Concept-versie 1-7-2014
HANDBOEK METING REGELDRUK
1
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding
5
2. Definities
9
2.1 Definitie burger
9
2.2 Definitie bedrijfsleven
10
2.3 Definitie overheid
12
2.4 Definitie professionals
13
2.5 Definitie wet- en regelgeving
14
2.6 Definities kosten regelgeving en regeldruk
16
2.6.1 Inleiding
16
2.6.2 Financiële kosten
18
2.6.3 Administratieve lasten
18
2.6.4 Informatieverplichtingen
19
2.6.5 Inhoudelijke verplichtingen
22
2.6.6 Inhoudelijke naleningskosten
23
2.7 Andere lasten
27
3. Standaard Kostenmodel (SKM)
28
3.1 Inleiding
28
3.2 Werking op hoofdlijnen
29
3.3 Elementen van SKM
30
3.3.1 Uurtarief
30
3.3.2 Tijd
31
3.3.3 Investeringskosten
31
3.3.4 Aantallen burgers/bedrijven/professionals
33
3.3.5 Frequentie
36
3.3.6 Verschillen bij invulling SKM
35
3
4. werkwijze meting regeldruk nieuwe, gewijzigde of vervallen wetgeving
37
4.1 Algemene uitgangspunten
37
4.2 Werkwijze meting geheel nieuwe wetgeving
40
4.3 Werkwijze meting gewijzigde wetgeving
42
5. Verbijzondering naar doelgroepen en herkomst
43
5.1 Categorieën burgers
43
5.2 Categorieën bedrijven
44
5.3 Categorieën professionals
45
5.4 Herkomst internationaal – nationaal
46
5.5 Herkomst nationaal - mede-overheden
49
6. Rapportage
52
6.1 Inhoud kwantitatieve informatie
52
6.2 Inhoud kwalitatieve informatie
53
Bijlagen
58
1. Frequently asked questions
56
2. Type verplichtingen en handelingen
62
3. Aantal bedrijven per grootteklasse
64
4. Lijst met bedrijfssectoren (CBS)
65
5. Gemiddelde uurtarieven bedrijven en professionals en omrekenfactor burger
72
6. Lijst met life-events ondernemers
72
7. Instructies voor invullen rekensheets SKM
73
8. Lijst met uitvoeringsorganisaties
74
9. Werkwijze meting regeldruk van bestaande wetgeving
78
4
Hoofdstuk 1. Inleiding Voor u ligt het handboek Meting Regeldruk: een handleiding voor het definiëren en meten van diverse soorten regeldruk voor het bedrijfsleven, burgers en professionals. Deze handleiding vormt de derde editie in zijn soort en is daarmee een vervolg op de eerdere handleidingen Meten is Weten II, de werkmap AL Burger en het standaard meetmodel Inhoudelijke Nalevingskosten. In deze editie zijn de ervaringen die in de afgelopen perioden zijn opgedaan verwerkt. Hiermee vormt deze handleiding de standaard voor het meten van regeldruk in het algemeen voor de komende periode. De context… Burgers, bedrijven en professionals hebben te maken met tal van regels opgelegd door de overheid (Rijksoverheid, medeoverheden, publiekrechtelijke bedrijfsorganen). Aan het naleven van deze regels zijn meestal kosten verbonden, die in verschillende categorieën kunnen worden onderscheiden. In onderstaande figuur worden de kosten als gevolg van wet- en regelgeving weergegeven. Figuur 1. Kosten van regelgeving Nalevingkosten
Financiële kosten
belastingen leges premies retributies
inhoudelijke nalevingkosten administratieve lasten
Nalevingkosten zijn alle kosten die bedrijven maken om te voldoen aan wet- en regelgeving. Ze kunnen worden onderscheiden in ‘financiële kosten’, ‘inhoudelijke nalevingkosten’ en ‘administratieve lasten’. De combinatie van administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten noemen we regeldruk. Financiële kosten zijn het gevolg van een concrete en directe verplichting om een geldbedrag over te maken aan de overheid of het bevoegd gezag. Deze kosten zijn dus niet gerelateerd aan een informatiebehoefte van de overheid. Hierbij gaat het om belastingen, leges, retributies, etc. Leges zijn retributies, dat wil zeggen betalingen aan de overheid waar een individueel aanwijsbare tegenprestatie van die overheid tegenover staat. Het gaat om een bedrag dat burgers en ondernemingen verplicht zijn over te maken aan de overheid (of een bevoegd gezag) voor het gebruik van hun diensten of producten.
5
Om haar publieke belangen te kunnen waarborgen, legt de overheid onder andere aan het bedrijfsleven en burgers verplichtingen op tot het doen of nalaten van handelingen of gedragingen (inhoudelijke verplichtingen), en daarnaast verplichtingen tot het verschaffen van informatie over die handelingen en gedragingen (informatieverplichtingen). Wanneer er aan bovenstaande verplichtingen kosten verbonden zijn kunnen deze kosten een negatieve invloed hebben op het ondernemingsklimaat en het vertrouwen van burgers in de overheid. Het is dan ook van belang dat de kosten die verbonden zijn aan het voldoen aan inhoudelijke- en informatieverplichtingen te allen tijde worden beperkt tot het absoluut noodzakelijke. Het Standaardkostenmodel Het Standaardkostenmodel (SKM) is een methode die het mogelijk maakt om de regeldruk van wet- en regelgeving inzichtelijk te maken én aan te pakken. Regeldruk zijn dus de kosten voor het bedrijfsleven, burgers en/of professionals om te voldoen aan inhoudelijke en informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Analyses van de regeldruk van wet- en regelgeving met behulp van het SKM worden gekenmerkt door veel aandacht voor detail. Door wet- en regelgeving te analyseren met behulp van het SKM wordt inzichtelijk:
Welke inhoudelijke en informatieverplichtingen voortvloeien uit de wet- en regelgeving; Welke handelingen een ondernemer, professional of burger moet verrichten om aan een wettelijke verplichting te voldoen; Hoeveel tijd en kosten deze handelingen met zich meebrengen voor de ondernemer, professional of burger.
