De legitieme woningcorporatie
Een onderzoek naar de legitimiteit van de woningcorporatie onder huurders, in relatie tot wijkondernemingen en voice.
Martine Laan - 3915638 Masterthesis Sociologie - Vraagstukken van beleid & organisatie 1 juli 2013 Begeleider: Hanneke Posthumus Tweede beoordelaar: Beate Völker
Voorwoord De afgelopen vijf maanden heb ik met veel plezier en toewijding gewerkt aan mijn scriptie die nu voor u ligt. Hiervoor heb ik stage mogen lopen bij Aedes vereniging van woningcorporaties in Den Haag, waarvoor ik hen enorm wil bedanken. In het bijzonder bedank ik Rosa Gärtner en Nathalie Boerebach voor de aanzet tot het onderwerp, de inspirerende gesprekken, feedback en enthousiasme. Ondanks mijn beperkte aanwezigheid op kantoor, heb ik bij Aedes een ontzettend gezellige en leerzame tijd gehad!
Een woord van dank is natuurlijk ook gericht aan alle bewoners die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek. Zonder hun gastvrijheid en enthousiasme had ik het niet kunnen doen! In het bijzonder Nora, Jannie en Joke hebben veel betekend voor mij en dit onderzoek. Ik wens de buurtcentra een warm hart toe en heb er vertrouwen in dat zij het zelfbeheer tot een succes weten te maken.
Vanuit de Universiteit Utrecht ben ik begeleid door Hanneke Posthumus. Haar feedback heeft mij enorm op weg geholpen, met name op het gebied van onderzoeksmethoden. Ik wil haar dan ook bedanken voor de goede begeleiding.
Tot slot wil ik mijn vrienden, familie en mijn vriend Dejan bedanken. Hun steun, advies en peptalks hebben bij in staat gesteld deze scriptie te schrijven.
Amstelveen, 30 juni 2013
Martine Laan
1
2
Inhoudsopgave Samenvatting
`
1. Inleiding
5 7
1.1 Aanleiding 1.1.1 Geschiedenis sector
7 7
1.2 Legitimiteit sector
8
1.3 Bewoners
8
1.3.1 Wijkondernemingen
9
1.4 Onderzoeksvraag & doelstelling
10
1.5 Leeswijzer
10
2. Theoretisch kader
11
2.1 Legitimiteit
11
2.1.1 Dimensies van legitimiteit 2.2 Voice & legitimiteit
12 13
2.2.1 Voice
13
2.2.2 Legitimiteit & voice
13
2.3 Wijkondernemingen
15
2.3.1 Wijkondernemingen & voice
17
2.3.2 Wijkondernemingen & legitimiteit
17
2.4 Theoretisch model 3. Onderzoeksopzet 3.1 Casus 3.1.1 Wijken 3.2 Dataverzameling
18 19 19 22 23
3.1.1 Benadering
23
3.1.2 Data
26
3.3 Operationalisering
27
3.3.1 Afhankelijke variabele
27
3.3.2 Mediërende variabelen
28
3.3.3 Onafhankelijke variabele
29
3.4 Methoden
29
3
4. Resultaten
32
4.1 Kenmerken respondenten
32
4.2 Verschil actieve en inactieve huurders
33
4.3 Voice & legitimiteit
34
4.4 Actieve huurders & voice
35
4.5 Actieve huurders, voice & legitimiteit
35
5. Conclusies
38
5.1 Aanbevelingen
39
5.2 Discussie
40
Literatuur Bijlage 1
42 Vragenlijst
45
4
Samenvatting
De legitimiteit van woningcorporaties is de laatste jaren onderwerp van discussie. Hun bestaansrecht wordt voor een groot deel ontleend door hun doelgroep, namelijk de huurders. In dit onderzoek is gekeken in welke mate huurders die betrokken zijn bij wijkondernemingen, de woningcorporatie meer legitimiteit toebedelen dan inactieve huurders. Dit proces wordt bestudeerd aan de hand van de mediator voice: de structurele dialoog tussen huurders en de woningcorporatie. Middels een literatuurstudie en kwantitatieve dataverzameling met enquêtes onder huurders, is het genoemde mechanisme geanalyseerd. Hieruit is gebleken dat bij huurders die actief zijn bij wijkondernemingen sprake is van meer voice en zij de woningcorporatie ook meer legitimiteit toe bedelen. De veronderstelde relatie tussen actieve huurders en de legitimiteit van de woningcorporatie, loopt via de mediator voice, namelijk via ‘voice algemeen’. Omdat wijkondernemingen positief gerelateerd zijn aan deze voice, kan dit van positieve invloed zijn op de legitimiteit van de woningcorporatie onder huurders. Een aanbeveling voor de woningcorporatiesector luidt dan ook om wijkondernemingen te ondersteunen indien bewoners aangeven hier behoefte aan te hebben. Daarnaast is het voor de legitimiteit van de woningcorporatie ook van belang dat ingezet wordt op het versterken van de algemene voice. Hierbij valt te denken aan het tijdig informeren en raadplegen van huurders, gehoor te geven aan klachten en/of opmerkingen en de belangen van huurders zoveel mogelijk voorop te stellen.
Trefwoorden: legitimiteit, wijkonderneming, voice, woningcorporatie.
5
6
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De legitimiteit van woningcorporaties is onderwerp van discussie, zowel binnen als buiten de sector. Het begrip legitimiteit staat hier voor de mate waarin de samenleving het bestaansrecht van woningcorporaties erkent. In de media lijkt dit bestaansrecht steeds meer ondergraven te worden. Zo kopte de Telegraaf (www.telegraaf.nl, 3 juni 2013) met: ‘Meeste vertrouwen in accountants, minste in woningcorporaties’, op basis van onderzoek van MarketResponse. Er wordt ook gesproken over ‘grote graaiers’ in een artikel van Nieuwe Revu (Sikkema & Versteeg, 2010) genaamd ‘de grootste graaiers in de publieke sector’. Hier wordt gesteld dat het ontbreken van een integriteitsprotocol en streng toezicht de sector heeft gecorrumpeerd. Ook wordt gesteld dat de sector een beschadigde reputatie kent (Winkelaar, 2009). Dit is een gevolg van verschillende incidenten in de sector met frauderende medewerkers en het gegeven dat het takenpakket van woningcorporaties momenteel veel bediscussieerd wordt in de politiek. Hier wordt onder andere gepraat over inperking van het takenpakket tot uitsluitend sociale huurwoningen waarbij leefbaarheid ook geen taak meer zal zijn voor de sector (www.nu.nl, 28 mei 2013). Ook wordt het toezicht op de sector mogelijk ondergebracht bij de Rijksoverheid (www.rijksoverheid.nl, 27 maart 2013). De strategische agenda van Aedes vereniging van woningcorporaties (2012) vraagt aandacht voor de legitimatie van woningcorporaties. Een gedeeld beeld van de toegevoegde waarde van de sector is daarbij volgens Aedes van belang, zowel bij de stakeholders als in de gehele maatschappij. Vragen die hierbij gesteld dienen te worden zijn: ‘doen de corporaties dingen goed?’, ‘doen corporaties de goede dingen’?, ‘van wie is de woningcorporatie?’ en ‘hoe gaan woningcorporaties om met verantwoording?’.
1.1.1 Geschiedenis sector Hoewel de woningcorporatiesector en haar legitimiteit nu veel in het nieuws zijn, speelt dit vraagstuk al langer. Na de verzelfstandiging van woningcorporaties in de jaren negentig werd de legitimiteit van de sector langzamerhand vaker ter discussie gesteld. Oorspronkelijk zijn corporaties ontstaan vanuit de gemeenschappen. Met urbanisatie kwam ook de zorg voor volkshuisvesting op, waarbij er samenwerkingsverbanden kwamen om sociale woningen te bouwen. Het bestaansrecht ontleenden zij toen aan de betrokkenheid in de samenleving. In de 20ste eeuw is er een ontwikkeling van verstatelijking waar te nemen, waarbij een hoge mate van regulatie en financiering door de overheid kwam kijken. Hierbij was er sprake van democratische legitimatie van de sector. De verzelfstandiging in de jaren negentig zorgde ervoor dat de sector richting de markt is gaan bewegen (Aedes, 2011).
7
Deze marktgeoriënteerde manier van opereren in de laatste decennia heeft de sector weinig legitimiteit opgeleverd. Het bestaansrecht van woningcorporaties is aangetast en het handelen in het licht van de markt is momenteel een groot discussiepunt binnen en buiten de sector (Aedes, 2011; Winkelaar, 2009).
1.2 Legitimiteit sector Gezien de huidige discussie is het maatschappelijk en politiek relevant om te onderzoeken hoe legitiem corporaties zijn en hoe deze vergroot kan worden. Een paar jaar geleden heeft Aedes vereniging van woningcorporaties (2011) onderzoek gedaan naar de maatschappelijke legitimatie van woningcorporaties. Hier werd echter vanuit het perspectief van de corporaties gekeken: er zijn interviews gehouden met corporatiebestuurders over het versterken van de maatschappelijke dialoog met stakeholders. In dit onderzoek staat de visie van bewoners centraal: hoe zien zij de legitimiteit van de woningcorporatie?. Volgens de Raad van Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO, 2010) ligt de ‘license to operate’ van maatschappelijke
organisaties,
en
daarmee
woningcorporaties,
bij
de
samenleving.
Woningcorporaties spelen in op specifieke behoeften binnen de samenleving door te voorzien in sociale huurwoningen. De legitimiteit van woningcorporaties wordt voor een belangrijk deel uit de relatie met hun doelgroep gehaald; de huurders van de sociale huurwoningen. Huurders zijn een belangrijke stakeholder van woningcorporaties en voor de legitimiteit van corporaties is het dus van belang dat zij woningcorporaties waardevol, betekenisvol en noodzakelijk vinden. Hiervoor is de dialoog tussen de woningcorporatie en haar huurders van belang (RMO, 2010). Deze constant aanwezige dialoog tussen maatschappelijke organisaties en haar cliënten wordt ook wel voice genoemd en is van invloed op de legitimiteit van de organisatie (Hirschman, 1970; Hendrikse & Noorman, 2010). Voor nu is van belang dat voice een positieve bijdrage kan leveren aan de legitimiteit van organisaties. Wat deze voice verder precies behelst, komt in het theoretisch kader verder aan bod.
1.3 Bewoners In dit onderzoek staat de visie van de bewoners centraal: in welke mate zij oordelen dat de woningcorporatie legitiem is. In de wetenschap wordt er veel aandacht besteed aan de manier waarop deliberatie met stakeholders kan bijdragen aan de legitimiteit van beslissingen, ook wel ‘procedural justice’ genoemd (Hendriks, Dryzek & Hunold, 2007; Michels, 2011; Mouffe, 2000). Ook bij deliberatie is er sprake van dialoog, maar het verschil met voice is dat het bij laatstgenoemde om een structurele relatie gaat tussen organisaties en haar cliënten. Deliberatie kan ook een incidentele relatie betreffen met een andere stakeholder (Michels, 2011). 8
In de context van de legitimiteit van de woningcorporatiesector is voice wetenschappelijk gezien relevanter om te onderzoeken, omdat er een structurele relatie bestaat tussen de woningcorporatie en haar huurders. Daarnaast betreft deliberatie vooral de procedure, terwijl voice ook de inhoud kan betreffen. De mogelijke relatie tussen voice en de legitimiteit van een organisatie is echter nog niet eerder bestudeerd.
