De Collectie Vrolik
5
7
15
19
23
35
61
67
79
83
86
3
4
De objecten uit de privé-collectie van Gerard en Willem Vrolik zijn stille getuigen van de opkomst van de biologie als zelfstandige wetenschap. Zij vertellen het verhaal van de zoektocht naar het Natuurlijk Systeem die uiteindelijk culmineert in ideeën over veranderlijkheid van soorten. Onze bijzondere dank gaat uit naar dr. B. Baljet, conservator van het Museum Vrolik van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Mede door zijn bereidwilligheid een deel van de collectie van het Museum Vrolik in bruikleen te geven, kon deze tentoonstelling tot stand worden gebracht. Tevens had hij een deskundig aandeel in het biografische hoofdstuk en schreef hij in samenwerking met dr. R.J.Oostra van de afdeling Anatomie en Embryologie over aangeboren afwijkingen in de hoofdstukken over de actuele waarde van de collectie. Drs. L. de Rooij leverde een waardevolle bijdrage aan de voorbereiding en uitvoering van de tentoonstelling. Door zijn inspanning kwam het hoofdstuk over de theorieën achter het onderzoek van Vrolik tot stand. Voor het traceren van de originele Vrolik-objecten gaat onze dank uit naar Mw. W. Welman. De catalogus bevat een verslag van haar onderzoek onder de titel Museum Vrolikianum. Kunstfotograaf Paul den Hollander was bereid een fotoserie te maken van de collectie en hiervan een expositie samen te stellen. De overige objectfoto’s zijn gemaakt door Nicole Segers en Ellen Hinderdael. Al deze personen en degenen die anderzins een bijdrage geleverd hebben aan tentoonstelling en catalogus zijn wij zeer erkentelijk. Tiziana Nespoli
5
6
Het doek valt. Al wat gestorven is, verstilt. De mens grijpt in, verzamelt het gestorvene, plaatst de dood in een kader. Theatrum anatomicum. Hij onderzoekt, ontdekt, ontleedt. Zo wordt de levende natuur geordend, gepast in een systeem. Om het leven te begrijpen.
Inleiding Leven is niet dood zijn. Daar is iedereen het
Ordening houdt meer in dan indelen in groepen.
over eens. Maar wat is leven dan wel, hoe ver-
Ook de rangschikking en het bepalen van de
houdt ons leven zich tot ander leven, tot de
samenhang tussen die groepen is van belang.
natuur? Het zijn vragen die de mensheid al sinds
In de bijbel, in het scheppingsverhaal, staat
de oudheid bezighouden. Waar de één zijn toe-
de oudste en misschien nog steeds meest beken-
vlucht zoekt in de geestelijke wereld die leven
de indeling van de levende natuur. Eerst schept
en dood met elkaar verbindt, zoekt een ander
God zaadgevende gewassen en vruchtbomen.
oplossingen in de wetenschap. Of doet beide.
Dan volgen zeedieren en vogels. Op de zesde
De wetenschap van de orde heet systema-
dag schept hij vee, kruipend gedierte, dieren op
tiek. Zoals het woord al doet vermoeden, pro-
het vasteland en de mens. In Leviticus wordt de
beert deze wetenschap de levende natuur in een
indeling verscherpt. De levende natuur wordt
systeem te vatten. Een systeem dat is opge-
ingedeeld in rein of onrein, in eetbaar en niet
bouwd uit herkenbare groepen van planten of
eetbaar.
dieren. Alle groepen bij elkaar opgeteld zijn de levende natuur. Gerard en Willem Vrolik hebben een bijdra -
De Griekse filosoof Plato (427-348/347 v.Chr.) deelt de natuur in aan de hand van superieure
ge geleverd aan de wetenschappelijke discussie
menselijke kwaliteiten: geestelijk vermogen en
over ordening in de natuur.
mate van ontwikkeling van het lichaam. Er ont-
In latere hoofdstukken zal worden ingegaan op
staat een onveranderlijke, rechte en stijgende
op hun wetenschappelijke waarnemingen en
lijn. De natuur is een keten van steeds hoger
verklaringen die een internationaal belangrijke
ontwikkelde wezens die is vergelijkbaar is met
bijdrage leverden aan het negentiende eeuwse
een ladder, de
gedachtengoed. In dit hoodstuk wordt in het
.
Op de laagste sport staat een steen, iets
kort geschetst hoe de ordening van de levende
hoger een plant, vervolgens een dier en weer
natuur zich ontwikkelde tot wetenschap.
hoger een slaaf en nog hoger de geleerde.
7
De idee van de natuur als oplopende trap is lang
pricipes aanwijst, noemt hem 'de eerste echte
populair gebleven.
systematicus.'
Door toedoen van Plato's leerling
Natuurlijke historie en het verzamelen van
Aristoteles (384-322 v. Chr.), krijgt de systema-
natuurlijke objecten gaan dan hand in hand.
tiek een meer duurzame grondslag. Hij maakt
Naast statusverlenende aristocratische verzame -
geen systeem, want volgens hem wordt de orde-
lingen, waar de nadruk op het wonderbaarlijke,
ning door de natuur ingegeven. Ieder die goed
het vreemde en het buitengewone ligt, ontstaan
kijkt kan die orde herkennen. De
in de tweede helft van de zestiende eeuw in
krijgt door zijn toedoen meer inhoud.
Italië collecties met een nieuw doel: het kennen
De functie van een lichaam staat in relatie
van de natuurlijke wereld. De verzamelaars heb-
met zijn vorm, zegt hij. Om tot een indeling te
ben, in tegenstelling tot eerder, geen van allen
komen, moeten verschillende combinaties van
duurzame relaties met prinsenhoven. Het zijn
(uiterlijke) kenmerken met elkaar vergeleken
wetenschappers. Zij studeren vaak medicijnen en
worden. Veel latere diersystemen zijn hierop
botanie aan de universiteiten, of oefenen een
gebaseerd.
beroep uit dat hier een logisch vervolg op is: het
Ook zegt Aristoteles dat in de natuur alle mogelijke tussenvormen bestaan. De natuurlad der, is een continuüm, de aarde is een ‘volheid’.
zijn natuurfilosofen of apothekers. De verzameling, vaak een kabinet of botanische tuin, wordt een middel tot analyse uit de
Geen trede blijft onbezet. Zo staan tussen de
eerste hand. Door natuurlijke objecten te bezit-
vogels en de zoogdieren bijvoorbeeld de vliegen-
ten haalt men tastbare en fysieke kennis in huis.
de muizen, de vleermuizen. Ongeveer vierhonderd diersoorten deelt hij zo in.
Cesalpino beschikt over een botanische tuin waar hij planten kweekt en over het herbarium van Luca Ghini (1490-1556).
BRUIKBAAR
Tellen, passen en meten winnen in de vijftiende
aan de universiteiten van Bologna en Pisa. De
en zestiende eeuw steeds meer terrein. De
eerste geleerde die tijdens zijn lessen de natuur
bruikbaarheid van de gegevens speelt hierbij een
op lokatie bestudeert, en die na het veldwerk
grote rol. Het getal biedt zekerheid, en wordt
niet alleen met aantekeningen, maar ook met
dus op allerlei gebied toegepast. Ook bij de sys-
echte planten terugkeert.
tematiek.
Cesalpino maakt hier dankbaar gebruik van,
Aan de basis van de wetenschappelijke systematiek staat de botanicus Andrea Cesalpino 8
Ghini is de oprichter van de ‘natuurstudie’
(1519-1603). Linnaeus (1707-1789), die bijna twee eeuwen later nu nog geldende ordenings-
maar brengt ook zelf een herbarium bijeen. Op 260 vellen papier plakt hij 768 planten. De natuurlijke historie is in de renaissance vaak een mengsel van fascinatie voor de natuur
en fascinatie voor geschriften uit de oudheid. De
toetsbaar. Toch zal het soortsbegrip een handig
geschriften staan meestal aan de basis van de
hulpmiddel worden voor de systematicus.
methode van onderzoek. Voor het materiaal worden de geleerde heren steeds meer terugge-
Sommige soorten lijken erg veel op andere. Ze
worpen op de studie van de 'levende natuur'.
hebben overeenkomstige kenmerken. Groepen
Cesalpino ontleent zijn methode aan
van verwante soorten wordt
geslacht,
Aristoteles. Hij gebruikt zijn ordeningspricipes
genoemd. Weer een nieuw begrip voor de syste-
om tot de essentie van de verschillende planten-
maticus. Geïntroduceerd door de Fransman
soorten door te dringen, dit culmineert in zijn
Tournefort (1656-1708) en overgenomen door
boek
de geleerde die beroemd zal worden onder de
(1583). Voor een indeling
die overeenstemt met het ‘natuurlijk systeem’ onderzoekt hij eerst de kern, de
, van
naam Carolus Linnaeus. Hij wordt beroemd omdat hij zich nog voor
verschillende planten en kijkt hij vervolgens
zijn dertigste opwerkt tot bijzonder knap plant-
naar de toevallige verschillen, de
kundige. Hij schrijft onder andere de
.
. Zijn belangrijkste nalatenschap is een Pas in de zeventiende eeuw wordt het begrip
naamgeving die voor het eerst constant herhaal-
'soort' geïntroduceerd. Een soort is herkenbaar
baar en herkenbaar is.
aan zijn uiterlijk, aan zijn soorteigen vorm. Deze
Ieder levend organisme krijgt twee namen.
mag niet verward worden met toevallige ken-
De eerste is de naam van het genus, de hogere
merken of variaties, zoals bijvoorbeeld verschil
groep waartoe de soort behoort. De tweede spe-
in lengte. Zo omschrijft bioloog en theoloog
cificeert om welke soort het binnen die groep
John Ray het nieuwe begrip in 1674. De tweede
precies gaat, de soortnaam. Genera bundelt hij
regel die voor het vaststellen van een soort geldt,
op dezelfde manier tot orden en orden voegt hij
is dat dieren die bij dezelfde soort horen zich
samen tot klassen. Dan is er het natuurlijk sys-
onderling kunnen voortplanten. Erfelijkheid
teem, de volle aarde.
bepaalt de scheidslijn tussen natuurlijke groepen. Alle soorten bij elkaar zijn de levende
De vormenrijkdom van de natuur wordt in kaart gebracht en bijgeschreven in de . Door expedities en veroveringstochten
natuur. Of deze al of niet in de scala naturae
groeit de vormenrijkdom in de negentiende
ingepast worden doet er niet veel meer toe. Er
eeuw zo snel dat het systeem alléén te beperkt
is nu een duidelijk, herkenbaar, reproduceerbaar
wordt om de levende natuur te kennen. Er klin-
ordeningsprincipe. Het is niet langer de mens
ken meer en meer kritische noten.
die de natuur een orde oplegt, maar andersom. In de praktijk is voortplanting moeilijk
9
het ander, maar het ander leidt ook weer tot het
HOGER INZICHT
De groeiende behoefte aan een hoger inzicht in de natuurlijke orde en wetmatigheid luidt de
één: alle levensprocessen zijn van elkaar afhankelijk. Hierdoor lijkt het alsof alles in de natuur
geboorte in van de leer van de levende wezens,
gestuurd wordt door een intentie, een doel: de
de biologie. Om het leven te doortasten wil men
instandhoudig van het geheel, het leven.
niet langer alleen naar uiterlijke kenmerken kijken. Steeds belangrijker voor de plaatsbepaling
Het doel van de natuur overstijgt volgens Kant het menselijke verstand. De mens kan
van de enorme hoeveelheid organismen op de
slechts onderzoeken hoe oorzaken leiden tot
natuurladder wordt het onderzoek naar de func-
gevolgen, maar kan nooit achterhalen waardoor
tionele organisatie van levende wezens. Er
de reeks wordt ontketend, zegt Kant.
wordt niet langer alleen naar de vorm van de levende wezens gekeken, maar ook naar de bete-
Blumenbach brengt de schijnbare doelgericht -
kenis van de verscheiningsvorm voor het func-
heid van de natuur onder woorden, onder de
tioneren.
noemer
Vooral in landen als Duitsland en Frankrijk,
natuur te doorgronden moet men niet alleen kij-
die dan toonaangevend zijn voor de studie der
ken naar een aantal willekeurig gekozen ken-
levende dingen, heerst er een tendens om de stu-
merken, zoals Linnaeus deed. Ook moet men
die van het leven tot zelfstandigheid te brengen.
het wezen van de
In Göttingen neemt het biologische onderzoeks-
betrekken bij het onderzoek.
programma een belangrijke plaats in. Hier ontstaat de teleomechanicistische stroming. Grondleggers zijn Immanuel Kant (1724-
De
erkennen, en van Linnaeus komt ook
in Frankrijk onder zwaar wetenschappelijk vuur te liggen. De Franse geleerde Buffon (1707-
1804) en Johann Friedrich Blumenbach (1752-
1788) vindt de indeling van soorten in de hogere
1840). Kant levert het theoretisch fundament,
groepen tè theoretisch. Alleen de soort zelf is
Blumenbach werkt het uit in de biologische
belangrijk voor de ordening van al het levende.
praktijk.
Om te bepalen wat een soort is, hangt hij het
In 1790 formuleert Kant grondslagen voor onderzoek aan de levende natuur in Eerder deed hij hetzelfde voor de levenloze natuur in zijn, wellicht beter bekende boek, 10
, vormkracht. Om de
.
reproductiecriterium aan. Anatomische criteria, vergelijkingen tussen de vorm van de levende wezens, acht hij ondergeschikt. Blumenbach gaat hier tegenin. Hij zegt dat vruchtbaarheid niet te toetsen is. Wellicht, rede-
De basis van zijn leer draait om oorzaak en
neert hij, kunnen ook verwante soorten nage-
gevolg. Overal in de natuur zijn oorzakelijke
slacht krijgen.
ketens te ontdekken, zegt hij. Het één leidt tot
Blumenbach volgt de anatomische ordenings-
schijningsvormen. Embryologie is dus een
criteria van Linnaeus, maar betrekt ook de
verkorte weergave van de onstaansgeschiedenis
in het geheel. Hij zegt het volgende. Niet de vergelijking van
van alle levende wezens, meent Kielmeyer. Zijn
een paar kenmerken is van belang voor de
ideeën blijven echter theoretisch.
plaatsbepaling van de levende dieren, maar juist de vergelijking van de
, alle kenmer-
De concrete uitwerking van teleomechanicisti-
ken bij elkaar.
sche ideeën vindt men voor de plantkunde terug
Morfologische variaties, zoals bijvoorbeeld aan -
in het werk van botanicus en fysioloog Von
geboren afwijkingen zijn, volgens hem, het
Humboldt (1769- 1859). Hij is beroemd
gevolg van variaties in vormkracht die op zijn
geworden door zijn reis door Midden- en Zuid-
beurt varieert onder invloed van verschillende
Amerika tussen 1799 en1804. Uit zijn vergelijkend-anatomische studies aan planten maakt hij
leefomstandigheden.
op dat alle plantengroepen variaties zijn op een thema, een
DOORGRONDEN
Een leerling van Blumenbach, Carl Friedrich
.
In de embryologie werkt Von Baer (1792-
von Kielmeyer (1765-1844) werkt de teleome-
1876) het teleomechanicisme verder uit.
chanicistische theorieën verder uit. Hij ontwik-
Embryologie staat voor hem, net als voor
kelt een theoretisch onderzoeksplan dat het
Kielmeyer, aan de basis van de indeling van
natuurlijk systeem moet doorgronden op basis
dieren in een natuurlijk systeem. Hij is een van
van vergelijkende anatomie.
de meest invloedrijke embryologen van de
De bakermat van alle levensvormen is een beperkt aantal basistypen, de
.
Deze ontwikkelen zich tot al wat leeft door optreden van vormkracht-variaties.
negentiende eeuw. Von Baer leunt niet alleen op de theorieën van Blumenbach en Kielmeyer, maar wordt ook beïnvloed door de Franse school.
