© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
1
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Vrijetijdsdrempels rondom vereenzaming? Een wetenschappelijk onderzoek naar het ervaren van sociale vereenzaming door mensen met een licht verstandelijke beperking als gevolg van problemen in hun vrijetijdsbesteding.
Geschreven door: Theun-Pieter van Tienoven
In opdracht van:
Aan de:
Vrijetijdwetenschappen
Uden, 21 januari 2006 2
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Ik hoop dat ik win. Maar als ik niet win dan heb ik in ieder geval mijn best gedaan. - Olympische Eed Special Olympics (2002-heden)
Als u met een ernstig probleem wordt geconfronteerd, denk dan zeer goed na. Is er een oplossing, dan heeft het geen zin u op te winden. Is er geen oplossing, dan heeft het geen nut u op te winden. - Grote Vijfde Dalai Lama Ngawang Lozang Gyatso (1617-1682)
3
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Voorwoord Wijze woorden zijn altijd waar en dat is maar goed ook, want met name op het moment dat ik afhankelijk was van derden tijdens mijn onderzoek zijn dingen nog wel eens anders gelopen dan gepland. Bij mijn opdrachtgever MEE Noordoost Brabant heb ik maar liefst drie contactpersonen versleten. Daar waar ik begon met twee contactpersonen, werd er al snel één overgeplaatst naar een kantoor in Eindhoven en ging de ander in de zomer met zwangerschapsverlof. Uiteindelijk duurde mijn onderzoek langer dan het verlof en werd mijn interim-begeleider weer vervangen. Ondanks deze wisselingen is de ondersteuning vanuit MEE meer dan goed geweest. Mijn dank gaat daarom in de eerste plaats uit naar Petra Mennes, Nienke van Eerd en Wim Verbunt van MEE Noordoost Brabant. Om in contact te komen met respondenten voor dit onderzoek, was ik afhankelijk van Stichting Dichterbij in Oss. De dag voor het versturen van mijn e-mail met daarin mijn vragen, bleek mijn toegewezen contactpersoon op vakantie te zijn gegaan. Gelukkig kon ik terecht bij haar collega. Na haar vakantie ben ik alsnog erg goed geholpen. In de tweede plaats gaat mijn dank uit naar Vera Jansen en Miriam Langenhuijzen van Stichting Dichterbij in Oss. Ondertussen had ik al de nodige vertraging opgelopen en liep mijn afstudeerperiode al tegen de 10 maanden. Mijn eerste gesprek na de zomer met mijn afstudeerbegeleider maakte het er niet beter op. Zijn contract liep maar tot en met eind december, dus enige vaart was geboden. Gelukkig heeft de Universiteit van Tilburg zijn contract met een maand verlengd, zodat ik in alle rust heb kunnen afstuderen. Mijn dank gaat in de derde plaats uit naar mijn afstudeerbegeleider aan de Universiteit van Tilburg: dr. Jacco van Uden. Zijn perfecte combinatie van complimenten en kritische kanttekeningen hebben mij altijd de hoop gegeven op een goed eindresultaat. Uiteraard gaat mijn dank tot slot uit naar iedereen die het heeft moeten ontgelden in de periode van mijn afstuderen en mij desondanks steeds weer van de nodige steun bleef voorzien. In het bijzonder noem ik mijn begripvolle ouders, broers en zus en mijn lieve vriendin. Het valt niet mee om een afstudeerscriptie te schrijven. Na een jaar van lezen, interviewen, schrijven en herschrijven, presenteer ik u – met gepaste trots – het resultaat van mijn afstudeeronderzoek. Ik hoop dat dit rapport een zinvolle bijdrage zal leveren aan het werken met en ondersteunen van mensen met licht verstandelijke beperking van dienstverlenende instanties zoals MEE Noordoost Brabant. Ik heb in ieder geval mijn best gedaan.
Uden, 21 januari 2006 Theun-Pieter van Tienoven
4
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Samenvatting Een vooraanstaand overheidsthema is het volwaardig deel laten nemen van minderheden aan de Nederlandse samenleving. Een onderdeel hiervan is het deel uit maken van sociale netwerken. Het tegenovergestelde is het vereenzamen van minderheden. De consulenten van MEE Noordoost Brabant met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn hebben uit de praktijk signalen opgevangen dat deze vereenzaming of kans op vereenzaming aanwezig is onder de minderheid van mensen met een licht verstandelijke beperking. In overleg met deze consulenten is niet alleen onderzoek uitgevoerd naar deze kans op vereenzaming, maar is tevens getracht de link te leggen tussen deze kans op vereenzaming en de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking, met alle mogelijk problemen die de mensen bij het invullen van hun vrije tijd tegenkomen. Dit heeft geleid tot een centrale onderzoeksvraag die opgedeeld is in de volgende 3 deelvragen: 1. Is er sprake van vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking? 2. Ondervinden mensen met een licht verstandelijke beperking problemen bij de besteding van hun vrije tijd? En zo ja, wat zijn deze problemen en kunnen deze problemen de kans op vereenzaming vergroten? 3. Welke rol kan de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking spelen bij het tegengaan van vereenzaming? Het doel van dit onderzoek is op gestructureerde wijze te onderzoeken of de veronderstellingen van MEE correct zijn en om aanbevelingen te formuleren voor de consulenten van MEE om de eventuele kans op vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking, als gevolg van problemen bij hun vrijetijdsbesteding, te verkleinen. In de aanloop naar het veldwerk is een uitgebreide studie verricht naar de relevante literatuur en zijn fenomenen als licht verstandelijke beperking, vrije tijd, vrijetijdsbesteding, vereenzaming en de mogelijke oorzaken van vereenzaming omgezet in begrippen met een werkbare definiëring. Licht verstandelijke beperking is gedefinieerd op basis van de intelligentiequotiënt. Aan vrije tijd zijn de dimensies van mate van uithuizigheid en mate van (in)formele contacten toegekend. Voor de indeling van vormen van vrijetijdsbesteding is de eigen indeling van MEE aangehouden. Vereenzaming wordt gemeten aan de hand van sociale netwerken, die vormgegeven worden door de omvang, de leden en de verwachtingen van deze netwerken. De mogelijke oorzaken van vereenzaming zijn gedefinieerd als beperkte sociale vaardigheden, het achterblijven bij de digitalisering van de leefwereld en praktische beperkingen, waaronder beperkte financiële middelen, vervoersproblemen en het ontbreken van het aanbod van vrijetijdsactiviteiten vallen. De kleine, niet-gerandomiseerde steekproef van 12 respondenten uit de regio Oss, waaronder interviews zijn afgenomen, maakten de onderzoeksresultaten niet generaliseerbaar. In dit onderzoek is er om deze en andere redenen voor gekozen de onderzoeksresultaten uitgebreid te presenteren. Deze gedetailleerde manier van
5
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
datapresentatie maakt transferability van de conclusies en aanbevelingen mogelijk. Dit houdt in dat deze conclusies en aanbevelingen verplaatsbaar zijn naar vergelijkbare situaties. Er zijn, zoals reeds vermeld is, interviews afgenomen onder 12 mensen die begeleid zelfstandig wonen (BZWers). Deze BZWers vormen een representatieve afspiegeling in de regio Oss van de doelgroep van mensen met een licht verstandelijke beperking. De vragen in de interviews zijn zorgvuldig samengesteld om enerzijds begrijpbaar te zijn voor mensen met een licht verstandelijke beperking en anderzijds om aan de hand van de antwoorden het bovenliggende concept van vereenzaming te kunnen meten. In het kader van datatriangulatie zijn de data, die verkregen zijn uit de interviews, besproken met een consulent van MEE (informant) en een psycholoog die aan MEE verbonden is (expert). Na een uitgebreide inhoudsanalyse van de verkregen data, de beantwoording van de deelvragen en het bespreken van opvallende resultaten die niet bij de beantwoording van de deelvragen ter sprake zijn gekomen, heeft dit onderzoek tot de volgende conclusies geleid:
De hoeveelheid vrije tijd van de respondenten als percentage van het totale, wekelijkse tijdsbudget, wijkt nauwelijks af van het landelijke percentage.
Zowel de relevante literatuur, als de consulenten van MEE, als de respondenten zelf, zien vrijetijdsbesteding als een belangrijk middel om in contact te komen met andere mensen.
Vereenzaming zoals in dit onderzoek gedefinieerd is, wordt door de respondenten niet als zodanig ervaren.
Uitgaande van de bestudering van de relevante literatuur en een objectieve beoordeling van de onderzoeksresultaten, lopen de respondenten wel een grotere kans op vereenzaming dan andere mensen en is aandacht voor mogelijke vereenzaming onder de respondenten dus vereist.
De respondenten hebben ieder op hun eigen manier te maken met beperkte sociale vaardigheden waardoor het aangaan en onderhouden van een sociaal netwerk bemoeilijkt wordt en beperkte sociale vaardigheden dus een oorzaak kunnen zijn van een toenemende kans op vereenzaming.
Op één respondent na hebben alle respondenten een grote achterstand wat betreft het gebruik van een computer en internet ten opzichte van andere mensen. Wanneer de digitalisering van de leefwereld zich op het gebied van de vrijetijdsbesteding voortzet, levert dit de respondenten een beperking op in hun vrijetijdsbesteding en is deze achterstand indirect een oorzaak van een toenemende kans op vereenzaming.
De meeste respondenten voelen zich beperkt in hun vrijetijdsbesteding door het ontbreken van voldoende financiële middelen. Aangezien de respondenten denken door deze vrijetijdsbesteding meer in contact te komen met andere mensen, is het ontbreken van voldoende financiële middelen indirect een oorzaak van toenemende kans op vereenzaming.
6
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Vervoersproblemen zijn bij geen enkele respondent aan de orde.
De ouders van de respondenten spelen vaak een te beschermende rol, waardoor respondenten voor hun vrijetijdsbesteding te veel terugvallen op hun ouders. Ouders zijn juist belangrijk voor het geven van impulsen aan de respondenten die tot verbreding en uitdagingen leiden op het gebied van vrijetijdsbesteding.
De kennis en het inzicht dat door dit onderzoek verkregen is in de ervaren vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking, de kans op vereenzaming van deze mensen en de problemen die zij ondervinden van hun beperking bij de invulling van hun vrije tijd, die de kans op vereenzaming vergroten, hebben geleid tot de formulering van 5 aanbevelingen die hieronder kort worden weergeven: 1. Het is belangrijk om er bij interactie met mensen met een licht verstandelijke beperking rekening mee te houden dat ze sociaal wenselijk zullen antwoorden en dat zaken als vereenzaming niet direct als vraag gesteld kunnen worden, maar gerepresenteerd dienen te worden door vragen die vereenzaming als bovenliggend concept meten. 2. Een groot sociaal netwerk alleen is niet voldoende om de kans op vereenzaming terug te dringen. De consulenten van MEE zullen zich ook moeten richten op de dynamiek van het sociale netwerk, dat wil zeggen het sociale netwerk moet verder gaan dan erbij horen en juist impulsen tot verbreding uitdragen. Het gaat niet om streven naar een ideale omvang van een sociaal netwerk voor mensen met een licht verstandelijke beperking, maar om een individueel optimum. 3. Om de in punt 2 vermelde aanbeveling te bewerkstelligen, moeten zowel de mensen met een licht verstandelijke beperking, als hun vaak te zorgzame ouders bewust gemaakt worden van deze dynamische functie van een sociaal netwerk. 4. De opgelopen achterstand van mensen met een licht verstandelijke beperking met betrekking tot digitale communicatie en digitale informatievoorziening ten opzichte van andere mensen, moet zo snel mogelijk ingelopen worden. De verwachtingen van studies van onder anderen het SCP zijn namelijk dat internet voor informatie steeds vaker de enige bron zal gaan worden. 5. Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben veel begeleiding nodig bij de budgettering van hun uitgaven. Vaste lasten en het dagelijks levensonderhoud hebben uiteraard de hoogste prioriteit, maar uitgaven met betrekking tot uithuizige vrijetijdsbesteding mogen bij verdere prioritering van de uitgaven niet weggecijferd worden. Vrijetijdsbesteding is qua bijdrage aan de kwaliteit van iemands leefsituatie, op basis van sociale contacten, persoonlijke ontwikkeling en gezondheid, erg belangrijk.
7
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tot slot wordt in dit onderzoek een aanzet gegeven tot twee maatschappelijke discussies. Op de eerste plaats wordt de vraag gesteld of dienstverleners, zoals bijvoorbeeld de consulenten van MEE, de sociale contacten en de vrijetijdsbesteding van mensen met een lichte verstandelijke beperking wel moeten veranderen. Temeer omdat deze mensen juist aangeven dat ze tevreden zijn met hun leefsituatie en geen vereenzaming ervaren. Op de tweede plaats wordt de rol van de ouders in deze context ter discussie gesteld door de vraag of, wanneer ouders een te beschermende rol spelen, zij juist meer betrokken moeten worden bij de verbetering van de sociale contacten en vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking.
8
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding……………………………………………………………………… § 1.1 Aanleiding § 1.2 MEE Noordoost Brabant § 1.3 Probleemstelling & Onderzoeksvragen § 1.4 Doelstelling
12 12 12 14 15
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader…………………………………………………………… § 2.1 Verstandelijke beperking § 2.1.1 Invalshoeken voor definiëring van “verstandelijke beperking” § 2.1.2 Definiëring van “verstandelijke beperking” van de AAMR § 2.1.3 Werkdefinitie van “verstandelijke beperking” voor dit onderzoek § 2.2 Vrije tijd & Vrijetijdsbesteding § 2.2.1 Definiëring van vrije tijd & vrijetijdsbesteding § 2.2.2 Dimensies van vrijetijdsbesteding § 2.2.3 Vrijetijdsbesteding & Verstandelijke beperking § 2.3 Vereenzaming § 2.4 Mogelijke oorzaken van vereenzaming § 2.4.1 Beperkingen met betrekking tot vrijetijd § 2.4.2 Sociale vaardigheden § 2.4.3 Informatie en communicatie door middel van ICT § 2.4.4 Praktische beperkingen § 2.5 Onderzoeksmodel
16 16 16 17 18 18 19 20 22 23 25 25 26 27 29 30
Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet…………………………………………………………… § 3.1 Inleiding § 3.2 Onderzoeksgroep § 3.3 Onderzoeksmethode § 3.4 Analyse
32 32 33 35 37
Hoofdstuk 4: Analyse……………………………………………………………………….. § 4.1 Inleiding § 4.2 Algemene kanttekeningen § 4.3 Respondent 1: Gerrie § 4.3.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.3.2 Vrijetijdsbesteding § 4.3.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding
40 40 40 41 41 42 44
9
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 4.4 Respondent 2: Jenny § 4.4.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.4.2 Vrijetijdsbesteding § 4.4.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.5 Respondent 3: Judith § 4.5.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.5.2 Vrijetijdsbesteding § 4.5.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.6 Respondent 4: Carlo § 4.6.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.6.2 Vrijetijdsbesteding § 4.6.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.7 Respondent 5 & 6: Rinaldo & Cindy § 4.7.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.7.2 Vrijetijdsbesteding § 4.7.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.8 Respondent 7: Theo van § 4.8.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.8.2 Vrijetijdsbesteding § 4.8.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.9 Respondent 8: John § 4.9.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.9.2 Vrijetijdsbesteding § 4.9.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.10 Respondent 9: Pamela § 4.10.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.10.2 Vrijetijdsbesteding § 4.10.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.11 Respondent 10: Chiel § 4.11.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.11.2 Vrijetijdsbesteding § 4.11.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.12 Respondent 11: Henderie § 4.12.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.12.2 Vrijetijdsbesteding § 4.12.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 4.13 Respondent 12: Henk § 4.12.1 Persoonsgegevens en dagindeling § 4.12.2 Vrijetijdsbesteding § 4.12.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Hoofdstuk 5: Resultaten & Conclusies……………………………………………………. § 5.1 Beantwoording deelvragen & centrale onderzoeksvraag § 5.1.1 Vereenzaming § 5.1.2 Problemen bij vrijetijdsbesteding § 5.1.3 Rol van vrijetijdsbesteding bij tegengaan van vereenzaming § 5.1.4 Beantwoording centrale onderzoeksvraag 10
45 45 46 48 49 49 49 52 52 52 53 55 56 56 57 59 60 60 61 63 64 64 65 67 68 68 69 72 73 73 73 75 76 76 76 78 79 79 80 82 84 84 84 85 90 91
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 5.2 Opvallende resultaten § 5.2.1 Vrije tijd § 5.2.2 Geld § 5.2.3 Waarheid of sociaal wenselijk? § 5.2.4 Ouders § 5.2.5 Ideale omvang sociaal netwerk? § 5.3 Conclusies
91 91 92 93 94 95 96
Hoofdstuk 6: Aanbevelingen, discussie & reflectie……………………………………... 98 § 6.1 Aanbevelingen 98 § 6.2 Discussie 100 § 6.3 Reflectie 101 Literatuur………………………………………………………………………………………
103
Websites………………………………………………………………………………………..
106
Bijlage I: Schriftelijke benadering respondenten……………………………………….. 107 Bijlage II: Keuzeschema’s voor vrijetijdsactiviteiten……………………………………. 108 Bijlage III: Pictogrammen…………………………………………………………………… 110 Bijlage IV: Weekschema’s…………………………………………………………………..
111
Bijlage V: Vragenlijst respondenten……………………………………………………….
112
Bijlage VI: Vragenlijst informant & expert………………………………………… ……. 118
11
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Hoofdstuk 1: Inleiding § 1.1 Aanleiding De derde trede van de behoeftepiramide van Maslow leert ons dat mensen sociale en relationele behoeften hebben. Mensen hebben de behoefte deel uit te maken van een sociale groep of een sociaal netwerk en daarin ook als mens geaccepteerd te worden. Volgens het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIWZ) is een goed sociaal netwerk één van de belangrijkste factoren voor de kwaliteit van iemands bestaan (website NIWZ). Voor het overgrote deel van de Nederlandse bevolking is deel uit maken van sociale netwerken binnen de familie, op het werk, of tijdens hun vrije tijd de gewoonste zaak van de wereld. Er zijn echter ook minderheden in Nederland voor wie dit niet opgaat. Daarbij valt te denken aan allochtonen, die bijvoorbeeld de Nederlandse taal niet machtig zijn en daardoor beperkt zijn in hun contacten. Of ouderen, die uitgesloten raken omdat ze de digitalisering van de maatschappij en de opkomst van het internet niet kunnen volgen. Of verstandelijk gehandicapten, die niet over de juiste vaardigheden beschikken om een sociaal netwerk op te bouwen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat thema’s als sociale kwaliteit en bijbehorende zorg voor bovengenoemde minderheden veel voorkomen in de Nederlandse politiek (zie o.a. website Regering.nl en Overheid.nl). Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 23 april 2004 zelfs een nota aan de kamer gestuurd met een nieuw wetsvoorstel. Deze Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft tot doel dat “iedereen – oud en jong, gehandicapt en niet-gehandicapt, autochtoon en allochtoon, mét en zonder problemen – volwaardig aan de samenleving kan deelnemen” (VWS, 2004: 10). In de WMO staat de eigen verantwoordelijkheid van mensen centraal. De WMO moet het eigen initiatief van burgers en organisaties stimuleren.
§ 1.2 MEE Noordoost Brabant Een organisatie waar burgers op eigen initiatief terecht kunnen, is MEE, deels de vroegere Sociaal Pedagogische Dienst (SPD). MEE is een landelijke stichting, die op lokaal niveau ondersteuning aanbiedt aan iedereen die in zijn of haar leven te maken heeft met een beperking. Het kan gaan om mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, om mensen met een chronische ziekte, een zintuiglijke beperking, mensen met autisme of om mensen met een achterstand in hun ontwikkeling. Ook ouders, verwanten en andere belangstellende kunnen bij MEE terecht. MEE heeft als missie: “MEEluisteren, MEEdenken en MEEdoen” (website MEE Nederland). De werkwijze van MEE is die van individuele cliëntondersteuning door middel van kortdurende en kortcyclische ondersteuning (MEE Nederland, 2004). Cliënten kunnen op eigen initiatief bij MEE terecht en kunnen gratis van zijn diensten gebruik maken. De kortdurende en kortcyclische ondersteuning houdt in dat de consulenten van MEE informeren, adviseren, ondersteunen, meedenken en doorverwijzen, maar geen permanente zorg of ondersteuning bieden. Centraal binnen MEE staat laagdrempeligheid om gebruik te maken van de diensten die MEE aanbiedt (MEE Nederland, 2004).
12
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
De opdrachtgever voor dit onderzoek is de afdeling Vrijetijd en Vorming van MEE in de regio Noordoost Brabant (vanaf hier aangeduid met MEE, tenzij anders in de tekst vermeld). Op de afdeling Vrijetijd en Vorming werken consulenten, die advies, informatie en ondersteuning bieden op het gebied van vrijetijdsbesteding aan iedereen die in zijn of haar leven met een beperking te maken heeft. Inmiddels werken deze consulenten door een reorganisatie niet meer op de afdeling Vrijetijd en Vorming, maar met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn. Enerzijds bieden zij hulp aan mensen met een beperking bij het invullen van hun vrije tijd. Anderzijds geven zij ook ondersteuning aan clubs en verenigingen die activiteiten voor mensen met een beperking willen opzetten en vergroten zij de deskundigheid voor clubs die al voor deze doelgroep actief zijn (MEE Noordoost Brabant, 2004a). De consulenten met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn zien vrijetijdsbesteding onder andere als een belangrijk middel om mensen met een beperking te integreren in de samenleving en deel uit te laten maken van sociale netwerken. Vrijetijdsbesteding kan volgens MEE leiden tot het leggen van nieuwe, belangrijke sociale contacten, het tegengaan van eenzaamheid en het krijgen van zelfrespect door het gevoel te hebben ergens bij te horen (MEE Noordoost Brabant, 2004a). Binnen het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn onderscheiden de consulenten een groot scala aan doelgroepen. Allereerst zijn die doelgroepen gebaseerd op het soort beperking waarmee ze te maken hebben (lichamelijk, zintuiglijk, verstandelijk, meervoudig). Binnen de groep van verstandelijk beperkten wordt opnieuw onderscheid aangebracht in de ernst van de verstandelijke beperking. De doelgroep waar dit onderzoek zich op richt bestaat uit mensen met een licht verstandelijke beperking. Binnen het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn komen vanuit de praktijk in de regio Oss namelijk signalen binnen – via collegae, familieleden en hulpverleners – dat volwassenen met een licht verstandelijke beperking, die zelfstandig wonen, vereenzamen. Deze signalen doen MEE vermoeden dat mensen met een licht verstandelijke beperking niet volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen en de kwaliteit van hun bestaan in het geding is door het ontbreken van sociale contacten en sociale netwerken. In de Rapportage Gehandicapten 2002 komt De Klerk tot een conclusie die in de lijn van dit vermoeden van MEE ligt. Uit haar onderzoek blijkt dat bij licht verstandelijk beperkten, die zelfstandig wonen, maar liefst 50% aangeeft de activiteiten in hun vrije tijd alleen te ondernemen en dat “hoewel het onduidelijk is of mensen het vervelend vinden om er alleen op uit te trekken, [het] lijkt [dat] dit wel een aanwijzing [is] dat de sociale netwerken van degenen die zelfstandig wonen, klein zijn” (De Klerk, 2002:149). De signalen die bij MEE binnenkomen omtrent vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking in de regio Oss staan blijkbaar niet op zichzelf. Sociale contacten, vrijetijdsbesteding en het volwaardig deelnemen aan de samenleving lijken veel met elkaar te maken te hebben. In dit onderzoek staat vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking centraal, waarbij de nadruk ligt op de link tussen de kans op vereenzaming en de rol die de vrijetijdsbesteding kan spelen bij het doen afnemen van deze kans. Is het bijvoorbeeld zo dat vrijetijdsbesteding een positieve bijdrage kan leveren aan het aangaan van sociale contacten? Met andere woorden: zorgt deelname aan bijvoorbeeld voetbaltrainingen en voetbalwedstrijden ervoor dat iemand meer mensen ontmoet en meer sociale contacten aan kan gaan dan iemand die alleen thuis een dvd gaat kijken? En zijn mensen met een licht 13
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
verstandelijke beperking hierin beperkt, omdat bijvoorbeeld de contributie van de voetbalvereniging te hoog is?
§ 1.3 Centrale onderzoeksvraag & deelvragen Uit de voorgaande paragraaf is gebleken dat het voor de consulenten van MEE nuttig is om te weten of hun signalen omtrent vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking door deze mensen ook als zodanig ervaren worden. Tevens is het voor deze consulenten, vanwege hun aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn, nuttig om te weten in hoeverre deze vereenzaming veroorzaakt wordt door problemen bij de vrijetijdsbesteding van deze mensen. Om deze vragen te beantwoorden, is voor dit onderzoek de volgende centrale onderzoeksvraag opgesteld: In welke mate voelen mensen met een licht verstandelijke beperking, die zelfstandig wonen in de regio Oss, zich vereenzaamd en is deze ervaren vereenzaming te verklaren door de problemen die deze mensen van hun licht verstandelijke beperking ondervinden, bij de besteding van hun vrije tijd? Uiteindelijk is de vraag dus of problemen bij vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking, de mogelijke ervaring van vereenzaming van deze mensen kan verklaren. Daarom is het allereerst nodig om te weten of mensen met een licht verstandelijke beperking zich vereenzaamd voelen of een dusdanig klein sociaal netwerk hebben waardoor ze een grotere kans lopen te vereenzamen dan andere mensen. Hiervoor is deelvraag 1 opgesteld: 1. Is er sprake van vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking? Het is allereerst belangrijk om te weten of er überhaupt sprake is van vereenzaming. Zijn er in de relevante literatuur aanwijzingen dat mensen met een licht verstandelijke beperking moeilijker contacten leggen en dat zij om die reden een grotere kans lopen te vereenzamen dan mensen zonder deze beperking? En zo ja, ervaren de mensen met een licht verstandelijke beperking in de regio Oss het eventueel ontbreken van sociale netwerken daadwerkelijk als vereenzaming? Om deze bevindingen omtrent deze ervaren vereenzaming vervolgens te koppelen aan de problemen die deze mensen van hun licht verstandelijke beperking ondervinden bij de invulling van hun vrije tijd, moet eerst inzicht verkregen worden in deze mogelijk problemen. Vervolgens moet beoordeeld worden of deze problemen mensen met een licht verstandelijke beperking dusdanig hinderen in hun vrijetijdsbesteding, dat de mogelijkheid van vrijetijdsbesteding om sociale contacten aan te gaan in het geding is en daarmee kans op vereenzaming groter wordt. Hiervoor is deelvraag 2 opgesteld: 2. Ondervinden mensen met een licht verstandelijke beperking problemen bij de besteding van hun vrije tijd? En zo ja, wat zijn deze problemen en kunnen deze problemen de kans op vereenzaming vergroten? Net als bij deelvraag 1 is het op de eerste plaats van belang te weten of mensen met een licht verstandelijke beperking wel problemen ondervinden in hun keuzes tot vrijetijdsbesteding. Wat zegt de relevante literatuur over vrijetijdsbesteding van mensen 14
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
met een licht verstandelijke beperking en de mogelijke problemen die ze hiervan ondervinden bij de invulling van hun vrije tijd? En kunnen deze problemen leiden tot vereenzaming? Komen die problemen voor in de praktijk van de regio Oss? En ervaren de mensen met een licht verstandelijke beperking in de regio Oss deze problemen ook daadwerkelijk als problemen? Tot slot kan vanuit deze twee inzichten de rol van vrijetijdsbesteding met betrekking tot vereenzaming verklaard worden. Met andere woorden: leidt vrijetijdsbesteding tot een groter sociaal netwerk, waardoor de kans op het ervaren van vereenzaming bij mensen met een licht verstandelijke beperking kleiner wordt? En wordt dit belemmerd door de problemen die deze mensen van hun licht verstandelijke beperking ondervinden bij het invullen van hun vrije tijd. Hiervoor is deelvraag 3 opgesteld: 3. Welke rol kan de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking spelen bij het tegengaan van vereenzaming? Is de veronderstelling van MEE dat vrijetijdsbesteding een positieve bijdrage kan leveren aan de sociale contacten en sociale netwerken van mensen juist? En zo ja, wordt dit verhinderd door de problemen die mensen met een lichtverstandelijke beperking ondervinden bij hun vrijetijdsbesteding? Voor welke vormen van vrijetijdsbesteding gaat die veronderstelling dan op? Zijn deze vormen van vrijetijdsbesteding ook toegankelijk voor mensen met een verstandelijke beperking?
§ 1.4 Doelstelling De consulenten van MEE met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn werken in het algemeen op basis van de ervaringen die zij opdoen in de praktijk en zijn gericht op de problematiek die zich op het moment voordoet. Het doel van dit onderzoek is om op gestructureerde wijze te onderzoeken of de veronderstellingen van MEE correct zijn en om na te gaan welke mogelijkheden er zijn om eventuele vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking, als gevolg van problemen bij hun vrijetijdsbesteding, tegen te gaan. Aan de hand van de resultaten zullen aanbevelingen gedaan worden aan MEE gericht op de consulten van haar medewerkers met betrekking tot de vormgeving en invulling van de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking. Deze aanbevelingen zijn in eerste instantie bedoeld voor de consulenten met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn MEE in de regio Oss (Noord Brabant), waar dit onderzoek plaatsvindt. De aanbevelingen die voortvloeien uit de resultaten van dit onderzoek kunnen hier gebruikt worden om de consulten van de medewerkers van MEE met betrekking tot de ondersteuning van mensen met een licht verstandelijke beperking op het gebied van vrijetijdsbesteding aan te passen en te verscherpen.
15
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader Om de in het vorige hoofdstuk gepresenteerde onderzoeksvragen te beantwoorden, is dit onderzoek gefundeerd met een theoretische verkenning van de achtergrond van dit onderwerp. In dit hoofdstuk worden in de eerste 3 paragrafen de meest relevante fenomenen voor dit onderzoek toegelicht en gedefinieerd. Deze fenomenen zijn: verstandelijke beperking, vrije tijd en vrijetijdsbesteding en vereenzaming. De vierde paragraaf is een theoretische verkenning van de mogelijke oorzaken van vereenzaming en in de vijfde paragraaf wordt uiteindelijk het onderzoeksobject schematisch weergegeven.
§ 2.1 Verstandelijke beperking Één van de belangrijkste en meteen ook moeilijkste fenomenen van dit onderzoek is “verstandelijke beperking”. In deze paragraaf zullen eerst een drietal invalshoeken besproken worden van waaruit het fenomeen “verstandelijke beperking” gedefinieerd kan worden. Vervolgens zal de in de literatuur meest voorkomende definitie van “verstandelijk beperking” besproken worden. Dit is de definitie van de American Association on Mental Retardation (AAMR). Tot slot zal de werkdefinitie van “(lichte) verstandelijke beperking” voor dit onderzoek gepresenteerd en toegelicht worden. § 2.1.1 Invalshoeken voor definiëring van “ verstandelijke beperking” Een definitie van het fenomeen verstandelijke beperking is niet zomaar te geven. Er zijn op de eerste plaats al veel verschillende oorzaken te noemen voor een verstandelijke beperking. Een verstandelijke beperking kan zich al voordoen vóór de geboorte. In de meeste gevallen gaat het dan om een chromosomale afwijking (Syndroom van Down) of een afwijking in het DNA (Prader Willi Syndroom). Echter, de verstandelijke beperking kan ook ontstaan na de geboorte in de vorm van infecties zoals hersenvliesontsteking of beschadigingen tijdens ongevallen (website Informatie Verstandelijke Handicaps). Op de tweede plaats wordt er binnen alle vormen van verstandelijke beperkingen vaak onderscheid gemaakt naar de ernst van de verstandelijke beperking. Dit gebeurt in de meeste gevallen op basis van het intelligentie quotiënt (IQ) van deze mensen. In de Rapportage Gehandicapten 2002 van het SCP wordt op basis van het IQ de volgende onderverdeling gemaakt (De Klerk, 2002): lichte verstandelijke handicap (IQ 50 à 55 tot 70) matige verstandelijke handicap (IQ 35 à 40 tot 50 à 55) ernstige verstandelijke handicap (IQ 20 à 25 tot 35 à 40) diepe verstandelijke handicap (IQ lager dan 20 à 25) Echter, omdat deze indeling in het algemeen moeilijk te operationaliseren is voor onderzoek, wordt veelal volstaan met een onderscheid tussen ernstig verstandelijke gehandicapten en licht verstandelijke gehandicapten, waarbij de grens ligt rond een IQ van 35 à 40 (De Klerk, 2002). De American Association on Mental Retardation stelt dat een kenmerk van mensen met een verstandelijke beperking is dat hun intellectuele functioneren significant onder het gemiddelde ligt en dat daarvan sprake is wanneer zij een IQ hebben dat 70 à 75 of lager is (Luckasson, 1992).
16
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tot slot wordt het verduidelijken van het begrip verstandelijke beperking bemoeilijkt door de vele verschillende benamingen die gebruikt worden. In de loop van de tijd hebben de mensen, die nu aangeduid worden als personen met een verstandelijke beperking, steeds andere namen gekregen. Tegenwoordig worden de minder vriendelijke aanduidingen als oligofrenen, zwakzinnigen en zwakbegaafden al vrijwel niet meer gebruikt. Hierna veranderde de benaming in geestelijk gehandicapten of verstandelijk gehandicapten, maar vanwege de (onbedoelde) negatieve bijklank van het woord handicap spreekt men nu dus over een verstandelijke beperking (Van Gennep & Steman, 1997). Door Van Gennep en Steman (1997) wordt zelfs gepleit om ook niet meer van patiënt maar van leerling te spreken (MEE gebruikt de naam cliënt) en ook niet meer van mensen met een beperking maar van mensen met mogelijkheden om aan te geven dat ze alles kunnen leren en in wezen alles ook voor hen mogelijk is. Degenen die in de categorie van de licht verstandelijk beperkten vallen, kennen nog meer synoniemen voor hun verstandelijke beperking. Deze groep wordt ook bedoeld wanneer men spreekt over minder begaafden, het hoger niveau (van de verstandelijk beperkten) en de begeleid zelfstandig wonenden of in het kort BZWers. § 2.1.2 Definiëring van “verstandelijke beperking” van de AAMR De meest gebruikte definiëring van verstandelijke beperking in de literatuur is die van de American Association on Mental Retardation (AAMR). Deze definitie luidt als volgt (Luckasson, 1992: 5): “Mental retardation refers to substantial limitations in present functioning. It is characterized by significantly subaverage intellectual functioning, existing concurrently with related limitations in two or more of the following applicable adaptive skill areas: communication, selfcare, home living, social skills, community use, self direction, health and safety, functional academics, leisure and work. Mental retardation manifests before age 18.” De definitie bestaat eigenlijk uit drie hoofdelementen, namelijk capaciteiten (intelligentie en adaptieve vaardigheden), de omgeving (thuis, school en werk en de samenleving) en daartussen het functioneren, al dan niet met de nodige ondersteuning. Figuur 2.1 toont de samenhang van deze drie elementen. De definitie van de AAMR bevat twee aspecten die belangrijk zijn voor dit onderzoek. Allereerst is er sprake van beperkingen in het functioneren. Hiermee wordt de leerachterstand bedoeld en de problemen die zich voordoen bij de dagelijkse vaardigheden, waaronder ook sociale interactie. Ten tweede gaat de verstandelijke beperking gepaard met problemen op onder andere het gebied van communicatie, sociale vaardigheden en vrije tijd.
17
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Figuur 2.1: Samenhang van de definitie van verstandelijke beperking capaciteiten - intelligentie - adaptieve vaardigheden
omgeving - thuis - werk/school - samenleving
functioneren ondersteuning Bron: AAMR; Luckasson (1992)
§ 2.1.3 Werkdefinitie van “(lichte) verstandelijke beperking” voor dit onderzoek In dit onderzoek zal altijd gesproken worden van een beperking en niet van een handicap. Een handicap is een gevolg van een beperking in het persoonlijk functioneren. Het functioneren van mensen wordt beoordeeld op basis van maatschappelijke normen en waarden. Op grond van deze normen en waarden wordt aan de beperkingen een bepaalde betekenis toegekend. Dit heeft tot gevolg dat de persoon met deze beperkingen een nadelige positie in de samenleving krijgt en dat is een handicap (Van Gennep & Steman, 1997). Dit onderzoek vertrekt vanuit de beperkingen en niet vanuit de handicaps. Voor de definiëring van het begrip verstandelijke beperking wordt de definitie van het AAMR gebruikt omdat deze vrij compleet is. Een verstandelijke beperking limiteert de capaciteiten, waaronder sociale vaardigheden, die het functioneren binnen een bepaalde omgeving, waaronder de vrijetijdsomgeving, bemoeilijken. De enige aanvulling die voor dit onderzoek gemaakt wordt, is dat onder de toevoeging licht een IQ wordt verstaan van 65 tot 85 à 90. Dit is gedaan in overleg met MEE, omdat het onderzoek zich richt op de minst beperkte groep van mensen met een verstandelijke beperking. De doelgroep voor dit onderzoek bestaat uit mensen met een licht verstandelijke beperking. Deze doelgroep kan ook aangeduid worden met BZWers en het hoger niveau (onder de verstandelijk beperkten).