1.3.1 Wijkondernemingen Naast de concepten legitimiteit en voice, is er in dit onderzoek nog een belangrijk thema: wijkondernemingen. Dit relatief nieuwe fenomeen is al ruim een jaar onder de aandacht van professionals. Wijkondernemingen zijn voor en door bewoners en streven naar financiële onafhankelijkheid. Om de continuïteit te waarborgen wordt vaak gekozen voor een rechtsvorm als stichting, vereniging of coöperatie. De waarde-creatie van de wijkonderneming kan zowel collectief als individueel zijn. Verder ligt de focus op een specifiek gebied en kunnen andere partijen de wijkonderneming vormen van ondersteuning bieden. Voorbeelden van wijkondernemingen zijn er in overvloed. Zo hebben bewoners in Zwolle een zwembad in zelfbeheer (http://www.natnatnat.nl/, 3 juni 2013), is er in het dorp Sterksel (NoordBrabant) een dorpswinkel die door bewoners wordt gerund (http://www.sterksel.nu/onsdorp/dorpswinkel, 3 juni 2013) en zijn er verschillende zorgcoöperaties die zorgdiensten verlenen aan inwoners van een wijk/dorp die ontbraken of niet voldeden aan de wensen van de bewoners (http://www.stadsdorpzuid.nl/ en http://www.zorghelenaveen.nl/, 3 juni 2013). In dit onderzoek zijn twee wijkondernemingen geselecteerd: buurtcentra de Vuister en de Pelikaan, in respectievelijk Koog a/d Zaan en Krommenie. Voor beide geldt dat deze in zelfbeheer zijn bij de bewoners sinds 2008: vanaf januari 2013 zijn zij ook volledig financieel onafhankelijk. Woningcorporatie Parteon ondersteunt deze buurtcentra doordat zij een niet-commerciële huurprijs vragen (www.parteon.nl, 24 april 2012). Vergeleken met andere vormen van burgerparticipatie is een wijkonderneming een laagdrempelige vorm. Dit komt door het gegeven dat er geen andere instanties bij betrokken zijn, zoals de gemeente of de woningcorporatie: het is van, voor en door bewoners. Dit maakt wijkondernemingen tot een toegankelijke manier om als bewoner actief te zijn. Participatie van huurders bij de wijkonderneming leidt bovendien tot het opdoen van vaardigheden en kennis, die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de voice tussen huurders en de woningcorporatie (Michels, 2011). Naar verwachting zullen actieve huurders bij wijkondernemingen, mede door de aanwezige voice, meer legitimiteit toebedelen aan de woningcorporatie. Hiermee worden twee actuele aspecten in de corporatiesector aan elkaar gekoppeld. Deze koppeling is in eerder onderzoek nog niet gemaakt, natuurlijk ook omdat wijkondernemingen nog relatief nieuw zijn. 9
1.4 Onderzoeksvraag & doelstelling De hoofdvraag in dit onderzoek stelt de relatie tussen wijkondernemingen en de legitimiteit van woningcorporaties centraal:
In hoeverre leidt betrokkenheid van huurders bij wijkondernemingen tot meer legitimiteit van de woningcorporatie onder huurders, doordat de aanwezige voice wordt versterkt?
Met behulp van de volgende deelvragen zal getracht worden de hoofdvraag te beantwoorden: 1. Wat behelst legitimiteit van woningcorporaties onder haar doelgroep? 2. Hoe ziet voice tussen huurders en de woningcorporatie eruit? 3. In welke mate draagt het actief zijn bij wijkondernemingen bij aan voice tussen huurders en de woningcorporatie? 4. In welke mate draagt voice tussen huurders en de woningcorporatie bij aan de legitimiteit van de woningcorporatie? 5. In welke mate bedelen huurders actief bij wijkondernemingen meer legitimiteit aan de woningcorporatie toe dan inactieve huurders?
Door bovenstaande vragen te beantwoorden beoogt dit onderzoek te kijken of er een verschil in legitimiteit van de woningcorporatie is tussen actieve en inactieve huurders bij wijkondernemingen, door middel van de aanwezige voice. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt een advies opgesteld voor woningcorporaties met betrekking tot legitimiteit en wijkondernemingen.
1.5 Leeswijzer Het tweede hoofdstuk in dit onderzoek gaat verder in op de theoretische concepten die centraal staan, namelijk legitimiteit, voice en wijkondernemingen. Hier vloeien ook een aantal hypotheses uit voort. Vervolgens worden de onderzoeksmethoden besproken in hoofdstuk drie, waarbij de casus, dataverzameling, operationalisering en analysemethoden aan bod komen. In hoofdstuk vier worden de resultaten van de analyse uiteengezet en hoofdstuk vijf biedt ruimte aan de conclusies, discussie en aanbevelingen voor beleid.
10
2. Theoretisch kader Voor het opstellen van de hypotheses in dit onderzoek, is een literatuurstudie uitgevoerd naar drie concepten: legitimiteit, voice en wijkondernemingen. Deze komen opeenvolgend aan bod, en worden ook in samenhang met elkaar besproken. De afhankelijke variabele komt eerst aan bod, namelijk legitimiteit.
2.1 Legitimiteit Onderzoek naar legitimiteit kent binnen de sociologie een lange traditie, waarvan de wortels bij Max Weber liggen. Zijn werk over legitiem gezag is een klassieker. Hierin stelt hij dat er een onderscheid is tussen macht en gezag, waarbij laatstgenoemde de machtsuitoefening behelst die aanvaard wordt, die als legitiem aangezien wordt en die in de praktijk gevolgd wordt. Hierbij is er dus geen sprake van dwang bij machtsuitoefening (Spencer, 1970). Weber maakt onderscheidt tussen drie verschillende vormen van gezag: legaal-rationeel, traditioneel en charismatisch. De eerste berust op het geloof dat macht uitgeoefend wordt op basis van legale gronden. Traditioneel gezag betreft een geldig erkende traditie waardoor de macht uitgevoerd wordt. Charismatisch gezag berust op het geloof in buitengewone kwaliteiten van de leider die men volgt en is hiermee persoonsgebonden (Spencer, 1970).
Vanuit de traditie van Weber wordt in dit onderzoek gekeken naar de legitimiteit van woningcorporaties. De definitie van legitimatie is het proces dat tot legitimiteit van organisaties leidt (Zelditch, 2001). De legitimatietheorie veronderstelt dat de organisatie afhankelijk is van de perceptie die de omgeving heeft van de organisatie om als legitiem te worden ervaren (Boot & Soeting, 2004). Deze legitimatie is een proces; het bestaansrecht in de samenleving dient continu gerechtvaardigd te worden. Wanneer de legitimatietheorie op lokaal niveau wordt toegepast gaat het om legitimiteit bij bepaalde stakeholders in plaats van de gehele samenleving (Boot & Soeting, 2004).
De
stakeholders
van
woningcorporaties
zijn
voornamelijk
de
bewoners
(ook
huurdersorganisaties), de gemeente, zorg- en welzijnsinstellingen, politici, politie, scholen, provincie en projectontwikkelaars (Sprenger & van Rosmalen, 2012). Legitimiteit is een randvoorwaarde voor continuïteit. De continuïteit van maatschappelijke organisaties wordt niet gewaarborgd door het streven naar winst, terwijl dit sinds de jaren negentig steeds vaker gebeurde. De marktlogica kan zelfs een bedreiging zijn voor de organisatie, aangezien winst maken ervoor kan zorgen dat het maatschappelijke aspect verloren gaat. De continuïteit van maatschappelijke organisaties wordt wel gewaarborgd middels de legitimatie van de organisatie door de samenleving én onder haar stakeholders. Maatschappelijke ondernemingen, zoals
11
woningcorporaties, worden gekenmerkt door maatschappelijke doelstellingen die gericht zijn op een bepaald publiek belang. Het handelen van deze organisaties ligt hierdoor onder een vergrootglas. Het bestaansrecht van deze organisaties ligt bij de samenleving (RMO, 2010). Zolang de meerwaarde van de organisatie erkend wordt, hebben zij bestaansrecht. Negatieve beeldvorming kan een oorzaak zijn van een gebrek aan legitimiteit (Suchman, 1995).
2.1.1 Dimensies van legitimiteit Er zijn verschillende dimensies van legitimiteit te onderscheiden: formeel, cognitief, moreel en pragmatisch (Suchman, 1995). Formele legitimiteit komt voort uit de wet- en regelgeving, waarbij deze het bestaan van een organisatie rechtvaardigen. Als de wet bepaalde activiteiten niet expliciet verbiedt, is de formele legitimiteit minder sterk. Cognitieve legitimiteit gaat over de vraag in welke mate stakeholders bepaalde activiteiten als de verantwoordelijkheid van de organisatie zien, maar ook de organisatie zelf als vanzelfsprekend zien. Wanneer de vraag gesteld wordt of de stakeholder ervan overtuigd is dat de organisatie de juiste keuzes maakt, betreft het de morele legitimiteit. Hierbij speelt vooral de normatieve afweging een rol; ideologische standpunten over de rol en taken van de organisatie. Pragmatische legitimiteit hangt samen met de directe gevolgen van keuzes van de organisatie voor de stakeholders. Naarmate belangen meer behartigd worden, geniet de organisatie meer legitimiteit. Dit impliceert dat als de organisaties in staat zijn om invloed uit te oefenen op hun stakeholders en deze kunnen overtuigen van de meerwaarde van hun activiteiten of besluiten, deze ook meer legitimiteit genieten (Suchman, 1995).
In de woningcorporatiesector is de formele legitimiteit vastgelegd in het Besluit Beheer Sociale Huur (BBSH, 2005). Hierin staan de rechten en plichten van de woningcorporaties vermeld op een aantal prestatievelden: passend huisvesten van de doelgroep, kwalitatief in stand houden van het woningbezit, betrekken van bewoners bij beleid en beheer, waarborgen van de financiële continuïteit, bevorderen van de leefbaarheid in wijken en buurten en bijdragen aan de combinatie van wonen en zorg. De cognitieve legitimiteit wordt verleend door de stakeholders, waaronder bewoners, en heeft betrekking op de vanzelfsprekendheid van de woningcorporatie, haar activiteiten en verantwoordelijkheden. Het morele aspect van legitimiteit uit zich in het oordeel van de stakeholders over de activiteiten van de woningcorporatie, met als achtergrond een bepaalde ideologie. De pragmatische legitimiteit is te herleiden in de mate waarin de stakeholders vinden dat hun belangen behartigd worden. Als het gaat om het standpunt van bewoners ten aanzien van de legitimiteit van de woningcorporatie, zijn vooral de morele, pragmatische en cognitieve dimensies van belang. De
12
formele legitimiteit wordt namelijk ontleend vanuit de wetgeving, terwijl de andere drie dimensies door de stakeholders worden ingevuld.
2.2 Voice & legitimiteit 2.2.1 Voice De term ‘voice’ (Hirschman, 1970) verwijst naar de discussie en dialoog tussen maatschappelijke organisaties, in dit geval woningcorporaties, en haar cliënten. Voice is een meervoudig concept en kan gebaseerd worden op de drie verschillende relaties tussen de woningcorporatie en haar huurders. Deze relaties zijn de klantrelatie, civiele relatie en politieke relatie (Hendrikse & Noorman, 2010). De eerstgenoemde relatie betreft de dienstverlening, waarbij de huurder de afnemer is van de diensten van de woningcorporatie. Hier is sprake van voice in de vorm van cliëntparticipatie, waarbij het van belang is dat er waardevolle feedback wordt ontvangen ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening (Hendrikse & Noorman, 2010). In de praktijk nemen corporaties klanttevredenheidsonderzoeken af om deze dialoog gaande te houden. De civiele relatie heeft betrekking op het informele leven in de wijk. Hier zijn de huurders vooral mensen die fijn willen wonen in de wijk: leefbaarheid is de kern. De voice tussen corporaties en haar huurders komt hier terug in de vorm van maatschappelijke betrokkenheid in de wijk. De wensen van bewoners in de wijk staan hier centraal, maar ook de woningcorporatie heeft belang bij een leefbare wijk (Hendrikse & Noorman, 2010). De politieke relatie tussen huurders en de woningcorporatie draait vooral om de mate van invloed van huurders op beleid en uitvoering. Hierbij valt te denken aan huurdersparticipatie in huurdersverenigingen of bewonerscommissie. De verbetering van formele inspraak, toezicht en verantwoording valt onder formele burgerparticipatie (Hendrikse & Noorman, 2010). In de praktijk krijgen de klant- en politieke relatie tussen huurders en de corporatie meer vorm en aandacht dan de civiele relatie: voorbeelden hiervan zijn klanttevredenheidsonderzoeken en participatieovereenkomsten met bewonersverenigingen. Bij de civiele relatie valt vooral te denken aan inzet voor de leefbaarheid in de wijk, een aspect die door de woningcorporaties niet altijd als onderdeel van het takenpakket wordt gezien. Hier valt dus juist winst te behalen in termen van de aanwezige voice tussen huurders en de corporaties, omdat deze nu vaak weinig of niet aanwezig is.