Kielmeyer redeneert dat elk levend wezen
Spil van het Franse gedachtengoed is Georges
een bundeling is van verschillende dynamische
Cuvier. Hij zegt dat het organisme fysische en
krachten. Diergroepen onderscheiden zich van
chemische wetten overstijgt. Een organisme
elkaar doordat ze opgebouwd zijn uit een ande-
wordt zo een gesloten en doelmatig systeem.
re krachten-samenstelling. Dit is de basis van het
Deze idee mondt uit in twee principes.
natuurlijk systeem. Het dynamisch samenspel tussen de ver-
Het eerste principe zegt dat alle organen van een lichaam op elkaar zijn afgestemd en elkaar
schillende krachten valt af te lezen uit de embry-
beïnvloeden. Hij noemt dit het principe van
onale ontwikkeling. Tijdens de ontwikkeling
samenhang,
ontstaan via de grondvormen de huidige ver-
kent dat alle organen in het lichaam precies zo
. Dit bete-
11
zijn als ze zouden moeten zijn. Een kleine ver-
deringen mogelijk zijn. Volgens hem heeft het
storing heeft consequenties voor de orde in het
hele dierenrijk een gemeenschappelijk bouw -
hele lichaam.
plan, een
Het tweede principe gaat ervan uit dat alle
.
Bijgevolg ontstaan hogere dieren door transfor-
organen hiërarchisch gerangschikt zijn. Het
matie uit lagere. Het gemeenschappelijk bouw-
hoogst geplaatste orgaan legt bestaansvoorwaar-
plan ligt besloten in de anatomie en niet in de
den en beperkingen op aan de rest. Cuvier ziet
functionele organisatie.
het zenuwstelsel als hoogste orgaan. Het principe van samenhang tussen de delen
GULDEN MIDDENWEG
meent hij ook te herkennen in de hele natuur.
In de rest van Europa is men minder heet geba-
Waterdieren zijn precies zo geschapen dat zij in
kerd, men volgt de gulden middenweg. In bij-
het water kunnen leven. Luchtdieren, dieren die
voorbeeld Engeland introduceert de weten -
lucht inademen, zijn precies op maat gemaakt
schapper Owen een schets van het oertype van
voor leven op het land.
de gewervelde dieren. Voor het eerst wordt er
Consequente toepassing van de twee principes zou volgens Cuvier uiteindelijk wetmatigheden in het functioneren van levende wezens aantonen, en hiermee het natuurlijk systeem.
onderscheid gemaakt tussen de
en de
van organen. Analoog zijn alle organen die op grond van hun bouwplan identiek zijn. De homologe organen hebben overeenkomsten in functie.
VERANDERLIJKHEID
Het belangrijkste verschil tussen de Duitse teleomechanicisten en Cuvier is terug te voeren op hun opvattingen over de veranderlijkheid van
te integreren. De aangeboren ordeningsdrang van de mens
soorten. Het Duitse gedachtengoed laat binnen
leidt zo tot kwesties over de veranderlijkheid
bepaalde grenzen een zekere veranderlijkheid of
van soorten. In 1859 culmineert dit in de evolu-
evolutie van soorten toe. Denk bijvoorbeeld aan
tietheorie van Darwin.
variaties in vormkracht onder invloed van de
Zo zijn we weer terug bij af. Het scheppings-
omgeving. Bij Cuvier is ontwikkeling van soor-
verhaal uit Genesis wordt de ontstaansgeschie-
ten resoluut uitgesloten, het druist in tegen het
denis der soorten,
principe van samenhang tussen de delen. De starheid van Cuvier leidt tot een weten12
Owen wijst hiermee op de noodzaak om de teleologische en de morfologische invalshoeken
schappelijk geschil met zijn vriend Geoffroy Saint-Hilaire. Die neemt wèl aan dat vormveran-
.
13
Gerard Vrolik, 1775 - 1857
14
Gerard is een duizendpoot. Als goed kind van zijn tijd onderzoekt hij alles wat zijn pad kruist. Haast overbelast met zijn brede leeropdracht en zijn buitenschoolse activiteiten ter bevordering der beschaving, laat hij geen grote naslagwerken achter. Behalve zijn
.
Waarheen het lot ons roept Oorspronkelijk bestemd om predikant te wor-
gebouwd is om zich op vier voeten voort te
den, laat Gerard zich niet van zijn eigen roeping
bewegen schrijft hij in het levensbericht van
afhouden. Hij studeert geneeskunde in Leiden,
Gerard. Wanneer Gerard zijn verhandeling aan
zijn geboortestad.
het schrijven is, komt hem 'eene Redevoering in
Hoewel er in de achttiende eeuw een groeiende
handen, door den Italiaanschen Hoogleraar
tendens ontstaat om zuivere wetenschap te be-
Moscati te Pavia uitgesproken, waarin die mee-
drijven, zijn veel wetenschappen nog met elkaar
ning verdedigd werd.'
'besmet'. Genees- en plantkunde zijn in de praktijk bijkans onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder invloed van zijn leraren komt Gerard
In 1796 wendt Gerard zich tot zijn eerste grote liefde, de plantkunde. Het stadsbestuur van Amsterdam bevordert hem tot hoogleraar in
in aanraking met ontleed- en verloskunde.
de Kruidkunde aan het
Belangrijk leermeester en vriend is Sebald Brug-
later uit zal monden in de Universiteit van
, dat
mans. Onder zijn begeleiding houdt Gerard in
Amsterdam. Hij aanvaardt het ambt in april van
1795 een betoog over 'de bestemming van de
het volgende jaar, 1797.
mens' om op twee, in plaats van op vier, benen te staan. Hoewel het voor ons een natuurlijke zaak is
Voor zijn proefschrift kiest hij alvast een onderwerp dat in lijn ligt met zijn toekomstige functie. Het gaat over het afvallen van bladeren
dat de mens zich niet dagelijks op handen en
bij planten en behelst hiernaast opmerkingen
voeten voortbeweegt, is het onderwerp in
over geneeskrachtige kruiden. Het verliezen van
Gerard's tijd behoorlijk controversieel; tenmin -
de bladen is volgens Gerard een proces van
ste, als wij zijn biograaf Van der Hoeven moeten
afsterven. De verschillende plantendelen, zegt
geloven.
hij, zijn niet van elkaar afhankelijk om in leven
‘Er waren, mijne Heeren, destijds sommige schrijvers, die [..]voorgaven’ dat de mens
te blijven. Zij ontplooien zich autonoom: terwijl het ene –groene blaadje- zich nog in zijn jeugd
15
bevindt, takelt de andere –dor re tak- af van
verzet zich heftig. In een brief van 7 november
ouderdom.
1799 aan de Commissie schrijft hij dat hij nóóit
Met zijn benoeming tot hoogleraar aan het
gen doet in het St. Pieters Gasthuis. Helaas, hij
directeur van de
heeft pech. Gerard krijgt een eigen kraamzaal in
Deze
Amster-damse Kruidtuin ligt in de Plantage en Nederlandsche Leeuw Gerard staat in koninklijke kringen goed bekend. Als de Orde der Nederlandsche Leeuw wordt ingesteld, benoemt koning Willem I hem tot ridder. Vijftig jaar nadat Gerard tot doctor in de geneeskunde promoveert, volgt een tweede koninklijke benoeming als Willem II hem in 1846 tot Staatsraad in buitengewone dienst bevordert.
zal toestaan dat iemand anders dan hij verlossin-
Athenaeum promoveert Gerard tevens tot
het gasthuis en is zo de eerste Nederlandse
bestaat sinds 1682. Zowel binnen- als buiten-
hoogleraar verloskunde met een eigen klinische
landse bezoekers spreken vol lof over de
afdeling.
Hortus.
Vrolik is een doordouwer. Hij dient een
Er wordt gezegd dat zelfs 'een Linnaeus hier bij
verzoek in bij het gemeentebestuur van Amster-
den aanvang van zijne schitterende loopbaan
dam om sectie te verrichten op overleden patiën-
eene ondersteuning en hulp ondervond.’
ten. Het verzoek wordt afgewezen. Een nieuwe
Zodra Gerard de scepter zwaait, wordt de tuin opnieuw ingericht naar de modernste
aanvraag bij de Agent van Nationale Opvoeding levert hem alsnog zijn gewilde vergunning op.
inzichten; die van Linnaeus. Ook wordt de tuin
Dit wordt hem in Amsterdam niet in dank af-
onder zijn bestuur uitgebreid in grootte en in
genomen. Als Bonn vier chirurgen mag onder-
aantal verschillende soorten. In 1807 telt de
richten in het ‘steensnijden’, het verwijderen van
Hortus maar liefst 2500 verschillende planten-
blaas- of nierstenen, heeft Gerard het nakijken.
soorten.
Tot 1820 blijft Vrolik belast met zijn brede
Dat Gerard meerdere wetenschappelijke
leeropdracht. Dan stoot hij de anatomie en
disciplines beoefent, blijkt uit zijn brede leer-
fysiologie af. In 1842 stopt hij ook met het
opdracht. In 1798 breidt zijn takenpakket uit.
onderwijs in de plantkunde. Tot zijn dood
Hij wordt benoemd tot hoogleraar in de anato-
doceert hij theoretische verloskunde. Hij over-
mie en fysiologie. Later dat jaar krijgt hij het
lijdt op 10 november 1859.
professoraat in de theoretische en praktische verloskunde aangeboden als professor Bonn
AFWISSCHELING GAF HUN FRISSCHE LUST…
aftreedt.
Aan het eind van de achttiende en het begin van
Onmiddellijk komt hij tot de conclusie dat het geen nut heeft verloskunde te doceren zon-
re leervakken verenigd worden in één persoon.
der het ook in de praktijk te brengen. Spoedig
Gerard bedrijft uiteindelijk vier wetenschappen;
dient hij een verzoek in bij de hem dit recht te 16
de negentiende eeuw is het normaal dat meerde-
botanie, anatomie, fysiologie en verloskunde. Zijn leeropdracht is zó breed dat hij hier waar-
geven.
schijnlijk al zijn tijd mee vult, wat zou kunnen
Chirurg De Bree, die dan Stadsvroedmeester is,
verklaren dat hij geen grote naslagwerken nalaat.
Wel vindt Gerard de tijd om korte publicaties of
catie gebruikt hij veel materiaal uit zijn collectie
verhandelingen te schrijven.
anatomie, pathologie, zoölogie en teratologie,
De hoeveelheid hiervan neemt toe naarmate zijn
die in de negentiende eeuw bekend staat onder
leeropdracht inkrimpt.
de naam
De onderwerpen zijn net zo divers als zijn aca-
sche studies van Gerard zijn voor zijn tijd
demische functies: van verhandelingen over tul-
behoorlijk objectief.
penbollen tot beschrijvingen van aangeboren afwijkingen of aantekeningen over de haai.
. De etnografi-
handelt slechts over de vorm en afmetingen van de bekkens. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de extreme
Van planten beschrijft hij met name de groei, de
mening van een van zijn voorgangers, de ana-
vormafwijkingen of de indeling van medicinale
toom Petrus Camper (1722-1789), die voor het
planten.
oog van zijn leerlingen een Angolese jongen
Op het gebied van de ontleedkunde verschij-
ontleedt en daarmee meent aan te tonen dat het
nen publicaties over verloskundige of over ver-
zwarte ras inderdaad inferieur is.
gelijkende anatomie. Gerard ontpopt zich als
In 1830 schrijft Gerard een brief aan Dr. Moritz
een echte man van de praktijk die het moet heb-
J. Weber (1795-1873) waarin hij kritiek uit over
ben van zijn scherpe observatievermogen.
diens boek over de variabiliteit van schedels en
Hij onderzoekt zo'n beetje alles wat zijn pad
bekkens van de mens over de hele wereld. In
kruist. Als de Duitse arts Franz Joseph Gall
1851 publiceert hij een verhandeling over hoe
(1758-1828) in Amsterdam verwacht wordt,
men bekkenmaten bij vrouwen dient op te
introduceert Gerard in 1804 zijn theorieën over
nemen, waaruit zijn voortdurende belangstelling
de vorm van hersenen en schedels. Hij houdt
voor dit onderwerp blijkt.
zijn voordracht in het gebouw van de Maatschappij Felix Meritis.
De belangrijkste nalatenschap van Gerard is zijn schitterende collectie. Van der Hoeven:
In 1807 spreekt hij over Koepok-inentingen. Met even veel gemak verdedigt hij zo'n veertig
'Wij zullen niet vergeten hoe hij jaren achtereen gewerkt en verzameld heeft voor een Museum
jaar later zijn waarnemingen over de aardappel-
van Ontleedkunde, 't welk door zijne uitge-
ziekte, of publiceert hij twee jaar voor z'n dood
breidheid, door het bezit van vele zeldzame
de
voorwerpen en door zijne kostbaarheid de als deze verwoestende
insekten zijn eigen landgoed bedreigen. In 1826 verschijnt de verhandeling
bewondering van vreemden wegdroeg, en ‘t
Ter bevordering der beschaving Gerard is naast wetenschapper en verzamelaar ook lid van vele genootschappen ter 'bevordering van de beschaving' die dan de Nederlandse hoofdstad sieren. In 1806 richt de Koning van Holland, Lodewijk Napoleon, het Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten op. Gerard wordt in 1808 benoemd tot lid van de Eerste Klasse en later tot secretaris. Het instituut vestigt zich aan de Kloveniersburgwal en groeit uit tot een van de belangrijkste wetenschappelijke instituten. In 1851 verandert de naam van de Eerste Klasse in Koninklijke Nederlandsche Academie van Wetenschappen. Daarnaast is hij lid van de meeste andere Nederlandsche Geleerde Genootschappen, zoals de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem of het Amsterdams Genootschap ter bevordering van de Natuur- en Heelkunde, waar hij sinds 1818 voorzitter is. Ook in het buitenland duikt hij regelmatig op: in Brussel en München als lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, in Parijs als lid van de Sociéte impériale de Chirurgie, en als lid van de Academia Cesarea LeopoldinoCarolina in Italië.
welk thans als een erfgoed overging op de zoon..' 17
Voor deze publi-
Willem Vrolik, 1801 - 1863
18
Willem is gepassioneerd wetenschapper. Zijn nasporingen staan aan de wieg van vele wetenschappelijke publicaties. Twee disciplines verdienen zijn nooit aflatende aandacht: zoölogie en teratologie. Zijn werk is een verheerlijking van de Schepping.
