De crises te boven komen November 2015, www.frisocoumou.nl, @frisoco In onderstaande artikel beschrijft Friso Coumou de rol van waardeprogramma’s bij sociale evolutie. Zijn stelling is dat we enkel met een ander bewustzijn de huidige crises te boven kunnen komen. Op basis van het werk van John McMurtry en Otto Scharmer laat hij zien hoe waardeprogramma’ s werken en hoe ze zich sluiten, waardoor sociale evolutie stokt en crises blijven voortduren. Hij toont ook hoe sociale ordes zich kunnen openen, om de weg vrij te maken voor nieuwe waarden en nieuwe oplossingen. De kernvraag is of een sociale orde in staat is deze nieuwe waarheden toe te laten, om het bestaande te verrijken. Wanneer dat lukt zou volgens de auteur een ander type (westerse) samenleving met een ander soort economie kunnen ontstaan.
Elke waarheid doorloopt drie stadia. Eerst wordt ze belachelijk gemaakt. Dan wordt ze hevig bestreden. Tenslotte wordt ze als vanzelfsprekend aangenomen. Bovenstaande uitspraak is van Arthur Schopenhauer. Maar klopt deze uitspraak wel? Het is immers geen automatisme dat elke waarheid het tweede of derde stadium bereikt. Wel bestaan naast de dominante waarheid altijd allerlei andere waardheden. Hoe een sociale orde daarmee om gaat, bepaalt of een sociale orde in staat is om voortdurende crises op te lossen. Daarover gaat dit artikel.
1
Waardeprogramma’s Een sociale orde is een sociaal-organisatorische eenheid: een groep, organisatie, sector, samenleving, land, of continent. Sociale ordes hebben drie belangrijke onderdelen: werkwijzen, structuur en cultuur.
Denk aan de top van een ijsberg. Dat zijn de werkwijzen. Het zichtbare gedrag. Daaronder, half boven water en half onder water, ligt de structuur. De wetten, regels, afspraken, protocollen, enzovoorts. Zij structureren en conditioneren het gedrag. Diep onder water, onzichtbaar maar met een enorme impact, daar ligt de cultuur: het waardeprogramma. Een waardeprogramma is het besluitvormings- of actieprogramma waarop het leven van de kritische massa in een bepaalde sociale orde is gebaseerd. Een waardeprogramma is bepalend voor de structuren en werkwijzen van een systeem. De afgelopen eeuwen is in veel (westerse) samenlevingen het ‘marktwaardeprogramma’ dominant geweest. De economie is in dit programma een ‘financiële winstgroeieconomie’. Het marktwaardeprogramma is nog steeds dominant, maar staat als gevolg van voortdurende crises onder druk. Daarover later meer. Eerst bekijken we hoe waardeprogramma’s werken en van invloed zijn op de sociale evolutie van groepen.
Gesloten en open waardeprogramma’s Bij een gesloten waardeprogramma is het denken zwart-wit. Het is gepolariseerd in termen van ‘wij’ tegen ‘zij’, ‘vrienden’ en ‘vijanden’, ‘goed’ en ‘fout’. Het eigen perspectief is het enige juiste en ware perspectief. Er is maar één juiste oplossing: de eigen oplossing. Een gesloten waardeprogramma eist aanpassing, uniformiteit en enkelvoudigheid. Scharmer noemt dit ‘absencing‘. De deelnemers zijn niet in staat naar zichzelf te kijken, niet in staat ook hun eigen aandeel en bijdrage aan de huidige werking 2
en uitkomsten van het systeem te beschouwen. De sociale orde bestrijdt het nieuwe en het andere (1). Het nieuwe wordt vernietigd, afgebouwd, afgeweerd en afgestoten. De sociale orde ontkent het nieuwe en het andere (2). Het nieuwe wordt in het bestaande opgeslokt, geïncorporeerd, ingepast en gebruikt. Een volledig gesloten systeem bevestigt en versterkt zichzelf, zonder enige correctie van buitenaf. Het is ‘meer van hetzelfde’ en ‘intensiever van hetzelfde’. Gesloten systemen zijn uiteindelijk destructief.