2.2.2 Legitimiteit & voice Uit verschillende onderzoeken (Minderman, 2008; RMO, 2009, 2010; Aedes, 2011) blijkt dat de voice tussen huurders en woningcorporatie erg belangrijk is voor de legitimatie van de corporatie als
13
maatschappelijke organisatie, omdat huurders één van de belangrijkste stakeholders van de corporatie zijn. In het rapport ‘Terug naar de basis’ geeft de RMO (2010) aan dat er drie mechanismen zijn om de maatschappelijke legitimatie van organisaties zoals woningcorporaties te versterken: door beter bestuur en toezicht te organiseren, door de keuzevrijheid van klanten te vergroten en door de samenwerking, discussie en dialoog met de achterban en klanten te onderhouden. In de praktijk is de keuzevrijheid in de markt van sociale huurwoningen zeer beperkt, aangezien de toegang hiertoe streng gereguleerd wordt en er een beperkt aanbod van sociale huurwoningen bestaat. Daarnaast zorgt het uitbouwen van toezichtstructuren binnen de sector voor meer wantrouwen als de achterban niet in dialoog staat met de woningcorporatie. De dialoog is dus vooral belangrijk voor het versterken van het proces van legitimatie. Volgens Minderman (2008) kan de legitimiteit van woningcorporaties tot stand komen middels een actieve, op dialoog gerichte, verantwoording aan stakeholders. Deze verantwoording van de corporatie betreft de formele jaarverslagen, maar ook informele aspecten zoals de kwaliteit van dienstverlening en de mate van participatie en dialoog met stakeholders (Klaassen & Hakvoort, 2008). Ook de RMO legt de nadruk op het belang van dialoog in de legitimatie van maatschappelijke organisaties. Door Aedes vereniging van woningcorporaties (2011) is een onderzoek uitgevoerd naar de maatschappelijke legitimatie bij corporaties. Ook zij benoemen het belang van dialoog met de huurders en geven suggesties om de legitimiteit van de woningcorporatie onder huurders te versterken. Hieruit volgt dat het betrekken van belanghebbenden een doorlopend proces is; informatie ontvangen schept ook verwachtingen en verantwoordelijkheden. Corporaties dienen verantwoording af te leggen over wat zij met de opgehaalde informatie hebben gedaan. Daarnaast is het van belang dat corporaties de verwachtingen van de huurders beheren met een scherp kader. Vooraf communiceren waar men voor staat zorgt ervoor dat verwachtingen niet te hoog zijn. Het toelichten van afwegingen die een corporatie maakt kan zorgen voor duidelijkheid en begrip bij de huurders. Een zichtbare corporatie bevordert ook het contact tussen corporatie en bewoners. Laagdrempeligheid is hierbij van belang. Benaderbaar betekent ook dat er social media gebruikt wordt, goede huismeesters in dienst zijn en een toegankelijke balie aan de voorkant van het kantoor. Door bewoners te betrekken bij toekomstplannen kunnen corporaties de behoeften van de doelgroep bepalen. Daarbij is het van belang dat bewoners daadwerkelijk inspraak hebben. Dit zorgt voor meer draagvlak voor de plannen van de corporatie (Aedes, 2011).
Voice is een waardevolle bron van informatie voor het beoordelen en verbeteren van de kwaliteit van diensten. Door te luisteren naar de meningen van cliënten kunnen organisaties hun activiteiten 14
afstemmen op de wensen van de achterban. Hiermee is het ook mogelijk om de subjectieve en objectieve kwaliteit van dienstverlening op peil te houden. Dat is gunstig voor de dialoog én betrokkenheid van cliënten bij de organisatie. Deze betrokkenheid is zeer belangrijk voor de legitimiteit: het duidt op draagvalk en steun voor maatschappelijke dienstverlening (RMO, 2009). Voorwaarde voor het verwerven van legitimiteit is wel dat voice effectief is. Als een klacht of mening zichtbaar effect heeft is men meer geneigd om in gesprek te blijven en de organisatie als legitiem te beschouwen. Ineffectieve voice versterkt het wantrouwen (Suchman, 1995). Als organisaties hun cliënten vaker raadplegen kan een duurzame relatie ontstaan waarin een cliënt of groep cliënten gevraagd én ongevraagd de organisatie van feedback voorziet. De organisatie neemt de tijd om cliënten te informeren en te luisteren; de cliënt neemt de moeite om de organisatie te attenderen op kwaliteitsverlies (RMO, 2009).
Al deze mechanismen wijzen op het belang van de relaties van de woningcorporatie met de doelgroep voor legitimiteit: huurders zijn de belangrijkste doelgroep van woningcorporaties. Voice speelt een grote rol bij deze relaties, waarbij het gaat om de dialoog tussen de twee partijen, en kan hiermee dus van invloed zijn op de legitimiteit. Op basis hiervan is de eerste hypothese opgesteld: Meer voice leidt tot meer toebedeelde legitimiteit aan de woningcorporatie.
2.3 Wijkondernemingen Burgers die participeren hebben andere achtergrondkenmerken dan burgers die niet participeren in vrijwilligerswerk en de wijk. Zo zijn vrijwilligers minder vaak werkzaam, van oudere leeftijd en vaker hoogopgeleid en religieus. Als er gekeken wordt naar de bereidheid van bewoners om zich in te zetten voor de buurt waar zij wonen, worden dezelfde resultaten gevonden (Dekker & de Hart, 2009). Daarnaast blijkt hier ook uit dat mensen met een uitkering of AOW het meest actief zijn en allochtonen relatief weinig participeren. Er is geen verschil waar te nemen in de mate waarin huurders en kopers participeren in de wijk (Dekker & de Hart, 2009). Wijkondernemingen zijn een uiting van burgerparticipatie: bewoners die actief zijn in hun buurt (van Marissing, 2008). Volgens de typologie van Arnstein (1969) kent burgerparticipatie acht verschillende niveaus, van geen participatie naar volledige participatie, die weergegeven zijn in figuur 1: de burgerparticipatieladder. ‘Bij nonparticipation’ op de lagere treden, is het onderliggende doel om participanten te onderwijzen. Het midden van de ladder met ‘Tokenism’ betreft participatie waarbij deelnemers worden geïnformeerd en geraadpleegd. De hoogste treden van de ladder, ‘citizen power’, representeert participatie in de vorm van samenwerking en volledige controle van burgers.
15
Wijkondernemingen kunnen in de achtste trede geplaatst worden, aangezien bewoners in volledige controle zijn. Maar er kan ook gesteld worden dat wijkondernemingen niet op deze ladder thuishoren, omdat burgers nergens meer bij participeren. Het doel van wijkondernemingen is juist dat zij (uiteindelijk) volledig onafhankelijk opereren. Er is dan niet langer sprake van burgers die bij een bepaald initiatief of organisatie participeren.
Figuur 1: de Burgerparticipatieladder
Bron: Arnstein, 1969.
Deze trend van zelforganisatie is terug te vinden in de verschuiving van zelfredzame burgers naar verantwoordelijke burgers. Waar eerstgenoemde vooral zichzelf redt, is er bij verantwoordelijke burgers sprake van collectie zelfredzaamheid: burgers redden elkaar. Zij nemen zelf verantwoordelijkheid en initiatief voor hun leven, buurt en welzijn. Gesprekken tussen burgers en overheden of maatschappelijke organisaties kunnen hierbij een motor zijn voor de totstandkoming van dergelijke organisaties in beheer van burgers (Tonkens, 2008). Woningcorporaties kunnen de totstandkoming van wijkondernemingen dus mogelijk stimuleren door met bewoners in gesprek te gaan.
16
2.3.1 Wijkondernemingen & voice Uit eerder onderzoek naar de redenen waarom burgers wel en niet participeren, blijkt dat er een groep mensen is die ‘natural joiners’ zijn: voor hen is het natuurlijk om te participeren. Vaak zijn deze burgers al actief in een andere lokale organisatie en vinden het leuk om te participeren (Lowndes, Pratchett en Stoker, 2001; Geul, 1999). Deze ‘natural joiners’ brengen ervaring en een groot netwerk mee, evenals democratische vaardigheden en meer politieke betrokkenheid (Michels, 2011). Ook hebben zij een grotere kans om bij een nieuw initiatief ook actief te worden (Millward, 2005). Hieruit is een sneeuwbal-effect te herleiden: huurders die al actief zijn, participeren vaker op meerdere manieren. Het is mogelijk dat huurders die actief zijn bij een wijkonderneming, ook meer participeren als huurder van de woningcorporatie in de klant- en politieke relatie. Dit mechanisme kan van positieve invloed zijn op de aanwezige voice tussen huurders en de woningcorporatie. Als de woningcorporatie bovendien betrokken is bij de wijkonderneming in de vorm van een faciliterende of ondersteunende rol, kan deze civiele relatie de aanwezige voice mogelijk verder versterken. Afgeleid uit deze relatie tussen voice en wijkondernemingen is de tweede hypothese opgesteld: De voice tussen huurders en de woningcorporatie is groter onder huurders die actief zijn bij wijkondernemingen.
2.3.2 Wijkondernemingen en legitimiteit Wanneer burgers participeren bij een organisatie is dit van positieve invloed op het proces van legitimatie van deze organisatie (Robert, 2004). Als huurders dus participeren bij de woningcorporatie, heeft dit een positief effect op de legitimiteit van de woningcorporatie. Geïnstitutionaliseerde vormen van inspraak zoals huurdersverenigingen zijn echter in hoge mate geprofessionaliseerd waardoor de drempel om deel te nemen hoog is. Daarnaast zijn burgers door tal van maatschappelijke ontwikkelingen zoals individualisering en democratisering weinig bereid betrokken te zijn bij de organisatie (RMO, 2010). Woningcorporaties zien inspraak van de achterban bovendien vaak als wettelijke verplichting in plaats van een potentiele bron van informatie waarmee de organisatie verbeterd kan worden. De relatie met de achterban is wel van invloed op de maatschappelijke legitimiteit van corporaties. Betrokkenheid van huurders is een essentiële voorwaarde voor de legitimatie van de corporatie. De relatie kan versterkt worden door nieuwe vormen van dialoog aan te gaan. Het moet geen formele verplichting zijn, maar direct betekenis hebben voor de verbetering van de kwaliteit en de binding met huurders (RMO, 2010). Het ondersteunen en/of faciliteren van een wijkonderneming kan een dergelijk nieuwe vorm van dialoog zijn. Hier betreft het de maatschappelijke participatie van huurders in de civiele relatie met de woningcorporatie. Al eerder is gesteld dat juist op het gebied van voice in de civiele relatie, winst valt te behalen voor de woningcorporatie in de relatie met de huurders. En omdat voice van 17
invloed is op de legitimiteit van de organisatie, ligt hier een kans voor woningcorporaties om hun bestaansrecht te versterken onder haar huurders.
Op basis van de theoretische samenhang tussen het besproken concept, is de derde hypothese opgesteld: Huurders die actief zijn bij wijkondernemingen bedelen de woningcorporatie meer legitimiteit toe, middels de grotere aanwezige voice tussen de twee partijen.
2.4 Theoretisch model De vraag die in dit onderzoek centraal staat is op welke manier voice tussen huurders en de woningcorporatie van invloed is op de legitimiteit van de woningcorporatie. De mate waarin er voice bestaat tussen huurders en de woningcorporatie zal naar verwachting verschillen tussen de twee groepen huurders. Om deze reden kunnen ook verschillende uitkomsten in toebedeelde legitimiteit van de woningcorporatie verwacht worden. Hierbij wordt gekeken naar de drie verschillende relaties waarin voice tot uiting komt, naast de algemene aspecten hiervan; huurders met een klantrelatie, civiele relatie en politieke relatie met de woningcorporatie. De legitimiteit die afhankelijk is van de stakeholder wordt als één concept behandeld. De verwachting die in dit onderzoek centraal staat, is schematisch weergegeven in figuur 2. De nummers langs de pijlen corresponderen met de eerder genoemde hypotheses.
Figuur 2: theoretisch model
Meer voice (klant, civiel en politiek) 2
1 3
Huurder actief bij wijkonderneming
Meer legitimiteit corporatie
18
3. Onderzoeksopzet Middels de bespreking van de casus, dataverzameling, operationalisering en analysemethoden wordt een overzicht gegeven van de methoden gebruikt in dit onderzoek.
3.1 Casus Voor mijn stage bij Aedes heb ik een inventarisatie gemaakt van wijkondernemingen die een relatie hebben met een woningcorporatie. Hieruit kwamen zes verschillende thema’s naar voren waarop wijkondernemingen actief zijn: zorg, gemeenschapshuizen, zelfbeheer, winkels, energie en leefbaarheid. De ondersteuning die woningcorporaties aan de wijkonderneming bieden, neemt diverse vormen aan: (start)subsidie, het beschikbaar stellen van benodigde ruimte, een verlaagde huurprijs van de benodigde ruimte, praktische hulp en het realiseren van doelgroep woningen.
In dit onderzoek staan twee wijkondernemingen centraal in de regio Zaanstad, beide gemeenschapshuizen. Deze buurtcentra zijn geselecteerd omdat zij beide ondersteund worden door dezelfde woningcorporatie, namelijk Parteon: zij betalen een niet-commerciële huurprijs voor de huur van het gebouw. Daarnaast is de sociale woningvoorraad in de regio Zaanstad uitsluitend eigendom van woningcorporatie Parteon. Op deze manier is de onderzoekspopulatie vergelijkbaar betreft de woningcorporatie waar zij onder vallen. In het verleden waren deze buurthuizen in beheer bij de gemeente Zaanstad, maar die kondigde in 2008 aan deze af te stoten. Een aantal actieve bewoners heeft toen aangegeven de buurthuizen in zelfbeheer te willen nemen. Gedurende vijf jaar heeft de woningcorporatie een exploitatiegarantie gegeven aan de wijkondernemingen: Parteon trad op als verhuurder, beheerder maar ook financier van de buurtcentra. Vanaf 2013 zijn de wijkondernemingen echter geheel financieel onafhankelijk. De verlaagde huurprijs die woningcorporatie Parteon heeft ingesteld, is de enige vorm van hulp die de wijkondernemingen momenteel nog hebben (www.parteon.nl). De doelgroep van dit onderzoek zijn de bewoners betrokken bij de twee buurthuizen, alsmede niet-actieve bewoners die ook een woning huren bij woningcorporatie Parteon in dezelfde wijk als waar de buurtcentra zijn. Om een indruk te geven van de twee wijkondernemingen, worden beide buurtcentra nu kort beschreven.