§ 2.2 Vrije tijd & Vrijetijdsbesteding Dit onderzoek gaat in op de problemen die mensen met een licht verstandelijke beperking ondervinden bij de invulling van hun vrije tijd. Naast de definiëring van de doelgroep is het daarom van belang een bruikbare definiëring van vrije tijd en de besteding van vrije tijd te krijgen. In deze paragraaf wordt een werkbare definiëring van vrije tijd gepresenteerd, gevolgd door een afbakening van vrijetijdsbesteding. Hierna zullen twee voor dit onderzoek belangrijke dimensies van vrijetijdsbesteding besproken worden. De paragraaf wordt afgesloten met een kort overzicht van vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking. 18
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 2.2.1 Definiëring van vrije tijd & vrijetijdsbesteding Een definitie van vrije tijd is eveneens niet zomaar te geven. Van der Poel (2004) noemt een drietal oorzaken waardoor definiëring van vrije tijd bemoeilijkt wordt. In de eerste plaats is het perspectief, van waaruit het kennisbelang omtrent vrije tijd voortvloeit, van belang. Op bestuurlijk niveau kan het gaan om problemen in de sfeer van de openbare orde als gevolg van vrije tijd, terwijl op academisch niveau de achtergronden van de diversiteit in het menselijk handelen centraal staat. Op de tweede plaats speelt de wetenschappelijke invalshoek een grote rol. Economen kijken anders naar vrije tijd dan bijvoorbeeld sociologen of psychologen. Ten slotte bestaan er binnen de sociaal-wetenschappelijke stromingen allerlei specialisaties, waaronder ontwikkelingspsychologie of sociale psychologie, die allemaal een andere kijk op het verschijnsel vrije tijd hebben. Het mag duidelijk zijn dat, in het belang van dit onderzoek, het belangrijk is om een werkbare definiëring van vrije tijd te geven, alsmede van het begrip vrijetijdsbesteding. In het kader van dit onderzoek is gekozen voor een hele basale definiëring van vrije tijd. Breedveld & Van den Broek (2001) stellen dat het tijdbudget van iemand bestaat uit verplichte tijd, persoonlijke tijd en vrije tijd. “De verplichte tijd omvat de bezigheden die men beroepshalve, voor studie of in het huishouden verricht. Onder de noemer persoonlijke tijd vallen persoonlijke hygiëne, eten (behalve uit eten in een restaurant in de vrije tijd) en slapen. De resterende tijd wordt als vrije tijd aangeduid.” (Breedveld & Van den Broek, 2001:9). Uit onderzoek van Breedveld & Van den Broek (2001) blijkt dat vrije tijd nog altijd ruim 27% deel uitmaakt van het wekelijkse tijdbudget van mensen. Het interessantste en belangrijkste kenmerk van deze vrije tijd is dat mensen volledig vrij zijn in hun keuze voor de invulling van deze tijd. Mensen kunnen zelf kiezen wat voor activiteiten ze willen doen, waar ze deze willen doen en met wie ze deze willen doen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er erg veel activiteiten van vrijetijdsbesteding zijn. Breedveld & Van den Broek (2001) hebben alle mogelijke vrijetijdsactiviteiten ondergebracht in acht vormen van vrijetijdsbesteding (zie tabel 2.1). Tabel 2.1: Vormen van vrijetijdsbesteding, bevolking van 12 jaar en ouder, in percentage van de beschikbare vrijetijd in 2000 Vorm van vrijetijdsbesteding % beschikbare vrijetijd Lezen van gedrukte media 9% Gebruik van elektronische media (inclusief PC) 33% Sociale contacten 22% Maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk, 4% onbetaalde hulpverlening, kerkgang) Uitgaan (bezoek musea, evenementen, pretparken, 6% horeca, theaters, enzovoorts) Sport en bewegen 4% Overige liefhebberijen 15% Vrijetijds-mobiliteit 7% Bron: SCP; Breedveld & Van den Broek (2001)
19
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Uit tabel 2.1 blijkt dat van deze 8 vormen van vrijetijdsbesteding het gebruik van elektronische media eenderde van de vrijetijd in beslag neemt. Dit kan mogelijk verklaard worden door de opkomst van het internet, met zijn mogelijkheden tot e-mailen en chatten. Een andere uitschieter is het gebruik van vrijetijd voor sociale contacten. Van de beschikbare vrijetijd wordt 22% besteed aan sociale contacten. Dit maakt vrijetijd een belangrijke factor voor het aangaan en onderhouden van sociale netwerken. MEE heeft een eigen indeling gemaakt voor vrijetijdsactiviteiten. In de Vrijetijdswijzer van MEE staan alle mogelijke vrijetijdsactiviteiten die via MEE aangeboden worden aan mensen met een licht verstandelijke beperking. Al deze vrijetijdsactiviteiten worden onderverdeeld in een vijftal vormen van vrijetijdsbesteding (MEE Noordoost Brabant, 2004b). Deze vormen van vrijetijdsbesteding zijn creatieve activiteiten (o.a. tekenen, handwerken, dans, muziek en scouting), vakantieactiviteiten (uitstapjes en muziekfestivals), sportactiviteiten, ontmoeten (soos en contactgroepen) en vormingsactiviteiten (cursussen over o.a. opkomen voor jezelf, computervaardigheden en zelfstandig worden). Het aanbod bij MEE is geschikt voor elke vorm van verstandelijke beperking. In eerste instantie lijken de activiteiten onder de vorm “ontmoeten” het meest interessant voor dit onderzoek. Alle vormen van vrijetijdsbesteding bieden echter de mogelijkheid tot sociale contacten en door MEE wordt de indeling in het algemeen gebruikt om in te spelen op iemands interesse. In dit onderzoek zal voornamelijk uitgegaan worden van de indeling van vrijetijdsactiviteiten zoals die door MEE wordt gehanteerd. Ten eerste kan elke vorm van vrijetijdsbesteding binnen één van de categorieën van MEE geplaatst worden. Ten tweede komt deze keuze door een praktische overweging tot stand. De respondenten waarmee in een later stadium van dit onderzoek gewerkt zal worden, zijn vertrouwd met deze indeling. Dit zal de interactie met de respondenten mogelijk vergemakkelijken. § 2.2.2 Dimensies van vrijetijdsbesteding Vrijetijdsactiviteiten zijn zeer divers en een afbakening van deze vrijetijdsactiviteiten is dan ook noodzakelijk. In het kader van dit onderzoek is een tweetal dimensies van vrijetijdsactiviteiten van groot belang. Op de eerste plaats moeten de vrijetijdsactiviteiten de mogelijkheid bieden tot het aangaan van sociale contacten. Hiermee vallen activiteiten als tuinieren en lezen af, omdat deze activiteiten vaak alleen gedaan worden en niet snel tot een grote verscheidenheid aan sociale contacten zullen leiden. De eerste belangrijke dimensie is dan ook de mate van uithuizigheid van de vrijetijdsactiviteiten. Op de tweede plaats moet, gezien de doelgroep van dit onderzoek, de drempel tot sociale contacten niet te hoog zijn. Met andere woorden: er moeten niet te zware eisen gesteld worden aan sociale vaardigheden die nodig zijn voor de vrijetijdsactiviteiten. De tweede dimensie bestaat daarom uit de mate van (in)formaliteit van de vrijetijdsactiviteiten. Deze twee dimensies zijn terug te vinden bij Van der Poel (2004) (zie figuur 2.2). In figuur 2.2 zijn op de verticale as zijn de vrijetijdsactiviteiten ingedeeld naar ruimtelijke schaalniveaus, lopend van in en om het eigen huis, via woonomgeving naar recreatie en toerisme op grotere afstand van het eigen huis. Op de horizontale as lopen de vrijetijdsactiviteiten van informele naar serieuze vormen van vrijetijdsbesteding. Hier geldt: des te serieuzer de vrijetijdsactiviteiten des te specifieker de (sociale) vaardigheden die
20
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
gesteld worden aan het vrijetijdsgedrag. Ter illustratie van beide assen is een aantal vrijetijdsbestedingen in de figuur ingevuld. Tevens zijn in figuur 2.2 de vrijetijdsactiviteiten volgens de indeling van MEE ingevuld. Het gearceerde vlak geeft aan welke vrijetijdsactiviteiten voor dit onderzoek het belangrijkst zijn. Samen televisie kijken is ook in het gearceerde vlak opgenomen. In eerste instantie is dit opvallend, omdat het bij samen televisiekijken gaat om wat er op tv te zien is en er van sociale interactie vaak weinig sprake is. Toch zijn er programma’s waarbij het sociale aspect van samen televisiekijken de boventoon voert. Hierbij valt te denken aan samen Idols kijken of samen – al dan niet in het oranje gekleed – kijken naar een voetbalwedstrijd van het Nederlands elftal. Figuur 2.2: Vrijetijd, locatie en betrokkenheid thuis lezen
burenhulp
samen tv kijken informele
Creatieve activiteiten
vrijetijd
Vormgevingsactiviteiten
serieuze vrijetijd
Sport activiteiten
Ontmoeten Vakantie activiteiten
zonvakantie Middenlandse Zee
Frankrijkganger koopt landhuis en begint camping
(ver) weg van huis Bron: Bewerking van Van der Poel (2004) en MEE (2004b)
Vrijetijdsactiviteiten die met ontmoeten te maken hebben zijn het meest informeel van aard en vinden veelal buitenshuis plaats (o.a. cafés en discotheken). Creatieve activiteiten en sportactiviteiten zijn formeler van aard, omdat een bepaald einddoel aan de activiteit verbonden zit, zoals het maken van een tekening of het winnen van een sportwedstrijd. Sportactiviteiten zijn hierbij verder van huis geplaatst dan creatieve activiteiten. De reden hiervoor is dat sportactiviteiten meer gebonden zijn aan een specifieke locatie, zoals een sportcomplex, dan creatieve activiteiten, die in elk willekeurig wijkgebouw gedaan kunnen worden. Vormgevingsactiviteiten zijn het meest formeel van aard en zijn maar voor een deel in het gearceerde vlak opgenomen. De reden hiervoor is dat niet alle vormgevingsactiviteiten van belang zijn voor dit onderzoek. Een cursus “sociale vaardigheden” of een “cursus internet” valt wel binnen dit onderzoek, omdat deze vaardigheden positief bijdragen aan mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding. Echter, een cursus “verkeersvaardigheid” valt hier
21
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
buiten het onderzoek, omdat het hier gaat om cursussen die verondersteld worden een positieve bijdrage te leveren aan het dagelijkse mobiliteit. Tot slot vinden de vakantieactiviteiten het verste van huis plaats. De vakantieactiviteiten zijn om dezelfde reden als de vormgevingsactiviteiten maar ten dele opgenomen in het gearceerde vlak. Een week op vakantie in het binnenland of buitenland valt buiten het onderzoek, omdat hier meerdere vrije dagen voor nodig zijn. Uitstapjes naar de dierentuin, een pretpark of een speeltuin daarentegen, vallen wel binnen de vrijetijdsactiviteiten voor dit onderzoek. § 2.2.3 Vrijetijdsbesteding & Verstandelijke beperking In 2002 heeft het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de Rapportage Gehandicapten geschreven. Hierin is onder andere gekeken naar vrijetijdsbesteding van mensen met lichamelijke en verstandelijke beperkingen. Uit deze Rapportage Gehandicapten van het SCP blijkt dat 71% van de respondenten met een verstandelijke beperking, vrijetijdsactiviteiten buitenshuis onderneemt en 20% van deze respondenten geeft aan dat zij meer vrijetijdsactiviteiten buitenshuis willen ondernemen (De Klerk, 2002). Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij deze resultaten geen onderscheid is gemaakt tussen ernstige, matige en lichte vormen van een verstandelijke beperking. Door ouders, verzorgers of begeleiders van de mensen met een licht verstandelijke beperking wordt aangegeven dat 41% van de mensen met een licht verstandelijke beperking behoefte heeft aan een vereniging of club (sport, muziek, vormings- en ontspanningsactiviteiten) die speciaal gericht zijn op mensen met een verstandelijke beperking. Een kwart van de mensen met een licht verstandelijke beperking blijkt volgens de ouders, verzorgers en begeleiders behoefte te hebben aan bovengenoemde vereniging of club, die dan echter niet gericht is op mensen met een verstandelijke beperking (De Klerk, 2002). Het niet deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten in verenigingsverband, daar waar er wel behoefte aan is, wordt volgens ouders, verzorgers of begeleiders voor 8% verklaard door het feit dat mensen niet op een vereniging speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking willen, maar zich bij een reguliere vereniging niet geaccepteerd voelen. De Klerk (2002) onderscheidt drie vrijetijdsactiviteiten die bij mensen met een verstandelijke beperking veel voorkomen, te weten: bioscoopbezoek, bezoek aan horeca (restaurant, café of soos) en winkelgedrag. Wat betreft de populariteit van het bioscoopbezoek verschillen mensen met een lichtverstandelijke beperking weinig van de rest van de Nederlandse bevolking. Volgens Breedveld & Van den Broek (2001) is de bioscoop verreweg de meest bezochte culturele instelling. Voor de bezoeken aan horeca geldt dat één op de vier mensen met een verstandelijke beperking minder dan eens per jaar uitgaat. Één op de vier mensen met een verstandelijke beperking gaat eens per week winkelen. Echter, het is niet duidelijk of ze dit alleen of met anderen doen. De grootste belemmering onder degenen die zelfstandig wonen is dat ze het vaak eng vinden om te gaan. Dit kan zijn omdat ze zich niet geaccepteerd voelen vanwege hun beperking, of omdat ze niemand hebben om mee uit gaan (De Klerk, 2002). Hieruit blijkt dat sociale contacten en een sociaal netwerk een belangrijke rol spelen bij het invullen van de vrijetijdsbesteding van mensen met een verstandelijke beperking.
22
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 2.3 Vereenzaming Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat vrijetijdsbesteding een middel is om sociale contacten aan te gaan, alleen al omdat mensen in hun vrije tijd samen activiteiten ondernemen. Het mogelijk ontbreken van deze contacten en daarmee het mogelijk niet deelnemen aan vrijetijdsbesteding kan leiden tot het volgende belangrijke fenomeen voor dit onderzoek, namelijk vereenzaming. Het fenomeen vereenzaming als toestand wordt in de literatuur ook wel omschreven als sociaal isolement of sociale uitsluiting als toestand (Jehoel-Gijsbers, 2004). In alle gevallen gaat het om afwezigheid van sociale contacten als gevolg van een sociale achterstand. JehoelGijsbers (2004) stelt dat sociale uitsluiting als toestand ontstaat door een achterstand op zowel de sociaal-culturele als de economisch structurele dimensie (zie tabel 2.2). Tabel 2.2: Kenmerken van sociale uitsluiting als toestand a. Sociaal-culturele uitsluiting onvoldoende sociale participatie onvoldoende deelname aan formele en informele sociale netwerken, inclusief vrijetijdsbesteding; onvoldoende sociale ondersteuning; sociaal isolement; onvoldoende sociale betrokkenheid; voor allochtonen: ontbreken van contact met autochtonen; onvoldoende culturele/normatieve integratie onvoldoende naleving van centrale waarden en normen behorend bij actief sociaal burgerschap: geringe arbeidsethos, geringe opleidingsbereidheid, niet stemmen, misbruik van sociale zekerheid, delinquent gedrag; afwijkende pedagogische opvattingen, afwijkende opvattingen over rechten en plichten van mannen en vrouwen; b. Economische-structurele uitsluiting materiële deprivatie tekort aan middelen voor elementaire levensbehoeften en materiële goederen, ‘life style’ deprivatie, problematische schulden; betalingsachterstanden (m.n. woonlasten); geen mogelijkheden om geld te lenen; onvoldoende toegang tot ‘social rights’ ((semi-)overheidsvoorzieningen) wachtlijsten en/of (financiële) drempels voor gezondheidszorg, onderwijs (met name ten behoeve van kinderen), huisvesting, rechtsbijstand, maatschappelijke dienstverlening, schuldhulpverlening, arbeidsbemiddeling, sociale zekerheid, maar ook zakelijke dienstverlening zoals banken en verzekeringsinstellingen; onvoldoende veiligheid en leefbare woonomgeving. Bron: SCP; Jehoel-Gijsbers (2004)
In het kader van dit onderzoek is het element van onvoldoende sociale participatie het belangrijkste, temeer omdat gebrek aan sociale participatie leidt tot een sociaal isolement ofwel vereenzaming. Dit wordt bevestigd door Van Gennep (1992), die stelt dat sociaalculturele factoren een belangrijke rol kunnen spelen bij het ontstaan van een sociale achterstand. Onder deze sociaal-culturele factoren verstaat Van Gennep maatschappelijke en gezinsfactoren, die (met name bij kinderen) mogelijkheden en kansen bieden aan mensen om
23
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
zich te ontwikkelen. Het gebrek aan deze kansen wordt sociale deprivatie genoemd en dat vormt de oorzaak voor een sociale achterstand. Volgens Jehoel-Gijsbers (2004) geeft relatieve deprivatie de relatieve sociale achterstand aan op een aantal aspecten van de leefsituatie, zoals achterstand in inkomen, huisvesting, gezondheid en bovenal sociale contacten. Echter, Van Gennep (1992) neemt nog een belangrijke tussenstap. Vanuit sociale deprivatie is er een tweetal reacties mogelijk. Enerzijds kan sociale deprivatie leiden tot een verhoogde motivatie tot interactie met ondersteuning biedende volwassenen. Hij noemt dit de positieve reactietendens. Anderzijds kan sociale deprivatie leiden tot terughoudendheid in dit opzicht. Hij noemt dit de negatieve reactietendens. Pas wanneer er sprake is van een negatieve reactietendens, i.e. terughoudendheid in sociale contacten, dan is er ook sprake van een sociale achterstand door onvoldoende sociale participatie. Uit De Sociale Staat van Nederland 2005, een publicatie van het SCP, blijkt dat 92% van de Nederlandse bevolking meer dan één keer per maand contact heeft met familieleden en dat 89% van de Nederlandse bevolking meer dan één keer per maand contact heeft met vrienden of kennissen (De Hart & Devilee, 2005). Van de totale Nederlandse bevolking zegt 12% zich (soms) sociaal geïsoleerd te voelen, terwijl dit voor alleenstaanden 18% is, voor mensen met lager onderwijs 16% en voor arbeidsongeschikten 31%. Hoewel in dit rapport van het SCP de doelgroep van mensen met een (licht) verstandelijke beperking niet apart genoemd wordt, zegt Boelhouwer wel in hetzelfde rapport een verband te hebben gevonden tussen sociale participatie (als een domein van de leefsituatie van iemand) en de geestelijke gezondheid van iemand. Het verband luidt: “mensen met een slechte geestelijke gezondheid zijn sociaal meer geïsoleerd dan mensen met een goede geestelijke gezondheid” (2005:319). De belangrijkste conclusie uit de Rapportage Gehandicapten 2002 met betrekking tot de vrijetijdsbesteding van mensen met een verstandelijke beperking, is dat voor de meest populaire vormen van vrijetijdsbesteding (bioscoopbezoek en uitgaan) geldt dat 40% van de mensen met een verstandelijke beperking daar meer behoefte aan heeft dan nu het geval is (De Klerk, 2002). De belangrijkste reden dat zij niet vaker aan dergelijke vrijetijdsactiviteiten deelnemen, is een gebrek aan mensen om dit samen mee te ondernemen. Als zij bepaalde vrijetijdsactiviteiten wel ondernemen, dan is dat vooral met vrienden die ook verstandelijk beperkt zijn. De meeste mensen met een verstandelijke beperking lijken dan ook, sociaal gezien, niet erg geïntegreerd met mensen zonder deze beperkingen. Voor personen die (begeleid) zelfstandig wonen gaat zelfs minder dan de helft met vrienden naar de film of uit eten. De vereenzaming van mensen met een verstandelijke beperking lijkt met deze conclusies een moeilijk fenomeen te zijn. Door middel van uithuizige vrijetijdsbesteding komen mensen met een verstandelijke beperking in contact met anderen. Echter, mensen met een verstandelijke beperking blijken weinig aan uithuizige vrijetijdsbesteding deel te nemen, omdat er vaak niemand is om samen mee te gaan. Het is daarom interessant om te onderzoeken wat enerzijds de oorzaken zijn van het ontbreken van mensen om samen vrijetijdsactiviteiten mee te doen en wat anderzijds de oorzaken zijn van het niet nemen van de eerste stap om een activiteit in hun vrijetijd te ondernemen. Zo zal mogelijk ook de eventuele vereenzaming verklaard kunnen worden. 24
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 2.4 Mogelijke oorzaken van vereenzaming Uit de vorige paragraaf blijkt dat de mogelijke oorzaken van vereenzaming bij mensen met een licht verstandelijke beperking voortkomen uit beperkingen die deze mensen ondervinden bij het invullen van hun vrijetijdsbesteding. In deze paragraaf zal allereerst een algemene theorie gepresenteerd worden met betrekking tot beperkingen bij het invullen van vrijetijdsbesteding. Vervolgens zal op basis van reeds beschikbare theoretische kennis een drietal voor dit onderzoek mogelijk relevante oorzaken van vereenzaming nader toegelicht worden. § 2.4.1 Beperkingen met betrekking tot vrij tijd Onderzoek naar de beperkingen met betrekking tot vrijetijd – de zogenaamde “leisure constraints” – heeft tot doel om inzicht te krijgen in en het begrijpen van de oorzaken die ertoe leiden dat individuen belet of verhinderd worden deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten (Jackson, 1991). Een belangrijke stap die is gemaakt op dit onderzoeksgebied, is de veronderstelling dat beperkingen met betrekking tot vrijetijd niet meer direct leiden tot non-participatie, maar dat deze beperkingen (constraints) door individuen “onderhandeld” moeten worden om al dan niet tot vrijetijdsparticipatie te komen (Jackson, Crawford & Godbey, 1993). Volgens hen zijn er drie constraints te noemen waarmee individuen te maken krijgen. Tevens stellen zij dat deze constraints hiërarchisch geordend zijn. Dit heeft geleid tot het hiërarchische model van “leisure constraints” zoals is weergegeven in figuur 2.3. De hiërarchische ordening representeert de mate van belangrijkheid van de constraints. “Intrapersonal constraints” worden als invloedrijkste constraints beschouwd, omdat zij invloed uitoefenen op de motivatie voor deelname aan vrijetijdsactiviteiten. Figuur 2.3: Hiërarchisch model van "leisure constraints" Intrapersonal constraints
Interpersonal constraints
Leisure Preferences
Structural constraints
Interpersonal compatability and co-ordination
Participation (or nonparticipation)
Bron: Jackson, Crawford & Godbey (1993)
In eerste instantie krijgt een individu te maken met “intrapersonal constraints”. Deze beperkingen hebben direct invloed op voorkeuren voor vrijetijdsbesteding wanneer een individu als gevolg van het bestaan van psychologische omstandigheden er niet in slaagt een bepaalde voorkeur te ontwikkelen. Afhankelijk van de activiteit waar de voorkeur naar uitgaat, krijgt een individu te maken met “interpersonal constraints”. Deze beperkingen ontstaan uit de sociale interacties of relaties met anderen binnen een sociale context. Wanneer een individu bijvoorbeeld geen partner kan vinden om aan de activiteit van zijn voorkeur deel te nemen, dan is er sprake van een “interpersonal constraint”. Tot slot komt een individu mogelijke “structural constraints” tegen. Dit zijn de beperkingen zoals ze 25
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
meestal werden en worden geïnterpreteerd. Het gaat hier onder andere om fysieke beperkingen of financiële beperkingen van het individu. In het kader van dit onderzoek is ervoor gekozen om op basis van bestaande onderzoeksresultaten en theorieën bovengenoemde constraints te concretiseren. De “interpersonal constraints” komen overeen met de constatering in eerdere paragrafen dat sociale participatie een belangrijke factor blijkt te zijn bij de invulling van iemands vrijetijd. Wat deze sociale participatie beïnvloedt en hoe deze sociale participatie iemands deelname aan vrijetijdsactiviteiten beïnvloedt, wordt besproken in de volgende subparagraaf. De aanwezigheid van de “intrapersonal constraints” wordt op de eerste plaats verklaard door het lagere IQ van mensen met een verstandelijke beperking. Mede hierdoor kan er gebrek aan informatie zijn, met als gevolg dat deze mensen beperkt zijn in het ontwikkelen van voorkeuren voor vrijetijdsactiviteiten. Hoe dit gebrek aan informatie ontstaat en op welke manier dat de vrijetijdsbesteding beïnvloedt, wordt beschreven in een volgende subparagraaf. Tot slot behandelt de laatste paragraaf een aantal structurele beperkingen. § 2.4.2 Sociale vaardigheden In een eerdere paragraaf is al gebleken dat vereenzaming ontstaat door terughoudendheid in sociale contacten als gevolg van een sociale achterstand. Wat houdt die sociale achterstand dan precies in? Volgens het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIWZ) is het voor mensen met een verstandelijke beperking vaak moeilijker om sociale relaties aan te gaan en te onderhouden dan voor andere mensen (website NIWZ). In tabel 2.3 staan de belangrijkste oorzaken hiervoor. Tabel 2.3: Oorzaken van problemen met aangaan en onderhouden van sociale contacten door mensen met een verstandelijke beperking 1. Mensen zonder een beperking hebben vooroordelen over mensen met een beperking en mijden daarom contact. 2. Omdat mensen met een beperking in meer of mindere mate ondersteuning nodig hebben, zijn relaties met andere mensen vaak niet gelijkwaardig. 3. Het ontbreekt mensen met een beperking dikwijls aan kennis en ervaring die nodig is om contacten te leggen en te onderhouden. 4. Mensen met een beperking komen minder op plaatsen waar ze andere mensen kunnen ontmoeten. Deze plaatsen zijn niet voor hen toegankelijk, mensen met een verstandelijke beperking durven niet of omdat ze deze plaatsen niet kennen. 5. Het belang van het sociaal netwerk voor mensen met een beperking is lang onderschat door zorgverleners en ouders. Bron: Website Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
Uit oorzaak nummer 3 blijkt dat gebrekkige sociale vaardigheden van mensen met een verstandelijke beperking ertoe leiden dat ze minder goed in staat zijn sociale contacten aan te gaan en te onderhouden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Van Gennep (1992) bij een licht verstandelijke beperking spreekt van een sociaal verworven handicap. Ook Koedoot (2002) stelt dat bij een licht verstandelijke beperking vaak sociale factoren, zoals sociale interactie en stimulering van ouders, en onderwijsfactoren, zoals de beschikbaarheid en
26
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
activiteiten die aanpassingsvaardigheden stimuleren, een belangrijkere rol spelen dan biomedische factoren. Bij de definiëring van verstandelijke beperking door de American Association on Mental Retardation (AAMR) wordt bij adaptieve problemen als gevolg van een verstandelijke beperking onderscheid gemaakt tussen practical intelligence en social intelligence (Luckasson, 1992). Practical intelligence houdt in dat een persoon in staat is zichzelf te onderhouden op het gebied van ‘self-care’ (slapen, eten, drinken en persoonlijke verzorging) en veiligheid. Social intelligence bestaat uit social awereness en social skill (Luckasson, 1992). Het gaat bij social intelligence om het begrijpen van sociale verwachtingen en gedrag van anderen en het eigen gedrag aan te passen aan sociale situaties. Voor mensen met een verstandelijke beperking geldt dat ze met betrekking tot social intelligence veel tekortkomingen hebben. Met andere woorden: ook hier blijkt ten eerste dat sociale vaardigheden een cruciale rol spelen bij het aangaan en onderhouden van sociale contacten, en ten tweede dat mensen met een licht verstandelijke beperking daarbij problemen ondervinden. MEE erkent het belang van sociale vaardigheden bij het aangaan en onderhouden van sociale contacten en biedt daarom verschillende cursussen en groepsbijeenkomsten aan in hun Vrijetijdswijzer waarin onderwerpen omtrent sociale vaardigheden centraal staan (MEE Noordoost Brabant, 2004b). Het gaat hierbij om onderwerpen als opkomen voor jezelf, jezelf voorstellen, een praatje maken en sociale weerbaarheid. Al met al kunnen beperkte sociale vaardigheden gezien worden als een belangrijke oorzaak van vereenzaming. § 2.4.3 Informatie en communicatie door middel van ICT Eerder in dit hoofdstuk bleek al dat mensen 33% van hun beschikbare vrije tijd besteden aan computergebruik en internetgebruik. De ontwikkelingen van het internet en computergebruik zijn onderdeel van de digitalisering van de leefwereld en vooral de toegankelijkheid naar informatie. “De pc wordt … steeds meer een toegangspoort tot externe informatie, en in (iets) mindere mate het middel om zelf informatie te produceren en verspreiden” (Breedveld & Van den Broek, 2001:88). Onder deze externe informatie valt ook informatie die gerelateerd is aan vrijetijdsactiviteiten. Daarbij gaat het niet alleen om informatie omtrent het aanbod van vrijetijdsactiviteiten, maar ook om informatie zoals openingstijden, kosten of routebeschrijvingen. Tevens biedt een computer met internet de mogelijkheid tot e-mailen en chatten. Dit is tegenwoordig een veel gebruikte manier om contacten aan te gaan en te onderhouden met andere mensen. Hier ligt dus een link met vereenzaming. Het ontbreken van een computer met internet en het niet hiermee om kunnen gaan, kan mogelijk een oorzaak zijn van deze vereenzaming. In 2000 bezit 70% van de huishoudens een pc. Naast de opkomst van de pc is in de laatste jaren het internet volop in opmars. In 2000 is het aantal huishoudens, dat op het internet is aangesloten, opgelopen tot 1,7 miljoen (Van Dijk, De Haan, Rijken, Verweij, 2000). De voornaamste reden waarom mensen het internet op gaan, is het zoeken van informatie. Veel organisaties, bedrijven, clubs en verenigingen hebben tegenwoordig websites waarop internetgebruikers alle mogelijke informatie kunnen terugvinden, zoals productinformatie van bedrijven, trainingstijden van sportverenigingen en telefoonnummers en contactadressen. Volgens Van Dijk et al. (2000) is de verwachting dat steeds meer informatie via het internet beschikbaar zal komen. “Voor een deel zal dit informatie zijn die niet via een 27
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
andere bron dan het internet te verkrijgen is. Dit betekent dat mensen die geen toegang hebben tot het internet, verstoken blijven van informatie die voor hen toch relevant kan zijn” (Van Dijk et al. 2000: 136). Volgens Van Dijk et al. (2000) beschikken mensen over een drietal hulpbronnen, die de aanschaf en het gebruik van ICT meer of minder aantrekkelijk maken. Deze hulpbronnen zijn sociale hulpbronnen, cognitieve hulpbronnen en materiële hulpbronnen. Onder sociale hulpbronnen wordt “het geheel aan capaciteit in het sociale netwerk” verstaan (Van Dijk et al., 2000:160). Hiermee wordt bedoeld dat wanneer een sociaal netwerk van iemand bestaat uit personen die veel van ICT-producten gebruik maken, dit het individuele ICT-gebruik van een persoon doet toenemen. De cognitieve hulpbronnen bestaan volgens Van Dijk et al. (2000) uit drie elementen, te weten literacy, i.e. het geheel aan schriftelijke vaardigheden, numeracy, i.e. vaardigheden met kwantitatieve informatie, en informacy, i.e. specifieke vaardigheden en vertrouwdheid met ICT. Cognitieve hulpbronnen van mensen blijken gerelateerd te zijn aan het opleidingsniveau. Immers, lezen, schrijven en rekenen wordt op school geleerd en dat geldt in steeds grotere mate ook voor het ICT-gebruik. Steyaart & De Haan (2001) bevestigen dit. Volgens hen maakt in leerjaar 1999-2000 de helft van de docenten in het voortgezet onderwijs gebruik van ICT als leermiddel. Tot slot wijzen de materiële hulpbronnen hoofdzakelijk op de hoogte van het inkomen, dat nodig is om ITC-producten aan te schaffen, en de tijd, die vrij is om van de ICT-producten gebruik te maken. Eerder in dit onderzoek werd al gesteld dat mensen met een licht verstandelijke beperking moeilijk leren en vaak een leerachterstand hebben ten opzichte van hun niet-verstandelijk beperkte leeftijdgenoten. Er zijn weinig duidelijke cijfers omtrent de onderwijsdeelname van mensen met een licht verstandelijke beperking. In de cijfers van De Klerk (2002) ontbreken de gegevens van mensen met een licht verstandelijke beperking, maar zij stelt wel dat 27% van de verstandelijk beperkten met een Downsyndroom in 1997 deelneemt aan het reguliere basisonderwijs. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de conclusie van de American Association on Mental Retardation (AAMR) die stelt dat mensen met een (licht) verstandelijke beperking te maken hebben met een leerachterstand (Luckasson, 1997). Op basis daarvan kan verondersteld worden dat de cognitieve hulpbronnen van mensen met een licht verstandelijke beperking maar beperkt zijn. Evenzo wordt verondersteld dat in hun sociale netwerken weinig mensen zijn die wel (intensief) gebruik maken van ICT. Met andere woorden: ook hun sociale hulpbronnen zijn beperkt. Tot slot beschikken mensen met een licht verstandelijke beperking veelal over een uitkering of een relatief minder goed betaalde baan en zijn daarmee ook in hun materiële hulpbronnen beperkt. Bonink & Richards wijzen erop dat ICT en internet nieuwe mogelijkheden bieden aan mensen om zich te informeren over vormen van vrijetijdsbesteding. Tevens kan internet gebruikt worden voor mensen om in hun vrijetijd met elkaar te communiceren. Er wordt, met betrekking tot internetten als vrijetijdsbesteding, onderscheid gemaakt tussen direct internetten, i.e. het spelen van spellen en het communiceren, en indirect internetten, i.e. het verzamelen van informatie over vrijetijdsvoorzieningen en de aanschaf van vrijetijdsproducten (in: Steyaart & De Haan, 2001). Steyaart en De Haan (2001) zien veel mogelijkheden in het internet als communicatiemiddel voor sociale contacten in de vrijetijd, echter, zij waarschuwen wel voor een ongelijke toegang en dus een nieuwe ongelijkheid in vrijetijdsbesteding. 28
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
De relevantie van het gebruik van pc en internet om aan informatie te komen en sociale contacten aan te gaan en de beperkingen die mensen met een licht verstandelijke beperking hierbij ondervinden, worden door MEE eveneens erkend. MEE biedt daarom in samenwerking met ROC de Leijgraaf in Veghel en de Volksuniversiteit Uden/Veghel computercursussen op maat aan (MEE Noordoost Brabant, 2004b). Hierbij wordt op aangepast niveau geleerd om met Windows, de muis, het internet en de e-mail om te gaan. Tevens biedt MEE een lijst aan met een aantal sites speciaal op het niveau voor mensen met een (licht) verstandelijke beperking met daarop nieuws, verhalen, contactrubrieken, spelletjes, activiteitenagenda’s en lessen hoe je kunt internetten (zie o.a. Steffie.nl, Ookjij.nl en Zetnet.nl). De tekst op deze websites is leesbaar geschreven in een groot lettertype en in sommige gevallen ondersteund met gesproken tekst. Degenen die niet de beschikking hebben over een pc of over het internet maar toch op de hoogte willen blijven van activiteiten op het gebied van de vrijetijdsbesteding, kunnen van MEE de krant “Vrije Tijd” ontvangen. Deze tweemaandelijkse krant, speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking, houdt hen in duidelijke taal en aan de hand van pictogrammen op de hoogte van het laatste nieuws en de laatste activiteiten op het gebied van vrijetijdsbesteding. Echter, voordat men deze krant ontvangt, moet men wel eerst de stap naar MEE gezet hebben om zich aan te melden. Al met al kan de beperkte toegang tot internet (mede als gevolg van onvoldoende vaardigheden met betrekking tot het gebruik van een pc), gezien worden als een mogelijke oorzaak van vereenzaming. Enerzijds omdat het internet een steeds belangrijkere drager van informatie wordt o.a. omtrent de verschillende mogelijkheden tot vormgeving van vrijetijdsbesteding, anderzijds omdat de communicatie over het internet een steeds belangrijker onderdeel gaat uitmaken van het aangaan en onderhouden van sociale contacten (hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan e-mailen of Hotmail’s MSN Messenger). § 2.4.4 Praktisch beperkingen Naast beperkte sociale vaardigheden en beperkte vaardigheden voor pc- en internet-gebruik voor zowel informatieverwerking als het onderhouden van een sociaal netwerk is nog een aantal praktische problemen te noemen. In het eerder genoemde hiërarchische model van “leisure constraints” vallen deze praktische problemen onder de “structural constraints”. Op de eerste plaats hangt er aan veel vormen van vrijetijdsbesteding een kostenplaatje. Uiteraard verschilt dat per activiteit; naar een soos of een kroeg gaan kost veel minder geld dan lid worden van de plaatselijke hockeyvereniging, inclusief alle materialen die daar voor nodig zijn. Er zijn weinig cijfers bekend over inkomen en kosten van mensen met een verstandelijke beperking, dus het is moeilijk te stellen of zij reguliere vrijetijdsactiviteiten kunnen bekostigen. Echter, uit de Vrijetijdswijzer van MEE blijkt dat de kosten voor vrijetijdsactiviteiten, die speciaal gericht zijn op mensen met een verstandelijke beperking niet al te hoog zijn. De gemiddelde kosten voor een halfjaarlijks lidmaatschap van een vereniging of club liggen tussen de €20 en de €30 en het entreegeld voor speciaal georganiseerde middagen of avonden komt vrijwel nooit boven de €5 uit en ligt de consumptieprijs vaak op €1 of lager (MEE Noordoost Brabant, 2004b). Wanneer mensen met een licht verstandelijke beperking geïntegreerde vrijetijdsbesteding willen, i.e. bij een reguliere club of vereniging, dan worden de kosten aanzienlijk hoger. Dit verschil kan er op duiden dat mensen met een licht verstandelijke beperking de kosten voor reguliere vrijetijdsactiviteiten in een aantal gevallen niet kunnen opbrengen.
