Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht Bouwfysica en Akoestiek [concept]
Muziekpaleis Utrecht Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Utrecht februari 2006
Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht Bouwfysica en Akoestiek
Muziekpaleis Utrecht dossier : registratienummer : W7281.01.200.R03 versie : 1 Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Utrecht februari 2006
© DHV Groep Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV Groep, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem voor beleidsvorming en besturing van de DHV Groep is gecertificeerd volgens ISO 9001.
DHV Groep
INHOUD
BLAD
1
INLEIDING
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7
PROGRAMMA VAN EISEN EN REGELGEVING Akoestische aspecten Achtergrondgeluidniveau Zaalakoestische parameters Geluidwering Bouwfysische aspecten Daglichttoetreding Thermische isolatie Energieprestatie Wering van vocht van binnen Luchtdoorlatendheid Ventilatie Windhinder
5 5 5 6 8 11 11 12 12 13 13 13 15
3 3.1 3.1.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
DE SYMFONIEBIOTOOP Akoestische aspecten Uitgangspunten en criteria Bouwfysische aspecten Energieprestatie Thermische isolatie Bescherming tegen vocht Luchtdoorlatendheid
15 15 15 15 15 16 16 17
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3
DE KAMERMUZIEKBIOTOOP Akoestische aspecten Uitgangspunten en criteria Ruimteakoestiek Geluidwering
17 17 17 18 20
Bouwfysische aspecten Daglicht Thermische isolatie Bescherming tegen vocht
22 22 22 22
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.2 5.2.1
DE JAZZ BIOTOOP Akoestische aspecten Uitgangspunten en criteria Ruimteakoestiek Geluidwering Bouwfysische aspecten Thermische isolatie
22 22 23 23 24 26 26
6 6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3
DE CROSSOVERBIOTOOP Akoestische aspecten Uitgangspunten en criteria Ruimteakoestiek Geluidwering Bouwfysische aspecten Daglicht Energiegebruik Bescherming tegen vocht
26 26 26 27 28 29 29 29 29
7 7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3
DE POPBIOTOOP Akoestische aspecten Uitgangspunten en criteria Ruimteakoestiek Geluidwering Bouwfysische aspecten Daglicht Energiegebruik Bescherming tegen vocht
29 30 30 30 31 33 33 33 33
8 8.1
PUBLIEKSRUIMTEN Akoestische aspecten
34 34
4
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3
10 februari 2006, versie 1
-2-
DHV Groep
8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.2.4 8.2.5 8.2.6 8.2.7
Bouwfysische aspecten Daglicht Thermische isolatie Energiegebruik Luchtdoorlatendheid Ventilatie Bescherming tegen vocht Windhinder
34 34 34 35 35 36 36 36
9 9.1 9.2
GELUIDEMISSIE Situering van het gebouw Geluidemissie berekeningen
36 37 38
10
COLOFON
42
11
UITVOERINGSVOORWAARDEN
44
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
-3-
DHV Groep
1
INLEIDING Het definitief ontwerp voor het Muziekpaleis Utrecht is een nadere uitwerking van het Voorlopig Ontwerp van 29 april 2005. Specifiek voor het ontwerp is nog steeds de combinatie van muzikale functies. Dit betreft klassieke muziek, jazz, pop en alle voorkomende tussenvormen. Naast deze muziekfuncties krijgt het gebouw ook een congresfunctie. De identiteit van de verschillende muziekfuncties is bewaakt door elke functie te behandelen als een eigen biotoop. De kern van zo’n biotoop is de zaal, afgestemd op de specifieke muzikale functie. Zo onderscheiden we de symfoniebiotoop met de bestaande grote zaal van het Muziekcentrum Vredenburg als kern, de kamermuziekbiotoop, de jazzbiotoop, de popbiotoop en de cross-overbiotoop. Voor de laatste 4 biotopen wordt een nieuwe zaal ontworpen. De publieksruimten verbinden de biotopen, evenals een technische en logistiek kern. De DO fase heeft zich gekenmerkt door een verder optimalisatie van het VO. Dit betrof zowel de logistieke functies als de zalen zelf. Niet alles is volledig uitgekristalliseerd, zowel vanuit de gebruikers als ontwerpers blijven kleine wijzigingen komen. In die zin zal het bijslijpen van het ontwerp blijven doorgaan. De essentie van dit DO-rapport is het vastleggen en beschrijven van de akoestische en bouwfysische kwaliteit en het aanleveren van de contouren voor het bewaken ervan in de verder procesgang om te komen tot de nieuwbouw. De akoestische en bouwfysische uitwerking is afgestemd op de volgende bescheiden: • Tekeningen Architectuurstudio Herman Hertzberger , werknummer , dd 31-01-2006 • Tekeningen Jo Coenen & Co , werknummer , dd 31-01-2006 • Tekeningen Thijs Asselbergs Architectuurcentrale , werknummer , dd 01-02-2006 • Tekeningen NL architects , werknummer , dd 31-01-2006 • DO constructies van Ingenieursbureau Zonneveld b.v Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
• • •
DO technische installaties Ingenieursburo Linssen b.v. DO Theatertechniek van Team Projects DO brandveiligheid van adviesbureau Peutz & associes b.v.
Belangrijke voorwaarde voor het akoestisch functioneren van het muziekpaleis bl jft de akoestische kwaliteit van de zalen. Gezien het specifieke gebruik is getracht voor elke zaal de optimale akoestiek te ontwerpen. Daarnaast was het van belang dat, vanwege het gelijktijdig programmeren, de zalen geen belemmeringen mogen ondervinden met betrekking tot de exploitatie als gevolg van te hanteren grenswaarden in het kader van de wet Milieubeheer, alsook vanwege mogelijke akoestische verstoring onderling. De biotopen zijn ontworpen en uitgewerkt door verschillende architecten. De afstemming en coördinatie is geschied door Architectuurstudio Herman Hertzberger. Architectuurstudio Herman Hertzberger is verantwoordelijk voor de symfonie biotoop en de kamermuziekbiotoop, De Jazz biotoop is ontworpen door De Architectuurcentrale, waar NL architects tekent voor de Cross-over biotoop. Jo Coenen & Co heeft de Popbiotoop voor haar rekening genomen. Het onderbrengen van de biotopen in één gebouw heeft verregaande bouwkundige consequenties in verband met het kunnen beheersen van de trillingsenergie en daarmee de lage tonen overdracht. Door het nauwkeurig afstemmen van de architectonische, constructieve en akoestische aspecten zijn de voorwaarden aangeleverd die het onderliggende plan haalbaar maken. Dit impliceert wel dat de in dit rapport beschreven voorwaarden nauwgezet opgevolgd moeten worden. Ook het voldoen aan de bouwfysische eisen is een blijvend punt van aandacht. Momenteel is het ontwerp zodanig ver ontw kkeld dat de aanvraag bouwvergunning kan worden opgestart.