Buurtcentrum de Vuister in Koog a/d Zaan is gevestigd in een pand gelegen naast het winkelcentrum van de wijk Westerkoog, waar ook de bibliotheek zit (zie afbeelding 1). Er worden uiteenlopende activiteiten georganiseerd: taalcursussen, bewegingslessen, kaartmiddagen maar ook de buurtbistro en computerworkshops. Een deel van deze activiteiten wordt georganiseerd door welzijnsorganisatie Welsaen, maar het overgrote scala aan activiteiten wordt georganiseerd en begeleid door de 19
ongeveer 35 vrijwilligers bij het buurtcentrum. Het bestuur bestaat momenteel uit zeven personen die aan het stuur staan van Stichting buurtcentrum de Vuister.
Afbeelding 1: buurtcentrum de Vuister, Koog a/d Zaan
Bron: Google Maps
Afbeelding 2: buurtcentrum de Vuister sfeerimpressie
Bron: www.devuister.com
20
Buurtcentrum de Pelikaan is gevestigd in het hart van Krommenie, naast een winkelcentrum en de bibliotheek (zie afbeelding 3). Het zeskoppige bestuur van stichting de Pelikaan probeert een breed aanbod van activiteiten te creëren. Zo zijn er onder andere bewegingslessen, spelletjesmiddagen, kookworkshops voor mannen, samen dineren en taalcursussen. Daarnaast maken een speel-o-theek en muziekschool gebruik van het buurtcentrum. Ook hier worden de activiteiten door de ruim 40 vrijwilligers georganiseerd en begeleid en een klein deel door stichting Welsaen.
Afbeelding 3: buurtcentrum de Pelikaan, Krommenie
Bron: Google Maps
Afbeelding 4: buurtcentrum de Pelikaan sfeerimpressie
Bron: www.dichtbij.nl/zaanstreek
21
3.1.1 Wijken De betreffende buurtcentra bevinden zich respectievelijk in de wijk Westerkoog in Koog aan de Zaan en Krommenie. Bij laatstgenoemde is de ligging van het buurtcentrum dermate centraal, dat is besloten om in beide wijken, Krommenie-oost en Krommenie-west onderzoek te doen. Aan de hand van gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek volgt een vergelijking tussen de twee onderzoeksgebieden. Als referentie wordt de gemeente Zaanstad gebruikt, waar alle andere wijken/plaatsen onder vallen. Uit tabel 1 is op te maken dat met name Krommenie-Oost relatief veel vijfenzestigplussers kent, namelijk 23%. Krommenie in zijn geheel scoort hierop ook hoger dan Westerkoog en de gemeente Zaanstad totaal, namelijk 21% van de inwoners van Krommenie is vijfenzestigplus. Het aandeel nietwesterse allochtonen is in alle wijken lager dan het gemiddelde van de gemeente Zaanstad, maar ook hier scoort Krommenie-oost het hoogst met 10%. Het aandeel huurwoningen in het bezit van de woningcorporatie is in deze wijk ook het grootst: 51% van de woningvoorraad is eigendom van een corporatie. In Westerkoog is dit percentage juist relatief laag, slechts 29% is hier eigendom van een corporatie. Krommenie-oost hoogste percentage huishoudens laag inkomen, en laagste percentage inkomens hoog inkomen. De mate van werkloosheid gaat in alle wijken ongeveer gelijk op: rond de 20 huishoudens op de 1000 ontvangen een werkloosheidsuitkering. Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen komen het vaakst voor in Krommenie-Oost, 106 op de 1000 huishoudens ontvangen een dergelijke uitkering: hoger dan het gemiddelde van de gemeente. Ook de bijstand is hier het hoogst, met 30 op de 1000 huishoudens, maar nog wel lager dan gemeentelijk niveau. Tabel 1: Wijkkenmerken Aantal inwoners absoluut (2012)
Zaanstad 148280
Westerkoog 6585
Krommenie 17060
Krommenie-oost 7645
Krommenie-west 9415
Aandeel inwoners 65+ (2012)
16%
18%
21%
23%
19%
Aandeel niet-westerse allochtonen (2012) Aandeel huurwoningen van woningcorporatie (2011) Aandeel huishoudens laag inkomen (2010)
18% 41%
8% 29%
9,5% 43,5%
10% 51%
9% 36%
40%
26%
40%
49%
31%
Aandeel huishoudens hoog inkomen (2010) ABW/WWB: algemene bijstandsuitkeringen relatief per 1000 huishoudens (2010)
19% 40
30% 13
20,5% 28,5
15% 30
26% 27
AO: uitkeringen arbeidsongeschiktheid relatief per 1000 huishoudens (2010)
93
99
92,5
106
79
WW: uitkeringen werkloosheid relatief per 1000 huishoudens (2010)
23
20
21,5
22
21
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
22
Uit het bovenstaande is te concluderen dat Westerkoog een relatief rijke wijk betreft: er is een laag percentage huurwoningen wat duidt op veel huiseigenaren, relatief veel huishoudens met een hoog inkomen, en de minste huishoudens in de gemeente die een uitkering ontvangen. Het is tevens de wijk met het minst aantal allochtonen van alle wijken. Krommenie scoort op bijna alle indicatoren voor een welvarende wijk slechter dan Westerkoog, met name door het aandeel van Krommenie-oost. Hier is sprake van relatief veel huurwoningen, een groter gedeelte van de huishoudens met een laag inkomen en relatief veel uitkeringen. Hier wonen tevens meer allochtonen in vergelijking met Westerkoog.
3.2 Dataverzameling 3.1.1 Benadering Gedurende mijn stage werkzaamheden, waar ik veel contact had met wijkondernemingen, ontstond er contact met buurtcentrum de Vuister in Koog aan de Zaan. De voorzitter van het bestuur vertelde enthousiast over hun wijkonderneming en vermelde daarbij dat er in de regio nog twee wijkondernemingen zijn in zelfbeheer waarbij Parteon dezelfde overeenkomst mee heeft, in Krommenie en Westzaan. Naar aanleiding hiervan is er ook contact opgenomen met de andere buurtcentra om te informeren of zij interesse hadden om mee te werken aan een onderzoek. Hierop reageerde het buurtcentrum in Krommenie ook positief. De twee contactpersonen bij de wijkondernemingen hebben zich ingezet om enquêtes te verspreiden onder de doelgroep: huurders die actief zijn bij de wijkonderneming. Ook zijn er een aantal momenten geweest waarop er activiteiten van het buurtcentrum zijn bijgewoond om zo respondenten te vinden. Met deze benadering zijn de actieve bewoners bij de wijkonderneming benaderd. Het is lastig om voor deze groep te responsrate te bepalen, aangezien de respondenten voornamelijk via sleutelfiguren zijn benaderd. Wel is bekend dat er relatief weinig huurders betrokken waren bij de wijkonderneming vergeleken met het aantal woningeigenaren. Middels een huis-aan-huismethode zijn de huurders die niet actief betrokken zijn benaderd als respondenten. Zowel overdag als in de avonduren, doordeweeks en in het weekend is er onderzoek gedaan in de wijken. Ook is er bewust voor gekozen om zowel appartementen als eengezinshuizen te benaderen. Dit om de representativiteit van het onderzoek betreft de onderzoekspopulatie veilig te stellen. Gespreid over een periode van vijf weken, zijn er in totaal vijftien bezoeken afgelegd in de twee wijken. Voor beide benaderingen geldt dat bewoners zijn geholpen met het invullen van de vragenlijst wanneer zij aangaven hier behoefte aan te hebben. Dit is van positieve invloed geweest op de volledige invulling van de vragenlijsten. Voor de twee verschillende wijkondernemingen zijn de
23
vragenlijsten aangepast aan het betreffende buurtcentrum. Dit om te voorkomen dat de vragenlijst te algemeen werd voor de bewoners.
Voor dit onderzoek een streefcijfer gehanteerd van honderd respondenten, het liefst meer. Op het eerste gezicht lijkt dit relatief weinig, maar de onderzoeksmethode in combinatie met het beperkte tijdspad, bood helaas geen ruimte voor meer respondenten. Omdat de enquête niet simpelweg via internet uitgezet kon worden, maar alle respondenten persoonlijk benaderd moesten worden, is hier relatief veel tijd en moeite in gaan zitten. De twee groepen huurders behoorden allebei minimaal vijftig respondenten te hebben. Hierbinnen is er ook getracht een gelijke verdeling te krijgen betreft de twee wijkondernemingen. De verdeling is dus voor beide wijkondernemingen rond de vijftig respondenten waarvan de helft van de huurders actief betrokken is en de andere helft niet.
Op de onderstaande afbeeldingen zijn de routes weergegeven die zijn gelopen bij de huis-aanhuisbenadering. De straten waar onderzoek is gedaan in Koog a/d Zaan: Spoorland, Weeshuisland, Potasland, De Locomotief, Boomland en Hofakker (zie afbeelding 5).
Afbeelding 5: Koog a/d Zaan looproutes
Bron: Google Maps
24
Voor
Krommenie
zijn
de
volgende
straten
bezocht
dit:
Fortuinlaan,
Burgemeester
Lammerschaagstraat, Zonnelaan, Burgemeester Schaapstraat, Grote Beer, Kleine Beer en Gagarinstraat (zie afbeelding 6).
Afbeelding 6: Krommenie looproutes
Bron: Google Maps
Van de ongeveer 300 huizen waar is aangebeld, deden er 116 mensen open, ofwel 39%. Hiervan wilde 43% meewerken aan het onderzoek. De responsrate is dus redelijk goed te noemen. Dit kan een positief gevolg zijn van de persoonlijke benadering. Huurders zijn een lastige doelgroep om onderzoek te doen vergeleken met eigenaren, omdat zij minder vaak bereid zijn mee te werken. Dit hangt mogelijk samen met sociaaleconomische status en opleidingsniveau, die over het algemeen lager is onder huurders dan kopers.
De respondenten in dit onderzoek worden opgedeeld in twee groepen: actieve en niet-actieve huurders bij de wijkonderneming. De actieve huurders bij wijkondernemingen behelzen zowel personen die deelnemen aan activiteiten bij het buurtcentrum, vrijwilligers en leden van het bestuur. Er is getracht deze verdeling gelijk op te laten gaan. In tabel 2 is te zien dat er 53 actieve huurders zijn onder de respondenten en 50 niet-actieve huurders. Tabel 2: aantal respondenten
niet actief wel actief N
Frequentie 50 53 103
Percentage 48,5 51,5 100
25
Tabel 3: kenmerken respondenten per wijk Westerkoog
N
Krommenie
N
Totaal
N
66,3
51
61,5
52
63,9
103
Actief wijkonderneming in percentages
50,9
26
51,9
27
51,4
53
Geslacht: vrouw in percentages
49,0
25
65,4
34
57,2
59
Afkomst in percentages Autochtoon Westers Niet-westers
84,0 8,0 8,0
50 42 4 4
81,6 16,3 2,1
49 40 8 1
82,8 12,1 5,1
99 82 12 5
Opleiding in percentages Laag Middel Hoog
51,0 36,8 12,2
49 25 18 6
50,0 40,4 9,6
52 26 21 5
50,5 38,6 10,9
101 51 39 11
Inkomsten in percentages Werk Uitkering Pensioen Overig
26,5 2,0 69,5 2,0
49 13 1 34 1
36,5 9,6 53,9 0,0
52 19 5 28 0
31,7 5,9 61,4 1,0
101 32 6 62 1
Uren werk in percentages <12 12-24 24-36 >36
25,0 0,0 16,7 58,3
12 3 0 2 7
12,5 6,2 18,8 62,5
16 2 1 3 10
17,9 3,6 17,8 60,7
28 5 1 5 17
Kenmerk Gemiddelde leeftijd
Als de kenmerken van de respondenten in tabel 3 afgezet worden tegen de eerder behandelde wijkkenmerken van het CBS, vallen een aantal dingen op. De leeftijd van de respondenten is in Westerkoog hoger en er zijn meer mensen die pensioen als primaire inkomstenbron kennen, terwijl eerder bleek dat Krommenie meer vijfenzestigplussers kent. Wat betreft leeftijd zijn de respondenten in dit onderzoek dus geen representatieve afspiegeling van de werkelijke bevolking van deze wijken. Aangezien het hier om kleine verschillen gaat, heeft dit waarschijnlijk geen grote gevolgen voor de resultaten van dit onderzoek. Dat Krommenie meer allochtone inwoners heeft en meer uitkeringsgerechtigden kent dan Westerkoog komt zowel bij de respondenten als de gegevens van het CBS naar voren. Op deze punten is de groep van respondenten wel representatief voor de werkelijkheid.