Bij een open waardeprogramma is er ruimte, verschil en meervoudigheid. Het programma staat open voor ondervraging en kritiek. De sociale orde laat het nieuwe en het andere toe (3). Otto Scharmer hanteert de drieslag ‘open mind, open hart, open will’. Een open waardeprogramma is creatief. De deelnemers staan open voor meerdere belanghebbenden, meerdere perspectieven en meerdere oplossingen. Scharmer noemt dit ‘presencing‘. Mensen zijn daarbij in staat ook te kijken naar hun eigen gedrag, ze zien ook hun eigen aandeel in de huidige werking en uitkomsten van een systeem. De dominante sociale orde is daardoor in staat om ‘het nieuwe te omarmen om het bestaande te verrijken’. Vanuit een open houding en een open hart kan een positieve, opwaartse spiraal ontstaan. Het is niet eenvoudig dit vast te houden. Telkens klinken er allerlei veroordelende, cynische en op angst gebaseerde geluiden: ‘Voices of Judgement (VoJ), Cynicism (VoC) and Fear (VoF)’.
Met verandering omgaan Kortom, er zijn drie manieren om op verandering te reageren:
3
1. Bestrijden: Het nieuwe bestrijden, het bestaande idealiseren. Het nieuwe willen vernietigen, kapot maken. Handelen vanuit oordelen, cynisme en angst. Het bouwen van muren tussen ‘wij en ‘zij’, polarisatie, populisme. Het andere voorstellen als volledig ‘verkeerd’, ‘kwaad’, ‘onkruid dat volledig uitgeroeid moet worden’. 2. Ontkennen: Het nieuwe ontkennen, het bestaande intensiveren. Het nieuwe opslokken, inpassen in routine, gebruiken, misbruiken, instrumentaliseren, manipuleren. Meer van hetzelfde, intensiever van hetzelfde. Meer overleg, lege woorden, slimme ‘framing’, demagogie en retoriek, zonder substantie. 3. Verrijken: Het nieuwe toelaten, het bestaande loslaten. Aandacht geven, stil staan, invoelen, solidariteit, betrokkenheid, empathie, open mind, open hart, inlevingsvermogen, nieuwsgierigheid, compassie, moed. De eigen rol in het voortbestaan van het probleem erkennen, en verantwoordelijkheid nemen voor een gezamenlijke oplossing.
Sociale evolutie Hoe sociale ordes omgaan met andere waarden en aannames is bepalend voor de ontwikkeling van groepen, organisaties, gemeenschappen, landen en continenten. Sociale evolutie vereist openheid en variëteit. Het is daarom belangrijk om te begrijpen hoe waardeprogramma’s werken, en vooral: hoe ze zich sluiten, hoe ze ‘op slot’ gaan. Om dit scherper te zien, kunnen we het perspectief van’ levende systemen’ hanteren. Dit perspectief maakt het volgende onderscheid:
Enerzijds zijn er levende immateriële sociale systemen, zoals bijvoorbeeld een maatschappij met overheden, bedrijven en gemeenschappen. Dit zijn allemaal concepten die je niet kunt aanraken en vastpakken. 4
Daarnaast kunnen we materiële natuurlijke systemen onderscheiden, zoals bijvoorbeeld bomen en planten. Deze zijn allemaal concreet en kan je aanraken en vastpakken.
