DE WEG VAN HET VERLANGEN van Herman Andriessen; een verhaal bij een rijk boek. door Jurjen Beumer. God 'blijft achter' wanneer ons verlangen zich beweegt in alle richtingen. Hij gaf ons het verlangen mee als een 'levensgeest' en kent er de wispelturige aard van. Hij 'houdt het uit' wanneer het zijn vele reizen onderneemt, zijn dwaze dingen doet, zijn vergissingen maakt; wanneer het in vervoering raakt en die telkens weer moet inwisselen voor nieuwe armoede. Hij verdraagt ons verlangen zoals wij he moeten verdragen. Hij houdt het vol zoals wij het moeten volhouden. Hij blijft standvastig, zelfs en juist wanneer we ons vergissen, onze godsdienstige ervaring met God zelf verwisselen en wanneer wij ook op die weg alle vergissingen begaan die bij het verlangen horen. (p.102) 1. Inleiding Het moet zeker meer dan dertig jaar geleden zijn, een voor die tijd belangrijke stap voorwaarts in menig gezin, ook in het mijne, namelijk mijn vaders eerste auto. Een eenvoudig karretje, ik weet nog precies het type en de kleur. Ik apetrots mee voorin, en zo nu dan even achter het stuur, zo'n grote pook in het midden als versnelling. Toen we wat begonnen te wennen aan het idee autobezitter te zijn, kwam ook het moment dat we naar het buitenland wilden. Nou ja, buitenland, op een paasmaandag toerden we naar het Teutoburgerwald, een klein stukje Duitsland in. Er zijn daar al heuvels en dalen, nieuw voor 'vlakke' mensen als wij. Ik vergeet het nooit meer, en daarom vertel ik deze anekdote, we kwamen daar aan en de auto ging sputteren. Wat mijn vader ook deed op die lichtglooiende weg naar boven, de auto liet het afweten, ging gevaarlijk achteruit en sloeg zelfs af. Nog eens proberen, motor aan de kook. Ellende, verwarring en irritatie. We staan met onze handen in het haar langs de weg. Een andere Nederlander stopt: 'zal ik het eens proberen?' Hij stapt in, rijdt weg, rijdt omhoog, niets aan de hand. 'Laat eens zien wat je doet Beumer', ik stap wel bij je in. Schaterlachend komen ze meteen al terug. 'Maar Beumer, je moet natuurlijk als je omhoog rijdt wel terugschakelen in een kleinere versnelling, anders lukt het echt niet.' Kort daarop vervolgden wij onze weg in een andere versnelling. 2. Wat het boek van Andriessen mij gedaan heeft, een persoonlijk verslag. Dit beeld van vroeger schoot me te binnen bij het lezen van het schitterende boek van Andriessen over de weg van het verlangen. 1 Want dit boek brengt je in een andere versnelling, in een lagere. Je gaat zachter, intenser, te veel raasde je aan de dingen en jezelf voorbij. Van vier naar drie, van drie naar twee: je
