Kolen, Ronnes & Hermans (red.)
Door de lens van de landschapsbiografie is een bloemlezing van de beste essays van de afgelopen zeven jaar uit de populaire master cursus ‘Biografie van het Landschap’, verzorgd door de Vrije Universiteit in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam. De bijdragen in dit boek beschrijven de lange en complexe geschiedenis van landschappen vanuit een persoonlijk, sociaal, cultureel en geografisch perspectief. Veertien erfgoedstudenten onderzoeken de verschillende manieren waarop landschappen en monumenten getransformeerd zijn door de tijd heen, waarbij processen van vergeten en uitwissen, maar ook van bewust herinneren en behouden een rol spelen. Landschappen zijn nauw verbonden met menselijke ‘leefwerelden’: mensen maken landschappen en landschappen maken mensen. Maar landschappen hebben ook een eigen levensgeschiedenis: zij overstijgen menselijke levenscycli en genereren hun eigen tijdscycli en ritmes. Hieruit volgt dat het perspectief van de biografie van het landschap de aandacht heeft getrokken van zowel archeologen, historici en antropologen, als geografen. CLUES is an international scientific series covering research in the field of culture, history and heritage which have been written by, or were performed under the supervision of members of the research institute CLUE+.
DOOR DE LENS VAN DE LANDSCHAPS-BIOGRAFIE
DOOR DE LENS VAN DE LANDSCHAPSBIOGRAFIE
DOOR DE LENS VAN DE LANDSCHAPSBIOGRAFIE EEN NIEUWE KIJK OP DE GESCHIEDENIS EN HET
ISBN: 978-90-8890-313-7
Sidestone
Sidestone Press
9 789088 903137
ERFGOED VAN LANDSCHAPPEN redactie
Jan Kolen, Hanneke Ronnes en Rita Hermans
S
S
INTERDISCIPLINARY STUDIES IN CULTURE, HISTORY AND HERITAG E
VOLUME 1
This is a digital offprint from: Jan Kolen, Hanneke Ronnes en Rita Hermans (red.) 2015: Door de lens van de landschapsbiografie. Leiden: Sidestone Press.
*
Sidestone Press A new generation of Publishing
This is a free offprint, read the entire book at the Sidestone e-library! You can find the full version of this book at the Sidestone e-library. Here most of our publications are fully accessible for free. For access to more free books visit: www.sidestone.com/library
Download Full PDF Visit the Sidestone e-library to browse our e-books. For a minimal fee you can purchase a fully functional PDF and by doing so, you help to keep our library running.
www.sidestone.com/library
© 2015 Individuele auteurs Uitgegeven door Sidestone Press, Leiden www.sidestone.com ISBN 978-90-8890-313-7 Vormgeving binnenwerk en omslag: Sidestone Press Foto omslag: Onlanden, Drenthe, Nederland. © Olha Rohulya | Dreamstime.com Verantwoording introductiefoto’s : Deel 1(p. 7) © Chuyu; deel 2 (p. 91) © Alexandr6868; deel 3 (p. 127) © Kloeg008; deel 4 (p. 167) © Dennisvdwater; deel 5 (p. 211) © Olha Rohulya. Alle foto’s: Dreamstime.com. Ook beschikbaar als: e-book (PDF): ISBN 978-90-8890-312-0 Deze publicatie is mede tot stand gekomen door de inzet van de docenten en studenten erfgoedstudies van de VU en UvA.
+ RESEARCH INSTITUTE FOR CULTURE, HISTORY AND HERITAGE
Inhoudsopgave Door de lens van de landschapsbiografie Jan Kolen, Hanneke Ronnes en Rita Hermans
7
DEEL 1 - STADSLANDSCHAP
15
Shanghai. De biografie van een wereldstad David Koren
17
Buiten Wittevrouwen. Biografie van een stadswijk John de Jong
41
De Uithof. Van veen rond de Hoofddijk tot betonnen constructies langs de Heidelberglaan Gábor Kozijn
63
Leiden en haar burcht. Van Reuzenwerk tot Lusthof Mauro Smit
81
DEEL 2 - PARKLANDSCHAP
99
Het Bois de Boulogne Charlotte Labrie
101
Lusthoven. De subversieve gebruikers van de Royal Parks van Londen, 1532-2006 Bob van Toor
115
DEEL 3 - MUZIEKLANDSCHAP
135
Jazz en het Bimhuis. Een rebelse subcultuur ingelijfd? Daan Janssen
137
Stuivend zand. Beleving en de interpretatie van het verleden van Radio Kootwijk Dewi van Veldhuizen
157
DEEL 4 - INDUSTRIELANDSCHAP
175
Mijnbouwerfgoed en de evolutie van de herinnering Felix van Veldhoven
177
Steenkuilen en Pannebakkerijen. Een Woerdens industrielandschap Karin Stadhouders
193
DEEL 5 - WATERLANDSCHAP
219
De Loowaard. Een uiterwaard als ideaalbeeld van het verleden Albert Elings
221
De landscheiding tussen Rijnland en Delfland. Toneel van strijd of een symbool voor gemeenschappelijke identiteit? Thomas van den Brink
247
Land voor water. De gedaantewisselingen van de Zuidplaspolder Froukje van der Meulen
265
Bargerveen. Transformatie van een moeras Rieja Raven
283
About CLUES
305
Steenkuilen en Pannebakkerijen Een Woerdens industrielandschap
Karin Stadhouders
Inleiding Net ten westen van de oude veste van Woerden, ingeklemd tussen woonwijken en een bedrijventerrein, ligt langs de Oude Rijn een qua schaal en ouderdom gevarieerd stedelijk landschap (afbeelding 1 en 2). Op de noordoever, tussen de rivier en woonwijken uit de jaren zestig van de twintigste eeuw, bevindt zich een schijnbaar ongeordend samenstel van woonhuizen en bedrijfspanden uit verschillende periodes: rijtjes kleine arbeiderswoningen afgewisseld met grotere huizen, hier en daar een kleinschalig appartementsgebouw, bedrijfspanden in alle soorten en maten,
stadhouders
193
zoals een oude wasserij, voormalige kaaspakhuizen, een graanpakhuis, schuren en loodsen, garagebedrijven en een voor deze stedelijke omgeving verrassend groot fabriekscomplex van een dakpannenfabriek. Op de zuidoever staan kleine woningen aan een oude kade; even verderop voert een jaagpad langs een prestigieus wooncomplex in, opgetrokken in stedelijke neostijl. Het is nog in ontwikkeling. Daarachter weer torenen de hoge silo’s van een veevoederbedrijf. De schijnbare wirwar van functies en gebouwen in dit stedelijk woonwerklandschap maakt nieuwsgierig. Deze oude Woerdense voorstad met toponiemen als ‘Steenkuilen’ en ‘Pannebakkerijen’, was eeuwenlang wijd en zijd bekend om zijn kleinijverheid, maar afgezien van het imposante fabriekscomplex van de nog werkende dakpannenfabriek, lijken de sporen van dit steenbakkerijverleden in het huidige landschap schaars.1 Het vertrekpunt van deze biografie van de Woerdense Steenkuilen en Pannebakkerijen is het stedelijk en industrieel landschap zoals zich dat nu voordoet aan een, bij wijze van spreken, willekeurige wandelaar. In historisch opzicht is het een zeer gelaagd landschap. Het nabijgelegen Woerdens castellum maakte deel uit van de Romeinse limes en aangenomen mag worden dat de stroomruggen van de Oude Rijn reeds ver voor die tijd bewoonbaar waren. Maar de rivier is ook 1
In dit artikel wordt met ‘steenbakkerij’ de grofkeramische nijverheid in zijn geheel aangeduid. Bakstenen, dakpannen en andere soorten grofkeramiek werden op vergelijkbare wijze geproduceerd; bakstenen en dakpannen vaak op hetzelfde bedrijf.
194
door de lens van de landschapsbiografie
onverbrekelijk verbonden met het hoofdthema van deze biografie: het verhaal van de Woerdense steenbakkerij, het verhaal van klei en turf, van sloten en bruggetjes, van tasvelden en steenovens. De invalshoek van het fysieke landschap onthult echter maar een deel van de geschiedenis, die pas echt tot leven komt door de aanwezigheid van mensen in voortdurende wisselwerking met hun leefwereld, zoals onder anderen Jan Kolen op inspirerende wijze laat zien in zijn proefschrift.2 Vandaar dat deze biografie ook het verhaal vertelt van eeuwenlang leven en werken in de Steenkuilen en Pannebakkerijen. Kennis, benaderingswijzen en bronnen uit verschillende vakgebieden liggen hieraan ten grondslag, variërend van geografische en historische disciplines tot historische antropologie. Tegelijkertijd bleek de eigen, visuele ervaring van dit herinneringslandschap onmisbaar om verbanden tussen die verschillende dimensies te kunnen leggen. Spoorzoeken naar het steenbakkerijverleden is in Woerden niet vanzelfsprekend. Dit stuk geschiedenis heeft tot nu toe maar weinig lokale waardering ondervonden, in tegenstelling tot het Romeinse en het vestingverleden van de stad, die met trots als beelddragers van historisch Woerden worden ingezet. Zelfs het imago van Woerden als kaasstad is inmiddels een nieuw leven begonnen met de promotie van streekproducten. De bakstenen en dakpannen echter lijken vergeten.
De Oude Rijn: grondstofleverancier en vaarwater De Oude Rijn vormt een lange lijn in het landschap, zowel in ruimte als in tijd. Het ontstaan en de geschiedenis van Woerden zijn nauw verbonden met de rivier. Die verbondenheid betreft niet alleen de vroegste bewoning en de functie als grensfort in de Romeinse limes, maar ook de bouw van de vesting in later tijd en de ontwikkeling van lokale economische activiteiten. Voor de steenbakkerij vervulde de Oude Rijn een dubbelrol. Enerzijds was de rivier de grondstofleverancier’, aan de andere kant vormde ze de transportverbinding naar de benodigde brandstofvoorraden en afzetmarkten.