‘Op slot gaan’: een sociaal systeem presenteren als natuurlijk systeem of Wil van God Natuurlijke systemen hebben een vaste onderliggende regulerende structuur, bijvoorbeeld het DNA. Sociale systemen hebben dat niet. Dit is een cruciaal verschil. Waardeprogramma’s sluiten zich, door te doen alsof sociale systemen wel een vaste onderliggende waardestructuur hebben. De bestaande sociale orde wordt dan als ‘natuurlijk’ en ‘normaal’ gepresenteerd: als een orde die voldoet aan vaste natuurwetten. De bijbehorende sociale orde voldoet dan zogenaamd aan een door de natuur gegeven blauwdruk en wordt gepresenteerd als onvermijdelijk en onveranderbaar. Het maakt kritiek op het waardeprogramma tot een zinloze exercitie: er is geen alternatieve waardestructuur (bestaat niet, is onmogelijk). We moeten ons allemaal aanpassen aan het dominante waardeprogramma en de dominante sociale orde. Op een soortgelijke manier gaat een waardeprogramma ‘op slot’ door te stellen dat de huidige waarden en de huidige sociale orde door God zijn voorgeschreven. De woorden ‘natuurlijk’ en ‘natuurwet’ worden dan vervangen door ‘goddelijk’ en ‘Wil van God’. Ook daaraan valt niet te tornen: het is onvermijdelijk en onveranderbaar. De huidige waarden en sociale orde kent geboden en straft bij afwijking van de leer. Kritiek op de sociale orde, is een kritiek op God, en die moet bestraft worden. Er ontstaat religieus fundamentalisme. De sociale orde is een sociale constructie… Door een natuurlijke of goddelijke beeld van de dominante waarden en de actuele sociale orde, worden deze een ‘onveranderbaar feit’. Dit remt sociale evolutie. Sociale systemen zijn namelijk altijd door mensen bedacht, en komen altijd door menselijk denken en handelen tot stand. Sociale systemen zijn ‘sociale constructies’, en altijd veranderbaar. Hoewel het soms lang kan duren, toont de geschiedenis dat aan: verschillende tijdperken kennen verschillende waardeprogramma’s met andere sociale ordes. Zo ook is altijd een andere toekomst mogelijk. …kritische analyse legt dat bloot Kritische analyse laat zien dat de huidige sociale orde ‘ook maar een constructie is’, en dat er wel degelijk alternatieven mogelijk zijn. In het verleden, het heden, en in de toekomst. Met andere spelers, posities, betekenissen, machtsstructuren, enzovoorts. En met andere sociale uitkomsten. Een kritische analyse richt zich op de inhoud en werking van het waardeprogramma. Dat gaat gepaard met ‘gevaarlijke vragen’. Dergelijke vragen onderzoeken de onderliggende waarden en aannames van de eigen groep, organisatie of gemeenschap. Gevaarlijke vragen stellen daardoor de bestaande macht ter discussie. Dit in tegenstelling tot 5
‘geaccepteerde vragen’, die passen in de ‘ceremoniële logica’. Geaccepteerde vragen passen binnen de ‘systeem-rechtvaardigende metafysica’: het bestaande dominante denkkader, voorzien van een apparaat dat de belangen en privileges van de zittende macht via structuren en werkwijzen bevestigt, verdedigt en vergroot. …met soms nare gevolgen voor de kritische personen Gevaarlijke vragen kunnen vervelende consequenties hebben voor de vragenstellers. Zij lopen de kans te worden geridiculiseerd en gemarginaliseerd, te worden voorgesteld als personen met onvoldoende kennis van zaken, en te worden neergezet als ‘tegenstanders’, ‘dwarsliggers’, ‘hobbyisten’, ‘losgeslagenen’, ‘onaangepasten’, ‘saboteurs’, ‘vijanden’, ‘subversieven’, enzovoorts. Ze krijgen dan te maken met sociaal geweld en worden buitengesloten en uitgestoten. De sociale orde