Deze transparantie maakt het mogelijk om precies aan te wijzen welke onderdelen van weten regelgeving voor problemen zorgen. De detailinformatie biedt, tegelijkertijd, veel aangrijpingspunten voor vereenvoudiging. Met het SKM is het mogelijk om zowel de regeldruk van bestaande wet- en regelgeving te meten alsmede regeldruk van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving in kaart te brengen. Zie verder Hoofdstuk 3 voor een inhoudelijke beschrijving van het SKM. Wat kun je ermee? Aan de hand van de meetresultaten kunnen op een eenvoudige manier vereenvoudigingsmogelijkheden en automatiseringsvoorstellen worden geïdentificeerd. Een meting laat zien bij wie en waar de regeldrukkosten gemaakt worden, en dus waar vereenvoudiging van regelgeving het meeste kwantitatieve effect zal sorteren. Door het detailniveau van de verzamelde gegevens kunnen deze direct gebruikt worden om te analyseren hoe wijzigingen in de verplichtingen de regeldruk verminderen. Een meting van bestaande wet- en regelgeving met behulp van het SKM is derhalve ook een belangrijk instrument om de regeldruk te kunnen verminderen, onder andere doordat • alternatieven van voorgenomen wet- en regelgeving en de bijbehorende effecten gemakkelijk kunnen worden doorberekend; • snel en betrouwbaar (voor de geselecteerde wetten en regelingen) kan worden gerapporteerd over de ontwikkeling van de regeldruk gedurende een kabinetsperiode. 6
In het geval dat burgers, professionals of bedrijven worden geïnterviewd, komen naast de kwantitatieve informatie die het eigenlijke meetproces oplevert, ook nog allerlei andere kwalitatieve gegevens die er toe kunnen bijdragen om het ondernemers en burgers makkelijker te maken. Zo wordt er tijdens een meting bij bedrijven ook veel informatie verzameld met betrekking tot ‘best practices’ in bedrijven. Vergelijkingen met de besteding van tijd en middelen in bijvoorbeeld het gemiddeld efficiënte bedrijf kunnen gebruikt worden om andere bedrijven te laten zien hoe zij hun administratieve handelingen sneller en goedkoper kunnen uitvoeren. In het algemeen geven de interviews handvatten tot vereenvoudiging. Zo wordt onderzocht of informatie wel éénmalig moet worden aangeleverd, of er nog mogelijkheden zijn tot verdere automatisering van de berichtenstroom en of de informatieuitvraag zoals deze is vormgegeven door de overheid wel aansluit bij de soort informatie die bij de burger, professional of in het bedrijfsleven al aanwezig zijn1. Een andere optie is om doelvoorschriften op te nemen in plaats van middelvoorschriften of om mogelijk goedkopere alternatieven aan te geven waarmee het wettelijke doel ook behaald zou kunnen worden. Doel van het handboek Dit handboek geeft een beschrijving van hoe metingen aan de hand van het standaardkostenmodel uitgevoerd worden. Het doel van het handboek is om een uitputtende beschrijving van het standaardkostenmodel te geven, waarbij de belangrijkste vragen over het gebruik van de methode kunnen worden beantwoord aan de hand van het handboek. Het is echter belangrijk om te onderstrepen dat de methode niet statisch is. Basisbeginselen blijven ongewijzigd, maar onderdelen van de methode zullen steeds worden aangepast aan het gebruik van de methode in nieuwe beleidsterreinen en met betrekking tot nieuwe problemen. De methode heeft ook als doel om departementen desgewenst een handreiking te geven bij het uitvoeren van de meting van bestaande wetgeving en het monitoren hiervan gedurende deze kabinetsperiode. De meetmethodiek is uniform van opzet en is daarom toepasbaar binnen de gehele overheid. Voordat daadwerkelijk maatregelen kunnen worden genomen om de regeldruk te reduceren, dient inzicht te worden verkregen in: De regelgeving die de regeldruk veroorzaakt. De aard en omvang van de kwalitatieve indicatoren die aan het Standaardkostenmodel zijn toegevoegd. De regeldruk voor specifieke doelgroepen die kwetsbaar zijn en/of te maken hebben met een cumulatie van regeldruk. De organisaties die belast zijn met de uitvoering van de regelgeving en waarmee de bedrijven, burgers en professionals te maken hebben. De mogelijkheden om de regeldruk te reduceren door het aanpassen van beleid of vereenvoudigen van de uitvoering van de regelgeving. Uit de bovenstaande aspecten blijkt dat het niet uitsluitend gaat om het kwantificeren van de regeldruk. Het is tevens van belang om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de regelgeving. Het gaat hierbij onder meer ook om de wijze waarop de uitvoering van de regelgeving wordt ervaren door burgers, bedrijven en professionals. Factoren die dit
1
Zie verder hoofdstuk 4
7
beïnvloeden zijn onder meer de werkwijze van uitvoeringsorganisaties, de bruikbaarheid van formulieren en het gebruik van internet. Hieruit kunnen nieuwe inzichten ontstaan die door departementen kunnen worden gebruikt om minder of eenvoudigere regels op te stellen en zaken anders te regelen. Leeswijzer Het handboek is als volgt opgezet: Hoofdstuk 1 beschrijft in vogelvlucht het Standaardkostenmodel (SKM) en de belangrijkste begrippen daarin. In Hoofdstuk 2 worden de definities en belangrijke begrippen verklaard en (verder) uitgediept. In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe het SKM in elkaar zit. In hoofdstuk 4 wordt uitgelegd hoe regeldruk van nieuwe of gewijzigde wetgeving moet worden berekend. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de wijze om vast te stellen wat de herkomst van de regeldruk is (EU-nationaal-decentraal) en welke doelgroepen binnen de categorieën burgers, bedrijven en professionals worden onderscheiden. Hoofdstuk 6 tot slot bevat een beschrijving van de rapportage en de kwalitatieve indicatoren die aan het Standaardkostenmodel zijn toegevoegd.
8
Hoofdstuk 2. Definities 2.1 Definitie burger2 De wet- en regelgeving is gericht op bedrijven, burgers of instellingen/professionals. Binnen de definitie van regeldruk burger wordt onder “de burger” verstaan: 1.
Individuele burgers Personen die zijn ingeschreven in de gemeentelijke basis administratie (GBA) die 14 jaar of ouder zijn.
Uitgangspunt zijn de volgende artikelen uit de Wet Basisregistratie Personen (BRP): De inschrijving in een basisadministratie geschiedt op grond van de geboorteakte, de aangifte van de betrokkene of ambtshalve. Op grond van zijn aangifte van verblijf en adres wordt degene die niet in een basisadministratie is ingeschreven, naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste tweederde van de tijd in Nederland verblijf zal houden en: a. De Nederlandse nationaliteit bezit, b. Op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld, of c. Vreemdeling is en rechtmatig verblijf geniet als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente waar hij zijn adres heeft. 2. Georganiseerde burgers Instellingen zonder winstoogmerk zijnde stichtingen en verenigingen waarvan de middelen voor het merendeel afkomstig zijn uit contributies en bijdragen om niet (giften en donaties) van huishoudens en uit inkomen uit vermogen. Het doel van deze instellingen is het behartigen van het gezamenlijke of het bredere maatschappelijke belang.
Kader 1. Onderscheid georganiseerde burgers- Bedrijfsleven en Maatschappelijke instellingen Omdat er ook stichtingen en verenigingen zijn die met een winstoogmerk economische activiteiten ontplooien is het goed hierbij te kijken naar de internetsite van de KvK om te bepalen of een bepaalde stichting of vereniging onder de categorie georganiseerde burgers dan wel bedrijven valt. De categorie van georganiseerde burgers kent ook grote overeenkomsten met de groep van maatschappelijke instellingen (zoals omroepen, scholen, e.d.). Deze laatste groep behoort echter tot de categorie overheid, omdat deze grotendeels of volledig worden gefinancierd vanuit overheidsbijdragen.
2
Tot de Nederlandse burgers horen ook die van Caraïbisch Nederland, maar in de kwantificering van regeldrukeffecten is hun aandeel met 23.000 inwoners gewoonlijk verwaarloosbaar. De kwantitatieve effecten van maatregelen voor Caraibische Nederland worden buiten beschouwing bij de invulling van de taakstelling. Dit ook vanwege het ontbreken van een nulmeting. (Wel dienen, mede in het kader van de legislatieve terughoudendheid die is afgesproken voor CN, de effecten voor de openbare lichamen in beeld te worden gebracht.)
9
2.2 Definitie bedrijfsleven3 Als laatste stap moet worden gekeken of de informatieverplichting die door de overheid via wet- en regelgeving is opgelegd ook betrekking heeft op het bedrijfsleven. Hieronder is de definitie van bedrijfsleven opgenomen. Bedrijfsleven Het bedrijfsleven bestaat uit alle sectoren van de economie, met uitzondering van de publieke delen van het openbaar bestuur, overheidsdiensten en de verplichte sociale verzekeringen (SBI code 84, voorheen 75), en het onderwijs (SBI code 85, voorheen code 80). Voor deze uitzonderingen geldt dat de private onderdelen erin wél onder het bedrijfsleven vallen. Het criterium hierbij is de vraag of organisaties al dan niet kostendekkend zijn. Is dit het geval, dan is er sprake van bedrijfsleven. Zie bijlage 3 voor de door het CBS in de Nationale Rekeningen gehanteerde SBI-indeling.