10 februari 2006, versie 1
-4-
DHV Groep
2
PROGRAMMA VAN EISEN EN REGELGEVING Het oorspronkelijke programma van eisen is opgesteld door Twynstra Gudde Management Consultants: Muziekpaleis Utrecht, Ruimtelijke en functioneel Programma van eisen, 3 november 2003. Dit is nader uitgewerkt in een Technisch Programma van Eisen dd 11 januari 2005 door Draaijer & Partners. Een nota van wijzigingen op dit TPvE dateert van 18 februari 2005. In hoofdstuk 4 van dit TPvE zijn de bouwfysische eisen verwoord. Dit TPvE is als basis genomen voor het na te streven kwaliteitsniveau doch is nader gekwantificeerd in ons VO rapport. Daarnaast dient het gebouw tevens te voldoen aan de bouwregelgeving conform het Bouwbesluit 2003. Hierin zijn grenswaarden opgenomen waaraan in het kader van de bouwvergunning minimaal moet zijn voldaan. De grenswaarden zijn hierbij afhankel jk van de gebruiksfunctie van het gebouw (kantoor-, bijeenkomstfunctie etc.) en/of de bezettingsgraadklasse In de loop van het proces hebben mogelijk kleine modificaties plaatsgevonden onder meer als gevolg van overleg met de gebruikers en opdrachtgevers. In deze paragraaf wordt de laatste stand van zaken met betrekking tot de gehanteerde uitgangspunten vastgelegd. Het hier gedefinieerde kwaliteitsniveau is de basis voor de besteksuitwerking.
2.1
Akoestische aspecten
2.1.1
Achtergrondgeluidniveau Eén van de parameters die het akoestisch klimaat van een ruimte of een gebouw bepalen, is het heersende achtergrondgeluidniveau in die ruimte.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
Dit niveau wordt veroorzaakt door onder andere het geluid tengevolge van de technische installaties (ventilatie / verwarmingssystemen, opgestelde apparatuur), het geluid dat afkomstig is van buiten (bijvoorbeeld verkeerslawaai) of de geluiden die doordringen vanuit de andere ruimten binnen het gebouw. Om de benodigde akoestische kwaliteit te waarborgen dient het achtergrondgeluidniveau in de diverse ruimten voldoende laag te zijn. Belangrijk is dat gedurende stille passages t jdens een voorstelling ( muziek of spraak) dergelijke geluiden niet hinderlijk waarneembaar zijn. De aan te houden akoestische criteria verschillen per biotoop. Het achtergrondniveau in een concertzaal en kamermuziekzaal moet beduidend lager zijn dan bijvoorbeeld in een Popzaal. Dit hangt onder andere samen met stille passages tijdens een concert. Voorts geldt dat het de bron (signaal) altijd voldoende boven het heersende achtergrondniveau (ruis) moet uitkomen voor een goede waarneming. In akoestische termen: de signaal- ruis verhouding moet voldoende zijn. Over het algemeen geldt dat waar sprake is natuurl jke onversterkte spraak en muziek de activiteit gevoeliger is voor het maximaal toelaatbaar achtergrondniveau. Het maximum toelaatbaar achtergrondgeluidniveau wordt zowel in dB(A) als in een NR-waarde aangegeven. In het algemeen zal de dB(A)-waarde bepalend z jn voor breedbandige stoorsignalen, terwijl de NR-waarde bepalend zal zijn voor stoorsignalen welke zich in een beperkt frequentiegebied voordoen. Dit geldt met name voor geluidproducerende componenten van technische installaties. Grofweg komt een criterium uitgedrukt in dB(A) overeen met een NR waarde die 5 dB lager ligt. Dus 20 dB(A) correspondeert grofweg met NR 15. Om het criterium voor het achtergrond niveau te kunnen garanderen moet het geluidniveau van technische installaties hier bij voorkeur 5 dB onder blijven. Dit impliceert dat een criterium van 20 dB(A), ofwel NR 15, als gevolg heeft dat het geluid van de technische installaties bij voorkeur niet meer mag bedragen dan 15 dB(A) of NR 10.
10 februari 2006, versie 1
-5-
DHV Groep
•
Voor een goede muziekbeleving is het van belang dat de toehoorder als het ware omspoeld wordt met geluid. De grootheid is in feite een mate voor de ruimtelijkheid en wordt bepaald door de hoeveelheid en sterkte van zijdelingse reflecties. De ruimtelijkheid wordt beschreven middels de Laterale Energie Fractie (LEF). De grootheid is met name van belang voor concertzalen bedoeld voor symfonische muziek. Een streefwaarde voor de LEF is > 0,2.
T=
1 V * 6 A
met A = Σ(Sn*αn), S=oppervlak en α = absorptiecoëfficiënt • T-30, de nagalmt jd wordt bepaald na berekening van het galmveld, waarbij wordt gekeken naar een afname van de geluidsterkte van 30 dB, tussen –5 en –35 dB. • T-15, idem als T-30, maar dan met een afname van 15 dB tussen –5 en –20 dB • De Early Decay Time (EDT), de tijd voor een afname in geluidssterkte van 10 dB. • De Deutlichkeit (D-50), de energieverhouding vroeg laat in een zaal, berekend in het tijdvenster 50 ms na het directe geluid.
Geluidverdeling Een goede geluidverdeling is eveneens van belang voor de kwaliteit van de zaal. Het streven is er op gericht de kwaliteitsbepalende zaalakoestische parameters over het hele publieksvlak zo gelijk mogel jk te krijgen. Dit geldt zowel voor natuurlijke spraak of muziek als voor geluid dat via luidsprekers naar het publiek wordt overgedragen. Sterke concentraties van geluid moeten worden voorkomen In het kader van het ontwerp zijn de nieuwe zalen omgezet in een geometrisch model waarmee in een eerste benadering de haalbaarheid van de ideeën getoetst zijn en vervolgens geoptimaliseerd. Hiertoe is gebruik gemaakt van het simulatieprogramma CATT-Acoustic. Dit programma is een zaalakoestisch rekenmodel dat is ontwikkeld door Bengt-Inge Dalenbäck en wordt uitgebracht en onderhouden door de firma CATT (Computer Aided Theatre Technique). B j deze en vergelijkbare zaalakoestische rekenmodellen worden met behulp van 3-D modellen echogrammen berekend met behulp van ray-tracing, raytracking en vergelijkbare technieken. Het is daarbij zaak de 3-D modellen zo nauwkeurig mogelijk te maken. De begrenzingvlakken worden akoestisch beschreven door er per octaafband de geluidabsorberende en geluidverstrooiende eigenschappen aan toe te kennen. Aan de hand van de berekende echogrammen kunnen de zaalakoestische grootheden afgeleid worden en vergeleken met de uitgangspunten.
De nagalmtijd (SabT), deze wordt als enige berekend aan de hand van de standaardformule:
• 2.1.3
Speech Transmission Index (STI).
