalkstenen rotsen. Maar er zijn ook grotten in het zachtere mergelsteen, en die zijn kunstmatig gegraven. De Dode Zeerollen zijn gevonden in elf van de grotten, deels in kalksteengrotten (grotten 1-3, 6 en 11) en deels in mergelgrotten rond het terras (grotten 4-5 en 7-10).
qumran: een fort? De nederzetting van Qumran is in de jaren vijftig van de vorige eeuw systematisch opgegraven. Toch was het ook vóór die tijd al bekend dat er op die plaats overblijfselen van een oude Judese nederzetting lagen. Een aantal resten van de grotere bouwstructuren was namelijk nog steeds gewoon zichtbaar. De eerste waarnemingen die zijn gedocumenteerd, komen uit het midden van de negentiende eeuw. Louis-Félicien Caignart de Saulcy was in 1850 op rondreis in de omgeving van de Dode Zee. Hij was op zoek naar resten van de ‘steden in de vallei’, Begraafplaats ten oosten van de nederzetting. © Jürgen Zangenberg.
19 |
Q
die volgens het boek Genesis toegevallen waren aan Lot, de neef van Abraham. Toen Caignart de Saulcy de archeologische resten van Qumran aantrof, concludeerde hij dat het moest gaan om de bijbelse stad Gomorra. Dit baseerde hij onder meer op de overeenkomst tussen de namen Gomorra en Goumran (Qumran). Latere bezoekers van de ruïnes meenden echter dat het om resten van een fort of versterkte plaats moest gaan. De nederzetting lag immers op een strategische plaats, hoog gelegen op een terras, op een goed verdedigbare plek. Bovendien lag het dicht
TOREN VAN QUMRAN De resten van de toren op de noordwesthoek van het hoofdgebouw waren ook vóór de opgravingen van De Vaux goed zichtbaar. Op grond van deze resten en de strategische ligging van Khirbet Qumran werd vaak gedacht dat de nederzetting een fort of versterkte plaats moest zijn geweest. Die theorie werd op losse schroeven gezet door de vondst van de Dode Zeerollen en de opgraving van de nederzetting. © Jürgen Zangenberg.
Q
| 20
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
bij de oostelijke grens van wat ooit het koninkrijk van Juda was. Die grens was, volgens de bijbelse tradities, regelmatig bedreigd door de volken die ten oosten van de Jordaan leefden. Ten slotte waren er tussen de ruïnes resten van een toren met stevige muren te vinden. Ook dat leek erop te wijzen dat Qumran een fort of versterkte plaats moest zijn geweest. Deze theorie kwam op losse schroeven te staan toen de Dode Zeerollen werden gevonden.
de vondst van de dode zeerollen De Dode Zeerollen zijn vanaf het begin van hun ontdekking met mysterie omgeven. Dat begon al toen de eerste rollen gevonden werden. Het verhaal gaat dat eind 1946 of begin 1947 een jonge herder uit een bedoeïenenstam, op zoek naar een afgedwaald schaap, bij een van de grotten terechtkwam. Zijn naam was Muhammad Ahmad el-Hamed, bijgenaamd edh-Dhib, of Mohammed de Wolf. Hij gooide JUM’A MUHAMMED EN een steen naar binnen, in de hoop dat hij zijn MUHAMMED EDH-DHIB schaap zou horen blaten. In plaats daarvan De neven Jum’a Muhammed (links) en hoorde hij gerinkel van scherven. Samen met Muhammed edh-Dhib, of Mohammed de een vriend ging de herder de grot binnen en Wolf, bedoeïenen die claimden in 1947 de vond daar twee grote kruiken, met daarin eerste boekrollen te hebben gevonden. een aantal boekrollen gewikkeld in linnen. © John Trever. Later zijn onderzoekers op zoek gegaan naar deze herdersjongen, maar het is nooit precies duidelijk geworden wie hij was en wat precies de omstandigheden waren van de vondst. Verscheidene bedoeïenen beweerden achteraf dat zij Mohammed de Wolf waren. Wie het ook geweest is, de bedoeïen bracht in het voorjaar van 1947 een aantal rollen naar Betlehem. Daar nam hij vermoedelijk contact op met één of meerdere antiekhandelaren. Het lijkt erop dat de bedoeïen, mogelijk samen met een van de antiekhandelaren, terug is gegaan naar de grotten. Want uiteindelijk waren er zeven boekrollen in omloop. Drie daarvan waren in handen van Faidi Salahi, en vier kwamen in het bezit van Khalil Iskander Shahin, beter bekend als Kando. Salahi verkocht zijn drie boekrollen aan Eleazer Sukenik, hoogleraar archeologie aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Dat ging niet zonder slag of 21 |
