Speeltips bij Kinderboerderij Idee en tekst: Betty Sluyzer Tekeningen: Esther van Gijn
Voorlezen Kinderboerderij is geschikt voor baby's, peuters en kleuters. Je kunt het prentenboek Kinderboerderij leuk combineren met een bezoekje aan de kinderboerderij. Lees het boek vooraf voor om het bezoekje voor te bereiden. Handen wassen Kinderen mogen op de kinderboerderij de dieren soms aaien. Vergeet niet jouw en hun handen te wassen met water en zeep, vóórdat je weggaat. Kleine kinderen steken hun handen vaak in hun mond. Dat is op zich niet erg, maar ze kunnen dan wel beter schoon zijn. Praten Natuurlijk kun je het boek nog vele malen na het kinderboerderijbezoek voorlezen en samen praten over het boek en het bezoek. Zie je het varken? Dat hebben we ook op de kinderboerderij gezien. Aanwijzen en benoemen Ook op de voorkant van het omslag, de schutbladen en de titelpagina zijn dieren van de kinderboerderij te zien. Begin met die dieren aan te wijzen en te benoemen, voordat je de tekst gaat voorlezen. Knuffels Als je kinderboerderijdierenknuffels hebt, zet die dan op tafel. Gebruik ze tijdens het voorlezen. Rijmen De tekst van Kinderboerderij is op rijm. Het is belangrijk dat jonge kinderen veel rijm horen. Ze vinden het erg leuk! Rond een jaar of drie gaan ze zelfs mee rijmen. Kleuters kunnen rijm vaak al als rijm herkennen: Het rijmt! Zelf kunnen rijmen maakt het leren lezen gemakkelijker. Lees de zinnen langzaam voor, zodat de kinderen na een paar keer voorlezen kunnen mee rijmen en het laatste woord van de zin zelf kunnen invullen. Nee zeggen Het laatste woord van bijna elke bladzijde is nee-ee. Na een paar bladzijden zullen de kinderen dit woord (waar ze erg van houden) mee gaan zeggen. Dierengeluiden Maak de dierengeluiden die bij de bladzijde horen. Na een paar keer voorlezen doen de kinderen volop mee!
Bewegen net als de dieren Doe de dieren na en beweeg net als de dieren. Een eend waggelt en kan in het water springen en zwemmen. Een varken zoekt naar eten op de grond en kan zijn staartje bewegen. Een paard kan briesen, met z'n hoofd schudden, met zijn staart zwaaien, draven en galopperen. Een kip fladdert, kan een beetje vliegen en pikt zaadjes van de grond. Een koe loeit en kan goed duwen. Een lammetje kan springen en 'huppelen'. Een konijn hupt. Een muis kan goed klimmen en kan door kleine gaatjes kruipen. Raadsels Elke bladzijde in het boek Kinderboerderij is een klein raadsel. Op elke rechter bladzijde is een klein stukje te zien van het dier of de dieren van de volgende bladzijde. Je kunt een kind de onderdelen van de dieren laten aanwijzen. Als ze het niet zien, wijs de details dan zelf aan. Al na een paar keer lezen zullen de kinderen met veel plezier elke vraag beantwoorden met Nee-ee! en dan het goede antwoord geven. In het begin kun je ze een beetje helpen, bijvoorbeeld bij de eerste rechter bladzijde. Lees de tekst voor. Wijs de eend aan en vraag dan: Wat voor dier zou er achter het hek zitten? (Op de tekening zijn eendenpootjes te zien.) Als het kind niet antwoordt, vraag dan: Zijn dat de pootjes van een olifant? Nee, hè? Het zijn de pootjes en de snavel van een eend! Zullen we kijken of het klopt? En ga dan naar de volgende bladzijde. Verstoppertje Op elke rechter bladzijde is een dier verstopt. Doe een verstopspel waarbij je bijvoorbeeld een dierknuffel die bij Kinderboerderij past, verstopt, maar verstop hem voor de jongste kinderen niet helemaal. Zoek de muis
Op elke spread (twee naast elkaar liggende bladzijden) is een muis te vinden. Meestal staat het geluid erbij. Soms niet. De muis doet op bijna elke spread iets anders. Waar is de muis? Wat doet de muis? Doe de muis na.