In het voetspoor van de vader Willem Vrolik wordt op 29 april 1801 in
werk
Amsterdam geboren. Willem wordt in eerste
van de Duitse ontleedkundige Tiedemann.
instantie wetenschappelijk geïnspireerd door
Friedrich Tiedemann (1781-1861) was vergelij-
familieleden. Onder het oog van zijn beroemde
kend-anatoom, embryoloog, fysioloog en zoö -
vader brengt hij zijn jeugd door. Hij studeert
loog.
vanaf 1817 aan het Amsterdamse . Hier volgt hij naast de lessen van zijn
Tijdens zijn studie legt Willem Vrolik de basis voor wat hem in zijn veertig jaar durende
vader colleges van de beroemde hoogleraar Van
loopbaan bezig zal houden. Anders dan zijn
Swinden, die hij na het tweede huwelijk van zijn
vader, die in de traditie van de achtiende-eeuwse
vader grootvader noemt.
wetenschap vele leerdoelen probeert te verweze -
Na twee jaar zet hij zijn studie voort aan de
lijken, concentreert Willem zich bij voorkeur op
. Belangrijk leermeester is professor Vosmaer, die dan algemene bekend-
twee disciplines: vergelijkende- en ziektekundige anatomie.
heid geniet. Willem heeft het voorrecht om bij
In 1821 wordt er in het Jaarboek van de
deze man in huis te wonen, en roemt hem aan
Utrechtse Hogeschool een prijsvraag uitgeschr e-
het eind van zijn studie als 'tweede vader'.
ven
Ook geniet hij onderwijs van hoogleraar De
. Willem, die dan nog stu-
Fremery, die de nadruk legt op de ontleedkunde
deert, doet hieraan mee. Zijn inzending op de
als basis voor de systematiek. De Fremery
prijsvraag wordt gepubliceerd in het Jaarboek.
maakt hierbij gebruik van een uitmuntende verzameling ontleedkundige preparaten van gewer-
Op 20 maart 1822 verschijnt zijn anatomisch-zoölogische proefschrift
velde dieren die hij met zorg en grote financiële opofferingen bijeenbrengt. Centraal in de lessen van De Fremery staat het
Een verhandeling over zeehonden en in het bijzonder over de soort
19
Dit verdedigt hij onder toezicht van De Fremery. Voor zijn studie ontleedt Willem twee
Willem over tot ontleding van het diertje. Hij concentreert zich hierbij op de tong en tong-
zeehonden die hem waren toegezonden uit
spieren. Zijn waarnemingen en latere ontledin-
Zeeland en die hij tevens enige tijd levend had
gen geven aanleiding tot publicatie van een klein
bestudeerd.
boekje dat in 1827 verschijnt:
Tegen het eind van zijn studie in Utrecht Over het teratologisch onderzoek van Willem Vrolik, zie hoofdstuk Van monsterkunde tot dysmorfologie.
brengt hij, samen met twee vrienden, zes maan-
Na zes jaar als geneesheer te hebben gewerkt
den in Parijs door. Hier bezoekt hij diverse
in Amsterdam, wordt hij in 1829 benoemd tot
bekende ziekenhuizen waaronder
hoogleraar in de anatomie en fysiologie aan de
waar hij de lessen van Rostan volgt, en het
Groningse Hogeschool. Zijn zomervakantie
waar hij kennis maakt met de
brengt hij door in de ontleedkundige verzame-
later beroemde heelkundige Lisfranc.
ling die net verrijkt is met het beroemde kabinet
Voorzien van de nodige aanbevelingen krijgt
van Petrus Camper. Hier komt hij in aanraking
Willem in Frankrijk zowel toegang tot de enor-
met een grote hoeveelheid teratologische objec-
me collecties van het museum in de als tot de meest beroemde geleerden,
ten: pasgeborenen met aangeboren gebreken. 'Het was', zo schreef Willem aan zijn vriend Van
waaronder Georges Cuvier en Géoffroy Saint-
der Hoeven 'eene opwekkende gedachte [..] in
Hilaire.
deze nalatenschap van een zoo beroemd man
Als hij terugkeert naar zijn geboortestad, bewerkt hij een dissertatie
bezig te zijn.' Hij denkt erover om naar aanleiding van de schitterende collectie van Camper een publicatie
. Het materiaal voor deze 'onder-
te schrijven waar hij echter nooit aan toegeko-
zoekingen' vindt hij in de rijke collectie van zijn
men is. Wat wel onder Vrolik's begeleiding ver-
vader. Hij trouwt en vestigt zich, na een reis
schijnt is een dissertatie over cyclopen -éénogen-
door Europa, in Amsterdam waar hij eerst
van de heer Wederkind. Naast begeleiding levert
geneesheer en later stadsgeneesheer is. Naast
Vrolik hiervoor de nodige tekeningen.
zijn gewone werk besteedt hij veel tijd aan zijn 'geliefkoosde nasporingen'.
Dan, in 1830, onderbreekt Willem zijn bezigheden als universitair docent. Aan het einde van
In 1826 komt Willem in de gelegenheid een
augustus breekt er een opstand uit. De opstand,
levende kameleon te bestuderen. Gedurende een
die bekend staat onder de naam
aantal weken onderzoekt hij de aard van de 20
, begint in Brussel en breidt zich in rap
kleurveranderingen. Volgens hem zijn die afhan-
tempo over België uit.
kelijk van het licht. Na zijn waarnemingen gaat
Alle studenten worden opgeroepen om boeken
voor wapens te verwisselen. Twee Groningse hoogleraren, waaronder Willem Vrolik, beslui-
Vijftien platen sieren het werk dat in 1847 met goud wordt bekroond door de Hollandsche
ten hun studenten bij te staan, en werpen zich in
Maatschappij der Wetenschappen. Het is de ver-
de strijd voor het vaderland. 'De eeuwige tijd
handeling over de
van bijkans een jaar' is verloren gegaan voor de
Het gevaarte van 'meer dan 23 voet lang'
wetenschap, schrijft Vrolik aan Van der Hoeven.
strandt in juli 1846 aan de kust van Zandvoort.
Vrolik keert in 1831 niet terug naar Groningen. Aangesteld als hoogleraar ontleed -
, de Butskop.
De secretaris van de Maatschappij koopt het dier en geeft het kadaver aan Willem.
kunde, fysiologie en natuurlijke historie vertrekt hij in december naar Amsterdam, waar ook zijn
N AT U R A A RT I S M A G I S T R A
vader nog steeds hoogleraar is. Vanaf 1843,
Na enkele mislukte pogingen is het in 1838
doceert hij ook gerechtelijke geneeskunde aan
zover: boekhandelaar Westerman en zijn vrien-
het Athenaeum. Dertig jaar zal hij verbonden
den -commissionair Werleman en horlogemaker
zijn aan deze ‘geleerde instelling’ die in 1877 tot
Wijsmuller- kopen een kavel van zestig bij tach-
universiteit wordt verheven.
tig meter met vijver en oranjerie in de Plantage. Het genootschap
is gebo-
ONTLEEDKUNDE
ren. Herten, apen en papegaaien worden aange-
Naast zijn arbeid aan het Athenaeum legt
schaft, in navolging van het
in
Willem zich vooral toe op de vergelijkende ont-
London en het
in
leedkunde. In 1841 schrijft hij een monografie
Parijs.
over de chimpansee. Het betreffende exemplaar
Willem is warm voorstander van de oprichting
is in 1840 door zijn vader aangekocht en maakt
van de dierentuin in de Nederlandse hoofdstad.
nu deel uit van diens collectie. De monografie,
Het biedt hem de mogelijkheid om zijn onder-
die hij in eigen beheer uitgeeft, verschijnt in het
zoekende blik ook op exotische dieren te rich-
Frans. Het is een groot boek met prachtige
ten. 'Ik sluit met herhaalde dankbetuiging aan
gesteendrukte platen. Interessant is dat hij zich
hen, die hier ter stede, aan daarin belangstellen-
in de monografie niet slechts beperkt tot de ana-
den eene zo ruime gelegenheid tot bestudering
tomie van het dier, maar dat hij –misschien als
der dierenwereld schonken', schrijft Willem op
overblijfsel van de lessen van De Fremery - het
31 januari 1853. ‘Zo het mij gelukt is eene enke-
skelet van de chimpansee vergelijkt met dat van
le waarneming hier en daar in te lasschen, ben ik
vele andere zoogdieren: lemuren, beren, leeu-
zulks voor een deel verschuldigd aan de vrijzin-
wen, zeboe's en kangaroe's. Uiteindelijk komt
nige wijze, waarop het bestuur van den
hij tot een trapsgewijze indeling van de dieren
Zoölogische tuin mij steeds tot onderzoek in
die loopt van de lemuren tot de chimpansee.
staat stelde.' Door zijn enorme geestdrift ver-
Ter bevordering der wetenschap. Van 1827 tot 1832 geeft Willem, samen met twee andere geleerden, het tijdschrift Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen uit. De betrekkelijk jonge geleerden verzamelen hierin berichten, boekaankondigingen en korte opstellen over de natuur. Het doel is de natuurkundige wetenschappen in Nederland te bevorderen. Hoewel er in de Bijdragen verschil lende artikelen van de hand van de uitgevers verschijnen, vindt het blad ook ondersteuning en medewerking van andere Nederlandse geleerden.
21
schijnen spoedig grote en kleine publicaties. Bekend zijn de observaties aan het geslacht , de halfapen. Door publicatie over zijn bevindingen in 1842, belandt Willem in tweestrijd met Amsterdams geneesheer Schroeder van der Kolk die al eerder onderzoek deed aan een geconserveerd exemplaar van de . Gelukkig duurt het meningsverschil niet lang: een aantal jaren later worden 'de uitgestoken handen [..] gegrepen, een enkel woord van leedgevoel [..] gesproken en de vriendschap [..] geklonken.' En zij publiceren gebroederlijk één artikel over de
.
Het belangrijkste zoölogische werk dat van Willem's hand verschijnt is misschien wel . Drie delen telt het; in 1853 begint hij aan het eerste, het laatste verschijnt in 1860. Wederom beperkt Willem zich tot de gewervelde dieren. Het voornemen om ook andere klassen te beschrijven, blijft een voornemen. Vooral de eerste twee delen zijn wetenschappelijk interessant. Niet alleen het
der vogels en zoog-
dieren passeert hierin de revue, maar ook bepaalt hij hun plaats op de natuurladder. Doel van de publicatie: de ‘nieuwste’ inzichten in de zoölogie en de natuurlijke historie op begrijpelijke, populaire, wijze behandelen. Bovenal is het boek een verheerlijking van de Schepping. ‘Door onze blikken daarheen te rich22
ten, verlevendigt zich bij ons de overtuiging, dat een stoffelijk beginsel, eene grootsche Magt,
hoewel ongezien en onbegrepen, zich in hare werkdadigheid openbaart, als zorgende, wakende en heerschende Godheid..’
Het goddelijke en het mechanische worden verenigd in het leven. Het leven is een dynamisch systeem. Alle onderdelen zijn met elkaar verbonden, gestuurd door een bovennatuurlijke kracht. Over de wijzen waarop het leven bestudeerd wordt.
‘Eene zekere gelijkvormigheid’ ‘Er zijn twee wijzen, waarop het leven der
geschroefd als een uurwerk en de verslaglegging
dieren bestudeerd wordt. Bij de eene stelt men
een technisch handboek.
zich de navorsching ten doel hunner stoffelijke
Teleologische onderzoekers menen het tegen-
zamenstelling, en zoekt men in elk dier niets dan
overgestelde: overal in de natuur zijn hogere
het organisme [..] slechts aan physische wetten
doelmatige krachten aanwezig.
onderworpen; bij de andere ontkent men den
Aan het eind van de achttiende eeuw ont-
stoffelijke grondslag niet, maar zoekt men daar-
staat in Duitsland de teleomechanicistische stro-
bij naar een hooger beginsel, verre boven het
ming. Deze onderkent de achterliggende doel-
stoffelijke verheven. Volgens de eerste wijze van
matigheid van de natuur, maar gaat er daarnaast
beschouwing staat elk dier op zich zelf en zorgt
vanuit dat de natuur op mechanicistische wijze
slechts voor eigen behoud; volgens de andere is
te onderzoeken is.
het een deel van een zamenhangend geheel, een
Grondleggers zijn de filosoof Kant en de verge-
werktuig eener Hoogere Magt.’
lijkend anatoom Blumenbach. Hun doel: de die-
In deze passage uit de inleiding van zijn boek
bespreekt
pere gronden van het leven ontrafelen. Staat Kant filosofisch gezien aan de wieg van het
Willem Vrolik twee visies op het leven: een
teleomechanicisme, Blumenbach werkt het uit in
mechanicistische en een teleologische.
de levenswetenschappen. Het belangrijkste
Aanhangers van het mechanicisme geloven dat
begrip dat hij gebruikt is de
de wetten die in de levenloze natuur gelden ook
vormkracht. Deze kracht is de drijfveer achter
toepasbaar zijn op de levende. Het leven is vol-
de doelmatigheid in de levende natuur en ver-
gens hen niet onderhevig aan de sturende kracht
antwoordelijk voor de belangrijkste levens-
,
van een opperwezen of God. Mensen en dieren
processen: voortplanting, ontwikkeling en groei.
beschouwen zij als machines. Zo wordt de ana-
Voor Blumenbach bestaat de Bildungstrieb niet
toom werktuigkundige, het lichaam uit elkaar
onafhankelijk van de materie. Evenmin kan deze
23
tot materie worden gereduceerd. Het wezen van
zoeksmethode ontbreekt. Zijn uitspraken zijn
de Bildungstrieb blijft verborgen, alleen de uit-
vaak minder gebaseerd op mechanicistische
werking is zichtbaar en daarmee bestudeerbaar.
bevindingen. Hij is geen teleomechanicist.
Op basis van dit beginsel ontwikkelt hij een onderzoeksprogramma, met twee aan elkaar
Hoe zien Willem en Gerard de doelmatig-
gekoppelde doelen. Ten eerste het doorgronden
heid tot uiting komen in een dierlijk of mense-
van het natuurlijk systeem. Ten tweede het
lijk lichaam?
opsporen van de wetten die aan de basis staan
Een van de belangrijkste teleologische con-
van de functionele organisatie van alle levende
cepten is dat ieder lichaamsdeel een functie
wezens. Natuurlijke verwantschap tussen orga-
heeft. Dit idee is overgenomen uit de theorie
nismen is volgens hem gebaseerd op overeen-
over de voorwaarden van het bestaan,
komsten in functionele organisatie en dus in
van de Franse onderzoeker Georges Cuvier. De 'voorwaarde' die hij stelt om te overleven is dat de verschillende
Willem Vrolik is apert aanhanger van de teleolo-
lichaamsdelen moeten samenwerken. Hij noemt
gische visie, wat blijkt als hij zijn inleiding her-
dit principe
vat: ‘In de beschouwing der natuur [..] meen ik
een lichaamsfunctie uitvalt, heeft dat gevolgen
een bepaald plan te herkennen, waarvan de ver-
voor het functioneren van het geheel.
wezenlijking is instandhouding van het heelal.'
Het gevolg van deze denkwijze is dat de de
Voor Willem staat dit plan op de voorgrond van
vorm dicteert functie van de onderdelen. Een
de wetenschapsbeoefening. Het is het plan van
roofvogel heeft scherpe klauwen en een scherpe
de Schepper; 'een ontstoffelijk beginsel, eene
snavel om zijn prooi te vangen. Deze eigen-
grootsche Magt' die 'ongezien en meestal onbe-
schappen zijn onlosmakelijk verbonden met een
grepen, zich in hare werkdadigheid openbaart.'
uitstekend gezichtsvermogen en krachtige borst-
Willem verwoordt minder expliciet zijn methode
spieren. De vorm van klauwen, snavel, ogen en
van onderzoek, maar uit zijn nasporingen blijkt
spieren is zó uitgebalanceerd dat de roofvogel
een mechanicistische aanpak.
zijn prooi kan bemachtigen. Om het geheel te
Hij is een teleomechanicist.
waarborgen, en dus in leven te blijven, mag niets
Hoewel er in het werk van Gerard Vrolik minder aanwijzingen te vinden zijn voor een
24
. Wanneer er
ontbreken of anders zijn. Willem hangt hetzelfde principe aan. Een
teleologische benadering, staat zonder twijfel
ander citaat uit
ook bij hem een God aan de basis van het leven.
de grondslag te leggen der wetenschap van het
: ‘Om [..]