De genese van het Oude Rijnlandschap Het Oude Rijngebied maakt deel uit van een uitgebreid riviersysteem dat zich tijdens het holoceen heeft ontwikkeld. De meanderende rivieren veranderden voortdurend hun loop, waarbij oude rivierlopen dikwijls werden overspoeld door nieuwe afzettingen. Wanneer de waterafvoer groot was, traden de rivieren makkelijk buiten hun oevers waardoor grote gebieden onder water kwamen te staan. Dichtbij de rivierbedding, waar het water snel stroomde, bleef zavel achter: het zwaardere, meer zandige materiaal. De afzettingen verder weg van de rivier bestonden uit fijne, lichtere kleideeltjes, waardoor zich in de komgebieden een bodem 2
O.m. M. Hidding, J. Kolen en Th. Spek, ‘De biografie van het landschap. Ontwerp voor een interen multidisciplinaire benadering van de landschapsgeschiedenis en het cultuurhistorisch erfgoed.’ In: J.H.F. Bloemers, M.H Wijnen en R. During (red.). Bodemarchief in behoud en ontwikkeling; de conceptuele grondslagen. Den Haag 2001: 7-109; J.C.A. Kolen. De biografie van het landschap. Drie essays over landschap, geschiedenis en erfgoed. Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam 2005.
stadhouders
195
van vette klei vormde. Op den duur kwamen langs de rivier brede stroomruggen te liggen, bestaande uit zavel. Doordat die oeverwallen veel minder inklonken dan de aangrenzende veengebieden, ontstonden ruggen in het landschap. Deze lagen zo’n een tot twee meter hoger dan de komgebieden die op hun beurt weer overgingen in uitgestrekte veenmoerassen. Het Utrechtse en het Linschotense stroomstelsel werden zo in de loop van millennia gevormd. De huidige Oude Rijn ontwikkelde zich vanaf ongeveer 3000 v.Chr. als hoofdstroom; iets zuidelijker meanderde het Linschotense stelsel.3 Op de stroomruggen die betrekkelijk hoog lagen in het moerassige, grotendeels onbegaanbare omringende landschap ontstonden sinds de bronstijd de eerste nederzettingen en wegen. Zeker is dat de stroomruggen van de Oude Rijn, als onderdeel van de Romeinse limes, intensief werden bewoond in de periode tussen 50 en 400 n.Chr. Uit die periode dateert ook het Romeinse grensfort Laurum, waarvan resten zijn gevonden in het huidige Woerden. Voor de bewonings- en gebruiksgeschiedenis in de eeuwen daarna bestaat weinig evidentie. Pas rond het jaar 1000 duikt Woerden weer op in bronnen; toen werd een begin gemaakt met de ontginning van het gebied. Vanaf de twaalfde eeuw werd het achterland van de stroomruggen systematisch ontgonnen. Ten behoeve van de ontwatering werden weteringen en veel sloten gegraven. Na de stormvloed van 1173 werd de Oude Rijn aan de noord- en zuidzijde geheel bedijkt, waarna grote overstromingen voortaan tot het verleden behoorden. Ten noorden van de rivier lag de lage Rijndijk, aan de zuidzijde de hoge Rijndijk; beide dijken ontwikkelden zich tot verkeersroutes over land. In de loop van de volgende eeuwen werd, onder meer door de aanleg van nieuwe waterwegen, de water-afvoerende functie van de Oude Rijn steeds minder van belang. De oeverwallen van de Oude Rijn werden vooral gebruikt voor akkerbouw en fruitteelt; de zware klei in komgebieden was alleen geschikt als weiland. Op de oeverwallen ontstonden langs de beide Rijndijken bebouwingslinten die tot op de dag van vandaag karakteristiek zijn voor het Oude Rijnlandschap.4
De kleiwinning en het landschap Niet alleen het agrarisch grondgebruik is bepalend geweest voor de vorming van het landschap langs de Oude Rijn. De zandige klei van de oeverwallen en de zware klei daarachter werden al vroeg ontdekt als goed bruikbaar voor de productie van baksteen en dakpannen. De kleiwinning die eeuwenlang en op steeds grotere schaal langs de Oude Rijn plaatsvond, heeft grote invloed gehad op de mogelijk-
3 4
A.A. Brombacher en W. Hoogendoorn. Aardkundige waarden in de provincie Utrecht. Utrecht 2000: 51-62; R. Blijdenstijn. Tastbare Tijd. Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht. Utrecht 2005: 13, 147-148; A. Haartsen. Het land van Woerden. Woerden 2003: 27. Blijdenstijn, Tastbare tijd:149-161; Z. van Doorn. ‘De geschiedenis van het aftichelen van kleiland langs de Oude Rijn en de invloed op de landbouw en het landschap’. In: Landbouwkundig Tijdschrift 76/4 (1964):140-148; J. van Es en S. van Ginkel. Woerden, geschiedenis en architectuur. Utrecht 2002: 12-13; Haartsen. Land van Woerden: 94-95.
196
door de lens van de landschapsbiografie
heden van grondgebruik en daarmee op de agrarische ontwikkeling van dit gebied. Tegelijkertijd probeerden overheden al vroeg om de kleiwinning te reguleren om de belangen van diezelfde landbouw te beschermen. Vanaf de veertiende eeuw, misschien zelfs vroeger, werd rond Woerden klei gewonnen. In die begintijd vond de kleiwinning nog plaats in directe omgeving van de steenbakkerijen op de Hoflanden, Honthorst en Bulwijk. De naam Steenkuilen voor het gebied net buiten de Woerdense vesting, verwees naar wat vermoedelijk een van de eerste klei-afgravingen is geweest ten behoeve van de Woerdense steenbakkerij. De zavel van de oeverwallen en de daarachter gelegen komklei bleken zeer geschikt voor de kleinijverheid.5 In later eeuwen moesten de kleiwingebieden steeds verder worden gezocht. Al rond 1700 werd voor de klei vaak ver naar het westen, richting Bodegraven, en naar het oosten, richting Vleuten, gevaren. In de negentiende en twintigste eeuw werd ook veel klei gewonnen langs de Linschoten, in het gebied tussen Montfoort en Linschoten. De kleilanden lagen bijna allemaal binnendijks. De klei werd naar Woerden getransporteerd door de zogenaamde vletschuiten. Om de kleilanden hiervoor toegankelijk te maken werden talloze openingen in de dijken gemaakt en landinwaarts vletsloten gegraven. Het Woerdens Grootwaterschap en de hoogheemraadschappen, belast met het toezicht op de waterkerende functie van de Rijndijken, waren kwistig met het geven van toestemming voor deze ingrepen en tamelijk laconiek in de handhaving van de geboden tot herstelwerk; naar verondersteld vanwege het economisch belang van de kleinijverheid. Het feit dat de watervoerende functie van de Oude Rijn - en daarmee ook het overstromingsrisico - in de loop van de tijd minder belangrijk werd, speelde ongetwijfeld ook mee. De gaten en bruggen in de dijken zijn in de loop van de tijd weer gedicht en verdwenen. In het hedendaagse Oude Rijnlandschap zijn nog wel vele oude vletsloten te herkennen. 5
Blijdenstijn, Tastbare tijd: 164; Z. van Doorn. Over de baksteenindustrie en het kleivletten in de Rijnstreek en de invloed op het landbouwkundig grondgebruik. 1960: z.p.; Haartsen, Land van Woerden: 94-95.
stadhouders
197
Het aftichelen van kleiland ging door de eeuwen heen gepaard met pogingen tot regulering van de zijde van de waterschappen en de staten, die wilden voorkomen dat op grote schaal onland, onbruikbaar land, zou ontstaan. Voordat de klei kon worden gewonnen moest eerst de humeuze bovenlaag van het land worden afgegraven. Het was de bedoeling dat deze later werd teruggelegd om het land weer voor de landbouw te kunnen gebruiken. Ook dit onderdeel van de kleiwinning leidde tot overheidsbemoeienis: de oudst bekende regeling met betrekking tot de ‘toemaak’ van het kleiland dateert al uit het begin van de vijftiende eeuw. Uit verschillende bronnen blijkt overigens dat met die toemaak nogal eens de hand werd gelicht. Veel kleilanden werden bovendien zodanig diep afgegraven dat ze zelfs als weiland niet meer te gebruiken waren; deze afgetichelde gronden werden in de achttiende eeuw op grote schaal beplant met griend, hakhout of bos, die brandstof leverden voor de steenbakkerij (afbeelding 3). Hier en daar ontstonden diepe waterplassen. Aan het einde van de achttiende eeuw was zo een groot deel van de kleigronden langs de Oude Rijn onttrokken aan het agrarisch gebruik en verkocht of verpacht aan steen- en pannenbakkers.6 Hierin kwam in de loop van de negentiende eeuw weer verandering, toen door de daling van de grondwaterstand en als gevolg van de agrarische conjunctuur herontginning van deze gronden economisch interessant werd. Midden negentiende eeuw waren nog veel gronden bebost, begin twintigste eeuw was bijna alle grond weer in gebruik genomen voor weidegang en tuinbouw. Op enkele plaatsen zijn de bossen en waterplassen als gevolg van de kleiwinning gebleven; een mooi voorbeeld is landgoed Vijverbos in Harmelen.7
De Oude Rijn als vaarwater Al in de Romeinse periode profiteerde Woerden van de gunstige ligging aan de Oude Rijn. Over het vroegmiddeleeuwse Woerden is weinig bekend8, maar in elk geval nam vanaf de twaalfde eeuw, de periode van grootschalige ontginningen, het scheepvaartverkeer over de Oude Rijn weer toe. Ook verbeterde de bereikbaarheid over water door de aanleg van de weteringen die gegraven werden voor de ontwatering van het achterland. Zo werd in de veertiende eeuw de Oude Grecht gegraven, die een belangrijke rol ging vervullen in het handelsverkeer met Amsterdam. Woerden kwam op een knooppunt van vaarwegen te liggen; de binnenvaart werd dan ook een van de pijlers van de stedelijke economie. Ook voor de aanvoer van 6
7 8
Van Doorn. Over de baksteenindustrie; Van Doorn. ‘De geschiedenis van het aftichelen van kleiland’; Haartsen. Land van Woerden: 94-95; K. Herour en P. Herour, Ekonomische aktiviteit en ruimtegebruik. Een onderzoek naar enkele hoofdvormen van ekonomische aktiviteit in relatie tot de stedelijke ruimte in Woerden in de periode 1865-1930. Dissertatie Universiteit van Amsterdam 1984: 22-32; Blijdenstijn. Tastbare tijd: 161, 164; R. van der Laarse. Bevoogding en bevinding. Heren en kerkvolk in een Hollandse provinciestad. Woerden 1780-1930. Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam 1989: 37-39. Van der Laarse doet de suggestie dat het toponiem Barwoutswaarder van de in 1964 met Woerden heringedeelde gemeente duidt op ‘beboste waard’, verwijzend naar bebossing na kleiwinning. Van Doorn. Over de baksteenindustrie: 25; Van Doorn. ‘De geschiedenis van het aftichelen van kleiland’; Haartsen, Land van Woerden: 95. Onzeker is of Woerden in deze periode continu bewoond is geweest, zie o.m. Van Es en Van Ginkel. Woerden, geschiedenis en architectuur: 16.