Vragen en opdrachtjes per twee bladzijden Je kunt bij alle platen vragen stellen over dezelfde onderwerpen: - over de grote dieren - over de kleine dieren - over de geluiden die ze maken - over wat ze doen - over waar ze zijn. Je kunt vragen stellen over de kleuren en je kunt telopdrachtjes geven. Bij sommige platen kun je iets vragen over het eten. En verder kun je natuurlijk van alles zelf verzinnen. Hieronder staan een paar voorbeelden: Spread 1:
Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Wijs Bas en Marij aan. Op de rechter bladzijde zijn de pootjes en de snavel van een eend te zien. Wat voor dier zou er achter het hek zitten? Zijn dat de pootjes van een olifant? Nee toch? Het zijn de pootjes en de snavel van een eend! Ik zie nog meer dieren. Daar is de muis. Maak het geluid. Daar is een kraai. Maak het geluid. Wijs de dieren aan.
Spread 2:
Voorlezen, aanwijzen, tellen Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Wijs de mama eend aan. Zie je de mama eend op een steen? Pak de wijsvinger van het kind en wijs daarmee de mama eend aan. Daar is de mama eend! Zie jij een klein eendje? Wijs maar aan. En daar is de papa eend met zijn groene kop! Hoeveel kleine eendjes zijn er? Balanceren Mama eend balanceert op een steen. Kinderen vanaf 1 jaar vinden het erg leuk om op een bank of kruk of ander element te klimmen en daar dan zelfstandig op te staan. Meestal willen ze zelfs geen hand vasthouden! Blijf erbij en geef steun bij de taille. Kwek kwek, nu ben jij de mama eend! Zoeken en praten Lees de twee regels tekst op de rechter bladzijde voor. Je ziet de krulstaart van een varken en een biggetje. Maak de geluiden. Van welk beest is dat krulstaartje? Heb jij ook een staart?
Spread 3:
Voorlezen en tellen Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Als het kind kan tellen, wijs de biggetjes dan aan en tel ze samen hardop. Ik zie biggetjes die appels eten. Wijs die biggetjes maar aan. Voorlezen en praten Lees de twee regels tekst op de rechter bladzijde voor. Je ziet de staart van een paard. Maak het dierengeluid. Van welk dier zou die staart zijn? Van een papegaai? Nee hè… Bewegen De biggetjes eten appels, zonder handen. Zet een bord met partjes appels op de grond. Eet als een biggetje. Het kind mag op handen en knieën, zonder handen, met de mond een stukje appel van het bord pakken. Knor knor, nu ben jij ook een biggetje!
Spread 4:
Voorlezen, geluiden maken en aanwijzen Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Wijs de merrie aan. Dit is het mama paard, de merrie. Wijs het veulen aan. Maak het geluid. Weet je hoe het babypaard heet? Een veulen. Praten Wat doet Bas? Voorlezen, geluiden maken en aanwijzen Lees de twee regels tekst op de rechter bladzijde voor. Maak de dierengeluiden. Op de rechterpagina is de staart van de haan te zien. Maak het geluid. Wie zegt kukelekuu?
Spread 5:
Voorlezen, aanwijzen en tellen Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Wijs samen de kippen, de haan en de kuikentjes aan. Tel de kippen, de haan, de eieren en de kuikentjes. Wie ziet de mama kip? Waar is de papa kip, de haan? Hoe noem je een papa kip? (antwoord: een haan) Wie zegt piep? Wat doet de muis? Waar is de kip? Wat doet de kip? Wat zegt de kip? Bewegen De kippen, de haan, de kuikentjes en de muis doen allemaal andere dingen. De kippen zitten, de haan loopt, één kuiken zit op een ladder, een ander pikt iets van de grond, de muis zit achter de ladder verstopt. Doe de dieren na. Voorlezen, geluiden maken en praten Lees de twee regels tekst op de rechter bladzijde voor. Maak het dierengeluid. Op de rechter bladzijde zijn de vlekken op de rug van een koe te zien. Welk dier staat achter het raam? Een zebra? Zegt een zebra boe? Nee hè…
Spread 6:
Voorlezen, geluiden maken en praten Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Wijs de koe, het kalfje, de vlinders en de muis aan. Wat zegt de muis? Waar ruikt hij aan? Wat doet de koe? Wat zegt het kalfje? Ruiken Verzamel allerlei spulletjes waar kinderen aan kunnen ruiken. Wat ruikt lekker? Wat stinkt? Voorlezen, geluiden maken en praten Lees de twee regels tekst op de rechter bladzijde voor. Maak de dierengeluiden. Op de rechter bladzijde is de achterkant van een schaap te zien. Welk beest heeft van die dikke wollige krullen? Een wurm? Nee hè…
Spread 7:
Voorlezen, geluiden maken, zoeken en tellen Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Wijs de lammetjes en het schaap aan. Tel de lammetjes. Wat zegt het schaap? Zie je de lammetjes? Waar is de muis? Bewegen Kun jij ook springen als een lammetje? Voorlezen, geluiden maken, zoeken en tellen Lees de twee regels tekst op de rechter bladzijde voor. Maak het dierengeluid. Op de rechter bladzijde zijn de lange oren van een konijn te zien. Van wie zijn die lange oren? Van een schaap? Nee hè… Knutselen Trek een schaap over met zwarte pen. Kopieer het schaap. Beplak het schaap met watten.