bestrijdt en ontkent niet alleen de ideeën, maar ook het bestaan van de personen zélf. In het ergste geval ontstaat naast sociaal geweld ook fysiek geweld en worden personen met kritiek opgejaagd, bestraft, gemarteld en vermoord. Werking van waardeprogramma’ s: wat je wel en niet mag zeggen Waardeprogramma’ s “werken” door sommige waarden in te sluiten, en andere waarden uit te sluiten. Een bepaalde sociale orde bevestigt, reproduceert en versterkt een waardeprogramma door heel helder te maken wat je wel en niet mag zeggen. Door te bepalen wat je moet bevestigen en wat je moet ontkennen. Insluiting: wat je mag zeggen Het waardeprogramma is onder andere zichtbaar en aanwijsbaar in de gehanteerde taal. Dat maakt het waardeprogramma goed analyseerbaar. Kritische discoursanalyse is daarbij behulpzaam. Het dominante waardeprogramma rechtvaardigt en bevestigt bepaalde standpunten, gebeurtenissen en heeft eigen ‘frames’. Die worden naar voren gebracht. Het dominante waardeprogramma ontkent dat het een waardeprogramma is, en presenteert zichzelf als ‘waardenvrij’. ‘De feiten zijn wat ze zijn, en spreken voor zich. De feiten zijn niet zoals anderen zouden willen dat ze zijn.’ Heb je kritiek, dan ben je ‘partijdig’ en ‘niet objectief’. Je analyse is onvoldoende grondig of je hebt te weinig kennis van zaken om erover te kunnen oordelen. Het waardeprogramma presenteert zichzelf als ‘vooruitgang’, ‘goed’ en ‘wenselijk’, en al het andere als ‘achteruitgang’, ‘slecht’ en ‘onwenselijk’. Dat mag je allemaal zeggen en bevestigen. Wat je ook mag zeggen is alles wat alternatieve standpunten, gebeurtenissen en ‘frames’ bekritiseert, ontkracht en veroordeelt. Uitsluiting: wat je niet mag zeggen Alles wat het dominante waardeprogramma aanwijst, blootlegt, bekritiseert, ontkracht en veroordeelt is verboden terrein. Dit wordt gecensureerd. Mensen met kritiek worden zoals hierboven beschreven- geridiculiseerd, gemarginaliseerd en geëxcommuniceerd. Alternatieve waarden en de mogelijkheden tot een alternatieve sociale orde worden uitgesloten en ontkend. Geluiden over de schade die de huidige waarden en sociale orde met zich mee brengt worden weggelaten. En de successen van alternatieve waardesystemen en sociale ordes worden weg gefilterd.
6
Een dodelijke waardeprogramma… Terug naar het concept van ‘levende systemen’. Zowel natuurlijke als sociale systemen kunnen gezond of ziek zijn. Ziek zijn betekent een reductie van levensfuncties. Beide lichamen, fysiek (boom of plant) en sociaal (maatschappij of organisatie), hebben een immuunsysteem. Ze bezitten endogene vermogens om ‘disfunctionele toestanden’ te herkennen, en erop te reageren door de oorzaken aan te pakken. Uiteindelijk is er een strijd gaande tussen enerzijds alles wat het leven mogelijk maakt, beschermt en ontwikkelt en anderzijds alles wat het natuurlijke of sociale lichaam binnen dringt, ziek maakt en het leven onmogelijk maakt en vernietigt. Om gezond te blijven moet het lichaam wel “gezond” van “schadelijk” kunnen onderscheiden, en schadelijke elementen ook als zodanig kunnen identificeren. McMurtry gebruikt de ziekte ‘kanker’ niet als een (heftige) metafoor, maar als een verklarend model voor het martkwaardeprogramma in (westerse) samenlevingen. Wellicht kan hetzelfde gezegd worden voor religieus fanatisme, extremisme en fundamentalisme in (niet-westerse) samenlevingen. Het marktwaardeprogramma presenteert zich als ‘normaal en natuurlijk’, terwijl het allerlei reële schadelijke effecten heeft, die dodelijk zijn voor