Het werk van Gerard verschilt in zoverre van
levende ligchaam, is het nodig zijn maaksel te
dat van Willem dat een gestructureerde onder-
bestuderen. Een menigte van werktuigen ont-
dekt men er in, elk bestemd voor een bepaalde
Dat de grondoorzaak van alle verschijnings-
afdeeling der levenshuishouding. Het gehele
vormen niet altijd even eenduidig is vast te stel-
samenstel daarvan is de bewerktuiging.
len en dus aanleiding kan geven tot wetenschap-
‘Ongelijksoortige bestanddeelen werken er in
pelijke onenigheid bespreekt Willem in de
tesamen tot één doel, tot instandhouding van het geheel. Deze samenwerking en het behoud van
. 'Teleologische bespiegelingen
het geheel [..] is het wat de bewerktuigde van de
zijn zeker uitlokkend, maar kunnen intusschen
onbewerktuigde ligchamen doet onderscheiden.’
dikwerf voor een vrij overtolligen arbeid gehou-
Voor Gerard en Willem geldt het beginsel van de instandhouding van het geheel niet
den worden, aangezien zij meestal door latere nasporingen wedersproken worden.' Het grote
alleen binnen het individu maar ook binnen de
voordeel van de teleologische bespiegelingen is
soort, tussen verschillende individuen.
dat zij 'intusschen [..] dikwerf tot verdere naspo-
Instandhouding van de soort is dan het doel, en
ringen aanleiding geven.'
voortplanting het middel. Ook tussen verschil-
Ondanks zijn bezwaren tegen al te weelderi-
lende soorten gaat het op: de één eet de andere,
ge teleologische bespiegelingen, volgt in zijn ver-
maar valt ten prooi aan de derde. Geen diersoort
handeling over de
is zó roofzuchtig dat hij hierdoor een andere
beschrijving.
met uitsterven bedreigt. Uiteindelijk is het de
een prachtige
Willem herkent in de schedel van de butskop
instandhouding van de harmonie in de natuur
die van dolfijnen, maar ziet ook verschillen. Bij
die Willem en Gerard als de ultieme bedoeling
de schedel van de Butskop vindt hij 'uitsprin-
zien van God.
gende overlangsche en dwarse kammen' die bij
Hyperoodon - dit is de Butskop, een walvisachtige van de familie der spitssnuit dolfijnen-
dolfijnen ontbreken. Het is moeilijk om de D AT G O D H E T Z O B E D O E L D H E E F T
grondoorzaak van dit verschil vast te stellen.
De instandhouding van het individu, de soort en
Toch doet hij een poging. Door deze kammen,
de soortenrijkdom is voor beiden het ultieme
schrijft hij, wordt 'eene verdediging te weeg
doel in de natuur. Hoe dit doel bereikt wordt is
gebragt [..] voor de zoo diep tusschen hen lig-
echter niet altijd even eenvoudig te achterhalen.
gende neusgaten: eene verdediging, welke,
Willem Vrolik erkent dit: ‘.. men [moet] waken
wegens het gemis van tanden en van andere
[..] tegen al te weelderige bespiegeling, en het
wapens, aldaar meer noodzakelijk is, dan bij
onvruchtbaar zoeken naar eindoorzaken of tele-
andere met tanden voorziene bruinvisschen.’
ologische begoocheling.’ Als een directe doel-
Deze passage illustreert hoe Willem in de
oorzaak niet achterhaald kan worden door
praktijk omgaat met de doelmatigheid van de
onderzoek, moet men hierin berusten en denken
natuur en laat tevens één van de belangrijke con-
dat God het zo bedoeld heeft.
cepten zien die hij gebruikt om grondoorzaken
25
te verklaren: het
.
ten genoegzamen waarborg, dat men [niet] eene
Om te overleven moeten dieren zich bescher-
al te groote vrees hebbe op te vatten.'
men. Roofdieren beschermen zich met tanden
Deze is namelijk 'zoo geheel afwijkend van den
en klauwen, veel hoefdieren met horens en
bek, dat het dier op de ellendigste wijze, door
geweien. Met zeezoogdieren is het niet anders.
gebrek aan voedsel, zoude moeten omkomen.'
Baleinwalvissen worden beschermd door hun
Zonder andere aanpassingen zou de haai
grootte, de vaak kleinere tandwalvissen door
nooit meer een kans krijgen om zijn prooi te
hun tanden. Bij de butskop wordt het gemis aan
grijpen. Dit is volgens Gerard ook weer niet de
omvang en tanden gecompenseerd door been-
bedoeling van de natuur, omdat de vis dan zelf
kammen.
het onderspit delft. Een verlengde bovenstaart,
Ook bij Gerard Vrolik komt het compensatie-
'alles ten onderste boven keert' op het
vormt een 'hefboom van ongelijke kracht' die . Echter nooit zo dat de haai de orde in
idee naar voren. In zegt hij: ‘De
de natuur zou kunnen verstoren.
scherpte van hunne kanten [de tanden] die bij velen zaagswijze zijn ingekorven, de spits toe-
DE VORMENDE KRACHT
loopende punten, het groot vermogen der slui-
Gerard en Willem veronderstellen dat een stu-
tende kaakspieren, alles werkt mede, om elk
wende kracht verantwoordelijk is voor de ont-
gedeelte, dat in zulk een’ muil gevat wordt, als
wikkeling en groei van het dier. Het begrip van Blumenbach komt in het werk
verloren te rekenen..’ Als haaien de prooi die ze op het oog hebben
van Willem terug onder de noemer vormkracht.
altijd te pakken kregen, zou dit voor de harmo-
Hij gebruikt deze term met name in de verhan-
nie in de natuur catastrofaal zijn. Gerard ver-
delingen over misvormingen. Waarom juist
volgt: 'geen enkel voorwerp bleef vrij van hunne
daar? De leer van de aangeboren afwijkingen -de
woede.' Om te voorkomen dat 'eene volslagene ver-
26
teratologie- wordt door de heren Vrolik en tijd-
woesting van het geschapene' zou geschieden,
genoten bij uitstek gezien als de wetenschap die
moet het
duidelijkheid verschaft over de aard van de
in zijn roofzucht beperkt
worden. 'De Haai moest [..] in zich zelven
vormkracht. Wanneer deze kracht zijn werk
eenen tegenstand vinden.' Roofzucht en gevaar-
goed doet, is het resultaat een welgevormde
lijke bek worden aldus in toom gehouden
baby. Gaat er echter iets fout dan is het gevolg
-gecompenseerd- door andere kenmerken.
een misvormde baby. Misvormingen geven zo
Gerard hervat: ‘De stand zijner oogen, in verband gebragt met de ligging van den bek, is
inzicht in het functioneren van de vormende kracht tijdens de ontwikkeling.
Ook probeert men met het onderzoek naar mis-
staat dier weinige organen, welke men vindt
vormingen te achterhalen wat de herkomst van
daargesteld; eenen staat van nietigheid, volko-
de vormkracht is, hoe deze wordt belemmerd in
men beantwoordende aan den staat der deelen
zijn uitwerking en op welke manier verstoringen
op het tijdstip, dat de verdere voltooijing is
leiden tot een aangeboren afwijking.
gestoord geworden.'
Voorbeelden van een niet goed functionerende
Een gebrek aan vormende kracht tijdens de
kracht zouden veel kunnen verklaren over de
ontwikkeling zorgt er voor dat deze blijft ste-
normale ontwikkeling van de mens.
ken. Bepaalde lichaamsdelen zullen zich dan niet of onvolledig vormen. Het gevolg:
Vader en zoon Vrolik maken onderscheid tussen twee vormen van misgeboorten: de , en de
; schepseltjes die onvoltooid ter wereld komen. Willem Vrolik onderschrijft deze theo-
. Bij de zijn lichaamsdelen niet of
rie. Ingewikkelder wordt het bij de
gebrekkig gevormd. De tweede categorie ken-
waarbij ‘een enkeld deel of geheele
merkt zich juist door een te groot aantal
stelsels van werktuigen zich vermenigvuldigd
lichaamsdelen.
hebben, zoodanig, dat hierdoor in meerdere of
Het open ruggetje en de hazelip horen bij de
mindere mate de grondslagen van twee ligcha-
eerste groep, de dubbele misgeboorten -de
men tot één vereenigd zijn.’
Siamese tweelingen- bij de tweede. De oorzaak van de afwijkingen ligt volgens
In het boek
dat
Willem in 1840 publiceert, schrijft hij dat ‘het
Gerard en Willem, in een teveel of te weinig aan
[is] niet onwaarschijnlijk, dat zij het uitwerksel
vormkracht tijdens de embryonale ontwikkeling.
zijn eener geheel bijzondere afwijking der vorm-
Deze theorie namen ze over van de twee Duitse
kracht.’
onderzoekers Friederich Tiedemann en Johann Friedrich Meckel. In een van zijn eerste verhandelingen over een menselijke misgeboorte,
De mogelijke oorzaak ziet Vrolik in een samenspel van te veel èn te weinig vormkracht: 'Ik stel mij deze als al te groote energie aan de eene, als belemmering aan de andere zijde voor.' Onder normale omstandigheden zou een te grote hoeveelheid ‘vormende kracht’ niet één
komt Gerard Vrolik tot de con-
maar twee normale kinderen opleveren. Wordt
clusie: ‘Dat overigens hier inderdaad gebrek
de overdadige dosis kracht echter belemmerd in
heerscht aan vormende kracht, blijkt niet enkel
zijn uitwerking, dan ontstaan dubbele misge-
uit gemis van de hoogstnoodige organen tot
boorten: ‘eene mislukte poging tot vorming van
levensonderhoud, maar zelfs uit den nietigen
tweelingen.’
27
Hoewel de uitleg aannemelijk klinkt, benadrukt
bepalend is voor de struktuur van de rest van het
Willem dat hij er niet zeker van is of dit werke-
lichaam. Het is aldus verantwoordelijk voor de
lijk de grondoorzaak van de dubbele misgeboor-
uiteindelijke verschijningsvorm en de inrichting
te verklaart. Hij schrijft: ‘..welke verklaring blijft
van het lichaam. Deze idee en variaties hierop, is
er dan van den oorsprong den dubbelde misge-
bij meer negentiende-eeuwse onderzoekers in
boorten te geven? Het antwoord kan kort zijn. -
zwang. Gerard Vrolik zelf neemt het over van
Geene.-’
Tiedemann die de zenuwen als dragers van de vormkracht ziet.
NIET ALLES GEZEGD
Met de verklaring dat misvormingen het gevolg
Willem Vrolik is meer thuis op het gebied van de
zijn van te weinig òf te veel vormkracht is voor
teratologie. Hij beperkt zich in zijn verhandelin-
vader en zoon Vrolik niet alles gezegd. Er blijft
gen nooit tot één geval van misvorming, maar
een aantal vragen over. Hoe leidt een een ver-
bespreekt een groot aantal. Door misvormingen
keerde dosis vormkracht tot een misvorming?
in groepen in te delen en te zoeken naar over-
Waar ligt de oorsprong van de vormkracht, bij
eenkomsten en verschillen, gaat hij uitgebreider
de moeder, of bij de foetus?
dan Gerard in op mogelijke oorzaken ervan.
In 1827 bespreekt Gerard een geval van mis-
In 1836 verschijnt zijn publicatie
vorming, ditmaal bij een dier:
Hierin verwerpt Willem Vrolik de idee dat vormkracht in de
Hierin probeert hij te achterhalen waar de vor-
zenuwen huist, om een aantal redenen.
mende kracht vandaan komt. Hij komt tot de
Ten eerste treft hij bij sommige cyclopen reuk-
conclusie: ‘dat het oorspronkelijk gemis van
zenuwen aan terwijl neus en neusholte mis-
bepaalde zenuwen als een’ voornamen grond te
vormd zijn. Vergelijkbare constateringen doet
beschouwen is van het gemis aan andere deelen,
hij voor de ogen en de oogzenuwen. Het niet of
waartoe zij gewoon zijn zich te begeven.’
gebrekkig aanwezig zijn van de zintuigen ver-
Gerard gaat ervan uit dat de vormende kracht
toont geen enkel verband met de aanwezigheid
zich in de zenuwen van de foetus bevindt. Het
van zenuwen.
bewijs vindt hij in het lam: bij de niet of gebrekkig ontwikkelde lichaamsdelen zijn ook de zenuwen niet of nauwelijks aanwezig. Het sturend vermogen van het zenuwstelsel 28
Een tweede bewijs vindt Vrolik in de manier waarop het embryo zich ontwikkelt. Het valt niet te ontkennen, zegt Willem, dat het embryo zich: ‘reeds, van den eersten aanvang af, als één
tijdens de ontwikkeling is terug te vinden bij de
geheel voordoet' Waarbij 'zich niet eerst het
Franse wetenschapper Cuvier. Voor hem is het
zenuwstelsel ontwikkelt, en als dit voltooid is,
zenuwstelsel het hoogst geplaatste orgaan dat
de overige deelen zich vormen, maar in hetwelk
allen veeleer in hunne ontwikkeling evenredigen
soms belemmerd wordt, blijft uiteindelijk
tred houden.'
onduidelijk. De aard ervan blijft voor Willem,
Het derde bewijs geeft Willem aan de hand
net als voor zijn vader, een mysterie: ‘een
van blindheid. Deze kan twee oorzaken hebben:
geheimzinnig vermogen, hetwelk wij slechts in
ontaarding van de zenuwen of ontaarding van de
deszelfs verschijnselen, maar geenszins in des-
oogbol. In beide gevallen is het gevolg: een ver-
zelfs eigenlijken aard kennen.’
schrompelde oogbol, een vernauwing van oogholte en ‘vermagering’ van de zenuw. ‘Zal men
H I E R A R C H I E VA N H E T L E V E N
nu hieruit het besluit opmaken, dat de zenuw
Net als andere onderzoekers uit zijn tijd neemt
door het werktuig of dat het werktuig door de
Willem Vrolik aan dat er een hiërarchie bestaat
zenuw in derzelver vorming en voeding
in het dierenrijk. Alle dieren vormen een lange
bestuurd wordt,’ vraagt Willem zich af. Of zorgt
keten, of trap. De laagst geplaatste dieren zijn
een hogere kracht ervoor dat ze elkaar beïnvloe-
het minst volmaakt, de hoger geplaatsten steeds
den?
meer volmaakt. De mens is het meest volmaakt.
Willem concludeert: ‘Deze kracht, bij de
Dieren die voor hun ontwikkeling de minste
natuurlijke vorming der deelen werkzaam, kan
vormkracht behoeven staan onderaan de trap,
[..] in hare uitoefening belemmerd worden, en
die de meeste vormkracht behoeven bovenaan.
alsdan onstaan er zoogenaamde monsters.
Een belangrijk doel dat Willem Vrolik zich
Meestal oefent zij haren invloed reeds op de eer-
stelt, is de plaats van de dieren in de hiërarchie
ste kiemen van het wordend wezen uit. [..] naar-
te bepalen op basis van volmaaktheid, en dus op
mate zij haren invloed meer uitbreidt, [zal] de
basis van de hoeveelheid vormkracht die nodig
gebrekkigen vorm zich ook door meerdere ver-
is om het dier tot volle wasdom te brengen. Hij
schijnselen kenbaar [maken].’
beperkt zich hierbij tot de gewervelde dieren.
Hiermee verklaart hij ook de ongelijke graden
De globale indeling van de gewervelde
van misvorming die hij bij verschillende mis-
dieren is volgens hem als volgt: de vissen zijn het
geboorten terugvindt.
minst volmaakt, daarna komen de amfibiën en
De vormkracht is voor Willem dus niet uit-
reptielen, gevolgd door de vogels en uiteindelijk
sluitend in de zenuwen aanwezig, maar ver-
de zoogdieren. Apen zijn op de mens na de
spreid over de gehele foetus. Belemmering van
meest volmaakte zoogdieren. Aan de hand van
de kracht waar dan ook, leidt tot misvorming.
verschillen en overeenkomsten in bouw probeert
Hoe eerder in de ontwikkeling de vormende
hij afzonderlijke soorten een plaats op de
kracht wordt belemmerd, hoe misvormder het
natuurladder te geven.
kind ter wereld komt. Hoe het kan gebeuren dat de vormkracht
Willem Vrolik gaat ook uit van de volledigheid van de natuur. Hij neemt aan dat er over-
29
gangsvormen bestaan tussen diergroepen en tus-
zoogdieren tussen vogels en overige zoogdieren
sen dieren binnen die groepen.
instaan, staan de longvissen volgens Vrolik tus-
In navolging van de zoöloog Richard Owen,
sen de amfibiën en vissen in. Ze hebben hun
die dan in Engeland een autoriteit is op zijn
kieuwen gemeen met vissen, maar bezitten net
gebied, plaatst hij bijvoorbeeld buideldieren en
als amfibiën ook longen.
eierleggende zoogdieren tussen de vogels en
Vrolik is er zó van overtuigd dat er overal in
zoogdieren in. Dit doet hij op grond van hun
het dierenrijk overgangsvormen bestaan, dat hij
manier van voortplanting.
schrijft: ‘Dat in de dierenreeks vele soorten zich als overgangsvormen kenbaar maken en hier-
Het zogen van de jongen is de gemeenschappe-
door een keten helpen daarstellen, in welke de
lijke eigenschap van alle zoogdieren. Het nage-
bestaande gapingen door nieuwe ontdekkingen
slacht van de meeste komt volledig ontwikkeld
allengs meer en meer aangevuld worden, is eene
ter wereld. Dit levendbaren van de jongen acht
algemeen erkende waarheid.’