3.1.2 Data In de verzamelde data is er slechts een enkele keer sprake van een missing value: dit hangt waarschijnlijk samen met de geboden hulp aan de bewoners bij het invullen van de vragenlijsten. De missings die zich voordeden betroffen vooral vragen over afkomst, inkomsten of bepaalde stellingvragen. Bij laatstgenoemde is het vrij waarschijnlijk dat mensen niet snapte wat de bedoeling
26
was, aangezien er tijdens het helpen van andere mensen met de vragenlijst hier ook vragen over waren. Indien er missings zijn worden deze in de analyses buiten beschouwing gelaten middels ‘pairwise deletion’: alleen als er op een bepaalde vraag missings zijn wordt de betreffende score van die respondent voor die vraag weg gelaten. Dit resulteert in verschillende groottes van de N bij de uitgevoerde analyses. Deze methode is gehanteerd omdat er weinig missings voorkwamen en er tegelijkertijd sprake was van een relatief kleine N. Van de vragen gebruikt in de analyses is er in totaal sprake van 1,7% missings.
3.3 Operationalisering In sociaal-wetenschappelijk onderzoek is het gebruikelijk om een aantal achtergrondkenmerken van de respondenten als controle-variabelen in te zetten. De kenmerken van de respondenten in dit onderzoek worden verder besproken in paragraaf 4.1. Daarom worden deze nu niet behandeld. Opeenvolgend worden hier de afhankelijke, mediërende en onafhankelijke variabelen in dit onderzoek besproken.
3.3.1 Afhankelijke variabele De variabele ‘legitimiteit’ is in de enquête bevraagd door middel van een aantal stellingvragen over de woningcorporatie. De bijbehorende antwoord-categorieën lopen van helemaal oneens (1) tot helemaal eens (5). De stellingvragen zijn: -
Mijn woningcorporatie is een noodzakelijke organisatie.
-
Mijn woningcorporatie is een waardevolle organisatie.
-
Mijn woningcorporatie is een eerlijke organisatie.
-
Mijn woningcorporatie doet goede dingen.
-
Mijn woningcorporatie is een nuttige organisatie.
-
Mijn woningcorporatie verbergt niets.
-
Mijn woningcorporatie heeft een goed imago.
Er is vervolgens een schaal aangemaakt die alle stellingvragen combineert om het concept legitimiteit te creëren. De bijbehorende Cronbach’s Alpha voor de schaal legitimiteit is 0,74. De scores op de verschillende vragen worden bij elkaar opgeteld om vervolgens te delen door het aantal vragen: op de schaal is een score van 1 een lage legitimiteit en een score van 5 hoge legitimiteit van de woningcorporatie.
27
3.3.2 Mediërende variabelen Het concept voice is geoperationaliseerd in vijf variabelen: ‘voice algemeen’, ‘voice civiel’, ‘voice politiek’, ‘verloop tevredenheid’ en ‘makkelijk contact’. Vanwege de verschillende antwoord-categorieën in de enquête, was het niet mogelijk een variabele voor voice klant aan te maken. De variabelen ‘verloop tevredenheid’ en ‘makkelijk contact’ representeren samen de voice klant. Hierbij zijn de volgende vragen gesteld met de bijbehorende antwoord-categorieën tussen haakjes: -
Hoe tevreden bent u met het verloop van het laatste contact met de woningcorporatie? (1 = heel erg ontevreden ... 5 = heel erg tevreden)
-
Hoe gemakkelijk vindt u het om in contact te komen met de woningcorporatie? (1 =heel erg moeilijk ... 5 = heel erg makkelijk)
Voice politiek is gemeten aan de hand van de volgende vraag: -
In hoeverre bent u tevreden met de inspraak die huurders/bewonersverenigingen en/of bewonerscommissies hebben op het beleid van de woningcorporatie? ( 1 = heel erg ontevreden ... 5 = heel erg tevreden)
Voor de variabele ‘voice civiel’ is een schaal aangemaakt, waarbij de Cronbach’s Alpha 0,68 is. Omdat deze maar net onder de grens van 0,70 ligt, is toch besloten om deze schaal te hanteren voor het onderzoek. Het weglaten van één van de vragen in de schaal had namelijk geen positief effect. Bij deze schaal zijn de volgende stellingen voorgelegd aan de respondenten, waarbij een score van 1 helemaal oneens is en een score van 5 helemaal mee eens. -
Ik heb er vertrouwen in dat mijn woningcorporatie het beste voor de wijk waar ik woon doet.
-
Ik vind dat mijn woningcorporatie voldoende doet om de leefbaarheid in de wijk te bevorderen.
-
Ik vind dat mijn woningcorporatie zich voldoende inzet bij buurtactiviteiten.
De verklarende variabele ‘voice algemeen’ is ook samengesteld uit een schaal, waarbij de volgende stellingen zijn voorgelegd aan de respondenten. De antwoordcategorieën hierbij zijn een score van 1 voor helemaal oneens en een score van 5 voor helemaal mee eens: -
Ik vind dat ik door mijn woningcorporatie gehoord word.
-
Ik vind dat ik door mijn woningcorporatie serieus word genomen.
-
Ik vind dat ik door mijn woningcorporatie eerlijk behandeld word.
-
Ik vind dat mijn woningcorporatie het beste met mij voor heeft.
-
Ik zie het nut van een goed contact met mijn woningcorporatie. 28
-
Mijn woningcorporatie stelt de belangen van bewoners voorop.
-
Mijn woningcorporatie raadpleegt bewoners voldoende bij belangrijke zaken.
-
Mijn woningcorporatie informeert bewoners over belangrijke zaken.
-
Er vindt voldoende dialoog plaats tussen mijn woningcorporatie en haar bewoners.
De bijbehorende Cronbach’s Alpha voor deze schaal is 0,86. Bij de operationalisering van het concept voice is gekozen om een aparte vorm van ‘voice algemeen’ te onderscheiden, omdat dit aspecten van voice zijn die binnen de drie verschillende relaties tussen huurders en de woningcorporatie van belang zijn. Het gaat hier om de algemene omgang en dialoog tussen huurders en de woningcorporatie, die zowel binnen de klantrelatie, de civiele relatie en de politieke relatie relevant zijn.
3.3.3 Onafhankelijke variabele Voor de onafhankelijke variabele ‘actief wijkonderneming’ is de respondent gevraagd of zij weleens deelnemen aan activiteiten bij de wijkonderneming en of zij vrijwilliger zijn of lid van het bestuur bij de wijkonderneming. Vervolgens zijn deze antwoorden gehercodeerd in één variabele, namelijk ‘actief wijkonderneming’. Indien zij op één van de aspecten betrokken waren bij de wijkonderneming, kregen zij op de nieuwe variabele een score van 1: actief bij de wijkonderneming en anders een 0 voor niet-actief bij de wijkonderneming.
3.4 Methoden Met behulp van het programma SPSS wordt de data van de enquêtes verder geanalyseerd. Hierin wordt ten eerste gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek om de data te verkennen en een overzicht te geven van de eerste resultaten. Om de actieve en inactieve huurders te vergelijken wordt gebruik gemaakt van een ANOVA, waarbij het mogelijk is om de gemiddelden van twee groepen met elkaar te vergelijken. Omdat de verwachting in dit onderzoek een mediatie-effect betreft, moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden (Baron & Kenny, 1986): 1. Lijn 1 is significant ongelijk aan 0. 2. Lijn 2 is significant ongelijk aan 0 3. Lijn A is significant ongelijk aan 0. 4. A – A’ is significant ongelijk aan 0.
De verschillende lijnen zijn terug te zien in figuur 3. Lijn één correspondeert met hypothese één en lijn twee correspondeert met hypothese twee in dit onderzoek. Voor de derde voorwaarde is vanuit 29
het theoretisch kader geen hypothese opgesteld om de directe invloed van actief zijn bij de wijkonderneming op legitimiteit te toetsen. Omdat deze lijn wel onderdeel is van de mediatieanalyse, wordt deze wel getoetst in de analyses, om aan voorwaarde drie te voldoen.
Figuur 3: mediatie eerste 3 voorwaarden
Meer voice (klant, civiel en politiek) 2
1 3
Huurder actief bij wijkonderneming
Meer legitimiteit corporatie A
Hypothese drie komt terug bij het toetsen van de vierde voorwaarde. De A staat hierbij voor de coëfficiënt van het directe effect van actief zijn bij wijkondernemingen op legitimiteit (voorwaarde 3). A’ is de regressiecoëfficiënt van actief zijn bij de wijkonderneming op legitimiteit wanneer voice wordt toegevoegd. Het verschil tussen A en A’ is de regressiecoëfficiënt van de mediator in de relatie tussen actief bij de wijkonderneming en legitimiteit. Het schematische model hiervan is terug te vinden in onderstaand figuur.
Figuur 4: mediatie voorwaarde 4
Meer voice (klant, civiel en politiek)
2
Huurder actief bij wijkonderneming
1
Meer legitimiteit corporatie A’
30
Deze manier om een mediatie-effect vast te kunnen stellen, is afgeleid van de methode van Baron & Kenny (1986). De voorwaarden 1, 2 en 3 worden getoetst aan de hand van verschillende regressieanalyses. Hiermee wordt de samenhang tussen de verschillende variabelen geanalyseerd. Om voorwaarde 4 te kunnen testen, wordt een regressie gedraaid en een Sobeltest uitgevoerd (http://quantpsy.org/sobel/sobel.htm). Hiermee wordt de significantie van het mediatie-effect bepaald.
Voor de omvang van het databestand geldt dat bij een relatief kleine N het lastiger is om significante verschillen waar te nemen. Daarom is ervoor gekozen flexibele standaarden te gebruiken om de significantie te bepalen. Er wordt een p-waarde van <0,10 gehanteerd tenzij anders vermeldt. Daarnaast worden de scores op significantie door 2 gedeeld, aangezien de hypotheses in dit onderzoek allen éénzijdig zijn geformuleerd. De onzekerheid die hiermee gepaard gaat betreft de toevalligheid van significante resultaten wordt hiermee voor lief genomen.
31
4. Resultaten Eerst wordt beschreven hoe de achtergrondkenmerken van de respondenten eruit zien en in hoeverre de actieve en inactieve huurders van elkaar verschillen. Vervolgens worden er verschillende regressie-analyses uitgevoerd om aan de voorwaarden van mediatie te kunnen voldoen. Aansluitend wordt de Sobeltest besproken.
4.1 Kenmerken respondenten Uit eerder onderzoek is gebleken dat mensen die participeren bij buurtactiviteiten of actief zijn als vrijwilliger of bestuurslid andere kenmerken hebben dan niet-actieve mensen. Zo zijn deze personen gemiddeld ouder, overwegend autochtoon, hoger opgeleid en minder vaak werkzaam. Naarmate mensen ouder zijn, is de kans dat zij niet werken groter: de bron van inkomsten kan dan ook vaker pensioen zijn (Dekker & de Hart, 2009). Uit tabel 4 is af te lezen dat de actieve huurders een gemiddelde leeftijd kennen van ruim 69 jaar, terwijl dit bij de niet-actieve huurders 58 jaar is. Daarnaast zijn er onder de actieve huurders slechts 4 van de 52 respondenten die werken, tegenover 24 van de 50 bij de niet-actieve huurders. Het verschil in primaire bron van inkomsten is hier ook terug te zien: ruim 80% van de actieve huurders ontvangt pensioen, terwijl onder niet-actieve huurders dit 40,8% is. Het opleidingsniveau in de twee groepen verschilt niet veel van elkaar: de actieve groep is heeft een iets lager opleidingsniveau dan de niet-actieve groep. De actieve groep kent meer allochtonen, niet-westers 5,7% en westers 15,4%, dan de inactieve groep. De actieve huurders zijn op de aspecten opleidingsniveau hiermee dus afwijkend van het beeld dat bestaat op basis van eerder onderzoek naar actieve burgers.
Hoewel de actieve en inactieve huurders qua kenmerken duidelijk van elkaar verschillen, is dit niet de focus van dit onderzoek. Hierin wordt gekeken naar de vraag of de actieve huurders meer legitimiteit toebedelen aan de woningcorporatie en of dit komt door de aanwezige voice. Om deze reden worden de achtergrondkenmerken van de respondenten verder niet meegenomen in de volgende analyses.