De publieke sector valt uiteraard niet onder het bedrijfsleven. Onder de publieke sector vallen eenheden die activiteiten organiseren in het algemeen belang. Kenmerkend voor die eenheden is dat de werkzaamheden niet worden uitgevoerd met een winstoogmerk. Ten aanzien van de door de overheid bekostigde instellingen kan worden opgemerkt dat het ministerie in kwestie kan bepalen of deze al dan niet worden meegenomen. Zo worden bijvoorbeeld bekostigde onderwijsinstellingen en publieke omroepen niet en ziekenfondsen en zorginstellingen wel als bedrijfsleven meegenomen. Voorbeelden van grensgevallen die wel als bedrijfsleven zijn aangemerkt: Ziekenhuizen, RIAGG's, particuliere zorgverzekeraars, Gemeentelijke Geneeskundige Diensten (GGD's), Bureaus van Jeugdzorg, pensioenfondsen, reïntegratiebedrijven en CAOpartijen. Daartegenover maakt de volgende organisatie wél deel uit van de overheidsdefinitie: College voor Zorgverzekeringen (beheerder AWBZ).
Kader 2. Afbakening regeldruk bedrijven – regeldruk burger Een beperkt aantal (informatie)verplichtingen is niet exclusief van toepassing op óf burgers óf bedrijven. Deze wet- en regelgeving richt zich namelijk op meer algemene doelgroepen en personen, ongeacht of het natuurlijke personen of rechtspersonen zijn. Bijvoorbeeld: Bij de koop, levering en overdracht van een huis geldt dezelfde verplichting voor burgers als voor bedrijven, namelijk het overdragen via notariële akte. Wanneer een burger een boom in de tuin wil kappen moet hij dezelfde vergunning aanvragen als een bedrijf dat een boom op het bedrijfsterrein wil kappen.
3
Tot de Nederlandse bedrijven horen ook die van Caraïbisch Nederland, maar in de kwantificering van regeldrukeffecten is hun aandeel gewoonlijk verwaarloosbaar. De kwantitatieve effecten van maatregelen voor Caraibische Nederland worden buiten beschouwing bij de invulling van de taakstelling. Dit ook vanwege het ontbreken van een nulmeting. (Wel dienen, mede in het kader van de legislatieve terughoudendheid die is afgesproken voor CN, de effecten voor de openbare lichamen in beeld te worden gebracht.)
10
Een sportvereniging of een kerk dient net zo goed over een milieu-, bouwen gebruiksvergunning te beschikken als een bedrijf. Zowel burgers als bedrijven kunnen, zolang zij belanghebbende zijn, gebruik maken van inspraakmogelijkheden in een bestemmingsplan.
In de meeste van dergelijke gevallen zullen de (informatie)verplichtingen in de praktijk óf grotendeels van toepassing zijn op bedrijven (met enkele burgers) óf grotendeels van toepassing zijn op burgers (met enkele bedrijven). Omdat het exacte onderscheid in de praktijk meestal niet eenduidig is vast te stellen, is het in voorkomende gevallen doelmatig om alle regeldruk van deze (informatie)verplichting mee te rekenen bij óf regeldruk Bedrijven óf regeldruk Burgers. Deze aanpak is (impliciet) al gevolgd bij regeldruk Bedrijven. Bij het bepalen van het aantal bedrijven waarop een bepaalde verplichting van toepassing is (Q), zijn in een aantal gevallen ook instellingen zonder winstoogmerk of burgers meegerekend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij verplichtingen die van toepassing zijn op ‘de werkgever’. Het ligt daarom in de rede ook bij verplichtingen of rechten die voornamelijk van toepassing zijn op burgers, eventuele bedrijven niet uit te sluiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij rechten die van toepassing zijn op ‘de belanghebbende’. Bovenstaande pragmatische afbakening tussen regeldruk Bedrijven en regeldruk Burger is bedoeld om te voorkomen dat er dubbeltelling plaatsvindt en anderzijds om te voorkomen dat er regeldruk tussen wal en schip valt. Indien bij regeldruk Bedrijven bij een bepaalde (informatie)verplichting wel expliciet rekening is gehouden met het onderscheid in bedrijven en burgers, en dus alleen de regeldruk voor bedrijven zijn meegenomen, kan het ministerie het gedeelte regeldruk voor burgers nu ook afzonderlijk meerekenen bij regeldruk Burger.
11
2.3 Definitie overheid Regelgeving wordt door verschillende overheden vastgesteld. Hier wordt onder het begrip ‘de overheid’ verstaan: Communautaire instellingen (EU), Departementen, Provincies, Gemeenten, Waterschappen, Zelfstandige bestuursorganen (ZBO). Zoals gezegd gaat het om regeldruk die voortvloeien uit wet- en regelgeving van de overheid, de Nederlandse overheid in dit geval. Lasten voortvloeiend uit wet- of regelgeving van andere landen telt niet mee. Buitenlandse ambassades en in Nederland gevestigde internationale instellingen, zoals Europol en het Internationaal Gerechtshof, worden niet tot de Nederlandse overheid gerekend. Lasten die deze instellingen opleggen vallen niet onder het regeldruk begrip. De overheid is hier als volgt gedefinieerd: Overheid Alle eenheden die voornamelijk gecontroleerd én gefinancierd worden door de overheid zelf. Hiertoe behoren alle Nederlandse overheidsinstellingen, ook als ze werkzaam zijn in het buitenland, zoals Nederlandse ambassades.
Overheid (=producent, toezichthouder of handhaver van regelgeving) Tot de sector overheid worden in dit verband gerekend, alle eenheden die voornamelijk gecontroleerd én gefinancierd worden door de overheid én een rol spelen in uitvoering, controle, toezicht en handhaving van wetgeving. Vennootschappen maken in principe geen deel uit van de overheid, zelfs al zijn ze geheel of gedeeltelijk eigendom van overheidsinstellingen, bijvoorbeeld de NS en Schiphol.4
4
Strikt genomen is De Nederlandsche Bank (DNB) ook een overheidsbedrijf, maar vanwege het bijzondere karakter van deze financiële instelling als toezichthouder wordt DNB voor dit doel tot de sector overheid gerekend.
12
2.4 Definitie professionals De overheid behoort niet tot de doelgroepen van de regeldrukoperatie. Hierbij wordt echter een uitzondering gemaakt voor een aantal professionals binnen de categorie overheid. Het gaat hierbij om zogenoemde publieke professionals die namens de overheid een functie vervullen, die van groot belang is voor bij het gemakkelijker en efficiënter laten verlopen van het maatschappelijk en economisch verkeer. Met deze term wordt binnen de regeldrukoperatie traditioneel geduid op de politieagenten (incl. toezichthouders op straat of in het veld), onderwijzers en leraren en op (wijk)verpleegkundigen. Binnen de regeldrukoperatie wordt gewerkt met het gericht reduceren van de regeldruk voor deze beroepen en hun directe werkomstandigheden. Dit betekent dat voor de professionals onderwijzers en leraren ook rekening wordt gehouden met de regeldrukeffecten voor scholen en onderwijsondersteunend personeel. Voor beide geldt dat deze alleen van toepassing is voor zover die direct of indirect de handelingsruimte van de publieke professional onderwijzer of leraar beïnvloedt. De term professional is niet exclusief voor deze overheidsdienaren. Ook andere professionals binnen de overheid kunnen aan de omschrijving publieke professional voldoen. In de regeldrukoperatie is gelet op signalen van stapelende verplichtingen en regeldruk gekozen voor het meenemen van de beroepen van politieagenten, onderwijzers en leraren en van (wijk)verpleegkundigen. Andere publieke professionals zijn echter niet uitgesloten.
Wijkverpleegkundigen versus verpleegkundigen in ziekenhuizen Ten aanzien van verpleegkundigen dient hierbij nadrukkelijk rekening te worden gehouden met het onderscheid met verpleegkundigen werkzaam in ziekenhuizen. Ziekenhuizen behoren tot de categorie overheid (academische ziekenhuizen) of tot de categorie bedrijfsleven (overige ziekenhuizen). Verpleegkundigen die in ziekenhuizen werken, worden bij de bepaling van de regeldruk dan ook meegenomen bij de interne regeldruk van de overheid zelf of bij de regeldruk voor bedrijven.