de mensheid. McMurtry maakt de vergelijking met geïnfecteerde celformaties die het lichaam binnen dringen en hun ware aard verhullen door zich voor te doen als normale, gezonde cellen. Het destructieve paradigma draagt dus een masker. Het sociale lichaam, de samenleving, herkent de cellen dan ook niet als schadelijk, destructief en dodelijk voor de het sociale lichaam, de maatschappij zelf. De kankercellen onttrekken voedingsstoffen voor de eigen agressieve en ongeremde groei. De maatschappelijke pendant is volgens McMurtry de ongeremde financiële geld- en winstgroei. Zoals kanker het natuurlijke lichaam aanvalt, maar door het lichaam niet als zodanig herkend wordt, zo valt het dominante marktwaardeprogramma het sociale lichaam aan, terwijl het door de meerderheid van de leden van de samenleving niet als zodanig herkend wordt. Mensen zijn zo gewend geraakt aan het dominante waardeprogramma, het dominante discours, dat ze er heel moeilijk ‘van een afstand’ naar kunnen kijken. Het dominante marktwaardeprogramma is als water voor vissen. Ze zitten zo dicht op het water, ze zitten er middenin, nemen het voor lief, en zijn er zó gewend aan geraakt, dat ze het niet meer zien. Mensen zijn ‘in slaap gesust’ en denken niet kritisch. De meerderheid van de bevolking zit in een soort onzichtbare ‘mentale gevangenis’. Ze ontleent haar identiteit aan het dominante waardeprogramma. Ze identificeert zich met het dominante waardeprogramma en drukt zichzelf uit via de taal en tekens van het programma. 7
Een kritische beschouwing van het dominante waardeprogramma heeft dus ook consequenties voor identiteit en zelfbeeld van mensen. Niet zelden voelen mensen zich persoonlijk aangevallen wanneer iemand kritiek uit op het dominante waardeprogramma. De ervaren spanning neemt toe naarmate een persoon op een positie zit die het dominante waardeprogramma reproduceert en versterkt, dus naarmate iemand nadrukkelijker onderdeel uitmaakt van de bestaande orde: ‘Hoger in de boom’ in de sociale orde, waarden sterker geïnternaliseerd, belangen van het systeem meer vervlochten met eigen belangen, afhankelijk van het systeem in termen van welzijn en welvaart, dieper overtuigd van de meerwaarde van de huidige orde, meer ‘verblind’ voor de schadelijke kanten ervan voor de omgeving, voor anderen en voor zichzelf. Als gevolg daarvan kunnen de personen die kritiek uiten of lastige, vervelende, gevaarlijke vragen stellen, te maken krijgen met het eerder genoemde sociale of fysieke geweld.
Tal van crises, één rode draad Kritische analyse legt de aannames bloot, en toont de implicaties van het waardeprogramma. Het laat zien welke destructieve consequenties het dominante waardeprogramma en de dominante sociale orde hebben voor de levens van mensen, wanneer dat waardeprogramma los gezongen raakt van het sociale lichaam, de samenleving. Kortom, het toont dat een waardeprogramma schadelijke en destructieve maatschappelijke gevolgen heeft. Hoe zit dat bij het marktwaardeprogramma? Laten we het bovenstaande gedachtegoed daarop eens toepassen. Er bestaan tal van crises, er is momenteel veel maatschappelijke schade en vernietiging: financiële crises, voedselcrises, grondstoffencrises, armoedecrises, oorlogen, enzovoorts. Volgens Otto Scharmer liggen daaraan drie typen verbroken verbindingen ten grondslag:
8
