Een aanvullende stage organiseren in de opleidingspraktijk Karl Segers, 30 oktober 2002
Voorwoord In februari 2001 enquêteerde het ICHO de laatstejaarshibo’s over de stagemomenten die zij buiten hun opleidingspraktijk om, gelopen hadden. De voornaamste bevinding was dat (tijdens het academiejaar 00-01) de helft van de derdejaarshibo’s 1 à 3 aanvullende stages gedaan had. De hibo’s waren er zeer enthousiast over, maar 1 op 4 gaf tijdsgebrek aan als een knelpunt voor deelname… Deze tekst bevat ideeën om ook in uw praktijk aanvullende stages voor de hibo te organiseren. Wat is een “aanvullende stage” ? Een “aanvullende stage” is een kort stagemoment (bv. een halve dag) waarin de hibo deelneemt aan de activiteiten van een voorziening in de preventie , in de administratieve sector, in de eerste of tweede lijn, bij voorkeur n.a.v. de verwijzing van een patiënt naar deze voorziening. De meerwaarde van de aanvullende stage zit in het volgen van het traject van de patiënt: pas vanaf het 8° jaar kan de hibo een patiënt uit de eigen praktijk opvolgen. Doel van de aanvullende stage De hibo leert de werking van deze voorziening beter kennen aan de hand van een concreet voorbeeld. Hij kan er later beter mee samenwerken of een bepaalde aanpak die in deze voorziening wordt gevolgd, overbrengen naar de eigen praktijk. De hibo kan ook een aanvullende stage lopen door een patiënt te volgen bij contacten met eerste- of tweedelijnswerkers in de gezondheidszorg. Hoe die concreet hun rol invullen bij de gevolgde patiënt geeft de hibo zicht op mogelijkheden en beperkingen van de verwijzing en de impact ervan op de patiënt zelf.
Hoe organiseer ik een aanvullende stage? 1. Keuze van een stage De leeragenda van de hibo kan leerpunten bevatten die kunnen ingevuld worden met een aanvullende stage als de concrete kans zich voordoet. Tijdens het wekelijks overleg met de hibo kan u aandachtspunten uit de rapportering verbinden met het voorstel voor een aanvullende stage. Bv. heeft de hibo zicht op wat kan verwacht worden van een verwijzing; op wat de verwijzing voor zijn patiënt concreet zal inhouden? Heeft de hibo zicht op wat een preventieve, sociale, administratieve instantie kan bieden aan zijn patiënt? Ook voor de praktijkopleider kan het interessant zijn preciezer te weten hoe het nu verder afloopt met deze patiënt. De praktijkopleider zorgt zelf voor de stageplaats of hij kan ingaan op een voorstel van de hibo of op een tip van de coördinator. De opleider kan ook het regionaal staflid contacteren met een concrete vraag naar een stageplaats. Een aanvullende stage kan eenmalig zijn of op regelmatige basis. 2. Vaststellen van de doelen van de stage Dit vooraf vastleggen is belangrijk om achteraf het nut van de stage te kunnen beoordelen. Bv Wat gaat de hibo observeren? Gaat hij aktief tussenkomen tijdens de stage en met welk doel voor de patiënt? 3. Concreet afspreken De aanvullende stage wordt vooraf evt. met de patiënt overlegd: de leerdoelen van de stage worden hem uitgelegd. Aandacht geven aan het spanningsveld bij de patiënt tussen ‘de hibo als lerende’ versus ‘de hibo als zijn competente behandelende arts’. De praktijkopleider beklemtoont de deskundigheid van de hibo, geeft aan wat hij al kan en wat hij via deze stage nog kan bijleren. De patiënt geeft zijn akkoord voor de aanvullende stage of wordt gerespecteerd in zijn afwijzing als bezwaren blijven bestaan. De aanvullende stage wordt met de ontvangende instantie overlegd: Hier peilt de opleider of de hibo naar mogelijke hinderpalen bij de aanwezigheid van de hibo. Ook hier worden zonodig de leerdoelen besproken en eventueel aangevuld
of bijgesteld volgens wat concreet haalbaar blijkt. De begeleiding van de hibo wordt afgespro ken en heeft aandacht voor de vorming van de hibo als eerstelijnswerker. Een vervanging zonder begeleiding is geen aanvullende stage. Mogelijke deontologische problemen (bijvoorbeeld de aanwezigheid van de hibo tijdens consulten met of overleg over patiënten die niet tot de opleidingspraktijk behoren) worden bekeken en uitgeklaard met andere betrokkenen (collega’s). Datum en uur worden vastgelegd De praktijkopleider maakt de tijd vrij om de aanvullende stage mogelijk te maken. Die kan ook in de plaats van een studienamiddag gebeuren. 4. Nabespreking Na de stage bespreken hibo en opleider -
hoe de stage is verlopen, bv hoe werd de aanwezigheid van de hibo ervaren door de patiënt, door de ontvangende instantie? Hoe beoordeelt de hibo zijn begeleiding?