29
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Op de tweede plaats is er vrijwel altijd vervoer nodig om bij een vrijetijdsactiviteit te komen. Zijn bepaalde vrijetijdsactiviteiten lopend, of per fiets te bereiken, of is daar altijd gemotoriseerd vervoer voor nodig? En als een vrijetijdsactiviteit te voet of per fiets te bereiken is, rijst de vraag of mensen met een verstandelijke beperking de verkeersregels voldoende kennen om zichzelf in het verkeer te begeven. Ook hierover zijn weinig cijfers bekend. De Vrijetijdswijzer van MEE geeft een tweetal vervoerstips voor vervoer binnen en buiten de regio en tevens bestaat er een verkeerscursus waar de relevante verkeersregels geleerd kunnen worden voor voetgangers en fietsers (MEE Noordoost Brabant, 2004b). De mobiliteit van mensen met een verstandelijke beperking kan dus ook voor een probleem zorgen. Het op mensen met een verstandelijke beperking aangepaste vrijetijdsaanbod uit de Vrijetijdswijzer van MEE is heel erg divers. Echter, het gaat hier altijd om aangepaste vormen van vrijetijdsbesteding. Wat betreft de interesse van mensen met een (licht) verstandelijke beperking voor reguliere vrijetijdsbesteding blijft de vraag of de gewenste vorm van vrijetijdsbesteding binnen hun woonomgeving aanwezig is en of deze reguliere vereniging of club toegankelijk is voor mensen met een (licht) verstandelijke beperking. Tot slot kunnen beschikbaarheid van en toegankelijkheid tot reguliere vrijetijdsactiviteiten voor mensen met een verstandelijke beperking eveneens voor een probleem zorgen. De drie hierboven omschreven oorzaken zijn samengevat in de noemer praktische beperkingen als oorzaak van vereenzaming.
§ 2.5 Onderzoeksmodel In de voorgaande paragrafen zijn de fenomenen licht verstandelijke beperking, vrijetijd, vrijetijdsbesteding en vereenzaming gedefinieerd. Tevens zijn vanuit de al bestaande theoretische kennis de mogelijke oorzaken van vereenzaming beschreven. In deze laatste paragraaf zal aan de hand van deze theoretische kennis en aan de hand van de probleemaanduiding zoals gepresenteerd in het vorige hoofdstuk, de schematische weergave van het onderzoeksobject worden weergegeven (zie figuur 2.4). Het onderzoeksobject heeft betrekking op mensen met een licht verstandelijke beperking zoals gedefinieerd in paragraaf 2.1.3. Volledigheidshalve wordt allereerst verondersteld dat mensen met een licht verstandelijke beperking een bepaalde hoeveelheid vrijetijd hebben en deze vrijetijd willen invullen met een bepaalde vorm van vrijetijdsbesteding. Het al dan niet deelnemen aan deze bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding wordt mogelijk bemoeilijkt door de beperkingen die deze mensen ondervinden als gevolg van hun licht verstandelijke beperking. Het niet volledig of optimaal invullen van hun vrijetijd kan – zoals MEE signaleert – mogelijk een verklaring zijn voor de vereenzaming als toestand van mensen met een licht verstandelijke beperking. Dit wordt onder andere verondersteld omdat actieve vrijetijdsbesteding een belangrijke positieve bijdrage kan leveren aan de sociale participatie van iemand binnen een sociale context. Echter, vereenzaming als toestand wordt niet alleen verklaard via het al dan niet actief participeren in bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding. De beperkingen hebben mogelijk ook een directe invloed op deze vereenzaming als toestand. De gestreepte pijl geeft het probleem weer dat gesignaleerd is aan het einde van paragraaf 2.3. Mensen met een licht verstandelijke beperking lijken weinig deel te nemen aan
30
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
uithuizige vrijetijdsbesteding, omdat er vaak niemand is om dat samen mee te doen. Wanneer er sprake is van vereenzaming, dan vormt deze vereenzaming een extra beperking bij het invullen van hun vrije tijd. Figuur 2.4: Schematisch weergave onderzoeksobject
Vrijetijd
Vrijetijdsbesteding Beperkingen - sociale vaardigheden - informatie/communicatie dmv ICT - praktische beperkingen Vereenzaming
Figuur 2.4 toont aan dat als mensen met een licht verstandelijke beperking een bepaalde hoeveelheid vrije tijd hebben, dit zal leiden tot een bepaalde vrijetijdsbesteding, al dan niet beïnvloed door de beperkingen die ze hierbij ondervinden. Vragen die hierbij rijzen zijn onder andere: Hoeveel vrij tijd hebben mensen met een licht verstandelijke beperking? Welke vrijetijdsactiviteiten ondernemen zij? En waarom? Gaat iemand bijvoorbeeld zwemmen om een betere conditie te krijgen of om andere mensen te ontmoeten in het zwembad? Ook is het interessant om te weten welke vrijetijdsactiviteiten deze mensen juist niet doen. En waarom niet? Gaat iemand bijvoorbeeld niet naar de soos, omdat de entree en drankjes te duur zijn, of omdat hij of zij mensenschuw is? Deze vormen van vrijetijdsbesteding leiden uiteindelijk tot een mogelijk gevoel van vereenzaming. Iemand die zeven dagen per week voor de televisie zit, wordt verondersteld zich eerder vereenzaamd te voelen, dan iemand die drie avonden in de week naar de soos gaat. Volledigheidshalve laat figuur 2.4 ook zien dat sommige beperkingen direct tot vereenzaming kunnen leiden. Hierbij valt te denken aan drempelvrees. Vereenzaming is een moeilijk fenomeen om te onderzoeken en al helemaal bij een doelgroep van mensen met een licht verstandelijke beperking. In het volgende hoofdstuk zal beschreven worden op welke manier deze fenomenen en gedachten geconcretiseerd worden naar een bruikbaar onderzoek.
31
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet § 3.1 Inleiding Centrale begrippen in dit onderzoek zijn sociale vereenzaming en de vanuit de theoretische verdieping naar voren gekomen beperkingen op het gebied van sociale vaardigheden, informatie en communicatie en praktische zaken. In alle gevallen gaat het om begrippen die moeilijk te kwantificeren zijn en daarmee op een ordinaal of nominaal meetniveau blijven steken. Indien dit het geval is, is volgens Swanborn (1999) een kwalitatief onderzoek het meest geschikt. Kwalitatief onderzoek wordt daarbij gekenmerkt door een relatief kleine groep respondenten en aandacht voor de diepte van het onderzoek, waardoor het mogelijk is om antwoord te geven op de onderzoeksvragen. Een ander kenmerk van kwalitatief onderzoek dat heeft bijgedragen aan de keuze hiertoe, is dat kwalitatief onderzoek zich richt op interpretatie van de data binnen de context waarin de data zijn verkregen (Gibbs, 2002). Het doel van dit onderzoek is namelijk om door het interpreteren en analyseren van data de praktijkervaring van MEE en de veronderstellingen, zoals die uit het theoretisch kader naar voren zijn gekomen, te beoordelen. Op basis van de resultaten kunnen vervolgens aanbevelingen gedaan worden. Alvorens in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk de onderzoeksgroep, de onderzoeksmethode en de analyse worden beschreven, worden hieronder de centrale onderzoeksvraag, de deelvragen en de doelstelling nogmaals weergegeven. De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt: In welke mate voelen mensen met een licht verstandelijke beperking, die zelfstandig wonen in de regio Oss, zich vereenzaamd en is deze ervaren vereenzaming te verklaren door de problemen die deze mensen van hun licht verstandelijke beperking ondervinden, bij de besteding van hun vrije tijd? De deelvragen die hieruit voortgekomen zijn, luiden: 4. Is er sprake van vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking? 5. Ondervinden mensen met een licht verstandelijke beperking problemen bij de besteding van hun vrije tijd? En zo ja, wat zijn deze problemen en kunnen deze problemen de kans op vereenzaming vergroten? 6. Welke rol kan de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke handicap spelen bij het tegengaan van vereenzaming?
32
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
De doelstelling voor dit onderzoek is: De consulenten van MEE met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn werken in het algemeen op basis van de ervaringen die zij opdoen in de praktijk en zijn gericht op de problematiek die zich op het moment voordoet. Het doel van dit onderzoek is om op gestructureerde wijze te onderzoeken of de veronderstellingen van MEE correct zijn en om na te gaan welke mogelijkheden er zijn om eventuele vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking, als gevolg van problemen bij hun vrijetijdsbesteding, tegen te gaan.
§ 3.2 Onderzoeksgroep Bij het tot stand komen van de groep respondenten is een aantal afwegingen en keuzes gemaakt om op een wetenschappelijke wijze om te gaan met de kleine en moeilijk definieerbare onderzoeksgroep. 1. In de doelstelling is al beargumenteerd dat het onderzoek zich zal richten op de licht verstandelijk beperkten in de regio Oss. 2. Het is noodzakelijk om een concrete onderzoeksgroep te vinden, die voldoet aan de in de theorie omschreven vorm van licht verstandelijke beperking. Dit is de groep ‘begeleid zelfstandig wonenden’ geworden. 3. Binnen deze onderzoeksgroep wordt gekozen voor een doelgerichte benadering van respondenten om er zeker van te zijn dat de respondenten in het onderzoek passen. 4. Ter vergroting van de betrouwbaarheid van het onderzoek zijn een informant en een expert aan de groep respondenten toegevoegd. Deze afwegingen en keuzes worden hieronder nader toegelicht. Ad. 1 In de doelstelling van dit onderzoek is al gesteld dat aan de hand van de resultaten aanbevelingen gedaan zullen worden aan MEE omtrent haar beleid en de werkwijze van consulenten met betrekking tot de vormgeving van de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking. Deze aanbevelingen zijn in eerste instantie gericht op de consulenten van MEE met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn in de regio Oss (Noord Brabant), waar dit onderzoek plaatsvindt. Dit is de reden dat in eerste instantie gekozen is voor de onderzoekspopulatie van licht verstandelijk beperkten in de regio Oss. Ad. 2 Uit de theoretische beschrijving van de onderzoekgroep is gebleken dat de waarde van iemands IQ wordt gebruikt om aan te geven of iemand verstandelijk beperkt is en indien dat het geval is, in welke mate iemand verstandelijk beperkt is. Op grond van de variabele IQ kan de totale onderzoekspopulatie voor dit onderzoek onmogelijk geschat worden en kan daaruit dan ook geen steekproef getrokken worden. Het is daarom nodig een onderzoeksgroep in de regio Oss te vinden waarvan op voorhand duidelijk is dat ze binnen de categorie licht verstandelijk beperkten vallen, waarbij een IQ hoort van 65 tot 85 à 90. Deze onderzoeksgroep is, in overleg met MEE gevonden in mensen die begeleid zelfstandig wonen (BZWers) in de regio Oss.
33
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Ad. 3 Uit de ervaringen van MEE en begeleiders van BZWers is gebleken dat binnen de groep BZWers de sociale vaardigheden omtrent het voeren van een gesprek behoorlijk kunnen variëren. Daarom is ervoor gekozen om de respondenten doelgericht te benaderen. Deze manier van benaderen heeft veel weg van wat bij kwantitatief onderzoek purposive sampling heet, waarbij gezorgd wordt dat respondenten op voorhand passen binnen het onderzoek (Baker, 1999). In dit onderzoek is tevens gekozen voor heterogeniteit van de kleine groep respondenten. Dat dit in het belang is van de analyse en beschrijving van de resultaten zal in paragraaf 3.4 nader toegelicht worden. Hierboven is al beargumenteerd dat de BZWers een representatieve weergave van de onderzoekspopulatie van licht verstandelijk beperkten zijn. Daarom zullen de respondenten uit deze onderzoekspopulatie komen. Er zijn geen exacte cijfers over het aantal BZWers in de regio Oss. Dit is ook niet mogelijk, omdat deze cijfers dan op basis van het IQ van iemand vastgesteld zouden moeten worden. Echter, het gaat om een dusdanig unieke onderzoeksgroep, dat het aantal respondenten voor dit onderzoek door MEE wordt geschat op ongeveer 15 BZWers. De begeleiding van BZWers gebeurt vanuit Dichterbij (voorheen Vizier). Dichterbij is een stichting die voorziet in dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking (website Stichting Dichterbij). Om de respondenten te benaderen is gebruik gemaakt van een tweetal adressenlijsten die zijn verkregen van twee medewerkers van Dichterbij. De respondenten van de ene medewerker van Dichterbij mochten direct telefonisch benaderd worden. Dit had als voordeel dat er veel tijd bespaard werd op het maken van een afspraak. De respondenten van de andere medewerker van Dichterbij moesten eerst schriftelijk benaderd worden middels een brief met antwoordstrook en retour enveloppe (zie bijlage I). Na ontvangst van de antwoordstrook kon er telefonisch een afspraak worden gemaakt. Dit had als voordeel dat respondenten beter op de hoogte waren van de reden van een bezoek ten behoeve van dit onderzoek. Echter, het grote nadeel was, dat respondenten die de antwoordstrook niet terugstuurde, niet benaderd konden worden. Uiteindelijk zijn er in een tijdsbestek van 2 maanden 12 interviews bij respondenten uit de onderzoeksgroep afgenomen, daar waar er 15 respondenten benaderd waren. Ad. 4 Aangezien de respondenten mogelijk beperkt zijn in hun sociale en cognitieve vaardigheden met betrekking tot het voeren van een gesprek en het begrijpen van de vragen, zal er in de meeste gevallen geen sprake zijn van diepte-interviews. Daarom is er voor gekozen in dit onderzoek ook een informant en een expert te interviewen. Een informant beschikt over algemene en aanvullende informatie die aan het onderzoek gerelateerd is en een expert beschikt door zijn expertise over zeer specifieke kennis omtrent het onderzoeksobject (Gray, 2004). De informant is een consulent van MEE en de expert is een psychologe die verbonden is aan MEE. Hiermee zal het onderzoeksobject breder en vanuit verschillende bronnen benaderd worden. Door deze datatriangulatie zal de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot worden (Baker, 1999; Swanborn, 1999).
34
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
In tabel 3.1 wordt een overzicht gegeven van de respondenten, inclusief de informant en de expert. Tabel 3.1: Overzicht respondenten (incl. informant en expert) Respondent Geslacht Leeftijd Woonsituatie Aantal werkdagen p.w. Gerrie V 41 jaar alleen 5 halve dagen Jenny V 26 jaar alleen 4 hele dagen Judith V 32 jaar alleen 5 halve dagen Carlo M 34 jaar aleen 5 hele dagen Rinaldo M 35 jaar samen 5 hele dagen Cindy V 34 jaar samen 4½ hele dagen Theo M 41 jaar alleen 28 uur vrijwilligerswerk John M 39 jaar samen 4½ hele dagen Pamela V 17 jaar GVT* werkzoekend Chiel M 57 jaar alleen geen werk meer Henderie M 30 jaar alleen 4½ hele dagen Henk M 58 jaar alleen geen werk meer
Aantal vrije uren p.w. 62 uur 44 uur 60 uur 49 uur 44 uur 40 uur 56 uur 48 uur 56 uur 84 uur 46 uur 72 uur
* GVT = Gezinsvervangend Tehuis
Informant Petra Mennes Expert Dhr. Tesink
Geslacht V Geslacht M
Werk MEE Noordoost Brabant Werk MEE Noordoost Brabant
Functie Consulente aandachtsgebied Vrijetijd & Welzijn Functie Psycholoog
§ 3.3 Onderzoeksmethode Onderzoeksgegevens in een kwalitatief onderzoek worden gekenmerkt als natuurlijke data (Baker, 1999). Dit betekent dat het verkrijgen van deze data veelal gebeurt door observaties of interviews met de respondenten in het veld. Volgens Gray (2004) worden kwalitatieve data verkregen door het interviewen of observeren van personen, het analyseren van documenten (unobtrusive data) en het analyseren van fysiek materiaal zoals foto’s en films. Vanwege de in de vorige paragraaf omschreven afwegingen is er in dit onderzoek voor gekozen om een aantal respondenten, een informant en een expert te interviewen. Het interviewen van de respondenten kent nogal wat obstakels. De groep respondenten bestaat uit mensen met een licht verstandelijke beperking en niet iedereen beschikt over dezelfde sociale en cognitieve vaardigheden om een gesprek aan te gaan en geheel uit zichzelf antwoord te geven op de vragen (Derks, 1994). Dit betekent dat daar bij het opstellen van het interview rekening mee gehouden dient te worden. Daarom zullen, op advies van MEE, deze respondenten geïnterviewd worden aan de hand van gestructureerde vragenlijsten. In eerste instantie zullen aan de respondenten open vragen gesteld worden, maar waar nodig zullen antwoordmogelijkheden achter de hand gehouden worden. Hierdoor kunnen respondenten, die de open vraag niet kunnen beantwoorden, aangeven welke antwoorden wel of niet van toepassing zijn. Hierbij kan ook gebruik gemaakt worden van de keuzeschema’s voor vrijetijdsbesteding van MEE, zoals opgenomen in bijlage II (zie MEE Noordoost Brabant, 2004). In het uiterste geval kan overgaan op dichotome schalen, zoals ja of nee. Tevens wordt
35
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
er rekening mee gehouden dat sommige vragen visueel ondersteund dienen te worden door middel van bestaande pictogrammen (zie bijlage III). Centraal in dit onderzoek staat de vraag of mensen met een licht verstandelijke beperking een bepaalde mate van sociale vereenzaming ervaren en of dit mogelijk een gevolg is van de problemen die ze ondervinden bij hun vrijetijdsbesteding. Het is niet mogelijk de doelgroep deze vraag direct te stellen. De vragen in het interview zullen daarom dusdanig gekozen moeten worden dat de antwoorden van de respondenten informatie opleveren die de onderzoeker de mogelijkheid geeft de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden. Het interview is daarom opgedeeld in de volgende vier delen: 1. 2. 3. 4.
Dagindeling en huidige vrijetijdsbesteding. Gewenste vrijetijdsbesteding. Contacten. “Bonusvraag”.
Deze opdeling van het interview zal hieronder verder toegelicht worden. Ad. 1 In het eerste deel van het interview wordt gestart met het noteren van een aantal achtergrondkenmerken, waaronder geslacht, leeftijd, wel/niet werk en de woonsituatie. Daarna wordt aan de hand van een weekschema (zie bijlage IV) wordt een overzicht gemaakt van de tijdsindeling van een normale (werk)week van de respondent. Hierdoor wordt niet alleen inzicht verkregen over de hoeveelheid vrije tijd waarover de respondent beschikt, maar ook op welke moment van de dag en de week. Vervolgens komen de volgende vragen aan bod: Wat de respondent doet in zijn of haar vrije tijd; Met wie de respondent de activiteiten in zijn of haar vrije tijd onderneemt; Welke gevoelens de respondent heeft bij deze activiteiten; Wat de respondent verwacht van de contacten tijdens deze activiteiten; Met welk doel de respondent deze activiteiten onderneemt; Hoe de respondent terecht gekomen is bij deze activiteiten; Welk vervoersmiddel de respondent gebruikt om bij deze activiteiten te komen; En of de respondent wel eens problemen ondervindt bij het doen van deze activiteiten. Naast het feit dat de antwoorden van de respondent inzicht geven in zijn of haar vrijetijdsbesteding en de mogelijke problemen die zich voordoen, kan door interpretatie van de antwoorden de omvang van het sociale netwerk worden vastgesteld. Tevens kan een interpretatie van met name de antwoorden op de vragen over het gevoel, het doel en de contacten van de respondent bij zijn vrijetijdsbesteding, een eerste inzicht geven in het fenomeen van vereenzaming.
36
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Ad. 2 De vragen in het tweede deel van het interview zijn gericht op de gewenste vormen van vrijetijdsbesteding van de respondenten. Hier komen de volgende vragen aan bod:
Wat de respondent graag wil doen in zijn of haar vrije tijd, wat hij of zij nu nog niet doet; Met wie de respondent deze activiteiten graag wil doen; Waarom de respondent deze activiteiten momenteel niet onderneemt; Hoe en waar de respondent aan informatie omtrent deze activiteiten denkt te komen.
Een interpretatie van een discrepantie tussen de huidige vrijetijdsbesteding en de gewenste vrijetijdsbesteding van de respondent kan verklaren of de vrijetijdsbesteding van de respondent optimaal is of niet. De oorzaken van deze discrepantie geven inzicht in de problemen die er zijn met betrekking tot de invulling van hun vrijetijd. De redenen waarom respondenten bepaalde vrijetijdsactiviteiten willen ondernemen, kunnen een tweede inzicht geven in het fenomeen van vereenzaming. Ad. 3 In het derde deel van het interview wordt dieper ingegaan op de contacten die de respondent heeft met andere mensen en hoe deze contacten worden onderhouden. Hier komen de volgende vragen aan bod: Welke middelen gebruikt de respondent om in contact te komen met andere mensen; Is er een telefoon aanwezig en zo ja, hoe vaak en met wie belt de respondent; Is er een computer met internet aanwezig en zo ja, gebruikt de respondent deze computer voor e-mailen en chatten; Hoe vaak en met wie e-mailt en chat de respondent. Aan de hand van deze antwoorden kan nogmaals gekeken worden naar het sociale netwerk van de respondent. Tevens geven deze antwoorden een derde inzicht in het fenomeen van vereenzaming. Ad. 4 De “bonusvraag” die is toegevoegd aan het interview luidt: stel dat u nergens rekening mee hoeft te houden – niet met geld, niet met vervoer, niet met andere mensen – wat zou u dan het allerliefste een keer willen doen in uw vrije tijd? Deze vraag is bedoeld als een leuke en uitdagende vraag ter afsluiting van het interview. Voor het opstellen van de vragenlijst voor de respondenten met een licht verstandelijke beperking, is veelvuldig gebruik gemaakt van de afstudeerscriptie van Arissen (1997). Haar onderzoek vond eveneens plaats onder de doelgroep van licht verstandelijk beperkten. Naast de structuur van het onderzoek is het tevens belangrijk om op een eenvoudige manier duidelijk te maken aan de respondenten wat het doel is van het interview. Deelname aan een interview zonder zichtbare gevolgen is voor respondenten met een licht verstandelijke beperking vrij moeilijk (Derks, 1994). Tot slot dient de onderzoeker volgens Derks (1994) er rekening mee te houden dat sommige respondenten moeilijk verstaanbaar zijn. Daarvoor wordt in dit onderzoek niet alleen vertrouwd op een dictafoon om de interviews op te nemen, maar zal de interviewer eveneens veelvuldige aantekeningen maken. De uiteindelijke vragenlijst is opgenomen in bijlage IV. 37
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
In het kader van de in paragraaf 3.2 genoemde datatriangulatie worden de opvallende uitkomsten en resultaten van de analyse uit hoofdstuk 4 voorgelegd aan de informant en expert. Deze vragenlijst is opgenomen in bijlage V.
§ 3.4 Analyse De analyse start met het letterlijk uitschrijven van de interviews. Uiteindelijk levert dit data op in de vorm van teksten. De meest geschikte vorm voor het analyseren van teksten is inhoudsanalyse (Bernard, 2002). Inhoudsanalyse is deductief van aard (Gray, 2004). Dit houdt in dat gestart wordt vanuit de theorie met de daaruit voortvloeiende veronderstellingen die getest dienen te worden. Vervolgens worden op basis van de interpretatie en de uitleg van de data veronderstellingen gemaakt omtrent de houdbaarheid van de theoretische veronderstellingen. Voor dit onderzoek houdt dat in dat de data gecategoriseerd worden aan de hand van de verschillende onderwerpen die in de interviews aan bod zijn gekomen. Hieruit worden de relevante en opvallende resultaten gedestilleerd. Deze resultaten worden zowel vanuit theoretisch perspectief, als vanuit het perspectief van de informant en expert, beoordeeld en geïnterpreteerd. Uiteindelijk zullen op basis van deze interpretaties conclusies getrokken worden, de onderzoeksvragen beantwoord worden en aanbevelingen geformuleerd worden voor MEE. Bernard (2002) stelt dat de eerste stap bij inhoudsanalyse het coderen van de teksten is. Het coderen houdt in dat passages uit de tekst worden ingedeeld aan de hand van onderzoeksthema’s of units of analysis. Echter, de veronderstelling is dat de noodzaak van het afnemen van de zeer gestructureerde vragenlijsten bij de respondenten hier in het voordeel van de onderzoeker werkt. De data zullen zo gestructureerd verzameld worden bij de respondenten, dat coderen niet nodig is. De data die verkregen worden bij de informant en de expert zal handmatig gecodeerd worden aan de hand van de structuur die voortkomt uit de data van de respondenten. Swanborn (1999) beargumenteert dat een heterogene groep van respondenten de generaliseerbaarheid van een onderzoek vergroot. Voor dit onderzoek is getracht een heterogene groep van respondenten samen te stellen. Vanwege de moeilijke operationalisering van de onderzoekspopulatie is er een representatieve onderzoeksgroep gekozen, die als beperking heeft dat hij erg klein is. Door respondenten doelgericht te selecteren op basis van maximale variatie tussen de respondenten is het mogelijk om ondanks de kleine doelgroep dieper in te gaan op het onderzoeksobject dan wanneer er geselecteerd is op basis van minimale variatie (Gray, 2004). De kleine groep respondenten is echter geen representatieve steekproef, waardoor het niet mogelijk is om de resultaten te generaliseren. Om er toch voor te zorgen dat de resultaten van dit onderzoek niet alleen bruikbaar zijn in de praktijk van de regio Oss, maar ook in andere, vergelijkbare situaties, is er in dit onderzoek voor gekozen om de resultaten te presenteren volgens het concept van thick description. Thick description houdt in dat het onderzoeksrapport specifieke informatie over en een gedetailleerde beschrijving van het onderzoeksobject, context en methoden van onderzoek bevat (Pratt, 2005). Het doel hiervan is dat lezers op basis van deze beschrijvingen kunnen oordelen of zij de resultaten kunnen
38
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
plaatsen in hun eigen, vergelijkbare situatie en context. Het gaat hier dus niet om generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten, maar om de transferability hiervan (Writing Center Colorado State University, 2005). Guba & Lincoln (1989) beargumenteren dat transferability mogelijk is wanneer de onderzoeker zijn conclusies zo presenteert dat de lezer deze conclusies in zijn of haar eigen context kan toepassen en dat het presenteren van de onderzoeksgegevens volgens het principe van thick description nodig is om deze transferability mogelijk te maken. De aanbevelingen die gedaan worden aan MEE zijn gericht op de consulten van zijn medewerkers met betrekking tot de vormgeving en invulling van de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking. Deze aanbevelingen zijn in eerste instantie bedoeld voor de consulenten met het aandachtsgebied Vrijetijd en Welzijn MEE in de regio Oss (Noord Brabant), waar dit onderzoek plaatsvindt. Echter, de combinatie van een studie van de relevante literatuur, een gedetailleerde beschrijving van het onderzoeksobject en de methoden van onderzoek, een uitgebreide analyse, presentatie van resultaten en conclusies en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen, moeten er zorg voor dragen dat de onderzoeksresultaten – middels transferability – bruikbaar zijn in vergelijkbare situaties.
39
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Hoofdstuk 4: Analyse § 4.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is beargumenteerd dat er omwille van de bruikbaarheid van de onderzoeksresultaten sprake dient te zijn van een kwalitatief onderzoek en een gedetailleerde analyse van de verkregen data. Eveneens is de keuze voor het houden van interviews onder 12 respondenten toegelicht. In dit hoofdstuk zal een gedetailleerde analyse van de interviews met de respondenten gepresenteerd worden. Deze gedetailleerde presentatie van de onderzoeksdata is nodig om de in hoofdstuk 2 geformuleerde probleemstelling en bijbehorende onderzoeksvragen te beantwoorden. Deze antwoorden zullen uiteindelijk leiden tot de conclusies en aanbevelingen zoals die in hoofdstuk 5 gepresenteerd worden. De hoofdthema’s van dit onderzoek zijn de sociale vereenzaming die mensen met een licht verstandelijke beperking mogelijk ervaren en de vraag of dit een gevolg is van hun licht verstandelijke beperking bij het invullen van hun vrijetijd. Aangezien het niet mogelijk is om de doelgroep daar expliciet naar te vragen, worden in het interview vragen gesteld die inzicht moeten geven in het sociale netwerk en de sociale contacten van de respondent, de redenen waarom de respondent vrijetijdsactiviteiten wel of niet onderneemt, het belang dat de respondent hecht aan zijn of haar vrijetijdsbesteding en de beperkingen die de respondent ondervindt bij het invullen van zijn of haar vrijetijd. Uiteindelijk zal dit leiden tot een bespreking van de bovengenoemde hoofdthema’s van dit onderzoek in het volgende hoofdstuk. Bij de presentatie van de onderzoeksdata worden allereerst de noodzakelijke persoonsgegevens van de respondent weergeven en wordt de dagindeling van de respondent omschreven. Vervolgens wordt de huidige en gewenste vrijetijdsbesteding van de respondent beschreven. Hierbij wordt gekeken naar welke vrijetijdsactiviteiten de respondent doet, met wie, waarom, eventueel hoe de respondent er terecht gekomen is en van welke vervoersmiddelen de respondent gebruik maakt om aan deze vrijetijdsactiviteiten deel te nemen. Tot slot worden de mogelijk problemen, die de respondent ondervindt tijdens de invulling van zijn of haar vrijetijd, toegelicht. Alvorens in paragraaf 4.3 wordt gestart met de analyse van de interviews, volgt in de tweede paragraaf eerst een aantal kanttekeningen die van toepassing zijn op de analyse.
§ 4.2 Algemene kanttekeningen Hieronder volgt een aantal algemene kanttekeningen die van toepassing zijn op de analyse van de interviews: Het is niet bij elke respondent mogelijk geweest om een exacte tijdsindeling te maken van de dag. Met name de tijd die men kwijt is aan huishoudelijke taken en persoonlijke verzorging was voor de respondenten moeilijk te schatten. Na vergelijking van de dagindelingen van alle respondenten is er gekozen om gemiddeld 4 uren per dag in te vullen met huishoudelijke taken en persoonlijke verzorging. Hieronder valt ook het doen van boodschappen, het koken van een avondmaaltijd en het doen van de was.
40
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Aanvankelijk werd bij de indeling van verschillende vormen van vrijetijdsbesteding uitgegaan van de indeling van MEE (zie MEE Noordoost Brabant, 2004b), te weten: passieve invulling, creatieve activiteiten, vakantieactiviteiten, sportactiviteiten, ontmoeten en vormgevingsactiviteiten. Op basis van de interviews is een categorie toegevoegd, namelijk familiebezoek. Dit is gedaan omdat bijna alle respondenten minimaal twee keer per week naar hun ouder(s) gaan of hun ouder(s) thuis over de vloer hebben. De reden voor de bezoeken aan en van hun ouder(s) is voor een deel een stukje controle op hun kind en voor een deel assistentie in het huishouden. Wanneer deze contacten in de categorie ontmoeten vallen, levert dit een vertekend beeld op, omdat de categorie ontmoeten bedoeld is voor activiteiten waarbij iemand mensen ontmoet, anders dan zijn familie. De categorie vakantieactiviteiten zal vanaf hier aangeduid worden met dagtripjes. Aanvankelijk zijn dagtripjes een onderdeel van vakantieactiviteiten, maar aangezien in de interviews gekeken wordt naar een “normale” week van de respondenten, is er van vakantie nooit sprake. Met de categorie dagtripjes zijn met name de activiteiten van de respondenten in het weekend gemakkelijker te duiden. TV kijken is moeilijk te categoriseren. In dit onderzoek is ervoor gekozen om TV kijken alleen te vermelden in de categorie passieve invulling wanneer de respondent aangeeft dat hij of zij vaste TV programma’s volgt en daar in zijn of haar tijdsindeling rekening mee houdt. Het kan bijvoorbeeld gaan om de soap Goede Tijden Slechte Tijden, of elke dag kijken naar het late journaal op RTL 4. Wanneer een respondent aangeeft dat hij of zij met vrienden TV gaat kijken, dan is deze activiteit gecategoriseerd onder ontmoeten. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het kijken van voetbalwedstrijden van het Nederlands elftal. Chatten op de computer wordt, ondanks het sociale aspect, in dit onderzoek gecategoriseerd onder passieve invulling. Hiervoor is gekozen, omdat de respondent thuis en alleen achter zijn of haar computer zit. Onder chatten wordt in dit onderzoek verstaan: het chatten met contacten via de MSN-messenger. Het uitbreiden van deze contactlijst kan alleen door het verstrekken van een eigen e-mailadres aan diegene die men in zijn contactlijst wil opnemen. Tijdens de interviews waren er maar weinig respondenten die in Nederlandse volzinnen hun antwoorden gaven. In veel gevallen bleef het bij halve zinnen, verschillende zinsconstructies door elkaar, of losse woorden. Om de analyse toch de ondersteunen met citaten, zijn sommige citaten aangepast of zijn aan sommige citaten woorden toegevoegd om er begrijpelijke zinnen van te maken. Deze woorden staan tussen […] en zijn alleen bedoeld de leesbaarheid te waarborgen. De inhoudelijke betekenis van de citaten blijft onveranderd. Aan het eind van elk interview werd de respondenten de vraag gesteld wat ze willen doen als ze alle tijd en al het geld van de hele wereld hebben. Met het antwoord op deze vraag worden de paragrafen van de respondenten afgesloten.
§ 4.3 Respondent 1: Gerrie § 4.3.1 Persoonsgegevens en dagindeling Gerrie is 41 jaar en woont alleen in een flat in het noordoosten van Oss. Gerrie komt heel zenuwachtig en onzeker over. Aan het eind van het interview gaf ze aan dat ze altijd zenuwachtig is wanneer ze nieuwe mensen ontmoet. Tevens is Gerrie zichzelf bewust van haar licht verstandelijke beperking, al kan ze dat niet goed onder woorden brengen. Ze geeft 41
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
aan dat ze “wel met [haar] handen kan werken, maar niet met [haar] hoofd” en gaat op woensdagavond naar een soos voor “speciale mensen en gehandicapten”. Gerrie werkt 5 halve dagen in de week. Op maandag, woensdag en donderdag is dat in de middag en op dinsdag en vrijdag is dat in de ochtend. In het weekend is Gerrie vrij. Gerrie staat doordeweeks om 7:00 uur op en in het weekend om 8 uur. Doordeweeks gaat Gerrie om 23:00 naar bed en in het weekend om 0:00 uur. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 62 vrije uren per week over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.1a. Tabel 4.1a: Persoonsgegevens en vrije uren van Gerrie Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
41 jaar vrouw alleen 5 halve dagen 62 uur 38 uur 8 uur 10 uur 20 uur 24 uur 16 uur 8 uur
§ 4.3.2. Vrijetijdsbesteding Tabel 4.1b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Gerrie in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie ze tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Op maandagochtend doet Gerrie niets bijzonders en in de avond is ze moe van haar eerste werkdag en rust ze uit met boek. Ze leest dan graag in romans en in de boeken van Harry Potter. Gerrie leest vooral om te ontspannen. De dinsdagmiddag heeft Gerrie niets bijzonders voor handen, maar op woensdagochtend gaat ze bij haar ouders op de koffie. Ze gaat hier op de fiets of te voet naar toe en gaat vooral om even gezellig te kletsen. Op woensdagavond gaat Gerrie naar de soos in D’n Inloop die er speciaal is voor mensen met een verstandelijke beperking. Ze is daar via Dichterbij terecht gekomen. Gerrie gaat hier altijd op de fiets naar toe. Op de donderdagochtend gaat Gerrie vaak op de fiets naar haar zus. Met haar knutselt ze onder andere kaarten. Gerrie vindt het leuk om hiermee bezig te zijn omdat ze “wel met [haar] handen kan werken, maar niet met [haar] hoofd”. Ze is hiermee begonnen omdat familieleden dit ook al deden. De donderdagavond doet Gerrie niets meer, omdat ze dan naar eigen zeggen “geestelijk en lichamelijk helemaal moe [is]”. Op vrijdagmiddag na haar werk gaat Gerrie op de fiets naar Berghem, waar ze bij haar ouders of soms bij haar jongere zus op bezoek gaat om gezellig te kletsen, koffie te drinken en ’s avonds een video te kijken. In het weekend is Gerrie ook bijna altijd bij haar ouders. Ze blijft daar dan eten en slapen. Overdag doet ze veel gezelschapsspelletjes met haar ouders. Op zondagavond kijkt Gerrie alleen een vaste TV-serie voordat ze gaat slapen.
42
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tabel 4.1b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Gerrie Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
8 5 1 2 0 0 1 1 3 1 0 0 0 2 0
In tabel 4.1c staan de activiteiten van Gerrie gecategoriseerd. Met de soos op woensdagavond heeft Gerrie maar één activiteit waarbij ze mensen ontmoet anders dan haar ouders of haar zus, is haar sociale netwerk als gevolg van haar vrijetijdsbesteding niet groot. Dit heeft volgens Gerrie te maken met het feit dat ze moeilijk vindt om contact te maken. Toch vindt Gerrie het wel fijn om anderen te ontmoeten. “Ik ben altijd erg zenuwachtig. Ik ben zenuwachtig om elke keer die stap te zetten, maar uiteindelijk vind ik het wel fijn om erbij te zijn.” Op de vraag of Gerrie verwacht dat bezoeken aan haar ouders en haar zus en de soos op woensdagavond haar in contact kan brengen met andere mensen, antwoordt ze: “Nee. Het zijn altijd dezelfde mensen, maar dat is fijn omdat ik er vertrouwen in heb.” Voor Gerrie gaat blijkbaar de zekerheid van contacten die gezelligheid een aanspraak opleveren in haar vrijetijd en haar aanwezigheid sowieso waarderen, boven het uitbreiden van haar sociale netwerk door haar keuze van vrijetijdsbesteding. Eveneens zijn in tabel 4.1c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Gerrie graag wil doen. Allereerst wil Gerrie wat meer van de computer weten eventueel in een cursusgroep speciaal voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Ze gebruikt haar computer voor spelletjes en het schrijven van gedichtjes. Ze zal haar computer in ieder geval niet gebruiken voor e-mail of om te chatten, want dat vertrouwt ze niet. “Heb ik één keer gedaan, maar dat vind ik eng. Je weet niet wat er aan de andere kant zich voordoet.”