1
H. Andriessen, De weg van het verlangen, Baarn 1992.
moet meer zwoegen, harder trekken, het komt er veel meer op aan, bochten, kronkelwegen. Bergopwaarts tot 'voorbij de boomgrens'. 2 Verder word ik gedreven, een onbekend land in. De grond wordt harder, de lucht prikkelender, kouder. Aangeraakt door de wind vanuit mijn onbekende einder trillen de snaren in afwachting. 3 Meditatieve literatuur leert je om terug te schakelen, om vanuit de haast en de hurry van alle dag even naar jezelf te kijken. Je bedoeninkje dat een koninkrijk dreigt te worden, de eigen haan die teveel koning kraait, je kerk die verloren terrein terug wil, de ernst die van het leven afdruipt, de glimlach die een grimlach is geworden. Boeken als deze houden je een spiegel voor, je leert jezelf met humor omgeven, de lach die door de traan schittert. Zonder deze inzichten nemen de dingen jou te grazen, je motor begeeft het, je gaat sputteren en hijgend kom je langs de kant van de weg te liggen. 3. Een halve theologie Ik ben heel dankbaar geweest dat ik jaren terug al weer Henri Nouwen ontmoette en met hem bevriend raakte. Hij zette veel bij mij in beweging, ik leerde van hem om terug te schakelen en ik betrad daarmee een ander landschap. De laag‐ en hoogvlaktes van de (christelijke) spiritualiteit en mystiek. Broodnodig naast alle theologische know‐how die mij werd meegegeven. Ik ging de boeken van Henri Nouwen's lezen, indrinken bijna. Via hem kwam ik bij oude en nieuwe mystici. Spirituele literatuur, boeken op het gebied van geestelijk leven. Ik ademde op. Wel was ik gedurende mijn studentenjaren (eind zestiger/begin zeventiger jaren) veel in Taizé geweest, dat stroompje heeft mij altijd onderhuids gevoed denk ik, dwars tegen mijn docenten in die toch uitstraalden dat dit alles restauratie was, niet meer van deze tijd maar voor vrome zielen die bezijden de werkelijkheid stonden. Wij niet! Wij werden opgeleid om midden in de samenleving te staan, met een goeie maatschappijbetrokken theologie en toegerust voor ethische vraagstukken. Een halve theologische opleiding, zeg ik nu. Jaren heb ik nodig gehad om vat te krijgen op die andere helft, de mystieke traditie. Er lijkt nu een beginnende openheid op gang te komen bij theologische opleidingen. Jongere generaties studenten dwingen het wel af
2
H. Faber, Boven de boomgrens, op weg naar een hedendaagse spiritualiteit, Baarn 1987.
3
Dag Hammarskjöld, Merkstenen, Nijmegen 1983/7, 21
als het nog te dichtgetimmerd zit. En dat is maar goed ook. Want laatst nog meldde zich bij mij een theologiestudente die het niet werd toegestaan een afstudeerscriptie over Henri Nouwen te schrijven. Niet wetenschappelijk genoeg, werd gezegd. Ja u hoort het goed 'wetenschappelijk', alsof 'verlangen' , 'troost' en 'geheim', alsof de Eeuwige zelf 'in kaart' zou kunnen worden gebracht, in systemen, 'wetenschappelijk'. Let wel, ik heb niks tegen theologie, maar als zij geen reflectie is op de gelovige praxis (maatschappelijk, dat leerden we van de bevrijdingstheologie: maar dan ook de spiritualiteit van ieders mens) dan hangt ze in de lucht. Gelukkig, net op tijd voor mij, halverwege de tachtiger jaren kreeg ik literatuur als deze onder ogen. Het gaat er over mijzelf, over ons, over ons verlangen, over onze pijn en angst, over onze pelgrimage 4, over de spiritualiteit van onze levensfasen 5. En temidden van ons angstig‐verlangende leven speelt er nog Iemand mee in deze boeken, niet dwingend, niet eisend, maar ook zo buitengewoon verlangend, naar mij, naar deze wereld, naar hele mensen. 4. Leer en leven vanuit het hart ervaren Elke dag een hoofdstukje Andriessen, had ik me voorgenomen. 's Ochtends een kwartiertje, en 's avonds nog een keer om te ervaren hoe het meditatieve zich gemengd had in mijn werk en leven. Mijn werk: het diakonaat in de grote stad; kan ik daar het menselijk 'verlangen' op het spoor komen en wellicht bij anderen en mijzelf het verlangen weer wekken? Mijn bezig‐zijn met de theologie: heeft deze lectuur daar invloed op, zo ja, hoe dan? Ik heb het geprobeerd in mijn boek Intimiteit & Solidariteit. 6 Mijn voorgaan in kerkdiensten: lukt het me om dogmatiek en exegese volop te gebruiken maar het daarna achter me te laten en vanuit het hart te spreken? Bevinding, tot op de botten van het bestaan, verlangen wekken, angsten doorbreken? Ik hoop het. In ieder geval ervaar ik zelf dat ik theologie en kerk met deze mystieke dimensie 'leuker' ben gaan vinden, dat er dogmatisch wat mij betreft eigenlijk niet zo gek veel meer hoeft. Het is logisch dat Drewermann hoog scoort, dat charismatische en pinkstergroepen groeien. Ik herken dat zeer. Mijn omgang met anderen (breder het pastoraat): kan ik mensen ruimte geven, hun zoektocht met de Eeuwige op het spoor komen in angst en verlangen, hun heimwee, hun eenzaamheid? Durf ik zo kwetsbaar te zijn, zonder psychologische trucjes?