Q
stoot, omdat de politieke en militaire situatie in het land op dat moment erg instabiel was. In 1947 hadden de Verenigde Naties een resolutie aangen omen waarin Palestina werd opgedeeld in een Joods en een Arabisch deel. Dit werd gevolgd door de Onafhankelijkheidsoorlog. Uiteindelijk werd op 15 mei 1948 de staat Israël uitgeroepen. De andere handelaar, Kando, verkocht zijn vier rollen aan de Syrischorthodoxe aartsbisschop van Jeruzalem, Mar Samuel. Toen Sukenik hoorde dat er nog vier rollen in omloop waren, wilde hij die ook kopen. Maar in de gewijzigde politieke situatie wilde Mar Samuel voorADVERTENTIE IN WALL STREET JOURNAL komen dat de rollen in Israëlische handen Op deze wijze probeerde Mar Samuel, aartsbisschop van zouden vallen. Hij probeerde de rollen Jeruzalem, een koper te vinden voor zijn vier boekrollen. daarom te verkopen in de Verenigde Sta© David Harris / Israël Museum, Jeruzalem. ten. Hoewel er veel interesse was, werd er aanvankelijk geen bod op de rollen gedaan, en Mar Samuel besloot een advertentie te zetten in de Wall Street Journal. Toevallig was Yigael Yadin op dat moment in de Verenigde Staten. Hij was de zoon van de hoogleraar Sukenik, en zelf ook archeoloog. Hij liet een bod doen op de rollen via een tussenpersoon. Mar Samuel mocht er immers niet achterkomen dat de bieder een Israëliër was! Zo kwam Yadin ten slotte in het bezit van de vier resterende Dode Zeerollen. In 1955 kwamen deze rollen terug in Israël. Sukenik was inmiddels overleden. Zijn zoon Yadin zou zich vanaf dat moment gaan bezighouden met het onderzoek naar de Dode Zeerollen.
de jacht op de boekrollen Nadat de eerste zeven boekrollen waren opgedoken, werd op initiatief van Gerald Harding, een Britse archeoloog en hoofd van de oudheidkundige dienst van Jordanië, een zoektocht door het gebied georganiseerd. Men ging op zoek naar de grot waar de boekrollen gevonden waren. De hoop was potscherven te vinden of andere aanwijzingen die de echtheid van de rollen konden bevestigen en die een nader licht konden werpen op de datering van de teksten. Over al die vragen bestond op dat moment namelijk nog grote onduidelijkheid. Uiteindelijk werd de grot gevonden en onderzocht, door Harding en zijn
Q
| 22
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
collega Père Roland de Vaux van de École Biblique et Archéologique Française in Jeruzalem. Zij vonden een groot aantal potscherven die voor hen bevestigden dat de rollen inderdaad uit de oudheid stamden. De archeologen zochten daarna niet verder. Ze bedachten niet dat er in andere grotten misschien meer te vinden zou zijn. In plaats daarvan begonnen Harding en De Vaux met de opgraving van de nabijgelegen nederzetting van Khirbet Qumran, vanuit de veronderstelling dat er een direct verband moest zijn tussen de gevonden boekrollen en de nederzetting. De opgravingen van Khirbet Qumran, onder leiding van De Vaux, begonnen in 1951 en gingen door tot 1956. Intussen waren de bedoeïenen uit de regio wel doorgegaan met zoeken in de grotten. Zij vonden een groot aantal boekrollen, doorgaans fragmenten van teksten, en ook ander archeologisch materiaal. Wat ze vonden verkochten ze prompt weer door. Toen de archeologen dit merkten, gingen ook zij op zoek in de grotten. In het voorjaar van 1952 doorzochten ze meer dan tweehonderd grotten in de directe omgeving. Ze concentreerden zich daarbij op de kalksteenrotsen. Ze dachten dat zij daar de grootste kans van slagen hadden, omdat ook de grot waar de eerste rollen gevonden waren, een kalksteengrot was. De bedoeïenen doorzochten vooral de grotten in het mergelterras van Qumran, en juist daar werd het meeste materiaal gevonden. Ze werkten vooral ’s nachts, terwijl de archeologen overdag bezig waren met hun opgravingen. Toen de archeologen ten slotte doorkregen wat er gebeurde, hadden de bedoeïenen al meer dan tachtig procent van de grotten in het mergelterras leeggehaald. In totaal vonden de archeologen en de bedoeïenen elf grotten met resten van boekrollen.