-
of de gestelde doelen bereikt werden
-
wat bij de hibo beklijft;
-
of de stage inderdaad de opleiding heeft aangevuld: zijn hier aspecten aan bod gekomen die niet anders even goed kunnen geleerd worden
De praktijkopleider zorgt voor de eventuele feedb ack naar de ontvangende instantie. 5. Rapportering De hibo maakt een rapport van de aanvullende stage en de nabespreking voor zijn portfolio. Dit rapport bevat bv wat de hibo geleerd heeft en zijn reflecties op wat tijdens de stage gebeurd is. De hibo kan dit rapport in zijn praktijkschtets naar het examen meenemen. De praktijkopleider maakt eveneens een rapport voor zijn portfolio. De aandachtspunten zijn hier vooral wat de stage heeft bijgebracht aan de hibo en aan de opleider; hoe de stage in de toekomst kan herhaald worden (mogelijkheden en knelpunten). De praktijkopleider kan een lijst bijhouden van zijn aanvullende-stagecontacten. Dit kan zowel voor de coördinator als voor het regionaal staflid een inspiratiebron zijn voor mogelijkheden voor aanvullende stages die inspelen op de leeragenda van de
hibo. Interessante aanvullende stages aanbieden, kan ook een wervend item zijn voor hibo’s op zoek naar een nieuwe opleidingspraktijk. Enkele voorstellen uit andere opleidingspraktijken: 1. Thuisverpleegkundige: -
b ij een patiënt met een langdurige verzorging 1x/week aanwezig zijn en mee verzorgen. een halve dag meelopen (! Cave deontologische bezwaren tegen het zien van patiënten van collega’s) 2. Apotheker:
-
een halve dag meevolgen in de officina, de rol van de apotheker in de therapietrouw, de OTC-productenproblematiek, de apotheker als deskundig adviseur, mogelijkheden en beperkingen van het overleg huisarts-apotheker in concrete situaties. 3. Kinesitherapeut:
-
het revalidatietraject van de patië nt opvolgen. een halve dag meelopen (! Cave deontologische bezwaren tegen het zien van patiënten van collega’s) 4. Diëtiste:
-
de begeleiding van een patiënt meevolgen en een rol spelen in het motiveren van zijn patiënt . een halve dag meelopen (! Cave deontologische bezwaren tegen het zien van patiënten van collega’s) 5. Laboratorium:
-
een halve dag kennismaken met vaardigheden zoals urine microscopie, het beoordelen van fluor vaginalispreparaten. Sensibilisatie voor correcte afname en bewaring van stalen. 6. Specialist:
-
de hibo gaat met de patiënt op consultatie en neemt deel aan het gesprek/het onderzoek. de hibo vergezelt de patiënt die een bijkomend onderzoek aan den lijve ervaart.
-
een halve dag meelopen (! Cave deontologische bezwaren tegen het zien van patiënten van collega’s). 7. Multidisciplinair overleg:
-
opleider en hibo gaan er samen naartoe. Laat de hibo de patiënt voorstellen op het overleg. 8. Maatschappelijk werk:
-
de hibo neemt met de patiënt actief deel aan het gesprek. 9. Geneesheer-adviseur:
-
de hibo gaat samen met de patiënt naar de geneesheer-adviseur. Problemen van werkbekwaamheid, mogelijkheden op de arbeidsmarkt kunnen aan bod komen. 10. Kind en Gezin:
-
een halve dag mee consulteren. De hibo maakt kennis met onderzoek van zuigelingen en het adviseren van jonge ouders.
Uit een recente bevraging halen we nog de volgende mogelijkheden: het vertrouwensartsencentrum, het crisisinterventiecentrum, het jongerenadviescentrum, het pscyhotherapeutisch centrum, ...