32
Tabel 4: achtergrondkenmerken niet-actieve en actieve huurders bij wijkonderneming Niet actief
N
Wel actief
N
58
50
69
53
50,0
2
64,2
34
Afkomst in percentages Autochtoon Westers Niet-westers
87,2 8,5 4,3
47 41 4 2
78,9 15,4 5,7
52 41 8 3
Opleiding in percentages Laag Middel Hoog
44,9 44,9 10,2
49 22 22 5
55,8 32,7 11,5
52 29 17 6
Inkomsten in percentages Werk Uitkering Pensioen Overig
53,1 6,1 40,8 0,0
49 26 3 20 0
11,5 5,8 80,8 1,9
52 6 3 42 1
Uren werk in percentages <12 12-24 24-36 >36
16,7 0,0 16,7 66,6
24 4 0 4 16
25,0 25,0 25,0 25,0
4 1 1 1 1
Kenmerk Gemiddelde leeftijd Geslacht: vrouw in percentages
4.2 Verschil actieve en inactieve huurders De twee groepen huurders verschillen niet alleen qua achtergrondkenmerken. Ook op de mate van voice en legitimiteit zijn verschillende scores waar te nemen. Uit tabel 5 is af te lezen dat de actieve huurders op alle aspecten van voice hoger scoren dan de niet-actieve huurders, evenals op legitimiteit.
Tabel 5: ANOVA inactieve en actieve huurders Niet actief
Wel actief
Variabele Voice algemeen Voice civiel Voice politiek Makkelijk contact Verloop tevredenheid Legitimiteit ** significantie p < 0,05 * significantie p < 0,10
Mean 3,66 3,69 3,34 4,04 4,49 4,61
N 49 50 35 50 37 49
Mean 3,79 3,75 3,74 4,21 4,80 4,69
N 52 51 42 53 41 50
Between groups F. 2,026 ,259 4,862 1,441 3,776 1,475
Sig. ,16* ,61 ,03** ,23 ,05** ,22
Om iets te kunnen zeggen over de significantie van deze verschillen, is een one-way ANOVA gedraaid op de verschillende variabelen die onder voice vallen. Hieruit blijkt dat de variabele ‘voice algemeen’
33
significant is bij een waarde van p-waarde van <0,10/2. Bij ‘voice politiek’ en ‘verloop tevredenheid’ is sprake van significantie bij een p-waarde van <0,05. De scores op de variabele ‘legitimiteit’ kennen ook een hoger gemiddelde onder de actieve huurders, namelijk 4,69 tegen 4,61 bij de niet-actieve groep. Hierbij is er sprake van een borderlinesignificantie van ,11, bij een p-waarde van <0,10/2. Dit geldt ook voor de variabele ‘makkelijk contact’. Hierbij is er net geen sprake van een significant effect. Onder huurders actief bij wijkondernemingen is er sprake van meer voice tussen hen en de woningcorporatie dan huurders niet actief bij wijkondernemingen. De twee groepen huurders verschillen significant van elkaar op de variabelen ‘voice algemeen’, ‘voice politiek’ en ‘verloop tevredenheid’. Zij verschillen niet significant van elkaar op de variabelen ‘voice civiel’, ‘makkelijk contact’. De tweede hypothese wordt hiermee deels bevestigd. Daarnaast zijn de verschillen op de variabelen ‘legitimiteit’ ook de moeite waard om verder naar te kijken, hoewel het hier een borderline-significantie betreft.
4.3 Voice & legitimiteit In dit deel van de analyse wordt de relatie tussen voice en legitimiteit nader bestudeerd. Hierbij is een regressie-analyse uitgevoerd naar de samenhang tussen voice en legitimiteit. De R² geeft aan welk gedeelte van de variatie in legitimiteit door voice verklaard wordt. De score op de R² voor deze relatie bedraagt ,50. Dit is een aanzienlijk percentage, namelijk 50% van de variatie in legitimiteit kan verklaard worden door de verschillende variabelen voice tezamen. De variabelen die significant scoren zijn waar te nemen in tabel 6. Bij een p-waarde van < 0,05 zijn de variabelen ‘voice civiel’ en ‘voice algemeen’ van significante invloed op legitimiteit. De variabele ‘makkelijk contact’ is significant bij een p-waarde van < 0,10. Tabel 6: regressie voice en legitimiteit R ²= ,50 Variabele Constant Verloop tevredenheid Makkelijk contact Voice civiel Voice politiek Voice algemeen ** significantie p < 0,05 * significantie p < 0,10
b 2,56 -,02 ,09* ,16** ,06 ,27**
SE ,29 ,06 ,05 ,07 ,05 ,11
N 78 103 101 77 101
De eerste hypothese in dit onderzoek luidde: meer voice leidt tot meer toebedeelde legitimiteit aan de woningcorporatie. Voor de variabelen ‘verloop tevredenheid’ en
‘voice politiek’, zijn geen
significante verschillen gevonden. Voor de variabelen ‘makkelijk contact’, ‘voice civiel’ en ‘voice 34
algemeen’ zijn wel significante verschillen gevonden. Hiermee wordt deze hypothese deels bevestigd.
4.4 Actieve huurders en voice Naast het vergelijken van de gemiddelden van beide groepen, is er ook een regressie-analyse gedaan betreft de relatie tussen actieve huurders en voice. De resultaten hiervan zijn af te lezen in tabel 7. Hieruit is op te maken dat de variabelen ‘verloop tevredenheid’ en ‘voice politiek’ significant samenhangen met het actief zijn als huurder bij een wijkonderneming bij een p-waarde van < 0,05. Bij de variabele ‘voice algemeen’ is sprake significantie bij een p-waarde van < 0,10/2. De variabelen ‘makkelijk contact’ en ‘voice civiel’ kennen geen significantie. De tweede hypothese wordt hierbij dus deels bevestigd: actief zijn bij een wijkonderneming draagt in positieve zin bij aan de aanwezige voice tussen huurders en de woningcorporatie.
Tabel 7: regressie actieve huurders en voice
Variabele
Verloop tevreden heid B 4,49 ,32**
Constant Actief wijkonder neming ** significantie p < 0,05 * significantie p < 0,10
N=78
Makkelijk contact
N=103
Voice civiel
N=101
Voice politiek
N=77
Voice algemeen
N=101
SE ,12 ,16
B 4,04 ,17
SE ,10 ,14
B 3,69 ,06
SE ,08 ,12
B 3,36 ,39**
SE ,13 ,18
B 3,66 ,14*
SE ,07 ,10
4.5 Actieve huurders, voice & legitimiteit Om het veronderstelde mediërende effect van voice op de relatie tussen actieve huurders bij wijkondernemingen en legitimiteit vast te kunnen stellen, zijn er vier voorwaarden besproken waaraan voldaan moet worden. Deze voorwaarden zijn vertaald naar de gehanteerde concepten in dit onderzoek: 1. Voice heeft een significante invloed op legitimiteit. 2. Actief zijn bij wijkondernemingen heeft significante invloed op voice. 3. Actief zijn bij wijkonderneming heeft een significante invloed op legitimiteit. 4. De relatie tussen actief zijn bij wijkonderneming en legitimiteit behoort nietsignificant te worden wanneer voice wordt toegevoegd (volledig) of de relatie wordt afgezwakt (partieel).
35
Zoals gebleken is uit de besproken regressie-analyses, is voldaan aan de eerste twee voorwaarden voor de variabele ‘voice algemeen’. Zowel bij hypothese één als hypothese twee had deze variabele een significante invloed. Alleen voor dit aspect van voice kan er nog sprake zijn van een mediatieeffect. Daarom wordt uitsluitend deze variabele meegenomen in een model waarbij de mediatie verder kan worden getoetst. Hierbij wordt wederom gebruik gemaakt van een regressie en daarnaast een Sobeltest. Er wordt gekeken of de score op legitimiteit significant beïnvloedt wordt door een verandering in de mate van voice, als gevolg van het actief zijn bij de wijkonderneming. Hiermee worden voorwaarde drie en vier getoetst, die gezamenlijk overeenkomen met hypothese drie. In tabel 8 is de regressie af te lezen tussen ‘actief wijkonderneming’ en legitimiteit (model 1) en vervolgens wordt hier ‘voice algemeen’ als mediator toegevoegd (model 2). Actief zijn bij de wijkonderneming kent in model één een borderline-significantie bij een pwaarde van 0,10/2, namelijk ,22. Deze relatie verandert wanneer de variabele ‘voice algemeen’ wordt toegevoegd in model twee: het effect van ‘actief wijkonderneming’ is dan afgezwakt (,70). ‘Voice algemeen’ is in het tweede model van significante invloed op de legitimiteit bij een p-waarde van < 0,05. Aan voorwaarde drie wordt hier krap aan voldaan: actief zijn bij de wijkonderneming heeft een borderline-significant effect. Tabel 8: regressie actieve huurders en voice op legitimiteit N = 101
Model 1
R²=,02
Variabele
B
Se
Constant
4,61
Actief wijkonderneming
,08
Voice algemeen
Model 2
R²=,43
Sig,
B
SE
Sig.
,05
,00
2,93
,21
,00
,07
,22
,02
,05
,70
,46**
,06
,00
** significantie p < 0,05 * significantie p < 0,10
Het borderline-significante effect van actief zijn bij de wijkonderneming op legitimiteit, verdwijnt in model twee door het toevoegen van voice in de analyse. Hieruit blijkt dat er mogelijk sprake is van volledige mediatie door de variabele ‘voice algemeen’. Om te bekijken of dit mogelijke volledig mediërende effect zelf ook van significante invloed is, wordt een Sobeltest uitgevoerd. Deze berekend aan de hand van ongestandaardiseerde coëfficiënten de significantie van het mediërende effect. Hiermee wordt gekeken of er aan de laatste voorwaarde wordt voldaan van mediatie-analyse. De resultaten van deze test zijn terug te vinden in tabel 9. Hieruit is op te maken dat er géén significant mediërend effect bestaat van de variabele ‘voice algemeen’ op de relatie tussen actieve huurders en legitimiteit. Dit houdt in dat het indirecte effect via ‘voice algemeen’ niet significant 36
afwijkt van nul. Op basis van de regressie-analyse zijn er wel aanwijzingen voor een klein mediërend effect. Hypothese drie van dit onderzoek: huurders die actief zijn bij wijkondernemingen bedelen de woningcorporatie meer legitimiteit toe, middels de grotere aanwezige voice tussen de twee partijen wordt hierbij verworpen. Er lijkt sprake te zijn van volledige mediatie, maar deze relatie is niet significant te noemen. Mogelijk hangt dit kleine mediërende effect samen met de relatief kleine N in dit onderzoek. Tabel 9: sobeltest Variabele Voice algemeen ** significantie p < 0,05 * significantie p < 0,10
Test statistic 1,22
Std. Error ,03
P-value ,22
37
5. Conclusies De vraagstelling die in dit onderzoek centraal stond, komt voort uit de voortdurende discussie over de legitimiteit van de woningcorporatiesector. Zij ontlenen hun bestaansrecht aan de stakeholders, waarbij de huurders als doelgroep erg belangrijk zijn. Wanneer huurders de woningcorporatie als noodzakelijk, waardevol en betrouwbaar beschouwen, is er sprake van legitimiteit. Een kernbegrip in de totstandkoming van deze legitimiteit, is het concept voice. Deze verwijst naar de structurele relatie tussen huurders en de woningcorporatie, waarbij discussie en dialoog centraal staat. Er zijn verschillende relaties te onderscheiden, namelijk de klant- , civiele- en politieke relatie. Voice komt binnen deze relaties op verschillende manieren tot uiting. Daarnaast zijn er aspecten van voice die voor alle genoemde relaties gelden, namelijk onder andere in hoeverre de huurders serieus worden genomen, of zij worden geïnformeerd en/of geraadpleegd en of de woningcorporatie de belangen van de bewoners voorop stelt. Daarnaast is er een trend waar te nemen van wijkondernemingen, waarbij bewoners gezamenlijk een organisatie runnen die financieel onafhankelijk is en waarmee op lokaal niveau bepaalde (sociale) doelen worden nagestreefd. De betrokkenheid van huurders bij een wijkonderneming kan mogelijk leiden tot meer voice, omdat zij bepaalde vaardigheden en kennis opdoen. Daarnaast kan er mogelijk sprake zijn van een sneeuwbal-effect: huurders die actief zijn bij de wijkondernemingen kunnen ook meer gaan participeren als huurder in de klant- en politieke relatie, wat kan leiden tot versterking van de aanwezige voice. Als de woningcorporatie bovendien een faciliterende rol speelt bij de wijkonderneming, kan dit ook een positief effect hebben op de voice aanwezig tussen de huurders en de woningcorporatie.