13
2.5 Definitie wet- en regelgeving Wet- en regelgeving van de overheid Wanneer is vastgesteld dat er sprake is van een inhoudelijke of informatie-verplichting dan is het van belang om te bepalen of deze voortvloeit uit wet- en regelgeving van de overheid. Onder wet- en regelgeving van de overheid wordt het volgende verstaan: Wet- en regelgeving Algemeen verbindende voorschriften (wetten, AMvB's, ministeriële regelingen) en beleidsregels.
Algemeen verbindende voorschriften kunnen ook zijn gebaseerd op besluiten van communautaire instellingen (EU) of neergelegd in regels van decentrale overheden (bijv. gemeenten en provincies). Een beleidsregel is een algemene regel die op schrift is vastgesteld door het Rijk voor het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan, anders dan een algemeen verbindend voorschrift. EU-regelgeving valt alleen onder de definitie als op enigerlei wijze sprake is van verankering van deze regelgeving in Nederlandse wet- en regelgeving. Direct werkende verordeningen zoals het Communautair Douanewetboek die in het geheel niet zijn verankerd in Nederlandse wet- of regelgeving tellen dus niet mee. Wanneer alleen specifieke bepalingen uit de verordening zijn vastgelegd in de Nederlandse wetgeving, dan worden alleen de lasten van deze specifieke bepalingen meegenomen bij het berekenen van de regeldruk. Vrijwilligheid ten aanzien van de onderliggende activiteit, of een keuze om deze wel of niet te ondernemen speelt geen rol bij de bepaling of informatiekosten wel of niet tot het AL begrip moeten worden gerekend. Op het moment dat een bedrijf met informatiekosten voortvloeiend uit wet- en regelgeving te maken krijgt is er sprake van AL. Voorbeeld: Het aanvragen van subsidie of een vergunning is weliswaar vrijwillig, echter wanneer een bedrijf of burger subsidie of een vergunning aanvraagt, is die wettelijk verplicht informatie te verstrekken. De lasten volgend uit een subsidie aanvraag zijn regeldruk. In het kader van zelfregulering kunnen bedrijven ook worden geconfronteerd met verplichtingen. In zo’n geval is er geen sprake van regeldruk (immers niet opgelegd door wet- en regelgeving van de overheid). Echter als de overheid besluit de informatie- of inhoudelijke verplichtingen, die de bedrijven zichzelf hebben opgelegd in het kader van de zelfregulering, wettelijk vast te leggen ontstaat er wel regeldruk voor het bedrijfsleven. In dergelijke gevallen moet men zich wel afvragen in hoeverre de individuele bedrijven uit zichzelf de informatie ook verzamelen of de handelingen van de inhoudelijke verplichting ook verrichten, omdat dit van invloed is op de berekening. Zie hiervoor par. 2.6.5. Wat te doen ingeval van vrijwilligheid of zelfregulering? Bij gebods- en verbodsbepalingen ligt het initiatief tot het opleggen van een inhoudelijke verplichting direct bij de overheid. Bij de aanvraag om erkenningen, vergunningen en subsidies echter ligt het initiatief bij het bedrijfsleven zelf. Men zou
14
kunnen redeneren dat de hieruit voorvloeiende inhoudelijke verplichtingen het gevolg zijn van een vrijwillig genomen besluit door het betrokken bedrijfsleven. Dergelijke aanvragen gebeuren inderdaad op basis van vrijwilligheid, maar dan wel binnen het kader van de realisatie van publieke doelen. Als gevolg hiervan treden allerlei verplichtingen, waaronder inhoudelijke, in werking. Wie het initiatief neemt tot het aangaan van een wettelijke inhoudelijke verplichting speelt voor het ontstaan van inhoudelijke nalevingskosten geen rol. Deze kosten moeten hier dan ook wel worden gemeten. Ingeval van zelfregulering door private partijen, bijvoorbeeld kwaliteitscertificering door een branche (Bovag en dergelijke) is in beginsel geen sprake van een wettelijke verplichting opgelegd door de overheid. Bij zelfregulering is dus geen sprake van nalevingskosten die in dit kader gemeten moeten worden. Informatieverplichtingen voor burgers aan bedrijven of burgers onderling vloeien voort uit het privaatrecht (Burgerlijk Wetboek). Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in dwingend recht en regelend recht. Als dwingend recht een informatieverplichting oplegt, dan valt dit onder de definitie van regeldruk. Uit het regelend recht kunnen geen regeldrukkosten voortvloeien. Dwingend recht Van dwingend recht is sprake als de burger of bedrijf verplicht is op een bepaalde manier te handelen. Bijvoorbeeld in het kader van het kopen van een huis, trouwen, scheiden, adoptie, voogdij, nalatenschap is de burger verplicht om bij een notaris te verschijnen, documenten te overleggen etc. Deze informatieverplichtingen zijn dwingend voorgeschreven en worden daarom gerekend tot de regeldruk. Een voorbeeld is het opstellen van een koopovereenkomst bij de koop en/of verkoop van een huis. Regelend recht In het regelend recht kunnen partijen afspraken onderling overeenkomen. Het gaat hier niet om dwingend voorgeschreven inhoudelijke of informatieverplichtingen die door regelgeving zijn opgelegd. Een voorbeeld is de overeenkomst die een burger met een bedrijf sluit inzake de levering van bepaalde goederen. Strafrecht Het strafrecht valt buiten de definitie van regeldruk omdat er van wordt uitgegaan dat het bedrijf of de burger zich houdt aan de verplichtingen van de wet- en regelgeving van de overheid. Bovendien kent het strafrecht geen informatieverplichtingen voor de normadressaat, vanwege het “nemo tenetur beginsel” (niemand is verplicht zichzelf te beschuldigen). Bezwaar- en beroepsprocedures Burgers en bedrijven kunnen bezwaar maken tegen beslissingen van de overheid. Indien een bezwaar niet wordt ingewilligd dan kan een beroepsprocedure worden gestart bij de rechtbank of de Raad van State. De tijdsbesteding en kosten voor het indienen van bezwaar en het uitvoeren van een bezwaarprocedure valt onder de definitie van regeldruk. Deze regeldruk wordt toegerekend aan de betreffende wet (het betreffende bevoegde gezag is immers verantwoordelijk voor de beantwoording hiervan). De beroepsprocedures vallen buiten de definitie van regeldruk. Zie ook bijlage 1.
15
2.6 Definities kosten regelgeving 2.6.1 Inleiding Burgers en bedrijven hebben te maken met tal van regels die worden opgelegd door de overheid. Aan het naleven van deze regels zijn vaak kosten verbonden, die in verschillende categorieën kunnen worden onderverdeeld. In onderstaande figuur worden de kosten voor burgers en bedrijven als gevolg van regelgeving weergegeven.
Kosten van regelgeving
Financi ë le kosten (zie paragraaf 2.2)
1. 2. 3. 4.
Belastingen Premies Leges en retributies Boetes
Regeldruk (zie paragraaf 2.3)
1. Inhoudelijke nalevingskosten 2. Administratieve lasten
Figuur 3. Kosten van regelgeving Regeldruk Regeldruk omvat alle kosten die burgers, professionals of bedrijven maken om te voldoen aan wet- en regelgeving, anders dan via financiële transacties met de overheid. Onderscheid kan worden gemaakt in inhoudelijke en administratieve nalevingskosten. 1.
Inhoudelijke nalevingskosten Het betreft kosten die burgers, bedrijven of professionals maken om te voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen die wet- en regelgeving stelt. Een voorbeeld voor nalevingskosten zijn de verplichtingen die zijn opgenomen in het bouwbesluit zoals minimale afmetingen voor hoogte van deuren en de isolatiewaarde van een woning.
2.