Geluidwering inwendige scheidingsconstructies De geluidwering tussen ruimten hangt af van enerzijds het geluid dat in de ene ruimte wordt geproduceerd en de geluidgevoeligheid of effect van stoorlawaai op activiteiten in de andere ruimte. Zowel geluidproductie als geluidgevoeligheid worden veelal in één getal uitgedrukt. Het ligt dan ook voor de hand ook voor de geluidwering een eengetalsgrootheid te hanteren.
Min of meer standaardparameters die met het programma berekend worden zijn: Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
-8-
DHV Groep
Omdat in dit bouwplan de bestaande bouw met de nieuwbouw wordt geïntegreerd is het niet mogelijk voor het gehele plan een epnberekening te maken. Het maken van een dergelijke berekening zou namelijk betekenen dat de niet-geïsoleerde dan wel beperkt thermisch geïsoleerde constructies van de te handhaven bebouwing in dat geval gecompenseerd zouden moeten worden door de uitwendige scheidingsconstructies in de nieuwbouw dan wel thermisch verbeterd zouden moeten worden. Beide situaties z jn niet gewenst. Omdat conform het Bouwbesluit geldt dat geen eisen aan de energieprestatie worden gesteld voor een bouwwerk dat gedeeltel jk wordt vernieuwd of wordt verbouwd, is dit ook niet noodzakelijk. Wel is het gewenst dat het warmteverlies van de nieuwbouw wordt beperkt en een energiezuinig gebouw wordt gebouwd. Wij willen dan ook voorstellen om alleen een epn-berekening op te stellen voor de nieuwbouw, waarbij de aangrenzende constructies van de bestaande bouw worden meegenomen als ‘aangrenzend (on)verwarmde ruimten’. Indien alleen de installaties van de nieuwbouw worden meegenomen in de berekening mag verwacht worden dat aan de eisen kan worden voldaan.
2.2.4
Wering van vocht van binnen Om de kans op allergenen (zoals schimmelvorming etc), als gevolg van koude constructies in combinatie met een hoge relatieve vochtigheid, te beperken stelt het Bouwbesluit 2003 grenswaarden aan de binnenoppervlaktetemperatuurfactor (f). Voor een bijeenkomst- of kantoorfunctie in een gebouw geldt hiervoor een grenswaarde van minimaal 0,5. Deze waarde dient vastgesteld te worden overeenkomstig de rekenmethode in de norm NEN 2778.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
2.2.5
Luchtdoorlatendheid Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige luchtdoorlatendheid dat het warmteverlies als gevolg van tocht wordt beperkt. Hiertoe dient de volgens NEN 2686 te bepalen luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van alle gebruiksfuncties niet meer te bedragen dan 0,2 m³/s. Voor bestaande bouw kan hiervoor ontheffing worden verleend door B&W, mits het bestaande gebouw niet geheel vernieuwd wordt.
2.2.6
Ventilatie Volgens het Bouwbesluit 2003 dient een nieuw te bouwen bouwwerk een zodanige voorziening voor luchtverversing van een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte te hebben dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht voldoende wordt beperkt. Voor zover voor de betreffende gebruiksfuncties in tabel 3.46.1 en tabel 3.46.2 van het Bouwbesluit 2003 voorschriften zijn aangewezen, dient de voorziening voor luchtverversing een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste de grenswaarde, als aangegeven in tabel 3.46.1 te bezitten. Voor de in dit bouwplan aanwezige gebruiksfuncties zijn in tabel 8a en 8b de grenswaarden vermeld.
10 februari 2006, versie 1
- 13 -
DHV Groep
2.2.7
Windhinder
3.1
Akoestische aspecten
Windhinder rondom het Muziekpaleis, als gevolg van de nieuwbouw, zal zoveel mogel jk beperkt moeten blijven om met zijn functie als wandelgebied met terrassen aangenaam te zijn om er te verblijven.
3.1.1
Uitgangspunten en criteria De symfoniezaal zal optimaal geoutilleerd moeten z jn voor symfonische muziek. De bestaande symfoniezaal is ontworpen op een maximaal toelaatbaar achtergrondniveau van NR 20, wat correspondeert met 25 dB(A). Een dergelijk criterium wijst erop dat destijds het maken van geluidsopnamen geen zwaarwegend argument is geweest. Overwogen wordt ook een orgel in de zaal aan te brengen. De zaal moet ook geschikt blijven voor popmuziek etc. Aangezien de installatie van de zaal wordt herzien stellen wij voor het criterium voor het achtergrondniveau met 5 dB aan te scherpen, dat wil zeggen 20 dB(A) of NR 15.
De kans op een verslechtering van het windklimaat als gevolg van de nieuwbouw is vast te stellen op basis van de ontwerpnorm NEN 8100:2005 “Windhinder en windgevaar in de bebouwde omgeving”. Deze norm geeft een aantal toetsingscriteria middels een beslismodel op basis waarvan de kans op een verslechtering van het windklimaat vastgesteld kan worden.
3
DE SYMFONIEBIOTOOP De bestaande grote zaal blijft gehandhaafd met behoud van de zo eigen akoestische kwaliteit van de zaal. Wel wordt door een simpele ingreep het zitcomfort verbeterd. Een punt van studie is het vervullen van een lang lopende wens voor een concertorgel in de zaal. Deze ingreep mag evenwel geen inbreuk maken op de akoestiek van de zaal. Van belang is verder dat het toevoegen van de nieuwe biotopen niet mag leiden tot akoestische overlast in de grote zaal. Een zeer goede geluidisolatie en voorkomen van trillingsoverdracht is dan ook uitgangspunt voor het hele concept.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
3.2
Bouwfysische aspecten
3.2.1
Energieprestatie Deze biotoop maakt onderdeel uit van de bestaande bouw. Voor een bestaand gebouw waarin slechts geringe aanpassingen worden gedaan worden geen eisen gesteld aan de energiezuinigheid. Op het dak(terras) aan de zuid-oostzijde van de bestaande symfoniebiotoop wordt op nivo 2/3 van het gebouw een VIP-ruimte gerealiseerd. De gevel wordt in glas opgebouwd. Voor de uitbreiding is geen energieprestatie vereist (zie ook boven). De nieuw aan te brengen constructies (gevel en dak) dienen echter wel te voldoen aan de minimum-eis van de warmteweerstand voor nieuwbouw, te weten Rc ≥ 2,5 m2K/W, danwel U ≤ 4,2 W/m2K voor de beglazing.