Willem volmaakter dan het het leggen van eieren. Zoogdieren die eieren leggen, zoals het
VERSCHEIDENHEID
vogelbekdier, worden daarom als de minst vol-
‘Hoe vele verscheidenheid de natuur ons ook
maakte zoogdieren gezien.
aanbiede, er [is] echter altoos eene zekere gelijk-
Buideldieren, bijvoorbeeld kangoeroes, staan volgens Willem tussen de eierleggende en de
vormigheid van bewerktuiging ook in de meest verschillende dieren bemerkbaar...’ schrijft hij in
levendbarende zoogdieren in. Hun jongen komen wèl levend ter wereld, maar zijn dan nog zo onderontwikkeld dat ze pas tot volle was-
Om de gelijkvormigheid tussen dieren te verkla-
dom komen in de voedende en beschermende
ren, neemt Willem Vrolik een theorie over van
buidel. Hij besluit ze niet in te delen in de groep
de Duitse onderzoeker Kielmeyer. Deze neemt
van levendbarende dieren maar in een andere
hij indirect en in aangepaste vorm over van
categorie; die van de eier-levendbarende.
Meckel en Tiedemann.
‘Hieruit volgt,' zegt Willem 'dat het ei van den
genese, is een verkorte weergave van de ontwik-
levendbarende tot dat der eijerleggende dieren.
kelingsgeschiedenis van de soort, de fylogenese.
[..]. Het is dan ook om die reden, dat ik den
30
De ontwikkeling van het individu, de onto-
Kanguroo eenen overgang vormt van het ei der
Een dier doorloopt volgens deze theorie tij-
Kanguroo niet levendbarend heet, maar hem, op
dens zijn embryonale stadia alle verschijnings-
het voetspoor van Owen, als ovo-viviparum
vormen van de minder volmaakte dieren. Zo
[eierlevendbarend] beschouw.’
vertoont een embryo van een zoogdier eerst het
Net zoals buideldieren en eierleggende
uiterlijk van een vis, vervolgens van een reptiel,
een vogel, van alle minder volmaakte zoogdie-
ke massa zamengesteld [..] Meckel vergelijkt
ren, totdat hij zijn eigen niveau van volmaakt-
dezelve daarom te regt met den toestand der
heid bereikt. Aan de hand van de opeenvolging
hersenen in de lagere dieren, vooral in de vis-
van deze stadia kan men de ontstaansgeschiede-
schen, en herinnert daarbij, dat deze vorm ook
nis van de soort aflezen en zijn plaats op de
vroeger aan de menschelijke vrucht eigen is. Dat althans de beide halfronden der groote hersenen
natuurladder bepalen.
oorspronkelijk uit eene gemeenschappelijke
In zijn past Willem de theorie toe op de hersenen van dit dier: ‘Volgens
holte gevormd worden, welke eerst later door het ontstaan van eenen tusschenwand, zich in
de scherpzinnige en op daadzaken steunende
tweeën splitst, is meer dan waarschijnlijk [..] Op
theorie’ van Tiedemann [..] vindt men in de her-
dezen trap van ontwikkeling nu schijnen de her-
senen van de kruipende dieren in het algemeen,
senen der Cyclopen te zijn blijven staan.
dus ook van den chameleon, het beeld terug der
Opmerkelijk is het verschijnsel, bij sommigen
hersenen van de menschelijke vrucht.' Tiedemann stelt dat de hersenen van gewer-
waargenomen, dat de hersenen op verre na de ruimte van den schedel niet vullen. Zoude dit
velde dieren 'van de visschen af, welke op den
ook geenen stilstand op eenen lagen trap van
laagsten trap van volmaking staan, tot aan de
ontwikkeling beteekenen? De toestand der her-
zoogdieren en den mensch bij gelijken graden
senen van visschen, bij welke dezelfde oneven-
van ontwikkeling opklimmen [..] Daar hij [de
redigheid tusschen de capaciteit van den schedel
kameleon] als kruipend dier, eene meerdere ont-
en den omvang der hersenen bestaat, geeft
wikkeling dan de visschen vertoont, moeten ook
kracht aan dit vermoeden.’
zijne hersenen met die van eene reeds meer ontwikkelde vrucht vergeleken worden. Het komt mij voor dat de hersenen eener vrucht van onge-
In trekt Willem een soortge-
veer drie maanden, hiertoe het beste gekozen
lijke vergelijking tussen de halswervels van de
kunnen worden.’
Butskop en die van een mens zonder hersenen
Ook combineert Willem de resultaten uit
(acranie): ‘In vele opzigten herinnert mij deze
zijn teratologisch onderzoek met de ontogenese-
ineensmelting der halswervelen [van de
fylogenese theorie. Dit blijkt bijvoorbeeld uit
Butskop] datgene wat men bij acranie ziet plaats
een citaat uit
grijpen. In een vrij groot aantal geraamten van
, waarin hij schrijft over de toestand van
menschelijken vruchten, door acranie mis-
de hersenen van cyclopen: ‘Standvastig zijn deze
vormd, welke ik onder mijn bereik heb, vind ik
[de grote hersenen bij cyclopen] niet in halfron-
den hals zeer kort, de halswervelen ineenge-
den gescheiden, maar uit eene gemeenschappelij-
smolten, en den schedel zittende op de schou-
31
ders en op de borstkas. Bij de cetaceën [walvis-
genwoordigt eenen oorspronkelijk geschapen
sen] is de kortheid, of liever, het uitwendig
vorm [..] Deze vorm plant zich van individu op
gemis van hals, even als in deze misgeboorten,
individu voort, en blijft zich derhalve verwezen-
een bewijs van mindere volmaaktheid..’
lijken..’
Talloze voorbeelden maken duidelijk hoe
Hij vermijdt een confrontatie met de schep-
Willem Vrolik teratologie koppelt aan anato -
pingsgedachte. Schepping en evolutie blijven
misch-zoölogisch onderzoek en aan ideeën over
naast elkaar overeind.Overeenkomst in bouw
de indeling der dieren. Wanneer een menselijke
wordt zo een bewijs van de planmatigheid van
foetus op een bepaald tijdstip in zijn groei tot
God.
stilstand komt door belemmering van de vormkracht, ontwikkelt deze zich tot een baby met misvormingen. De misvormde lichaamsdelen vertonen over eenkomsten met die van lagere diersoorten. Bij de minder volmaakte dieren leidt een relatief kleine hoeveelheid vormkracht tot de natuurlijke verschijningsvorm. Eenzelfde hoeveelheid vormkracht tijdens de ontwikkeling van een hoger geplaatst dier, zoals de menselijke foetus, zorgt ervoor dat zijn ontwikkeling staakt op het niveau van het lagere. Willem Vrolik zit met een probleem. Als de embryonale stadia een weergave zijn van de ontwikkelingsgeschiedenis, betekent dit dat diersoorten uit andere zouden ontstaan. Zoogdieren zijn dan in de loop der tijden, via vogels en reptielen, ontstaan uit vissen. Net als zijn vader gelooft Willem Vrolik echter dat alle dieren geschapen zijn. Hierdoor is de gedachte dat dieren uit elkaar ontstaan moeilijk te aanvaarden. Gerard Vrolik neemt de idee van 32
het geschapene aan zonder daar dieper op in te gaan. Zijn zoon doet dit wel: ‘[ieder dier] verte-
33
34
Het werk van Paul den Hollander (1950) verbeeldt de werkelijkheid in al haar eenvoud, maar gaat verder. Zijn foto's tonen een werkelijkheid die men kent, maar die men nog nooit zo gezien heeft. Hij maakt het onzichtbare zichtbaar. Centraal thema in zijn werk is de relatie tussen mens en natuur. Een zoektocht in een ruimte waar mens en tijd hun sporen achterlieten. Niet levensvatbaar en fragiel leven werd verzameld, ontleed en geordend waardoor het onsterfelijk werd. Zo ontstond een nieuw kader, een systeem waarin het gestorvene een plaats kreeg om het leven te verklaren. Paul den Hollander registreert dit volgende leven, hij zoekt naar de bewegingen en fricties in dit systeem. Als een dwalend onderzoeker blaast hij het vezamelde nieuw leven in.
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
Wat bezielt Gerard en Willem Vrolik in de eerste helft van de negentiende eeuw om menselijke en dierlijke resten te verzamelen en deze tentoon te stellen in hun eigen woonhuis? Is het naar hen zelf genoemde Museum Vrolikianum een rariteitenkabinet of een wetenschappelijke werkplaats?
Museum Vrolikianum Het Museum Vrolikianum met zijn vele wonder-
zoek uitbreidt en de verzameling zijn weten-
lijke en soms bizarre objecten geniet in zijn tijd
schappelijke karakter geeft. Regelmatig publice-
internationale faam en wordt omschreven als het
ren Gerard en Willem wetenschappelijke verhan-
grootste en mooiste particuliere museum in
delingen over objecten uit de verzameling.
Europa. Veel van de objecten in de tentoonstelling
Beiden zijn als hoogleraar verbonden aan het Atheneum Illustre. Dit vormt ook een reden tot
van het Zoölogisch Museum Amsterdam,
hun ongebreidelde verzamellust. Als geen ander
maakten deel uit van deze indrukwekkende ver-
weten zij hoe gebrekkig het gesteld is met de
zameling. Waarom verzamelden Gerard en
anatomische preparaten die voor het onderwijs
Willem Vrolik? Wat verzamelden ze? Waar kwa-
gebruikt worden en zien zij het als hun taak om
men de objecten vandaan? En hoe is het de col-
deze gebrekkige collectie aan te vullen met goede
lectie vergaan na het overlijden van de verzame-
preparaten.
laars? C ATA L O G U S
Het is Gerard Vrolik die rond 1795, tijdens zijn
De belangrijkste bron van informatie over de
studie medicijnen, start met het aanleggen van
verzameling, buiten de objecten zelf, is de
een collectie zoölogische, humane en botanische preparaten. Later wordt hij bij het verzamelen
‚ waar Willem Vrolik
terzijde gestaan door zijn zoon Willem.
tegen het eind van zijn leven aan begint en die na
Waarschijnlijk is het verzamelen voor Gerard in
zijn overlijden in 1863 wordt afgemaakt door J.
eerste instantie een vèrgaande vorm van hobbyis-
L.Dusseau. Hierin staat precies omschreven
me, het is voornamelijk Willem die de collectie al
welke objecten er waren verzameld. Ook staat
snel ten behoeve van wetenschappelijk onder-
vaak vermeld hoe Gerard en Willem aan de
61
objecten zijn gekomen en welk onderzoek erop
Niet alleen de medische gegevens staan vermeld
verricht is.
in de catalogus. Ook de persoon achter de anato-
Zo komen we door de catalogus te weten dat de
mische resten of de herkomst van een object
collectie is op te delen in vijf deelverzamelingen.
worden soms toegelicht. Zo lezen we bijvoor-
De etnografische collectie, die schedels, bek-
beeld dat object A159 een schedel is van een in
kens en dodenmaskers omvat objecten van ver-
Amsterdam woonachtige neger die toen bekend
schillende families en stammen van het menselij-
stond onder de naam Zwarte Klaas‚ of dat object
ke geslacht.
A202 de schedel is van een piraat afkomstig van
De osteologische collectie is opgebouwd uit
het eiland Solo en dat de schedel A43 toebe-
zo’n 954 schedels van Europeanen en voorts
hoorde aan de Zweed Pieter Langreen die een
schedels, skeletten en skeletdelen van dieren.
groot gedeelte van zijn leven doorbracht in de
Organen en orgaansystemen van mens en
Amsterdamse bajes waar hij op 22 juni 1824
dier die zowel op alcohol als door droging zijn
stierf .
geconserveerd, vormen de splanchnologische col-
Soms is de beschrijving wel heel uitvoerig zoals
lectie. De gedroogde organen zijn voornamelijk
van objectnummer A191, een schedel van een
harten, strottenhoofden en delen van het spijs-
Sumatraan. Het is het hoofd van een prins,
verteringsapparaat. Met zijn 1844 objecten is dit
genaamd Depati-toetoep-hoera, die zichzelf een
onderdeel de grootste deelcollectie van het muse-
door God gezonden heilige noemt. Zijn missie,
um.
de inwoners van Palembang te vertellen dat ze de
De pathologische collectie telt 1285 objecten van mens en dier met skelet-afwijkingen. En uiteindelijk de teratologische collectie, een
Hollanders niet mogen gehoorzamen, loopt slecht af. Tijdens de uitvoering van zijn opstandige daad wordt hij gevangen genomen. Op 10
betrekkelijk kleine verzameling, die met haar
september 1825 wordt hij gedecapiteerd, waarop
aangeboren afwijkingen van mens en dier, zoals
officier Hoofd de schedel van deze oproerkraaier
cyclopen of Siamese tweelingen, het museum
schenkt aan het Museum Vrolikianum.
voor buitenstaanders zijn bizarre karakter geeft. Deze groep is voornamelijk door Willem Vrolik
LODEWIJK LAPOLEON
bijeengebracht.
Niet alleen bij de menselijke resten staat de herkomst vermeld. Zo vinden we in de catalogus een
62
In de 70 jaar dat Gerard en Willem actief met de
skelet van een leeuw waarbij als bijzonderheid
collectie bezig zijn, verzamelen de heren maar
staat vermeld dat hij afkomstig is uit de menage-
liefst 5103 preparaten. Bijna drieduizend collec-
rie van koning Lodewijk Napoleon.
tiestukken zijn van dierlijke oorsprong, de overi-
Als Lodewijk in 1806 door zijn broer, keizer
ge zijn menselijk.
Napoleon Bonaparte, wordt aangewezen als
koning van Holland, wil hij dat zijn koninkrijk
van de Deense koninklijke familie.
in cultureel opzicht gelijkwaardig is aan
Nu bevindt deze schedel zich in de collecties van
Frankrijk. Zo komt er een menagerie, een verza-
het Zoölogisch Museum.
meling levende dieren, naar voorbeeld van de Jardin des Plantes in Parijs. Om zijn doel te ver-
Een belangrijke bron voor de humane collectie is
wezenlijken, koopt de koning voor vijfentwintig-
het Amsterdamse stadsziekenhuis, het St. Pieters
duizend zilveren guldens de dierenverzameling
Gasthuis, waar Gerard Vrolik in 1798 wordt
van Antoine Alpy, die op kermissen en jaarmark-
belast met de kraamzaal.
ten te zien is: drie leeuwen, twee tijgers, een pan-
Verder leveren verschillende binnen- en buiten-
ter, een luipaard, twee zebra’s, een struisvogel en
landse ziekenhuizen interessante voorwerpen.
drie apen.