in welke tijd werd khirbet qumran bewoond? Op basis van zijn opgravingen onderscheidde De Vaux een aantal perioden van bewoning van de nederzetting. De oudste resten, waaronder de resten van de toren, dateerden volgens hem uit de achtste eeuw v.Chr. In die tijd waren er in de regio twee koninkrijken: Israël in het noorden met als hoofdstad Samaria, en Juda in het zuiden met als hoofdstad Jeruzalem. Deze rijken waren regelmatig in conflict met elkaar en met omringende volken. Uiteindelijk werd Israël in de achtste eeuw veroverd door de Assyriërs. Juda werd in de zesde eeuw verslagen door de Babyloniërs, en bij hun rijk ingelijfd. De nederzetting van Qumran bevond zich dicht bij de oostgrens van het koninkrijk Juda en werd waarschijnlijk verwoest door de Babyloniërs. Het lijkt erop dat de nederzetting daarna ongeveer vijfhonderd jaar onbewoond is gebleven. Volgens De Vaux brak er in de tweede eeuw v.Chr. een nieuwe periode van bewoning van Qumran aan. In deze periode lag Juda in de invloedssfeer van de Hellenistische vorsten van het Syrische rijk (de Seleuciden). In de tweede helft van de tweede eeuw kwamen de Judeeërs in opstand tegen hun overheersers en stichtten zij een eigen koninkrijk onder de dynastie van de Hasmoneeën. De periode van 23 |
Q
KHIRBET QUMRAN VANUIT DE LUCHT Deze luchtfoto toont de site van Khirbet Qumran. De foto komt overeen met de plattegrond hiernaast, met dit verschil dat de plattegrond getekend is langs een zuid-noord as, terwijl de foto is genomen vanuit (ongeveer) een oost-west perspectief. Als de luchtfoto een kwartslag wordt gedraaid tegen de klok in, valt die samen met de plattegrond. Twee herkenningspunten: de toren (nummer 6 op de plattegrond) is goed zichtbaar als de verhoogde structuur op de voorgrond van de luchtfoto (het rechterdeel van de schuin lopende voorzijde). De ronde waterbassin (nummer 3 op de plattegrond) is goed zichtbaar midden rechts op de foto. © Zev Radovan.