10 februari 2006, versie 1
- 15 -
DHV Groep
3.2.2
Thermische isolatie In de huidige situatie zijn de uitwendige scheidingsconstructies als volgt opgebouwd: de vloeren (d=170/180mm) zijn in werk gestorte ongeïsoleerde betonvloeren op palenfundering. het dak van de grote zaal is opgebouwd met Durisol Mevriet elementen (d=220mm) met daarop een dampremmende laag, 30mm kurk en dakbedekking. de overige daken bestaan uit 50mm foamglas met dakbedekking. de niet doorzichtige delen van de gevels zijn opgebouwd als ongeïsoleerde spouwmuur met 2x 90 mm B2-blokken en 150 mm luchtspouw (Rc=0,48 m2K/W). de gevels met een verhoogde geluidisolatie bestaan uit 1x190mm en 1x90mm B2 blokken (Rc=0,70 m2K/W). de ramen hebben ongeïsoleerde aluminium koz jnen, voorzien van enkelglas (in kolomzones), dubbelglas (foyers) en driedubbel glas (buitenmuur zaal). Op basis van bovenvermelde constructies kan geconcludeerd worden dat niet aan de minimum nieuwbouw-eis voor de warmteweerstand van Rc ≥2,5 m2K/W wordt voldaan, met uitzondering van de dakconstructie. Voor de gevels en vloeren wordt ook niet aan de vr jgestelde waarde van Rc≥1,3 m2K/W voldaan. Om deze waarde te kunnen realiseren zijn aanvullende thermische voorzieningen nodig of dient volledige vr jstelling bij de gemeente Utrecht te worden aangevraagd.
3.2.3
Bescherming tegen vocht Om t jdens de bouw het risico van schimmelvorming zo veel mogelijk uit te sluiten, zal de zaal met bijbehorende ruimten verwarmd moeten
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
blijven. Hierdoor wordt voorkomen dat condensatie van vochtige lucht op koude vlakken ontstaat wat aanleiding kan geven tot schimmelgroei. Door de ruimten te verwarmen wordt zowel de lucht gedroogd als de temperatuur van potentiële condensatieoppervlakken verhoogd. Ook indien de technische installaties (tijdelijk) ontkoppeld moeten worden zal de zaal en andere vochtgevoelige ruimten verwarmd dienen te worden. Voor de zaal zal een minimumtemperatuur van circa 15graden moeten worden aangehouden. Om dit te kunnen bewerkstelligen kunnen in deze ruimten, gedurende de stookperiode, luchtkanonnen geplaatst worden.Hierdoor wordt voorkomen dat schimmels en dergelijke vat kunnen kr jgen op stoelbekleding en de houten afwerking in de zaal. Ook zullen tijdelijke voorzieningen moeten worden gerealiseerd waarmee de zaalruimte kan worden afgesloten van de buitenlucht alsmede de kelder- en kruipruimten. Hiermee kan de vochttoevoer van buiten worden geminimaliseerd. Op basis van de bestaande tekeningen van het gebouw moet geconcludeerd worden dat, zoals het er naar uit ziet, diverse koudebruggen in de bestaande bouw aanwezig zijn. Ook in die delen die gehandhaafd blijven Er is sprake van een koppeling van de spouwbladen aan de onderz jde en bovenzijde van de (stalen) kozijnen, alsmede de (koude) aansluiting van de spouwmuur en de betonvloer op de kelderwand. Ook in de plattegronden zijn verschillende kortsluitingen tussen binnen- en buitenspouwblad te vinden.
Na de DO-fase dient nader onderzoek plaats te vinden naar de exacte detaillering ter plaatse van de lateien waarna moet worden vastgesteld in hoeverre ter plaatse aanvullende maatregelen nodig zijn om de kans op oppervlaktecondensatie te voorkomen.
10 februari 2006, versie 1
- 16 -
DHV Groep
4.1.2
Ruimteakoestiek Teneinde de gedefinieerde akoestische kwaliteit te kunnen waarmaken is een geometrisch model van de zaal gemaakt aan de hand waarvan de verschillende zaalakoestische grootheden bestudeerd zijn. Het volume van de zaal is ca. 5150 m3. Bij een capaciteit van 550 zitplaatsen betekent dit een volume van 9,4 m3/pp. Dit is een goed uitgangspunt voor het realiseren van de gewenste nagalmt jd.
Figuur 3. Perspectief kamermuziekzaal
Figuur 2. Geometrisch model kamermuziekzaal In figuur 3 en 4 is een 3-D model van de zaal gegeven met verschillende perspectieven. In de doorsnede van de zaal is te zien dat de wand achter het podium boven het raam vooroverhellend wordt aangebracht. Figuur 4. Perspectief kamermuziekzaal
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 18 -
DHV Groep
De vorm van de klankkaatsers is nog onderwerp van studie, dit om een optimum te bereiken tussen de functionele impact en de esthetische. Onderstaande schematische figuren geven een duidelijk beeld van het effect van de klankkaatsers.
Figuur 6. effect kaatsers voor podium kamermuziekzaal Op basis van de door de architect voorgestelde afwerking, waarbij ook het plafond akoestisch hard is uitgevoerd, zijn indicatieve berekeningen uitgevoerd met betrekking tot de nagalmt jd. In figuur 7 is het resultaat van deze berekeningen aangegeven. Figuur 5. reflectiepatroon in de kamermuziekzaal
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 19 -
DHV Groep
4.1.3
Geluidwering Een van de akoestische kwaliteitsbepalende grootheden is het achtergrondgeluidniveau. Om te voorkomen dat het criterium voor het achtergrondgeluidniveau wordt overschreden als gevolg van muzikale activiteiten elders in het gebouw zijn hoge eisen gesteld aan de geluidwering van de zaal. Alle toegangen naar de kamermuziekzaal worden uitgevoerd als geluidsluis. Voorts is het uitgangspunt voor de zaal dat deze wordt uitgevoerd als een doos-in-doosconstructie. In de figuren 8 en 9 is het principe en de akoestische opbouw van en vloeren gegeven.
Figuur 7. berekende nagalmtijd kamermuziekzaal Uit het resultaat blijkt dat de nagalmtijd iets korter is dan de streefwaarden. Dit vraagt nog om nadere uitwerking. Gesproken is om de zaal met ca 0,5 te verhogen. Middels het verduisteren van de daglichtopeningen kan de akoestiek nog enigszins bijgeregeld worden. Met name bijvoorbeeld voor congresgebruik mag de nagalmtijd best nog wat korter zijn.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 20 -
DHV Groep
4.2
de dampweerstand van de gevel, dak en vloer. Hierbij verdient het daklicht bijzondere aandacht.
Bouwfysische aspecten Punt van aandacht bij de verdere uitwerking van het DO is de bouwfysische opbouw van het daklicht. Om condensatie te voorkomen moet de binnenruit dampdicht gemaakt worden.
5
Er gelden voor deze zaal geen wettelijke eisen met betrekking tot de daglichttoetreding. Wel is er rekening mee gehouden de daglichtopeningen te kunnen verduisteren. Dit geldt ook voor het raam achter het podium.
4.2.1
De Jazzbiotoop is feitel jk samengesteld met drie onderdelen, de Jazzzaal, de Jazzclub en de workshop, die als een machine samenwerken. Veel meer dan b j de andere zalen vormen alle ruimten in de biotoop een geheel. Niettemin is akoestisch aan de zaal de meeste aandacht gegeven puur vanuit het gegeven dat hier de concerten plaatsvinden.