Soms komt er bij het ruimen van begraafplaatsen
Na diverse onderkomens -waaronder paleis
skeletmateriaal vrij dat, na onderzoek, ook een
Soestdijk- vindt de verzameling in 1809 uiteinde-
plaats in de collectie krijgt. Collegae, geleerden
lijk zijn onderkomen in de Amsterdamse Hortus
en verzamelaars, laten vaak bij legaat objecten uit
Botanicus, waar Gerard dan directeur is.
hun eigen collectie na aan het museum. ‘Leeuw van Napoleon’ P. G. van Os
De menagerie is dagelijks van elf tot twee ge-
Naast hun verzameling objecten hebben vader
opend voor publiek en is hiermee de eerste open-
en zoon ondertussen een uitgebreid netwerk van
bare dierentuin van ons land. Ook kunstenaars
mensen om zich heen vergaard. Belangwekkende
komen naar de Hortus. Zo wordt de leeuw hier
objecten waaien zo uit alle windstreken toe.
vereeuwigd door schilder P.G. van Os. Het schil-
Vooral voor het etnografische onderzoek komen
derij is nu ondergebracht in de collectie van het
de schedels uit alle delen van de wereld. Zo vin-
Rijksmuseum in Amsterdam. Recent onderzoek
den we uit Europa schedels van Eskimo’s,
aan skelet en schilderij wijst uit dat het van de
Russen, Noren of Zweden, maar ook van
–inmiddels uitgestorven- Kaapse Leeuw is.
Nederlanders, Belgen, Duitsers en Engelsen. Uit
Door de erbarmelijke huisvesting overlijden veel
Afrika worden schedels van Hottentotten en
dieren. Soms krijgt Gerard een kadaver voor zijn
Kaffers verscheept. Mummies, negers en
verzameling, zoals de Kaapse Leeuw.
Arabieren komen uit Egypte. Verder komen schedels van Bosnegers uit Suriname, van
Ook andere objecten komen uit koninklijke
Indianen uit Noord-Amerika en van Peruanen
kringen. Bijvoorbeeld object nummer 465; een
uit Zuid-Amerika.
narwalschedel die twee volledig ontwikkelde
Bevriende doctoren of medeverzamelaars die in
stoottanden heeft in plaats van één, zoals gebrui-
de desbetreffende landen wonen, verzenden
kelijk is. Deze schedel was lange tijd in het bezit
graag materiaal. Zo stuurt de arts Dr. Swavink
63
uit Batavia maar liefst 27 mensenschedels naar
burgemeester op Amstel 218. De vertrekken op
het museum op.
de begane grond zijn omgetoverd tot een perma-
Ook politici zoals de gouverneurs generaal
nente expositieruimte en genieten internationale
Denijssen en Rochussen verzenden diverse sche-
bekendheid.
dels naar hun vriend Willem.
Het Museum Vrolikianum is op verzoek toegan-
Bustes van koning Charles II uit Zweden en
kelijk voor studenten, wetenschappers en andere
tsaar Nicolaas uit Rusland, dodenmaskers en
prominente bezoekers uit binnen- en buitenland.
nog meer schedels worden door Gerard en Willem aangekocht bij rariteiten- en naturaliën-
Wanneer Gerard overlijdt, krijgt Willem huis en
handelaren als Von Launitz uit Frankfurt am
inhoud. Als ook hij overlijdt, besluit zijn wedu-
Main, Retzius uit Stockholm en de firma Frank
we de collectie ter veiling aan te bieden. Zou de
uit Leipzig.
collectie van het Museum Vrolikianum ook het lot beschoren zijn om uiteen te vallen en voor
Bij het zoölogisch materiaal staan in de catalogus
Amsterdam verloren te gaan? Net als de wereld-
veel minder gegevens. Ook het netwerk van
beroemde collectie van Frederick Ruysch.
mensen die materiaal verschepen is minder uitgebreid. Gerard en Willem kopen veel materiaal bij
GERED
handelaren zoals de firma Frank.
Het is de naturaliënhandelaar Oscar Frank die
Zeker 30 dieren komen hier vandaan; van een
Westerman, de directeur van het genootschap
chimpansee tot een zeekoe, en van een lama tot
Natura Artis Magistra ,op de hoogte brengt van
gewone huisdieren zoals poezen. Het is niet
de plannen van de weduwe. Westerman vindt
bekend of de dieren levend of dood te koop wer-
haar uiteindelijk bereid de totale collectie voor
den aangeboden.
het betrekkelijk lage bedrag van twaalfduizend
Vader en zoon Vrolik zijn tevens lid van het
gulden te verkopen. Hieraan verbindt zij wèl de
genootschap Natura Artis Magistra dat in 1838
voorwaarde dat, naar de wens van Gerard en
in het leven wordt geroepen. Het bestuur van het
Willem, de collectie voor onderwijs gebruikt zou
genootschap staat Willem Vrolik toe sectie te
blijven.
verrichten op in de dierentuin gestorven dieren. Hierdoor breidt de collectie zich ook uit met
Westerman richt een commissie op van veront-
exotische dieren.
ruste burgers die bestaat ondermeer uit de cura-
MUSEUM VROLIKIANUM
Beeck Vollenhoven, en professor Voorhelm
De collectie is ondergebracht in Gerard’s riante
Schneevoord.
woonhuis, de voormalige ambtswoning van de
Na een uitgebreide inzamelingsactie onder de
tor van het Athenaeum Illustre, de heer Van 64
burgers van Amsterdam, waarbij vooral leden
1909 wordt het nieuwe Ontleedkundig
van Artis, boekhandelaren en collegae van
Laboratorium aan de Mauritskade in gebruik
Gerard en Willem tot een donatie bereid zijn,
genomen. Er komt een collectieruimte die zich
krijgt de commissie ruim vijfduizend gulden bij
uitstrekt over de hele linkervleugel van het
elkaar. Het genootschap Natura Artis Magistra‚
gebouw; de verzameling verhuist en wordt ver-
geeft vierduizend gulden. De broer van Gerard
der uitgebreid.
Vrolik, die dan nog in leven is, schenkt duizend
In 1978 besluit het College van Bestuur van de
gulden en de weduwe draagt uit eigen kapitaal
Universiteit de humane preparaten van de
tweeduizend gulden bij.
Vrolik-collectie onder te brengen in het nieuwe Academisch Medisch Centrum dat dan verrijst
Op 15 maart 1865 is de koop beklonken. Toch is
aan de Meibergdreef. De zoölogische objecten
een opsplitsing van de collectie niet te voorko-
blijven op de Mauritskade in de collecties van
men. Het genootschap verbindt aan haar gift
het Zoölogisch Museum, waar ze nog altijd aan-
namelijk de voorwaarde dat al het zoölogisch
wezig zijn.
materiaal haar toekomt. De etnografische objecten verhuizen naar het Etnografisch museum van het genootschap. De rest, alle humane en terato-
Het is bij de tentoonstelling voor het eerst in 135 jaar dat
logische stukken, worden geschonken aan de stad
delen van de verzameling van Gerard en Willem
Amsterdam ten behoeve van het onderwijs.
weer verenigd worden.
Na het dreigende faillissement van Artis in 1938 komt ook de zoölogische verzameling in het bezit van de Gemeente en wordt zo officieel onderdeel van de collectie van het Zoölogisch Museum van de Universiteit van Amsterdam. Ook de rest komt uiteindelijk in bezit van de Universiteit. Gehuisvest in het Ontleedkundig Laboratorium aan het Jonas Daniël Meijerplein, is de verzameling gedoemd te verhuizen als het oude laboratorium uit zijn voegen groeit. Onder druk van professor Louis Bolk laat het gemeentebestuur van Amsterdam zich uiteindelijk in 1908 overtuigen van de noodzaak van een nieuw laboratorium. In
65
66
67 2
68
3
4
5
6
7
8
9
10
1
2
12
11
13
14
15
69
16
18
17
19
20
21
22
70
24
25
26
23
27
28
29
30
31
32
34
35
33
36
37
71
43
38
39
46
72
52
47
53
4o
48
41
42
49
54
44
51
50
55
56
57
45
58
59
67
66
61
60
62
68
63
64
65
70
69
57 71
73
74
75
76
72
77
73 78
79
80
81
82
83
84
85
92
86
91
87
88
89
74
90
94
93
95
96
98
99
75 97
100
101
102
103
104
115 105
106
107
116
119
118
117
108 101
109
113
110
114
111
112
120
121
122
123
76 124
125
126
ETNOGRAFIE
40
Haantje met drie poten
84
Netpython (Python re t i c u l a t u s )
1
Schedel van een Dajak man (Borneo)
41
Kuiken met vier poten
85
Slagtandslang (Xenodon merre m i )
2
Hoofd van een Egyptische mummie
42
Kuiken met vier poten
3
Schedel van een zevenjarig Indiaans meisje uit
43
Geitje met één lichaam en dubbele kop
Guyana
44
Hondje met zes poten
86
Grijze boomkangoeroe (Dendrolagus inustus)
4
Schedel van een Bosjesman
45
Hondje met hazenlip en gespleten gehemelte
87
Tasmaanse duivel (Sacrophilus harrisi)
5
Schedel van een man uit Mozambique
46
Katje met twee lichamen en één kop
88
Gewone wombat (Vombatus ursinus)
6
Schedel van een man uit Hannover
47
Katje met zes poten
89
Tamandoea (Tamandua tetradactyla)
7
Schedel van een Bengaals meisje
48
Katje met één lichaam en twee koppen
90
Gewoon stekelvarken (Hystrix cristata)
8
Schedel van een man uit Nieuw-Guinea
49
Katje met twee lichamen en één kop
91
Zwijnshert (Axis porcinus)
9
Schedel van een Chinese man
50
10
Schedel van een Engelsman
SKELETTEN ZOOGDIEREN
Katje met twee lichamen en één kop maar
92
Bengaalse tijgerkat (Pronailurus bengalensis)
met dubbel gezicht
93
Huiskat (Felis sylvestris lybica)
11
Schedel van een man uit Per u
51
Baby met acranie
94
Aziatische olifant (Elephas maximus) (juv)
12
Gipsafgietsel van een Tahitiaanse jongen
52
Katje met cyclopie
95
Lippenbeer (Melursus ursinus)
13
Gipsafgietsel van een Ijslandse vrouw
53
Big met cyclopie
96
Gevlekte Hyena (Crocuta crocuta)
14
Bekken van een Afrikaanse man
54
Big met cyclopie
97
Kaapse leeuw (Panthera leo melanochaita)
15
Bekken van Indonesische vrouw
55
Big met cyclopie
98
Gewone zeehond (Phoca vitulina)
56
Lam met cyclopie
99
Indische civetkat (Viverricula malaccensis)
MISVORMINGEN
57
Big met cyclopie, daarnaast ontbreken onder-
16 17
Skelet van een lam met twee lichamen, één kop
100
Krabbeneter (Procyon cancrivorus)
kaak en grote hersenen
Skelet van een kalf met afgeplatte snuit en ineen-
58
Oog van een vinvis
gedrukt lichaam (otterkalf)
59
Huid van de kop van jonge zeekoe
101
18
Schedel van een tweekoppig lam
60
Slijmvlies van de slokdarm van zeeschildpad
102
Strottenhoofd van een lampongaap
19
Schedel van een veulen met waterhoofd
61
E m b ryo van een anaconda
103
Strottenhoofd van een lampongaap
20
Schedel van een ‘otterkalf’
62
Snuit van een tapir
104
Strottenhoofd van een japanse makaak
21
Skelet van een zwaar misvormd kalf
63
Eierstokken en eileider van een kip
105
Strottenhoofd van een tasmaanse duivel
22
Skelet van een zwaar misvormd lam
64
Oogleden en oog van een chimpansee
106
Strottenhoofd van een bruine baviaan
23
Skelet van een haan met een derde poot
65
Mensenhuid met tatouage
107
Strottenhoofd van een rhesusaap
24
Skelet van een volwassen man met atrose
66
E m b ryo van een tijger
108
Strottenhoofd van een soort baviaan
25
Skelet van een volwassen man met scoliose
67
L a rve van een pad
109
Strottenhoofd van een mierenegel
26
Skelet van oude vrouw met scoliose en rachites
68
P a s g e b o ren egel
110
Strottenhoofd van een luiaard
69
E m b ryo van een schaap
111
Strottenhoofd van een tasmaanse duivel
S K E L E T T E N P R I M AT E N
70
Foetus van een dolfijn
112
Strottenhoofd van een reuzenkangoeroe
27
Plompe Lori (Nycticebus cougang)
71
S t e e n v rucht van een koe
113
Halsslagaders van een aap
28
Mongoz maki (Lemur mongoz)
72
Kuiken van een pelikaan
114
Strottenhoofd van een lampongaap
29
Java aap (Macaca fascicularis)
73
Kameleon (Chameleo marg a r i t a c e u s )
115
Strottenhoofd van een eland
30
Bruine capucijnaap (Cebus apella)
74
Vuursalamander (Salamandra salamandra)
116
Strottenhoofd van een ijsbeer Strottenhoofd van een zeeschildpad
GEDROOGDE ORGANEN
Strottenhoofd van een soort gibbon
31
Knevelmeerkat (Cercopithecus cephus)
75
Leguaan (Iguana tuberc u l a t a )
117
32
Rode brulaap (Alouatta seniculus)
76
Gewoon vliegend draakje (Draco volans)
118
Strottenhoofd van een jonge olifant
33
Dril (Mandrillus leucopheus)
77
Ve e l s t reepmabuya (Mabuya multifasciata)
119
Strottenhoofd van een leeuw
34
Orang oetan (Pongo pigmaeus)
78
Reuzenpad (Bufo marinus)
120
Hart van een steur
35
Chimpansee (Pan troglodytes)
79
Gevlekte wormhagedis (Amphisbaena fuligi-
121
Hart van een jonge man
36
Grijze gibbon (Hylobates cinereus)
nosa
122
Hart van een volwassen mens
37
Gewone capucijnaap (Cebus capucinus)
80
Afrikaanse slakkenetende slang (Dubrr i a
123
Hart van een kind
lutrix)
124
Placenta van een drieling
A L C O H O L P R E PA R AT E N
81
Gewone koraalslang (Micru rus corallinus)
125
Darm van een hoelman
38
Kop van een haan met dubbele kam
82
Z w a rtwitte cobra (Naja melanoleuca)
126
Darm van een aap
39
Eendekuiken met vier poten
83
R o e r s t a a rtzeeslang (Hydrophis spiralis)
77
78
Een groot deel van de collectie preparaten met aangeboren afwijkingen van het Academisch Medisch Centrum komt oorspronkelijk uit het Museum Vrolikianum. Dankzij een financiële injectie van de overheid is de totale collectie geïnventariseerd, gecatalogiseerd en opnieuw beschreven.
Van monsterkunde tot dysmorfologie In de negentiende eeuw ontstaan de eerste
geboorten ontstonden om de mens te vermaken.
wetenschappelijke verklaringen voor aangeboren
Wellicht is de aanduiding ‘spelingen der natuur’
afwijkingen. Daarvóór wemelt het van de meest
een overblijfsel uit die tijd.
fantastische getuigenissen die het ontstaan van
Tot de negentiende eeuw is men ervan over-
‘monsters’ moeten verklaren.
tuigd dat er een goddelijke oorzaak ten grond-
Het is de Franse arts Isidore Geoffroy Saint-
slag ligt aan misgeboorten.