Administratieve Lasten De kosten die de burger, bedrijf of professional maakt om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit de regelgeving van de overheid. Het gaat hierbij zowel om het nakomen van verplichtingen als het beroep doen op een recht. In par. 2.6.3 wordt een nadere uiteenzetting gegeven van het begrip AL. Kader 1. Inhoudelijke nalevingskosten versus administratieve lasten. In dit tekstkader wordt het onderscheid tussen inhoudelijke nalevingskosten en administratieve lasten aan de hand van een aantal voorbeelden toegelicht. Voorbeeld 1: Algemene periodieke keuringsplicht motorrijtuigen en aanhangwagens (APK), art. 53 Wegenverkeerswet 1994 Een burger die eigenaar of houder is van een motorrijtuig of een aanhangwagen van drie jaar of ouder en waarvoor een kenteken is opgegeven dient te beschikken over een geldig keuringsbewijs. De burger kan deze ´APK-keuring´ aanvragen en laten uitvoeren
16
bij een door de RDW erkende instelling in Nederland, zoals een autobedrijf of keuringsstation. De informatieverplichting betreft het beschikken over een geldig keuringsbewijs, waarbij de verplichting wordt onderverdeeld in bepaalde handelingen die nodig zijn om te kunnen beschikken over het keuringsbewijs. Aan de APK keuring zijn voor de burger de onderstaande kosten verbonden. Bij elk van de kosten is aangegeven of het financiële kosten, inhoudelijke nalevingskosten dan wel administratieve lasten betreft: Het wegbrengen van het motorrijtuig naar de keuringsinstelling. De tijd die de burger hieraan besteedt vloeit voort uit de informatieverplichting om het rijtuig te laten keuren. Dit zijn AL. Het voeren van overleg over de procedure is een handeling die AL veroorzaakt. Het bespreken van de uit te voeren reparaties met de keuringsinstelling is echter niet een handeling die noodzakelijk is voor het voldoen aan de informatieverplichting. Dit zijn nalevingskosten. De kosten van de keuring zelf. Deze kosten vloeien voort uit de informatieverplichting. Het betreft echter alleen de daadwerkelijke keuringskosten. De verschuldigde leges en reparatiekosten zijn geen AL, want het betreft financiële en inhoudelijke nalevingskosten (voor een deel “gemengde kosten”, omdat reparaties ook in het belang van de eigenaar zijn). De kosten van reparatie die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van het keuringsbewijs. Deze kosten vloeien voort uit de naleving van de wet door de burger. Het gaat hier derhalve om inhoudelijke nalevingskosten (voor een deel ”gemengde kosten”) en niet om AL. Het ophalen van het motorrijtuig en het keuringsbewijs. De tijd die de burger hieraan besteedt vloeit voort uit de informatieverplichting om te beschikken over een keuringsbewijs. Dit zijn AL. Voorbeeld 2: Aanvragen rijbewijs De burger, die een motorrijtuig bestuurt op de openbare weg, dient te beschikken over een geldig rijbewijs. Het rijbewijs wordt afgegeven door de gemeente waarin de burger woont. De burger dient hiervoor de ´Verklaring van rijvaardigheid´ en de ´Verklaring van geschiktheid´ te overleggen. De ´Verklaring van rijvaardigheid´ krijgt de burger na het behalen van het praktijkexamen bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De ´Verklaring van geschiktheid´ krijgt de burger door het invullen van een eigen verklaring, het laten opstellen van een geneeskundig verslag en het afgeven van een uittreksel van persoonsgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. De verdeling van de kosten: De burger krijgt het rijbewijs na het succesvol afleggen van het praktijkexamen. De kosten die voortvloeien uit de rijlessen zijn inhoudelijke nalevingskosten. De kosten van het examen (met uitzondering van leges!) alsmede de tijd die de burger besteedt aan het verzamelen en invullen van de voorgeschreven informatie zijn AL. De kosten als gevolg van het indienen van de verklaringen bij de gemeente vloeien voort uit de informatieverplichting om te beschikken over een geldig rijbewijs. Dit zijn AL.
17
Voorbeeld 3: Aanvraag bouwvergunning In bepaalde gevallen, zoals beschreven in de Woningwet, dient de burger een bouwvergunning aan te vragen bij de gemeente. Aan deze vergunning zijn inhoudelijke nalevingskosten verbonden als gevolg van inhoudelijke eisen in de vergunning (bouwen isolatienormen). Daarnaast veroorzaakt de aanvraag AL. Deze vloeien onder andere voort uit: het voeren van vooroverleg over de uit te voeren handelingen uit de vergunningprocedure. Dit betreft het informatiegesprek waarin de procedure en de bouweisen worden uitgelegd. Deze handeling is noodzakelijk om de vergunning op de juiste wijze aan te vragen. het kopiëren van de bouwtekeningen. het opstellen van de vergunningsaanvraag.
N.B. De mogelijke baten die burgers, bedrijven en professionals ondervinden door een wettelijke verplichting worden bij de meting buiten beschouwing gelaten. Dit geldt ook met betrekking tot rechten waar een beroep op wordt gedaan. 2.6.2 Financiële kosten Financiële kosten zijn het gevolg van een verplichting om een geldbedrag over te maken aan de overheid of het bevoegd gezag. Deze kosten zijn derhalve niet direct gerelateerd aan een informatiebehoefte van de overheid. Voorbeelden van financiële kosten zijn: 1. Belastingen: Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de inkomstenbelasting, rioolbelasting en onroerendzaakbelasting. 2. Premies: Het gaat hierbij bijvoorbeeld om sociale verzekeringspremies die verplicht in het kader van zorgstelsel moeten worden afgedragen. 3. Leges en retributies: Het gaat hierbij om betalingen aan de overheid waar een individueel aanwijsbare tegenprestatie van die overheid tegenover staat bijvoorbeeld voor het gebruik van hun diensten of producten. Voorbeelden van leges zijn kosten van een uittreksel van het geboorteregister of kosten voor het verkrijgen van een bouwvergunning door een particulier. 4. Boetes: Het gaat hierbij om financiële boetes bij overtreding van de wet. Voorbeelden zijn boetes voor verkeersovertredingen. 2.6.3 Administratieve lasten Om de publieke belangen te kunnen waarborgen legt de overheid aan het bedrijfsleven en aan burgers verplichtingen op tot het doen of nalaten van activiteiten of gedragingen (inhoudelijke verplichtingen) en daarnaast verplichtingen tot het verschaffen van informatie over die activiteiten en gedragingen (informatieverplichtingen). Aan bovengenoemde verplichtingen kunnen kosten verbonden zijn. Alleen de kosten die voortvloeien uit informatieverplichtingen leiden tot AL. De definitie van AL luidt:
18
AL zijn de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen die voortvloeien uit regelgeving van de overheid. Het gaat hierbij zowel om het nakomen van verplichtingen als het uitoefenen van rechten.
Deze kosten hebben voor burgers betrekking op de door de burger bestede tijd (uitgedrukt in uren) en gemaakte (out-of-pocket) kosten (uitgedrukt in euro’s). Voor bedrijven en professionals wordt de bestede tijd uitgedrukt in euro’s. Uit de definitie komt naar voren dat het specifiek gaat om kosten voor het verstrekken van informatie zoals opgelegd door regelgeving van de overheid. Dit betekent concreet dat de regelgeving het uitgangspunt is voor een onderzoek naar de omvang van de AL. In de artikelen van de regelgeving is aangegeven welke informatie moet worden overlegd: dit zijn de informatieverplichtingen. Om hieraan te voldoen, moet men handelingen uitvoeren zoals het invullen van formulieren of het verzamelen van aanvullende informatie. In de onderstaande figuur zijn deze drie verschillende niveaus schematisch weergegeven. De onderdelen van dit schema worden in de volgende hoofdstukken nader toegelicht.
Regelgeving
Informatieverplichtingen voor doelgroep A
Handelingen voor het invullen van de informatieverplichtingen
Figuur 4. Drie niveaus van de definitie van AL Het gaat bij het meten van regeldruk om de integrale kosten van de (informatie)verplichtingen. Het maakt daarbij wel uit of de burger/bedrijf de verstrekte informatie of de uitgevoerde handeling ook voor eigen doeleinden gebruikt (gemengde functie). Bijvoorbeeld: een bedrijf maakt een jaarverslag, maar de overheid vraagt dit ook op bij bepaalde vergunningaanvragen. Of een burger is verplicht is om bepaalde facturen bij een subsidieaanvraag te voegen. Deze facturen archiveert de burger ook voor zijn eigen administratie, zodat – naast het aanvragen - alleen de kosten om de facturen te kopiëren regeldruk zijn. De kosten met een gemengde functie worden ook wel “business as usual costs” genoemd en worden niet aan de overheid toegerekend. Zie verder par. 2.6.5.