4
H. Andriessen, Naar het land dat ik u wijzen zal. De spiritualiteit van het pelgrimeren, Tielt 1986.
5
H. Andriessen, Verlangen en volwassenheid. Beschouwingen over levensloop, zinsbeleving en pastoraal handelen,
Den Haag, z.j. 6
Jurjen Beumer, Intimiteit & Solidariteit. Over het evenwicht tussen dogmatiek, mystiek en ethiek, Baarn 1993.
Tenslotte mijn omgang met God zelf: laat ik God's eeuwige verlangen naar mij toe? Dat ik een geliefd mensenkind ben, ongeacht wat dan ook, gratuit, zomaar zonder voorwaarde vooraf. Ja, dit alles kwam bij mij boven, in die kwartiertjes mediteren, ze mengden zich met de dingen van alledag, je bent er alert op en aandachtig voor. Zo omschrijft Andriessen spiritualiteit, als een aandacht voor het verlangen. 'Deze aandacht noemen wij spiritualiteit.' (p.75) In de beeldspraak waar ik mee begon: je hebt zorg voor de versnellingen en vertragingen in je leven, je weet op tijd terug te schakelen. Om vervolgens in de hoofdstukjes die volgen nog dieper af te steken. Ik ervaar dat het boek plots een meer mystieke wending krijgt, het gebruik van de psychologie verdwijnt niet maar maakt toch meer plaats voor een andere, meer religieuze dimensie (mijn kpv in 1975 heb ik achteraf als te psychologisch ervaren, er was nauwelijks een geloofsgesprek). De Ander speelt veelvuldiger mee, mengt zich, weert zich, vraagt, dringt aan, klopt. Andriessen gaat spreken over religieus verlangen. Niet ik, maar Gij, verlangen wordt wachten, de demonische kracht die het verlangen in zich heeft (nl álles te willen) lost op (p.88). Niet alles is vervuld, zei de oude man (p.7), maar toch is het goed zo, er lijkt een soort vriendschap te zijn ontstaan met de Eeuwige. met de dood. 5. Theologische reflectie Ten eerste: de verwevenheid van de mens‐vakken. Ik kom er steeds meer achter dat r.k‐theologie soepeler is in de verwevenheid met andere mensvakken, dat zie ook bij een auteur als Drewermann. Reformatorische theologie is strakker, massiever, heeft het al heel gauw, voor je bent uitgesproken, over 'het tegenover'. Andriessen laat iedereen gelijkelijk meepraten: de psychologie, de (griekse) mythologie (Daedalus bijvoorbeeld p. 50), en heel sterk en significant de etymologie (op heel veel plaatsen worden woorden teruggevoerd naar hun oorspronkelijke betekenis), de literatuur, de bijbelse verhalen en in mindere mate de theologie. Het thomistische natuur‐ genade schema dat hieraan ten grondslag ligt laat ik verder rusten. Ik heb geleerd me hevig tegen deze zienswijze te verzetten, maar ervaar steeds meer hoe creatief en vruchtbaar een dergelijke theologische insteek kan zijn. Ten tweede: het bijbelgebruik. Het verhalende karakter van de schrift krijgt glans doordat ze as het ware naadloos aansluit bij de ons bekende werkelijkheid. Als er al een tegenover is (en dat is bij Andriessen ook zo in de laatste hoofdstukjes) dan moet ik Hem/Haar in het leven van alledag ervaren. God kan nooit geponeerd worden, door de theologie niet en al helemaal niet door de kerk. Ergens zegt Andriessen: 'dat men eigenlijk niet over Hem kan spreken, maar alleen tot Hem.' (p.103) Ten derde: Ik denk dat Andriessen (in de lijn van zijn traditie, Schillebeeckx bijvoorbeeld) sterk denkt en handelt vanuit de leer van de schepping, om daarna en daaruit de leer van de verlossing (de christologie) te laten voortkomen. Op pagina 59 lezen we hoe Andriessen (in navolging van Augustinus) spreekt over het beeld van de schepper dat in mensen is neergelegd. In een mens kan 'rijping' plaatsvinden naar dat beeld toe, 'de werking van het beeld Gods in ons.' Er is in ons