198
door de lens van de landschapsbiografie
brandstof en van grondstof voor de lokale klei-industrie was de bereikbaarheid over water cruciaal. Dat werd nog sterker toen de kleivoorraden in de onmiddellijke omgeving van de stad uitgeput raakten en de grondstof van steeds verder moest worden aangevoerd.9 In de zeventiende eeuw werd de Oude Rijn in gebruik genomen als trekvaart. Nadat een eerder plan om een nieuwe trekvaart tussen Utrecht en Leiden te graven schipbreuk leed, werd na lang bestuurlijk touwtrekken tussen de Utrechtse en Hollandse staten en de steden Utrecht, Woerden en Leiden, in 1664 besloten de Oude Rijn hiervoor geschikt te maken. De Oude Rijn werd op een aantal plaatsen gekanaliseerd en verdiept. Langs de rivier werd een jaagpad aangelegd, dat eigendom werd van de Utrecht, Woerden en Leiden. Dit jaagpad, hoewel in eerste instantie aangelegd voor trekschuiten die personen vervoerden, werd ook intensief benut om de vletschuiten voort te bewegen, die eeuwenlang werden gebruikt om afgetichelde klei te vervoeren naar de steen- en pannenbakkerijen. De negatieve exploitatie van het jaagpad en van het onderhoud van de voor verzanding gevoelige Oude Rijn, leidde eind negentiende eeuw tot nieuwe discussies tussen de stads- en provinciebesturen, waarna de provincies de verantwoordelijkheid voor vaarwater en jaagpad overnamen. Het lijkt erop dat het Utrechts provinciebestuur het niet zo nauw nam met deze nieuwe taak, want in 1917 werd geconstateerd dat het Utrechtse deel van de Oude Rijn nog steeds in ‘desolate staat’ verkeerde.10 Gesuggereerd is wel dat de achteruitgang van de Oude Rijn een factor is geweest in de neergaande ontwikkeling van de klei-industrie.11
De steenbakkerij te Woerden12 Ontwikkeling met ups en downs De geschiedenis van de Woerdense steenbakkerij gaat ver terug. In de dertiende eeuw werd in dit gebied al steen gebakken, waarschijnlijk net als elders met behulp van meilers, kleine veldovens die tijdelijk in directe nabijheid van een bouwplaats werden opgericht. Voor de periode vanaf de veertiende eeuw duikt regelmatig evidentie op van meer gestructureerde kleinijverheid. In 1372 verleende de Hollandse graaf Woerden stadsrechten. Door lokale steenbakkers werden in de jaren 1370 grote hoeveelheden stenen gebakken ten behoeve van de vestingwerken die dienden ter versterking van Woerdens strategische positie als Hollandse wig in Utrechts gebied. Vanaf deze periode beschikte het stadsbestuur ook over een ‘stadssteenplaats’ op de plek die later de Steenkuilen zou gaan heten; deze oven werd tot in de zeventiende eeuw door het stadsbestuur verhuurd aan steenbakkers. 9 10 11 12
J. van Es. Woerden in bedrijf. Alphen aan de Rijn 1990: 24-25; C.J.A. van Helvoort. De Oude Rijn als vaarwater. Woerden 1917. Van Es. Woerden in bedrijf: 26; Van Helvoort. De Oude Rijn als vaarwater. Herour en Herour. Ekonomische aktiviteit en ruimtegebruik: 33-35; C. Dekker , P.H. Maarschalkerweerd en J.M. van Winter. Geschiedenis van de Provincie Utrecht. deel 3. Utrecht 1997: 51-52. Hierin zijn inbegrepen de voormalige gemeenten Barwoutswaarder en Rietveld, die in 1964 met Woerden werden heringedeeld. De fabrieken in Barwoutswaarder en Rietveld maakten deel uit van de steen- en pannenbakkerszone die vanuit de vestingstad steeds verder naar het westen opschoof.
stadhouders
199
In de zestiende en zeventiende eeuw groeide de vraag naar baksteen en dakpannen explosief. De groei van de Hollandse steden ging gepaard met een evenredige stijging van bouwactiviteiten en deze tendens werd nog versterkt door stedelijke bouwvoorschriften die het gebruik van hout en riet verboden wegens brandgevaar. De steen- en pannenbakkerijen in Woerden voorzagen niet alleen de stad zelf van de nodige bouwmaterialen, maar richtten zich ook op export. Kennelijk stonden er aanvankelijk ook binnen de vesting van Woerden steenovens, want in 1606 had de vroedschap reden te bepalen dat de steenbakkerijen op enige afstand van de stad gevestigd moesten worden. In de loop van de eeuwen zou de kleinijverheid zich vanuit de oude locatie op de Steenkuilen uitbreiden in westelijke richting langs beide zijden van de Oude Rijn. In de zeventiende en achttiende eeuw ontstond daar een omvangrijke poorterij, die - zij het niet in bruikbare detaillering - op kaarten uit die periode al duidelijk is te zien. Olivier Groeneijk, voormalig Woerdenaar en steenbakker, beschreef deze voorstad in 1819 en duidde daarbij op de economische monocultuur die inmiddels in Woerden was ontstaan: “Buiten de zoogenaamde Rietvelder of de Leidsche Poort, heeft men een uitgestrekte voorstad, in dewelke men de alom bekende Woerdensche steen, pannen en tegelbakkerijen aantreft; en in welke bakkerijen een groot aantal van huisgezinnen haar bestaan vinden. Deze fabrijken maken de voornaamste tak van handel en welvaart van Woerdens in en opgezetenen uit. In vroegere tijden vondt men in de gemelde voorstad ene tabaksplanterij naderhand een fabrijk van zogenaamde Berlijns blaauw, doch beide zijn almede in verval geraakt, en bestaan tegenwoordig niet meer.” 13
Hoewel de vraag naar bakstenen en dakpannen tot in de twintigste eeuw een stijgende lijn vertoonde, was voortdurend sprake van schommelingen. De kleinijverheid was sterk conjunctuurgevoelig, omdat de vraag altijd nauw samenhing met bouwactiviteiten in tijden van economische voorspoed. Woerdens positie als vestingstad vormde enerzijds een stimulans voor economische ontwikkeling en bouwactiviteiten, maar bracht anderzijds een permanente dreiging met zich mee. In de loop van de eeuwen werden in en rond Woerden vele twisten uitgevochten, die voor de lokale handel en nijverheid meestal stagnatie of achteruitgang tot gevolg hadden. Het dramatisch verlopen laatste deel van de zeventiende eeuw met als climax het ‘rampjaar 1672’ is een treffende illustratie: de voorstad ten westen van Woerden, inclusief de steenplaatsen, werd door de Franse soldaten grotendeels platgebrand. De beperkte gegevens uit de zeventiende en achttiende eeuw laten zien dat het aantal steenbakkerijen voortdurend schommelde; waarschijnlijk werden in periodes van laagconjunctuur ovens tijdelijk buiten gebruik gesteld in afwachting van betere tijden. Ook vonden verschuivingen in de productie plaats van baksteen naar dakpannen en omgekeerd, afhankelijk van de afzetmogelijkheden.14
13 14
O. Groeneijk. Beknopte beschrijving der stad Woerden door Olivier Groeneijk. Zierikzee 1818: 6-7. O.m. Van Es en Van Ginkel. Woerden, geschiedenis en architectuur: 27-29; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 37-39.