2.6.4 Informatieverplichtingen Voorbeelden van informatieverplichtingen In dit hoofdstuk worden enkele voorbeelden gegeven van verplichtingen die binnen de definitie van informatieverplichtingen vallen. Deze lijst is niet uitputtend. Daarnaast worden
19
voorbeelden genoemd van verplichtingen die niet als informatieverplichtingen worden aangemerkt. De opgenomen voorbeelden hebben betrekking op regeldruk burgers.
Verplichtingen zijnde informatieverplichtingen Voorbeelden van informatieverplichtingen die voortvloeien uit een wettelijke plicht: Melding / Kennisgeving doen van (voorbeeld: aangifte geboorte of aangifte van een diefstal). Aanvragen van een vergunning (voorbeeld: bouwvergunning, kansspelvergunning). Aanvragen van een erkenning (voorbeeld: naamswijziging of erkenning van een ongeboren vrucht). Uitvoeren van registraties/metingen (voorbeeld: bijhouden van gegevens ten behoeve van de belastingaangifte). Uitvoeren van (periodiek)onderzoek (voorbeeld: medisch onderzoek bij een WAOuitkering). Opstellen van (periodieke) rapportage (voorbeeld: wekelijkse rapportage over uitgevoerde sollicitaties bij een WW-uitkering). Uitvoeren van (type)keuring (voorbeeld: APK-keuring van de auto). Aanvragen van toestemming/ontheffing (voorbeeld: aanvraag parkeerontheffing). Meewerken aan handhaving (voorbeeld: verlenen van medewerking aan inspecties van de belastingdienst). Overleggen van documenten (voorbeeld: overleggen verklaring van goed gedrag). Inschrijven in register (voorbeeld: gemeentelijke basisadministratie gemeenten). Voorbeelden van informatieverplichtingen die voortvloeien uit het uitoefenen van een recht: Bezwaarprocedures. Inspraak. Inzage. Aanvraag van een uitkering. Aanvraag van een subsidie. Verplichtingen niet zijnde informatieverplichtingen
Leges en retributies. Nalevingskosten. Belastingen. Heffingen. Premies.
Om de AL te kunnen berekenen wordt wet- en regelgeving allereerst gescreend op informatieverplichtingen (bv. het opstellen van een rapportage). Onder informatieverplichting wordt hier het volgende verstaan: Informatieverplichting Een informatieverplichting is een verplichting tot het informeren over handelingen en gedragingen ten aanzien van een maatschappelijk waardevol geachte norm (Nijsen, 2003).
20
Een informatieverplichting hoeft niet in te houden dat bedrijven informatie opsturen naar een overheidsinstantie, zoals bv. het geval is bij BTW-verplichtingen. Het kan ook om informatie gaan die bedrijven beschikbaar moeten stellen en op verzoek op dienen te sturen of waar ze inzage in dienen te verlenen, zoals bv. een werk- of gezondheidsverslag. Essentieel is de verplichting dat op enig moment de gegevens beschikbaar moeten zijn voor een overheidsorganisatie en dus opgeleverd kunnen worden. Voor een uitgebreid overzicht van typen informatieverplichtingen zie bijlage 2. Voorbeelden van informatieverplichtingen Aangifte vennootschapsbelasting, opstellen en deponeren jaarrekening, aanvraag vergunningen, algemene bewaarplicht van bescheiden, verstrekken van informatie over zieke werknemer aan arbodienst.
Informatieverplichtingen aan derden: afbakening administratieve lasten vs. inhoudelijke nalevingskosten De ervaringen van de afgelopen jaren hebben laten zien dat het bij informatieverplichtingen aan derden soms moeilijk is om te bepalen of de kosten van een verplichting nu moeten worden geschaard onder het begrip administratieve lasten of behoren tot het begrip inhoudelijke nalevingskosten. Dit komt voort uit een verschil in functionaliteit tussen informatieverplichtingen aan de overheid en informatieverplichtingen aan derden. Informatieverplichtingen aan de overheid hebben primair als doel de overheid in staat stellen om de naleving van inhoudelijke verplichtingen te monitoren en te controleren en daarmee input te leveren voor de werkprocessen van de overheid. Bijvoorbeeld, de informatie die wordt overgedragen bij de aanvraag van een vergunning stelt de overheid in staat om te controleren of de aanvrager voldoet aan de inhoudelijke criteria voor het verlenen van de vergunning. Informatieverplichtingen aan derden kennen een geheel andere functionaliteit. Bij informatieverplichtingen aan derden wordt niet de overheid geïnformeerd maar bijvoorbeeld de consument of de patiënt of een werknemer of een ander bedrijf. Daarbij gaat het vaak direct om het beschermen van de belangen van deze derden ofwel het publieke doel zelf. Bijvoorbeeld, bij productinformatie als etikettering van kinderspeelgoed gaat het om het beschermen van het kind. Of ingeval van de medische bijsluiter wordt de patiënt gewezen op mogelijke risico’s. Onderstaand zijn een tweetal spelregels weergegeven hoe om te gaan met informatieverplichtingen aan derden:
De kosten die samenhangen met informatieverplichtingen aan bestuursorganen, zelfstandige bestuursorganen of rechtspersonen met een wettelijke taak behoren te allen tijde te worden geschaard onder het begrip administratieve lasten. Voorbeelden van organisaties met een wettelijke taak: Departementen, Gemeenten, maar ook Kamers van Koophandel, Kadaster, Auteursrechtorganisaties, Autoriteit Consument en Markt (voormalig NMa), etc.
21
In alle overige gevallen geldt dat wanneer een wettelijke (informatie)verplichting aan derden direct gericht is op het realiseren van een inhoudelijk doel (veilige werksituatie, schoon milieu, productinformatie, etc.), er sprake is van een inhoudelijke verplichting. Daarbij valt te denken aan de financiële bijsluiter, het beprijzen van producten, de verplichting om etiketten op producten aan te brengen en het factureren. De kosten die gemoeid zijn met de naleving van deze verplichting worden dan tot de inhoudelijke nalevingskosten gerekend. De kosten die gemoeid zijn met het verstrekken van informatie over de wijze waarop/mate waarin de inhoudelijke verplichtingen zijn nageleefd zijn dan de kosten van de informatieverplichtingen (ofwel de administratieve lasten).
Voorbeeld van inhoudelijke verplichtingen en informatieverplichtingen aan derden langs deze lijn: De Arbowet stelt eisen aan industriële bedrijven gericht op veiligheid op de werkplek. Om een veilige werkplek te realiseren wordt bijvoorbeeld voorgeschreven dat de werkgever ervoor moet zorgen dat: Dat werknemers een helm dragen op het terrein Dat ze bij bepaalde werkzaamheden handschoenen en een bril dragen Dat bepaalde medewerkers (bijvoorbeeld die zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners) kunnen beschikken over materieel om hun taak uit te kunnen voeren Dat bepaalde gevaarlijke plekken met een opvallende aanduiding worden aangegeven Dat vluchtroutes duidelijk en herkenbaar worden aangegeven Alle kosten die met de naleving van deze verplichtingen zijn gemoeid worden tot de inhoudelijke nalevingskosten gerekend. Als het bedrijf daarnaast de verplichting heeft om informatie (aan de overheid) te verstrekken over de wijze waarop en mate waarin deze verplichtingen in het bedrijf zijn vormgegeven en worden nageleefd (bijvoorbeeld in een RI&E), dan worden de daarmee gemoeide kosten tot de administratieve lasten gerekend.