Q
| 24
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
PLATTEGROND VAN KHIRBET QUMRAN De waterwerken zijn in blauw aangegeven. (1) aquaduct waarlangs het water uit de Wadi Qumran de nederzetting werd binnengevoerd, (2) zuiveringsbekken waar het meegevoerde slib kon bezinken, (3) waterbassin zonder treden, waarschijnlijk reservoir voor de opslag van water, (4) kanaaltje, (5) waterbassin met treden, waarschijnlijk mikwe (ritueel bad), (6) toren, (7) ruimte die De Vaux interpreteerde als ‘scriptorium’, (8) ‘bibliotheek of vergaderkamer’, of opslagruimte, (9) ruimte die De Vaux interpreteerde als ‘refectorium’, (10) ‘provisiekamer’, (11) keuken, (12) latrine, (13) stallen, (14) pottenbakkerswerkplaats met oven, (15) binnenplaats, (16) vindplaats van stapeltje dierenbotten, (17) ruimte met oven, (18) ruimte waar maalstenen zijn gevonden, (19) ruimte waar zilveren munten zijn gevonden, (20) hoofdingang, (21) scheur die mogelijk veroorzaakt is door een aardbeving. © Mikko Kriek. 25 |
Q
onafhankelijkheid duurde van 134 tot 63 v.Chr. Toen werd het land Juda veroverd door de Romeinse generaal Pompeius, en ging het als de provincie Judea deel uitmaken van het Romeinse Rijk. In 31 v.Chr. werd Qumran getroffen door een grote aardbeving. De sporen daarvan zouden – volgens De Vaux en anderen – nog steeds te zien zijn in de ruïnes van Qumran. Over de oostelijke zijde van de nederzetting loopt van noord tot zuid een grote scheur. De Vaux meende dat de nederzetting vanaf dat moment een tijd lang verlaten is geweest, tot 4 n.Chr. Recenter onderzoek doet vermoeden dat de nederzetting veel korter verlaten is geweest. Na deze (korte) tussenperiode werd de nederzetting opnieuw bewoond. Dit was de laatste fase van bewoning van Qumran. Rond 68 n.Chr. werd de nederzetting van Qumran geheel verwoest door de Romeinen. Dit gebeurde tijdens de eerste Joodse opstand tegen de Romeinse overheersing (66-70 n.Chr.). Bij die gelegenheid werd ook de tempel in Jeruzalem verwoest. Daarna werd de plaats waarschijnlijk definitief verlaten, en bleef ze verder onbewoond. De enige uitzondering zou de korte periode van 132-135 n.Chr. kunnen zijn geweest, ten tijde van de tweede opstand van de Joden onder leiding van Bar Kokhba.
de eerste theorie over qumran De Vaux en zijn team formuleerden de eerste theorie over Qumran, die grote bekendheid heeft gekregen. Zij meenden dat de nederzetting van Qumran werd bewoond door een gemeenschap die behoorde tot de Joodse sekte van de Essenen. Zij zouden hun boekrollen in veiligheid hebben gebracht in de grotten toen de Romeinen het land binnenvielen tijdens de eerste Joodse opstand. Kort daarna werd hun nederzetting volledig verwoest door de Romeinen. De identificatie van de bewoners van de nederzetting met de Essenen werd gemaakt op grond van verschillende argumenten. Allereerst ontleende men informatie aan de eerste boekrollen die op dat moment gevonden waren. Enkele van deze rollen beschreven het leven van een religieuze groepering die binnen het antieke jodendom een sektarische groep vormde. Uit de teksten blijkt een ideologisch zelfbeeld van deze groep: ze zagen zichzelf als het ‘ware Israël’ en beschouwde de officiële organen, zoals de priesters in de tempel van Jeruzalem en het Hasmonese vorstenhuis, als tegenstanders. Ook was er een tekst bij die aspecten beschreef van het leven van een in afzondering levende religieuze groepering. Allerlei praktische leefregels in die tekst leken overeen te komen met wat er bekend was over de Essenen. Informatie over de Essenen kwam vooral van de Joodse historicus Flavius Josephus. Hij beschrijft de Essenen als een streng religieuze gemeenschap van celibatair levende mannen. Ze leidden een ascetisch leven in onderlinge gemeenschap van geld en goed. Ook vertelt Josephus over hun gemeenschappelijke maaltijden, rituele wassingen en reinigingsbaden, en hun strikte
Q
| 26
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
DE VAUX AAN HET WERK De Vaux legt de scherven bloot van ongeveer duizend aardewerken borden en schalen. Dat het eenvoudig aardewerk betrof, sterkte hem in het idee dat er in Qumran een religieuze, ascetisch levende, Joodse gemeenschap huisde. © Israel Antiquities Authority.