Daglicht Voor een zaalruimte gelden in de bouwregelgeving geen eisen voor de daglichttoetreding. In het programma van eisen wordt echter gevraagd om voldoende daglicht bij gebruik van de zaalruimte als conferentieruimte. Hiertoe heeft de architect een daklicht boven het podium over de volledige breedte van het podium opgenomen.
4.2.2
De door de architect voorgestelde afwerking is: vloer: Bruynzeel parket o.g. wanden: gipsplaten stucen en sausen in n.t.b. kleur. plafond: gipsplaten stucen en suasen in n.t.b. kleur. onderz jde omloop: onderz jde plenum voorzien van akoestische plaat met aluminium afwerking en voorzien van inbouwspots. borstwering: balustrade v.v. stalen balusters en buisleuningen, deels voorzien van Creative-Weave (staaldoek). schuifpanelen: staalframe schuifpanelen voorzien van Microsorber akoestisch doek gehangen aan rolsysteem. stoelen: diverse stoelen (lui en actief) gedeeltelijk voorzien van stoffering (opgave DHV).
Thermische isolatie Gezien het feit dat de kamermuziekzaal binnen het bouwplan buiten het hoofdvolume uitsteekt, dient zowel de vloer als de gevel van de zaalruimte thermisch geïsoleerd te worden uitgevoerd. De thermisch kwaliteit van de isolatie in de gesloten delen dient een minimale warmteweerstand te bezitten welke voortvloeit uit de epc-berekening.
4.2.3
Bescherming tegen vocht
DE JAZZ BIOTOOP
5.1
Akoestische aspecten
Teneinde inwendige condensatie als gevolg van de (akoestisch) noodzakelijke (luchtdichte) gevel-, dak- en vloeropbouw te voorkomen, dient bij de uitwerking van de details nauwkeurig te worden gekeken naar
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 22 -
DHV Groep
Figuur 11. Perspectief Jazz zaal.
Figuur 13. berekende nagalmtijd Jazz zaal Uit het resultaat blijkt dat de nagalmtijd iets korter is dan de streefwaarden. Dit vraagt nog om nadere uitwerking. Middels het gebru k van gordijnen en schuivende panelen kan de akoestiek bijgeregeld worden. Een en ander hangt ook af van de toe te passen akoestische kwaliteit van de stoelen en de gemiddelde bezetting.
5.1.3
Geluidwering Een van de akoestische kwaliteitsbepalende grootheden is het achtergrondgeluidniveau. Om te voorkomen dat het criterium voor het achtergrondgeluidniveau wordt overschreden als gevolg van muzikale activiteiten elders in het gebouw zijn hoge eisen gesteld aan de geluidwering van de zaal. Voorts is ook voor deze zaal het uitgangspunt dat ze wordt uitgevoerd als een doos-in-doosconstructie. In de figuren 14 en 15 is het principe en de akoestische opbouw van en vloeren gegeven.
Figuur 12. Perspectief Jazz zaal.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 24 -
DHV Groep
6.1.2
Ruimteakoestiek Ter controle van de akoestische kwaliteit is een geometrisch model van de zaal gemaakt. In figuur 16 is dit model gegeven.
Figuur 17 schematische weergave van de Cross-over zaal.
Figuur 16 Geometrisch model van de Cross-over zaal. In het model z jn aan de begrenzingsvlakken de akoestische prestaties toegekend die overeenkomen met de door de architect opgegeven afwerkmaterialen. Uitgegaan is van gestoffeerde stoelen in de loges en op de balkons. Aangezien de zaal nog een technisch grid zal kr jgen is een zeker variatie in akoestiek nog te bereiken door het gebru k van gordijnen.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
Figuur 18 schematische weergave van de Cross-over zaal.
10 februari 2006, versie 1
- 27 -
DHV Groep
De constructieve vloer van de zaal is een kanaalplaat van 400 mm, voorzien van 50 - 70 mm druk laag en een 70 mm afwerlaag (ca. 600 kg/m2). Onder deze vloer komt een verend opgehangen verlaagd plafond van 3 lagen gipskarton. De wanden van de Jazz zaal worden uitgevoerd in wanden van het type Metal Stud .Het dak van de zaal is staalplaatbeton met een dikte van 190 mm (ca. 450 kg/m2) voorzien van een vr jhangend verlaagd plafond een en ander conform de details in figuur 20.
6.2
Er gelden voor deze zaal geen wettelijke eisen met betrekking tot de daglichttoetreding. Wel is er rekening mee gehouden de daglichtopeningen te kunnen verduisteren.
Daglicht Aan de daglichttoetreding worden voor een zaalruimte geen eisen gesteld in de bouwregelgeving. Ook in het PvE zijn voor deze zaalruimte geen eisen opgenomen ten aanzien van licht en uitzicht. Vanwege de aanwezige ramen in de zuid- en westgevel alsmede het daklicht boven de zaalvloer dienen voorzieningen te worden opgenomen om te zaal te kunnen verduisteren.
6.2.2
6.2.3
Energiegebruik De enige vlakken van deze biotoop die direct grenzen aan de buitenlucht betreffen de lichtopeningen. Deze dienen dan ook te voldoen aan de
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
Bescherming tegen vocht Het daklicht verdient hier bijzondere aandacht teneinde inwendige condensatie te voorkomen zonder de vereiste geluidisolatie te benadelen. Bij de verdere uitwerking van het ontwerp dient deze constructie in dit kader nader te worden bekeken.
Bouwfysische aspecten Punt van aandacht bij de verdere uitwerking van het DO is de bouwfysische opbouw van het daklicht. Om condensatie te voorkomen moet de binnenruit dampdicht gemaakt worden.
6.2.1
eisen die voortvloeien uit de energieprestatie berekening voor de Uwaarde voor de ramen.
7
DE POPBIOTOOP Kenmerkend voor de popbiotoop is de grote zaal volledig ontworpen vanuit het podium en de relatie met het publiek. Vloer en balkon gaan bijna naadloos in elkaar over en richten zich als het ware rond het podium. Binnen dit concept is een hoge mate van intimiteit bereikt, waardoor de zaal zich onderscheidt van zalen met een gel jksoortige bestemming. De logistiek en het intensieve gebruik van de zaal hebben akoestisch veel aandacht gevraagd. Waarbij met name het realiseren van een zeer hoge geluidisolatie bij de zeer lage tonen de grootste opgave was. De volgende materialen worden in de popzaal toegepast: vloeren zaal: VEKA kliktegel (kunststof) vloer podium: Keroewing strokenparket wanden zaal tot 2300 mm: schoonwerk beton boven 2300 mm Ecophon plafond: Ecophon
10 februari 2006, versie 1
- 29 -
DHV Groep
Figuur 22 schematische weergave van de Popzaal. Figuur 24 Berekende nagalmtijd Popzaal. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat met de door de architect voorgestelde afwerking ruim voldaan kan worden aan de uitgangspunten. De hogere berekende waarde voor T30 bij 2000Hz geeft aan dat we attent moeten blijven op sterke reflecterende vlakken.