2.6.5 Inhoudelijke verplichtingen Inleiding Inhoudelijke nalevingskosten zijn de kosten die bedrijven (of burgers) moeten maken voor het naleven van inhoudelijke verplichtingen. We moeten dus eerst vaststellen wat wordt verstaan onder inhoudelijke verplichtingen. Een bijzonder aspect van dit type verplichtingen is, dat de naleving van veel inhoudelijke verplichtingen - zoals veiligheid op de werkplek, voedselveiligheid en dergelijk - onderdeel vormt van het normale bedrijfsproces en dat de kosten daarvan daarmee tot de normale bedrijfskosten zijn gaan behoren. Het wegnemen van dergelijke verinnerlijkte verplichtingen zal er naar verwachting niet toe leiden dat bedrijven hun bedrijfspraktijk daarop zullen aanpassen. Met andere woorden, een dergelijke reductiemaatregel zal alleen op papier leiden tot een vermindering van de bedrijfskosten, maar niet in de praktijk. Dit is bij informatieverplichtingen veel minder het geval. Deze behoren – en dat geldt zeker voor de informatieverplichtingen aan de overheid – niet of nauwelijks tot de normale bedrijfskosten.
22
Inhoudelijke verplichtingen Met het opleggen van inhoudelijke verplichtingen aan het bedrijfsleven (of burger) beoogt de overheid direct de realisatie van de publieke doelen zelf, uiteraard voor zover het bedrijfsleven (of burger) daarbij is betrokken. Inhoudelijke verplichtingen zijn alle wettelijke verplichtingen van het bedrijfsleven (en burgers) om direct te voldoen aan normen, standaarden, gedragscodes en alle overige eisen gericht op het borgen van publieke doelen.
Hierbij gaat het om de bescherming van het milieu, de gezondheid, de veiligheid, de privacy, de integriteit en alle overige publieke doelen waarvan de realisatie mede afhankelijk is van gedragingen van en toestanden in bedrijven en hun relevante omgeving (andere bedrijven, werknemers, cliënten, patiënten etc.). Deze verplichtingen zijn vastgelegd in wet- en regelgeving van de overheid, inclusief de Europese Commissie, en door de overheid daartoe aangewezen instanties (bestuursorganen e.d.) Voor de goede orde: gelet op hun functionaliteit behoren informatieve rplichtingen aan derden – consumenten, cliënten, werknemers en bedrijven - tot de inhoudelijke verplichtingen en de daarmee verbonden kosten ook tot de inhoudelijke nalevingskosten. 2.6.6 Inhoudelijke nalevingskosten Inhoudelijke nalevingskosten Inhoudelijke nalevingskosten zijn de directe kosten van naleving van inhoudelijke verplichtingen als gevolg van wet- en regelgeving. Dit zijn dus de te kwantificeren kosten, waarbij het gaat om de kosten van in wet - en regelgeving vastgelegde specifieke eisen (normen, voorschriften, procedures en dergelijke) met betrekking tot het gedrag van personen en toestanden van gebouwen, productiemiddelen c.q. het proces van productie of dienstverlening, inrichting van de administratie anders dan om direct te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, producten en/of diensten. Business as usual costs, bedrijfsvreemde kosten en de baseline Juist omdat de inhoudelijke nalevingskosten vaak al zijn verinnerlijkt door het bedrijfsleven en zij lastig te onderscheiden zijn van de “normale” bedrijfskosten, worden hier drie begrippen gehanteerd. Met behulp van deze begrippen wordt het mogelijk om eventuele reducties zichtbaar te maken.
23
Business as usual costs en bedrijfsvreemde kosten Business as usual costs zijn alle kosten die het bedrijfsleven (of een burger) maakt op basis van wettelijke inhoudelijke verplichtingen, die ook bedrijfseigen (of in eigen belang) zijn. Het gaat hier derhalve om kosten met betrekking tot het gedrag van personen en toestanden van gebouwen, productiemiddelen c.q. het proces van productie of dienstverlening, inrichting van de administratie anders dan om direct te voldoen aan informatieverplichtingen, producten en/of diensten. Bijvoorbeeld, ingeval van de Wet Vervoer Gevaarlijke stoffen is uit eerder onderzoek5 gebleken, dat de met deze wet samenhangende inhoudelijke verplichtingen in belangrijke mate door het relevante bedrijfsleven zijn verinnerlijkt. Ingeval van de wet en regelgeving betreffende laden/lossen van gevaarlijke stoffen gaat het om minimum vereisten. Gegeven het risico van zware ongevallen is de bedrijfspraktijk niet bedrijfsvreemd, maar bedrijfseigen. In dit geval zijn de business as usual costs gelijk aan de totale inhoudelijke nalevingskosten en is er geen sprake van Bedrijfsvreemde kosten. Bedrijfsvreemde kosten zijn alle kosten die het bedrijfsleven (of een burger) maakt op basis van wettelijke inhoudelijke verplichtingen, die bedrijfsvreemd (of niet in eigenbelang) zijn. Ook wel verder aangeduid als bedrijfsvreemde inhoudelijke nalevingskosten. Eerder genoemd pilotonderzoek heeft ook een voorbeeld opgeleverd over bedrijfsvreemde kosten. De wettelijke legitimatieplicht bij werk houdt in dat iedereen in Nederland zich tijdens het werk moet kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs. De werkgever is verplicht de identiteit van de werkneme r te controleren. Uit het onderzoek bleek dat uitzendbureaus, ingeval deze identificatieplicht niet zou bestaan, de hieraan verbonden activiteiten niet meer zouden uitvoeren omdat ze als bedrijfsvreemd worden gezien. In dit geval zijn de bedrijfsvreemde kosten gelijk aan de totale inhoudelijke nalevingskosten. 6 De activiteiten die leiden tot de bedrijfsvreemde kosten kunnen nog worden onderverdeeld naar: - activiteiten, die volledig kunnen worden geschrapt of waarbij besparingen gerealiseerd kunnen worden door een andere invulling van de wettelijke verplichtingen (bijv. goedkopere materialen) zonder het betrokken publieke doel ter discussie te stellen (efficiëntie component); - activiteiten, die deels wel en deels niet kunnen worden geschrapt of waarbij besparingen gerealiseerd kunnen worden door een andere invulling van de wettelijke verplichtingen zonder het betrokken publieke doel ter discussie te stellen (efficiëntie en politieke component), en;
5
Boog, J.J., A.F.M. Nijsen, Pilotonderzoek overige nalevingskosten van bestaande wetgeving, EIM, Zoetermeer, 30 maart 2007; rapportage in opdracht van Actal. 6 Boog, J.J., A.F.M. Nijsen, Pilotonderzoek overige nalevingskosten van bestaande wetgeving, EIM, Zoetermeer, 30 maart 2007; rapportage in opdracht van Actal.
24
- activiteiten die in het geheel niet kunnen worden geschrapt of waarbij besparingen gerealiseerd kunnen worden door een andere invulling van de wettelijke verplichtingen zonder dat het betrokken publieke doel daarmee gevaar loopt (c3: politieke component). Het schrappen van de onderliggende wettelijke verplichting vergt immers een politiek besluit.7 Samenvattend: de inhoudelijke nalevingskosten bestaan uit business as usual costs en bedrijfsvreemde kosten. Figuur 2 geeft de situaties weer die zich in de praktijk voordoen bij bedrijven. Figuur 5: Opbouw van de inhoudelijke nalevingskosten van wet- en regelgeving
Inhoudelijke nalevingskosten
Inhoudelijke nalevingskosten
Base line
Inhoudelijke nalevingskosten
Wet op de identificatieplicht
Wet op de ondernemingsraden
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
Base line = Business as usual costs Het derde begrip is de base line (zie figuur 5).
= Meerkosten
Met de base line wordt bedoeld, de denkbeeldige lijn die kan worden getrokken om de business as usual costs en de bedrijfsvreemde kosten te onderscheiden. De base line is het startpunt voor reductievoorstellen. De kosten boven de base line worden beschouwd als bedrijfsvreemde kosten voor het bedrijfsleven als gevolg van inhoudelijke verplichtingen. De kosten onder de base line zijn de business as usual costs. De base line is daarmee in beginsel het startpunt voor het formuleren van realistische reductievoorstellen.