naleving van de sekteregels. De Essenen zouden, volgens andere antieke bronnen, in afzondering wonen in het onherbergzame gebied ten westen van de Dode Zee. Dit alles bracht de eerste onderzoekers ertoe om de nederzetting in Qumran te beschouwen als een soort klooster, waar een groep Essenen leefde als monniken volgens de orde van de sekte. Zij schreven de boekrollen en verstopten die in de grotten, waar ze eeuwen later ontdekt werden. Deze theorie is bekend komen te staan als de standaardhypothese en als de Qumran-Essenenhypothese.
de gebouwen Khirbet Qumran bestaat uit een gebouwencomplex van circa tachtig bij honderd meter. De Vaux onderscheidde twee verschillende gebouwen. Het ene was een vierkant hoofdgebouw van twee verdiepingen, met een centrale binnenplaats en een versterkte toren op de noordwestelijke hoek. Het andere was een bijgebouw met verschillende ruimten, ten westen van het hoofdgebouw. 27 |
Q
Sommige vertrekken van het complex hebben aanleiding gegeven tot felle discussies over de functie van de nederzetting. Aan de ene kant staan de aanhangers van de Qumran-Essenenhypothese, die menen dat Qumran een religieus centrum was voor een Joodse religieuze sekte, waarvan de leden verantwoordelijk waren voor de productie – of in ieder geval het verbergen – van de Dode Zeerollen in de grotten rondom. Daartegenover staan de onderzoekers die menen dat Qumran een andere functie heeft gehad, en dat er niet per se een relatie hoeft te zijn tussen de nederzetting en de Dode Zeerollen. De visie die een onderzoeker heeft over de aard van de nederzetting, heeft uiteraard invloed op hoe hij de individuele ruimtes van het complex interpreteert. Ten zuiden van de toren van het hoofdgebouw bevond zich een grote ruimte. Tijdens de opgravingen vond De Vaux in deze ruimte een grote hoeveelheid puin, dat vermoedelijk afkomstig was van de bovenverdieping van het gebouw. Tussen het puin vond De Vaux een aantal brokken baksteen die bedekt waren met een fijne laag pleister. Toen de onderzoekers de stukken aan elkaar probeerden te leggen, reconstrueerden ze een smalle, lange tafel. Deze was vijf meter lang, veertig centimeter breed en vijftig centimeter hoog. Ook vond men in deze ruimte twee inktpotjes waarin nog resten inkt aanwezig waren. In een ruimte ernaast werd nog een inktpotje gevonden. Op basis van deze vondsten concludeerde De Vaux dat hier sprake was van een zogenaamd ‘scriptorium’, een ruimte waar teksten werden geschreven en gekopieerd. De teksten van de boekrollen die in de naastgelegen grotten waren gevonden! Andere onderzoekers meenden echter dat deze ruimte een andere functie moest hebben gehad, bijvoorbeeld een eetzaal met ligbanken. Elders in het hoofdgebouw vond men een langgerekte ruimte, met aansluitend een kleine kamer waar een grote hoeveelheid vaatwerk werd aangetroffen. Volgens De Vaux was de grote ruimte een refectorium, een gemeenschappelijke kloostereetzaal waar de sekte rituele maaltijden hield. De ruimte ernaast was volgens De Vaux een provisiekamer. Op een aantal plaatsen in de nederzetting zijn stapeltjes dierenbotten gevonden. Deze botten, vooral afkomstig van schapen en geiten, waren niet begraven, maar bedekt met potscherven en een dun laagje aarde. Dat zouden volgens de aanhangers van de Qumran-Essenenhypothese de overblijfselen zijn van de rituele maaltijden van de sekte. Verder zijn er vooral aan de oostzijde van de nederzetting diverse werkplaatsen aangetroffen, waaronder een pottenbakkerswerkplaats.