1. Ecologische scheiding: verbroken verbindingen tussen onzelf en onze natuurlijke omgeving. 2. Sociale scheiding: verbroken verbindingen tussen onszelf en anderen. 3. Spirituele scheiding: verbroken verbindingen en tussen huidige zelf en ons potentiële zelf. De ecologische scheiding gaat over destructie van de natuur: aantasting van en schade aan ecosystemen, biodiversiteit, klimaat. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het feit dat onze economieën zoveel natuurlijke grondstoffen gebruiken dat daarvoor anderhalve keer de regeneratiecapaciteit van de aarde nodig is om dit te herstellen. De sociale scheiding gaat over toenemende armoede, ongelijkheid, polarisatie en geweld. Een voorbeeld van de sociale scheiding is dat in Amerika de 1% rijkste mensen samen meer bezitten dan de onderste 90% mensen van de bevolking. De spirituele scheiding gaat over je huidige zelf, dat wat je momenteel doet en bent, en je mogelijke toekomstige zelf, dat waarin je echt gelooft, dat wat je echt belangrijk vindt en wat je zou kunnen zijn. De spirituele scheiding is waarneembaar in het feit dat in 2010 wereldwijd meer mensen overleden aan zelfmoord dan het aantal doden door oorlog, moord, en natuurrampen bij elkaar opgeteld. Waarom creëren we als collectief allerlei problemen en crises, die we als individuen niet beogen? 1. Omdat we symptomen bestrijden, en niet kijken naar de onderliggende structurele verbroken verbindingen. Scharmer onderscheidt 8 structurele verbroken verbindingen: 1. Een oneindige groei die de eindigheid van de planeet ontkent. 2. Een inkomensongelijkheid die mensenrechten niet respecteert. 3. Een financiële economie die de reële economie overschaduwt, belemmert en vernietigt. 4. Een technologie-aanbod dat de werkelijke menselijke behoeften niet vervult. 5. Een leiderschap dat bijdraagt aan een collectieve verlamming. 6. Een consumentisme dat en ten koste gaat van welzijn en geluk. 7. Een bestuur dat het volk geen stem geeft. 8. Eigenaarschap voor markt en staat, ten koste van maatschappelijk rendement. 2. Omdat we problemen geïsoleerd en verkokerd benaderen en we de onderlinge samenhang tussen de problemen missen. We delen alles in hokjes in, we zijn georganiseerd in silo’ s, en we werken onvoldoende samen. 3. Omdat de schade in de werkelijkheid van het dominante waardeprogramma niet bestaat. Het huidige marktwaardeprogramma beschouwt voorgenoemde vormen van ecologische, sociale en spirituele schade als externaliteiten. Met andere woorden: ze bestaan volgens dit waardeprogramma eenvoudigweg niet. Het marktwaardeprogramma 9
veronderstelt dat we allemaal handelen vanuit ‘egosysteem-bewustzijn‘: als rationele, calculerende wezens. Als winstvermeerderaars die met elkaar competitie aangaan, op basis van schaarste. Vanuit dit denken is op wereldschaal een systeem ontstaan van transnationale multinationals die alle in samenlevingen aanwezige waarde ‘vermarkten’. Ze bewegen zich naar de plekken op aarde met de minste bescherming van mens en milieu. Enkel financiële waarde telt, er is geen oog voor de destructie van ecologische, sociale en spirituele waarde. Sterker nog, wanneer het financiële waarde kan opleveren, moeten we deze destructie vanuit de logica van het marktwaardeprogramma juist bevorderen. 4. Omdat ons bewustzijn te beperkt is. De meest fundamentele oorzaak van de huidige crises is met andere woorden onze manier van denken. De huidige economie is een ‘ego-systeem-economie’. Daarin draait het om welvaart en welzijn voor enkelen, in plaats van welvaart en welzijn voor allen. Onze huidige economie is gebaseerd op een beperkt bewustzijn. Uiteindelijk zijn de problemen en crises die we nu meemaken het gevolg van ons beperkte bewustzijn.