Hilaire die de term teratologie introduceert (Gr. monster,
leer). Hoewel het vak dan
Naast de bovennatuurlijke verklaringen bestonden, bijvoorbeeld in de Griekse cultuur,
nog voornamelijk beschrijvend van karakter is,
meer aardse interpretaties van het fenomeen.
probeert Geoffroy Saint-Hilaire ook oorzaak en
Voorbeelden zijn trauma-, ruimte- of ziekte-
gevolg van misvormingen te doorgronden.
theorieën. Een flinke dreun tegen het lichaam
Misvormingen geven volgens hem inzicht in de
van een zwangere vrouw, engte van de baar-
transformatie van soorten. Tussen 1802 en 1840
moeder, of ziekte van het embryo zouden mis-
wijdt hij meer dan vijftig publicaties aan het
vormingen tot gevolg kunnen hebben. Andere
onderwerp.De term teratologie is thans onder
wereldlijke zaken van invloed: afwijkingen in
medici niet meer zo populair. Hij is nu vervan-
sperma of menstruatie.
gen door dysmorfologie, leer der misvormingen. De oudste gegevens over aangeboren afwijkin Lang dacht men dat aangeboren afwijkingen
gen zijn te vinden op kleitabletten in de
onstonden door bemoeienis van de goden. Een
Assyrische bibliotheek van Assurbanipal. In
kind met aangeboren afwijkingen betekende een
1849 zijn ze opgegraven door Sir Austin Henry
goddelijke waarschuwing, of -nog erger- een
Layard. Ongeveer 800 van deze tabletten gaan
goddelijke vergelding. In sommige culturen, bij-
over medische zaken. Vaak zijn hierop voor-
voorbeeld de Romeinse, dacht men dat mis-
spellende
op te vinden: een ver -
79
haal over de geboorte van een misvormd kind,
Hierdoor lijkt het net alsof het ene kind het
gekoppeld aan de voorspellende waarde van het
andere opeet.
gebeuren. Bijvoorbeeld: als een vrouw een misvormd kind baart, zal dit onherroepelijk onheil
De collectie preparaten met aangeboren af-
voor het hele land betekenen....
wijkingen in het Museum Vrolikianum is vooral
Andere bronnen uit de oudheid zijn reliëfs of plastieken. Zo zijn in Egyptische tempels ver-
verzameld door Willem Vrolik, die een specialist was op dit gebied. Zijn belangstelling voor de
schillende afbeeldingen van afwijkende mensen
teratologie ontstaat in Groningen, waar hij
terug te vinden. Een hiervan is de gestalte van
beschikt over de collectie van Petrus Camper die
koningin Hatshepsut (1502-1480 v. Chr.) die
veel preparaten van aangeboren afwijkingen
zich liet vereeuwigen op een reliëf in haar
bevatte.
dodentempel. Zeer waarschijnlijk was zij een
In 1834 verschijnt zijn eerste publicatie over
achondroplastische dwerg. Achondroplasie is
het onderwerp, een verhandeling over cyclopen,
een aangeboren afwijking die gekenmerkt wordt
éénogen. Hij maakt hierbij gebruik van een aan-
door een groeiachterstand van de lange pijp-
tal preparaten uit de collectie van zijn vader. In
beenderen van armen en benen.
deze publicatie concludeert hij dat cyclopie niet
Meer bekende voorbeelden van misvormin-
het gevolg is van de toorn van God of duivel.
gen uit de oudheid zijn wellicht cyclopen (denk
Hij zegt dat aan cyclopen geen andere waarde
bijvoorbeelsd aan
gehecht moet worden dan dat het ‘afwijkingen
uit Homerus'
), zeemeerminnen en centauren . Zeemeerminnen zijn waarschijnlijk mensen met een afwijking die thans bekend is onder de naam sirenomelie-sequentie. Een typisch kenmerk: de aanwezigheid van slechts één, onderontwikkeld,
van den natuurlijken vorm zijn.’ In 1838 verschijnt de volgende publicatie over aangeboren afwijkingen: In dit fraaie literatuuroverzicht veroordeelt hij de heersende profetieën zoals goddelijke woede, fantasmagorie en
De klassieke Centaur, half paard, half mens, is met zijn vier benen misschien wel een Siamese
spellen. Hierbij haalt hij voorbeelden aan uit de
tweeling met één hoofd en meerdere ledematen.
literatuur van de zestiende tot en met de acht-
Kindereters als Chronos, Saturnus en Zeus zijn wellicht minder bekende Siamese tweelingen, namelijk parasitaire tweelingen. 81
heksenkunst die een misgeboorte zouden voor-
tiende eeuw. Bovendien komt hij met eigentijdse inzichten over aangeboren afwijkingen. In 1840 verschijnt zijn monografie over dub-
Bij deze ontwikkelt één kind zich 'normaal' ter-
bele misgeboorten, waarin hij een groot aantal
wijl het andere als een soort parasitair aanhang-
gegevens uit eigen onderzoek verwerkt.
sel verkleeft met buikwand of bovenkaak.
De publicaties over cyclopie zullen belangrijke
bouwstenen worden voor het handboek der
nie.’ Behalve deze misgeboorte beschrijft hij
ziektekundige ontleedkunde. Later zullen ze
onder andere een geval van paracephalus sireni-
gebruikt worden voor de
formis, een misgeboorte die deel uitmaakte van een eeneiige tweeling. .
Het ene kind was normaal, het andere niet meer
Hij draagt het handboek op aan zijn vader,
dan een vormeloze massa. Deze afwijking noemt
die met zijn rijke collectie de stof voor Willem’s
men nu acardius anceps. Verrassend genoeg
nasporingen levert. Het boek bestaat uit twee
blijkt het kind een redelijk ontwikkeld skelet te
delen. In het eerste bespreekt hij de normale
hebben. Vrolik brengt de vormeloze massa en
ontwikkeling van mens en dier; een typisch
het skelet terug in de oorspronkelijke vorm.
negentiende-eeuws embryologieboek. Het twee-
Bovendien maakt hij een gipsafgietsel van het
de behandelt aangeboren afwijkingen.
preparaat, dat ook bewaard is gebleven.
Het gemis aan illustraties in het handboek compenseert Willem rijkelijk in de
. Dit
plaatwerk draagt de Nederlandse titel
Acranie
WA A R D E V O L
De objecten uit het Museum Vrolikianum vormen nu nog een waardevol onderdeel van de verzameling teratologische objecten van het
. Het bestaat uit 100 lithografieën met beschrijvingen in het Nederlands en het Latijn. De afbeeldingen maakt hij tussen
Museum Vrolik van het Academisch Medisch Centrum (AMC). In 1992 stelde het toenmalig Ministerie van
1844 en 1849.
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur het AMC
Dat dit plaatwerk grote nationale en internatio-
in staat de teratologische collectie te inventarise-
nale faam geniet, is te zien aan de lijst van in-
ren, te restaureren en te catalogiseren. In totaal
tekenaren. Uit Nederland tekenen al meer dan
telt de verzameling nu 360 menselijke preparaten
honderd verheven lieden in: hoogleraren, docto-
met aangeboren afwijkingen. Ruim 150 hiervan
res medicinae, maar ook studenten. In 1850
zijn afkomstig uit het Museum Vrolikianum.
wordt het bekroond door de Franse Academie van Wetenschappen.
Uit de inventarisatie blijkt dat de collectie gelei-
Litho van Paracephalus sireniformis volgens Vrolik
delijk is vergaard. Het duurt vervolgens tot 22 juni 1854 voor
In 1869 krijgt het Ontleedkundig Laboratorium
Willem een nieuwe aanleiding vindt voor een
van het Athenaeum Illustre de beschikking over
teratologische publicatie. Op die datum ont-
de objecten van het Museum Vrolikianum. Na
vangt hij van A. Boom, heelmeester te
1870 worden achtendertig preparaten van pro-
Amsterdam, ‘een pasgeboren meisje met acra-
fessor Baart de la Faille uit Groningen toege-
81
voegd. Onder toezicht van hoogleraar Louis
antwoordelijk zijn voor verstoringen in de ont-
Bolk groeit de collectie met 66 teratologische
wikkeling van de vrucht.
preparaten. Voor Bolk betekent dit niet slechts een uitbreiding van de bestaande collectie maar
De negentiende-eeuwse diagnoses van Willem
tevens het verwerven van nieuw studiemateriaal.
Vrolik zijn maar ten dele bruikbaar voor de
Na beëindiging van zijn hoogleraarschap in
moderne wetenschap. Wat de collectie bijzonder
1930, vinden nog eens 21 objecten hun weg naar
maakt is dat de objecten, die vaak vergezeld
de verzameling door toedoen van zijn opvolger.
gaan van een uitvoerige beschrijving, zo knap
In 1985 wordt de collectie aanzienlijk uitgebreid
geprepareerd zijn dat uitwendige en soms ook
door een schenking van 45 preparaten uit de
inwendige kenmerken nog steeds zeer goed
verzameling van de Vakgroep Verloskunde,
bestudeerd kunnen worden.
Gynaecologie en Neonatologie van de Universiteit van Amsterdam. Tevens registreerde men 40 preparaten van onbekende herkomst. De collectie heeft nog steeds een grote wetenschappelijke en educatieve waarde. Zij geeft een goed overzicht van de bestaande aangeboren afwijkingen. In het kader van de inventarisatie zijn nieuwe diagnoses gesteld. Preparaten en oude beschrijvingen zijn geanalyseerd met moderne technieken, en getoetst aan de hand van de nieuwste inzichten. Het blijft nog steeds moeilijk de oorzaken van aangeboren afwijkingen vast te stellen. Uit Amerikaans onderzoek uit 1983 blijkt dat de oorzaak in meer dan de helft van alle gevallen niet kan worden achterhaald. In de gevallen dat dit wel lukt, blijkt dat één derde van de aandoeningen te wijten is aan erfelijke factoren. Ook infecties voor de geboorte, zoals rode hond of syfilis, ziekten van de moeder, zoals 83
diabetes, en geneesmiddelengebruik kunnen ver-
‘Bij alle exemplaren van de collectie aangeboren afwijkingen is in de afgelopen jaren een diagnose gesteld, waarbij de beschrijvingen en afbeeldingen van Willem Vrolik een belangrijke rol speelden.’ Dr. B. Baljet licht een aantal voorbeelden toe.
Van cyclopie tot holoprosencephalie ‘Door de inventarisatie van de teratologische
om een dominante erfelijke afwijking.
objecten zijn we meer te weten gekomen over
Willem Vrolik legt in zijn beschrijving het
de preparaten. Zo ontdekten we een pasgebo-
accent op de handafwijking. Het blijft curieus
ren meisje, dat gekenmerkt werd door een klei-
dat Cornelia de Lange, die toen in Amsterdam
ne gestalte, een abnormaal kleine schedel, over-
studeerde en werkte, dit kind niet onder ogen
matige haargroei en een aangezicht met zware,
heeft gehad. In haar publicaties verwijst ze er
doorlopende wenkbrauwen, wijd uiteenstaande
niet naar. Het is in onze visie dus Willem
ogen, smalle lippen, omlaaggerichte mondhoe-
Vrolik geweest, die de eerste beschrijving heeft
ken, een kleine onderkaak en lage hoofdhaar-
gegeven van dit syndroom.
grenzen. Bij dit kind ontbraken ook de handen geheel.
Z I E K T E VA N V R O L I K
De diagnose die we stelden was het syndroom
Een van de meest bekende beschrijvingen van
van Cornelia de Lange, ook wel Brachman-De
Willem Vrolik doet hij aan de hand van een
Lange syndroom genoemd. Deze Amsterdamse
afwijkend skeletje van een pasgeborene in het
kinderarts en hoogleraar kindergeneeskunde
museum. De huidige diagnose is Osteogenesis
aan de Universiteit van Amsterdam beschreef
imperfecta type IIC. Zijn beschrijving is zo
de afwijking voor het eerst in 1933 bij een vier-
bekend geworden dat men later het eponym
jarig kind dat in de kinderkliniek was opgeno-
Ziekte van Vrolik is gaan gebruiken.
men. Nu weten we van dit syndroom veel
Door de oude beschrijvingen van preparaten
Ziekte van Vrolik
meer.
uit de collectie hebben we ontdekt dat Gerard
let van een volwassene die niet groter is dan
De patiënten zijn matig tot ernstig geestelijk
en Willem Vrolik bijzonder goed op de hoogte
120 cm. Volgens de catalogus: het skelet van
gehandicapt. Het intelligentiequotiënt is gemid-
waren van vele klinische bijzonderheden van
een 60-jarige onderwijzer, met waterhoofd en
deld niet hoger dan 35. Vaak zijn armen en
bepaalde afwijkingen die pas veel later in de
skeletafwijkingen als gevolg van de Engelse
handen in hun ontwikkeling gestoord. De oor -
wetenschappelijke literatuur ingang hebben
ziekte. Het intellect van deze man bleek zeer
zaak van de afwijking is nog steeds niet goed
gevonden.
goed ontwikkeld. Hij was overleden als gevolg
bekend, maar men vermoedt dat het hier gaat
Object nummer M718 is het gemonteerde ske -
van beschadigingen aan zijn hoofd.
83
Onze diagnose was eigenlijk ogenblikkelijk:
zijn, zoodanig, dat het eerste òf ontbreekt òf
Achondroplasie. Dit is de meest bekende vorm
van zijne gewone plaats is afgeweken, het ande-
van dwerggroei, waarbij armen en benen te
re meer of min enkel zich voordoet.’
kort zijn als gevolg van een erfelijke afwijking.
Hij maakte een indeling naar vijf hoofdvormen.
De nakomelingen van een achondroplastische
De eerste hoofdvorm: `De ogen niet uitwendig
dwerg hebben vijftig procent kans om ook
zichtbaar, somtijds met volslagen gemis van
afwijkend te zijn. Achondroplasie komt bij vier
neus, somtijds met eenen snuit, deszelfs plaats
op de honderdduizend geboorten voor.
vervangende’.
Hiermee is het de meest voorkomende skelet-
De tweede hoofdvorm: `In de enkelvoudige
afwijking.
oogkas zit een uitwendig zigtbare enkelvoudige
Vrolik richtte zijn diagnose op de afwijkende
oogbol: somtijds boven denzelve de schijn van
schedel en de kromme botten. De diagnose
eenen uitwendigen neus, onder den vorm van
een aantal verschillende cyclopen met moderne
Cyclopie
hydrocephalus, waterhoofd, wordt tegenge-
snuit’
scantechnieken te bestuderen, konden we vast-
sproken door het grote intellect van de man,
De derde hoofdvorm: `Het oog is uitwendig
stellen dat de ernst van de aangezichtsafwijking
maar is niet uit te sluiten.
enkelvoudig, inwendig verdubbeld, dan eens
samenhangt met de ernst van de hersenafwijking.
met, dan eens zonder snuit.’ CY C L O P I E
De vierde hoofdvorm: `Duidelijk gescheiden
D UBBELMONSTRA
De teratologische collectie van Museum Vrolik
oogbollen, dan eens dicht aanéénliggende dan
In de collectie van het Museum Vrolik zijn ook
bevat ook veel pasgeborenen met aangezichts-
eens van elkander gescheiden. Boven dezelve
exemplaren van Siamese tweelingen (dubbel-
afwijkingen, waaronder cyclopie. Deze afwij-
een omgebogen snuit’.
monsters of dubbelmonstra) aanwezig. Willem
king is door Willem Vrolik uitgebreid bestu-
De vijfde hoofdvorm: `De snuit naar beneden
Vrolik onderzocht veel van deze objecten. Hij
deerd. Vrolik vond de vaak gebruikte namen
gerigt en door eenen benigen koker onder-
maakte een indeling, waarin hij acht hoofdvor-
cyclops, monoculus of monophthalmus eigen-
steund, waardoor dezelve meer tot de natuur-
men onderscheidde die hij vervolgens onder-
lijk ongepast. Hij gebruikte als aanduiding uit-
lijken vorm nadert. Het oog dan eens enkeld,
verdeelde in 32 groepen. De hoofdvormen
eindelijk toch de term cycloop omdat die nu
dan eens dubbeld’.
varieerden van een soort parasitair aanhangsel
eenmaal ‘burgerrecht’ had verkregen.