de waterwerken Opvallend zijn de uitgebreide waterwerken die in en om de nederzetting zijn gevonden. Ze begonnen bij de Wadi Qumran. In de wadi was een dam gebouwd die ervoor moest zorgen dat er water – wanneer het kwam in het regenseizoen – naar de nederzetting werd omgeleid. Via een aquaduct kwam het water in een groot
Q
| 28
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
ondiep bassin, waar het werd gezuiverd. Van daaruit werd het water via kanaaltjes naar een groot aantal baden en reservoirs geleid. Tien van die baden hadden een trap, waarlangs men het bad in kon gaan. Door de meeste onderzoekers worden die baden geïdentificeerd als miqwaot, rituele baden. De aanwezigheid van zulke uitgebreide waterwerken heeft aanleiding gegeven tot speculaties over de aard van de nederzetting. De aanhangers van de standaardhypothese zagen hierin een bewijs voor de aanwezigheid van een Joodse religieuze sekte, die een obsessie had met reinheid. Verder trof De Vaux een latrine aan. Deze bestond uit een pijp van terracotta die in een aardewerken ton was geplaatst. De latrine bevond zich in een overdekte ruimte die grensde aan een ruimte met een bad, zodat de gebruiker zich na het bezoek aan de latrine meteen kon reinigen. Tegenstanders van de standaardhypothese gaven andere verklaringen voor de waterwerken. Zij wezen bijvoorbeeld op de noodzaak van voldoende drinkwater in een klimaat dat in de zomer gekenmerkt werd (en wordt) door grote droogte. Ook werd de gedachte geopperd dat het vele water nodig was voor industriële activiteiten, zoals de productie van aardewerk of balsem.
de boekrolkruiken In Qumran zijn honderden aardewerken kruiken gevonden, van een bijzonder en zeldzaam type. Deze kruiken waren cilindervormig en hadden een komvormig deksel. Dit type kruiken werd niet alleen in de nederzetting aangetroffen, maar ook in de grotten, waar een deel van de boekrollen in dergelijke kruiken was opgeborgen. Daarom worden deze kruiken ook wel scroll jars of ‘boekrolkruiken’ genoemd. Lange tijd werd aangenomen dat dit type kruiken uniek was voor Qumran. Recent onderzoek wijst echter uit dat vergelijkbare kruiken ook elders in gebruik waren. Maar nergens is een zo groot aantal gevonden als in Qumran. Het feit dat dit type kruiken zowel in de nederzetting als in de grotten gevonden is, betekende een belangrijk argument voor de voorstanders van de standaardhypothese. Volgens hen bewees dit dat de bewoners van de nederzetting dezelfde mensen waren als degenen die de Dode Zeerollen in de grotten hadden weggeborgen. Recentelijk is door de archeometrist Jan Gunneweg van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem samen met Martha Balla van de Technische Universiteit van Boedapest onderzoek gedaan naar de klei die gebruikt is voor het aardewerk dat in Qumran is aangetroffen. Het lijkt er volgens dat onderzoek op dat het aardewerk hoofdzakelijk lokaal is geproduceerd met klei afkomstig uit de Wadi Qumran.
29 |
Q
de begraafplaatsen Ten oosten van het gebouwencomplex werd een grote begraafplaats gevonden met bijna 1200 graven, en ten noorden en ten zuiden van de nederzettingen twee kleine begraafplaatsen, met respectievelijk twaalf en dertig graven. Algemeen wordt aangenomen dat deze begraafplaatsen uit dezelfde tijd stammen als de nederzetting. De graven op de grote begraafplaats lagen bijna allemaal in dezelfde richting: noord-zuid. De lichamen lagen in ondergrondse ruimtes, en de graven waren bedekt met losse stenen. Aan elk uiteinde was een grote steen gelegd. Lange tijd dacht men dat deze manier van begraven uniek was voor Qumran. Inmiddels zijn er ook op andere plaatsen in de omgeving vergelijkbare graven gevonden. Slechts 48 graven zijn onderzocht en beschreven. Omdat de Israëlische wet (op religieuze gronden) verbiedt om graven te openen, is het voorlopig niet mogelijk de rest van de graven te onderzoeken. In zeven van de 48 graven lagen vrouwen. Dat is dus een relatief klein aantal. Het aantal opgegraven graven is echter te klein om daar definitieve uitspraken over te kunnen doen. Toch gaf dit al in de tijd van De Vaux aanleiding tot speculaties over de bewoners van Qumran. Waren dat hoofdzakelijk mannen? Het feit dat er meer mannen begraven zijn dan vrouwen, gecombineerd met de gedachte dat dit type graf uniek was voor Qumran, sterkte de aanhangers van de Qumran-Essenenhypothese in hun gedachte dat het een grafveld was van een religieuze groepering die voornamelijk uit mannen bestond. Andere onderzoekers wezen er echter op dat er wel degelijk ook vrouwen en kinderen begraven liggen, en dat dit graftype niet uitsluitend in Qumran voorkomt maar ook elders in de regio.