'een trekkracht naar Hem toe.' (p.103) Ten vierde: Vanwege deze theologische insteek (min of meer 'algemeen' beginnen/de bijbel minder normatief/prioriteit aan de leer van de schepping: dit laatste is anders dan in veel reformatorische, 'forensische' theologie) is het mogelijk om in dit mooie boek en uiterst actuele taal en beelden de klassieke mystieke drieslag te lezen: de via purgativa, illuminativa en unitiva (loutering, verlichting, eenwording). En dat is geen mensenwerk tegenover godswerk (de onterechte protestantse kritiek op de christelijke mystiek), nee, want ook bij Andriessen zit er wat hij noemt een kanteling. 'In de ontdekking van het bestaan en van het eigen geheim kantelt alles om.' (p.88) 'Wij kunnen niets "doen" met het geheim. Het geheim doet iets met ons.' (p.91) Ik heb dat in mijn boek Intimiteit & Solidariteit 'het barthiaanse moment in de mystiek.' genoemd (p 131). Maar ánders dan bij Barth honoreert Andriessen wat hij noemt de 'voor‐gaves' (p.79). God slaat niet alles uit handen wat jij religieus in huis hebt, maar hij werkt ermee en eraan. Hij laat het rijpen tot het moment van de overgave, als een parel in de akker die opgedolven moet worden (p.111 e.v.). Zo werkt op mystiek gerichte theologie. Andriessen laat het ons zien: breed, ruim, nodigend, intiem, humaan. Ons verlangen wordt gezuiverd (getemperd, p.100) onze angst komt in perspectief. Wij ontdekken onder en in deze grondpolariteiten van ons bestaan gaandeweg een religieuze dimensie. Gewoon verlangen (incl haar destructie) wordt in de levensloop van mensen religieus verlangen, de Ander meldt zich en het blijkt dat dit gewone verlangen precies aan ons gegeven is (ingeschapen door de Eeuwige zelf) om het uit te zuiveren naar Hem toe. 'Het religieuze verlangen trekt een spoor door de levensloop en het heeft een eigen tekst in het levensverhaal.' (p.96) 'De tempering bestaat hierin dat van nu af het leven wordt geleid voor het Aangezicht van dit Geheim.' (p.100) 6. Pastoraal Deze verrijkende (mystieke) inzichten hebben volgens mij grote konsekwenties voor het pastoraat (en het diakonaat waarin ik werkzaam ben): a. Het verlangen zoals Andriessen ermee omgaat geeft ruimte voor wat ik zou willen noemen een tweede spontaniteit. De versnelling waarin ik leefde als spelend kind mag weer tevoorschijn komen: verbazing, verwondering, veel dingen niet kunnen maar ook niet willen begrijpen. 7 Ik wil hier noemen het nieuwe boek van J.J. Suurmond over een ontwerp van een charismatische theologie, helemaal opgezet vanuit het spel. 8 b. In het pastoraat/diakonaat wordt ingebracht een ongecompliceerde spiritualiteit. Letterlijk, niet 'ingewikkeld' in dogmatiek en ethiek en psychologische 7
Jurjen Beumer, Zoektocht. Geloofsboek voor kleinverbruikers, Baarn 1991. In dit boekje probeer ik begrippen als
deze meditatief uit te werken. 8
J.J. Suurmond, Het spel van woord en geest. Aanzet tot een charismatische theologie, Baarn 1994.