200
door de lens van de landschapsbiografie
Al in de zeventiende eeuw vormden overproductie en concurrentie van buitenaf bedreigingen voor de kleinijverheid in Woerden. In 1687 sloegen lokale producenten de handen ineen: een van de doelen van het in dat jaar opgerichte gilde van steen-, pannen- en tichelbakkers was het reguleren van de productie en onderlinge concurrentie. Ook in later eeuwen deden de Woerdense fabrikanten - overigens weinig succesvolle - pogingen om tot prijs- en productieafspraken te komen. De economische malaise tijdens de Franse tijd raakte ook de kleinijverheid. Waren er eind achttiende eeuw nog drieëntwintig steen- en pannenbakkerijen in Woerden, in 1816 was het aantal gedaald tot negen. Na een langzaam herstel begon rond 1850 de laatste bloeitijd van de Woerdense steenbakkerij, als gevolg van de sterk toenemende vraag door de grootschalige aanleg van openbare werken, de groei van bedrijvigheid en woningbouw. Ook de vaststelling van de Vestingwet in 1874, die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakte, was een stimulans voor bouwactiviteiten. In 1888 telde Woerden dertien steen- en dakpannenfabrieken. In het laatste kwart van de negentiende eeuw zette echter de neergang definitief in. Werkte in 1850 nog de helft van de bevolking in de klei-industrie, in 1899 was dit nog maar negen procent en in 1930 zes procent.15 De concurrentie van steenfabrieken uit vooral het Grote Rivierengebied en van de Limburgse pannenbakkerijen was een belangrijke factor in de neergang van de Hollandse kleinijverheid. De groeiende populariteit van de grotere waalsteen gaf problemen voor de Rijnsteenfabrieken. De klei in het Rijngebied leende zich minder voor dit formaat en daarnaast kon een overstap op waalsteenformaat niet zonder allerlei technische wijzigingen.16 Ongetwijfeld speelde de wet van de remmende voorsprong: terwijl relatieve nieuwkomers zich snel aanpasten aan moderne eisen en mogelijkheden, konden de Woerdense steenfabrikanten nog een tijdje teren op hun oude posities. Zolang zij het met hun traditionele kleinschalige kleinijverheid nog enigszins konden bolwerken, drong de noodzaak tot vernieuwing zich niet direct op. De slag naar omvorming, schaalvergroting en de daarbij behorende investeringen in technische vernieuwing bleek voor de meeste van deze kleine bedrijven een brug te ver. Daarnaast moest de klei van steeds verder worden gehaald, wat uiteraard hoge kosten met zich meebracht. Hetzelfde gold voor de aanvoer van brandstof, want nadat de turfwinning in het westelijk weidegebied was beëindigd, moest deze nu worden aangevoerd uit Drenthe en Friesland. De steeds slechtere bevaarbaarheid van de Oude Rijn heeft waarschijnlijk ook een rol gespeeld, in combinatie met de opkomst van stoomvaart. De transportmogelijkheden werden hierdoor beperkt tot kleinschalig vervoer. Daarentegen hadden de fabrikanten in de nieuwe gebieden de voordelen van omvangrijke geschikte kleilanden in de na-
15 16
Van Es. Woerden in bedrijf: 41; Dekker, Maarschalkerweerd en Van Winter. Geschiedenis van de provincie Utrecht,deel 3: 246; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 117-118. O.m. G.B.H. Janssen. Baksteenfabricage in Nederland 1850-1920. Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen. Zutphen 1987: 17-19. De grotere en daardoor efficiëntere waalstenen werden steeds vaker als standaard voorgeschreven door overheden en toegepast door architecten en bouwers.
stadhouders
201
bije omgeving en een goede bevaarbaarheid van de waterwegen. Ook waren in Gelderland en Brabant meer goedkope arbeidskrachten voorhanden.17 Maar weinig Woerdense steenfabrieken maakten de overgang naar de twintigste eeuw mee; omstreeks 1900 telde Woerden nog enkele traditionele steenbakkerijen met zo’n vijfentwintig personeelsleden. Begin twintigste eeuw maakte steenfabrikant C.J. Hendricks een ambitieuze nieuwe start op de oude steenplaats Bulwijck, die hij kocht van de familie Brunt en waarvoor hij in de jaren twintig fors investeerde in een moderne Waalsteenoven. Na de Tweede Wereldoorlog bleek een renderende bedrijfsvoering niet meer haalbaar, waarna ook deze fabriek sloot. Het fabrikantengeslacht Brunt, al sinds de zeventiende eeuw eigenaar van steenbakkerijen, slaagde er uiteindelijk als enige in de ontwikkelingen te doorstaan door een beleid van aankoop en concentratie, dat voldoende draagkracht gaf voor schaalvergroting en vernieuwing. Uit een aantal traditionele bedrijven werd een grote fabriek met meer dan honderd werknemers gevormd, onder de naam De Dam. Hieruit ontstond de Wodast, de laatste dakpannenfabriek van Woerden, tegenwoordig onderdeel van het internationale concern Lafarge.18
Productieproces en techniek van de steenbakkerij De ovens, technische hulpmiddelen en werkprocessen in de steenbakkerij veranderden in de loop van vele eeuwen nauwelijks. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw, toen op beperkte schaal mechanisering werd ingevoerd en nieuwe ovens werden ontwikkeld, verloor de bedrijfstak iets van zijn archaïsche karakter, al bleef handwerk tot ver in de twintigste eeuw onmisbaar. De steen- en dakpanfabricage was vanouds een kleinschalige bedrijfstak, waar per bedrijf vaak niet meer dan tien tot twintig arbeiders werkten. Dit veranderde pas in de tweede helft van de negentiende eeuw toen mechanisatie en groeiende vraag tot schaalvergroting leidden. De meeste bedrijven in Woerden gingen echter niet ver mee in deze ontwikkeling.19
Seizoenswerk De werkprocessen in de kleinijverheid waren nauw verbonden met het weer en de seizoenen. Bij vorst kon de klei niet worden verwerkt en het drogen van gevormde bakstenen en dakpannen was een kwetsbaar proces waarbij regen en vorst funest konden zijn. Het bakseizoen, de campagne, liep daarom van april tot september
17
18
19
Van Es. Woerden in bedrijf: 42; Dekker, Maarschalkerweerd en Van Winter. Geschiedenis: 248; Herour en Herour. Ekonomische aktiviteit en ruimtegebruik: 33-35; Janssen, Baksteenfabricage in Nederland: 30-39; E. Kruse, Geboren tussen pannen en stenen. Een demografische studie naar arbeiders in de pan- en steenindustrie in Woerden. Dissertatie Rijksuniversiteit Leiden 1997: 10-12; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding:117-123. D. Beijer. Wat Woerden was, wat Woerden is, wat Woerden biedt. Woerden 1935: 49-51; Van Es. Woerden in bedrijf: 42; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 235-239; brief M.C. Hendricks, Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard (RHC Rijnstreek), Woerden/Economie I en II; artikelen uit: Het Weekblad 3 november 1928, Utrechts Nieuwsblad 19 februari 1988, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie I en II. O.m. Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 50-66 ; m.b.t. Woerden zie ook noten 16 en 17.
202
door de lens van de landschapsbiografie
of oktober. Maar ook in die tijd van het jaar kon langdurig slecht weer een lelijke spaak in het wiel van de productie steken, waardoor productiehoeveelheden lastig te voorspellen waren.20
De kleiwinning De kleiwinning vond vooral plaats in de wintermaanden. Nadat de klei was afgegraven, zorgden kleivletters voor het transport.21 De kleivletters met hun platte schuiten waren in de wintermaanden een vertrouwd beeld op de Oude Rijn en de watergangen in de omgeving. “Op Bulwijk werd er gevlet met ongeveer 5 vletten, bij de firma van Langen ook ongeveer met 5 en op de Wodast met 12 vletten, dan moest er ook nog gevlet worden voor het Misverstand (pannenfabriek in Barwoutswaarder ‘,FS’), niet te vergeten ook nog het Blaauwe Hek en voor Van Wijk, dus er was een druk verkeer op de Rijn wat betreft de vletters met al hun scheepjes.” 22
Eeuwenlang verliep dat kleivletten op min of meer dezelfde, georganiseerde manier. De vletters voeren met tussenpozen ’s nachts of in de vroege ochtend weg met hun platte schuiten die nog tot midden twintigste eeuw met de hand werden voortbewogen, heen met een lange houten stok en terug aan een lijn. Aangekomen bij de vletlanden brachten de vletters de eerder afgegraven klei naar de boot, aanvankelijk met rugmanden, later met kruiwagens en nog later met kiepkarren op smalspoor. Daarna begon de terugreis. Op de fabriek zorgden de vletters zelf voor het lossen van de lading en reden zij de klei met kruiwagens de kuil op.
Het productieproces Tot de campagne begon, lag de klei op de kuil te rotten; regen en vorst verbeterden de kwaliteit van de klei. Het productieproces verliep daarna in grote lijnen als volgt. De voorbewerking van de klei vond plaats door het walken op de walkplaats: op blote voeten en met toevoeging van water werd de klei gekneed – soms gebeurde dit door ossen. Daarna werden de stenen gevormd. Tot in de jaren zeventig van de negentiende eeuw gebeurde dit handmatig, daarna gingen de Woerdense fabrikanten over op stoomkracht voor het mengen en vormen van de klei. Met deze mechanisatie waren zij er vroeg bij, gedwongen door de toenemende concurrentie en de hoge loonkosten in het westen van het land. Na het vormen werden de stenen op de plaats afgelegd en enkele dagen daarna in lange hagen in de buitenlucht opgezet om verder te drogen. Ze werden tegen regen beschermd door rieten matten. Later gebeurde dit drogen vaker in overdekte loodsen, wat het proces minder weersafhankelijk maakte. Bij goed weer konden de vormelingen na ongeveer drie weken worden gebakken; ze werden daartoe in de oven opgestapeld, waarna die 20 21 22
Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 69-70. Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 51-52. Interviews en verhalen voormalig steen- en pannenbakkers, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie I en II: deze bevatten herinneringen van kleivletters aan de situatie in de jaren twintig en dertig van de negentiende eeuw. Verondersteld mag worden dat dit er eeuwenlang zo toeging.