aantal mogelijke bewoners Een onderwerp van discussie onder wetenschappers is de vraag hoeveel mensen er in de Hellenistisch-Romeinse tijd (tegelijkertijd) in Qumran woonachtig waren. De schattingen lopen sterk uiteen: van 20 tot 200 bewoners. Uit de archeologische resten blijkt dat er op de benedenverdieping waarschijnlijk geen slaapvertrekken zijn geweest. Mogelijk waren die er wel op de tweede verdieping van het hoofdgebouw. Daar kan echter niet voldoende plaats zijn geweest voor een paar honderd bewoners. Een andere factor in de discussie is de beschikbare hoeveelheid drinkwater in de nederzetting, vooral in het droge zomerseizoen. In het seizoen 1984-1985 deden de archeologen Joseph Patrich en Yigael Yadin onderzoek naar de grotten en paden rond Qumran. Zij wilden kijken of de grotten mogelijk bewoond waren geweest. Ze kwamen tot de conclusie dat de grotten niet geschikt waren om in te wonen, en dat ze alleen gebruikt werden voor opslag, en als schuilplaatsen in tijden van gevaar. Ongeveer tien jaar later werd de directe
Q
| 30
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
omgeving van Qumran opnieuw onderzocht. Ditmaal door Magen Broshi en Hanan Eshel. Zij kwamen tot een heel andere conclusie. Zij ontdekten dat de paden tussen de nederzetting en de grotten heel intensief werden gebruikt. Dat concludeerden zij op basis van een groot aantal spijkertjes die zij langs die paden aantroffen. Dat waren spijkertjes van het type dat gebruikt werd bij het maken van sandalen. Volgens Broshi en Eshel waren de kalksteengrotten inderdaad niet geschikt voor bewoning, maar de kunstmatig uitgehakte mergelgrotten wel. Bewoning van deze mergelgrotten maakte het mogelijk voor een groter aantal mensen om dicht bij de nederzetting Qumran te wonen.
nieuwere inzichten Ontwikkelingen in zowel het archeologische als het tekstuele onderzoek hebben ertoe geleid dat de eerste theorie over Qumran sterk is bijgesteld. Nieuwe vondsten bleken de ‘kloosterinterpretatie’ te nuanceren. Zo werden er bijvoorbeeld resten van luxeartikelen gevonden die een leven in zelfgekozen armoede tegenspraken. Bovendien bleek er een sterke connectie tussen de nederzetting en regionale landbouwactiviteiten te zijn, die het idee van een geïsoleerde sekte tegensprak. Ook het tekstonderzoek heeft zich sterk ontwikkeld. Toen alle rollen uit de elf grotten werden onderzocht, ontstond een veel gedifferentieerder beeld. De teksten die men kon relateren aan een sektarische groepering bleken maar een klein deel van het totaal te vormen. De overgrote meerderheid van de Dode Zeerollen bestaat uit fragmenten van bijbelse literatuur en andere teksten die in het antieke jodendom een gewone plaats hadden. Toch blijven de meeste onderzoekers vasthouden aan de voorstelling dat er in Qumran een religieuze groepering was gevestigd. Het gemeenschapsleven en de ideologie van deze groepering zou tot uitdrukking komen in de sektarische teksten onder de Dode Zeerollen, zoals bijvoorbeeld de pesjer-teksten. De meeste onderzoekers houden vast aan het idee dat de Dode Zeerollen afkomstig zijn uit de nederzetting (al hoeven ze daar niet allemaal geschreven te zijn), en dat ze vanuit de nederzetting in de grotten zijn gedeponeerd door de bewoners. Een minderheid van onderzoekers gaat een andere kant op. Zij menen dat de nederzetting en de rollen los van elkaar gezien