43
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Zoals al eerder vermeld is, werkt Gerrie graag met haar handen en ze wil best nog wel meer creatieve activiteiten ondernemen. Het maakt haar niet uit of dat met familie of vrienden is, want haar doel is om ervan te leren en er beter in te worden. Gerrie wil ook graag gaan fitnessen en aan haar conditie werken. Ook hier geldt dat Gerrie het geen probleem zal vinden om alleen te moeten gaan. Haar doel is namelijk haar “lichaam sterk maken en een betere vorm geven”. Tot slot wil Gerrie af en toe wel een keer naar een cafeetje gaan. Het gaat hierbij om een cafébezoek in de vorm van een dagtripje en niet een wekelijks cafébezoek vergelijkbaar met de soos op woensdagavond. Haar doel van het cafébezoek omschrijft Gerrie als volgt: “[Ik wil] meer mensen leren ontmoeten en kijken of ik het aankan. [Ik wil] allereerst met mijn jongere zus [gaan] voor het vertrouwen en als ik de situatie ken, dan zou ik het wel alleen kunnen doen.” Alhoewel Gerrie zelf niet weet te omschrijven wat ze verwacht dat deze nieuwe contacten haar opleveren, doet deze reden vermoeden dat over haar angst heen wil om contacten aan te gaan om vervolgens haar sociale netwerk uit te breiden. Tabel 4.1c: Vrijetijdsactiviteiten van Gerrie Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Lezen 1 Bezoek aan ouders 4 Soos 1 Knutselen 1 TV kijken 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Computercursus 1 Handwerken 1 Fitnessen 1 Cafébezoek 1
Categorie Passieve invulling Familiebezoek Ontmoeten Creatieve activiteiten Passieve invulling Categorie Vormgeving Creatieve activiteiten Sportactiviteiten Dagtripje
§ 4.3.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Beperkte sociale vaardigheden kwamen vanuit de bestaande theoretische achtergrond naar voren als mogelijke oorzaak bij mensen met een licht verstandelijke beperking voor het niet volledig kunnen invullen van hun vrije tijd. Uit de voorgaande subparagraaf bleek al dat Gerrie vaak zenuwachtig is om contact te maken met andere mensen. Ook geeft ze aan bij vrijetijdsactiviteiten vaak de hulp van een begeleider of van familie nodig te hebben, omdat ze “die stap niet durft te zetten”. De angst van Gerrie om contacten met andere mensen aan te gaan en de angst om een drukke ruimte zoals een café binnen te gaan, lijkt voort te komen uit het weinige (zelf)vertrouwen dat ze heeft in haar sociale vaardigheden. Door deze angst wordt ze beperkt in haar vrijetijdsbesteding. Dit verklaard mogelijk ook waarom Gerrie steeds terugvalt op haar ouders en soms op haar zussen. “Ik kan altijd rekenen op mijn ouders of mijn zussen. Mijn familie maakt altijd tijd.”
44
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Ondanks haar beperkte sociale contacten heeft Gerrie nog nooit het probleem gehad dat er niemand voor haar was op het moment dat ze een vrijetijdsactiviteit wilde ondernemen. Om aan informatie te komen omtrent mogelijke vrijetijdsactiviteiten is Gerrie erg beperkt. Ze maakt geen gebruik van internet om informatie op te zoeken en gebruikt ook nooit haar vaste of mobiele telefoon om aan informatie te komen. Tevens ontvangt en leest Gerrie de Vrijetijdkrant van MEE niet. Toch zegt Gerrie nooit problemen te hebben om aan informatie te komen, omdat ze ook hiervoor altijd bij haar familie terecht kan. Indien het nodig is, zal Gerrie ook bij haar begeleidster van Dichterbij informatie opvragen. Vanuit de theoretische achtergrond werden vervoersproblemen en gebrek aan financiële middelen aangemerkt als praktische beperkingen op de vrijetijdsbesteding van mensen met een licht verstandelijke beperking. Volgens Gerrie zijn vervoersproblemen niet aan de orde, omdat ze altijd kan rekenen op haar familie en haar huidige vrijetijdsbestedingen zijn allemaal te voet en op de fiets te bereiken. De reden waarom Gerrie de gewenste vrijetijdsactiviteiten, zoals vermeld in tabel 4.1c, op dit moment niet doet, is voor haar vrij duidelijk: “De kosten zijn teveel.” Wat betreft de kosten is er Gerrie een groot verschil tussen de huidige vrijetijdsbesteding en de gewenste vrijetijdsbesteding. Een computercursus en fitnessen kost veel geld in vergelijking met bezoeken aan haar ouders en haar zussen. Hieruit valt op te maken dat Gerrie in zekere mate beperkt wordt in haar vrijetijdsbesteding door gebrek aan financiële middelen. Op de vraag wat Gerrie wil doen als ze alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoordt ze: “Ik wil dan in een helikopter vliegen, omdat je dan meer ziet dan in een vliegtuig.”
§ 4.4 Respondent 2: Jenny § 4.4.1 Persoonsgegevens en dagindeling Jenny is 26 jaar en woont alleen in een bovenwoning in het westen van Oss. Ze woont er nog niet zo’n lange tijd, maar haar woning is modern ingericht en haar trots is een hypermoderne computer die een belangrijke plaats inneemt in haar leven. De computer heeft ze van haar ouders gekregen. Jenny werkt vier hele dagen via de IBN in Oss. De IBN-groep is een zakelijke dienstverlener die mensen aan een eenvoudige baan helpt. Hoewel ze heel spontaan overkomt, beantwoordt ze veel vragen met korte zinnen en met schouderophalen en hoofdknikken. Jenny is op woensdag altijd vrij en die dag gebruikt ze om overdag het huishouden te doen. Haar moeder komt haar helpen met het poetsen van het huis en het doen van de boodschappen. De avonden heeft Jenny altijd vrij. Doordeweeks staat Jenny altijd om 7:00 45
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
uur op en gaat ze om 23:00 uur naar bed. Ze gaat om 8:00 naar haar werk en is meestal om 17:30 weer thuis. In het weekend slaapt Jenny uit tot 9:30 en wordt het ’s avonds vaak later dan middernacht voordat ze weer gaat slapen. Na aftrek van de tijd voor persoonlijke verzorging en het doen van het huishouden, blijven er voor Jenny uiteindelijk 44 vrije uren per week over. Hiervan vallen 25 vrije uren doordeweeks en 20 vrije uren in het weekend. Een verder specificatie van haar uren is te vinden in tabel 4.2a. Tabel 4.2a: Persoonsgegevens en vrije uren van Jenny Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
26 vrouw alleen 4 hele dagen 44 uur 25 uur 0 uur 5 uur 20 uur 19 uur 11 uur 8 uur
§ 4.4.2. Vrijetijdsbesteding Tabel 4.2b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Jenny in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie ze tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Op maandagavond doet Jenny “niets speciaals”, maar op dinsdagavond zit Jenny achter haar computer waar ze chat met haar contacten in haar MSN lijst. Ze vindt het niet erg om altijd alleen achter haar computer te zitten, want eenmaal op MSN chat ze met vriendinnen en mensen van haar werk. De reden dat ze graag op MSN chat, is de volgende: “Met chatten leer je tenminste mensen kennen en dat vind ik gewoon gezellig.” Op woensdag komt haar moeder Jenny helpen bij het huishouden en het doen van de boodschappen. Van deze gelegenheid maakt Jenny meteen gebruik om met haar moeder te kletsen “over van alles en nog wat”. Op donderdagavond gaat Jenny om de zoveel tijd met een vriendin of met vrienden naar de stad. Ze spreekt dan meestal af op een terrasje of in een café, waar ze ook hier over van alles en nog wat praten. Zowel op vrijdagavond als op zaterdagmiddag doet Jenny niet iets in het bijzonder, maar de zaterdagavond is haar vaste stapavond in discotheek De Lunenburg in Loosbroek. Ze reist daar met het openbaar vervoer naar toe. Ze gaat er meestal alleen naar toe, want ze “ontmoet daar vanzelf wel vrienden”. De zondag gebruikt Jenny om uit te slapen en uit te rusten.
46
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tabel 4.2b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Jenny Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
5 4 2 1 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 1
In tabel 4.2c staan de vrijetijdsactiviteiten van Jenny gecategoriseerd. Hoewel Jenny zegt dat ze door te chatten via MSN op de computer veel mensen leert kennen, spreekt ze zich verderop in het interview tegen. Wanneer er gevraagd wordt hoe snel ze haar lijst van contactpersonen op MSN uitbreidt door haar e-mailadres aan andere mensen te geven, antwoordt ze: “Nou, ik moet ze wel eerst beter leren kennen en pas dan geef ik ze misschien mijn emailadres.” Hierdoor moeten er toch vraagtekens geplaatst worden bij de grootte van het sociale netwerk van Jenny. Het vermoeden bestaat dat het chatten haar netwerk niet vergroot. De enige twee activiteiten waarbij Jenny in haar vrijetijd mensen ontmoet anders dan haar ouders, zijn haar wekelijkse bezoek aan discotheek De Lunenburg in Loosbroek, en haar tweewekelijkse donderdagavond in de stad met een vriendin. Daar komt nog bij dat haar aanwezigheid door andere niet altijd op prijs wordt gesteld. “Nou, de ene keer zijn ze [haar vrienden in De Lunenburg] niet zo enthousiast en dan zeggen ze: ‘daar heb je haar weer’, maar andere keren zijn ze dat wel.” Ondanks dit alles is Jenny tevreden over haar sociale contacten. Ze vindt het gezellig om andere mensen te ontmoeten en om met andere mensen te praten en is duidelijk niet zenuwachtig of gespannen om contacten aan te gaan. Eveneens zijn in tabel 4.2c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Jenny graag wil doen. Allereerst wil ze graag meer dagtripjes ondernemen met haar moeder of met haar vrienden. Het maakt haar niet uit waarheen, als het maar gezellig is. Ook lijkt het Jenny leuk om te sporten. Dit wil ze wederom in groepsverband doen met vrienden en het maakt haar niet eens zoveel uit welke sport het is. Gezelligheid heeft de hoogste prioriteit bij Jenny. Op de vraag wat ze belangrijker vindt: “meedoen” of “winnen” antwoordt ze dan ook:
47
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
“Meedoen. Winnen hoeft voor mij niet. Als het maar gezellig is.” Tot slot is volgens Jenny een kookcursus niet overbodig, omdat haar talenten in de keuken niet bijzonder groot zijn. Tabel 4.2c: Vrijetijdsactiviteiten van Jenny Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Chatten 2 Bezoek aan ouders 1 Stad in met vriendin 1 Lunenburg 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Uitstapjes 1 of 2 Sporten 1 Kookcursus 1
Categorie Passieve invulling Familiebezoek Dagtripjes Ontmoeten Categorie Dagtripjes Sportactiviteiten Vormgeving
§ 4.4.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding De sociale vaardigheden schijnen Jenny allerminst te beperken bij het invullen van haar vrijetijd of het moet zo zijn dat juist de drang van Jenny om met andere mensen te kletsen de reden is waarom haar aanwezigheid niet altijd gewaardeerd wordt. Toch is het sociale netwerk van Jenny allerminst groot te noemen. Haar contacten blijven beperkt tot haar vrienden van het werk en haar ouders. In de vorige paragraaf is van het chatten al aangegeven dat dit haar sociale netwerk niet vergroot. Ook haar contacten over de telefoon blijven beperkt tot het twee keer in de week bellen van haar ouders. Over haar telefonische contacten met haar vrienden zegt Jenny: “Meestal bellen ze mij.” Waarvoor bellen ze? “Om wel eens een afspraak te maken.” Bellen ze wel eens om te kletsen? “Nee, dat niet.” Voor de huidige activiteiten die Jenny in haar vrijetijd doet, hoeft ze weinig informatie op te vragen. Wanneer Jenny informatie wil opvragen over de activiteiten die ze eventueel wenst te doen, is ze vrij onduidelijk. Ondanks haar computer met internet, zal ze geen informatie op internet opzoeken of via de e-mail informatie opvragen. Tevens zal ze niet naar MEE toegaan, maar “misschien wel naar een opendag van een sportschool”. Hoewel ze aangeeft nog nooit naar informatienummers gebeld te hebben, denkt Jenny juist daar aan informatie te komen. “Waar ik informatie van wil hebben, dan kan ik het beste naar dat gebouw of bedrijf bellen.” Wat betreft de mogelijke praktische beperkingen bij het invullen van haar huidige en gewenste vrijetijdsbesteding geeft Jenny aan dat ze vaak niet zoveel geld heeft. Hierbij moet opgemerkt worden dat Jenny pas vanaf maart 2005 zelfstandig woont in Oss. Vervoersproblemen zijn er niet. Jenny kan te voet en met de fiets overal komen in Oss en voor haar bezoek aan discotheek de Lunenburg gebruikt ze het openbaar vervoer. Uiteindelijk geldt ook voor Jenny dat haar ouders een belangrijke rol spelen:
48
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
“Als er iets is, kan ik altijd mijn ouders bellen.” Op de vraag wat Jenny wil doen als ze alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoordt ze na lang nadenken: “In een Ferrari rijden.”
§ 4.5 Respondent 3: Judith § 4.5.1 Persoonsgegevens en dagindeling Judith is 32 jaar en woont alleen in een flat in het zuiden van Oss. Het lijkt er vanaf het eerste moment al op dat de Judith eigenlijk geen zin heeft in het interview. Ze lijkt alles behalve geïnteresseerd. Judith beantwoordt de vragen heel erg kort en blijft bij verdiepingsvragen vaak zwijgen. Judith werkt 5 halve dagen in de week. Het varieert per week op welke dagen ze de ochtend en op welke dagen ze de middag moet werken. In het weekend is Judith vrij. Doordeweeks staat Judith altijd om 7:00 uur op en gaat ze om 22:00 uur slapen, met uitzondering van de maandag, want dan kan het wel een uurtje later worden. In het weekend slaapt Judith uit tot 10:00 uur en gaat ze pas om 0:00 uur slapen. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 60 vrije uren per week over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.3a. Tabel 4.3a: Persoonsgegevens en vrije uren van Judith Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
32 jaar vrouw alleen 5 halve dagen 60 uur 36 uur 8 uur 12 uur 16 uur 24 uur 14 uur 10 uur
§ 4.5.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.3b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Judith in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie ze tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Het is niet gemakkelijk geweest om een duidelijk beeld te krijgen van de vrijetijdsactiviteiten die Judith in de week doet. Al meteen in het begin van het interview spreekt Judith zichzelf tegen. Op de vraag hoeveel van haar vrije tijd Judith alleen wil invullen en hoeveel samen met iemand anders, antwoordt Judith:
49
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
“Elke avond zijn we met z’n tweeën; met een vriendin van mij die ook in de flat woont.” Echter, wanneer we praten over passieve invulling van haar tijd, dan blijkt dat Judith op maandagavond en vrijdagavond graag tv kijkt en naar muziek luistert en dit “vaak alleen” doet. Wanneer Judith ’s ochtends niet hoeft te werken, is ze altijd alleen thuis en besteedt ze haar tijd voornamelijk aan het huishouden. Doordeweeks onderneemt Judith wel eens een dagtripje met haar vriendin. Dit kan volgens haar variëren van een dagje naar de kermis tot een dagje naar het strand. Ze gaan dan vrijwel altijd met de auto van Judith op pad. Op de maandagavond kijkt Judith dus vaak alleen naar de tv of luistert ze muziek. Op de dinsdagavond gaat Judith naar een jongeren koor. Daar gaat ze alleen naar toe. Judith kan of wil niet aangeven hoe ze bij het jongerenkoor terecht is gekomen. De soos in D’n Inloop in Oss staat bij Judith op woensdagavond op het programma. Judith gaat daar samen met haar vriendin uit de flat naar toe. Via een begeleider van Dichterbij is Judith bij de soos terechtgekomen. Op de donderdagavond is Judith creatief bezig met het maken van 3D kaarten. Ook hier gaat ze alleen naar toe en kan of wil ze niet zeggen hoe ze hierbij terechtgekomen is. Zoals al vermeld is, brengt Judith haar vrijdagavond vaak alleen door met het kijken van tv of het luisteren naar muziek. In het weekend gaat Judith tennissen bij een tennisclub in Berghem. Via haar ouders is ze hier terechtgekomen en elk weekend slaat ze samen met haar vriendin wel een balletje. Eveneens staat er in het weekend een bezoek aan of van haar ouders op het programma. Tabel 4.3b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Judith Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
6 5 2 0 0 0 0 3 2 0 1 0 0 1 0
In tabel 4.3c staan de activiteiten van Judith gecategoriseerd. Judith onderneemt relatief veel in haar vrijetijd en doet dit vooral omdat ze het gezellig vindt om met andere mensen samen te zijn. Ze gebruikt haar vrijetijdsactiviteiten om in contact te komen met anderen en vervolgens gezellig te kletsen over van alles en nog wat. Met uitzondering van het tennissen hoeft ze nergens iets van te leren.
50
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Judith treft steeds dezelfde mensen bij de activiteiten, waardoor ze niet meer zenuwachtig hoeft te zijn: “Eerst was ik wel zenuwachtig, maar nu niet meer. Nu ken je de mensen.” Zekerheid is blijkbaar voor Judith belangrijk voor haar sociale contacten, hoewel ze wel denkt dat juist vrijetijdsactiviteiten haar meer in contact kunnen brengen met andere mensen. Opvallend aan het gesprek is dat Judith steeds maar haar vriendin uit de flat blijft noemen als iemand met wie ze vrijwel alles onderneemt. Eerder in deze subparagraaf bleek al dat dit niet helemaal waar is. Wanneer er expliciet gevraagd wordt naar haar contacten met deze vriendin, blijkt dat Judith wel eens bij haar vriendin langsgaat om een praatje te maken als ze thuis en haar telefonisch niet zo vaak spreekt: “Soms [bel ik] mijn vriendin, maar dat is niet zo vaak.” Toch straalt Judith uit dat ze zeer tevreden is over haar contacten ondanks dat uit de analyse van de gegevens mogelijk geconcludeerd kan worden dat haar sociale contacten zich beperken tot contacten die voortkomen uit door derden georganiseerde activiteiten. Met andere woorden: Judith ontmoet alleen maar andere mensen wanneer er een activiteit gepland staat en niet uit een zelfgemaakte afspraak. Eveneens zijn in tabel 4.3c de twee vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Judith graag wil doen. Ondanks dat Judith vindt dat ze genoeg doet, wil ze allereerst misschien gaan dansen. “Vrienden hebben mij geprobeerd over te halen [om te gaan dansen], maar ik doe al veel en het leek me toch niet veel. Ik heb er bijna geen tijd voor.” Verder lijkt het Judith leuk om nog een cursus van Dichterbij of MEE te doen. Ze heeft de cursus “opkomen voor jezelf” en de cursus “lekker in je vel” al gedaan. Om aan informatie te komen denkt Judith terecht te kunnen bij Dichterbij. Echter, ook hier geldt dat Judith vindt dat ze het te druk heeft om een nieuwe cursus te starten. Tabel 4.3c: Vrijetijdsactiviteiten van Judith Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. TV kijken 1 Muziek luisteren 1 Soos 1 Knutselen 1 Jongeren koor 1 Bezoek aan ouders 1 Tennissen 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Dansen 1 Cursus 1
51
Categorie Passieve invulling Passieve invulling Ontmoeten Creatieve activiteiten Creatieve activiteiten Familiebezoek Sport activiteiten Categorie Creatieve activiteiten Vormgeving
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 4.5.3. Problemen bij vrijetijdsbesteding De cursussen die Judith heeft gevolgd bij Dichterbij duiden er mogelijk op dat haar sociale vaardigheden om contacten te maken met andere mensen niet groot waren. Dat blijkt ook wel, gezien het feit dat Judith aangeeft bij eerste contacten vaak zenuwachtig te zijn. Aangezien haar contacten alleen maar voortkomen uit georganiseerde vrijetijdsactiviteiten en aangezien vanuit de analyse geconcludeerd kan worden dat het contact van Judith met haar vriendin toch minder voorstelt dan ze wil doen overkomen is Judith mogelijk beperkt in haar sociale contacten. Problemen omtrent het verkrijgen van informatie zijn er volgens Judith niet. Ze kan altijd nog bij Dichterbij terecht. Judith beschikt niet over een computer met internet. Tevens beschikt ze ook niet over een vaste telefoon. Haar mobiele telefoon gebruikt ze om haar zus en ouders te bellen. Judith heeft nog nooit via de telefoon informatie aangevraagd. Vervoersproblemen zullen nooit een praktische beperking vormen voor Judith, omdat ze over een eigen auto beschikt. Financiële problemen kunnen volgens Judith wel ontstaan, omdat “het vaak allemaal duur is”. Dat blijkt ook uit andere dingen: “Ik heb geen computer en internet. Dat is te duur.” En: “Informatienummers bel ik ook niet, dat vind ik te duur.” Het is niet duidelijk of Judith op dit moment beperkt wordt in haar vrijetijdsbesteding als gevolg van beperkte financiële middelen, maar bij eventuele gewenste vrijetijdsactiviteiten kan dit zeker meespelen. Op de vraag wat Judith wil doen als ze alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoordt ze direct en heel resoluut: “Niets. Ik ben goed tevreden zo.”
§ 4.6 Respondent 4: Carlo § 4.6.1 Persoonsgegevens en dagindeling Carlo is 34 jaar en woont alleen in een bovenwoning vlakbij het spoor in het oosten van Oss. Afgaand op de eerste kennismaking met Carlo lijkt het allemaal heel gemoedelijk te gaan. Echter, gedurende het interview verandert dit en raakt Carlo steeds meer in zichzelf gekeerd. Hij geeft bijna geen antwoorden op vragen die niet met “ja” of “nee” te beantwoorden zijn en als hij al antwoord geeft, dan gebruikt Carlo vrijwel altijd het woord “meestal” in zijn antwoord. Carlo is zichzelf bewust van zijn verstandelijke beperking. Eén van de eerste dingen die hij vertelt, is dat hij voetbalt bij Top Oss. Hij speelt in het G-team, dat speciaal is opgericht voor mensen met een verstandelijke beperking. Carlo werkt 5 volle dagen bij IBN. Op maandag tot en met vrijdag staat hij om 6:00 uur op en wordt hij om 7:00 opgehaald met een speciaal taxibusje die hem en een aantal anderen naar zijn werk brengt. Na zijn werk wordt hij om 17:00 weer door het taxibusje thuis afgezet. Om een uur of 23:00 gaat Carlo doordeweeks slapen. In het weekend is Carlo er meestal om 7:30 52
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
uur uit en gaat dan ook om 23:00 uur slapen. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 49 vrije uren per week over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.4a. Tabel 4.4a: Persoonsgegevens en vrije urenvan Carlo Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
34 jaar man alleen 5 hele dagen 49 uur 25 uur 0 uur 0 uur 25 uur 24 uur 16 uur 8 uur
§ 4.6.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.4b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Carlo in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie hij tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Op de maandagavond is Carlo vaak moe van zijn eerste werkdag en doet hij niet veel meer dan tv kijken, muziek luisteren of een dvdtje kijken. De dinsdagavond is de vaste avond voor Carlo om te gaan bowlen bij de Rusheuvel, een sportpark in Oss. Carlo bowlt dan samen met vrienden, die hij heeft leren kennen via zijn werk. Hij is bij het bowlen terechtgekomen via zijn ouders. Volgens Carlo “bowlde eerst het hele huishouden: mijn vader, mijn moeder, mijn zus en ik”. Op de woensdagavond wordt er door Carlo getraind voor het gehandicapten elftal van de voetbalclub Top Oss in Oss. Carlo is door twee vrienden, die hij kent van zijn werk, gevraagd om mee te komen doen: “Twee vrienden van mij vroegen of ik mee wilde doen met voetballen. Ik zei: ‘nou, dat is niks voor mij’. Toen hebben ze het nog een keer aan mij gevraagd. Ik zei: ‘ja, ik wil best onder voetballen, maar eerst wil ik gewoon kijken wat het is’. Nou, na de eerste training die ik mee heb gemaakt, had ik meteen de smaak te pakken.” Op de donderdagavond is Carlo meestal bij zijn ouders op bezoek of komen zijn ouders bij hem op bezoek. Carlo eet dan ook samen met zijn ouders. De vrijdagavond is voor Carlo weer een rustige avond met het luisteren naar muziek of het kijken naar de televisie. De zaterdag staat voor Carlo in het teken van het voetballen. Hij speelt dan in competitieverband een wedstrijd met het gehandicapten team van Top Oss. Na de wedstrijd blijft hij met zijn vrienden van het voetbalteam hangen op de voetbalclub of spreken ze af bij één van hen thuis. Carlo, die zelf voor PSV is, heeft er dan plezier in om met de jongens te praten over het voetballen:
53
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
“Er zijn meestal jongens die voor PSV zijn, en andere voor Ajax en nog andere voor Feyenoord.” In het weekend gaat Carlo ook vrijwel altijd een dagje naar zijn ouders. Als hij moet voetballen, dan is dat altijd op zondag. Wanneer Carlo niet hoeft te voetballen, dan kan hij ook op zaterdag bij zijn ouders op bezoek gaan en onderneemt hij op zondag wel eens een dagtripje met zijn vrienden. Op zondagavond eet Carlo samen met zijn vrienden. In de loop van het interview wordt duidelijk dat de vrienden van het voetballen, dezelfde vrienden zijn als die van het bowlen, die Carlo via zijn werk heeft leren kennen. Dit zijn ook dezelfde vrienden met wie Carlo soms een dagtripje onderneemt. Tabel 4.4b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten Carlo Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
9 5 2 0 0 0 1 2 4 0 0 0 0 1 3
In tabel 4.4c staan de activiteiten van Carlo gecategoriseerd. Afgaand op de vrijetijdsactiviteiten van Carlo, kan gesteld worden dat Carlo veel onderneemt in zijn vrijetijd. Hierbij verkeert hij altijd in dezelfde groep vrienden. Drie keer in de week sport hij met hen, twee keer per week spreekt hij met hen af om elkaar te ontmoeten en als Carlo er de tijd en het geld voor heeft, maakt hij met hen een keer een dagtripje. Carlo vindt het erg fijn om bij zijn groep vrienden te zijn en volgens hem wordt zijn aanwezigheid door de andere gewaardeerd. “Het is een goede groep. We kennen elkaar al zo lang en we kunnen alles tegen elkaar zeggen.” Eveneens zijn in tabel 4.4c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Carlo graag wil doen. Opvallend is dat Carlo zo tevreden is over zijn activiteiten, dat hij eigenlijk geen andere wensen heeft op het gebied van zijn vrijetijdsbesteding. Alleen een computer, al dan niet met internet, is iets wat Carlo nu nog mist. Voorlopig lost hij dit gemis op door af en toe bij één van zijn vrienden achter de computer te kruipen, maar hij zegt wel zelf al rond te kijken voor een computer.
54
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Carlo geeft aan dat hij in zijn vrijetijd niet nog meer andere mensen hoeft te ontmoeten. Aan zijn vrienden heeft hij genoeg. Daarbij loopt hij elk jaar met Carnaval mee in de optocht in Oss namens de Vrolijke Vagebonden en daarbij treft hij ook mensen genoeg. Tabel 4.4c: Vrijetijdsactiviteiten Carlo Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. TV kijken 2 Bowlen 1 Voetballen 2 Bezoek aan ouders 2 Bezoek aan vrienden 2 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Computer met internet 1
Categorie Passieve invulling Sport activiteiten Sport activiteiten Familiebezoek Ontmoeten Categorie Passieve invulling
§ 4.6.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Het is moeilijk te oordelen in hoeverre er bij Carlo sprake is van beperkte sociale vaardigheden. Wanneer zijn vriendengroep bestaat uit mensen van zijn werk en van zijn gehandicapten voetbalelftal, dan gaat het om mensen die net als Carlo een licht verstandelijke beperking hebben. Carlo zelf is tevreden met deze contacten en heeft er geen behoefte aan andere mensen te ontmoeten. De vraag of dit mogelijk te maken kan hebben met spanning of zenuwen bij het aangaan van nieuwe contacten blijft onbeantwoord. Toch lijkt Carlo voor zekerheid te kiezen: “De jongens met wie ik op stap ga, die ken ik allemaal al lang.” Ondanks deze zekerheid komt het volgens Carlo wel voor dat wanneer hij een vrijetijdsactiviteit wil ondernemen, zijn vrienden niet altijd beschikbaar zijn: “Soms hebben de vrienden andere dingen te doen.” Het is moeilijk om te oordelen of Carlo beperkt is bij het opvragen van informatie omtrent vrijetijdsactiviteiten. Toch bestaat het vermoeden dat dit wel het geval is, want als Carlo vertelt over zijn dagtripjes naar de Efteling of naar een camping in België, blijkt dat hij het opzoeken van informatie overlaat aan zijn vrienden, omdat “zij alleen maar op internet hoeven te kijken”. Dit is waarschijnlijk ook één van de redenen waarom Carlo een computer met internet wil hebben. De beperkte toegang tot informatie kan een probleem vormen bij de invulling van zijn vrijetijd. Van praktische problemen zoals die uit de theoretische achtergrond naar voren gekomen zijn, is volgens Carlo geen sprake. Het bowlen, het voetballen, zijn vrienden en zijn ouders zijn voor hem allemaal op de fiets te bereiken. Tevens kan hij gebruik maken van het openbaar vervoer en wanneer hij met zijn vrienden een dagtripje gaat maken, is er altijd wel iemand van zijn vriendengroep die over een eigen auto beschikt. Vervoersproblemen zijn dus niet aan de orde.
55
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Carlo wil hetzelfde doen geloven met betrekking tot financiële problemen. Hij antwoordt dan ook negatief op de vraag of er wel eens financiële problemen zijn. Echter, wanneer de nieuwe computer ter sprake komt, geeft Carlo aan een nieuwe computer “toch wel duur is” en “niet goedkoop”. Na het interview laat Carlo zijn verzameling modelferrari’s zien. Hij vertelt dat hij er een aantal heeft gekocht, maar dat de meeste van de kermis komen, omdat ze daar veel goedkoper zijn. Het is niet geheel mogelijk om hieruit te concluderen of Carlo door zijn financiële middelen beperkt wordt, omdat hij misschien nog andere voorkeuren heeft om zijn geld aan uit te geven. Echter, de manier waarop Carlo erover spreekt, doet toch vermoeden dat geld een rol speelt bij de keuze van bijvoorbeeld zijn dagtripjes. Op de vraag wat Carlo wil doen als hij alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoordt hij: “Net als mijn ouders een reis naar Nieuw-Zeeland maken.”
§ 4.7: Respondent 5 & 6: Rinaldo & Cindy § 4.7.1 Persoonsgegevens en dagindeling Rinaldo en Cindy wonen al een behoorlijk aantal jaren samen op een bovenwoning vlak bij het spoor in het oosten van Oss. Met name Cindy gaf er de voorkeur aan om het interview in samen met Rinaldo te geven in plaats van ieder apart. Dit is niet verwonderlijk, want Cindy komt heel zenuwachtig en onzeker over en lijkt zich meer op haar gemak voelen met de praatgrage Rinaldo erbij. Rinaldo is 35 jaar en heeft kort geleden te horen gekregen dat zijn contract bij de IBN niet verlengd is. Voorheen werkte hij bij de IBN 5 volle dagen in de week. Aangezien het niet verlengen van het contract van Rinaldo dusdanig kort geleden is, wordt voor het interview nog uitgegaan van een week waarin Rinaldo nog wel werk had. Cindy is 34 jaar en werkt voor 4½ dag in de week bij het cosmeticabedrijf Oriflame in Oss. Rinaldo en Cindy staan doordeweeks altijd tegelijk op om 7:00 uur en drie kwartier later zijn ze allebei weg naar hun werk. Rinaldo is elke dag om 16:30 uur thuis en Cindy komt om 17:15 uur thuis, met uitzondering van de vrijdag, want dan is ze al om 13:00 uur thuis. Doordeweeks gaan Rinaldo en Cindy tegelijk weer slapen tussen 22:00 en 23:00 uur. In het weekend staat Rinaldo meestal om uurtje of 9:00 op en laat hij Cindy nog een uur doorslapen. Doorgaans wordt het in het weekend ook niet al te laat en gaan ze ook weer tussen 22:00 en 23:00 uur slapen. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er voor Rinaldo 44 vrije uren per week over. Voor Cindy zijn dit 40 vrije uren. Een verder specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.5a.
56
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tabel 4.5a: Persoonsgegevens en vrije uren van Rinaldo & Cindy Rinaldo Leeftijd 35 jaar Geslacht man Woonsituatie samenwonend Werk 5 volle dagen Beschikbare vrije uren per week 44 uur waarvan doordeweeks 20 uur waarvan in de ochtend 0 uur waarvan in de middag 0 uur waarvan in de avond 20 uur waarvan in het weekend 24 uur waarvan overdag 16 uur waarvan in de avond 8 uur
Cindy 34 jaar vrouw samenwonend 4½ volle dagen 40 uur 20 uur 0 uur 0 uur 20 uur 20 uur 12 uur 8 uur
§ 4.7.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.5b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Rinaldo en Cindy in een reguliere week ondernemen. Tevens blijkt uit deze tabel met wie ze tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komen. Op de maandag hebben Rinaldo en Cindy niks bijzonders te doen. Er zijn wel plannen om het zwemmen weer op te pakken, maar daar is sinds de zomervakantie niets meer van terecht gekomen. De dinsdagavond is de tennisavond van Rinaldo bij tennisclub TOZ in Oss. Rinaldo doet dan mee aan het “husselen”. Dit houdt in dat iedereen die lid is van de club, kan binnenlopen en onderling wat wedstrijdjes speelt. Cindy blijft die avond thuis om wat in het huishouden te doen. De woensdagavond is het precies andersom. Dan is het de zwemavond van Cindy en dan blijft Rinaldo thuis. Cindy heeft een kaart voor het bedrijfszwemmen en kan dus goedkoop in het zwembad terecht. Ze gaat vooral zwemmen om lekker baantjes te trekken. Op donderdag spreken Rinaldo en Cindy altijd af met een ander stelletje. De ene week gaan ze bij hen op bezoek en de andere week komen zij bij Rinaldo en Cindy op bezoek. Op deze avond wordt er vooral gezellig gekletst over van alles en nog wat. Vrijdagavond gaat Rinaldo elke week naar discotheek Speedy in Heesch. Dat is een discotheek speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking. Cindy gaat om de week mee, omdat ze hun katten niet altijd alleen wil laten. De weekenden zijn volgens Rinaldo “één grote variatie”. Over het jaar verspreid ondernemen ze dagtripjes naar de kermissen van Oss, Uden en Tilburg, met Sinterklaas speelt Rinaldo zwarte piet en met de Carnaval zijn ze actief bij de “Heuvel Kwèkers”. Op de opmerking dat Carnaval één week in februari is, dat de kermissen 3 weken in de zomer zijn en dat Sinterklaas eind november aankomt en 6 december weer vertrekt, reageert Rinaldo: “Ja, maar we gaan vaak ook wel op visite bij iemand. Ja, of [we zijn] thuis. Het is echt een loterij. Wat gaan wij doen? Dat is echt heel verschillend.”
57
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Concreet houdt dit in dat Rinaldo en Cindy het weekend vaak gebruiken om hun ouders te bezoeken en op de zondagmiddag om de zoveel tijd vrienden op bezoek krijgen. Cindy vindt het niet erg om wat meer thuis te zijn en kijkt op zondag vaak een dvd uit hun grote verzameling dvd’s. Rinaldo kijkt dan vaak mee. Tabel 4.5b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Rinaldo & Cindy Rinaldo Aantal vrijetijdsactiviteiten per week 6 waarvan doordeweeks 3 waarvan thuis en alleen 0 waarvan thuis met familie / vriend(in) 0 waarvan thuis met anderen 1 waarvan buitenshuis en alleen 0 waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) 0 waarvan buitenshuis met anderen 2 waarvan in het weekend 3 waarvan thuis en alleen 1 waarvan thuis met familie / vriend(in) 0 waarvan thuis met anderen 0 waarvan buitenshuis en alleen 0 waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) 1 waarvan buitenshuis met anderen 1
Cindy 6 3 0 0 1 0 0 2 3 1 0 0 0 1 1
In tabel 4.5c staan de activiteiten van Rinaldo en Cindy gecategoriseerd. Hoewel het aantal activiteiten per categorie overeenkomt met elkaar, zit er een groot verschil tussen Rinaldo en Cindy. Rinaldo gaat tennissen voor de gezelligheid en om zijn vrienden te ontmoeten, terwijl Cindy juist gaat zwemmen om baantjes te trekken. Rinaldo kan geen vrijdag overslaan in de discotheek, terwijl Cindy gemakkelijk thuis kan blijven. Rinaldo is degene die de afspraken maakt om op bezoek te gaan bij vrienden, terwijl Cindy, die wel altijd meegaat, ook thuis een dvdtje kan kijken. Rinaldo: “Ik kan nooit lang alleen zijn, want daar wordt ik tureluurs van. Ik probeer altijd wel wat te organiseren. Ik ben altijd weg. Ik weet niet wat dat is.” Cindy: “Voor mij hoeven we echt niet elke dag weg. Ik ben wat gemakkelijker thuis.” Eveneens zijn in tabel 4.5c de activiteiten terug te vinden die Rinaldo en Cindy graag willen doen. De computer is er destijds uitgegaan omdat de katten de draden kapot beten. Toch willen Rinaldo en Cindy weer een computer, maar dan misschien in hun nieuwe huis, waar de computer achter slot en grendel kan staan. Beiden willen dan ook meteen een computercursus volgen. Wat de creatieve activiteiten betreft, wil Rinaldo graag entertainen. Dolgraag wil hij meelopen met een vriend van hem, die een drive in show heeft. Cindy zegt zelf dat zij voor dit soort dingen veel te verlegen is. Zoals al gezegd willen Rinaldo en Cindy het zwemmen op de maandag weer oppakken. Cindy vind twee keer sporten in de week meer dan genoeg, maar wil best één keer
58
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
zwemmen inruilen voor één keer fitnessen in de week. Het sporten voor beiden puur en alleen “om de calorietjes kwijt te raken”. De discoavond op vrijdag in de Speedy vinden Rinaldo en Cindy te kort, qua tijd. Toch willen ze niet naar een andere discotheek, want het is op vrijdagavond veel te gezellig. Tabel 4.5c: Vrijetijdsactiviteiten van Rinaldo & Cindy Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Rinaldo Cindy Tennissen Zwemmen 1 Bezoek aan vrienden Bezoek aan vrienden 2 Discotheek Discotheek 1 DVD's kijken DVD's kijken 1 Bezoek aan ouders Bezoek aan ouders 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Computeren Computeren 1 Drive inn show 1 Fitnessen Fitnessen 1
Categorie Sport activiteiten Ontmoeten Ontmoeten Passieve invulling Familiebezoek Categorie Passieve invulling Creatieve activiteiten Sport activiteiten
§ 4.7.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Uit het bovenstaande bleek dat Rinaldo en Cindy allebei heel verschillende doelen hebben om bepaalde vrijetijdsactiviteiten te ondernemen. Bij Rinaldo draait alles om gezelligheid. Het gaat hem er bij het tennissen ook niet om dat hij er iets van leert. Cindy daarentegen, gaat niet zwemmen voor haar sociale contacten, maar wil graag bewegen en wil zelfs beter worden in het zwemmen. Dit verschil is ook terug te vinden in de manier waarop Rinaldo en Cindy omgaan met hun sociale contacten, i.e. hun sociale vaardigheden. Rinaldo is iemand die graag het hoogste woord voert en altijd wel wat te vertellen heeft. Dit wordt niet altijd gewaardeerd. “Ik ben wel gauw een aanprater. Als ik in de trein in een wagon kom en ik kom tegenover jou zitten, dan begin ik meteen tegen jou te praten. Niet iedereen is daar van gediend natuurlijk, maar ik kan niet lang mijn mond dichthouden.” Cindy daarentegen, is altijd zenuwachtig als ze mensen gaat ontmoeten en voelt zich pas op haar gemak, wanneer ze deze mensen beter kent. “Ik moet ze wel beter kennen. Ik kijk altijd de kat uit de boom. Meestal praat ik ook alleen met bekenden.” Met betrekking tot hun sociale netwerk, ondervinden zowel Rinaldo als Cindy problemen van hun sociale vaardigheden. Rinaldo lijkt zich soms teveel bij andere mensen op te dringen, met als gevolg dat hij daardoor contacten verliest. “Wij hebben deze vakantie mensen leren kennen en daar zijn we pas geleden geweest. Zij hebben alleen een heel druk programma en [zij] houden het bij één keer. Dat vind ik jammer. Ik wilde ze gewoon graag leren kennen. Misschien te goed. Dat is misschien vaak de fout die ik dan maak.”