Naar een ruimer bewustzijn Hoe komen we tot een ‘hoger’, ‘ruimer’ of ‘meer complex’ bewustzijn? En hoe ziet dat bewustzijn eruit? Scharmer belicht in zijn Matrix van Sociale Evolutie, vier bewustzijnsniveaus. Deze bewustzijnsniveaus gaan gepaard met een bepaalde sociale orde. 1. In het ‘traditionele bewustzijn’ draait het om stabiliteit, hiërarchie, centrale sturing en beheersing. Gewoontes, herhaling, voorspelbaarheid, gelijkheid, legitimiteit en conformiteit zijn kernwaarden. Denk aan een sociale orde met een grote, sterke, sturende staat. Om de samenleving beter te organiseren. Het denken is sterk vanuit legitimiteit en maakbaarheid. 2. In het ‘ego-systeem-bewustzijn’ staan marktwaarden centraal. Hier draait het om groei, competitie, verschil, het ego, het zelf, winst, rendement. Kortom: een ‘marktwaardeprogramma’ is dominant. Denk aan een sociale orde met sterke multinationals……naast de staat. Om de dynamiek in de samenleving beter kunnen hanteren. Het denken is sterk vanuit rendement en resultaten. 3. In het ‘stakeholders-bewustzijn’ staat onderhandeling en samenwerking centraal. Denk aan een sociale orde met allerlei goed georganiseerde belangengroepen, intermediairs, koepels, NGO’s etc…….naast multinationals en de staat. Om binnenlandse problemen beter te hanteren. Het denken is sterk vanuit belangen, samenwerking en onderhandeling. 4. In het ‘eco-systeem-bewustzijn’ staat bewuste, collectieve co-creatie en actie centraal. Denk aan een sociale orde met allerlei goed georganiseerde burgerinitiatieven en gemeenschapsinitiatieven, in combinatie met sociaal ondernemerschap……naast georganiseerde intermediairs, koepels en NGO’s, multinationals en de staat. Om mondiale crises / systeemcrises te hanteren. Het denken is sterk vanuit het geheel en het collectief.
10
We hebben erg veel niveau 2 aangevuld met niveau 3, en te weinig niveau 4. We hebben onze systemische structuren onvoldoende ingericht om te leren, we zijn te weinig bewust bezig met (het voorkomen van) schade voor mens en milieu, ons geldsysteem is niet goed ontworpen, en speciale belangengroepen laten we onterecht allerlei voordelen halen, doordat ze het systeem weten te misbruiken en te bespelen.
Bewustzijn -> denken -> organiseren Wat is nodig? Hoe komen we meer op niveau 4, in aanvulling op de andere niveaus, die belangrijk blijven? Hoe we ons organiseren is een functie van ons denken, ons denken is een functie van ons bewustzijn. Een ander bewustzijn leidt tot anders denken, en tot anders organiseren: Ander bewustzijn: Om de crises te lijf te kunnen gaan is een ‘mindshift’ nodig van ‘egosysteem-bewustzijn’ naar ‘eco-systeem-bewustzijn’. -> Ander denken: nodig is dat we concepten die in de werking van de economie centraal staat, anders gaan benaderen. Bijvoorbeeld:
VAN
NAAR
Werk
Werknemerschap
Ondernemerschap
Geld
Doel
Middel
Technologie
Systeemgericht
Mensgericht
Leiderschap
Heroïsche held
Gedeeld leiderschap
Consumptie
Individueel en onbewust
Gezamenlijk en bewust
Besturing
Hiërarchisch en competitief
Genetwerkt en co-creërend
Eigenaarschap
Privaat en publiek
Gemeenschap
11
Anders organiseren Het is verder nodig dat we meer en anders gaan leren. Naast leren vanuit en over het verleden, moeten we meer leren vanuit de ontluikende toekomst. Proberen die toekomst al in een vroeg stadium waar te nemen, te ‘voorvoelen’. We zullen anders met verandering moeten omgaan. Het nieuwe vaker zien als verrijking van het bestaande, en het minder resoluut afweren of laten verdwijnen in het bestaande We kunnen daarmee ervaring opdoen, door met elkaar op reis te gaan. Een reis waarbij de deelnemers het systeem niet enkel zien vanuit hun eigen perspectief (ego-bewustzijn), maar het systeem ervaren vanuit de perspectieven van andere spelers, in het bijzonder de mensen aan de rafelranden van het systeem. Het doel is om met elkaar de ontluikende toekomst te verkennen en mede vorm te geven, resulterend in een systeem dat beter werkt voor allen, in plaats van een selectieve groep. Tijdens de reis gaat het gezelschap naar de periferie van het systeem, daar waar innovatie plaats vindt en de mogelijke toekomst het meest zichtbaar en voelbaar is. De reist geeft de deelnemers ook inzicht in hoe zij zelf bijdragen aan het instandhouden van de problemen. Na een periode van stilte en reflectie kan de groep beginnen de toekomst via prototypes, al doende-lerende, tot realiteit te maken. Dit proces, deze reis, noemt Scharmer het U-proces. Dit veranderproces is door hem en anderen uitgebreid beschreven.