Op basis van de literatuurstudie zijn een aantal verwachtingen opgesteld. Deze hypotheses en de bijbehorende resultaten worden nu opeenvolgend besproken. De eerste hypothese, ‘meer voice leidt tot meer toebedeelde legitimiteit aan de woningcorporatie’, is deels bevestigd. Voor de variabelen ‘makkelijk contact’, ‘voice civiel’ en ‘voice algemeen’ zijn er significante effecten gevonden op de legitimiteit van de woningcorporatie. De voice aanwezig bij huurders wordt significant beïnvloed door het actief zijn bij de wijkondernemingen op de variabelen ‘voice algemeen, ‘voice politiek’ en ‘verloop tevredenheid’. Hiermee wordt de tweede hypothese, ‘de voice tussen huurders en de woningcorporatie is groter onder huurders die actief zijn bij wijkondernemingen’, ook deels bevestigd. Huurders die actief zijn bij de wijkonderneming bedelen bovendien borderline-significant meer legitimiteit toe aan de woningcorporatie. Er zijn sterke aanwijzingen gevonden voor een volledig mediërend effect van ‘voice algemeen’ op de relatie tussen ‘actief wijkonderneming’ en ‘legitimiteit’.
38
Deze is echter niet significant. Hiermee wordt hypothese drie, ‘huurders die actief zijn bij wijkondernemingen bedelen de woningcorporatie meer legitimiteit toe, middels de grotere aanwezige voice tussen de twee partijen’, verworpen. Op basis van deze resultaten kan nu antwoord gegeven worden op de hoofdvraag: In hoeverre leidt betrokkenheid van huurders bij wijkondernemingen tot meer legitimiteit van de woningcorporatie onder huurders, doordat de aanwezige voice wordt versterkt?
Bij huurders die actief zijn bij wijkondernemingen is er sprake van meer voice en zij bedelen de woningcorporatie ook meer legitimiteit toe. De veronderstelde relatie tussen huurders die actief zijn bij wijkondernemingen en de legitimiteit van de woningcorporatie, loopt inderdaad via de mediator voice, namelijk via ‘voice algemeen’. Dat dit mediatie-effect niet significant is, betekent echter niet dat deze er niet toe doet. De algemene voice heeft betrekking op de algemene dialoog tussen de twee partijen. Deze is binnen de verschillende relaties tussen de huurder en de woningcorporatie ook van belang. De klant, civiele- en politieke relatie kennen in het onderzoek zelf geen significante effecten. De mate van voice is deels bepalend in welke mate de woningcorporatie als legitiem wordt beschouwd door de huurder. Aangezien deze voice deels wordt beïnvloed door het actief zijn bij de wijkonderneming, kunnen wijkondernemingen een positief effect hebben op de legitimiteit van de woningcorporatie. Huurders die daar actief zijn, bedelen de woningcorporatie namelijk meer legitimiteit toe, middels de versterking van de algemene voice. Uit dit onderzoek blijkt dat voice erg belangrijk is voor de legitimiteit van de woningcorporatie. Omdat wijkondernemingen positief gerelateerd zijn aan deze voice, kan dit van positieve invloed zijn op de legitimiteit van de woningcorporatie. Hier kan de woningcorporatiesector gebruik van maken om haar legitimiteit onder huurders te vergroten.
5.1 Aanbevelingen Op basis van bovenstaande conclusies, zijn er een aantal aanbevelingen te doen aan de woningcorporatiesector met betrekking tot wijkondernemingen en legitimiteit. Deze aanbevelingen zijn vrij algemeen: voor concretere aanbevelingen dient vervolgonderzoek gedaan te worden naar de relatie tussen wijkondernemingen en woningcorporaties.
Ten eerste is het van belang om in te zetten op de versterking van voice tussen huurders en de woningcorporatie. Om dit te bewerkstelligen is aan te raden huurders tijdig te informeren en te raadplegen waar nodig, gehoor te geven aan klachten en/of opmerkingen en de belangen van huurders zoveel mogelijk voorop te stellen. Het is van groot belang huurders te allen tijde serieus te 39
nemen wanneer zij contact zoeken met de woningcorporatie. Hiermee wordt de voice tussen huurders en de woningcorporatie versterkt, wat kan leiden tot meer legitimiteit onder huurders. Daarnaast is het aan te raden om als woningcorporaties open te staan voor wijkondernemingen. Wanneer bewoners in gesprek willen gaan met de woningcorporatie over eventuele ondersteuning, wees hier dan bereid toe. Wanneer de voice bij huurders hierdoor wordt versterkt doordat zij actief zijn bij de wijkonderneming, kan mogelijk ook de legitimiteit van de woningcorporatie verbeterd worden onder deze huurders. Wijkondernemingen zorgen ook voor meer leefbaarheid in de wijk, wat gunstig kan zijn voor de waarde van het bezit van woningcorporaties. Daarnaast kunnen wijkondernemingen op den duur kostenbesparend werken voor de woningcorporatie. Wanneer bewoners bijvoorbeeld samen zorg dragen voor het kleinschalig onderhoud rondom de woningen in de vorm van een wijkonderneming, zorgt dit voor lagere uitgaven door de woningcorporatie. Een initiatief waar de legitimiteit van de woningcorporatie profijt van kan hebben, die kostenbesparend werkt en daarnaast de leefbaarheid in de wijk kan verbeteren is een win-win-win-situatie.
5.2 Discussie Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat het mogelijk is dat het relatief kleine aantal respondenten heeft gezorgd voor minder significante effecten dan de verwachting was. Zowel op de regressie-analyses als de Sobeltest is dit het geval. Daarnaast is de grens van significantie bij een waarde van p <,10 relatief hoog. Dit is te rechtvaardigen omdat er een relatief kleine groep respondenten was. Indien hierbij strictere grenzen worden gehanteerd, kan dit leiden tot ander resultaten. Hieruit blijkt het belang om op grotere schaal onderzoek te doen. Het kleine mediatie-effect dat gevonden is, kan mogelijk ook door toeval komen, aangezien dit effect niet significant is. Op een grotere schaal onderzoek doen kan duidelijker naar voren laten komen hoe dit mechanisme precies werkt. Daarnaast is het mogelijk dat met een andere methode om het mediatie-effect vast te stellen, ook andere resultaten worden bereikt. Een voorbeeld hiervan is bootstrapping.
Uit de analyses is te stellen dat de verschillende relaties die tussen de huurder en de woningcorporatie
bestaan,
niet
allemaal
significant
samenhangen
met
actief
zijn
bij
wijkondernemingen en legitimiteit. De verwachtingen op basis van de literatuurstudie zijn uit de analyses dus deels ongegrond gebleken. In vervolgonderzoek verdienen deze relaties misschien een minder prominente plek. Omdat de algemene voice van groot belang is gebleken voor de relatie tussen actief zijn bij wijkondernemingen en de legitimiteit van de woningcorporatie, kan dit mechanisme in vervolgonderzoek verder bestudeerd worden. 40
De theoretische onderbouwing van de invloed van actief zijn bij de wijkonderneming op voice was bovendien redelijk dun. Maar uit de analyses blijkt dat hier wel sprake is van een significant effect. In toekomstig onderzoek naar deze relatie is een sterkere onderbouwing van dit mechanisme van belang.
Een andere beperking van dit onderzoek is de generaliseerbaarheid van de resultaten. De betreffende woningcorporatie heeft veel meer huurders in de regio dan de ruim honderd respondenten van dit onderzoek. De doelgroep van dit onderzoek is echter vrij specifiek, omdat zij huurder moesten zijn en daarnaast een deel ook nog actief bij de wijkonderneming. Deze combinatie heeft ervoor gezorgd dat er weinig respondenten zijn gevonden om mee te werken aan het onderzoek. De groep respondenten was echter overwegend representatief vergeleken met de kenmerken van de twee wijken. Dit neemt niet weg dat de generaliseerbaarheid van het onderzoek gering is, aangezien er slechts in één regio onderzoek is gedaan met één woningcorporatie als verhuurder. Ook op het gebied van de wijkonderneming is het lastig te generaliseren, aangezien alleen de wijkonderneming in de vorm van het buurtcentrum onder de loep is genomen. Verder onderzoek op grotere schaal naar het fenomeen wijkondernemingen in relatie tot de legitimiteit van de woningcorporatie kan hierin uitkomst bieden. Van belang hierbij is dat er in meerdere regio’s onderzoek wordt gedaan om zo meerdere corporaties in het onderzoek te betrekken. Ook kan er aandacht geschonken worden aan de diverse vormen van wijkondernemingen en de manier waarop zij ondersteund worden door de woningcorporatie.
Omdat de achtergrondkenmerken van de respondenten niet zijn meegenomen in dit onderzoek, is niet eenduidig vast te stellen dat het effect van actief zijn bij de wijkondernemingen op legitimiteit via voice komt doorzat zij actief zijn bij wijkondernemingen, of doordat zij bijvoorbeeld hoger opgeleid zijn. De vraag hierachter is welke mensen participeren bij een wijkonderneming. Dit was niet de focus van dit onderzoek, maar het is wel interessant om hier in de toekomst verder naar te kijken. Het is ook mogelijk dat de mensen die bij een wijkonderneming participeren andere kenmerken hebben dan het beeld wat de sociale wetenschappen hebben van vrijwilligers of andere vormen van participatie, juist omdat wijkondernemingen los staan van andere organisaties en laagdrempelig zijn. Een belangrijk thema hiermee samenhangend is welke groepen mensen je niet bereikt en hoe je deze eventueel erbij kunt betrekken. Bepaalde (kwetsbare) groepen participeren namelijk over het algemeen minder vaak. Een nieuwe insteek voor toekomstig onderzoek naar wijkondernemingen kan zijn wat de kenmerken zijn van mensen die participeren en of dit afwijkt van wat er nu bekend is over vrijwilligers of andere vormen van participatie. Ook kan hierbij gekeken worden naar manieren om andere groepen te bereiken. 41
Literatuur Aedes vereniging van woningcorporaties (2011). Maatschappelijke legitimatie: vergroot uw maatschappelijk resultaat, succesfactoren uit de corporatiepraktijk om belanghebbenden effectief te betrekken. Hilversum: Aedes. Aedes vereniging van woningcorporaties (2012). Strategische agenda 2013-2015. Geraadpleegd via: http://www.aedes.nl/binaries/downloads/vereniging/verenigingscongres-15-november2012/congresstukken/20121115-strategische-agenda-2013--2015-congresver.pdf Arnstein, S. R. (1969). ‘A Ladder of Citizen Participation’. Journal of the American Institute of planners, 35: 4, pp. 216 - 224. Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51, pp. 1173-1182. Besluit Beheer Sociale Huursector (2005). Den Haag: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Boot, A. & Soeting, R. (2004). ‘De onderneming in een spagaat’. Maandblad voor Accountancy & Bedrijfseconomie, 4, pp. 174-184. Dekker, P. & de Hart, J. (2009) Vrijwilligerswerk in meervoud: civil society en vrijwilligerswerk 5. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geul, A. (1999). ‘Onbekend verschiet: Publieksparticipatie in de Verenigde Staten en Nederland’. Bestuurskunde, 8; 7, pp. 311-322. Hendriks, C.M., Dryzek, J.S. & Hunold, C. (2007). Turning up the heat: partisanship in deliberative innovation. Political Studies, 55 (1), pp. 362-383. Hendrikse, A. & Noorman, M. (2010). ‘Op zoek naar legitimiteit’. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, 2, pp. 32-35. Hirschman, A. O. (1970). Exit, Voice and Loyalty: Responses to Decline in Firms, Organizations and States. Cambridge: Harvard University Press. Klaassen, H. L. & Hakvoort, J (2008). ‘Verrijking van verantwoording bij gemeenten: moeizaam, maar de moeite waard ’. Tijdschrift voor public governance, audit & control, 6(1), pp. 6-10. Den Haag: Sdu Uitgevers. Lowndes, V., Pratchett, L., Stoker, G. (2001). ‘Trends in Public Participation: Part 2 – Citizens’ Perspectives’. Public Administration, 79: 2, pp. 445 – 455. Marissing, E. van (2008). Buurten bij beleidsmakers. Utrecht: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap / Faculteit Geowetenschappen Universiteit Utrecht. Michels, A. M. B. (2011). De democratische waarde van burgerparticipatie: interactief bestuur en deliberatieve fora. Bestuurskunde, 2, pp. 75 – 84.