stadhouders
203
werd opgestookt. De tijdsduur van het bakken varieerde van drie tot tien weken. Daarna werden de stenen op het tasveld gesorteerd, opgeslagen en getransporteerd. Het productieproces van bakstenen en dakpannen kwam sterk overeen, al is het bewerken en vormen van pannen moeilijker. Veel steenbakkerijen combineerden het bakken van stenen en pannen, om productietechnische of economische redenen.23
Steenovens De vroegste steenovens, ook wel meilers of loegenovens genoemd, bestonden uit gestapelde stenen dichtgesmeerd met leem. Dergelijke tijdelijke ovens werden meestal in de buurt van de bouwplaats neergezet. Waarschijnlijk stonden ook in Woerden dergelijke meilers. Naarmate de steenbakkerij een meer permanent karakter kreeg, werd de overgang naar gemetselde veldovens lonend: rechthoekige bouwsels bestaande uit twee of drie zware stenen muren van een tot anderhalve meter dik. De korte kant werd geheel of gedeeltelijk opengehouden om te kunnen laden; tijdens het stoken werd die laadopening met bakstenen dichtgezet. Via de monden, boogvormige openingen in een van de zijmuren waarop de stroken brandstof tussen de stenen aansloten, werd het vuur gevoed. De ovens werden dikwijls met een houten kap bedekt tegen neerslag. Tot in de twintigste eeuw stonden in Woerden veel van deze veldovens (afbeelding 4). Bakstenen en dakpannen werden dikwijls samen gebakken, waarbij de opgestapelde stenen de pannen steunden.24 De uitvinding van de ringoven eind negentiende eeuw was een belangrijke technische verbetering. Terwijl de oude ovens steeds op- en afgestookt moesten worden, brandden deze ovens permanent. De verbrandingsgassen werden langs de ovenkamers gevoerd, waarin ladingen stenen in verschillende fasen van het productieproces stonden. Hierdoor werd een continu bakproces mogelijk en werd enorm bespaard op brandstof. Ringovens vergden wel een veel grotere investering en daarmee ook bedrijfsomvang. De ringoven werd later verder ontwikkeld, onder andere tot de overslaande vlamoven die door zijn hogere temperatuur ook heel geschikt was voor straatklinkers.25 Ringovens vonden in Nederland maar langzaam ingang. In Woerden werden in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw twee overslaande vlamovens gebouwd: door Hendricks op het vernieuwde Bulwijck en door de firma Brunt op de Woerdense Dakpannen en Steenfabriek, later Wodast genaamd.26
23 24 25 26
J. Hollestelle. De steenbakkerij in de Nederlanden 1850-1920. Dissertatie Rijksuniversiteit Utrecht. Herdr. Arnhem 1976: 26-28; Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 50-66; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 235-239; fotoalbum Kees Mooij, RHC Rijnstreek. Hollestelle. De steenbakkerij in de Nederlanden: 28-40; Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 109-121. Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 109-141; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 235-239. Beijer. Wat Woerden was; 49-51; brief M.C. Hendricks, RHC Rijnstreek. Woerden/Economie I en II; fotoalbum Kees Mooij, RHC Rijnstreek.
204
door de lens van de landschapsbiografie
Steenkuilen en Pannebakkerijen: schets van een industrielandschap Het fysieke landschap In 1819 maakte Olivier Groeneijk gewag van ‘een uitgestrekte voorstad, in dewelke men de alom bekende steen, pannen en tegelbakkerijen aantreft’.27 Deze voorstad had zich vanaf de veertiende eeuw ten noorden en zuiden van de rivier steeds verder in westelijke richting uitgebreid. Rond 1850 woonden er ongeveer driehonderd gezinnen, bijna evenveel als binnen de veste.28 Op kaarten van Woerden vanaf de zestiende eeuw is de bebouwing langs de oevers van de Oude Rijn zichtbaar; de vroegste kaarten geven echter weinig exacte informatie, omdat ze werden gemaakt om Woerden als vestingstad weer te geven. De kaart ‘Woerden en onderhorige forten’ uit 1777 is de oudst bekende waarop de naam Panne(n)bakkerijen vermeld staat en waarop de bebouwing aan de noord- en zuidoever van de rivier tamelijk nauwkeurig is ingetekend (afbeelding 5). Een kadastraal verzamelplan uit 1832 bestrijkt een wat groter deel van de steenbakkerijzone. De uitgewerkte kadastrale kaart uit dat jaar toont het steenbakkerijlandschap zeer gedetailleerd (afbeelding 6).
27 28
Groeneijk. Beknopte beschrijving der stad Woerden: 6-7. O.m. Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 47-52.
stadhouders
205
De beschikbare literatuur en beschrijvingen, oude kaarten en foto’s geven voldoende informatie om een beeld te schetsen van de ruimtelijke inrichting van de voorstad in de negentiende en begin twintigste eeuw. Dit beeld is waarschijnlijk ook representatief voor de periode daarvóór. De werkprocessen op de steenplaatsen en de inrichting ervan bleven immers, zoals elders, eeuwenlang vrijwel onveranderd.29 29
Een nauwkeurige reconstructie van de ruimtelijke inrichting van de Woerdense voorstad is pas vanaf circa 1900 te maken, wanneer meer gedetailleerde informatie uit onder meer hinderwet- en bouwprocedures beschikbaar is (respectievelijk vanaf 1875 en 1905).
206
door de lens van de landschapsbiografie
Langs de noordkant van de Oude Rijn in de Oudelandse Polder bevond zich de ‘Pannebakkerijen’ - in 1932 hernoemd tot Leidsestraatweg - vanaf de Rozenbrug tot aan de Blokhuisbrug. Aan de zuidzijde liep het Jaagpad; het gedeelte tussen de Rozenburg en de laatste kwakel (de huidige Kwakelbrug) werd in 1936 omgedoopt tot Rijnkade. Daarachter lag de Steenkuilen, het afgevlette kleiland waar ooit de stadsoven had gestaan. Voorbij de Kromwijkerwetering liep het Jaagpad langs de Landen van Bulwijck (afbeelding 7). De noord- en zuidkant van de rivier waren verbonden door kwakels, houten bruggen die zo hoog waren dat vletschuiten en andere vaartuigen eronderdoor konden varen. Na de opkomst van de stoomvaart eind negentiende eeuw werden deze kwakels vervangen door draai- en klapbruggen.30 Op de Pannebakkerijen en het Jaagpad lagen boogbruggetjes over de vletsloten (afbeelding 8). “Nauwelijks heeft men den eigenlijken kom der stad verlaten, den westelijken kant op, of de smalle straatweg wordt ter weerszijden geflankeerd door de eene steenfabriek na de andere. ’t Zijn steen- of pannenbakkerijen, dadelijk herkenbaar aan de eigenaardige kolossen der zwaar- en hoog-gemetselde veldovens…” 31
Hoewel de steen- en pannenbakkerij allang over haar hoogtepunt heen was, domineerden in het jaar van deze beschrijving, 1921, de massief ogende veldovens nog steeds het straatbeeld; langs de Pannenbakkerijen en ook aan de zuidkant van de rivier, op de Steenkuilen en op Bulwijck (afbeelding 8). Omstreeks 1920 begon dat traditionele beeld wel wat te veranderen, onder meer door de modernisering 30 31
O.m. J. Jansen. Vanachter de oude schandpaal. Woerden 1969: 128. Artikel Handelsbelangen, 6 april 1921, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie I en II.
stadhouders
207
van Bulwijck en de Woerdense dakpan- en steenfabriek, waar overslaande vlamovens met hoge schoorstenen werden gebouwd. Ingeklemd tussen de steenplaatsen lagen de woningen van de steenarbeiders, in rijtjes van vier tot acht woningen aan elkaar gebouwd langs smalle steegjes die officieuze namen droegen als Duvelssteeg en ABC-steeg. De krappe huisjes waren meest eenkamerwoningen met daarboven een zolder, zonder keuken en tot in de dertiger jaren van de twintigste eeuw soms nog zonder waterleiding en sanitaire voorzieningen. Ze boden onderdak aan grote gezinnen.32 De meeste informatie over de woonomstandigheden van de arbeiders dateert uit de twintigste eeuw, maar al op de gedetailleerde kadastrale kaart uit 1832 zijn de steegjes met de kleine huisjes tussen de fabrieken te zien. Naast de arbeidersgezinnen huisden in de voorstad talrijke tappers en andere kleine neringdoenden. Aan de zuidkant van de Oude Rijn, in Barwoutswaarder, stonden langs het Jaagpad de woningen van de vletters, beurtschippers en ambachtslieden, met daartussen enkele kleine boerderijen. De heren fabrikanten woonden in Woerden meestal vlakbij hun werkvolk. Vanaf de achttiende eeuw bouwden de fabrikanten hun villa’s op de fabrieksterreinen - de laatste in 1953-54 op het na een grote brand geheel vernieuwde complex van de Wodast.33
32 33
Kruse. Geboren tussen pannen en stenen: 28-30. Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 128, 131-132; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 47-52; Lijst van oude café’s en uitspanningen rond 1900, RHC Rijnstreek. Woerden/Economie III.