Naar een andere economie en samenleving In navolging van onder andere Otto Scharmer en John McMurtry zie ik het huidige economische paradigma, het huidige kapitalisme, het neo-liberalisme, als het dominante gesloten en destructieve waardeprogramma. Het heeft zijn waarde bewezen, is van grote waarde geweest en zal van waarde blijven, maar het is doorgeslagen, met de huidige crises als gevolg. Het is fundamentalistisch geworden en het systeem heeft nog enkel oog en plaats voor financiële winstgroei. Het vernietigt daardoor andere waarden, en maakt groei van andere waarden onmogelijk. Economie is een doel op zichzelf geworden. Tegelijkertijd zien we vanuit niet-westerse samenlevingen een religieus fanatisme, (moslim)extremisme en fundamentalisme. De vraag is of we ons eigen (westerse) fundamentalisme, het ‘ marktfundamentalisme’ of ‘marktextemisme’, kunnen wijzigen. Zolang we vanuit egosysteem-bewustzijn blijven kijken, denken en handelen, zullen de sociale, ecologische en spirituele crises zich blijven opstapelen. We doen dan meer van het zelfde, en intensiever van hetzelfde. De samenleving ontwikkelt zich niet en komt in een neerwaartse spiraal, ten koste van menselijk en natuurlijk leven. Uiteindelijk is dit zelf-destructief. Kunnen we bijvoorbeeld een volgende financiële crisis te boven komen? Het is hoog tijd voor wat anders. Een gezond sociaal systeem is open en ontwikkelt zich. Een gezonde samenleving draagt bij aan de ontwikkeling en bescherming van leven. Een gezonde samenleving vergroot de levenscapaciteit van de leden van de gemeenschap. Het laat mensen functioneel bijdragen, en gaat duurzaam om met de natuur. Economie is daarbij dienstbaar aan mens en milieu. Een ‘levenseconomie’ ontwikkelt en vergroot de levenstijd en de levenskwaliteit van mensen. Ze onderhoudt en ontwikkelt de natuur (in plaats van deze uit te putten en te vernietigen), en voorziet in de (basis)levensbehoeften van mensen, die de natuur verschaft. Zoals bijvoorbeeld schone lucht, onderwijs, zorg, zinvolle interactie, enzovoorts. Een levenseconomie erkent en waardeert naast economische waarde, ook andere waarden: sociale, ecologische, 12
spirituele. Een levenseconomie heeft transactiesystemen om andere waarden dan monetaire waarde uit te ruilen. Een levenseconomie bevat lerende ecosystemen en beoogt gecreëerde waarde meer gelijk te verdelen over de partijen die reële waarde toevoegen. Een kritische beschouwing ontneemt een gesloten waardeprogramma zijn masker. Het ‘ontmaskert’ de aannames, implicaties en schadelijke consequenties. Het expliciteert en toont de deelnemers aan de sociale orde de schade die het gesloten waardeprogramma ‘maskeert’ en ‘toedekt’. Op die manier draait de beschouwing de camera.
Het richt het de camera naar de deelnemers, zodat ze zien hoe ook zij zelf bijdragen aan de schadelijke gevolgen voor de natuur, andere mensen, en zichzelf. In de hoop dat dit mensen bewust maakt en aanzet tot prototypes, pilots en experimenten, vanuit andere, aanvullende waarden. Dit kan uiteindelijk resulteren in een andere sociale orde, een andere economie en maatschappij, met een ander, ruimer bewustzijnsniveau: een ecosysteem-bewustzijn. Zo ontwikkelt een groep, organisatie, land of continent zich, en bereiken nieuwe waarheden het derde stadium van Schopenhauer: ze worden normaal. Waarna de cyclus weer begint, op weg naar weer andere waarden, sociale ordes, en bewustzijnsniveaus. Dat is sociale evolutie.
13