59
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Voor Cindy geldt dat ze zich alleen maar op haar gemak voelt tussen mensen die ze goed kent. Deze groep beperkt zich tot het stelletje dat ze donderdags treffen en de bekenden die Cindy om de week treft in discotheek Speedy. Liever zit ze nog thuis met als excuus dat ze voor de katten wil zorgen. Tekenend is ook dat Cindy vrijwel nooit met vrienden belt, maar wel vaak twee keer per dag haar ouders aan de telefoon heeft. De zekerheid van het contact met bekenden speelt hier vermoedelijk een belangrijke rol. Wat betreft de voorzieningen om aan informatie te komen zijn Rinaldo en Cindy beperkt. Rinaldo laat zijn vrienden op internet wel eens wat opzoeken, maar hij geeft aan dat een eigen computer erg prettig is. Beiden ontvangen ook geen Vrijetijdkrant van MEE. “Wij krijgen niks. Vroeger van de SPD [Sociaal Pedagogische Dienst, nu: MEE] nog wel. Sinds Dichterbij en de SPD apart zijn genomen, krijgen we dat niet meer.” Praktische beperkingen in de zin van vervoersproblemen komen nooit voor. Beiden kunnen met de fiets vrijwel alles in Oss bereiken en Rinaldo beschikt over een eigen auto. Financiële problemen zijn er volgens Rinaldo wel. Een tien-badenkaart van €45 voor het zwemmen is erg duur. De reparatie van zijn autostoel kost heel veel en een bezoekje met de kat aan de dierenarts voor €24 is volgens Rinaldo “regelrecht uit de duim gezogen”. Tel daar tot slot bij op dat Rinaldo wel tot €60 per maand kan verbellen met zijn mobiele telefoon. Het ontbreken van voldoende geld noemen Rinaldo en Cindy dan ook als belangrijkste oorzaak voor het niet ondernemen van de gewenste vrijetijdsactiviteiten. Op de vraag wat Rinaldo en Cindy willen doen als ze alle tijd en al het geld van de wereld hebben, antwoorden ze unaniem: “Een cruise maken op de Caribische Zee. Als we het geld hebben, dan gaan we morgen nog.”
§ 4.8 Respondent 7: Theo § 4.8.1 Persoonsgegevens en dagindeling Theo is 41 jaar en woont in een één kamer appartement in een flat in het zuiden van Oss. De flat is rommelig ingericht. Theo, die buiten al stond te wachten, was erg vriendelijk en kwam in zijn woordkeuze soms verrassend uit de hoek. Theo is zichzelf bewust van zijn licht verstandelijke beperking en praat daar heel gemakkelijk over. Hij merkt zelf dat hij soms wat hakkelend reageert, maar vindt dat andere mensen hem soms te laag inschatten. “Ik denk we dat er een aantal mensen is dat het lastig vindt om met iemand te maken te hebben die wat houterig reageert. [Ik denk ook] dat mensen zich verkijken […] wanneer ze weten dat ze te maken hebben met iemand met een licht verstandelijke beperking. [Soms] komt er iemand anders uitrollen waar je helemaal niks aan merkt.” Het was eveneens een verrassing toen bleek dat Theo één van de mensen achter de sites Zetnet.nl en Steffie.nl is (zie paragraaf 2.4.3). Zoals verderop zal blijken, vormt zijn passie voor computers volgens Theo “de rode draad door [zijn] leven”. Theo heeft geen vaste baan, maar ziet zijn dagelijkse vrijwillige bijdrage aan Zetnet.nl en Steffie.nl van in totaal zo’n 28 60
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
uur per week als zijn werk. In deze analyse wordt zijn vrijwilligerswerk gezien als zijnde een baan van 28 uur. Theo zowel doordeweeks als in het weekend altijd rond 9:15 uur op, met uitzondering van de woensdag. Dan staat hij om 6:45 op, omdat dan om 8:30 de thuiszorg komt en hij graag helemaal klaar wil zijn. ’s Avonds gaat hij altijd tegen middernacht pas slapen. Alleen wanneer hij bij zijn vriend is of zijn vriendin bij hem is, kunnen deze tijden wel eens wat afwijken. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 56 vrije uren per week over. Een verder specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.6a. Tabel 4.6a: Persoonsgegevens en vrije uren van Theo Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
41 jaar man alleen 28 uur vrijwilligerswerk 56 uur 35 uur 0 uur 10 uur 25 uur 21 uur 11 uur 10 uur
§ 4.8.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.6b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Theo in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie hij tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Computeren is niet alleen Theo’s (vrijwilligers)werk, maar ook zijn grote hobby. Naast het uploaden van verhalen en het beantwoorden van vragen voor Zetnet.nl en Steffie.nl, surft Theo bijna elke dag op het internet voornamelijk om het nieuws te volgen en meer te leren over software en hardware. Daarbij heeft hij altijd zijn MSN open staan, maar echt vaak zijn de 9 contacten uit zijn lijst niet online. Elke dag volgt Theo ’s avonds de actualiteiten. Deels uit eigen interesse, deels om te kijken welk nieuws hij op de sites kan plaatsen. De programma’s die hij volgt zijn Editie NL, Hart van Nederland, Vier in het Land en het late journaal op RTL. Als Theo een programma moet missen, dan neemt hij het op met zijn videorecorder of kijkt hij het programma via het internet. De vader van Theo komt doordeweeks elke dag langs. Meestal is dat rond een uur of 16:00. Theo’s vader helpt in het huishouden en ze koken en eten samen. Daarna is er tijd voor koffie en een gezellig gesprek. In het weekend is Theo samen met zijn vriendin, die volgens hem een “beperking heeft, die in lichtere mate meer is dan die van mij”. Met zijn vriendin onderneemt Theo naar eigen zeggen veel dagtripjes. Ze gaan vaak samen naar de Hofnar in Valkenswaard, waar zijn vriendin woont. In de Hofnar draaien allerlei toneelvoorstellingen. Ook gaat Theo wel eens met zijn vriendin winkelen in Oss of Den Bosch en om het goedkoop te houden pakken ze dan de
61
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
streekbus. Theo vindt het leuke uitjes, maar hij doet het vooral “ook voor haar, want zij vindt het fijn als ik erbij ben”. Zijn vriendin zoekt altijd de voorstellingen uit. Tot slot heeft Theo één keer in de maand overleg met zijn coach van Zetnet.nl. Dat is in Nijmegen en daar ontmoet Theo ook andere mensen die veel met computers bezig zijn. Tabel 4.6b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Theo Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
12 11 5* 5** 0 0 0 1*** 2 0 0 0 0 0 2
* respondent volgt doordeweeks vaste TV programma's ** de vader van de respondent komt doordeweeks elke dag langs *** maandelijks terugkerend overleg met mensen van Zetnet
In tabel 4.6c staan de activiteiten van Theo gecategoriseerd. Het is opvallend dat Theo doordeweeks eigenlijk niet in contact komt met mensen anders dan zijn ouders of zijn contacten op MSN, die sporadisch online zijn. Daarbij vertrouwt Theo MSN niet altijd, want “mensen spreken die je niet ziet, is ook een algemeen gevaar”. De computer neemt bijna al zijn tijd in beslag. Theo sport niet, gaat niet naar een soos of café en zegt zelf geen cursussen nodig te hebben, zeker niet over computeren. Daarnaast is Theo in het weekend voornamelijk bij zijn vriendin en ook daar ontmoet hij niet veel andere mensen. Op de vraag of Theo het niet vervelend vindt dat hij zo’n beperkte sociale kring heeft, antwoordt hij: “Nou kijk, ik ben iemand [wiens] leven er al uit bestaat dat er niet zo’n grote sociale kring is. Dat geldt voor mij van kinds af aan, dus dat zit ook een beetje in mijn karakter.” Dat Theo hierdoor alle tijd heeft en fulltime vrijwilliger is voor Zetnet.nl en Steffie.nl, blijkt ook uit de volgende reactie: “Het is wel zo dat bij Zetnet.nl intern, omdat het een vrijwilligersorganisatie is, veel dingen vrij langzaam gaan. Dat is het enige wat ik jammer vind.” Theo zegt zelf ook niet direct van plan te zijn om zijn sociale netwerk te vergroten. Wel vermoedt Theo dat, als hij gaat samenwonen met zijn vriendin, hij “wat meer contacten zal gaan hebben”.
62
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Eveneens zijn in tabel 4.6c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Theo graag wil doen. Theo wil niet veel meer doen dan hij nu doet. Graag wil hij van zijn hobby zijn werk maken. Eigenlijk wil Theo alleen wat meer dagtripjes maken met zijn vriendin, maar dat kan alleen als er voldoende geld en tijd voor is. Misschien dat hij samen met zijn vriendin, die zelf schildert, iets op het creatieve vlak wil gaan doen, maar dat ziet Theo nu nog niet zo snel gebeuren. Van sporten of naar een café gaan houdt Theo helemaal niet. Tabel 4.6c: Vrijetijdsactiviteiten van Theo Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. TV kijken 5 Bezoek van ouders 5 Computeren 5 Activiteit met vriendin 2 Overleg Zetnet.nl 1 Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Uitstapje 1
Categorie Passieve invulling Familiebezoek Passieve invulling Dagtripjes Ontmoeten Categorie Dagtripjes
§ 4.8.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding De sociale vaardigheden van Theo zullen hem niet snel beperken bij het aangaan van contacten. Theo zegt zelf bijna nooit zenuwachtig te zijn. Als hij ooit zenuwachtig is, dan gaat hij hakkelend praten en dan duurt het vrij lang voordat hij er weer van af is, maar echt vaak komt dat niet voor. Het kleine sociale netwerk waarin Theo zich bevindt, heeft vermoedelijk meer te maken met de aard van Theo. Zoals hierboven al beschreven is, leeft Theo van kinds af aan al in een klein sociaal netwerk en heeft hij nooit de moeite genomen om dit netwerk uit te breiden. Theo wordt volledig in beslag genomen door zijn werk op de computer en wil daar heel goed in zijn. “Als iemand zegt dat ik dat niet kan, dan zal ik wel even laten zien dat ik het wel kan. Dan ben ik ook een harde.” Theo beaamt dat het deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten hem in contact kunnen brengen met andere mensen. Echter, ook uit zijn antwoordt op de vraag of hij het leuk vindt om andere mensen te ontmoeten, blijkt dat hij die behoefte niet heeft. “Uhm… Op zich wel, al weet ik wel dat ik niet al te vaak andere [mensen] ontmoet.” Beperkte toegang tot informatie is bij Theo niet aan de orde. Op het internet weet hij goed de weg te vinden en door zijn interesse voor actualiteiten programma’s is Theo altijd op de hoogte van het laatste nieuws. Wanneer Theo met zijn vriendin op stap gaat, zoekt hij altijd op het internet de trein- en busverbindingen op en ook de voorstellingen van de Hofnar kan hij op internet zo opzoeken. Vervoersproblemen en financiële problemen als zijnde praktische beperkingen met betrekking tot het invullen van zijn vrije tijd, is Theo eigenlijk nooit tegengekomen. Volgens Theo is er voldoende geld om alle plannen door te laten gaan en vervoersproblemen zijn er eigenlijk alleen maar wanneer de treinen vertraging hebben.
63
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Theo reist vrijwel altijd met het openbaar vervoer. Dit zijn zowel de streekbussen van de BBA als het treinverkeer van de NS. Een auto en een fiets heeft hij niet, maar binnen Oss is alles op loopafstand. Hoewel Theo zelf aangeeft dat er voldoende financiële ruimte is voor alles wat hij wil doen, laat hij zich toch een aantal keer ontvallen dat sommige dingen wel duur zijn. Theo wil bijvoorbeeld wel meer dagtripjes maken, maar zegt: “Als er geld zou zijn, dan moet dat wel kunnen.” En wanneer er over vervoer gesproken wordt: “Desnoods [gaan we] met de taxi, alhoewel dat behoorlijk duur is.” Het is daarom redelijk om te vermoeden dat Theo misschien niet direct financieel beperkt wordt in zijn vrijetijdsbesteding, maar weldegelijk zuinig met zijn geld moet omgaan. Op de vraag wat Theo wil doen als hij alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoordt hij lachend: “Nou, mijn vriendin heeft familie in Canada wonen en wij hebben familie in Australië, en als het kan dat wij daar een paar maanden naar toe kunnen, dan zou dat wel heel mooi zijn.”
§ 4.9 Respondent 8: John § 4.9.1 Persoonsgegevens en dagindeling John is 39 jaar en woont samen met zijn vriendin Saskia in een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk in het noorden van Oss. John kan niet wachten om te vertellen dat hij een hele bijzonder hobby heeft en daar bijna al zijn vrije tijd insteekt. Hij verzamelt pennen in alle mogelijke kleuren en maten en met alle mogelijke opdrukken. John belooft dat hij na het interview zijn verzameling van zo’n 9000 pennen zal laten zien. John werkt 4½ dag per week bij Drukkerij Wihabo in Geffen, waar hij een heftruck bestuurd. Op maandag tot en met donderdag werkt hij van 7:30 tot 16:30 uur en op vrijdag is dat van 7:30 tot 14:00 uur. Hierdoor staat John doordeweeks iets voor 6:00 uur op en is hij om 7:00 uur de deur uit om met zijn eigen auto naar zijn werk te rijden. Aangezien John er elke dag vroeg uit moet, probeert hij ’s avonds om 22:30 te gaan slapen. In het weekend slaapt John uit tot 9:00 uur en vooral op zaterdagavond kan het wel eens later dan 1:00 uur worden voordat hij gaat slapen. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 48 vrije uren per week over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.7a.
64
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tabel 4.7a: Persoonsgegevens en vrije uren van John Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
39 jaar man samenwonend 4½ volle dag 48 uur 22 uur 0 uur 2 uur 20 uur 24 uur 14 uur 10 uur
§ 4.9.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.7b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat John in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie hij tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. De grote hobby van John is het verzamelen van pennen, compleet met lidmaatschap van een pennenclub, maandelijks clubblad en maandelijkse ruilbeurs. Als John ook maar even tijd vrij heeft, gaat hij boven naar zijn eigen hobbykamer. Daar staan de dozen pennen opgestapeld tot het plafond. Werken aan zijn hobby betekent voor John dat hij dezelfde soort pennen bij elkaar zoekt, ze vervolgens op kleur en opdruk sorteert en ze op plastic plaatjes steekt. Deze plaatjes steekt hij vervolgens rechtop in grote opbergkoffers. Met een achterstand van nog zo’n 6000 pennen te gaan, ligt er veel werk op John te wachten. Op maandagavond, donderdagavond, vrijdagavond is John dan ook boven te vinden waar hij aan zijn pennenverzameling werkt. Op dinsdagavond gaat John samen met zijn vriendin jeu de boules spelen. Dit doen ze in Nistelrode, omdat John daar al lid was van de jeu de boules club toen hij nog in Nistelrode woonde. Het jeu de boules begint om 20:45 uur. Iedereen die mee wil doen, wordt gehusseld in partijen die wedstrijdjes tegen elkaar spelen. Ondanks dat het jeu de boules John niet echt goed afgaat, doet hij het wel want “dan komt [hij] een beetje onder de mensen”. Het gaat volgens John meer om de gezelligheid dan om de prestatie. Op de woensdagavond is John bezig met zijn computer. Hij heeft een boek over computers geleend op de bibliotheek in Oss en probeert er nu meer van te leren. Zijn internet gebruikt hij voornamelijk om op Marktplaats.nl naar verzamelingen te zoeken en e-mails te versturen naar andere verzamelaars. Op donderdagavond worden er eerst boodschappen gedaan en daarna richt John zijn aandacht op zijn pennen. Ook zijn vrije middag op vrijdag besteedt hij aan zijn pennen. In het weekend gaat John meestal zaterdag overdag op bezoek bij zijn moeder in Nistelrode. Hij gaat niet alleen op de koffie, maar help zijn moeder ook met verschillende klussen die in en rondom het huis moeten gebeuren. De zaterdagavond brengt John altijd samen met zijn vriendin door. Ze zijn niet vaak weg, maar soms gaan ze naar de bioscoop of ergens op bezoek. Op de vraag wat ‘op bezoek gaan’ voor hen betekent, antwoordt John:
65
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
“Ja, meestal [gaan we] naar een collega van haar [Saskia] en bij een collega van mij zijn we ook wel eens geweest. Maar eigenlijk hebben we niet veel vrienden.” De zondag staat vaak in het teken van de pennenverzameling van John. Eens in de maand gaat hij naar een pennenbeurs en soms gaat hij bij andere verzamelaars naar hun pennenverzameling kijken. ’s Avonds heeft John zijn vaste tv programma’s, die hij niet wil missen. Dit zijn RTL Transportwereld en Meer voor Minder. Tabel 4.7b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van John Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
8 4 3 0 0 0 0 1 4 1 1 0 0 2 0
In tabel 4.7c staan de activiteiten van John gecategoriseerd. Het jeu de boules op dinsdagavond is eigenlijk de enige activiteit waarbij John in zijn vrije tijd andere mensen ontmoet, anders dan zijn ouders. Opvallend genoeg bevestigt John het belang van vrijetijdsactiviteiten om met andere mensen in contact te komen. “Ja. Je moet toch een beetje onder de mensen blijven. Als je dat niet doet, dan wordt je zo’n oude kluizenaar.” Ondanks deze wijze woorden van John, lijkt zijn sociale netwerk helemaal niet groot te zijn. Enerzijds lijkt de pennenverzameling van John meer voor hem te betekenen dan zijn contacten met andere mensen. Anderzijds onderneemt hij zijn overige vrijetijdsactiviteiten “altijd samen met haar [Saskia]”. Eveneens zijn in tabel 4.7c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die John graag wil doen. Zoals al is vermeld, neemt de pennenverzameling van John veel tijd in beslag. Mede hierdoor zijn er weinig nieuwe activiteiten die John wil doen. Hij wil wel graag met zijn vriendin wat meer dagtripjes ondernemen, zoals bijvoorbeeld naar het Dolfinarium of naar Hellendoorn. John zegt niet te weten of het aan gebrek aan tijd of gebrek aan geld ligt, dat ze dit nu nog niet doen.
66
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Van sporten of naar een café gaan, wil John niets weten. Terwijl Saskia “te oud” grapt, zegt John dat hij er geen behoefte aan heeft. Wat hij wel graag wil doen, is een internetcursus via MEE of via de IBN, maar op dit moment vindt John dat hij het te druk heeft. “Ik zei het al eerder: ik wil alles tegelijk doen hè, maar dat gaat toch niet.” Tabel 4.7c: Vrijetijdsactiviteiten van John Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Hobby pennenverzameling 3 TV kijken 1 Computeren 1 Bezoek aan ouders 1 Jeu de Boules 1 Activiteit met vriending 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Internetcursus 1 Uitstapjes 1
Categorie Creatieve activiteiten Passieve invulling Passieve invulling Familiebezoek Sport activiteiten Dagtripjes Categorie Vormgeving Dagtripjes
§ 4.9.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Het is moeilijk om te oordelen of de sociale vaardigheden van John hem beperking bij het aangaan van contacten tijdens zijn vrijetijdsbesteding. Dit komt doordat John veel met zijn hobby bezig is. Hij beseft wel dat zijn vriendenkring klein is, maar wekt niet de indruk dat erg te vinden. John zegt zelf dat hij soms wel zenuwachtig is om andere mensen te ontmoeten, zelfs als hij ze al kent. Hij kan niet zeggen waardoor dat precies komt. Zolang John over zijn hobby kan praten, lijkt er weinig aan de hand, maar een ander onderwerp zorgt er meteen voor dat John veel minder aan het woord is. Mogelijk speelt zijn beperkte interesse in andere zaken een rol bij het aangaan en onderhouden van sociale contacten. Aangezien John altijd kan terugvallen op zijn vriendin wanneer hij iets wil gaan ondernemen in zijn vrijetijd, lijkt zijn kleine vriendenkring hem niet direct te beperken bij zijn vrijetijdsbesteding. Hoewel John nog steeds wacht op zijn internetcursus, zegt hij voldoende de weg te weten op het internet om informatie te zoeken voor zowel zijn pennenverzameling als voor de uitstapjes die hij met zijn vriendin maakt. John gebruikt de e-mail alleen voor vragen of contacten omtrent zijn hobby en van chatten wil John niets weten. Tevens kan John altijd bij zijn ouders terecht voor informatie. Hij belt dan ook 4 à 5 keer per week naar huis. Door de toegang tot en het gebruik van het internet valt te concluderen dat John geen problemen heeft om aan informatie te komen. Wat betreft de praktische problemen die mensen met een licht verstandelijke beperking kunnen ondervinden, is alleen een financiële beperking op de vrijetijdsbestedingen van John aan de orde. Vervoersproblemen zijn er sowieso niet, omdat John een eigen auto heeft. De fiets en het openbaar vervoer worden zelden gebruikt. Dat is opvallend, omdat John klaagt over de hoge benzineprijs.
67
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
“€1,40. Dat is niet normaal, hè? Maar het hele leven is toch al duur. Alleen al als je naar de vaste lasten gaat kijken.” John geeft hierna een voorbeeld van een korte vakantie die wegens gebrek aan geld niet is doorgegaan, omdat ze kort daarvoor ook al twee dagen op pad zijn geweest. Gebrek aan financiële middelen speelt bij John mogelijk een beperkende rol bij de invulling van zijn vrijetijd. “Soms moet je het even een beetje rustig aandoen, maar ik denk dat iedereen dat wel heeft.” Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de hobby van John ook het nodige geld kost. Hij zegt zelf wel eens een setje pennen te kopen voor zo’n €1,50 per pen en ook het opbergsysteem van plastic plaatjes en koffers kost hem het nodige geld. Op de vraag wat John wil doen als hij alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoord hij met een diepe zucht: “Als ik er geld voor had? Als ik miljonair ben? Dan koop ik een splinternieuwe auto en twee nieuwe fietsen. Dan zet ik een stuk aan het huis en de rest... gewoon op de bank zetten. Is de 12 miljoen [van de staatsloterij] er gisteren eigenlijk uitgegaan? Dat is echt een hoop geld. Dan heb je ineens een hoop vrienden, denk ik.”
§ 4.10 Respondent 9: Pamela § 4.10.1 Persoonsgegevens en dagindeling Pamela is 17 jaar en haar ouders zijn gescheiden. Haar vader woont in Oss en haar moeder, die ze nu net 3 jaar kent, in Arnhem. Pamela woont niet bij één van haar ouders, maar woont in een gezinsvervangend tehuis (vanaf hier GVT genoemd) in Deursen. Het GVT is verdeeld in twee groepen, de zelfstandige groep en de ‘andere’ groep. Pamela woont met 3 mensen aan de zelfstandige kant. Dit houdt voornamelijk in dat ze zelf koken en minder controle hebben van hun pleegouders dan de twee meisjes die aan de andere kant wonen. In zekere zin woont Pamela dus ook “begeleid zelfstandig”. Pamela gaat één dag per week naar school naar ROC de Leijgraaf in Oss. Ze doet een BBL opleiding. BBL staat voor beroepsbegeleidende leerweg, wat inhoudt dat ze één dag per week lessen volgt en vier dagen per week werkt (website ROC de Leijgraaf). Op dit moment werkt Pamela echter nog niet, maar ze is druk op zoek naar een baan. Volgens de afspraken met haar pleegouders in het GVT doet Pamela op de dagen dat ze (nog) niet werkt van 9:00 tot 13:00 uur huishoudelijke taken, bestaande uit stofzuigen, de was doen en afstoffen. Pamela staat maandag tot en met zaterdag om 8:30 uur op, met uitzondering van woensdag. Dan staat ze om 7:30 uur op, omdat ze naar school moet. ’s Avonds moet Pamela om 21:00 uur naar boven en moet het om 22:00 uur donker en stil zijn in het GVT. Zaterdagavond en zondagochtend bepaalt Pamela haar eigen tijden van opstaan en slapengaan. Dit houdt in dat het zaterdagavond 1:00 uur of later wordt. Zondag slaapt Pamela uit tot 10:00 of 11:00 uur. Zondagavond moet ze zich weer uiterlijk om 21:00 uur melden in het GVT, waarna het 68
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
om 22:00 uur weer donker en stil moet zijn. Uiteindelijk houdt Pamela 56 vrije uren per week over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.8a. Tabel 4.8a: Persoonsgegevens en vrije uren Pamela Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
17 jaar vrouw GVT geen / 1 dag school 56 uur 36 uur 0 uur* 16 uur 20 uur 20 uur 12 uur 8 uur
* respondent heeft elke ochtend vaste huishoudelijke taken
§ 4.10.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.8b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Pamela in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie ze tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Het feit dat Pamela nu nog niet werkt, maakt het er voor haar niet plezieriger op. Haar medebewoners van het GVT zitten allemaal 5 dagen per week op school en haar vrienden doen BOL op ROC de Leijgraaf in Oss. BOL is het tegenovergestelde van BBL, dus vier dagen naar school en één dag werken per week. Hierdoor doet Pamela ’s middags al haar vrijetijdsactiviteiten alleen en dat vindt ze behoorlijk vervelend. “Dat is heel irritant. In het begin vond ik het wel leuk om vrij te zijn, maar nu heb ik gezegd tegen degene die werk voor mij regelt, dat ze echt op moet schieten. Ik moet gewoon iets om handen hebben.” De middagen vult Pamela met zingen, dansen, lezen en chatten. Het dansen en zingen is haar grote passie en Pamela heeft dan ook meegedaan aan de voorrondes van Idols en hoopt op deelname aan nog meer talentenjachten. Pamela vindt het niet erg dat ze altijd alleen op haar kamer is wanneer ze wil zingen en dansen, want dan kan ze “lekker [zich]zelf zijn en staat [ze] niet voor schut”. De boeken die Pamela leest zijn boeken die lijken op series zoals Charmed. Het GVT heeft een gezamenlijke computer met internet, waarvan de bewoners per dag een half uur gebruik mogen maken. Het chatten duurt daarom maar een half uurtje, maar Pamela zegt een dusdanig volle lijst met contacten van vrienden en familie te hebben, dat er altijd wel iemand online is om mee te chatten. Doordeweeks in de avonden volgt Pamela haar vaste series op tv. Dit zijn Charmed en Goede Tijden Slechte Tijden. Opvallend is dat Pamela niet samen met haar medebewoners tv kijkt. Volgens Pamela heeft dat ermee te maken dat ze anders alleen maar gaan zitten kletsen
69
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
en zij haar favoriete series niet kan volgen. Pamela kletst sowieso niet zoveel met haar medebewoners. “Soms vraag ik wel eens aan een medebewoner om even te kletsen. Af en toe. Hooguit twee keertjes per week.” De weekenden zijn volgens Pamela veel spannender. Zaterdag na haar huishoudelijke taken gaat ze vrijwel altijd naar haar vriend. Overdag gaan ze vaak met andere vrienden de stad in om te shoppen en vrijwel elke zaterdagavond gaan ze op stap. De ene keer is dit naar Pamela’s favoriete Morgenzon in Zeeland en andere keer naar Kaatje, de favoriete kroeg van haar vriend, eveneens in Zeeland. Van zaterdag op zondag slaapt Pamela altijd bij haar vriend en afhankelijk van de avond ervoor slapen ze uit. De zondag vult Pamela door met haar vrienden en vriendinnen een filmpje te kijken. Ongeveer twee keer per maand gaat Pamela in het weekend op bezoek bij haar moeder in Arnhem, die ze nu zo’n drie jaar kent. Meestal gaat haar vriend mee. Om de 3 weken komt ook haar vader bij haar op bezoek in het weekend. Met hem gaat ze vaak wandelen en de stad in om vooral veel te kletsen. Pamela heeft veel contact met haar moeder en wat minder met haar vader. Haar moeder belt ze wel vier keer per week en haar vader daarentegen maar één keer. Het feit dat haar ouders gescheiden zijn en Pamela in een GVT woont, maakt het er voor haar niet gemakkelijker op. “Ik heb allemaal verschillende levens. Mijn vader, mijn moeder en mijn vrienden en mijn vriend.” Tabel 4.8b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Pamela Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
14 9 9 0 0 0 0 0 5 0 1 0 0 1 3
In tabel 4.8c staan de activiteiten van Pamela gecategoriseerd. Hoewel Pamela zegt een grote vriendenkring te hebben, is ze doordeweeks vaak alleen en gebruikt ze in het weekend ook veel tijd om de contacten met haar vader en moeder te onderhouden. Pamela compenseert dit in het weekend, wanneer ze met haar vrienden op stap gaat en nieuwe mensen ontmoet.
70
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Voor Pamela kan haar vriendengroep niet groot genoeg worden. Ze is dan ook nooit zenuwachtig om in een groep te verkeren. Gezelligheid staat voorop. Ondanks het feit dat Pamela haar vrienden alleen maar in het weekend ziet, als ze niet bij haar vader of moeder is, lijkt ze erg tevreden over haar sociale contacten. Eveneens zijn in tabel 4.8c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Pamela graag wil doen. Het zingen en dansen wil ze dolgraag uitbreiden met behulp van zanglessen, danslessen, streetdance en talentenjachten. Toch hoeft ze geen professional te worden. Meedoen is voor haar belangrijker dan winnen. “Meedoen. Ik vind het leuk om ergens aan mee te doen en ervaring op te doen. Ik hoef niet per sé te winnen. Als ik er maar lol in heb gehad.” Op dit moment kan Pamela het allemaal nog niet betalen en ook over de kwaliteit van de zanglessen in Noord-Brabant is ze niet echt te spreken. Streetdance wil Pamela graag doen samen met de zus van haar vriend. Samen met een bekende in een groep zitten, vindt ze toch prettiger: “Dan voel je je meer op je gemak. Normaal geef ik daar niet zoveel om, maar dan toch wel.” Met haar vriend wil Pamela wat vaker een uitstapje maken en dan het liefst uit eten in een restaurant. Met haar vrienden en vriendinnen wil ze graag vaker naar een pretpark. Pamela zegt ook hier helaas niet voldoende geld voor te hebben. Tot slot wil Pamela ook wat meer van computers weten. Dat hoeft niet via een cursus van MEE of ROC de Leijgraaf. Als een goede vriend haar dat kan uitleggen, is ze ook tevreden. Het blijkt dat Pamela enerzijds beter wil worden in haar hobby en anderzijds meer activiteiten wil ondernemen met haar vrienden. Ondanks dat Pamela haar sociale netwerk groot genoeg vindt, kunnen de activiteiten die ze onderneemt wel beter in soort en aantal. Tabel 4.8c: Vrijetijdsactiviteiten van Pamela Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Zingen 1 Dansen 1 Lezen 1 Computeren 1 TV kijken 5 Bezoek ouders 2 Activiteit met vriend 1 DVD's kijken 1 Discotheek 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Zangles 1 Streetdance 1 Computerles 1 Uitstapjes 1
71
Categorie Creatieve activiteiten Creatieve activiteiten Passieve invulling Passieve invulling Passieve invulling Familiebezoek Dagtripjes Passieve invulling Ontmoeten Categorie Creatieve activiteiten Sport activiteiten Passieve invulling Dagtripjes
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 4.10.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Van beperkte sociale vaardigheden die haar sociale contacten beperken, is bij Pamela vrijwel geen sprake. Haar beperkte sociale contacten zijn eerder een gevolg van het feit dat ze alleen maar in het weekend haar vrienden treft. Zoals in reeds vermeld is, vindt Pamela het erg vervelend om doordeweeks alleen thuis te zijn. “Soms wil ik heel graag met iemand iets doen, maar dan kunnen ze niet. Iedereen heeft het dan druk met huiswerk en dat is wel irritant.” Ze meent echter dat, wanneer ze eenmaal een baan heeft, dit niet meer voorkomt, omdat ze dan ook moet werken. Tijdens haar vrijetijdsbesteding in het weekend probeert ze haar vriendenkring zo groot mogelijk te maken. Het nadeel dat er “soms ook vrienden afvallen, die het niet meer leuk vinden” neemt ze voor lief. Hoe hecht haar band is met al deze vrienden kan Pamela niet duidelijk aangeven. Wel blijkt het aantal vrienden en vriendinnen dat ze in De Morgenzon ontmoet veel hoger dan het aantal vrienden en vriendinnen waarmee ze de stad in gaat of dat ze bij haar vriend thuis ontmoet. Hoewel Pamela maar een half uurtje per dag op het internet mag, belemmert dit haar niet om informatie op te zoeken. Toch is internet voor Pamela geen grote bron van informatie. Ze e-mailt nooit om informatie aan te vragen en niet voor niets geeft ze aan graag meer van computers te leren. Tevens belt ze nooit naar informatienummers. De billboards die mogelijke talentenjachten aankondigen houdt ze wel goed in de gaten en via haar vriend en zijn ouders komt ze ook wel eens aan informatie. Aan haar begeleider zal Pamela niet snel iets vragen, want “anders bemoeit ze zich veel te veel met mij”. Pamela doet alles op de fiets, met uitzondering van het bezoek aan haar moeder in Arnhem. De verbinding is niet alles, maar echt problemen heeft ze er nog niet mee gehad. Wanneer Pamela op stap gaat naar de Morgenzon, dan wil de vader van haar vriend hen nog wel eens wegbrengen en komen ze terug met de speciale busdienst van de Morgenzon. Zoals uit de vorige subparagraaf al bleek, is het gebrek aan financiële middelen een belangrijke beperking op de vrijetijdsinvulling van Pamela. “Ik wil wel streetdance doen, maar ik moet eerst een baan hebben.” Met een baan denkt Pamela meer dingen in haar vrijetijd te kunnen doen, dan ze nu doet, omdat ze dan meer geld tot haar beschikking heeft. Op de vraag wat Pamela wil doen als ze alle tijd en al het geld van de wereld heeft, geeft heel serieus antwoord: “Ik zou proberen om een behandeling voor mijn moeder te maken, zodat ze van haar dystrofie af kan komen en niet meer verlamd is en mijn vader uit de schulden helpen. De rest zou ik op een spaarrekening zetten. Ik zou nooit in een super groot huis willen wonen. Ik heb alles wat ik wil. Ik zou het ook aan goede doelen willen geven.”
72
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 4.11 Respondent 10: Chiel § 4.11.1 Persoonsgegevens en dagindeling Chiel is 57 jaar en woont alleen in een bovenwoning helemaal in het westen van Oss. Het is een sobere woning, die door Chiel bewust donker wordt gehouden door overdag de gordijnen dicht te houden. Het bleek een heel moeizaam gesprek. Aan de telefoon meldde Chiel al dat hij last heeft van drempelvrees en op de dag van het interview waren maar liefst drie telefoontjes nodig om binnen te komen. Eenmaal binnen begint Chiel af te geven op alles en iedereen. Niemand vertrouwt hem en hij vertrouwt niemand. “De familie denkt verkeerd. Die denken dat ik alcoholist ben. En de buurvrouw ga ik niet opzoeken. Dadelijk krijg ik haar gescheiden man hier boven.” Op de vraag of Chiel het vervelend of moeilijk vond om een afspraak te maken voor een interview, antwoordt hij: “Nee, dat helemaal niet. Ik heb wel jouw brief pas ’s avonds in het donker weggebracht. Ik durf niet buiten.” Chiel werkt niet meer en zegt oneervol ontslagen te zijn bij het bedrijf waar hij werkte. Hij werd ervan beschuldigd het bedrijf kapot te hebben gemaakt, terwijl hij zegt altijd hard gewerkt te hebben. Hoewel Chiel niet meer werkt, staat hij nog wel altijd tussen 6:00 en 7:00 uur op, zowel doordeweeks als in het weekend. Het tijdstip waarop Chiel weer gaat slapen is 23:00 uur en ook dat is elke dag hetzelfde. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 84 vrije uren per week over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.9. Tabel 4.9a: Persoonsgegevens en vrije uren van Chiel Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
57 jaar man alleen geen 84 uur 60 uur 20 uur 20 uur 20 uur 24 uur 16 uur 8 uur
§ 4.11.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.9b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Chiel in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie hij tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt.