208
door de lens van de landschapsbiografie
De sociaaleconomische dimensie Het werk was zwaar en de dagen waren lang voor de steenarbeiders en hun gezinnen. Vrouwen en kinderen moesten een stevige bijdrage leveren aan het arbeidsproces op de steenplaatsen. Dit was nodig om het gezinsinkomen op een enigszins aanvaardbaar peil te brengen. Anderzijds werd de gezinsarbeid ook afgedwongen door de fabrikanten die zich op deze manier van voldoende goedkope arbeidskrachten verzekerden. Deze situatie was in de steenbakkerij overal gebruikelijk en veranderde maar langzaam toen omstreeks 1900 de arbeidswetgeving vrouwen- en kinderarbeid aan banden begon te leggen. De arbeiders werden, voor in diezelfde tijd wettelijke arbeidstijdenregelingen tot stand kwamen, op basis van stukloon uitbetaald. Ook daarna bleef een premiestelsel bovenop het vaste loon gebruikelijk. De steenbakkerij was tot ver in de twintigste eeuw een seizoenbedrijf. De arbeiders verdienden hun inkomen tijdens het vorm- en bakseizoen dat liep van april tot begin oktober - als tenminste de weersomstandigheden het werk niet onmogelijk maakten, want dan werd er niets verdiend. Tijdens de wintermaanden zaten zij zonder inkomsten. Ze waren dan meestal aangewezen op de bedeling van de kerken of de gemeentelijke armenkas, tenzij hun bazen hen het zogenoemde ‘wintergeld’ betaalden: een lening die als oogmerk had arbeiders voor het volgende seizoen weer aan het bedrijf te binden. De arbeiders werden elk jaar, in juli of augustus, opnieuw voor het volgende seizoen ingehuurd door de fabrikanten. Zekerheid over werk of inkomsten was er dus nooit; de arbeiders leefden van de hand in de tand. Naast het stukloon waren het zogenoemde ‘kermisgeld’ en vrije huishuur of een stukje land gebruikelijke emolumenten. Zo’n tuintje betekende een belangrijke bijdrage aan het levensonderhoud van de meestal grote gezinnen.34 Van hun patroons hadden de arbeiders in het algemeen weinig sociaal mededogen te verwachten. Die weten de armoede tijdens de wintermaanden aan een gebrek aan spaarzaamheid in de zomer en aan overmatige drankzucht.35 Onder de steenarbeiders werd inderdaad stevig gedronken. Tussen de fabrieken en woningen waren veel drankwinkeltjes en kroegen te vinden en ook bij cafés in het stadscentrum van Woerden waren de vletters vaste klant voor een borrel tijdens het varen.36 Een oud-steenbakker over zijn schoonvader: “dan was het altijd bij Kneel Bus an, waar vroeger Haantjes dat cafeetje nog gehad heb aan de Kwakel en daar lagen ze dan, voor de oven aan het stoken: Nou zallen we maar effe lappen hè? Nou, dan werd er een flessie jenever gehaald en dat werd door mekaar betaald, oja, maar zaterdags most het van het loon af. Nou als haar vader elf gulden verdiend had, dan mochten ze blij zijn alsie een gulden of zes-zeven thuis bracht.” 37 34
35 36 37
In 1856 bestond het werkvolk van de steen- en panfabrieken in Woerden voor 60% uit vrouwen en kinderen. Zie o.m. Kruse. Geboren tussen pannen en stenen:16-22; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 37-40, 125-127; Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 328-467; Interviews en verhalen, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie I en II. Kruse. Geboren tussen pannen en stenen: 30; Janssen, Baksteenfabricage in Nederland: 330-335. Interviews en verhalen, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie I en II. Interviews en verhalen, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie I en II.
stadhouders
209
De gemeenschap van steenarbeiders kende zijn eigen sociale stratificatie. Onderaan de ladder stonden de seizoenarbeiders van elders, die, zeker in vroeger eeuwen, een belangrijk deel van het werkvolk uitmaakten. Deze trekarbeiders kwamen veelal uit het oosten van Nederland en uit Duitsland; in de loop van de tijd vestigden sommigen zich permanent in Woerden.38 Een ander deel van de arbeiders was afkomstig uit de kring van landarbeiders. Vletters, steenvormers en stokers vormden de ‘arbeidersaristocratie’. De vletters met hun eigen bootjes en de vormers en stokers waren vanwege hun vakmanschap immers niet zomaar vervangbaar. Zij verdienden tot vijftig procent meer dan de gewone arbeiders.39 De steenarbeiders leefden in proletarische omstandigheden: ze trouwden jong en kregen veel kinderen, van wie er veel jong overleden. Dit malthusiaanse levenspatroon was het gevolg van een permanente toestand van armoede en bestaansonzekerheid, slechte woningen en geringe kennis van hygiëne en verzorging. Bij epidemieën vielen in dit deel van Woerden verreweg de meeste slachtoffers. De woon- en gezondheidssituatie van de arbeiders verbeterde pas enigszins rond 1900 met de komst van wetgeving op het gebied van kinder- en vrouwenarbeid en de Woningwet.40
Een eigen cultuur De bewoners van de voorstad vormden een aparte gemeenschap met een eigen sociaal leven, eigen gebruiken en een eigen dialect - verschijnselen die duiden op een isolement ten opzichte van de andere bewoners van Woerden. In de eerste helft van de achttiende eeuw beschreef de eerder genoemde Olivier Groeneijk de bewoners van de steenbakkersvoorstad als volgt: “Zeer zonderling is het intusschen, dat de tongval of uitspraak der bewooners dezer voorstad zoozeer met die der stad zelve verschilt, dat een vreemdeling nauwelijks zoude kunnen geloven, dat dezelve tot de stad behooren. Ook heeft het gemeen van die voorstad, nog veel van de oude naamgeving behouden, bijvoorbeeld: Arie Jacobse, Jan Pieterse enzo. Ook vallen zij in het geheel niet karig, elkander bijnamen te geven; zijnde het zoo algemeen onder die lieden, dat sommig derselver hunne ware namen onbekend zijn; temeer daar zij die bijnamen reeds van hunne voorouders hebben overgeërft.” 41
In een later geschrift benoemde hij onverbloemd zijn waardeoordeel: “En dat te minder daar zij in beschaving en gemanierdheid verre achter staan aan de bewoners van andere Hollandsche steden.” 42
38 39 40 41 42
Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 335-341; zo komt in Woerden nog steeds de naam Pfaff voor. Kruse. Geboren tussen pannen en stenen: 20. Kruse. Geboren tussen pannen en stenen: 28-30, 81-82; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 5052, 123-124. Groeneijk. Beknopte beschrijving der stad Woerden: 7. O. Groeneijk. Beknopte geschiedkundige beschrijving der stad Woerden. Zierikzee 1829.
210
door de lens van de landschapsbiografie
Dit oordeel van Groeneijk, voormalig inwoner van Woerden, over de ‘beschaving en gemanierdheid’ van zijn ex-plaatsgenoten staat niet op zichzelf. De steenarbeiders genoten bij de Woerdenaren van binnen de vesting geen beste reputatie. Nog ver in de twintigste eeuw voelde een Woerdenaar uit het centrum zich niet echt op zijn gemak in de ‘Pannebakkerijen’, zeker ’s avonds niet als het er aardedonker was vanwege het ontbreken van straatverlichting.43 De Woerdense steenarbeidersgemeenschap vormde in dit opzicht geen uitzondering; ook elders in het land leefden steenarbeiders geïsoleerd van de plaatselijke bevolking die hen doorgaans als ‘dom, onontwikkeld, ruw en drankzuchtig’ bestempelde. De eigen taal van deze bevolkingsgroep, deels verklaarbaar door de invloed van immigranten, zal zeker zijn versterkt door dit isolement.44 De arbeiders gingen maar zelden de stad in. Ze hadden een eigen sociaal leven, zoals de jaarlijkse kermis. Ze leefden en vermaakten zich onder elkaar. 45 Tussen de arbeiders woonden de heren fabrikanten in hun deftige huizen op de kop van de fabrieksterreinen. De maatschappelijke verhoudingen in het Woerden van deze tijd zijn door Rob van der Laarse in zijn dissertatie gedetailleerd in kaart gebracht, maar over de dagelijkse omgang tussen de heren en hun werkvolk is niet veel bekend. De vaste arbeiders, zoals de vormers en vletters, die soms van generatie op generatie in dienst waren van dezelfde fabriek, hadden een meer persoonlijke relatie met hun patroons. Zo waren ze aanwezig bij drinkgelagen die gebruikelijk waren als er bij een patroon een kind was geboren. Aan het begin van de Pannebakkerijen, schuin tegenover herberg De Roos waar al in de zeventiende eeuw de gildebijeenkomsten plaatsvonden, hadden de fabrikanten hun eigen sociëteit, het Dorstige Hert. Verder maakten zij actief deel uit van het kerkelijk en bestuurlijk leven in Woerden; in de loop van de negentiende eeuw veroverden ze vooraanstaande posities in kerkenraad, kerkvoogdij en gemeenteraad.46
Woerden wordt kaasstad De neergang van de kleinijverheid vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw ging gepaard met de terugkeer van de agrarische marktfunctie. Door de gunstige economische conjunctuur in de landbouw werd beweiding opnieuw aantrekkelijk en de mogelijkheden hiervoor namen toe als gevolg van stoombemaling. Met name de zelfkazerij nam een grote vlucht vanwege de goede kwaliteit van boerenkaas en ook de kaashandel ontwikkelde zich sterk. In 1885 werd in Woerden, in navolging van andere steden, een kaasmarkt opgericht, die rond 1925 een van de grootste van Europa was. De werkgelegenheid in de zuivelproductie, bij toeleveringsbedrijven en in de kaashandel groeide explosief: in 1900 werkte veertig procent van de Woerdense beroepsbevolking in deze sector, in 1930 vijftig procent. Voor de steenarbeidersbe43 44 45 46
Jansen. Vanachter de oude schandpaal: 131-132; Kruse. Geboren tussen pannen en stenen: 30-33; Lijst van oude café’s, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie III. Janssen. Baksteenfabricage in Nederland: 330-335; Kruse. Geboren tussen pannen en stenen: 30-33. Interviews en verhalen, RHC Rijnstreek. Woerden/Economie I en II. Jansen. Vanachter de oude schandpaal: 128, 131-132; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 142144; Lijst van oude café’s, RHC Rijnstreek, Woerden/Economie III.
stadhouders
211
volking ontstond zo een alternatief. De economische monocultuur van de steenbakkerij werd doorbroken en daarmee ook de afhankelijkheid van de arbeiders. Deze ontwikkeling veroorzaakte zelfs een tekort aan steenarbeiders rond 1900, wat resulteerde in aanzienlijke loonstijgingen in de Woerdense klei-industrie.