therapieën. We worden van praatpaal tot waarborg. 9 c. Ik leer zelf steeds meer om directer te worden in (geloofs‐)gesprekken met anderen. Dit kan ik omdat ik weet dat God met ieder mensenkind dat ik ontmoet ook een 'verborgen omgang' heeft, dat in hem/haar ook Gods verlangen klopt en wacht. 7. Kritische vragen a. Ik zou Andriessen uitvoeriger willen horen over de Eros. Nu zit Eros ('de Onruststoker', p.35) verstopt tussen de pagina's. (74, 78, 84, 91) Hoe zit dat met erotiek en verlangen? Het hinkt een beetje, enerzijds een goede drift, anderzijds een alles opvretende kracht die getemperd moet worden. Uberhaupt licha‐ melijkheid en verlangen, hoe speelt dat in Andriessen spiritualiteit? b. Ook heb ik vragen bij de relatie verlangen ‐ ethiek. Ik proef wel de hartstocht voor een hele wereld (bijv, het intense spreken over verlangen en verdriet,(heel mooi is p. 53 ev), maar ik lees te weinig dat ons verlangen geknakt en gebroken wordt door politieke structuren, vaak buitenpersoonlijke zaken die mijn leven vergallen (Bosnië, Ruanda etc). c. Wat ik ook mis is het gegeven dat de weg van het verlangen in de gemeenschap beoefend en geoefend moet worden. Ik ben geen verlangende eenling, maar ik verlang ook samen met anderen. Sterker nog, als mijn verlangen gedoofd is dan kan ik mij optrekken aan het verlangen van mijn buurman of buurvrouw in mijn parochie of gemeente. Zij/hij kan wel zingen en bidden, ik niet. Maar misschien kan ik het morgen weer, dan mag hij/zij zich aan mij optrekken. d. Wat ik ook ervaren heb is, dat ik voor de rijping van mijn verlangen en de weg die ik daarin moet afleggen een 'geestelijk begeleider' nodig heb. Niet iemand die verder is of zo of beter, maar iemand die vanuit het eigen verlangen dicht bij mij kan komen. Geen pastor lukt het zonder andere pastor, een mens kan bloeien en groeien in het verlangen van een ander. 'De geestelijke leiding zorgt ervoor dat iemand op alle niveaus van zijn leven in vitaal contact wordt gebracht met de Kern van zijn geloofstraditie.' 10 In het besef trouwens dat elke geestelijke begeleiding een grens heeft: 'Daar gaat ieder de weg alleen. Eenzaamheid is zijn enige gezellin. Hier heerst een diepe stilte tussen de "gelovige" en zijn "medegelovige". Geen wanhopige stilte. Het is de diepe stilte van een weten‐van‐elkaar zonder sociaal contact. Hier begint de woestijn. Hier eindigt de weg. Hier moeten wij elkaar laten gaan. Er rest ons niets dan de zegen.' 11 9
J. Fentener van Vlissingen, Het pad van de geestelijke begeleiding. Van praatpaal tot waarborg, Den Haag 1980.
10
K. Waaijman, Het scherpen van de geloofszin. In: Speling 2/93, p.94
11
ibid. p.95
6. Tot slot wil ik Andriessen bedanken voor zijn mooie boek, dat samen met soortgelijke literatuur mij in een andere versnelling heeft gezet waardoor ik een ander landschap betrad. Dat landschap is niet voorhanden, maar we kunnen de contouren een beetje zien in Jezus, die Ene Geliefde, ons grote Verlangen. Mijn verlangen gaat als een vogel naar hem uit. Aan het begin las ik de eerste dagboeknotitie uit Dag Hammarskjöld's boek Merkstenen. Ik eindig met de allerlaatste. Ertussen in ligt ons bestaan in verlangen uitgestrekt. De seizoenen wisselden en het licht en het weer en het uur. Maar dit is hetzelfde land En ik begin de kaart te kennen en de windstreken. Jurjen Beumer Haarlem, 13 april 1994 Lezing op een landelijke studiedag van de Raad voor Klinische Pastorale Vorming d.d. 15‐4‐94 te Amersfoort
Zie over geestelijke begeleiding en mentorschap ook het laatste hoofdstuk van het zeer bijzondere boek van H.F. de Wit,
De verborgen bloei. Over de psychologische achtergronden van spiritualiteit, Kampen 1994