73
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Chiel blijkt en grote liefde te hebben voor wandelen. Hij zegt nu “een beetje moeilijk te zitten”, maar normaal wandelt hij elke dag over de Magharense Dijk in Oss of een rondje door de Geffense Bossen in Oss. Vol trots vertelt hij ook over zijn deelname aan de 89ste Nijmeegse Vierdaagse en laat hij zijn medaille zien. De Nijmeegse Vierdaagse is alles voor Chiel. Hij leeft daar helemaal naar toe. Zijn drempelvrees is ook pas gekomen na deze vierdaagse. “Mijn vakantie is de Nijmeegse Vierdaagse. Ik wou dat de vierdaagse elke week was. Nee, de Nijmeegse Vierdaagse daar stop ik niet meer mee. Ik wandel tot ik er bij neerval en dan stop ik nog niet.”
Heel af en toe wil Chiel wel eens naar café de Spieghel in Oss gaan om een biertje te drinken, maar voorlopig komt hij daar niet meer. Enerzijds niet vanwege zijn drempelvrees, anderzijds niet vanwege de “indianenverhalen” die zijn familie maakt over zijn drinkgedrag. De rest van zijn tijd vult Chiel met het kijken naar tv programma’s zoals actualiteitenprogramma’s, voetbal en tv debatten. In het weekend kijkt hij naar kerkdiensten. De krant heeft Chiel niet nodig, want teletekst voorziet hem van voldoende informatie over de actualiteiten. Hoewel Chiel met niemand wil praten, zegt hij vooral deze programma’s te kijken om “ergens over mee te praten als er iets gebeurt in de wereld”. Tabel 4.9b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Chiel Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
9 5 5 0 0 0 0 0 4 2 0 0 2* 0 0
* respondent heeft drempelvrees, waarbij deze activiteiten op dit moment niet opgaan
In tabel 4.9c staan de activiteiten van Chiel gecategoriseerd. Het is uit de voorgaande beschrijving van zijn vrijetijdsactiviteiten vrij gemakkelijk te concluderen dat Chiel helemaal geen sociaal netwerk om zich heen heeft. Er zijn geen contacten met familie of vrienden en zelfs zij begeleider van Dichterbij belt hij alleen in noodgevallen. Vanwege zijn angst voor slechte verhalen over hem, houdt hij er bewust geen sociaal netwerk op na. “Ik ben altijd alleen. Ik wil niemand bij me hebben. Het is goed [om] niemand bij je te hebben. Hier komt nooit iemand. De mensen denken verkeerd.”
74
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Het is niet verwonderlijk dat Chiel niets kan bedenken wat hij graag wil doen. Het enige dat hij wil, is weer naar buiten durven om te gaan wandelen. Tabel 4.9c: Vrijetijdsactiviteiten van Chiel Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. TV kijken 7 Wandelen* 1 Café* 1
Categorie Passieve invulling Sport activiteiten Ontmoeten
* respondent heeft drempelvrees, waarbij deze activiteiten op dit moment niet opgaan
§ 4.11.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding De sociale vaardigheden van Chiel kunnen hem behoorlijk beperken in het aangaan van contacten. Het is heel moeilijk om een gesprek met Chiel aan te gaan en hij blijft tussendoor afgeven op zijn familie, zijn buurvrouw en zijn ex-baas. Toch is het moeilijk om hier een conclusie te trekken, omdat Chiel helemaal geen sociale contacten aan wil gaan. Zijn drempelvrees en angst dat mensen slecht over hem denken, lijkt eerder van psychische aard. Chiel durft geen bezoek te ontvangen en gaat zelf ook nergens op bezoek. Hij komt niet buiten en wil met niemand een praatje maken. Zijn telefoon gebruikt hij alleen voor noodgevallen en het wandelen wil hij alleen doen om zijn hoofd leeg te maken en dingen te kunnen vergeten. Zonder computer en krant, met een telefoon die alleen in noodgevallen wordt gebruikt, en zonder contact met de buitenwereld, is het erg gemakkelijk om te concluderen dat Chiel in zijn informatievoorziening achterblijft. Echter, ook hier geldt weer dat Chiel geen behoefte heeft aan informatie. Met afkeer en verbazing – “je eigen broeders doden, dat doe je toch niet” – volgt hij de actualiteiten op teletekst en op televisie en meer wil hij niet weten. Voor iemand met drempelvrees is het moeilijk om vast te stellen of er mogelijk vervoersproblemen zijn, die een praktische beperking opleggen aan de invulling van zijn of haar vrijetijd. Chiel beschikt over een eigen auto, maar zijn fiets is gestolen. Het centrum is voor Chiel lopend te bereiken en in het uiterste geval zegt hij altijd nog een taxi te kunnen bellen. De weinige financiële middelen die Chiel tot zijn beschikking heeft, beperken hem wel in zijn doen en laten. “Ik heb ouwe troep en rommel, want ik heb niet veel geld. Anders had ik het wel vernieuwd. Het liefst wil ik verhuizen, maar dat is allemaal te duur.” Echter, aangezien Chiel in zijn vrijetijd eigenlijk alleen maar wil wandelen, zullen deze weinige financiële middelen hem niet direct beperken in zijn vrijetijdsbesteding. Op de vraag wat Chiel wil doen als hij alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoordt hij resoluut: “Verhuizen naar Hasselt in België.”
75
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 4.12 Respondent 11: Henderie § 4.12.1 Persoonsgegevens en dagindeling Henderie is 30 jaar en woont alleen in een flat dichtbij het centrum van Oss. Henderie is niet erg spraakzaam en hoewel hij zelf zegt nooit zenuwachtig te zijn bij contacten met nieuwe mensen, komt hij toch erg zenuwachtig over. Opvallend was ook dat Henderie al op zijn balkon stond te wachten om te zien wie er kwam. Henderie lijkt zich bewust van zijn licht verstandelijke beperking, want hij spreekt over zichzelf en zijn vrienden als mensen “die allemaal in hetzelfde schuitje zitten” en hij maakt onderscheid tussen zichzelf en mensen “van het andere soort”. Henderie werkt 4½ dag bij de gemeente in Geffen. Hij moet daarvoor elke ochtend tussen 5:30 en 5:45 uur opstaan, omdat hij om 6:50 uur op de fiets naar zijn werk gaat. Hij werkt maandag tot en met donderdag tot 16:00 uur en op vrijdag tot 11:30 uur. Een half uur na het einde van zijn werktijd is Henderie weer thuis. Henderie gaat doordeweeks om 22:30 slapen, met uitzondering van de vrijdagavond, want dan wordt het vaak 1:00 uur. In het weekend slaapt hij uit variërend van 10:00 tot 12:00 uur. Zaterdagavond en zondagavond gaat Henderie weer op tijd naar bed. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 46 vrije uren over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.10a. Tabel 4.10a: Persoonsgegevens en vrije uren van Henderie Leeftijd 30 jaar Geslacht man Woonsituatie alleen Werk 4½ volle dagen Beschikbare vrije uren per week 46 uur waarvan doordeweeks 24 uur waarvan in de ochtend 0 uur waarvan in de middag 4 uur waarvan in de avond 20 uur waarvan in het weekend 22 uur waarvan overdag 13 uur waarvan in de avond 9 uur
§ 4.12.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.10b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Henderie in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie hij tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Op maandagavond en zondagavond ontmoet Henderie een stel vrienden die hij in zijn vrijetijd heeft ontmoet. Elke week komen ze bij elkaar en elke maand is Henderie een keer aan de beurt om zijn vrienden thuis te ontvangen. Samen drinken ze koffie en kletsen ze over alles behalve het werk, want Henderie wil “privé en werk graag gescheiden houden”. Tevens kijken ze samen naar Goede Tijden Slechte Tijden. Henderie vindt het erg gezellig om met
76
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
andere mensen samen te zijn en meent ook dat zijn aanwezigheid door hen wordt gewaardeerd. “Het is beter dan hier te zitten piekeren. Bij andere mensen is [het] gezelliger en beter. Ze zijn best tevreden over mij. Anders hadden ze me wel weggezet.” De dinsdagavond houdt Henderie vrij voor zichzelf. Op de dinsdagavond kookt Henderie wat uitgebreider dan normaal en is daarom vaak laat klaar met opruimen. Hij wil daarna een beetje rustig aan doen. Op woensdagavond gaat Henderie naar de soos in D’n Inloop in Oss. Deze soos is speciaal voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Henderie fiets daar alleen naar toe. Op de donderdag fietst Henderie na zijn werk door naar zijn ouders in Vinkel. Hij eet dan bij zijn ouders en praat met hen over de afgelopen week. Na het eten fiets Henderie weer naar huis, omdat het anders te donker is om te fietsen. Eenmaal thuis doet hij niets bijzonders meer. De vrijdag heeft Henderie een leuke dag. ’s Middags doet hij eerst boodschappen en komt de begeleiding vanuit Dichterbij langs. ’s Avonds werkt hij als vrijwilliger in de Kortvoort. De Kortvoort is een soort clubhuis voor kinderen met een discotheek en een spelletjeshoek. Henderie helpt daar mee met het opbouwen van de disco en past mee op de kinderen. Henderie heeft zichzelf hiervoor opgegeven nadat hij een advertentie in de krant had gelezen. Na afloop van de avond drinkt Henderie samen met de andere vrijwilligers nog wat in de Kortvoort en rond middernacht gaat hij weer naar huis. Op zaterdagmiddag gaat Henderie weer op bezoek bij zijn ouders, omdat “alle kinderen” dan naar huis komen en het dus een gezellige boel is. Meestal eet Henderie meteen bij zijn ouders. De avond houdt hij voor zichzelf om wat tv te kijken of een puzzel te maken uit één van zijn puzzelboekjes. De zondag is voor Henderie vooral om uit te slapen en wat in het huishouden te doen. Aan het begin van de avond ontmoet hij, net als op maandag, zijn vrienden bij iemand thuis. Tabel 4.10b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Henderie Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
77
7 4 0 0 1 0 1 2 3 1 0 0 0 1 1
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
In tabel 4.10c staan de activiteiten van Henderie gecategoriseerd. Henderie houdt ervan mensen te ontmoeten. Dit blijkt vooral uit het feit dat hij veel waarde hecht aan het bezoeken van zijn vrienden op maandag- en zondagavond, de soos op woensdag, het blijven hangen naar het vrijwilligerswerk op vrijdag, en het treffen van zijn familie op zaterdagmiddag. Het gaat hierbij wel altijd om mensen die Henderie kent en dus lijkt het erop dat zekerheid van contacten en een bekende omgeving belangrijk zijn. De reden waarom Henderie bijna nooit telefoneert, ondersteunt deze gedachte. “Je weet niet of er iemand afluistert aan de andere kant. Daar heb ik altijd zo’n schrik van.” Eveneens zijn in tabel 4.10c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Henderie graag wil doen. Zoals al eerder vermeld is, lijkt Henderie van zekerheid te houden. Dit wordt bevestigd door het feit dat hij weinig meer wil doen dan hij op dit moment doet. Henderie heeft geen computer en wil daar ook niks van weten, omdat hij dat te duur vindt. Hij wil eveneens niet sporten, want hij vindt dat hij al genoeg fietst naar zijn werk en elke dag drie trappen op en af is ook voldoende beweging. Aan het ontmoeten van mensen die hij niet kent, heeft hij ook geen behoefte. Zeker niet om dit in een discotheek of een café te doen. “Ik ben niet zo’n caféganger. Ik kan ook niet tegen rook.” Het enige wat Henderie wel vaker wil doen, is het ondernemen van dagtripjes. Wat voor dagtripjes maakt hem niet uit. Hij zal zich ook altijd alleen opgeven, omdat “de anderen dat zelf maar moeten doen”. Het gaat hem dan ook niet zozeer om de contacten met andere mensen, maar meer om de activiteit zelf. Tabel 4.10c: Vrijetijdsactiviteiten van Henderie Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Bezoek aan vrienden 2 Soos 1 Vrijwilligerswerk jeugddiscotheek 1 Bezoek aan ouders 2 Puzzelen 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Uitstapje 1
Categorie Ontmoeten Ontmoeten Ontmoeten Familiebezoek Passieve invulling Categorie Dagtripjes
§ 4.12.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Aan het begin van deze paragraaf is al gezegd dat Henderie niet erg spraakzaam is. Zijn antwoorden zijn vaak erg kort en naar mate het gesprek vordert, moeten de vragen steeds vaker zo gesteld worden dat Henderie met “ja” of “nee” kan antwoorden. Tevens begint Henderie steeds zachter te praten. Mogelijk komt het moeilijk op gang houden van een gesprek voort uit problemen met zijn sociale vaardigheden. Dit kan de gebrekkige belangstelling om ergens naar toe te gaan, waar Henderie mensen treft die hij nog niet kent, verklaren. De zekerheid van bekende sociale contacten en een veilige, bekende omgeving zijn voor Henderie belangrijk om deze problemen met zijn sociale vaardigheden op te
78
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
vangen. Dit neemt niet weg dat Henderie meer dan tevreden is over de sociale contacten die hij heeft. Zonder computer is het internet geen informatiebron voor Henderie. Wel leest hij verscheidene nieuwsblaadjes, want zo is hij aan zijn vrijwilligerswerk gekomen en aan een vakantie van Van Dongen, die helaas voor hem wegens te weinig belangstelling niet doorging. De ouders van Henderie hebben wel internet en als hij informatie nodig heeft, kan hij dat altijd aan hen vragen. Tot slot kan Henderie in het uiterste geval nog zijn schoonzus bellen, die vlak bij hem woont. De directe toegang tot informatie is voor Henderie uiterst beperkt. Dankzij zijn familie kan hij, al is het indirect, wel aan voldoende informatie komen. Henderie heeft zelf geen auto, maar zegt alles met de fiets te kunnen bereiken. Vervoersproblemen leveren hem geen praktische beperkingen op. Zeker niet wanneer hij bij slecht weer kan rekenen op vervoer van één van zijn vrienden of in het uiterste geval zijn buskaart voor de buurtbus nog achter de hand heeft. Wat betreft zijn financiële middelen zegt Henderie geen problemen te hebben. “Nog niet. Dat kan nog wel komen.” Zijn nadere toelichting hierop is dat alles over het algemeen wel duur is. Het is moeilijk om hier een duidelijke conclusie uit te halen, maar het feit dat Henderie het op deze manier brengt, betekent in ieder geval wel dat hij er over nadenkt en er mogelijk rekening mee houdt op het moment dat hij bepaalde uitgaven moet doen. Op de vraag wat Henderie wil doen als hij alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoord hij zelfs na lang aandringen: “Dat is moeilijk. Ik weet het echt niet. Nee, ik weet niks.”
§ 4.13: Respondent 12: Henk § 4.13.1 Persoonsgegevens en dagindeling Henk is 58 jaar en woont alleen in een appartementje boven een winkelgalerij in het centrum van Oss. Henk komt in het begin een beetje zenuwachtig over, maar zo gauw hij begint te vertellen over wat hij doet in zijn vrijetijd, maken de zenuwen plaats voor iets wat lijkt op gepaste trots. Aan Henk valt bijna niet te merken dat hij in de doelgroep licht verstandelijke beperkingen valt. Dit valt alleen maar op wanneer er gesproken wordt over zaken waar Henk niets van weet of geen antwoord op weet. Henk werkt al een paar jaar niet meer, maar zegt ondanks alles toch een drukke week te hebben. Hij staat zowel doordeweeks als in het weekend elke dag om 8:00 uur op en gaat ook altijd tussen 23:00 en 23:30 uur slapen. Doordeweeks eet Henk elke middag bij verzorgingstehuis Vita Nova in Oss. Indien er uitgegaan wordt van gemiddeld 4 uur per dag persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken, blijven er 72 vrije uren per week over. Een verdere specificatie van deze uren is te vinden in tabel 4.11a.
79
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tabel 4.11a: Persoonsgegevens en vrije uren van Henk Leeftijd Geslacht Woonsituatie Werk Beschikbare vrije uren per week waarvan doordeweeks waarvan in de ochtend waarvan in de middag waarvan in de avond waarvan in het weekend waarvan overdag waarvan in de avond
58 jaar man alleen geen 72 uur 50 uur 3 uur 3 uur 4 uur 22 uur 12 uur 10 uur
§ 4.13.2 Vrijetijdsbesteding Tabel 4.11b toont het aantal vrijetijdsactiviteiten dat Henk in een reguliere week onderneemt. Tevens blijkt uit deze tabel met wie hij tijdens deze vrijetijdsactiviteiten in contact komt. Op maandagochtend draait Henk vaak een was, maar verder doet hij niets bijzonders. ’s Middags gaat Henk vaak in de stad in een koffiehuis een kop koffie drinken. Hij gaat altijd alleen, maar soms treft hij wel eens iemand om mee te praten. De avond vult Henk met het kijken van actualiteitenprogramma’s en af en toe een film. Op dinsdagochtend werkt Henk als vrijwilliger bij Vita Nova. Hij gaat met de bewoners van dit verzorgingstehuis wandelen of winkelen. Henk is aan dit vrijwilligerswerk gekomen doordat hij terug is blijven komen nadat hij daar altijd voor zijn moeder heeft gezorgd. De middag vult Henk met wandelen of fietsen naar de Maashorst. Henk doet dit altijd alleen. ’s Avonds doet hij niets speciaals meer. De woensdagochtend houdt Henk voor zichzelf. Na het eten bij Vita Nova gaat Henk om de 2 weken fietsen of wandelen met de club van 50 FIT uit Oss. Hij is hier via het Rigom, de stichting voor ouderenwerk in het Maasland, bij terecht gekomen. Henk ontvangt elke maand een krantje van het Rigom waar allerlei activiteiten in staan. Hij heeft zich zelf voor het fietsen opgegeven. ’s Avonds helpt Henk weer als vrijwilliger mee bij het bloemschikken voor de bewoners van Vita Nova. Op donderdagochtend doet Henk wat aan het huishouden en ’s middags gaat hij de stad in voor een kop koffie. Hoewel hij altijd alleen gaat, gaat hij dan vaak naar de binnenstad. “De binnenstad is ook een soort activiteit. Daar ga ik een beetje praten met de mensen die daar komen over de politiek en wat er in Oss gebeurd is.” ’s Avonds is het koopavond in Oss en ook dan gaat Henk de stad in om te winkelen. In dit geval gaat hij samen met een neef of een nicht van hem of met een kennis die hij heeft overgehouden aan zijn voormalige werk in de oude tricotagefabriek De Zwaan, destijds in Oss. De vrijdagochtend heeft Henk zijn vaste zwemuurtje in het Golfbad in Oss. Henk is ook hier via het Rigom terecht gekomen. Hij gaat altijd alleen naar het zwembad. ’s Middags gaat Henk op bezoek bij zijn familie in Geffen om met de familie alle familiezaken te bepraten. In
80
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
de avond gaat Henk twee keer per maand naar de bioscoop of naar theater de Lievekamp in Oss, waarop hij een abonnement heeft. Meestal gaat hij samen met iemand die hij tijdens een voorstelling in de Lievekamp heeft leren kennen en die dezelfde smaak heeft. Op zaterdag drinkt Henk weer koffie in de stad rondom het plein waar dan de markt is in Oss. Om de twee weken komt ’s middags zijn familie bij hem op de koffie. Verder is de zaterdag, net als de zondag, een rustige dag voor Henk. Als het een beetje mooi weer is, wil Henk op zondag nog wel eens de fiets pakken om naar Slabroek te fietsen. Tabel 4.11b: Overzicht aantal vrijetijdsactiviteiten van Henk Aantal vrijetijdsactiviteiten per week waarvan doordeweeks waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen waarvan in het weekend waarvan thuis en alleen waarvan thuis met familie / vriend(in) waarvan thuis met anderen waarvan buitenshuis en alleen waarvan buitenshuis met familie / vriend(in) waarvan buitenshuis met anderen
13* 11 1 0 0 3 2 5* 2 0 1 0 1 0 0
* inclusief 2 keer vrijwilligerswerk
In tabel 4.11c staan de activiteiten van Henk gecategoriseerd. Het vrijwilligerswerk is niet in een categorie ondergebracht, omdat het eigenlijk om werk gaat en dementerende ouderen uit het verzorgingshuis tot de vriendenkring van Henk kunnen worden gerekend. Theoretisch valt het koffiedrinken van Henk in de stad in de categorie ontmoeten. Echter, het komt geregeld voor dat Henk helemaal niemand ontmoet in het koffiehuis waar hij zit. Henk’s sociale netwerk is niet groot, maar wel degelijk. Dit houdt in dat Henk de mensen uit zijn sociale netwerk vaak ontmoet. Henk heeft een vast persoon waar hij mee naar de Lievekamp gaat, hij ontmoet dezelfde vrijwilligers bij Vita Nova, hij treft elke week minimaal één keer iemand van zijn familie en elke woensdag is hij op pad met de mensen van 50 FIT. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Henk het ontmoeten van mensen van 50 FIT wel heel gezellig vindt, maar het gaat hem vooral om het fietsen en de natuur. Henk onderneemt veel dingen alleen. Desondanks zegt Henk zegt het belangrijk te vinden om in zijn vrijetijd in contact te komen met anderen. Wat daar juist zo belangrijk aan is, weet hij echter niet duidelijk te maken: “Uhm.. Ja.. Daarom komen ze hier van Dichterbij, toch? Dat je een beetje contact hebt met de mensen.”
81
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Eveneens zijn in tabel 4.11c de vrijetijdsactiviteiten terug te vinden die Henk graag wil doen. Het is Henk niet ontgaan dat de computer tegenwoordig een steeds belangrijkere rol gaat spelen en dus wil hij wel wat meer van de computer leren, “want dat is tegenwoordig toch wel in”. Mocht Henk dit gaan doen, dan denkt dit via het Rigom te kunnen regelen. Wat Henk zijn drukke programma noemt, kan de oorzaak ervan zijn dat hij niet veel interesse heeft voor andere vrijetijdsactiviteiten. Meer sporten ziet hij niet zitten en van een cafébezoek in de avond wil hij ook niks weten. Wel gaat zijn interesse uit naar wat meer uitstapjes en dan het liefst naar steden of musea in Noord-Brabant. De reden dat hij dit nu nog niet doet, kan hij niet noemen, maar “met geld of vervoer heeft het zeker niks te maken”. Tabel 4.11c: Vrijetijdsactiviteiten Henk Soort activiteit (huidig) Aantal keer p.w. Koffie drinken in de stad 3 Tv kijken 1 Vrijwilligerswerk 2 Fietsen 2 Zwemmen 1 Bezoek aan familie 2 Bioscoop/theater 1 Winkelen op koopavond 1 Soort activiteit (gewenst) Aantal keer p.w. Computerles 1 Uitstapjes naar musea of steden 1
Categorie Ontmoeten Passieve invulling Sport activiteiten Sport activiteiten Familiebezoek Dagtripjes Dagtripjes Categorie Passieve invulling Dagtripjes
§ 4.13.3 Problemen bij vrijetijdsbesteding Zoals aan het begin van deze paragraaf al vermeld is, valt aan Henk niet snel te merken dat hij in de doelgroep van mensen met een licht verstandelijke beperking valt. Zijn sociale vaardigheden leveren hem geen beperkingen op met betrekking tot zijn sociale contacten, of het moet zo zijn dat Henk zich bezwaard voelt als hij niet over een bepaald onderwerp kan meepraten. Het is opvallend dat Henk vaak alleen de stad in gaat in de hoop iemand te treffen om mee te praten, terwijl hij over het ontmoeten van nieuwe mensen zegt: “Ja, soms ben ik wel zenuwachtig. Dat gebeurt wel eens. Vooral als je ze in het begin niet kent, maar vaak gaat dat vanzelf wel weer weg.” Voor zijn informatievoorziening is Henk beperkt tot het maandblad van het Rigom. Vermoedelijk is het ontbreken van informatie in dit blad over stedentrips en musea de reden dat Henk zijn gewenste uitstapjes op dit moment niet onderneemt. Henk zegt onder de indruk te zijn van het gemak waarmee informatie op computers wordt opgezocht en dat verklaart mogelijk ook waarom Henk meer van computers wil weten. Over het algemeen kan gesteld worden dat Henk beperkt is in zijn toegang tot informatie en dat het vermoeden bestaat dat dit hem ook beperkt bij de invulling van zijn vrijetijd. Henk heeft geen auto, maar met zijn fiets, zijn 40+ treinkaart en zijn pasje voor de Taxihopper is hij erg mobiel. Vervoersproblemen zijn er dus niet en vormen dan ook geen praktische beperking op de vrijetijdsbesteding van Henk.
82
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Nergens uit het gesprek blijkt dat Henk zich beperkt voelt door gebrek aan financiële middelen. Met nadruk zegt hij zelfs dat het niet ondernemen van meer uitstapjes “met geld […] zeker niks te maken [heeft]”. Op de vraag wat Henk wil doen als hij alle tijd en al het geld van de wereld heeft, antwoordt hij met een grote glimlach: “Dan zou ik toch wel een keer een reis willen maken naar Canada, vanwege de mooie natuur.”
83
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Hoofdstuk 5: Resultaten & Conclusies Vanuit de analyse van de onderzoeksdata in het vorige hoofdstuk is het nu mogelijk om de deelvragen van dit onderzoek te beantwoorden. Dit gebeurt in de eerste paragraaf. In de tweede paragraaf worden vijf opvallende resultaten van dit onderzoek gepresenteerd, die tevens ter beoordeling zijn voorgelegd aan een psycholoog die verbonden is aan MEE. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk bevat een puntsgewijs overzicht van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek. In het volgende en laatste hoofdstuk zullen deze conclusies omgezet worden in aanbevelingen voor MEE.
§ 5.1 Beantwoording deelvragen & centrale onderzoeksvraag § 5.1.1 Vereenzaming De eerste deelvraag luidde: is er sprake van vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking? Vanuit de theoretische achtergrond in hoofdstuk 2 is vastgesteld dat mensen met een licht verstandelijke beperking in ieder geval een grotere kans hebben te vereenzamen dan andere mensen. De belangrijkste reden hiervoor is onvoldoende sociale participatie. Hieronder wordt onvoldoende deelname aan formele en informele sociale netwerken, inclusief vrijetijdsbesteding, verstaan. Vrijetijdsbesteding valt onder informele sociale netwerken en is daarom erg belangrijk om een sociaal netwerk op te bouwen en te onderhouden. In tabel 5.1 is de sociale participatie van de respondenten aan informele (vrijetijds)netwerken weergegeven. Tabel 5.1: Sociale participatie informele netwerken Vrijetijdsactiviteiten Respondent aantal p.w. waarvan aan informele netwerken Gerrie 8 6 (waarvan 2 met ouders) Jenny 5 3 (waarvan 1 met ouders) Judith 7 5 (waarvan 1 met ouders) Carlo 9 7 (waarvan 2 met ouders) Rinaldo 6 5 (waarvan 1 met ouders) Cindy 6 5 (waarvan 1 met ouders) Theo 12 8 (waarvan 5 met ouders) John 8 4 (waarvan 1 met ouders) Pamela 14 5 (waarvan 2 met ouders) Chiel 9 0 (waarvan 0 met ouders) Henderie 7 5 (waarvan 2 met ouders) Henk 13 8 (waarvan 0 met ouders)
Gemiddeld nemen de respondenten 3 à 4 keer per week deel aan een informeel, sociaal netwerk anders dan het sociale netwerk waar hun ouders inzitten. Deze sociale netwerken bestaan uit andere familieleden of uit een aantal vrienden.
84
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
De psycholoog die aan MEE verbonden is, zegt dat niet alleen de omvang van het sociale netwerk belangrijk is, maar ook om wat de contacten in het sociale netwerk met iemand doen en wat deze contacten voor iemand opleveren. In het interview is aan de respondenten gevraagd om aan te geven wat ze verwachten van de contacten met andere mensen in hun vrije tijd en met welk doel ze deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten. Tabel 5.2 toont de vier meest voorkomende antwoorden. Tabel 5.2: Doel van sociale contacten* Doel Aantal resp. Praten over van alles en nog wat 10 Leren kennen van andere mensen 8 Meedoen voor de gezelligheid 8 Erbij zijn en erbij horen 6 * tijdens vrijetijdsbesteding
Deze doelen lijken aan te tonen dat het bij de respondenten alleen draait om hun aanwezigheid. Het gevoel van ik ben erbij geweest lijkt te overheersen over ik heb iets gedaan of ik heb een goed gesprek gevoerd. Zonder een algemene uitspraak te willen doen, bevestigt de psycholoog dat dit kan voorkomen bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Ze kunnen tevreden zijn met hun sociale netwerk, ook als dat in wezen niets oplevert. Dit komt voornamelijk doordat het opbouwen, onderhouden en uitbreiden van een dynamisch sociaal netwerk erg moeilijk is. Het begeleiden van mensen met een licht verstandelijke beperking hierbij moet zich niet alleen richten op een sociaal netwerk dat hen tevreden stelt, maar dat ook een bepaalde kwaliteit waarborgt. Er moet een uitdagende impuls van uitgaan, die verbredend en vernieuwend werkt. Bij vrijwel geen enkele respondent verandert de samenstelling van hun sociale netwerk. Dat is opvallend, want, met uitzondering van Gerrie, Theo en Chiel, hebben de respondenten in de interviews aangegeven dat het ontmoeten van andere mensen één van de redenen is om vrijetijdsactiviteiten te ondernemen. Gerrie vindt het niet erg om steeds dezelfde mensen te ontmoeten. Theo heeft zich er al bij neergelegd dat hij zijn leven al niet over een grote sociale kring beschikt en Chiel vertrouwt niemand vanwege zijn drempelvrees. Tevens geeft geen enkele respondent aan dat zijn of haar sociale netwerk tot nieuwe belevenissen of uitdagingen leidt en dat dit ook niet van zijn of haar sociale netwerk verwacht wordt. Boelhouwer (2005) geeft in het rapport De Sociale Staat van Nederland 2005 aan dat objectieve data niet hoeven te sporen met de oordelen die mensen zelf hebben over hun leefsituatie. Sterker nog, subjectieve oordelen spelen een steeds grotere rol in maatschappelijke en politieke discussies. Ditzelfde geldt voor de beantwoording van deze deelvraag. Zowel vanuit de relevante literatuur als vanuit een objectieve analyse van de data uit de interviews, kan geconcludeerd worden dat mensen met een licht verstandelijke beperking een grotere kans hebben te vereenzamen dan mensen zonder deze beperking. Echter, uit de subjectieve beoordeling die de respondenten geven over hun sociale contacten, blijkt er bij geen enkele respondent sprake te zijn van enige mate van vereenzaming.
85
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Gerrie bijvoorbeeld, beseft dat ze beschikt over een klein sociaal netwerk, maar dit is juist een voordeel voor haar. “Ik ben altijd erg zenuwachtig. Ik ben zenuwachtig om elke keer die stap te zetten. […] Het zijn altijd dezelfde mensen [die ik ontmoet], maar dat is fijn, omdat ik er vertrouwen in heb.” Ook Theo weet dat zijn sociale netwerk niet zo groot is. Hij heeft zichzelf daarbij neergelegd, maar voelt zich daardoor niet sociaal vereenzaamd. “Ik ben iemand [wiens] leven er al uit bestaat dat er niet zo’n grote sociale kring is. Dat geldt voor mij van kinds af aan, dus dat zit ook een beetje in mijn karakter.” Chiel vertrouwt niemand om zich heen. Hij heeft daarom geen behoefte aan een sociaal netwerk en voelt zich daardoor ook niet vereenzaamd. Carlo geeft aan dat hij soms een vrijetijdsactiviteit wil ondernemen, maar dat er niemand is om dat samen mee te doen. Het is absoluut niet zo dat Carlo zich hierdoor sociaal vereenzaamd voelt. Hij vat dit op als een gegeven met de gedachte: volgende keer beter, want “soms hebben vrienden wel eens andere dingen te doen”. Alleen Pamela lijkt zich doordeweeks soms alleen te voelen. Het ontbreken van mensen om activiteiten mee te ondernemen ervaart ze echter niet als vereenzaming, want als ze erin slaagt een baan te vinden, heeft ze doordeweeks weer voldoende om handen. § 5.1.2 Problemen bij vrijetijdsbesteding In de tweede deelvraag stond centraal of mensen met een licht verstandelijke beperking problemen van deze beperking ondervinden bij de invulling van hun vrijetijdsbesteding, welke problemen dit dan zijn en of deze problemen de kans op vereenzaming van deze mensen vergroten. In hoofdstuk 2 wordt gesteld dat vrijetijdsbesteding een belangrijke bijdrage kan leveren aan het opbouwen van een sociaal netwerk. Uit datzelfde hoofdstuk bleek echter ook dat mensen met een licht verstandelijke beperking de kans lopen problemen te ondervinden bij het komen tot vrijetijdsactiviteiten die de mogelijkheden bieden sociale contacten aan te gaan. Deze problemen die zich voordoen worden in deze paragraaf toegelicht. De problemen zijn de volgende: 1. Beperkte sociale vaardigheden 2. Achterstand in ICT-gebruik met betrekking tot communicatie en informatie 3. Praktische beperkingen Ad. 1 Het participeren in vrijetijdsbesteding alleen is niet voldoende om tot sociale contacten te komen. Mensen moeten ook over de vaardigheden beschikken om sociale relaties aan te gaan en deze relaties te onderhouden. In hoofdstuk 2 wordt beargumenteerd dat de sociale vaardigheden, die hiervoor nodig zijn, bij mensen met een licht verstandelijke beperking veelal niet optimaal zijn. Het gaat hierbij om het begrijpen van de sociale verwachtingen en gedrag van anderen en het aanpassen van het eigen gedrag aan de sociale situatie. 86
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Bij de respondenten zijn deze beperkte sociale vaardigheden in veel gevallen terug te vinden. Het beste voorbeeld komt van Rinaldo, die zelf aangeeft dat zijn sociale contacten niet altijd stand houden omdat hij zich teveel opdringt. Rinaldo verwacht in sommige gevallen teveel van zijn sociale contacten. Hetzelfde geldt voor Jenny, die aan haar sociale omgeving merkt dat haar aanwezigheid niet altijd wordt gewaardeerd. Zowel Gerrie, Judith, Cindy, John en Chiel geven aan in het begin zenuwachtig te zijn bij het aangaan van nieuwe contacten of bij het betreden van ruimtes met een grote groep (onbekende) mensen. Het kan echter ook andersom. Mensen hebben vaak een bepaald verwachtingspatroon omtrent mensen met een licht verstandelijke beperking. Wanneer zij mensen met een licht verstandelijke beperking treffen die “beter” reageren dan zij verwachten, bemoeilijkt dat eveneens de sociale relatie. Theo zegt dit een aantal keer meegemaakt te hebben. Het niet optimaal zijn van de sociale vaardigheden bij de respondenten levert hen problemen op bij het aangaan en onderhouden van sociale relaties. Dit vertaalt zich ook in een beperking bij hun vrijetijdsbesteding. Door de zenuwen die een aantal respondenten heeft om een ruimte met een groep (on)bekende mensen te betreden, nemen zij weinig deel aan vrijetijdsactiviteiten waarbij zij nieuwe mensen ontmoeten. Veel vrijetijdsactiviteiten worden ondernomen met ouders, andere familieleden of een selecte groep van goede vrienden. Onder goede vrienden worden mensen verstaan, die de respondenten goed kennen. Hiermee lijken ze een bepaalde zekerheid om zich heen te creëren. Ad. 2 Een tweede mogelijke oorzaak voor de problemen die mensen met een licht verstandelijke beperking ondervinden bij de invulling van hun vrije tijd, is de digitalisering van de leefwereld en met name de toegankelijkheid van informatie. Gezien de huidige trends omtrent de digitale informatievoorziening via het internet, is aan de respondenten gevraagd in hoeverre zij internet als informatiebron gebruiken en in hoeverre zij dit als een gemis zien, wanneer ze niet over internet beschikken. Tabel 5.3 geeft hiervan een overzicht. Indien de trend van de digitalisering zich doorzet en bepaalde informatie daadwerkelijk nergens anders dan via het internet te vinden is, dan is er onder de respondenten nu al sprake van een grote achterstand. Jenny, Theo, John en Pamela beschikken als enige van de respondenten over internet en alleen Theo en John gebruiken internet om informatie te verzamelen. Hierbij moet opgemerkt worden dat John aangeeft eigenlijk alleen maar op Marktplaats.nl te komen om te zoeken naar aanvullingen voor zijn pennenverzameling. Alleen Theo zoekt vanuit zijn vrijwilligerswerk bij Zetnet.nl en Steffie.nl het internet af naar nieuws en vrijetijdsactiviteiten. Judith, Carlo, Chiel en Henderie lopen de kans op een nog grotere achterstand, want behalve dat zij niet beschikken over internet, zeggen zij er ook geen behoefte aan te hebben. In hoofdstuk 2 wordt beargumenteerd dat er drie hulpbronnen zijn, die de doorslag geven bij de aanschaf en gebruik van computer en internet. Deze hulpbronnen zijn sociale, cognitieve en materiële hulpbronnen. Wanneer er specifiek naar deze hulpbronnen wordt gekeken, blijkt de grote achterstand niet zomaar te overbruggen. Sociale hulpbronnen zijn het sociale netwerk. Indien mensen zich in een sociaal netwerk bevinden waarin veelvuldig gebruik gemaakt wordt van computers en internet, zal men zelf ook eerder hiervan gebruik maken. Met uitzondering van Theo, is dit voor geen van de respondenten het geval. Cognitieve 87
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
hulpbronnen bestaan uit kennis van computers en internet. Het ontbreekt de respondenten aan deze kennis. Gerrie, Carlo, Rinaldo, Cindy, John, Pamela en Henk geven allemaal aan graag meer van computers en/of internet te willen leren. Materiële hulpbronnen duiden op de financiële middelen om tot de aanschaf van een computer over te gaan. Hierop zal verderop in deze paragraaf nader ingegaan worden. In het algemeen valt te concluderen dat wanneer de digitalisering van (vrijetijds)informatie zich voortzet, de respondenten hierdoor op den duur problemen door zullen ondervinden bij de invulling van hun vrije tijd, omdat deze (vrijetijds)informatie voor hen niet toegankelijk is. Tevens valt deze vorm van beperking bij vrijetijdsbesteding niet zomaar op te lossen, gezien het ontbreken van meerdere hulpbronnen. Tabel 5.3: Toegang tot digitale informatie Computer Internet Gebruik Respondent Aanw. Gewenst. Aanw. Gewenst. voor info Gerrie ja nvt nee nee nvt Jenny ja nvt ja nvt nee Judith nee nee nee nee nvt Carlo nee ja nee ja nvt Rinaldo nee ja nee ja nvt Cindy nee ja nee ja nvt Theo ja nvt ja nvt ja John ja nvt ja nvt ja Pamela ja nvt ja nvt nee Chiel nee nee nee nee nee Henderie nee nee nee nee nee Henk nee ja nee ja nvt
Gebruik voor chat nvt ja nvt nvt nvt nvt ja nee ja nee nee nvt
Ad. 3 Als laatste kwamen in hoofdstuk 2 een drietal praktische beperkingen naar voren die mogelijk problemen kunnen opleveren voor mensen met een licht verstandelijke beperking met betrekking tot de invulling van hun vrije tijd. Deze praktische beperkingen zijn: financiële middelen, vervoersproblemen en de aansluiting van vraag en aanbod. Alleen Carlo, Theo en Henderie geven aan dat zij in hun keuze van vrijetijdsactiviteiten niet beperkt zijn door hun financiële middelen. Henderie merkt wel op dat dit in de toekomst misschien wel het geval kan zijn. Op basis van de antwoorden van de respondenten is een top 3 van vrijetijdsactiviteiten opgesteld, die de respondenten zeggen niet te ondernemen vanwege het ontbreken van financiële middelen. Het gaat om uitstapjes, sporten en de aanschaf van een pc. Een overzicht van deze top 3 is weergegeven in tabel 5.4. Judith en Chiel hebben wel aangegeven dat ze zich soms financieel beperkt voelen, maar hebben niet expliciet gezegd dat dit geldt voor bepaalde vrijetijdsactiviteiten.