7.1.3
Figuur 23 schematische weergave van de Popzaal.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
Geluidwering Met het oog op de geluidwering kunnen in de popzaal zeer hoge geluidniveaus geproduceerd worden waarbij veel energie bij de lage tonen vr jkomt Deze lage tonen energie is tevens het meest moeilijk te isoleren, daarom is met name hier op geanticipeerd. Met name de geluidgevoeligheid van de grote zaal en de kamermuziekzaal is kritisch in 10 februari 2006, versie 1
- 31 -
DHV Groep
8
PUBLIEKSRUIMTEN
8.1
Akoestische aspecten
Voor de kantoorruimten in de bestaande westvleugel dient te worden 2 voldaan aan de Bouwbesluit-eis van 0,5 m equivalent daglichtoppervlak per verblijfsruimte. Uitgangspunt voor de rekenmethode (NEN 2057) is lichttoetredingsfactor (LTA) van de beglazing van minimaal 0,60.
p.m.
8.2
Bouwfysische aspecten
8.2.1
Daglicht De verblijfsruimten waaraan overeenkomstig het Bouwbesluit eisen worden gesteld aan de daglichttoetreding betreft binnen dit bouwplan enkel ruimten met een kantoorfunctie. Daarnaast is in het programma van eisen opgenomen dat de foyerruimten van voldoende daglicht moeten worden voorzien, met uitzondering van de foyerruimten behorend bij de popbiotoop. De archiefruimten mogen geen daglichtvoorziening bezitten. In het voorliggende ontwerp bevinden de kantoorruimten zich deze hoofdzakel jk in de nieuwbouw op de begane grond aan de noordzijde en in het te handhaven deel aan de westz jde op nivo 1 en 2. Indicatief kan voor de nieuwbouw worden aangehouden dat, om te kunnen voldoen aan de daglichteisen conform het Bouwbesluit 2003, bij een vlakke (verticale) gevel en zonder enige afscherming van het gebouw (uitkragingen etc), per 10 m2 vloeroppervlak van een kantoorruimte 0,3 m2 netto glasoppervlak aanwezig dient te zijn boven 0,6m van de vloer. Met een minimum glasoppervlak van 0,6 m2 per verblijfsruimte. Voor de kantoorruimten op de begane grond kan, ondanks de afscherming, worden voldaan aan de eisen.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
een
Voor de verschillende productieruimten cq -kantoren binnen het bouwplan wordt verondersteld dat deze incidenteel en niet langer dan twee uur aaneen gesloten door (eigen) personeel worden gebru kt en hiermee gezien worden als onderdeel van de bijeenkomstfunctie, zodat geen daglichttoetreding vereist is. Voor die ruimten waar (eigen) personeel langer dan twee uur achtereen werkzaam zal zijn, geldt dat conform het ARBO-besluit de grootte van de daglichtopening van een vertrek ten minste 5% van de vloeroppervlakte van de ruimte dient te zijn. Deze daglichtopeningen mogen zich eventueel bevinden in een binnenwand.
8.2.2
Thermische isolatie Voor de nieuwbouw zullen alle uitwendige scheidingsconstructie (vloeren, daken en gevels) zodanig thermisch geïsoleerd moeten worden dat tenminste voldaan kan worden aan de (nieuwbouw) eisen zoals vermeld in paragraaf 4.1. Ook de nieuw aan te brengen begane grondvloeren dienen minimaal aan de thermische isolatie-eis van Rc ≥2,5 m2K/W te voldoen. Als uitgangspunt dient te worden aangehouden dat de thermische schil van het gebouw samenvalt met de uitwendige scheidingsconstructies, waarbij de thermische isolatie zich bevindt aan de koude zijde. De epn-berekening voor het gebouw zal de uiteindelijke warmteweerstand van de verschillende uitwendige scheidingsconstructies bepalen. 10 februari 2006, versie 1
- 34 -
DHV Groep
8.2.3
Op basis van indicatieve berekeningen dienen de volgende voorzieningen als uitgangspunt voor de nieuwbouw te worden aangehouden teneinde te kunnen voldoen aan de enregieprestatie: - Installatietechnische uitgangspunten conform concept DO Linssen dd 14-12-2005, waarb j verlichting zalen maximaal 6 W/m2, kantoren/horeca maximaal 14 W/m2. - Warmtewerstand van de gesloten delen ca. Rc =4,0 m2K/W. - U-waarde van de beglazing incl. b jdrage evt. kozijnpuien ten hoogste U=1,8W/m2K. - Gesloten dakconstructie (m.u.v. daklichten in de Cross-over en kamermuziekzaal). - Massa van de vloeren minimaal 400 kg/m2 zonder of met open (geluidabsorberende) plafonds, m.u.v. de plafonds in de biotopen welke een gesloten binnendoos vormen.
Energiegebruik Omdat in dit bouwplan de bestaande bouw met de nieuwbouw wordt geïntegreerd is het niet mogelijk voor het gehele plan een epnberekening te maken. Het maken van een dergelijke berekening zou namelijk betekenen dat de niet-geïsoleerde danwel beperkt thermisch geïsoleerde constructies van de te handhaven bebouwing in dat geval gecompenseerd zouden moeten worden door de uitwendige scheidingsconstructies in de nieuwbouw danwel thermisch verbeterd zouden moeten worden. Beide situaties zijn niet gewenst. Omdat conform het Bouwbesluit geldt dat geen eisen aan de energieprestatie worden gesteld voor een bouwwerk dat gedeeltelijk wordt vernieuwd of wordt verbouwd, is dit ook niet noodzakel jk. Voor nieuwbouw is wel een epc-berekening noodzakelijk om het warmteverlies te beperken en een energiezuinig gebouw te bouwen. Aangezien de scheiding tussen nieuwbouw en bestaande bouw zich bevindt op stramien D, is een epn-berekening opgesteld voor de nieuwbouw, waarbij de aangrenzende constructies van de bestaande bouw (aan de andere zijde van stramien D) z jn meegenomen als ‘aangrenzend (on)verwarmde ruimten’. Omdat de installaties voor de nieuwbouw zich ook in de nieuwbouw bevinden, mag verwacht worden dat aan de eisen kan worden voldaan. Uitgangspunt voor de klimaterisering van de nieuwbouw is dat alle ruimten, met uitzondering van de technische ruimten en de expeditieruimten worden verwarmd en/of gekoeld. Naast de verblijfsruimten binnen de verschillende biotopen, liggen dus ook alle verkeersruimten inclusief de foyers binnen de thermische schil. De uitwendige scheidingsconstructies van alle ruimten welke hierbinnen vallen dienen te voldoen aan de uit de epc volgende waarden.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
Zonder warmte/koude opslag in de bodem (WKO), maar met een compressiekoelmachine, bedraagt de epc ca. 1,2. Hiermee wordt niet voldaan. Met WKO wordt een verbetering van ca. 0,18 bereikt, waardoor nagenoeg kan worden voldaan aan de eisen. Met een verdere optimalisatie van de installaties en de bouwkundige voorzieningen is de verwachting dat met dit ontwerp kan worden voldaan aan de eis van 1,0.