De twintigste eeuw: ruimtelijke transformatie en continuïteit Ruimtelijke transformaties en continuïteit De ruimtelijke gevolgen van deze economische en maatschappelijke veranderingen bleven niet uit. Het zwaartepunt van de economische activiteit in Woerden verschoof aanvankelijk van de periferie naar het centrum, waar de kaasmarkt plaatshad en waar, na het slechten van de vestingwerken eind negentiende eeuw, ruimte ontstond voor de bouw van tientallen kaaspakhuizen. De Oude Rijn bleef belangrijk als vaarwater, ook voor deze nieuwe bedrijvigheid. In de eerste decennia van de twintigste eeuw vestigden zich graanmaalderijen en andere aan de agrarische sector verwante bedrijven op voormalige steenplaatsen langs de rivier: aan de Pannebakkerijen, later Leidsestraatweg, en aan de zuidzijde van de Oude Rijn aan de Hoge Rijndijk.47 De oude Pannebakkerijen en Steenkuilen, eeuwenlang bepaald door de kleinijverheid, veranderden ingrijpend van functie en aanzicht (afbeelding 9). De steenovens en andere gebouwen op de steenplaatsen maakten plaats voor nieuwe bedrijfsgebouwen en woningen. De steegjes met arbeiderswoningen overleefden weliswaar de eerste sloopgolven, maar werden in de jaren vijftig en zestig niet meer bewoonbaar geacht. Nu resteren nog slechts enkele van deze woonblokjes. Ook een paar fabrikantenvilla’s uit de negentiende en twintigste eeuw zijn bewaard gebleven. Stap voor stap veranderde de karakteristieke infrastructuur van het gebied: de vletsloten werden gedempt en de karakteristieke boogbruggetjes op de Leidsestraatweg en de Rijnkade gesloopt. Nieuwe woonstraten werden aangelegd op de oude fabrieksterreinen. Tegen het einde van de vorige eeuw was een groot deel van de aan de agrarische sector gerelateerde bedrijvigheid alweer uit de stad verdwenen: de graanmaalderijen, silo’s en kaaspakhuizen werden gesloopt of kregen andere bestemmingen.48 Aan de zuidkant van de Oude Rijn verrees in de jaren twintig op de afgevlette kleilanden van de Steenkuilen de eerste geplande stadsuitbreiding van Woerden, een wijk met keurige middenstandswoningen. De restanten van de steenplaatsen achter de huizenrij aan de Rijndijk, het voormalige jaagpad, maakten plaats voor een plan van architectenbureau Kok, Verhagen en Granpré Molière. Het was deze stadsuitbreiding die uiteindelijk het isolement van de oude voorstad van Woerden doorbrak, in ruimtelijk maar misschien ook wel in mentaal opzicht.49 47 48 49
Van Es. Woerden in bedrijf: 48-59; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 39, 240; Herour en Herour. Ekonomische aktiviteit en ruimtegebruik: 33-35, 48, 88. O.m. gebaseerd op: Reconstructie locaties steen- en pannenbakkerijen. RHC Rijnstreek. Woerden/ Economie I en II; Van Es. Woerden in bedrijf: 54-59; Van Es en Van Ginkel. Woerden, geschiedenis en architectuur: 89-93; Van der Laarse. Bevoogding en bevinding: 39-41. Van Es. Woerden in bedrijf: 46; Van Es en Van Ginkel. Woerden, geschiedenis en architectuur: 40; Herour en Herour. Ekonomische aktiviteit en ruimtegebruik: 71.
212
door de lens van de landschapsbiografie
De Woerdense Dakpannen en Steenfabriek, de Wodast, in de dertiger jaren geheel gemoderniseerd, werd in 1953 door een grote brand in de as gelegd. Het nieuwe fabriekscomplex dat toen werd gebouwd, is nog steeds in bedrijf. Rond het terrein staan de nog overgebleven blokjes arbeiderswoningen, onder andere in het straatje dat sinds 1971 (weer) Pannebakkerijen heet. Toen na de Tweede Wereldoorlog ook in de waalsteenfabriek van Hendricks op de landen van Bulwijck het vuur doofde, veranderde dit gebied in een bedrijventerrein. Een laatste rijtje steenarbeiderswoningen werd nog tot midden jaren zeventig bewoond. Inmiddels heeft het oostelijk deel van dit bedrijventerrein een nieuwe ingrijpende transformatie ondergaan. Op deze inbreidingslocatie is de eerste fase van het woningbouwplan ‘De heeren van Woerden’ gerealiseerd, dat qua beeld refereert aan oude Woerdense herenhuizen en aan de kaaspakhuizen langs de Oude Rijn.50 Verder in westelijke richting bevindt zich tussen het Jaagpad en de Hoge Rijndijk het enorme maalderij- en silocomplex van Arie Blok BV. Dit bedrijf, voortgekomen uit een winkeltje in de oude Pannebakkerijen, is hier sinds 1935 gevestigd. De loswal aan de Oude Rijn heeft er nog steeds een belangrijke rol in de aan- en afvoer.51 Nog verderop langs het Jaagpad, in de voormalige gemeente Barwoutswaarder, lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Daar is in de loop van de twintigste eeuw weinig veranderd - nog steeds staan daar langs de rivier vele van de oude huisjes waarin de schippers en vletters woonden, afgewisseld door woningen met werkplaatsen
50 51
Gemeente Woerden. Stedenbouwkundig plan inbreidingslocatie Heeren van Woerden. Van Es. Woerden in bedrijf: 57-59.
stadhouders
213
waarin ambachten werden uitgeoefend, een groot contrast met de overzijde van de straat waar het grootschalige bedrijventerrein Barwoutswaarder ligt. Ondanks alle ruimtelijke transformaties sinds de veertiende eeuw bleef de Oude Rijn in dit deel van Woerden een constante factor. Dat is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt, want in de binnenstad werd de rivier in 1961 gedempt om hygiënische redenen en vanwege verkeersplannen die uiteindelijk niet werden gerealiseerd. Het belang van de rivier voor de net buiten het centrum aan de oevers gevestigde bedrijven, heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat de demping zich beperkte tot de oude vestingstad. Het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ vormt een nieuwe dimensie in de lange geschiedenis van de Oude Rijn.. Dat geldt niet alleen voor de binnenstad, waar sinds de jaren tachtig de discussie over het terugbrengen van de rivier woedt, maar ook voor de projectontwikkeling op de vroegere steenbakkerij-gronden, aan de zuidzijde van de rivier. In de marketing van het bouwplan ‘De heeren van Woerden’ is het uitzicht op de Oude Rijn met het naastgelegen jaagpad een belangrijk ‘selling point’ gebleken.52
Vergeten klei-verleden? Woerdenaren die de nadagen van de traditionele steenbakkerij aan den lijve hebben ondervonden, zijn er nauwelijks meer. In de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn verhalen van enkele voormalige steenarbeiders opgetekend. Samen met een paar fotoalbums in bezit van het Regionaal Historisch Centrum, zijn dit voor Woerden zeldzame getuigenissen van het leven en werken op de oude steenplaatsen. Dat van de grote, logge steen- en panovens weinig resteert is verklaarbaar, gezien de ligging zo dicht tegen het stadscentrum in een tijdperk met zoveel ruimtelijke dynamiek. Voor hergebruik waren ze immers niet erg geschikt en de ruimte, zo dicht bij het centrum, was nodig voor andere functies. Ook het verdwijnen van de met de steenbakkerij verbonden oude infrastructuur of van de kleine, armelijke arbeidershuisjes verwondert niet. Maar er lijkt meer aan de hand dan ruimtelijk pragmatisme. Een ingezonden brief aan de Stichtse Post uit 1923 van voormalig steenfabrikant Hendricks duidt op het wíllen vergeten van een verleden dat voor een deel van de Woerdense bevolking geen aangename herinneringen opriep: “Dat er bewoners van Woerden zijn, die zich min of meer gekleineerd gevoelen omdat ze in de Pannebakkerijen wonen en daarom als adres opgeven Leidsche straatweg no. zooveel, zie dat komt mij nu al te kleinsteedsch voor. De Amsterdammers zijn trotsch op hun Kalverstraat, niet minder dan de Parijzenaars op hun Pannebakkerijen (Tuileries) en de bewoners van ons stedeke Woerden zouden zich voor dien naam schamen?”
52
www.deheerenvanwoerden.nl, 2007/8.