Spread 8:
Voorlezen, geluiden maken en praten Lees de twee regels tekst op de linker bladzijde voor. Wat eten de konijnen? Welk konijn eet een wortel? Wijs maar aan. Wie zouden de papa en de mama van de konijntjes zijn? Wat vind jij het liefste konijn? Wat is het kleinste konijn? (kleutervraag) Voorlezen, geluiden maken, zwaaien en zoeken Lees de twee regels tekst op de rechter bladzijde voor. Zwaai mee. Zoek de dieren op in het boek die genoemd worden.
Beweegtips bij het liedje Kinderboerderij Het bijpassende liedje Kinderboerderij staat op de cd Billen Buikje Boelieboem.
Met een baby: Neem de baby op schoot. Kijk samen in het boek Kinderboerderij en wijs het dier aan dat wordt bezongen. De volgorde van de dieren in het liedje is hetzelfde als de volgorde van de dieren in het boek. Met peuters en kleuters: In het liedje komen veel geluiden voor. Oefen deze eerst met de kinderen. Verzamel knuffels van de genoemde dieren. Zet ze op tafel in de volgorde waarin ze in het liedje voorkomen: Eend, varken, paard, kip, koe, schaap, konijn. Vraag eerst per dier: Wat zegt een eendje? Kwak. Zullen we het nog eens zeggen? Kwak. Kunnen jullie het ook twee keer zeggen? Kwak kwak. En drie keer? Kwak kwak kwak. Laat daarna het liedje horen en zing met z’n allen mee terwijl je de dieren één voor één optilt. Spelletje: Zwaai bij de laatste zin van elk couplet. Wie weet er nog een dier? Wat zegt een vis? Wat zegt een hond? Wat zegt een poes? Spelletje: Zet een lege mand op de grond. Pak het genoemde dier en stop het in de mand. Spelletje: Verzamel knuffels van de genoemde dieren. Zet ze verspreid in het speellokaal. De kinderen zitten op de grond. Verdeel de klas in kleine groepjes. Kies een dier uit het liedje bij elk groepje. Elk groepje mag rennen naar ‘hun’ dier en daar op de grond gaan zitten, zodra erover gezongen wordt. Zingen op de kinderboerderij: Zing het liedje als u met uw kind op de kinderboerderij bent. Carnaval: Het liedje is ook leuk voor carnaval. Wie gaat er verkleed als koe? Wie als eend? Spelletje in de auto tijdens het luisteren: Kijk naar buiten. Wie ziet het eerst een koe of een paard?
Poster bij het boek Bij het boek Kinderboerderij is een mooie poster gemaakt. Plastificeer de poster, dan kun je deze heel lang gebruiken.
Versje : Naar de kinderboerderij Kijk samen met de kinderen naar de schutbladen of de poster van het boek Kinderboerderij. Verzamel knuffels van alle in het boek Kinderboerderij genoemde beesten. Zet ze op tafel, zet er een mand of doos bij en lees het versje voor. De kinderen mogen het dier pakken dat u noemt en in de doos stoppen. Waar is het eendje?
Waar is het kippetje?
Waar is het koetje?
Zie je het staan?
Zie je het staan?
Zie je het staan?
Hoor je het ?
Hoor je het?
Hoor je het?
Kwek, kwek.
Tok, tok.
Boe, boe.
Wijs het maar aan.
Wijs het maar aan.
Wijs het maar aan.
Waar is het varkentje?
Waar is het poesje?
Waar is het schaapje?
Zie je het staan?
Zie je het staan?
Zie je het staan?
Hoor je het?
Hoor je het?
Hoor je het?
Knor, knor.
Miauw, miauw.
Bèh, bèh.
Wijs het maar aan.
Wijs het maar aan.
Wijs het maar aan.
Waar is het paardje?
Waar is het muisje?
Waar is het konijntje?
Zie je het staan?
Zie je het staan?
Zie je het staan?
Hoor je het?
Hoor je het?
Hoor je het?
Hi, hi.
Piep, piep.
Snuf, snuf.
Wijs het maar aan.
Wijs het maar aan.
Wijs het maar aan.
© Betty Sluyzer