8.2.4
Luchtdoorlatendheid De noodzaak voor het realiseren van een voldoende luchtdicht gebouw is naast het voorkomen van tocht tevens het creëren van goede voorwaarden voor het aan te brengen mechanisch gebalanceerde ventilatiesysteem. Indien de kierdichting niet voldoende is, zal het systeem ontregeld worden, waardoor tevens het rendement van de warmteterugwinning wordt beperkt. Voor de nieuwbouw zal moeten worden voldaan aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan de luchtdoorlatendheid. Voor de bestaande bouw 10 februari 2006, versie 1
- 35 -
DHV Groep
kan ontheffing worden aangevraagd. Indien het de wens van de opdrachtgever is het bestaande gebouwdeel op te knappen, moet overwogen worden in hoeverre het noodzakelijk is de luchtdoorlatendheid te minimaliseren en daarmee het thermisch comfort te optimaliseren. In dat geval zal de aandacht voornamelijk liggen bij het optimaliseren van de kierdichting van ramen en deuren.
8.2.5
8.2.7
Het Muziekpaleis, met een nokhoogte van circa 44m, voldoet niet aan alle criteria uit NEN 8100 opdat geen overmatige windhinder zal optreden. Een windhinder onderzoek in een windtunnel of middels CFDberekeningen is aldus noodzakelijk.
Ventilatie
Omdat binnen het Utrecht-centrumplan, waarvan het Muziekpaleis ook onderdeel uitmaakt, meerdere (hoge) gebouwen gebouwd zullen gaan worden, wordt geadviseerd voor het gehele plan een windhinder onderzoek te laten uitvoeren. Op deze wijze wordt niet alleen de invloed van dit gebouw op het windklimaat, maar ook die van de omliggende bestaande en nieuwe gebouwen meegenomen.
De diverse verblijfsruimten binnen het gehele bouwplan zullen worden geventileerd middels mechanische toe- en afvoer van lucht. Daarvoor wordt een (nieuw) installatieontwerp gemaakt. Geadviseerd wordt de ventilatiecapaciteiten voor zowel de nieuwbouw als in de bestaande bouw minimaal af te stemmen op de nieuwbouw-eisen conform het Bouwbesluit.
8.2.6
Uit het onderzoek kan bl jken dat aanpassingen in het ontwerp nodig zijn om windhinder of windgevaar te beperken of voorkomen. Gezien het feit dat het bouwplan van het Muziekpaleis, ten opzichte van de overheersende windrichting (ZW), is gelegen achter de reeds bestaande hoogbouw van Hoog-Catharijne, is de verwachting dat de bijdrage van het Muziekpaleis beperkt zal zijn. Wel kan het zijn dat het klimaat aan de zijde van de werf, zonder aanvullende maatregelen niet direct geschikt is om te gebruiken als verblijfsgebied (terras).
Bescherming tegen vocht Voor de nieuwbouw wordt er vanuit gegaan dat gestreefd zal worden naar de optimale situatie waarbij geen doorbrekingen in de thermische schil aanwezig z jn. Indien deze situatie in combinatie met de minimale warmteweerstand conform het Bouwbesluit 2003 wordt gerealiseerd, zal de binnenoppervlaktetemperatuurfactor niet worden onderschreden. Om deze situatie daadwerkelijk te kunnen realiseren wordt geadviseerd de thermische isolatie doorgaand en rondom het gebouw te positioneren. De noodzaak voor het realiseren van een voldoende luchtdicht gebouw is naast het voorkomen van tocht tevens het creëren van goede voorwaarden voor het aan te brengen mechanisch gebalanceerde ventilatiesysteem. Indien de kierdichting niet voldoende is, zal het systeem ontregeld worden, waardoor tevens het rendement van de warmteterugwinning wordt beperkt.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
Windhinder
9
GELUIDEMISSIE In het kader van een milieu- en gebruiksvergunning voor het gebouw, zal onder andere de geluidemissie van het Muziekpaleis moeten voldoen aan de wettelijke grenswaarden. In grote lijnen zijn in dit geval er drie
10 februari 2006, versie 1
- 36 -
DHV Groep
Omdat op korte afstand nieuwbouw woningen z jn geprojecteerd aan de oostzijde (8 m) en aan de zuidzijde (12,5 m) en met eveneens bestaande woningen aan de noordzijde (34 m afstand) worden vooral voor die gevels hoge eisen gesteld.
9.2
Geluidemissie berekeningen Met het rekenprogramma Geonoise is een 3D model vervaardigd voor de schatting van via het gebouw afgestraalde geluid naar de omliggende geluidgevoelige bestemmingen. Figuur 28 laat een 3D afbeelding van het model zien. Voor de bestaande zaal is er van uitgegaan dat er vooralsnog geen ingrijpende wijzigingen in de uitwendige scheidingsconstructies worden aangebracht
De geluidemissiebronnen kunnen worden onderverdeeld in de volgende groepen: bestaande symfoniezaal nieuwe zalen popzaal crossover zaal jazzzaal + jazzclub kamermuziekzaal foyers installaties In het programma van eisen zijn maximale geluidniveaus in de verschillende ruimten aangegeven. Voor de zalen bedragen deze: Symfoniezaal: 110 dB(A) (spectrum popmuziek) Popzaal: 110 dB(A) (spectrum housemuziek) Jazzzaal: 105 dB(A) (spectrum popmuziek) Jazzclub: 100 dB(A) (spectrum popmuziek) Cross-overzaal: 105 dB(A) (spectrum popmuziek) Kamermuziekzaal: 105 dB(A) (spectrum popmuziek) Voor de foyer is aangehouden een gemiddeld geluidniveau van maximaal 85 dB(A) (spectrum popmuziek). Een veel gevallen zal echter lokaal in de foyer (bv. op het plein) muziek worden gemaakt, waardoor in dat deel een hoger geluidniveau kan optreden en in andere foyer delen een lager geluidniveau.
Figuur 18: 3D Geonoise-model
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
3 RESULTATEN Met Geonoise zijn uitgaande van de hierboven genoemde binnengeluidniveaus berekeningen gemaakt. In de figuren 29 t/m 31 zijn de resultaten weergegeven met betrekking tot muziekgeluid voor de bestaande symfoniezaal, de nieuwe zalen en de foyerruimten. Hierin is duidel jk zichtbaar in welke richting de geluiduitstraling plaatsvindt. Vergelijking van de figuren 29 en 31 laat zien dat de bestaande zaal vooral geluid uitstraalt naar de zuid-, oost en
10 februari 2006, versie 1
- 38 -
DHV Groep
westzijde. Voor de nieuwe zalen z jn de blijft dus alleen nof maar de noordz jde over met noemenswaardige ruimte voor de geluiduitstraling. In figuur 29 is dan ook zichtbaar dat gevelconstructies zodanig zijn gedimensioneerd dat de geluiduitstraling van de nieuwe zalen vooral noordelijk is gericht. Deze drie figuren alleen de basis weer, aangezien er allerlei gebruikscombinaties van de zalen en de foyers denkbaar zijn geven.