88
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
De uitstapjes variëren van onder anderen een bezoek aan een café of restaurant voor Gerrie en Pamela, winkelen voor Jenny, bezoek aan een pretpark voor John tot het bezoeken van steden en musea voor Henk. De sportactiviteiten zijn fitnessen voor Gerrie en Cindy, zwemmen voor Rinaldo en streetdance voor Pamela. Het ontbreken van financiële middelen beperkt de meeste respondenten in hun vrijetijdsbesteding. Tabel 5.4: Top 3 van activiteiten die vanwege gebrek aan financiële middelen Repsondent Uitstapjes Sporten Aanschaf pc Gerrie ja* ja Jenny ja Judith Carlo geen beperkte financiële middelen Rinaldo ja ja Cindy ja ja Theo geen beperkte financiële middelen John ja Pamela ja ja Chiel Henderie geen beperkte financiële middelen Henk ja ja * ja = respondent heeft expliciet aangegeven dat hij/zij de activiteit wel wil doen, maar er geen geld voor heeft
Van vervoersproblemen is bij geen van de respondenten sprake. Met uitzondering van Theo, John en Chiel beschikken de respondenten allemaal over een fiets, die ze veelvuldig gebruiken om overal te komen. Rinaldo, Cindy, Chiel en Henderie zijn de enige respondenten die geen gebruik maken van het openbaar vervoer. Echter, Rinaldo, Cindy en Chiel beschikken net als Judith, Carlo en John over een eigen auto. Henderie kan voor zijn vervoer altijd terugvallen op zijn ouders of zijn vrienden. Van de taxi maakt geen enkele respondent gebruik, omdat ze dit te duur vinden. In het algemeen kan gesteld worden dat er geen sprake is van vervoersproblemen die de invulling van de vrijetijdsbesteding van de respondenten belemmeren. Over de aansluiting van vraag en aanbod omtrent de gewenste vrijetijdsactiviteiten van de respondenten kan op basis van deze onderzoeksgegevens weinig gezegd worden. Uit de analyse in hoofdstuk 4 blijkt dat de respondenten weinig concreet zijn in het aangeven van de vrijetijdsactiviteiten die ze graag willen doen. De meeste respondenten zeggen “iets van” sport graag te willen doen en bij uitstapjes vinden ze “alles wel leuk”. Een mogelijk verklaring voor deze antwoorden kan zijn dat de respondenten hun vraag afstemmen op het aanbod, maar onvoldoende van het aanbod op de hoogte zijn. Hier kan de Vrijetijdkrant van MEE een belangrijke rol spelen, ware het niet dat alleen Judith en Theo zeggen de Vrijetijdkrant ontvangen.
89
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Een andere verklaring wordt gegeven door de psycholoog, die verbonden is aan MEE. Hij stelt dat het voorstellingsvermogen van mensen met een licht verstandelijke beperking vaak tekort schiet. Deze mensen hebben al heel snel dat woorden of ervaring ontbreken wanneer ze buiten het concrete gaan, dat wil zeggen dat wat ze direct ooit ervaren hebben. Voor vormen van vrijetijdsbesteding geldt dat ze dat wat ze kennen, kunnen benoemen, dat wat ze gehoord hebben, kunnen reproduceren, maar dat zelf iets bedenken vaak te ver gaat. Het gebruik maken van keuzeschema’s voor vrijetijdsbesteding om dit probleem te ondervangen, heeft echter niet mogen baten. § 5.1.3 Rol van vrijetijdsbesteding bij tegengaan van vereenzaming Bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding nodigen uit om te participeren in informele sociale netwerken. Vereenzaming ontstaat wanneer er onvoldoende participatie is in deze sociale netwerken. Dit maakt bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding dus een belangrijk middel om vereenzaming tegen te gaan of om de kans op vereenzaming te verkleinen. Het mag duidelijk zijn dat vrijetijdsactiviteiten zoals lezen of alleen op de bank televisie kijken hier minder geschikt voor zijn dat vrijetijdsactiviteiten zoals naar de soos gaan of spelen in een voetbalteam. Van de 12 respondenten erkennen er 5 het belang van vrijetijdsbesteding. Zij geven expliciet aan dat ze vrijetijdsbesteding juist als middel zien om in contact te komen met andere mensen. Uitgaande van alleen al het aanbod van vrijetijdsactiviteiten in de Vrijetijdswijzer van MEE (zie MEE Noordoost Brabant, 2004b) kan gesteld worden dat er voldoende vrijetijdsactiviteiten toegankelijk zijn voor de respondenten, die de mogelijkheid tot sociale interactie bieden. Tevens is het reguliere aanbod van vrijetijdsactiviteiten toegankelijk voor respondenten. Jenny gaat bijvoorbeeld naar De Lunenburg in Loosbroek, Carlo voetbalt bij Top Oss, John speelt jeu de boules in Nistelrode en Chiel loopt de vierdaagse van Nijmegen. De respondenten worden door de problemen die ze hebben bij de invulling van hun vrije tijd beperkt in hun vrijetijdsbesteding. Ten eerste bemoeilijken de beperkte sociale vaardigheden van de respondenten het aangaan van sociale contacten die ze nodig hebben om samen vrijetijdsactiviteiten te ondernemen. Ten tweede hebben de respondenten een achterstand ten opzicht van mensen zonder licht verstandelijke beperking als het gaat om het gebruik van ICT voor digitale communicatie in hun vrije tijd en digitale informatievoorziening omtrent vrije tijd. Ten derde ontbreken bij veel respondenten de financiële middelen om hun gewenste vrijetijdsbesteding vorm te geven. Toch lijkt de tevredenheid van de respondenten met de omvang van hun sociale netwerk en dus het niet ervaren van vereenzaming de conclusie in te leiden dat het qua vrijetijdsbesteding, ondanks de problemen die ze hierbij ondervinden, bij de respondenten wel goed zit. Het is echter van belang de opmerking van de psycholoog in ogenschouw te nemen, wanneer hij stelt dat de omvang van een sociaal netwerk alléén niet zoveel zegt, maar dat stimulerende impulsen evenzo belangrijk zijn. Eerder in deze paragraaf is vermeld dat 7 van de 12 respondenten meer uitstapjes willen doen en 4 van de 12 respondenten een computer met internet willen. Het feit dat de respondenten deze dingen niet doen, kan duiden op het ontbreken van deze stimulerende impulsen. De verklaring van de respondenten dat het te duur is, kan volgens de psycholoog een excuus zijn dat ze hebben gekopieerd van hun begeleiders of hun ouders. Op de 90
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
gevoeligheid van kopieergedrag van mensen met een licht verstandelijke beperking wordt in de volgende paragraaf dieper ingegaan. § 5.1.4 Beantwoording centrale onderzoeksvraag Nu de deelvragen van dit onderzoek beantwoord zijn, is het mogelijk om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden. Volledigheidshalve wordt de centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek hieronder nogmaals weergegeven: In welke mate voelen mensen met een licht verstandelijke beperking, die zelfstandig wonen in de regio Oss, zich vereenzaamd en is deze ervaren vereenzaming te verklaren door de problemen die deze mensen van hun licht verstandelijke beperking ondervinden, bij de besteding van hun vrije tijd? Het subjectieve oordeel van de respondenten leidt tot het antwoord op het eerste deel van deze vraag dat mensen met een licht verstandelijke beperking in de regio Oss geen vereenzaming ervaren. Hiermee is een antwoord op het tweede deel van de centrale onderzoeksvraag in principe overbodig. De consulent van MEE en de psycholoog die aan MEE verbonden is, merken echter op dat mensen met een licht verstandelijke beperking erg gevoelig zijn voor het geven van sociaal wenselijke antwoorden (zie ook paragraaf 5.2.3). Wanneer de onderzoeksresultaten, op basis van de verkregen inzichten uit de relevante literatuur en de reacties van de consulent en psycholoog, objectief beoordeeld worden, leidt dit tot de conclusie dat de mensen met een licht verstandelijke beperking in de regio Oss een grotere kans hebben te vereenzamen, dan mensen zonder deze beperking. Vrijetijdsbesteding is een belangrijk middel om op een informele wijze in contact te komen met andere mensen en deze contacten te onderhouden. Bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding kunnen de kans op vereenzaming verminderen. De mensen met een licht verstandelijke beperking in de regio Oss worden door problemen van deze beperking bij de invulling van hun vrijetijd gehinderd, waardoor hun vrijetijdsbesteding niet optimaal is. Het antwoord op het tweede deel van de centrale onderzoeksvraag luidt dan ook dat de problemen die mensen met een licht verstandelijke beperking in de regio Oss ondervinden bij de invulling van hun vrije tijd, de kans op vereenzaming voor hen vergroot.
§ 5.2 Opvallende resultaten § 5.2.1 Vrije tijd In hoofdstuk 2 bleek uit het theoretische kader dat vrije tijd gemiddeld 27% deel uitmaakt van het tijdsbudget van de mensen. Zoals uit tabel 5.5 blijkt, ligt dat percentage voor de doelgroep van dit onderzoek hiermee in bijna alle gevallen gelijk. De hoge percentages van Chiel en Henk worden verklaard door het feit dat zij beiden niet meer werken. Gerrie en Judith werken halve dagen, Theo doet 28 uur vrijwilligerswerk per dag en Pamela is 4 dagen per week vrij. Dat verklaart waarom hun percentages 6% tot 10% hoger liggen dan het landelijke percentage.
91
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Tabel 5.5: Precentage vrije tijd* Respondent Vrije tijd p.w. Percentage Gerrie 62 uur 37% Jenny 44 uur 26% Judith 60 uur 36% Carlo 49 uur 29% Rinaldo 44 uur 26% Cindy 40 uur 24% Theo 56 uur 33% John 48 uur 29% Pamela 56 uur 33% Chiel 84 uur 50% Henderie 46 uur 27% Henk 72 uur 43% *berekend a.d.h.v. tijdsbudget van 168 beschikbare uren per week (7x24 uur)
In de avonden hebben de respondenten gemiddeld zo’n 4 à 5 uur vrije tijd. Het opvallende aan de doelgroep van dit onderzoek is dat het lijkt dat zij niet meer dan één activiteit kunnen overzien op één avond. Wanneer een respondent op woensdag om 19:30 uur naar de soos gaat, dan is hij of zij niet in staat te vertellen wat er zich in de uren tussen het einde van de avondmaaltijd en het vertrek naar de soos afspeelt. De psycholoog die aan MEE verbonden is, herkent dit verschijnsel. Het komt voor dat mensen met een licht verstandelijke beperking wel het tijdsbesef hebben om te overzien hoe de dag in elkaar steekt en welke activiteiten bij welk dagdeel horen, maar dat het overzicht verdwijnt wanneer er met kleinere entiteiten – uren en halve uren – gerekend wordt. De psycholoog geeft wel aan dat hij niet kan zeggen dat dit diffuser tijdsbesef daadwerkelijk samenhangt met gradaties van verstandelijke beperking. Zij zullen wel eerder geneigd zijn te zeggen: ik moet vanavond al dit doen, dan: ik kan vanavond 3 keer een uur iets doen. Naast dit diffuser tijdsbesef hebben mensen met een verstandelijke beperking volgens de psycholoog ook vaak ordeningsproblemen en belevingsproblemen. Hiermee bedoelt hij dat deze mensen vaak een dwangmatigheid hebben om bepaalde dingen op een bepaalde tijd of dag te doen. Wanneer andere, nieuwe activiteiten qua tijd in de buurt van al bestaande activiteiten komen, dan verliezen ze het overzicht. De combinatie van diffuser tijdsbesef en het vasthouden aan een zeer gestructureerde dag- of weekindeling verklaart waarom sommige respondenten meer dan één vrijetijdsactiviteit per dag niet kunnen overzien. § 5.2.2 Geld Een tweede opvallende vraag is in hoeverre respondenten kunnen rekenen met geld en in hoeverre respondenten zich bewust zijn van de mogelijkheid om hun uitgaven te prioriteren. Zo vertelt Rinaldo bijvoorbeeld dat hij soms wel €60 per maand aan beltegoed verbruikt om zijn vrienden, collegae en ouders te bellen. Verderop in het interview zegt Rinaldo dat hij een 10-badenkaart, die bijna twee maanden meegaat, van €45 toch wel erg duur vindt.
92
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Carlo zegt bijvoorbeeld dat hij nog nooit problemen heeft gehad met zijn financiële middelen. Toch beperkt zijn financiële situatie hem om dingen te doen die hij graag wil. De aanschaf van een computer zit er voorlopig niet in, terwijl Carlo toch graag een computer met internet wil hebben. Na afloop van het interview toont Carlo zijn verzameling rode model-Ferrari’s. Het uitbreiden van deze verzameling zit er voor Carlo echter niet in, omdat de aanschaf van deze modelauto’s te duur is. Uit de analyse in het vorige hoofdstuk blijkt dat veel respondenten graag meer dagtripjes willen ondernemen. Deze dagtripjes variëren van een keer uit eten in een restaurant, naar de bioscoop, naar een museum of naar een pretpark. De belangrijkste reden dat de meeste respondenten dit niet doen, lijkt toch het kostenplaatje te zijn. Echter, een aantal van deze dagtripjes hoeft helemaal niet zoveel geld te kosten. Het lijkt erop dat binnen de groep respondenten de tendens heerst om dingen als computers, dagtripjes, en abonnementen van sportverenigingen per definitie duur te vinden. Volgens de psycholoog zijn hier verschillende verklaringen voor te geven. Ten eerste is budgetteren voor deze doelgroep een enorm probleem. Zeker omdat deze doelgroep kwetsbaar is voor invloeden van reclame en de omgeving. De moeite om vaste lasten te overzien, kunnen een terugslag geven in de zin van: daar heb ik nu het geld niet voor. Ten tweede spelen relatieve waarden een rol. Hoe wordt de verhouding van een telefoonkaart (een eenmalige aanschaf waarmee je een maand kan bellen) ten op zichte van een 10badenkaart (een kaart waarop elk bezoek wordt afgeteld) beleefd? Ten derde speelt reproductie van de omgeving een rol. Mensen met een licht verstandelijke beperking zijn heel gevoelig voor ongenuanceerde uitspraken van de omgeving (zie ook paragraaf 5.2.3). Wanneer mensen, die in hun ogen als belangrijk worden beschouwd, zeggen: een computer is te duur, dan vinden zij de computer ook te duur. Ze zijn dan niet in staat verder te denken over bijvoorbeeld tweedehands computers. De combinatie van het moeilijk kunnen budgetteren van uitgaven, de beperkte beleving van hoe uitgaven zich verhouden ten opzichte van elkaar en de gevoeligheid voor reproductie van meningen over uitgaven en kosten uit de omgeving, verklaart waarom de respondenten soms tegenstrijdige uitspraken doen over hun financiële middelen. § 5.2.3 Waarheid of sociaal wenselijk? Op een enkeling na zeggen alle respondenten dat ze het erg druk hebben. Soms was het maken van een afspraak voor een interview al moeilijk. Juist bij de respondenten die zeggen een erg druk leven te hebben, blijkt, na invullen van het weekschema, dat dit wel meevalt. Het subjectieve gevoel van drukte lijkt, op basis van een objectieve interpretatie van de antwoorden op de vragen van de interviews, niet op zijn plaats. Enerzijds kan dit verklaard worden door het diffuser tijdsbesef en het vasthouden aan een zeer gestructureerde dag- en weekindeling zoals beargumenteerd in paragraaf 5.2.1. Anderzijds rijst de vraag in hoeverre de respondenten de waarheid hebben verteld of sociaal wenselijk hebben geantwoord. Met het spreken van de waarheid wordt bedoeld dat de respondenten daadwerkelijk het gevoel hebben dat ze druk hebben. Met sociaal wenselijk antwoorden wordt bedoeld dat de respondenten willen overkomen als zijnde een afspiegeling van onze maatschappij waarin iedereen het druk schijnt te hebben.
93
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Sociaal wenselijk antwoorden is volgens de psycholoog die verbonden is aan MEE bijna een kwaal te noemen bij mensen met een licht verstandelijke beperking. De gevoeligheid om te antwoorden wat ze denken dat juist is, is heel erg groot. Zelfs het in de inleiding van de interviews uitleggen dat er geen foute antwoorden bestaan (zie bijlage V), kan dit bijna niet voorkomen. De reden hiervoor is volgens de psycholoog een combinatie van twee dingen: waarderingsgevoeligheid en de gevoeligheid van erbij te willen horen. Met waarderingsgevoeligheid bedoelt de psycholoog het zoeken van deze mensen naar erkenning, waardering en bevestiging. Het is het constant zichzelf afvragen: doe ik het zo goed? De gevoeligheid om erbij te horen leidt tot het doen net als anderen, maar dat is niets nieuws, want kopiëren hoort nou eenmaal bij menselijk gedrag. Voor mensen met een licht verstandelijke beperking wordt dit gedrag versterkt wanneer ze zich bevinden in een omgeving waar een autoriteit aanwezig is die iets van hen kan vinden. Om uitspraken te doen op basis van de subjectieve beoordelingen van de respondenten is het, met het oog op de tendens om sociaal wenselijke te antwoorden, dus van belang de objectieve beoordelingen, die voortkomen uit de interpretatie van de onderzoeksresultaten, de verkregen kennis uit de relevante literatuur en de gesprekken met de consulent van MEE en de psycholoog van MEE, in het achterhoofd te houden. § 5.2.4 Ouders Om de analyse in hoofdstuk 4 overzichtelijker te maken, is er een categorie van vrijetijdsactiviteiten toegevoegd, namelijk familiebezoek. Contacten met en bezoekjes van en aan ouders bleek bij de respondenten namelijk erg veel voor te komen. In tabel 5.6 is het aantal contactmomenten van de respondenten met hun ouders onder elkaar gezet. Met uitzondering van Chiel, die geen contacten meer heeft met zijn ouders, en Henk, wiens ouders niet meer leven, hebben de respondenten behoorlijk veel contact met hun ouders. Uitschieters zijn Cindy, die soms twee keer per dag het thuisfront aan de telefoon heeft, Pamela, wiens ouders gescheiden leven, en Theo, wiens vader elke doordeweekse dag op bezoek komt. Tabel 5.6: Contact met ouders Respondent Telefonisch p.w. Bezoek p.w. Gerrie 4 2 Jenny 2 1 Judith 1 1 Carlo 2 2 Rinaldo 2 1 Cindy 7 1 Theo 1 5 John 4 1 Pamela 5 2 Chiel 0 0 Henderie 2 2 Henk 0 0
94
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
De veronderstelling dat het zelfstandig gaan wonen ertoe leidt dat er minder contacten zijn met de ouders, gaat in het geval van de respondenten niet op. De contacten met ouders hebben verschillende redenen. Gerrie moet van haar ouders altijd haar mobiele telefoon bij zich hebben en geregeld iets laten horen. Theo’s vader komt elke doordeweekse dag niet alleen voor de koffie op bezoek, maar ook om samen met Theo te koken en wat huishoudelijk werk te doen. Cindy voelt zich er heel prettig bij om soms tot twee keer per dag haar ouders te spreken en Henderie komt elk weekend thuis. De verklaring voor het vele contact met de ouders zit volgens de psycholoog die aan MEE verbonden is een combinatie van de rol die de ouders spelen en het behoefteschema van belevenisaspecten van mensen met een licht verstandelijke beperking. Aan de ene kant hebben ouders al heel snel in de gaten dat hun kind anders is of anders reageert, waardoor de rol van de ouders verandert. Ze zullen meer steun bieden, meer sturing geven en meer bescherming bieden tegen (be)dreigingen van buitenaf. Bij een ‘normaal’ kind wordt het lijntje van opvoedprocessen steeds dunner. In de puberteit gaat het zich afzetten tegen zijn ouders en naar mate het ouder wordt, zal het zich door zijn gedrag op een afstand plaatsen om te laten zien dat het op eigen benen kan staan. Bij mensen met een (licht) verstandelijke beperking komt dit proces veel moeizamer, of soms helemaal niet tot stand. De zorgzaamheid die de ouders zich toedichten blijft op heel latere leeftijd nog steeds bestaan. Ouders zijn enerzijds belangrijk voor het bieden van basale veiligheid intern, maar anderzijds ook voor het bieden van competentiegevoel extern. Wanneer het ontbreekt aan voldoende competentiegevoel, zullen kinderen steeds terugvallen op hun ouders. Bij mensen met een (licht) verstandelijke beperking komt dit veel voor. Aan de andere kant speelt het behoefteschema van belevenisaspecten van mensen met een licht verstandelijke beperking een rol. In hoeverre zijn deze mensen op zoek naar nieuwe ervaringen? In hoeverre willen ze een hogere trede bereiken in het scala van belevenisaspecten? Bij mensen met een licht verstandelijke beperking speelt het primair zintuiglijke een hele belangrijke rol. Deze mensen komen vaker bij hun ouders omdat het beantwoordt aan de primaire behoefte van veiligheid en geborgenheid. De hoge mate van contacten met ouders in onder andere de vrijetijdsbesteding van de respondenten wordt dus verklaard door de wisselwerking van de rol die de ouders zich toedichten en de vaak ontbrekende behoefte van de respondenten om op zoek te gaan naar nieuwe ervaringen. De ouders blijken dus in veel gevallen een invloedrijke spil te zijn in het sociale netwerk van de respondenten. Een meer stimulerende rol van de ouders kan de vrijetijdsbesteding van de respondenten mogelijk op een hoger plan brengen. § 5.2.5 Ideale omvang sociaal netwerk? In een eerdere paragraaf werd de vraag gesteld of respondenten het overzicht verliezen wanneer ze meer dan één vrijetijdsactiviteit of afspraak op dezelfde dag hebben. Een soortgelijke vraag kan gesteld worden met betrekking tot hun sociale netwerk. Alle respondenten zeggen tevreden te zijn met de omvang van hun sociale netwerk, met uitzondering van Chiel, die vanwege zijn drempelvrees op dit moment met niemand contact heeft. Echter, het sociale netwerk beperkt zich vaak tot ouders, wat familie en enkele vrienden. De vragen rijzen of er een ideale omvang van een sociaal netwerk is voor mensen met een licht verstandelijke beperking en of de huidige sociale netwerken relatief klein zijn omdat ze anders niet meer te managen zijn? 95
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Het is volgens de psycholoog die verbonden is aan MEE niet te zeggen dat er een bepaalde grootte is waarvan je kunt zeggen dat die ideaal is voor de omvang van een sociaal netwerk, maar dat is volgens hem ook niet belangrijk. Het kunnen managen van een netwerk is daarentegen wel belangrijk. Voor ieder individu is er in een sociaal netwerk wel een optimum, maar dat is afhankelijk van de sterkte van de partners en de processen die spelen in het sociale netwerk. Mensen met een (licht) verstandelijke beperking hebben moeite met het opbouwen, onderhouden en repareren van hun sociale netwerk. De begeleiding vanuit MEE voorziet daarin door samen met hen een sociaal netwerk op te bouwen, waarin mensen gemobiliseerd worden die dragend kunnen zijn in het sociale netwerk. Tevens worden mensen met een (licht) verstandelijke beperking ervan bewust gemaakt dat het niet alleen gaat om het hebben van contacten, maar ook om wat de contacten met ze doen en voor ze betekenen. De moeite die de respondenten kunnen hebben met het managen van hun sociale netwerk kan een verklaring geven waarom de huidige sociale netwerken van de respondenten relatief klein zijn en zich voornamelijk beperkingen tot ouders, andere familieleden en (goede) vrienden, omdat mogelijk hun rol in het sociale netwerk bekend is en dus voor sociale zekerheid zorgt en is te overzien.
§ 5.3 Conclusies In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies gepresenteerd die op basis van de analyse en resultaten van de interviews met de respondenten, de informant en de expert getrokken zijn.
De respondenten beschikken over een normale hoeveelheid vrije tijd. In veel gevallen is de beschikbare vrije tijd meer dan het landelijke percentage van 27% van het wekelijkse tijdsbudget. Deze hoeveelheid vrije tijd biedt de respondenten enerzijds voldoende ruimte om activiteiten te ondernemen, maar kan er anderzijds ook toe leiden dat de respondenten veel van deze tijd alleen en binnenshuis doorbrengen wanneer ze niet weten hoe ze om moeten gaan met deze vrije tijd.
Vrijetijdsbesteding is een belangrijk middel om in contact te komen met andere mensen en de respondenten beseffen dat zelf ook. Alle respondenten ondernemen 2 à 3 keer per week een activiteit met als doel in contact te komen met andere mensen. De respondenten doen dit omdat ze contact met andere mensen gezellig vinden en verkiezen allemaal “meedoen” boven “winnen”.
Onder de respondenten wordt vereenzaming als toestand op basis van de grootte van hun sociale netwerk niet zo ervaren zoals deze in hoofdstuk 2 is gedefinieerd. Zoals in paragraaf 5.1.1 is beargumenteerd, gaat het hier om een subjectieve beoordeling van de respondenten zelf.
Het sociale netwerk dient niet alleen op grootte beoordeeld te worden, maar ook op de impulsen tot verbreding en tot nieuwe ervaringen die ervan uitgaan. Uit paragraaf 5.1.1 blijkt dat dit bij de respondenten niet het geval is, waarmee hun sociale netwerk niet als optimaal bestempeld kan worden. 96
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Aandacht voor mogelijke vereenzaming bij de respondenten is wel vereist, want uitgaande van de theoretische achtergrond hebben de respondenten een verhoogde kans op sociale vereenzaming. Temeer omdat hun sociale netwerken relatief klein zijn en de samenstelling hiervan niet verandert. In paragraaf 5.2.5 is beargumenteerd dat dit verklaard wordt door het ontbreken van de mogelijkheid bij de respondenten om dit sociale netwerk te managen.
De respondenten hebben ieder op hun eigen manier te maken met beperkte sociale vaardigheden. De meeste respondenten geven aan zenuwachtig te zijn in situaties waarin ze nieuwe mensen ontmoeten of in een enkel geval ruimtes betreden met meerdere mensen. In het ergste geval komt dit tot uiting in de vorm van drempelvrees en het wantrouwen van alle mensen in zijn of haar sociale omgeving. Een tweetal respondenten maakt ook mee dat ze te opdringerig zijn, waardoor het contact met anderen misloopt. Beperkte sociale vaardigheden vormen voor de respondenten een beperking op de invulling van hun vrijetijdsbesteding en het aangaan en onderhouden van sociale contacten. Beperkte sociale vaardigheden zijn daarom een belangrijke oorzaak van vereenzaming, ook wanneer dit door de respondenten niet zo ervaren wordt.
Met uitzondering van één respondent hebben alle respondenten een grote achterstand wat betreft het gebruik van computer en internet ten opzichte van mensen zonder verstandelijke beperking. Dit blijkt uit paragraaf 5.1.2. In deze paragraaf wordt verder beargumenteerd dat deze achterstand op de korte termijn niet zomaar te overbruggen is en zeker aandacht vereist. Een aantal respondenten geeft dit aan en wil deze achterstand overbruggen. Wanneer de digitalisering van de leefwereld zich ook op het gebied van vrijetijdsbesteding doorzet, dan levert dit een beperking op voor de respondenten bij de invulling van hun vrijetijdsbesteding en kan dan indirect een oorzaak van vereenzaming zijn.
De meeste respondenten voelen zich beperkt in hun vrijetijdsactiviteiten door afwezigheid van voldoende financiële middelen. Met name het maken van uitstapjes, het sporten en de aanschaf van een computer worden hierdoor beperkt. In paragraaf 5.2.1 wordt beargumenteerd dat dit vooral te maken heeft met budgetteringsproblemen, het moeilijk beoordelen van relatieve waarden en het reproduceren van meningen van anderen. Aangezien de respondenten denken door deze vrijetijdsactiviteiten meer in contact met andere mensen te komen, kan gesteld worden dat het ontbreken van voldoende middelen een beperking oplegt aan de respondenten met betrekking tot de invulling van hun vrijetijd. Indirect kan dit dus een oorzaak van vereenzaming zijn.
Vervoersproblemen zijn bij de respondenten niet aan de orde en vormen op geen enkele manier een beperking voor invulling van hun vrijetijdsbesteding. Vervoersproblemen zijn dus ook geen oorzaak van vereenzaming.
Ouders kunnen een te beschermende rol spelen, waardoor de respondenten in hun vrijetijdsbesteding te veel terugvallen op hun ouders. Uit paragraaf 5.2.4 blijkt dat het juist de ouders zijn die de impuls tot verbreding en uitdaging kunnen geven aan de respondenten op onder andere het gebied van vrijetijdsbesteding. Ouders moeten zich hiervan meer bewust worden. 97
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Hoofdstuk 6: Aanbevelingen, discussie & reflectie In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen voor MEE geformuleerd. Tevens worden er twee onderwerpen ter discussie gesteld die in een vervolgstudie mogelijk nader onderzocht kunnen worden of waar dieper op ingegaan kan worden. Dit laatste hoofdstuk wordt afgesloten met een reflectie op de onderzoeksopzet en de uitkomsten van het onderzoek.
§ 6.1 Aanbevelingen Op basis van de beantwoording van de onderzoeksvragen en de presentatie van de meest opvallende resultaten van dit onderzoek is er een aantal aanbevelingen geformuleerd die de consulten van de medewerkers van MEE met betrekking tot de ondersteuning van mensen met een licht verstandelijke beperking op het gebied van vrijetijdsbesteding kunnen aanpassen en verscherpen. 1. De consulenten van MEE dienen er bij interactie met mensen met een licht verstandelijke beperking rekening mee te houden dat het heel vaak voorkomt dat zij sociaal wenselijk zullen antwoorden. Hoewel de veronderstelling is dat de ervaring van de consulenten van MEE groot genoeg is om hier mee om te gaan, is deze eerste aanbeveling volledigheidshalve toch in dit hoofdstuk opgenomen. Het is niet mogelijk om in één vraag direct naar bijvoorbeeld vereenzaming of financiële beperkingen te vragen. De consulenten van MEE dienen hun vragen zo te stellen dat de antwoorden van mensen met een licht verstandelijke beperking op de verschillende vragen die het centrale fenomeen representeren en daarmee de consulent in staat stellen het centrale fenomeen te beoordelen. Om in dit onderzoek een oordeel te geven van het fenomeen van ervaren vereenzaming, is bijvoorbeeld gevraagd naar het gevoel van de respondenten bij hun sociale contacten, naar het doel van hun sociale contacten en naar de inhoud van deze contacten en niet naar vereenzaming zelf. 2. Om mogelijke vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking tegen te gaan, is een groot sociaal netwerk niet voldoende. De consulenten van MEE dienen zich niet alleen te richten op het uitbreiden van het sociale netwerk van mensen met een licht verstandelijke beperking, maar ook op de dynamiek van dit netwerk en de mogelijkheid om het sociale netwerk te managen. Het bereiken van een individueel optimum, dat te managen is en waar en uitdagende en vernieuwende impuls vanuit gaat, is belangrijker dan het creëren van een groot sociaal netwerk rondom iemand met een licht verstandelijke beperking. De consulenten van MEE dien een netwerk rondom iemand met een licht verstandelijke beperking te creëren dat te managen is voor deze mensen. Dit kan door enkele dragende leden in het netwerk op te nemen, die in staat zijn het netwerk te onderhouden, te repareren en dynamische impulsen te geven. De dynamische impulsen zorgen ervoor dat mensen met een licht verstandelijke beperking in een sociaal netwerk verder kijken dan het erbij zijn en het erbij horen en door het sociale netwerk vernieuwende en verbredende activiteiten ondernemen.