42
Millward, L. (2005). ‘Just because we are amateurs doesn’t mean we aren’t professional: the importance of expert activists in tenant participation’. Public Administration, 83:3, pp. 735–751. Minderman, G. (2008). Legitimatie & verankering: uitdagingen voor de maatschappelijke ondernemer. Amsterdam: public controllingreeks, Vrije Universiteit. Mouffe, C. (2000). Deliberative Democracy or Agonistic Pluralism. Reihe Politikwissenschaft Political Science Series, 72. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2009). Stem geven aan verankering: over de legitimering van maatschappelijke dienstverlening. Den Haag: RMO. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2010). Terug naar de basis: over legitimiteit van maatschappelijke organisaties. Den Haag: RMO. Robert, N. (2004). ‘Public Deliberation in an Age of Direct Citizen Participation’. The American Review of Public Administration, 34, pp. 315 – 353. Sikkema C. & Versteeg, L. (2010). Nieuwe Revu, 48, pp. 14-15. Geraadpleegd via: http://leonieversteeg.wordpress.com/category/timeline/2010/ Spencer, M. E. (1970) ‘Weber on Legitimate Norms and Authority’. The British Journal of Sociology, 21, No. 2, pp. 123-134. Sprenger, P., van Rosmalen, M. (2012). ‘Stakeholdersmanagement 2.0: maatwerk op diverse niveaus’. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, nr 4, pp. 23 – 26. Suchman, M. (1995). Managing legitimacy: strategic and institutional approaches. Academy of Management Review, nr. 20, 3, pp. 571 - 610. Tonkens, E. (2008) De Bal bij de Burger: Burgerschap en publieke moraal in een pluriforme, dynamische samenleving. Rede, Amsterdam: Vossiuspers UvA. Winkelaar, K. (13 mei 2009). Incidentenimago doet onrecht aan werkelijke reputatie woningcorporaties. Geraadpleegd via: http://kennisbank.platform31.nl/pages/26806/Opinie/Incidentenimago-doet-onrecht-aanwerkelijke-reputatie-woningcorporaties.html Zelditch, M. (2001). ‘Theories of Legitimacy’. In: The Psychology of Legitimacy, Jost, J. T. & B. Major 2001, pp. 33-53.
43
Websites http://www.natnatnat.nl Geraadpleegd op 3 juni 2013. http://www.nu.nl/economie/3485972/blok-wil-corporaties-banden-leggen.html Geraadpleegd op: 11-06-2013. ‘Blok wil corporaties aan banden leggen’. Gepubliceerd op 28 mei 2013. http://www.parteon.nl/over-parteon/actueel/nieuws/parteon-ondersteunt-buurthuizen-depelikaan-de-kwa Geraadpleegd op: 22-03-2013. ‘Parteon ondersteunt buurthuizen De Pelikaan, De Kwaker en De Vuister met huurverlaging’ Gepubliceerd op 24 april 2012. http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/03/27/extern-toezicht-woningcorporaties-volledig-bijrijk.html Geraadpleegd op 11 juni 2013. ‘Extern toezicht woningcorporaties volledig bij Rijk’. Gepubliceerd op 27 maart 2013. http://www.stadsdorpzuid.nl/ Geraadpleegd op 3 juni 2013. http://www.sterksel.nu/ons-dorp/dorpswinkel Geraadpleegd op 3 juni 2013. http://www.telegraaf.nl/overgeld/consument/21617897/__Meeste_vertrouwen_in_accountants__ minste_in_woningcorporaties__.html Geraadpleegd op: 11-06-2013. ‘Meeste vertrouwen in accountants, minste in woningcorporaties’. Gepubliceerd op 3 juni 2013. http://www.zorghelenaveen.nl Geraadpleegd op 3 juni 2013.
44
Bijlage 1 Vragenlijst Beste bewoner, Voor mijn studie sociologie aan de Universiteit van Utrecht doe ik momenteel onderzoek naar het fenomeen wijkondernemingen in relatie tot woningcorporaties. Ook in uw wijk bestaat er een wijkonderneming, namelijk dorpshuis de Kwaker. In opdracht van Aedes vereniging van woningcorporaties bekijk ik hoe bewoners in de wijk, waar een wijkonderneming actief is, denken over de woningcorporatie. Zou u in het kader van dit onderzoek deze korte vragenlijst willen invullen? Dit zou ik enorm waarderen! Op de volgende pagina vindt u de bijbehorende vragenlijst. Uw antwoorden zullen volledig anoniem verwerkt, geanalyseerd en gepresenteerd worden. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 10-15 minuten. Alvast bedankt voor het invullen van de vragenlijst.
Instructies: Bij het invullen van de vragenlijst kunt u het juiste antwoord als volgt aankruisen:
Als u een antwoord wilt verbeteren, dan corrigeert u het foute antwoord door het volgende te doen:
Vervolgens kunt u alsnog het juiste antwoord aankruisen.
Indien u vragen heeft over dit onderzoek kunt u contact opnemen met: Martine Laan 06-30643685
[email protected] [email protected]
45
1. Huurt u een woning bij woningcorporatie Parteon? Ja Nee, ik heb een huurwoning bij een andere woningcorporatie helaas valt u niet onder de doelgroep van dit onderzoek. Bedankt voor de moeite, maar u hoeft de vragenlijst niet verder in te vullen. Nee, ik heb een huurwoning bij een particuliere verhuurder of bezit een koopwoning helaas valt u niet onder de doelgroep van dit onderzoek. Bedankt voor de moeite, maar u hoeft de vragenlijst niet verder in te vullen.
De wijkonderneming De volgende vragen gaan over de wijkonderneming in uw buurt. Buurtcentrum de Vuister is gevestigd aan de Molenwerf, nummer 44. Er is een ontmoetingsruimte genaamd de ‘ Vuister Inn’ en er worden uiteenlopende activiteiten georganiseerd zoals bijvoorbeeld dans- en bewegingslessen, taalcurssen, kaartspelletjes, de buurtbistro en vele andere leuke dingen. Daarnaast is het ook mogelijk om een zaal af te huren. 2. Bent u bekend met buurtcentrum de Vuister? Ja Wel van gehoord, maar ik weet verder niet veel over buurtcentrum de Vuister. Nee ga door naar vraag 6.
3. Neemt u wel eens deel aan activiteiten van buurtcentrum de Vuister? Ja Nee
4. Kent u andere mensen in uw omgeving die deelnemen aan activiteiten van buurtcentrum de Vuister? Ja Nee
5a. Bent u lid van het bestuur van buurtcentrum de Vuister? Ja Nee
5b. Bent u betrokken als vrijwilliger bij buurtcentrum de Vuister? Ja Nee ga door naar vraag 6.
5c. Hoe lang bent u al betrokken als vrijwilliger of lid van het bestuur bij buurtcentrum de Vuister? Minder dan 6 weken 6 weken – 6 maanden 7 maanden – 1 jaar Langer dan 1 jaar
46
5d. Kunt u aangeven waarom u het belangrijk vindt om betrokken te zijn bij buurtcentrum de Vuister?
De woningcorporatie De volgende vragen gaan over uw contact dat u met woningcorporatie Parteon heeft gehad en het beeld dat u van de woningcorporatie heeft. 6. Heeft u in het afgelopen jaar contact gehad met uw woningcorporatie? Ja, 1 keer Ja, meerdere keren Nee: waarom niet? ga door naar vraag 10.
7. Wat waren de redenen voor dit contact/deze contacten? (meerdere antwoorden mogelijk) Vragen over de huur Een verzoek voor onderhoud Hulp vragen aan de woningcorporatie Het melden van overlast van buren Het melden van overlast in de wijk Het bezoeken van een informatiebijeenkomst van de woningcorporatie Deelnemen aan activiteiten van de woningcorporatie Deelnemen aan activiteiten in de wijk door andere organisaties Anders, namelijk:
47
8. Heeft het laatste contact met de woningcorporatie het gewenste resultaat gehad? Volledig Grotendeels Deels Een klein deel Helemaal niet
9a. Hoe tevreden bent u met het verloop van het laatste contact met de woningcorporatie? Heel erg tevreden ga door naar vraag 10. Tevreden ga door naar vraag 10. Niet tevreden / niet ontevreden ga door naar vraag 10. Ontevreden Zeer ontevreden
9b. Kunt u aangeven waarom u niet tevreden bent met het verloop van het laatste contact met de woningcorporatie:
10. Hoe gemakkelijk vindt u het om in contact te komen met de woningcorporatie? Heel erg makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/ niet moeilijk Moeilijk Heel erg moeilijk
Helemaal niet verantwoordelijk
Beperkt verantwoordelijk
Een beetje verantwoordelijk
Gedeeltelijk verantwoordelijk
Volledig verantwoordelijk
11. In hoeverre vindt u dat uw woningcorporatie verantwoordelijk is voor:
Het aanbieden van goede en betaalbare woningen. Het bevorderen van de leefbaarheid in de wijk. Het ondersteunen van buurtactiviteiten. Het ondersteunen van de wijkonderneming.
48
Helemaal oneens
Oneens
Niet eens/ Niet oneens
Eens
Helemaal eens
12. Kunt u aangeven in welke mate u het eens bent met de volgende stellingen:
Ik vind dat ik door mijn woningcorporatie gehoord word. Ik vind dat ik door mijn woningcorporatie serieus word genomen. Ik vind dat ik door mijn woningcorporatie eerlijk behandeld wordt. Ik vind dat mijn woningcorporatie het beste met mij voor heeft. Ik heb er vertrouwen in dat mijn woningcorporatie het beste voor de wijk waar ik woon doet. Ik zie het nut van een goed contact met mijn woningcorporatie. Mijn woningcorporatie stelt de belangen van bewoners voorop. Mijn woningcorporatie raadpleegt bewoners voldoende bij belangrijke zaken. Mijn woningcorporatie informeert bewoners over belangrijke zaken. Ik vind dat mijn woningcorporatie voldoende doet om de leefbaarheid in de wijk te bevorderen. Ik vind dat mijn woningcorporatie zich voldoende inzet bij buurtactiviteiten. Er vindt voldoende dialoog plaats tussen mijn woningcorporatie en haar bewoners.
Participatie De volgende vragen gaan over uw activiteiten als bewoner en huurder in de wijk. 13. Heeft u het afgelopen jaar deelgenomen aan de volgende vormen van participatie: (meerdere antwoorden mogelijk) Huurders/bewonersvereniging; toelichting Bewonerscommissie; toelichting Buurtfeest/bbq Speeldag Buurtpreventie Speeltuincommissie Verkeersgroep Anders, namelijk:
Geen van allen
49
14. In hoeverre bent u tevreden met de inspraak die huurders/bewonersverenigingen en/of bewonerscommissies hebben op het beleid van de woningcorporatie? Heel erg tevreden Tevreden Niet tevreden / niet ontevreden Ontevreden Zeer ontevreden Weet ik niet
15. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: Ik overweeg deel te nemen aan een huurders/bewonersvereniging of bewonerscommissie: Helemaal eens Eens Niet eens / niet oneens Oneens Helemaal oneens Ik neem al deel aan een huurders/bewonersvereniging of bewonerscommissie
16. In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: Ik overweeg om meer actief te worden als bewoner door mij in zetten voor bijvoorbeeld buurtfeesten, speeldagen, buurtpreventie, speeltuincommissie, verkeersgroep of andere activiteiten: Helemaal eens Eens Niet eens / niet oneens Oneens Helemaal oneens
17. Bent u in het verleden ooit actief betrokken geweest als bewoner bij buurtactiviteiten? Ja Nee
18. Bent u in het verleden ooit actief betrokken geweest bij huurders/bewonersverenigingen of bewonerscommissie? Ja Nee
50
Beeld van de woningcorporatie De volgende vragen gaan over het beeld dat u van uw woningcorporatie heeft.
Helemaal oneens
Oneens
Niet eens/ Niet oneens
Eens
Helemaal eens
19. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens met de volgende stellingen:
Mijn woningcorporatie is een noodzakelijke organisatie. Mijn woningcorporatie is een waardevolle organisatie. Mijn woningcorporatie is een eerlijke organisatie. Mijn woningcorporatie doet goede dingen. Mijn woningcorporatie is een nuttige organisatie. Mijn woningcorporatie verbergt niets. Mijn woningcorporatie heeft een goed imago.
20. Hoe tevreden bent u over uw woningcorporatie? 1 2 3 4 5
6
7
8
9
10
Achtergrondvragen U bent bijna bij het einde van de vragenlijst! De laatste vragen hebben betrekking op een aantal kenmerken van u als bewoner. 21. Wat is uw geslacht? Man Vrouw
22. Wat is uw geboortejaar?
23. Wat is uw hoogst voltooide opleiding? geen/lager- of basisonderwijs vbo/lbo mavo mbo (mts/meao) havo/vwo (hbs/mms) hbo/wo (hts/heao) Anders, namelijk:
51
24. Wat is de belangrijkste bron van inkomsten voor uw huishouden? Inkomsten uit werk/onderneming Inkomsten uit uitkering ga naar vraag 26. Inkomsten uit pensioen ga naar vraag 26. Overig ga naar vraag 26.
25. Hoeveel uren werkt u per week? Minder dan 12 uur per week 12 -24 uur per week 24 – 36 uur per week Meer dan 36 uur per week
26. In welk land bent u geboren?
Dit vul ik liever niet in
27. In welk land is uw vader geboren?
Dit vul ik liever niet in
28. In welk land is uw moeder geboren?
Dit vul ik liever niet in
52
Als u nog vragen of opmerkingen heeft naar aanleiding van deze vragenlijst, dan kunt u deze hieronder opschrijven:
Indien u mee wilt doen aan de loting om een staatslot te winnen, kunt u hieronder uw contactgegevens noteren. Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de loting en worden hierna vernietigd. E-mail:
Telefoonnummer:
53