Volgens de huidige inzichten maakt cyclopie
aan het lichaam van de pasgeborene, tot twee
Zijn definitie voor cyclopie luidde: ‘Onder
onderdeel uit van een hersenafwijking die holo-
lichamen en één hoofd of twee hoofden met
cyclopen versta ik de monsters, bij welke het
prosencephalie heet. Bij deze afwijking komen
één lichaam.
reuk- en gezigtswerktuig tezamen misvormd
ook andere aangezichtsafwijkingen voor. Door
Na Willem Vrolik zijn er nog vele andere
84
onderzoekers geweest die een dergelijk systeem
afwijkingen aan hoofd, buik en bekken.
hebben ontwikkeld. Een bevredigende indeling
Meestal ontbreekt het hart, vandaar de naam.
van Siamese tweelingen bestaat nog steeds niet.
In het verleden heeft men meerdere malen
Tegenwoordig maakt men in de kliniek in ieder
getracht een indeling van de acardia te maken.
geval gebruik van een indeling in symmetrische
Tegenwoordig classificeert men ze naar herken-
en asymmetrische dubbelmonstra. Daarbij
baarheid van hoofd, romp en ledematen.
wordt beschreven waar de tweelingen aan
Bij een acardius holosomus zijn zowel het
elkaar vast gegroeid zitten, bijvoorbeeld hoofd,
hoofd als de romp, de armen en de benen her-
romp, etc..
kenbaar aanwezig. Een acardius anceps mist
De collectie Siamese tweelingen van het
één of meerdere van deze structuren, bijvoor-
Museum Vrolik is onlangs nader onderzocht.
beeld het hoofd en de armen. Bij een acardius
Symmetrische dubbelmonstra of Siamese twee -
amorphus zijn zelfs de globale contouren van
een lichaam niet meer herkenbaar aanwezig.’
lingen ontstaan zeer waarschijnlijk door onvolledige scheiding van een eeneiige tweeling in een zeer vroeg stadium van de embryonale ontwikkeling. Siamese tweelingen komen zeer zelden voor, in totaal bij circa 0,4 op de 100.000 geboorten en bij 1 op de 100 eeneiige tweelingen. Ongeveer 70% van de Siamese tweelingen zijn met elkaar verbonden via de borst of het buikgebied. Tot een bijzondere categorie misvormde tweelingen behoren de acardia, wat letterlijk de hartlozen betekent. Harteloosheid komt uitsluitend voor bij meerlingen. Het uiterlijk van de acardia is zeer wisselend, maar over het algemeen worden ze gekenmerkt door grote Siamese tweeling
85
LITERATUUR
Baljet, B.; Vrolik versus Schroeder van der Kolk
California Press, London, 1994.
Vakblad voor biologen 65:214-217, 1985.
Garin, E.; La cultura filosofica del Rinascimento
Baljet, B.; Gerard Vrolik obstretricus, patholoog-
Baljet, B., van de Werf F., Verbeeten BWJM, Otto
Italiano, Giunti Martello, Firenze, 1980.
anatoom, botanicus en zoöloog te Amsterdam.
AJ.; Magnetic resonance- and computed tomo-
Hoeven, J. van der,; Levensbericht van Gerard
Geschiedenis der geneeskunde 1(4):4-9, 1994.
grafic imaging of cyclopes of the museum Vrolik.
Vrolik, 1859.
Baljet, B., Oostra R.J. (eds.); Museum V rolik.
Actes du 6-iéme Colloque des Conservateurs des
Hoeven, J. van der,; Levensberigt van Willem
Gids van de teratologische en paleo-antropologi -
Musées d' Histoire des Sciences médicales,
Vrolik, Amsterdam, 1864.
sche collectie. Universiteit van Amsterdam,
Fondation Marcel Mérieux, Lyon, pp 251-253,
Hollander, P. den,; Moments in time, 1982.
Amsterdam. 1994.
1990.
Hollander, P. den,; Les pyramides du nord, 1992.
Baljet, B., Oostra, R.J.; Historical aspects of the
Baljet, B.; De collectie Vrolik. In: Blom P, van den
Hollander, P. den,; Voyage botanique, 1997.
study of malformations in the Netherlands.
Berg T (eds) Uit in Amsterdam. Theater Instituut
Impey, Mc. Gregor (eds); The origin of museums.
American Journal of Medical Genetics 77: 91-
Nederland, Amsterdam. pp 40-47, 1985.
The cabinet of curiosities in the 16th and 17th
99.1998.
Baljet, B.; De meeste wanschepsels komen door
century Europe, Oxford, 1985.
Baljet, B., Simons F, Verbeeten BWJM, Oostra RJ,
gods toorn. Verklaringen van aangeboren afwij -
Lindeboom, G.A.; De geschiedenis van de medi -
Van der Werf F.; MRI characteristics of holopro-
kingen door de eeuwen heen. In: Sliggers BC,
sche wetenschap in nederland, 1972.
sencephaly in cyclopic and cebocephalic human
Wertheim AA (ed) De tentoongestelde mens.
Olmi, G.; Italiaanse verzamelingen van de late
fetuses. In: Elsner N, Breer H (ed)
Walburg Pers, Zutphen. pp 9-19, 89-90,1993.
Middeleeuwen tot de zeventiende eeuw, in:
Rhythmogenesis in Neurons and Networks.
Baljet, B.; Displaying specimens of human conge -
Bergvelt, E. Meijers, M.R. Rijnders, M.;
Proceedings of the 22th Göttingen Neurobiology
nital malformations. Medizinhistorische
Verzamelen, van rariteitenkabinet tot kunst-
Conference. Georg Thieme, Stuttgart. pp 807,
Museologie IV Symposium 8-10 July, 1994,
museum, Heerlen, 1993.
1994.
Leiden, The Netherlands. Bulletin of the
Olmi, G.; Science honour metaphor: Italian cabi -
Baljet, B., van der Werf F, Oostra RJ, Verbeeten
European Association of Museums of the History
nets of the sixteenth and sventeenth centuries in:
BWJM; Human iniencephalic specimens of the
of Medical Sciences 22: 27-3, 1996.
Impey, Mc. Gregor (eds) The origin of museums.
Vrolik Collection. In: Wikström-Haugen I (ed).
Baljet, B.; Museum Vrolik. In: Habrich C,
The cabinet of curiosities in the 16th and 17th
Epidemics in history. Actes du 8ième Colloque
Wilmanns JC (eds) Actes du 3ième Colloque des
century Europe, Oxford, 1985.
des Conservateurs des Musées d'Histoire des
Conservateurs des Musées d'Histoires des
Oostra R.J., Baljet B, Dijkstra PF, Hennekam RCM;
Sciences médicales. Fondation Marcel Mérieux,
Sciences médicales. Fondation Marcel Mérieux,
Congenital anomalies in the teratological collec -
Lyon. pp 123-124, 1998.
Lyon. pp 241-253,1988
tion of the Museum Vrolik in Amsterdam, The
Baljet, B., van der Werf F, Oostra RJ, Verbeeten
Baljet, B.; Willem Vrolik als teratoloog.
Netherlands. American Journal of Medical
BWJM; Unusual congenital brain malformations
Nederlands tijdschrift voor geneeskunde, 128
Genetics 77: 100-134, 1998.
with associated defects of the V rolik Collection:
(32), pag. 1530-1534,1984.
Oostra R.J., Baljet B, Hennekam RCM; Congenital
Iniencephaly. In: Elsner N, Schnitzler H-U (ed)
Baljet, B.; Willem Vrolik als zoöloog. Vakblad
anomalies in the teratological collection of the
Brain an Evolution. Proceedings of the 24th
voor Biologen 63:214-217,1983.
Museum Vrolik in Amsterdam, The Netherlands.
Göttingen Neurobiology Conference. Georg
Coomans, H.E., Hillenius, D., Klinkeberg, P.F.A.,
American Journal of Medical Genetics 80:46-89
Thieme, Stuttgart. p 753, 1996.
Nieuwendijk, P.F.A., Roegholt, R.; Wonen en
Oostra R.J., Hennekam RCM, Baljet B.;
Baljet, B., van der Werf F, Otto AJ; Willem Vrolik
wetenschap in de plantage. De geschiedenis van
Brachmann-De Lange Syndrome 'Avant la Lettre.'
on cyclopia Documenta Ophthalmologica 76:
een Amsterdamse buurt in driehonderd jaar.
American Journal of Medical Genetics 52: 267-
355-368,1991.
Dienst Voorlichting en interne communicatie,
268, 1994.
Baljet, B., van der Werf F.; The teratological
Universiteit van Amsterdam, 1982.
Rattray T.G.; The science of life, a pictoral History
specimens of man and mammals of the Museum
Dusseau J.L.; Catalogue de la collection d'anato -
of Biology, Panther ed., 1967.
Vrolik. In: Bock-Berti G (ed) Actes du 4ième
mie humaine, comparée et patologique de MM
Scribners,; Dictionary of scientific bibliography
Colloque des Conservateurs des Musées
G et W Vrolik. WJ de Roever Kröber, Amsterdam,
Smit, P.; History of the life sciences, A.Asher&Co.
d'Histoire des Sciences médicales, Fondation
1865.
Amsterdam, 1974.
Marcel Mérieux, Lyon. pp 251-253, 1990.
Findlen, P.; Posessing nature, University of
Theunissen, B., Visser, RPW; De wetten van het
86
leven, Baarn, 1996.
Instituut Dl. V, blz 175, 1836
Vrolik, W.; Natuur- en ontleedkundige beschou -
Uit de geschiedenis van het Museum Vrolik, de
Vrolik, G.; Over de ziekte der Aardappelen, 1847.
wingen van den Hyperoodon. Nat. Verh. d. Holl.
snijkamer en het Theatrum Anatomicum. In: Gids
Vrolik, G.; Over eene zonderlinge misvorming des
Mij. der Wet., 1848; 2e verz. 5.
voor het Museum Vrolik, Universiteit van
aangezigts bij een Lam. N. Verh. der Eerste Kl. v.
Vrolik, W.; Natuur- en ontleedkundige opmerkin-
Amsterdam, Amsterdam. pp 7-24, 1990.
h. K.N.I., 1827; 1.
gen over den Chameleon, Amsterdam, 1827. Vrolik, W.; Opmerkingen bij de ontleeding van
Vrolik, G.; Beschouwing over het verschil der bek-
Vrolik, G.; Verhandeling over de zonderlinge mis -
kens in onderscheidene volksstammen,
vorming eener vrucht, ten einde acht maanden
eenen Kaiman, Crocodilus (Alligator) Sclerops.
Amsterdam, 1826.
dragts geboren, te gelijk met een welgevormd
Bijdr. tot de Nat. Wetensch., 1826.
Vrolik, G., Brugmans S.J., Driessen, Deiman JR;
kind, Verhandelingen der Eerste Klasse van het
Vrolik, W.; Ontleedkundige aantekeningen over
Bataafsche Apotheek. Amsterdam, 1807.
Kon. Ned. Instituut, Dl.III, blz 247.
den Noordschen Vinvis (Balenoptera Rostrata) in
Vrolik, G., Brugmans S.J., Driessen, P. Deiman JR;
Vrolik, W.; Beschrijving van eenige merkwaardige
den maand September des jaars 1835 te Wijk aan
Pharmacopea Batava, Amsterdam, 1805.
misgeboorten. Verhandelingen van het
Zee gestrand. Tijdschrift voor Natuurlijke
Vrolik, G.; Catalogus plantarum medicinalium in
Genootschap ter bevordering van de Genees- en
Geschiedenis en Physiologie 4:1-24, 1837-1838.
Pharmacopea Batave memoratorum. Editio
Heelkunde 1: 99-136, 1855.
Vrolik, W.; Ontleedkundige nasporingen over
prima, accedit introductio ad studio botanico
Vrolik, W.; Brief van W Vrolik aan den hoogleraar
Dendrolagus inustus. Verh. d. K.A.W., 1857; 5.
recete instituendo. Amsterdam, 1805.
Schroeder van der Kolk, over het vermeend ver-
Vrolik, W.; Ontleed- en natuurkundige aanteeke -
Vrolik, G.; Catalogus plantarum medicinalium in
schil in inwendig maaksel tussen den Stenops
ningen over den Grooten Kanguroo. Tijdschr. v.
Pharmacopea Belgica memoratorum accedit
d’Illiger en den Stenops tardigradus.
Nat.gesch. en Physiol., 1836; 3.
introductio ad studium botanicum. Den Haag,
Het Instituut 147-250, 1844.
Vrolik, W.; Ontleedkundige opmerkingen over
1823.
Vrolik, W.; Handboek der Ziektekundige
den Dasyurus (Sarcophilus) ursinus. Tijdschr. v.
Vrolik, G.; Diss. Acad. De Homine ad statum
Ontleedkunde. Delen 1 & 2. Londonck,
Wis- en Nat. Wet., 1851; 4.
gerssumque erectum per corporis fabricam dispo -
Amsterdam, 1842/1844.
Vrolik, W.; Recherches d'anatomie comparée sur
sito, 1795.
Vrolik, W.; Lehman L. Waarnemingen eener aan -
le chimpansé. Amsterdam, 1841.
Vrolik, G.; Diss. Med. Bot. Sistens observationes
geboren hernia umbilicalis gecompliceerd met
Vrolik, W.; Specimen anatomico-zoölogicum de
de defloriatione vegetabilium et de viribus plan-
tegennatuurlijken anus. Verhandelingen van het
Phocis, speciatim de Phoca vitulina. Utrecht,1822.
tarum, 1796.
Genootschap ter bevordering van de Genees- en
Vrolik, W.;Tabulae ad illustrandam embryogene-
Vrolik, G.; Het leerstelsel van Joseph Gall
Heelkunde 2: 1-10, 1857.
sin hominis et animalium tam naturalem quam
geschetst, 1804.
Vrolik, W.; Over den aard en oorsprong der cyclo-
abnormen, Amsterdam, 1844/48.
Vrolik, G.; Hoe men zich de doormetingen van
pie. Nieuwe Verhandelingen der Eerste Klasse
Wit, H.C.D. de,; Ontwikkelingsgeschiedenis der
het vrouwelijk bekken bij den mensch behoort
van het Koninklijk Nederlandsch Instituut 5: 25-
biologie, Dl. 2a-b, Pudoc Wageningen, 1989.
voor te stellen, Verh. Der Eerste Klasse van het
112 1834
Wit, H.C.D. de,; Wat is leven? Een cultuurgeschiedenis van de biologie, Prometheus, Amsterdam.
Kon. Ned Instituut 3de reeks, Dl. IV, blz. 189,
Vrolik, W.; Over dubbele misgeboorten. Nieuwe
1851.
Verhandelingen der Eerste Klasse van het
Vrolik, G.; Naamlijst der geneesrijke plantgewas -
Koninklijk Nederlandsch Instituut 9: 1-232, 1840.
sen in den Amsterdamschen Kruidtuin, 1804.
Vrolik, W.; Tabulae ad illustrandam embryogene-
Vrolik, G.; Ontleed- en natuurkundige aanteeke-
sin hominis et mamaliam tam naturalem quam
ningen over den haai. Bijdragen tot de
abnormem. Sulpke, Amsterdam, 1844-1849.
Natuurkundige Wetenschappen, Dl I, blz 304,
Vrolik, W.; Wenken over de oorsprong der misge -
1826.
boorten en de waarde van de leer der aangebo-
Vrolik, G.; Ontleedkundige beschouwingen van
ren afwijkingen. Tijdschrift voor Natuurlijke
eene te kortheid der onderkaak bij een volwas-
Geschiedenis en Physiologie 7: 221-261,
schen mensch en eerstgeboren kind en van eeni-
1837/1838.
ge andere misvormingen bij hetzelfde kind,
Vrolik, W.; Het leven en maaksel der dieren,
Nieuwe Verh. Der Eerste Klasse van het Kon. Ned
Amsterdam, 1853-1860.
87
Tekstbijdragen van: L a u rens de Rooij Willie We l m a n D r. B. Balj et D r. R.J. Oostra
89
90