Figuur 30 geluidbelasting contouren bij gebruik foyers.
Figuur 29 geluidbelasting contouren bij gebruik nieuwe zalen.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
Voor wat betreft de nieuwbouw kan met de aangenomen binnengeluidniveaus en de uitgangspunten voor de binnenwanden en vloeren voldaan worden aan de te hanteren wettelijke grenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels van omliggende woningen. Op grond van de bevindingen kunnen we stellen mogelijk dat het maximaal toelaatbaar geluidniveau in de bestaande zaal ca 5 dB(A) omlaag bijgesteld zal worden. Dit impliceert dat voor de echt luidruchtige activiteiten gebru k gemaakt zal moeten worden van de wettelijke ontheffingsmogelijkheden.
10 februari 2006, versie 1
- 39 -
DHV Groep
-
-
geluidniveau na 23.00 uur dan 5 dB lager zijn dan de ontwerpwaarde van 105 dB(A) voor de popzaal 6 dB lager dan de ontwerpwaarde van 110 dB(A). Met alleen de popzaal in bedrijf met een geluidniveau van 110 dB(A) bedraagt de maximale etmaalwaarde op de waarneempunten 51 dB(A). Dit wordt bepaald door de nachtperiode. In situatie 15 de situatie berekend ingeval vrijstelling tot 55 dB(A) voor de grenswaarde is gegeven. In dat geval moet de symfoniezaal begrensd worden tot 103 dB(A) gedurende de nachtperiode en tot 108 dB(A) voor de avondperiode, waarbij in de nieuwe zalen op de ontwerpwaarde gedraaid kan worden. In de foyers kan dan geen muziek worden gemaakt.
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 41 -
DHV Groep
10
COLOFON
Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage
Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium : Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht : : 42 pagina's : Ir : Ir Ir Ir Ir : Ir : Ir : 10 februari 2006 :
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 42 -
DHV Groep business group Bouw en Industrie Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 578 3800 AN Amersfoort T (033) 468 36 00 F (033) 468 36 01 www.dhv.nl
-
UITVOERINGSVOORWAARDEN
-
In het onderstaande zijn algemene uitvoeringsvoorwaarden opgenomen. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle akoestisch relevante constructies, al dan niet reeds omschreven in dit rapport. Metselwerk en beton: metselwerk goed vol en zat verwerken; lijmblokken (ka kzandsteen) heel verwerken en holten opvullen; klamplagen zijn niet toegestaan; waar sprake is van een spouw dient deze tenminste 40 mm te bedragen; waar sprake is van een akoestische dilatatie dient deze volledig rondom uitgevoerd te worden (géén PUR- of PS-schuim e.d. in de dilatatie toepassen); inkassen van metselwerk of beton in een staalconstructie is mogel jk mits voor een blijvende naaddichting ter plaatse van de aansluiting wordt gezorgd; bijvoorbeeld metselwerk aansluiten tegen gesloten-cellig band (bijvoorbeeld PU-band) en afkitten. NB. Het gesloten-cellig band moet tenminste voor 80% worden ingedrukt om een adequate afsluiting te realiseren. Aansluiting metselwerk aan vloeren en wanden dient luchtdicht uitgevoerd te worden.
-
-
alt jd over de volle hoogte aanbrengen (of indien akoestisch toegestaan is: tot aan buigslap plafond), ook naast tribune doorzetten op constructieve vloer; waar dubbele (of meer) gipskartonplaten worden toegepast, deze koud op elkaar bevestigen en de naden laten verspringen; gipsplaten ca. 0,5 mm vrijhouden van wanden, vloeren en plafond; naad afkitten; naden ter plaatse van aansluitingen tussen buigslappe voorzetwanden onderling en tussen buigslappe voorzetwand en gesloten, buigslap plafond afdichten met behulp van tape of kit; kanaaldoorvoeren of doorvoeren anderszins zijn in principe niet toegestaan; kabels rechtstreeks doorvoeren zonder gebruikmaking van mantelbuis; wandcontactdozen in principe alt jd opbouw; indien inbouw akoestisch is toegestaan zijn speciale voorzieningen nodig; voorzetwanden doorzetten achter brandslanghaspe kasten en bedieningskasten; brandslanghaspelkasten mogen ter plaatse van scheidingswanden tussen zalen nooit rug-aan-rug geplaatst worden.
Buigslappe plafonds waar dubbele gipskartonplaten worden toegepast, deze koud op elkaar bevestigen en de naden laten verspringen; gipsplaten ca. 0,5 mm vrijhouden van wanden en naad afkitten; naden ter plaatse van aansluitingen tussen buigslappe voorzetwand en gesloten, buigslap plafond afdichten met behulp van tape of kit;
Buigslappe (voorzet)wanden
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 44 -
-
kanaaldoorvoeren of doorvoeren anderszins zijn in principe niet toegestaan; kabels rechtstreeks doorvoeren zonder gebruikmaking van mantelbuis; armaturen en wandcontactdozen altijd opbouw; plafonds dienen omgezet c.q. doorgezet te worden ter plaatse van roosters / openingen in de ombouw.
opvullen met onverpakte en goed aangedrukte minerale wol en aan weersz jden afwerken met multiplex, gipskartonplaat of staalplaat;
Naad- en kierdichting naden ter plaatse van aansluitingen die deel uitmaken van scheidingsconstructies waarvoor een akoestische eis geldt: tenminste eenzijdig afkitten met elastisch blijvende kit; bij deuren of te openen delen met een geluidwering van 25 tot 30 dB(A) enkele kierdichting rondom toepassen; bij deuren of te openen delen met een geluidwering meer dan 30 dB(A) dubbele kierdichting rondom toepassen; bij deuren of te openen delen met een geluidwering van 45 dB(A) of meer dubbele kierdichting inclusief knevelsluiting toepassen. Kanaaldoorvoeren bij scheidingsconstructies met een geluidwering tot 30 dB(A) opening tussen kanaal en scheidingsconstructie volledig opvullen met onverpakte en goed aangedrukte minerale wol; bij scheidingsconstructies met een geluidwering 30 – 45 dB(A) opening tussen kanaal en scheidingsconstructie volledig opvullen met onverpakte en goed aangedrukte minerale wol en eenz jdig afwerken met multiplex, gipskartonplaat of staalplaat; bij scheidingsconstructies met een geluidwering van 45 dB(A) of meer opening tussen kanaal en scheidingsconstructie volledig
Muziekcentrum Vredenburg, Tivoli, SJU-Jazzpodium/Definitief Ontwerp Muziekpaleis Utrecht
W7281.01.200.R03
10 februari 2006, versie 1
- 45 -