moeten worden. De suggesties die zij doen voor de functie van de nederzetting lopen uiteen. Sommigen zien de nederzetting als een groot agrarisch domein, verweven met regionale landbouwactiviteiten. Volgens een andere theorie was het een karavanserai, een herberg langs een handelsroute, die tevens dienst deed als handelspost. Weer een andere theorie oppert dat Qumran een centrum was voor industriële activiteiten, zoals de productie van aardewerk of balsem. De rollen in de grotten kunnen volgens deze groep onderzoekers een andere herkomst hebben. Misschien werden ze pas naar deze regio gebracht toen de Romeinse aanval dreigde. Ze kwamen van elders 31 |
Q
om in het onherbergzame gebied in veiligheid te worden gebracht. De bewoners van de nederzetting hebben dan alleen geholpen om de rollen in de grotten te verbergen. Meer over deze discussie is te lezen in de bijdragen van Mladen Popović en Jürgen Zangenberg. De vondst van de Dode Zeerollen heeft een grote impact gehad op de wetenschappelijke wereld. Bijbelonderzoekers, historici en archeologen hebben zich in de afgelopen 65 jaar intensief met Qumran beziggehouden. En misschien zal het nog wel 65 jaar duren voordat alle mysteries rond Qumran en de Dode Zeerollen zijn opgelost.
BEGRAAFPLAATS BIJ KHIRBET QUMRAN Ten oosten van de nederzetting lag een grote begraafplaats. De lichamen lagen in een ondergrondse ruimte, en elk graf was bedekt met een stapel stenen. Aan het hoofd en het voeteneinde lag een grote steen. Lange tijd is gedacht dat dit type graf uniek was voor Qumran. Inmiddels zijn er elders ook voorbeelden van dit type gevonden. © Jürgen Zangenberg.
Q
| 32
DE NEDERZETTING EN DE VONDSTEN
LITERATUUR M. Broshi & H. Eshel, ‘Residential Caves at Qumran’ in: Dead Sea Discoveries 6 (1999), 328-348. H. Debel, ‘Opschudding, ontgoocheling en ontnuchtering. De ontdekking, identificatie en publicatie van de rollen en fragmenten van de Dode Zee’ in: H. Debel (red.), De rollen van de Dode Zee, Leuven 2010, 25-64. H. Eshel, ‘Qumran Archaeology’ in: Journal of the American Oriental Society 125/3 (2005), 389-394. J. Gunneweg & M. Balla, ‘Was the Qumran Settlement a mere Pottery Production Center? What instrumental Neutron Activation Revealed’ in: J. Gunneweg e.a. (eds.), Holistic Qumran: Trans-Disciplinary Research of Qumran and the Dead Sea Scrolls, Leiden 2008, 38-61. Y. Hirschfeld, Qumran in Context: Reassessing the Archaeological Evidence, Peabody 2004.
J.-B. Humbert, ‘Ist das “essenische Qumran” noch zu retten?’ in: J. Zangenberg (Hrsg.), Das tote Meer: Kultur und Geschichte am tiefsten Punkt der Erde, Mainz 2010, 63-74. J. Magness, ‘Methods and Theories in the Archaeology of Qumran’ in: M.L. Grossman (ed.), Rediscovering the Dead Sea Scrolls: An Assessment of Old and New Approaches and Methods, Grand Rapids/Cambridge 2010. M. Popović, ‘De archeologie van Qumran’ in: F. García Martínez & E.J.C. Tigchelaar (red.), Fragmenten uit de woestijn: de Dode-Zeerollen opnieuw bekeken, Zoetermeer 2003, 48-77. H. Shanks, The Mystery and Meaning of the Dead Sea Scrolls, New York 1998. M. Vervenne, ‘De Bewoners van Qumran. Hun historische en maatschappelijke verankering’ in: H. Debel (red.), De rollen van de Dode Zee, Leuven 2010, 87-134. S. White Crawford, ‘A View from the Caves: Who put the Scrolls in There?’ in: Biblical Archaeology Review 37/5 (2011), 30-39, 69-70.
33 |
Q