98
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
3. Om de in punt 2 vermelde aanbeveling omtrent het creëren van een sociaal netwerk rondom mensen met een licht verstandelijke beperking te verwezenlijken, dienen de consulenten van MEE hun cliënten bewust te maken van deze functie van een sociaal netwerk. Een sociaal netwerk heeft niet alleen tot functie om te zorgen dat iemand ergens bij hoort of ergens over mee kan praten, maar heeft ook tot functie om de kwaliteit van iemands leven te verhogen. Gezien de opvallend beschermende rol van de ouders, moeten de consulenten van MEE ook de ouders van mensen met een licht verstandelijke beperking wijzen op deze functie van een sociaal netwerk. De respondenten ondernemen wel veel vrijetijdsactiviteiten, maar zoals in het vorige hoofdstuk is aangetoond, doen ze veel van deze activiteiten in de beschermende omgeving van hun ouders. Hierdoor staan respondenten minder open voor mogelijke dynamische en vernieuwende impulsen uit een sociaal netwerk waarin hun ouders een minder dominante rol spelen. 4. De achterstand die mensen met een licht verstandelijke beperking hebben opgelopen ten opzicht van de rest van Nederland met betrekking tot het gebruik van computer en internet op het gebied van digitale communicatie en digitale informatievoorziening, is erg groot. Indien de in hoofdstuk 2 beschreven ontwikkelingen van Van Dijk, De Haan, Rijken en Verweij (2000) zich doorzetten en het internet dus voor steeds meer informatie de enige bron zal vormen, is het van groot belang dat de consulenten van MEE, samen met mensen met een licht verstandelijke beperking, deze achterstand zo snel mogelijk wegwerken. Uit de Sociale Staat van Nederland 2005 blijkt dat de overheid haar aandachtspunten al heeft verlegd van acces for all naar skills for all (Van den Broek, Huysmans, De Haan & Breedveld, 2005). De consulenten van MEE dienen zich op de eerste plaats vooral te richten op de toegankelijkheid. Er zal niet alleen op een serieuze manier omgegaan moeten worden met de wens van de respondenten voor een computer met internet, maar dit zal ook vanuit MEE gestimuleerd moeten worden. Dat de toegankelijkheid van internet een hot item is voor mensen met welke vorm van beperking dan ook, blijkt uit het project “Drempels Weg!”. Dit project is opgestart door het Landelijk Bureau Toegankelijkheid en beoordeelt websites op toegankelijkheid voor visueel beperkten, auditief beperkten, motorisch beperkten en verstandelijke beperkten (zie website Drempelsweg.nl). Bij elke beperking hoort een ambassadeur die de toegankelijkheid van websites test. Voor de verstandelijk beperkten is dat Theo, die ook als respondent aan dit onderzoek heeft meegewerkt. 5. De consulenten van MEE dienen er bij de begeleiding van mensen met een licht verstandelijke beperking met betrekking tot budgettering, op toe te zien dat hun uithuizige vrijetijdsbesteding niet weggecijferd wordt. Zoals in dit hele onderzoek wordt beargumenteerd, speelt met name uithuizige vrijetijdsbesteding een hele belangrijke rol bij het tegengaan van vereenzaming en het uitbreiden van sociale netwerken in grootte en dynamiek. Daarbij zijn er bij uithuizige vrijetijdsbesteding nog verscheidene nevenvoordelen, want sporten is bijvoorbeeld ook goed voor de fysieke gezondheid. Uiteraard staan vaste lasten en het dagelijkse levensonderhoud qua prioriteit boven aan de lijst van uitgaven. De consulenten van MEE dienen echter te beseffen dat vrijetijdsbesteding, vanwege de belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van iemands leefsituatie op basis van onder andere sociale contacten, persoonlijke ontwikkeling en gezondheid, ook hoog op deze lijst moet voorkomen. Dit geldt ook voor de aanschaf van een computer met internet. 99
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
§ 6.2 Discussie Tijdens het onderzoek zijn twee vragen naar voren gekomen die niet direct tot aanbevelingen aan MEE hebben geleid, maar hier desalniettemin worden besproken. Het doel hiervan is een discussie op gang te brengen of op gang te houden onder mensen die werken met mensen met een licht verstandelijke beperking. 1. In dit onderzoek is geprobeerd de ervaren vereenzaming te meten bij 12 mensen met een licht verstandelijke beperking. Het subjectieve oordeel van alle 12 de respondenten is dat ze geen vereenzaming ervaren en tevreden zijn met hun sociale contacten en hun vrijetijdsactiviteiten. Dit onderzoek brengt echter naar voren dat juist deze mensen een grotere kans op vereenzaming hebben en zich misschien weldegelijk vereenzaamd voelen, maar desondanks sociaal wenselijk blijven antwoorden en deze vereenzaming dus ontkennen. Hierdoor rijst de vraag of men de sociale contacten en de vrijetijdsbesteding die daarmee gepaard gaat, wel moet veranderen of verbeteren bij deze mensen. Ook wanneer ze eigenlijk aangeven tevreden te zijn met hun huidige leefsituatie en de literatuur, de consulent of de psycholoog iets anders zegt? Hoe confronterend is het voor de respondenten, die tevreden zijn met hun vrijetijdsbesteding en hun sociale contacten, wanneer consulenten of begeleiders aansturen op een actievere vrijetijdsbesteding? In welke mate ontneem je de respondenten dan een deel van hun zelfstandigheid, terwijl ze juist bezig zijn zelfstandig te leren wonen en leven? En gaat het verhogen van de kwaliteit de leefsituatie van deze respondenten door interventie van consulenten van MEE of begeleiders van Dichterbij dan altijd boven het ervaren van een bepaalde mate van zelfstandigheid door de respondenten, ook al lijken ze veel te kopiëren uit de maatschappij waarin ze zich bevinden? 2. Uit de interviews met de respondenten bleek dat de ouders van deze respondenten in veel gevallen een behoorlijk beschermende rol spelen. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit een heel normaal en zelfs natuurlijk fenomeen is en voorkomt bij veel ouders van mensen met een licht verstandelijke beperking en dat deze zorgzaamheid op heel latere leeftijd nog steeds blijft bestaan. Echter het zijn juist ook de ouders zijn die hun kinderen een competentiegevoel mee moeten geven. Ouders van mensen met een licht verstandelijke beperking moeten hen stimuleren om zelf dingen te ondernemen, desnoods met vallen en opstaan. Nu bij de respondenten blijkt dat veel ouders wel de bescherming en zorgzaamheid bieden en hen in veel mindere mate de stimulans geven om zelf dingen te ondernemen, rijst de vraag in hoeverre de ouders van deze mensen betrokken moeten worden in het veranderen en verbeteren van de vrijetijdsbesteding van de respondenten? Zijn ouders er zich wel van bewust dat ze heel beschermend optreden? En wat kan men er dan aan doen om naast de zorgzame rol van de ouders ook een tot uitdagingen stimulerende rol te creëren bij deze ouders? Daarnaast blijkt dat bij mensen met een licht verstandelijke beperking de primair zintuiglijke drang naar veiligheid en geborgenheid een belangrijke rol speelt. Zijn ouders zich hiervan bewust? Betekent dit misschien dat ouders de belangrijkste spil in het 100
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
sociale netwerk van mensen met een licht verstandelijke beperking zijn en dus de meeste invloed op deze mensen hebben? En moeten juist de ouders daarom betrokken worden bij het stimuleren van bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding, omdat er eerder van hen dingen aangenomen worden dan bijvoorbeeld van consulenten van MEE of begeleiders van Dichterbij? Het toedichten van een belangrijke(re) rol aan ouders heeft echt ook een groot nadeel. Wat gebeurt er wanneer iemand met een licht verstandelijke beperking, die altijd op zijn ouders heeft geleund en alleen door zijn ouders wordt gestimuleerd, wanneer deze ouders plotseling wegvallen?
§ 6.3 Reflectie Uit het eerste hoofdstuk is gebleken dat vereenzaming bij verschillende minderheden in Nederland een belangrijk thema in de samenleving is. Er wordt niet alleen naar vereenzaming gekeken, maar ook de oorzaken daarvan. Één van de oorzaken blijkt de (on)toegankelijkheid van informatie op het internet te zijn. Inmiddels is er naast de eerder genoemde stichting Drempels Weg! nu ook een Stichting Waarmerk Drempelvrij.nl, die een waarmerk toekent aan websites die toegankelijk zijn voor onder andere mensen met een functiebeperking (zie website Stichting Waarmerk Drempelsvrij.nl). Het bespreken van de vorderingen van mijn onderzoek met de verschillende consulenten bij MEE heeft onder andere de discussie over sociale vaardigheden weer doen opleven. Het is een goede zaak om in de cursuswijzer van MEE voor 2006 een cursus Sociale vaardigheden voor jongeren terug te vinden, evenals een cursus Vriendschap, waarin ter sprake komt hoe iemand vrienden kan maken en een vriendschap kan onderhouden (MEE Noordoost Brabant, 2005). Het geeft mij als onderzoeker een goed gevoel om middels dit onderzoek, zij het op regionaal niveau, een bijdrage te leveren aan dit maatschappelijke thema. De studie van de relevante literatuur in het tweede hoofdstuk bracht een heel duidelijk beeld van vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking naar voren. Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben een grote kans te vereenzamen, onder andere omdat hun netwerken relatief klein zijn en hun sociale vaardigheden te wensen overlaten. Dit zijn de objectieve veronderstellingen van de experts en van de mensen die werken met mensen met een licht verstandelijke beperking. Het dichtst bij een subjectief oordeel over de leefsituatie van deze mensen komt de Rapportage Gehandicapten 2002, waarin Klerk (2002) ouders en verzorgers aan het woord laat. Voor mij lag de maatschappelijke uitdaging van dit onderzoek nog een stapje verder. Ik wilde in dit onderzoek uit eerste hand concluderen of mensen met een licht verstandelijke beperking zichzelf vereenzaamd voelen. Dit bracht meteen een aantal wetenschappelijke uitdagingen met zich mee, die in het derde hoofdstuk werden aangegaan. Gerandomiseerde steekproeven trekken was niet aan de orde, omdat mijn populatie afgebakend is aan de hand van hun intelligentiequotiënt. Dit maakte de populatie in eerste instantie niet toegankelijk en dus moest er een doelgroep gevonden worden die bij benadering het dichtst bij de populatie lag. Deze doelgerichte benadering van respondenten betekende niet alleen een kleine groep van respondenten, maar ook dat de onderzoeksresultaten niet langer te generaliseren waren. De rijke omschrijving van het 101
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
onderzoek en de onderzoeksresultaten maakt het mogelijk dat dit onderzoek ook buiten de regio Oss bruikbaar is. Het interviewen van mensen met een licht verstandelijke beperking was voor mij een unieke ervaring. Ondanks mijn goede voorbereidingen door de vragenlijsten uitvoerig te bespreken met de consulenten van MEE, mijzelf te voorzien van ondersteunend materiaal in de vorm van keuzeschema´s en pictogrammen en het uit mijn hoofd leren van de valkuilen die Derks (1994) noemt in zijn artikel, verliepen sommige gesprekken toch moeizaam. Waar men zegt dat een onderzoek altijd beter kan, dan gaat dat bij mijn onderzoek vooral op voor de interviews. Het was soms moeilijk om dieper in te gaan op vragen of om door sociaal wenselijke antwoorden heen te prikken. Desalniettemin ben ik tevreden met de verkregen data zoals die zijn gepresenteerd in het vierde hoofdstuk. Aan de conclusie dat de respondenten zich niet vereenzaamd voelen op basis van hun subjectieve mening valt weinig toe te voegen. Echter, het bestuderen van de verkregen data leverde in het vijfde hoofdstuk een aantal opvallende resultaten op, waardoor deze eerste conclusie wat kort door de bocht bleek. Een verhelderend gesprek met de psycholoog die aan MEE verbonden is, wierp een ander licht op deze conclusie. De combinatie van de verkregen kennis uit de relevante literatuur, de verkregen data uit de interviews en de kanttekeningen van de consulenten van MEE en de psycholoog hebben er uiteindelijk toe geleid dat in dit zesde en laatste hoofdstuk van dit onderzoek een aantal aanbevelingen is geformuleerd die de consulten van de medewerkers van MEE met betrekking tot de ondersteuning van mensen met een licht verstandelijke beperking op het gebied van vrijetijdsbesteding kunnen aanpassen en verscherpen. Tot slot zijn er twee onderwerpen besproken waarvan ik hoop dat ze stof zullen vormen voor discussie onder iedereen die met mensen met een licht verstandelijke beperking te maken heeft. De titel van dit onderzoek is “Vrijetijdsdrempels rondom vereenzaming?”. In dit onderzoek is de link gelegd tussen de kans op vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking en de rol die hun vrijetijdsbesteding daarbij kan spelen. Het blijkt uit dit onderzoek dat mensen met een licht verstandelijke beperking een grotere kans hebben te vereenzamen en bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding deze kans op vereenzaming kunnen verkleinen. Eveneens blijkt uit dit onderzoek dat mensen met een licht verstandelijke beperking bij hun vrijetijdsbesteding drempels tegenkomen die te hoog zijn. Met dit onderzoek hoop ik een waardevolle bijdrage te hebben geleverd aan het verlagen en hopelijk zelfs wegnemen van deze vrijetijdsdrempels bij mensen met een licht verstandelijke beperking om zo de kans op vereenzamen van deze mensen aanzienlijk te verkleinen.
102
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Literatuur Arissen, A. (1997). Mensen zoals ik en jij. Afstudeerscriptie Vrijetijdwetenschappen, Katholieke Universiteit Tilburg: Tilburg. Baker, T. L. (1999). Doing Social Research. International Editions: McGraw-Hill College. Bernard, H.R. (2002). Content Analysis. In: Bernard, H.R. (2002). Research methods in anthropology: qualitative and quantitative methods (3rd ed.). Walnut Creek: AltaMira Press, pp. (476-483). Boelhouwer, J. (2005). Hoofdstuk 12: De leefsituatie. In: Roes, T (eindred.) (2005). De Sociale Staat van Nederland 2005. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Breedveld, K. en A. van den Broek (red.) (2001). Trends in de tijd. Een schets van recente ontwikkelingen in tijdsbesteding en tijdsordening. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Broek, van den, A., Huysmans, F., Haan, de, J. & Breedveld, K. (2005). Hoofdstuk 7: Cultuur, communicatie en sport. In: Roes, T (eindred.) (2005). De Sociale Staat van Nederland 2005. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Derks, W.A.M. (1994). Onbegrepen vragen: over het interviewen van licht verstandelijk gehandicapten. MGV: maandblad geestelijke volksgezondheid, vol. 49, nr. 1, pp. 54-58. Dijk, L. van, et al. (2000). Digitalisering van de leefwereld; een onderzoek naar informatie- en communicatietechnologie en sociale ongelijkheid. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Gennep, A. van & Steman, C. (1997). Beperkte Burgers. Over volwaardig burgerschap voor mensen met verstandelijke beperkingen. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Gennep, van A. (1992). Beeldvorming, zelfbeeld en integratie van mensen met een lichte verstandelijke handicap. In: Haar, J.A.A. ter (red.) (1992). Gewoon in beeld. Visies op de beeldvorming over mensen met een verstandelijke handicap. Apeldoorn: Garant, pp. 25-30. Gibbs, G.R. (2002). Chaper 1: What is qualitative analysis? In: Gibbs, G.R. (2002). Qualitative data analysis: explorations with NVivo. Buckingham: Open University Press, pp. 1-15. Gray, D.E. (2004). Chapter 13: Collecting and analyzing qualitative data. In: Gray, D.E. (2004). Doing research in the real world. London: Sage, pp. 319-347. Guba, E. & Lincoln, Y. (1989). Fourth Generation Evaluation. Newbury Park: Sage.
103
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Hart, de, J. & Devilee, J. (2005). Hoofdstuk 8: Participatie. In: Roes, T (eindred.) (2005). De Sociale Staat van Nederland 2005. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Jackson, E. (1991). Leisure Constraints / Constrained Leisure: Special Issue Introduction. Journal of Leisure Research, vol. 23, nr. 4, pp. 279-285. Jackson, E., Crawford, D. & Godbey, G. (1993). Negotiation of Leisure Constraints. Leisure Scienses, vol. 15, nr. 1, pp. 1-11. Jehoel-Gijsbers, G. (2004). Sociale uitsluiting in Nederland. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Klerk, M.M.Y. de (red.) (2002). Rapportage Gehandicapten 2002. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Koedoot, P.J. (2002). Welke factoren beïnvloeden de kans op een verstandelijke handicap? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning; Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Luckasson, R. (1992). Mental Retardation. Definition, Classification and Systems of Support. Washington DC: American Association on Mental Retardation (AAMR). MEE Nederland (2004). Jaarverslag Mee Nederland 2003. Utrecht: MEE Nederland. MEE Noordoost Brabant (2005). Programma groepswerk 2006. Uden: MEE Noordoost Brabant. MEE Noordoost Brabant (2004a). Jaarverslag Mee Noordoost Brabant Afdeling Vrijetijd en Vorming 2003. Uden: MEE Noordoost Brabant. MEE Noordoost Brabant (2004b). Vrijetijdswijzer voor mensen met een verstandelijke beperking.. Uden: MEE Noordoost Brabant. MEE Noordoost Brabant (2004c). Hulpmiddel bij de invulling van je Vrije Tijd! Uden: MEE Noordoost Brabant. Poel, H. van der (2004) (Eerste druk 1999). Tijd voor Vrijheid. Inleiding tot de studie van de vrijetijd. Amsterdam: Boom. Pratt, M. G. (2005). Some Thoughts on Publishing Qualitative Research. University of Illinois. Gedownload van internet op 21-4-2005 op http://www.aom.pace.edu/rdm/pratt_files/pratt.htm. Steyaert, J. & De Haan, J. (2001). Geleidelijk Digitaal: een nuchtere kijk op de sociale gevolgen van ICT. Den Haag: SCP. Swanborn, P.G. (1999). Evalueren. Het ontwerpen, begeleiden en evalueren van interventies: een methodische basis voor evaluatie-onderzoek. Amsterdam: Boom. 104
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
VWS
(2004). Op weg naar een bestendig stelsel voor maatschappelijke ondersteuning. Nota wetsvoorstel Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Writing Center at Colorado State University, (1997-2005). Writing Guide: Generalizability and Transferability. Gedownload van internet op 21-4-2005 op http://writing.colostate.edu/references/research/gentrans/index.cfm.
105
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Websites Drempels Weg! / Over drempels weg: http://www.drempelsweg.nl/smartsite.dws?lettertype=&ch=def&id=47 Informatie Verstandelijke Handicaps; Oorzaak: http://home.planet.nl/~braam/oorzaak/oorzaakvghome.html Landelijk Kennisnetwerk Gehandicaptenzorg (LKNG): http://www.lkng.nl/ MEE Nederland (algemene informatie): http://www.mee.nl/ MEE Nederland (organisatorische en beleidsinformatie): http://www.meenederland.nl/mee.htm MEE Noordoost Brabant en Noord en Midden Limburg: http://www.mee-nob.nl/ Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: http://www.minvws.nl/ Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Dossier Gehandicapten: http://www.minvws.nl/dossiers/gehandicapten/default.asp NIWZ – Innovatiepartner in Zorg en Welzijn: http://www.nizw.nl/smartsite.htm?id=4 NIWZ – Innovatiepartner in Zorg en Welzijn; Projecten; Sociale Netwerken: http://www.nizw.nl/smartsite.htm?id=7992 Ookjij.nl: http://www.ookjij.nl/home.swf Overheid.nl – De beste ingang naar de Overheid op internet: http://www.overheid.nl/ Regering.nl – Regeringssite: http://www.regering.nl/index.jsp ROC de Leijgraaf; Beroepsopleidingen; Leerwegen: http://www.leijgraaf.nl/beroepsopleidingen/leervormen Steffie.nl – Steffie helpt je op internet: http://www.steffie.nl/ Stichting Dichterbij: http://www.Dichterbij.nl Stichting Waarmerk Drempelvrij.nl – Waarmerk – : http://www.drempelsvrij.nl/waarmerk Zetnet.nl – Voor en door mensen met een verstandelijke beperking: http://www.zetnet.nl/
106
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Bijlage I: Schriftelijke benadering respondenten Uden, … 2005 Beste …. Mijn naam is Theun-Pieter van Tienoven en ik zit in Tilburg op school. Ik doe een onderzoek naar wat mensen doen in hun vrije tijd. Ik doe dit onderzoek voor MEE. Van uw begeleider van Vizier (nu inmiddels Dichterbij) heb ik uw adres gekregen. Voor mijn onderzoek wil ik graag een aantal mensen vragen stellen. Ik zou het heel fijn vinden als ik u een aantal vragen zou mogen stellen. Uw hulp is erg belangrijk voor mijn onderzoek. De vragen die ik u wil stellen, gaan over wat u meestal doet als u vrij bent (en dus niet hoeft te werken, eten, boodschappen doen en slapen). Ik hoop dat ik binnenkort bij u langs mag komen. Als u mee wilt werken aan dit onderzoek, dan kunt u het strookje onderaan deze brief invullen en met de bijgevoegde enveloppe terugsturen. Ik heb er al een postzegel op gedaan, dus u kunt het meteen op de bus doen. Als ik uw strookje heb ontvangen, dan bel ik u op om een afspraak te maken. Alvast heel erg bedankt voor uw medewerking. Groeten van Theun-Pieter van Tienoven
------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ik wil graag een aantal vragen beantwoorden voor het onderzoek. Mijn naam is: En mijn telefoonnummer: Ik ben te bereiken:
O ’s ochtends
O ‘s middags
107
O ’s avonds
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Bijlage II: Keuzeschema’s voor vrijetijdsactiviteiten Creatieve Activiteiten
Werken met materialen
Dansen
Wil je elke week werken met een ander materiaal?
Wil je elke week werken met hetzelfde materiaal?
- Vrijetijdclubs - Anders, nl…
- Bloemschikken - Tekencursus - Fotografie - Anders, nl…
Muziek
- Volksdansen - Muziekinstrument - Countrydansen bespelen - Keuzeformulier: het kiezen - Bewegen van een op vakantie muziek - Disco dansen - Gym op muziek - Bewegen op - Disco avond muziek - Anders, nl… - Anders, nl…
Vakantie Activiteiten
Uitstapje
- Speeltuin - Muziekfestival - Pretpark - Dierentuin - Theater - Museum - Bierbrouwer - Bioscoop - Uit eten - Bowlingcentrum - Kinderboerderij - Anders, nl…
Kamp
Vakantie in het binnenland of buitenland
- Kampinfo bij informatiecentrum van MEE
- Bel naar MEE voor meer informatie - Vakantiewijzer - Keuzeformulier: het kiezen van een vakantie
Sport activiteiten
Wil je samen met anderen sporten?
- Voetbal - Volleybal - Korfbal - Handbal - Anders, nl…
Wil je alleen sporten?
- Tennis - Paardrijden - Zwemmen - Dansen - Bewegen op muziek - Gymen - Fitness - Handboogschieten - Wandelen - Jue de Boules - Taekwon-do - Judo - Anders, nl…
108
Toneel / Drama
- Cursus toneel - Anders, nl…
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Ontmoeten
Wil je andere mensen
Wil je andere mensen
Wil je andere mensen
Ben je op zoek naar
leren kennen bij
leren kennen bij
ontmoeten in een
een vriend of
een vrijetijdsclub?
een sportvereniging?
disco / café?
vriendin?
- Sportverenigingen - Anders, nl…
- Café's - Discotheek - Alleenstaande dansavond - Anders, nl…
- Datingbureau - Vakblad Oké - Anders, nl…
- Vrijetijdsclub voor ontmoetingen en gezelligheid - Vrijetijdsclub voor creatieve bezigheden - Kinderclubs en jongerenclubs - Anders, nl…
Vormgevings Activiteiten
Wil je een cursus volgen?
- Koken - Bloemschikken - Tekencursus - Fotografie - Anders, nl…
Wil je leren d.m.v. gespreksgroepen?
- Kennismaken met de computer - Budgetteren en omgaan met geld - Rekenen - Taal - Anders, nl…
109
- Opkomen voor jezelf - Zelfstandig wonen - Werken aan werk - Assertiviteitstraining - Brusjesgroep - Vriendschap en seksualiteit - Opvoeden en zo - Zeg nou zelf - Sociale vaardigheden voor jongeren - Vrouwengroep - Baas over je eigen lijf - Anders, nl…
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Bijlage III: Pictogrammen In verband met copyright op de pictogrammen is er een aantal hieronder afgebeeld om de lezer een beeld te geven van wat er mee wordt bedoeld.
Voorbeelden van visuele ondersteuning van muziek maken, knutselen en sporten.
Voorbeelden van visuele ondersteuning van vakantie, kamperen en uitstapje.
Voorbeelden van visuele ondersteuning van naar school gaan, ontmoeten en dansen.
110
Dag
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Tijd
111
-
1:00 2:00 3:00 4:00 5:00 6:00 7:00 8:00 9:00 10:00 11:00 12:00 13:00 14:00 15:00 16:00 17:00 18:00 19:00 20:00 21:00 22:00 23:00 0:00
Groen = slapen
Rood = werken, school, dagbesteding
Geel = persoonlijke verzorging, eten, huishoudelijke taken
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
0:00 1:00 2:00 3:00 4:00 5:00 6:00 7:00 8:00 9:00 10:00 11:00 12:00 13:00 14:00 15:00 16:00 17:00 18:00 19:00 20:00 21:00 22:00 23:00
Bijlage IV: Weekschema
Weekschema van ……………………………………….
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Bijlage IV: Vragenlijst respondenten OPMERKING: Onderstaande uitleg zal gegeven worden aan de respondent. Afhankelijk van de reactie en het begrip van de respondent kan er extra uitleg gegeven worden.Tevens zal, eveneens afhankelijk van de reacties van de respondent, al dan niet doorgevraagd worden over een onderwerp. Overal in de vragenlijsten waar “u” staat, kan ook “jij” gelezen worden en waar “hij” staat, kan ook “zij”gelezen worden. Ik ben Theun-Pieter van Tienoven en zit in Tilburg op school. Ik doe voor MEE een onderzoek naar wat mensen doen als ze “vrij” zijn en bijvoorbeeld niet hoeven te eten, te slapen of te werken. Ik wil vragen of u mij daarbij wilt helpen. Uw hulp is heel belangrijk. Ik wil u dadelijk een aantal vragen stellen en u kunt mij daar antwoord op geven. U hoeft alleen maar te zeggen wat u ervan vindt. Alle antwoorden zijn altijd “goed”. Als ik de vraag niet duidelijk genoeg heb gesteld, of als u de vraag niet begrijpt, dan kunt u dat gewoon zeggen en dan doen we het even opnieuw. Ik wil graag van u weten wat u doet als u “vrij” bent en met wie u dat doet. Op een gewone dag moet u slapen en eten, maar misschien ook werken, of uw huis opruimen. Als u “vrij” bent, kunt u allemaal dingen doen die u zelf leuk vindt. Over die dingen wil ik het nu gaan hebben. OPMERKING: Een aantal dingen van de respondent kunnen op voorhand worden genoteerd. Het gaat hier om naam, geslacht, leeftijd, woonsituatie en woonplaats. Emoties die de respondent tijdens het interview toont worden bij de vragen genoteerd. Wanneer een respondent om extra uitleg vraagt, zal dit eveneens genoteerd worden. Alle vragen worden als open vraag gesteld. Indien de respondent geen duidelijk antwoord kan geven, wordt de vraag besproken aan de hand van de cursief gedrukte deelvragen en antwoordmogelijkheden. Het interview begint vanaf hier. DEEL I: We gaan het eerst hebben over alle dingen die u op dit moment doet in de tijd die u “vrij” bent. 1. Het is natuurlijk eerst belangrijk om te weten hoeveel tijd u “vrij” bent. Ik heb daar een heel handig schema voor. Voor elke dag kunt u per uur inkleuren wat u doet. Groen is de kleur voor het slapen. Rood is de kleur voor het werken, naar school gaan, of andere dagbesteding1. En geel is de kleur voor persoonlijke verzorging, eten en het huishouden. Laten we proberen samen het schema in te kleuren.
1
Onder dagbesteding wordt reguliere (verplichte) dagopvang verstaan.
112
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
2. In het schema kunnen we zien hoeveel tijd u “vrij” heeft om zelf leuke dingen te gaan doen. Hoeveel van die vrije tijd wilt u alleen doorbrengen? En hoeveel samen met anderen? a) Op hoeveel van de 5 doordeweekse dagen wilt u leuke dingen met anderen doen? b) Wanneer wilt u doordeweeks leuke dingen met anderen doen (’s middags of ’s avonds)? c) Hoelang wilt u ’s middags / ’s avonds leuke dingen met anderen doen (hele middag / avond of één of twee uurtjes)? d) Welke dagen in het weekend wilt u leuke dingen met anderen doen? e) Wanneer wilt u dat in het weekend doen (’s ochtends, ’s middags of ’s avonds)? f) Hoelang wilt u ’s ochtends / ’s middags / ’s avonds leuke dingen met anderen doen (hele ochtend / middag / avond of één of twee uurtjes)? 3. Wat doet u in de tijd die u vrij heeft?2 a) b) c) d) e) f)
Passieve invulling (bijvoorbeeld tv kijken, lezen,computeren, muziek luisteren)? Creatieve activiteiten (bijvoorbeeld tekenen, dansen, muziek maken)? Vakantie activiteiten (bijvoorbeeld naar de dierentuin, naar de bioscoop, naar een restaurant)? Sportactiviteiten (bijvoorbeeld voetballen, zwemmen, fitness)? Ontmoeten (bijvoorbeeld naar de soos of een club, naar de disco)? Vormgevingsactiviteiten; iets leren (bijvoorbeeld leren koken, leren computeren, groepsbijeenkomsten)?
4. Met wie doet u al de activiteiten die we zojuist besproken hebben? a) Passieve invulling: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders b) Creatieve activiteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders c) Vakantie activiteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders d) Sportactiviteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders e) Ontmoeten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders f) Vormgevingsactiviteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders
2
Indeling van activiteiten op basis van MEE (zie MEE Noordoost Brabant, 2004b)
113
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
5. Wat vindt u van de activiteiten die u doet? Hoe voelt u zich tijdens die activiteiten?3 a) b) c) d) e) f)
Vindt u het fijn om bezig te zijn? ja / nee Indien “ja” wat is er dan zo fijn aan? Bent u goed in de activiteiten die u doet? ja / nee Indien “nee” waarom doet u die activiteit? Vindt u het fijn om alleen of in een groep activiteiten te doen?Waarom? Wilt u altijd de beste zijn in de activiteiten die u doet? ja / nee Praat u veel met de mensen met wie u de activiteiten doet? Indien “ja” waarover bijvoorbeeld? Bent u vaak zenuwachtig om samen met andere mensen activiteiten te doen? Indien “ja” waarom? g) Wilt u graag iets leren van de activiteiten die u doet? h) Vindt u het spannend om samen met andere mensen activiteiten te doen? Indien “ja” waarom? i) Vindt u het fijn om andere mensen te ontmoeten? ja / nee Waarom? j) Wat vindt u belangrijker: meedoen of winnen? Waarom? k) Denkt u dat de andere mensen het leuk vinden dat u bij hen in de groep zit? ja / nee Waarom? l) Denkt u dat u door deze activiteiten in uw vrije tijd meer in contact komt met andere mensen? ja / nee Waarom? 6. Hoe bent u terecht gekomen bij deze activiteiten? Hoe bent u aan informatie gekomen? a) b) c) d) e) f) g) h) i) j)
Gehoord van begeleiders? ja / nee Gehoord van vrienden / familie? ja / nee Gelezen in de Vrijetijdkrant van MEE? ja / nee Gevonden na consultatie van MEE? ja / nee Via de post een uitnodiging gehad? ja / nee Via de telefoon informatie aangevraagd? ja / nee Via het internet informatie opgezocht? ja / nee Tijdens een open dag wezen kijken? ja / nee Tijdens een reguliere dag wezen kijken? ja / nee Anders, nl…
7. Hoe gaat u naar de activiteiten toe? Welk vervoersmiddel gebruikt u? a) b) c) d) e) f) g) h) i)
Te voet? ja / nee Met de fiets? ja / nee Met de brommer? ja / nee Met de ‘gewone’ bus als openbaar vervoer? ja / nee Met de ‘speciale bus’? ja / nee Indien “ja” welke busdienst? Met de trein? ja / nee Met de auto? ja / nee Indien “ja” met wiens auto? Met de taxi? ja / nee Anders, nl…
In deze vraag wordt gekeken naar het gevoel bij de activiteiten (a-f-h-k), de contacten tijdens activiteiten (c-e-i) en het doel van de deelname aan de activiteiten (b-d-g-j-l).
3
114
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
8. Heeft u wel eens problemen bij het uitvoeren van de activiteiten die u doet? Indien “ja” welke problemen zijn dat dan? a) b) c) d) e)
Vervoersproblemen? Financiële problemen? Geen begeleiding? Geen mensen om samen mee te gaan? Anders, nl…
DEEL II: We gaan het nu hebben over de dingen die u (nog) niet doet in de tijd dat u “vrij” bent, maar die u misschien heel graag wel wilt doen. 9. Wat zou u graag willen doen in de tijd die u “vrij” heeft, wat u nu nog niet doet?4 a) b) c) d) e) f)
Passieve invulling (bijvoorbeeld tv kijken, lezen,computeren, muziek luisteren)? Creatieve activiteiten (bijvoorbeeld tekenen, dansen, muziek maken)?5 Vakantie activiteiten (bijvoorbeeld naar de dierentuin, naar de bioscoop, naar een restaurant)? Sportactiviteiten (bijvoorbeeld voetballen, zwemmen, fitness)? Ontmoeten (bijvoorbeeld naar de soos of een club, naar de disco)? Vormgevingsactiviteiten; iets leren (bijvoorbeeld leren koken, leren computeren, groepsbijeenkomsten)?
10. Met wie zou u deze activiteiten graag willen ondernemen? a) Passieve invulling: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders b) Creatieve activiteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders c) Vakantie activiteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders d) Sportactiviteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders e) Ontmoeten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders f) Vormgevingsactiviteiten: alleen / medebewoners / begeleiders / ouders / familie / vrienden met verstandelijke beperking / vrienden zonder verstandelijke beperking / anders
4 5
Indeling van activiteiten op basis van MEE (zie MEE Noordoost Brabant, 2004b) Eventueel kan gebruik gemaakt worden van de keuzeschema’s van MEE (zie bijlage III)
115
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
11. Waarom onderneemt u deze activiteiten op dit moment niet? Wat zijn de problemen die u ondervindt? a) b) c) d) e) f)
Ontbreken van informatie? Vervoersproblemen? Financiële problemen? Geen begeleiding? Geen mensen om samen mee te gaan? Anders, nl…
12. Stel dat u enkele van deze activiteiten zou willen gaan ondernemen, waar en hoe denkt u dan aan informatie te komen? a) b) c) d) e) f) g) h) i)
Via begeleiders? ja / nee Via van vrienden / familie? ja / nee Lezen in de Vrijetijdkrant van MEE? ja / nee Via een consult van MEE? ja / nee Via de telefoon informatie aangevragen? ja / nee Via het internet informatie opgezoeken? ja / nee Tijdens een open dag gaan kijken? ja / nee Tijdens een reguliere dag gaan kijken? ja / nee Anders, nl…
Deel III: Ik wil u nu nog een aantal vragen stellen over uw contacten met andere mensen. 13. Welke middelen om contact te maken met andere mensen gebruikt u? a) b) c) d) e) f)
Langs gaan om een praatje te maken? ja / nee De telefoon? ja / nee Het schrijven van een brief? ja / nee Het versturen van e-mail? ja / nee Het chatten op de computer? ja / nee Anders, nl…? ja / nee
14. Beschikt u over een eigen telefoon (vast of mobiel)? Indien “ja” gebruikt u die voor het bellen naar: a) b) c) d) e) f) g) h)
Medebewoners? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Begeleiders? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Ouders? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Familie? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Vrienden met verstandelijke beperking? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Vrienden zonder verstandelijke beperking? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Informatienummers voor activiteiten in uw vrije tijd? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Anders, nl…? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week?
116
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
15. Beschikt u over een eigen computer met internet? Indien “ja” gebruikt u die voor het emailen naar: a) b) c) d) e) f) g) h)
Medebewoners? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Begeleiders? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Ouders? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Familie? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Vrienden met verstandelijke beperking? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Vrienden zonder verstandelijke beperking? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Informatie voor activiteiten in uw vrije tijd? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Anders, nl…? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week?
16. Beschikt u over een eigen computer met internet? Indien “ja” gebruikt u die voor het chatten met: a) b) c) d) e) f) g)
Medebewoners? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Begeleiders? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Ouders? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Familie? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Vrienden met verstandelijke beperking? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Vrienden zonder verstandelijke beperking? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week? Anders, nl…? ja / nee Indien “ja” hoe vaak per week?
Deel IV: Tot slot wil ik u nog één vraag stellen, die helemaal los staat van alle andere vragen, maar waar ik heel nieuwsgierig naar ben. 17. Stel dat u nergens rekening mee hoeft te houden – niet met geld, met vervoer of met andere mensen – wat zou u dan het allerliefste een keer willen doen in uw vrije tijd? Bijvoorbeeld: met een raket naar de maan; de hele dag gratis ijsjes eten; een week lang de hele Efteling voor je alleen; enz. Dit waren alle vragen die ik u wilde stellen. Ik vind het heel fijn dat u alle vragen van mij hebt willen beantwoorden. U heeft mij heel erg goed geholpen. Hartelijk dank!!!
117
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
Bijlage VI: Vragenlijst informant & expert OPMERKING: Onderstaande uitleg zal alleen gegeven worden aan dhr. B. Tesink, de psycholoog (expert). Bij het bespreken van mijn vragen met de consulent mw. P. Mennes (informant) die mij vanuit MEE ondersteunt, is onderstaande uitleg overbodig. Zoals u mogelijk al via Petra Mennes heeft gehoord, ben ik, als student Vrijetijdwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg, bezig met een afstudeeronderzoek bij MEE. In mijn onderzoek richt ik mij het ervaren van sociale vereenzaming van mensen met een licht verstandelijke beperking. Ik onderzoek of, indien deze vereenzaming door hen ervaren wordt, dit mogelijk een gevolg kan zijn van het niet volledig naar wens invullen van hun vrijetijdsbesteding, als gevolg van hun licht verstandelijke beperking. Inmiddels heb ik met 13 respondenten uit de doelgroep van mensen met een licht verstandelijke beperking een gesprek gehad en zijn de uitkomsten door mij uitgewerkt. Ik heb een aantal opvallende resultaten gevonden en daarbij kwam meteen een aantal vragen naar boven, die ik, op aanraden van Petra Mennes, graag aan u voor wil leggen. Hopelijk kunt u deze vragen voor mij beantwoorden of in ieder geval vanuit uw functie binnen MEE er een mening over geven. Uw antwoorden wil ik graag gebruiken in mijn uiteindelijke rapport, om de interpretatie van mijn resultaten te ondersteunen of juist te verwerpen. Hieronder vindt u de meest opvallende resultaten van de gesprekken met de respondenten: 1. In hoeverre hebben mensen met een licht verstandelijke beperking besef van tijd? Voorbeeld: wanneer iemand om 17:30 klaar is met eten en pas om 19:30 naar de soos hoeft, neemt de activiteit “naar de soos” zijn of haar hele avond in beslag en lijken ze niet te beseffen dat ze nog 2 uur lang niets te doen hebben. Wij zouden ons rijk rekenen en bedenken wat we nog allemaal kunnen doen voordat we weg moeten. 2. In hoeverre hebben mensen met een licht verstandelijke beperking besef van geld? Voorbeeld: iemand vindt het te duur om een 10-badenkaart te kopen voor het zwembad van €45, maar vertelt wel dat hij elke maand €60 aan beltegoed verbelt. Het “leven” is voor velen duur, maar ze zeggen nooit dat ze wegens financiële redenen bepaalde vrijetijdsactiviteiten niet zullen ondernemen. 3. In hoeverre hebben de respondenten de waarheid vertelt of sociaal wenselijk geantwoord? Voorbeeld: veel respondenten zeggen het druk te hebben, maar in concreto valt dat reuze mee. Geven ze deze antwoorden of wekken ze deze indruk om een “normale” afspiegeling van de maatschappij te zijn?
118
© copyright T.P. van Tienoven, 2006
4. Waarom blijft bij mensen met een licht verstandelijke beperking de band met hun ouders zo sterk bestaan? Voorbeeld: hoewel ze zelfstandig wonen, bellen de respondenten in veel gevallen minimaal 1 keer per dag naar hun ouders en komen hun ouders gemiddeld 2 keer per week op bezoek. Denkt u dat ouders van deze mensen een belangrijke rol kunnen spelen in het tegengaan van vereenzaming door bijvoorbeeld hun invloed uit te oefenen op respondenten bij het nemen van bepaalde beslissingen of bij het stimuleren van respondenten om bepaalde activiteiten te ondernemen? 5. Bestaat er voor mensen met een licht verstandelijke beperking een ideale omvang van hun vriendengroep c.q. sociale netwerk? Voorbeeld: veel respondenten zijn tevreden over hun sociale netwerk, terwijl dat zich vaak beperkt tot ouders en enkele vrienden. Toch blijkt een groot deel van de respondenten al moeite te hebben om dit kleine netwerk te managen, dus vandaar mijn vraag.
Ik wil u hartelijk danken voor de genomen moeite.
119