214
door de lens van de landschapsbiografie
Waarom ik thans juist de aandacht op een en ander kom vestigen? Omdat er, binnen niet al te lange tijd, zal gedacht moeten worden aan namen voor straten, die op of in de veelbesproken Steenkuilen zijn ontworpen.” 53
Hendricks kon zich als voormalig fabrikant misschien niet echt in de gevoelens van het gewone werkvolk inleven, maar lijkt toch de spijker op zijn kop te slaan. In de nieuwe woonwijk kreeg een van de straten aanvankelijk de naam Steenkuilen. Na uitvoerige discussie besloot de gemeenteraad echter in 1937 om die straatnaam te wijzigen in Prinsenlaan. In 1932 werd de ook de straatnaam Pannebakkerijen veranderd in Leidsestraatweg. De korte periode van belangstelling voor de steenbakkerijhistorie in de jaren zeventig leidde tot enig eerherstel voor de oude straatnaam, toen deze werd toegekend aan een klein straatje overgebleven arbeiderswoningen bij de oude Wodast pannenfabriek, nu Lafarge.54 Dit complex, waar nog volop dakpannen worden geproduceerd, belichaamt het kleiverleden natuurlijk het meest direct. Continuïteit ging hier overigens gepaard met ingrijpende ruimtelijke veranderingen en bleek in de praktijk bepaald geen garantie voor het voortbestaan van historisch erfgoed op het terrein: nog niet lang geleden werden de voormalige fabrikantenvilla en een oude vormloods gesloopt. De schoorsteen uit 1928 ontkwam enkel door actief ingrijpen van de gemeente aan sloop en heeft nu de status van rijksmonument. 53 54
Verzamelde artikelen C.J. Hendricks: Stichtse Post 1923, RHC Rijnstreek. Woerden/Economie I en II. Alkemade en Peters. De straatnamen van Woerden:79. 96.
stadhouders
215
Historische relicten die rechtstreeks verwijzen naar het steenbakkerijverleden zijn verder schaars. Zo is in de gevel van een voormalige zadelmakerij aan de Leidsestraatweg een kleine zeventiende-eeuwse plaquette ingemetseld met daarop twee steenarbeiders.55 Langs de Tournoysstraat loopt een smal slootje, het restant van de vroegere vletsloot. Ook bestaat het jaagpad aan de zuidkant van de Oude Rijn nog, met de aanliggende kleine woningen waar de schippers en vletters woonden. En in de nabije omgeving van Lafarge staan nog wat blokjes arbeiderswoningen die de naoorlogse sloopgolf hebben overleefd. Enkele fabrikantenwoningen hebben de tand des tijds doorstaan. Een van de weinige uitingen van bewuste herinnering staat wat weggestopt onderaan de Kwakelbrug: een in 1978 geplaatste bronzen beeldengroep die een steenvormer met zijn jonge hulpje voorstelt (afbeelding 10).
Epiloog Of de toekomst Woerden een rijker geschakeerde herinneringscultuur zal brengen laat zich niet voorspellen. De herontwikkeling tot woningbouwlocatie van het bedrijventerrein tegenover Lafarge toont dat referenties aan kaaspakhuizen en herenhuizen momenteel meer aanspreken dan dat de steenbakkerij als thema inspireert. De namen van de nieuwe bouwblokken - De Graaf, De Hertog, De Landheer en De Markies - staan ver af van de modderige arbeid die hier eeuwenlang werd verricht. Het uitzicht op het fabrieksterrein van Lafarge aan de overkant van de Oude Rijn past kennelijk niet bij de beoogde ruimtelijke kwaliteit en wordt aan het oog van de nieuwe bewoners onttrokken door een verticale tuin, zodat er aan de overzijde van de rivier een natuurlijke afscheiding komt.56 De omgeving van de Leidsestraatweg zal vroeg of laat worden onderworpen aan herstructurering. De ruimtelijke druk is groot en het is de vraag hoe lang dakpannenfabriek Lafarge nog op zijn huidige locatie uit de voeten kan. De in 2009 vastgestelde gemeentelijke structuurvisie doet voor het gebied geen duidelijke uitspraken anders dan dat in de toekomst herstructurering aan de orde zal zijn. Een testcase kan dus zomaar ontstaan. De structuurvisie besteedt aandacht aan cultuurhistorische waarden, maar het steenbakkerijverleden wordt niet expliciet genoemd.57 Deze biografie van de Steenkuilen en Pannenbakkerijen laat zien hoe een industrielandschap zich gedurende een lange periode heeft ontwikkeld, soms door geleidelijke groei en verandering, soms door bruuske transformaties. Dit gevarieerde stukje Woerden heeft kwaliteiten die verder gaan dan de rommeligheid die het op het eerste gezicht kenmerkt. Ze brengen de goede verstaander in contact met een boeiend, gelaagd verleden dat meer aandacht en erkenning verdient dan het tot nu toe heeft gekregen. 55 56 57
De plaquette is afkomstig uit de steenfabriek het Misverstand in Barwoutswaarder; onbekend is hoe deze aan de Leidsestraatweg is terechtgekomen. www.heerenvanwoerden.nl. Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030. Respect voor historie, ruimte voor groei. Woerden 2009. 40-41, 85.
216
door de lens van de landschapsbiografie
Auteursbeschrijving Karin Stadhouders (1960) behaalde in 1989 haar doctoraal Mediëvistiek aan de Universiteit Utrecht en in 2008 de Master Erfgoed van stad en land aan de Vrije Universiteit. In 2010 publiceerde zij het op haar masterscriptie gebaseerde boek Steenfabrieken. Beelden van een veranderend landschap. Momenteel werkt zij als adviseur openbaar bestuur en als cultuurhistoricus.
Literatuur Alkemade, W.R.C., L.C.M. Peters. De straatnamen van Woerden. Woerden 1996. Beijer, D. Wat Woerden was, wat Woerden is, wat Woerden biedt!. Woerden 1935. Blijdenstijn, R. Tastbare tijd. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Utrecht 2005. Brombacher, A.A.,W. Hoogendoorn. Aardkundige waarden in de provincie Utrecht. 2e herz. druk. Utrecht 2000. Dekker C., P.H. Maarschalkerweerd, J.M. van Winter. Geschiedenis van de provincie Utrecht, 3 dln. Utrecht 1997. Doorn, Z. van. Over de baksteenindustrie en het kleivletten in de Rijnstreek en de invloed daarvan op het landbouwkundig grondgebruik. 1960, z.p. Doorn, Z. van. ‘De geschiedenis van het aftichelen van kleiland langs de oude Rijn en de invloed op de landbouw en het landschap.’ In: Landbouwkundig Tijdschrift, 76/4 (1964); 140-148. Es, J. van. Woerden in bedrijf . Alphen a/d Rijn 1990. Es, J. van, S. van Ginkel. Woerden, geschiedenis en architectuur. Utrecht 2002. Groeneijk, O. Beknopte beschrijving der stad Woerden door Olivier Groeneijk. Zierikzee 1818. Groeneijk, O. Beknopte geschiedkundige beschrijving der stad Woerden Zierikzee 1829. Haartsen, A. Het land van Woerden. Woerden, 2003. Helvoort, C.J.A. van. De Oude Rijn als vaarwater, Woerden 1917. Hendricks, C.J. ‘Een beknopte kroniek van Bulwijck’. In: Verzamelde artikelen: 71-85. Herour, K., P. Herour. Ekonomische aktiviteit en ruimtegebruik. Een onderzoek naar enkele hoofdvormen van ekonomische aktiviteit in relatie tot de stedelijke ruimte in Woerden in de periode 1965-1930. Dissertatie Universiteit van Amsterdam 1984. Hidding M., J. Kolen, Th. Spek. ‘De biografie van het landschap. Ontwerp voor een interen multidisciplinaire benadering van de landschapsgeschiedenis en het cultuurhistorisch erfgoed.’ In: J.H.F. Bloemers, M.H Wijnen en R. During (red.). Bodemarchief in behoud en ontwikkeling; de conceptuele grondslagen. Den Haag 2001: 7-109. Hollestelle, J. De Steenbakkerij in de Nederlanden tot omstreeks 1560. Dissertatie Rijksuniversiteit Utrecht. Herdr. Arnhem 1976. Jansen, J. Vanachter de oude schandpaal. Woerden 1969.
stadhouders
217
Janssen, G.B. Baksteenfabricage in Nederland 1850-1920. Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen. Zutphen 1987. Kolen, J.C.A. De biografie van het landschap. Drie essays over landschap, geschiedenis en erfgoed. Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam 2005. Kruse, E. Geboren tussen pannen en stenen. Een demografische studie naar arbeiders in pan- en steenindustrie in Woerden. Dissertatie Rijksuniversiteit Leiden 1997. Laarse, R. van der, Bevoogding en bevinding. Heren en kerkvolk in een Hollandse provinciestad. Woerden 1780-1930. Dissertatie Vrije Universiteit. Amsterdam 1989. Plomp, N. Woerden 600 jaar stad. Woerden 1972. Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030. Respect voor historie, ruimte voor groei. Gemeente Woerden. Woerden 2009.
Overige bronnen Gemeente Woerden t t
stedenbouwkundig plan inbreidingslocatie Heeren van Woerden (Hoge Rijndijk) stedenbouwkundige visie locatie pakhuis Leidsestraatweg (nabij Wodast)
Regionaal Historisch Centrum Oude Rijnstreek en Lopikerwaard (RHCRijnstreek), voorheen Groene Hart Archieven t t
Diverse kaarten en afbeeldingen Woerden/economie I en II: -
t t
Verzamelde artikelen C.J. Hendricks (typoscripten) Brief M.C. Hendricks (zoon C.J. Hendricks) dd. 18-01-1989 Artikel Handelsbelangen dd. 06-04-1921 Artikel Het Weekblad dd.03-11-1928 Artikel Woerdense Courant dd. 18-11-1976 Artikel Rijn en Gouwe dd.12-06-1986 Artikel Utrechts nieuwsblad dd.19-02-1988 Interviews en verhalen voormalig steen- en pannenbakkers (opgetekend 1970-1980) Reconstructie locaties steen- en pannenbakkerijen (Van Staveren) Woerden/economie III: Lijst van oude café’s en uitspanningen rond 1900 (opgetekend uit herinnering Van Spanje, Woerden) Fotoalbum met uitgebreide onderschriften betreffende steenfabriek Bulwijck en steenbakkerij, door oud-steenarbeider Kees Mooij (foto’s 1920-1930)
Internet
www.heerenvanwoerden.nl www.rhcrijnstreek.nl
218
door de lens van de landschapsbiografie