7
Tijdens de fase voorafgaand aan de metingen van de inhoudelijke nalevingskosten zijn – in overleg met het georganiseerde bedrijfsleven en de betrokken ministeries – enkele wetten uitgesloten die maatschappelijk niet ter discussie staan.
25
Inhoudelijke kosten zijn altijd werkelijke kosten. Voorbeelden van werk elijke kosten zijn:8 • kapitaalslasten: afschrijvingen en rentelasten; • personeelskosten: operationele kosten voor bediening, toezicht en onderhoud, alsmede kosten voor initiëren, begeleiden, controleren en coördineren. Ook de personeelskosten voor intern onderzoek vallen hier onder; • energiekosten; • kosten van grond- en hulpstoffen; • kosten van uitbesteden werkzaamheden: betalingen van door derden verrichte diensten; • additionele kosten van alternatieven bij wettelijk verbod op gebruik van bepaalde stoffen, productiemethoden, etc. • overige kosten (verzekeringen, huisvesting, bodemsanering en dergelijke). Vergoedingen, tegemoetkomingen, subsidies Inhoudelijke nalevingskosten moeten worden verminderd met van de overheid ontvangen rechtstreekse vergoedingen, tegemoetkomingen of subsidiëring anderszins. Met rechtstreeks wordt bedoeld dat de vergoeding, tegemoetkoming of subsidie in directe relatie moet staan met het naleven van de betrokken inhoudelijke verplichting.
8
De voorbeelden zijn ontleend aan Effectbeoordeling Voorgenomen Regelgeving, Stappenplan, Quickscan, Toelichting, Ministeries van Economische Zaken, VROM en Justitie, Den Haag, juli 2003
26
2.7 Andere lasten Voordat in het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op wat het SKM inhoudt, kan een aantal aspecten worden genoemd, die niet onder de definitie van regeldruk vallen:
De kosten die kunnen ontstaan door de (eventueel slechte) kwaliteit van de dienstverlening door de overheid; lange doorlooptijden, slechte bereikbaarheid e.d. Een voorbeeld van een doorlooptijd is de tijd van drie weken die verbonden is aan de indicatiestelling om te bepalen in welke mate een burger beroep kan doen op thuiszorg. Deze doorlooptijd vloeit niet voort uit de regelgeving en is geen AL Burger. De perceptie door burgers of bedrijven, waarbij het bijvoorbeeld gaat over het feit dat burgers en bedrijven last hebben van een gebrekkige dienstverlening van de overheid, of een te weinig klantgerichte opstelling, onheuse bejegening etc. De kosten die de overheid maakt voor het behandelen van verzoeken of bezwaren en het verzamelen en verwerken van informatie die door burgers/bedrijven wordt aangeleverd. De niet verplichte contactmomenten tussen burgers/bedrijven en overheid. Het gaat hierbij om contacten tussen burgers/bedrijven en de overheid waar geen wettelijke informatieverplichting aan ten grondslag ligt. Een voorbeeld hiervan is het verstrekken van informatie van de gemeente aan burgers over werkzaamheden aan weg of riolering in een bepaalde wijk.
27
3. Het standaard kostenmodel 3.1. Inleiding Het Standaardkostenmodel (SKM) is een methode die het mogelijk maakt om de regeldruk van wet- en regelgeving inzichtelijk te maken én aan te pakken. Kosten van regeldruk zijn dus de kosten voor het bedrijfsleven, burgers en professionals om te voldoen aan verplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Analyses van de regeldruk van wet- en regelgeving met behulp van het SKM worden gekenmerkt door veel aandacht voor detail. Door wet- en regelgeving te analyseren met behulp van het SKM wordt inzichtelijk: Welke inhoudelijke en informatieverplichtingen voortvloeien uit de wet- en regelgeving; Welke handelingen een ondernemer, burger of professional moet verrichten om aan een verplichting te voldoen; Hoeveel tijd en kosten deze handelingen met zich meebrengen voor de ondernemer, burger of professional. Deze transparantie maakt het mogelijk om precies aan te wijzen welke onderdelen van weten regelgeving voor problemen zorgen. De detailinformatie biedt, tegelijkertijd, veel aangrijpingspunten voor vereenvoudiging. Met het SKM is het mogelijk om zowel de regeldruk van bestaande wet- en regelgeving te meten alsmede regeldruk van nieuwe wet- en regelgeving in kaart te brengen. Door vooraf op een meting op bestaande wetgeving uit te voeren kan op een eenvoudige wijze de af- en toename van regeldruk worden gemonitord en mogelijke alternatieven worden doorgerekend. Al met al kan worden geconcludeerd dat het SKM een instrument is dat veel mogelijk maakt. Echter het is van belang om hierbij op te merken dat het te allen tijde een benadering van de werkelijkheid blijft. De uitkomst van een regeldrukmeting zal nooit een 100% accurate weergave kunnen zijn van de feitelijk gemaakte kosten en bestede tijd. Toch laten zowel de opgedane Nederlandse en internationale ervaringen tot op heden zien dat bedrijven, burgers en professionals, dankzij deze methode, de besteding van tijd en middelen beter kunnen inschatten met betrekking tot afzonderlijke regelgeving dan ooit eerder met andere onderzoeksmethoden. 3.2 Werking op hoofdlijnen Om de regeldruk te kunnen berekenen wordt wet- en regelgeving allereerst gescreend op inhoudelijke en informatieverplichtingen (bv. het opstellen van een rapportage of het uitvoeren van extra controles). Om aan een bepaalde verplichting te kunnen voldoen moet een ondernemer verschillende handelingen verrichten (bijvoorbeeld het uitvoeren van een extra controle of het verzamelen van informatie, het verwerken van informatie, etc.). Die handelingen vereisen daarmee enerzijds een besteding van tijd en geld (tarief). Anderzijds moeten de activiteiten met een zekere frequentie plaatsvinden (één keer per jaar of meerdere keren per jaar) en geldt de wettelijke regeling voor een bepaalde doelgroep. 28
Voor de berekening van de regeldruk dienen de variabelen die ten grondslag liggen aan een handeling vermenigvuldigd te worden. Daarbij gaat het om de eerdergenoemde vier variabelen: tijd, tarief, frequentie en omvang doelgroep. Soms zijn de kosten niet de benodigde tijd - al dan niet in geld uitgedrukt -, maar uitgaven in euros, bijv. die van een extern advies, van de reis naar het gemeentehuis of die van apparatuur, die aan hoge veiligheidseisen voldoet. De optelsom van de regeldruk van de verschillende handelingen die ten grondslag liggen aan een verplichting geeft vervolgens de regeldruk van een betreffende verplichting. De optelsom van de regeldruk van de verschillende verplichtingen die ten grondslag liggen aan een wettelijke regeling geeft tenslotte een totaaloverzicht van de regeldruk van de betreffende wet- of regelgeving. De beschreven basisstructuur van het model is te vertalen naar de volgende formules: Berekening regeldruk Totale regeldruk van een wet = som van de kosten per verplichting Kosten per verplichting = som van de kosten per handeling Kosten per handeling (of kosten van bepaalde investering/uitgaaf) = P * Q P wordt hierbij gedefinieerd als de kosten van een handeling en Q als het aantal keren dat de handeling wordt uitgevoerd.
In onderstaand figuur 6 wordt het verband tussen inhoudelijke of informatieverplichtingen, handelingen en variabelen weergegeven. Wet of regel
P verplichting 1 Handeling 1
verplichting 2
verplichting n
Handeling 2
Handeling n
Interne kosten: Uurtarief (bij bedrijven) Tijd Externe kosten Uurtarief (bij bedrijven) Tijd
Uitgaven Q Frequentie: Hoe vaak per jaar moet worden voldaan aan verplichting Doelgroep: Hoeveel burgers of bedrijven moeten aan de verplichting voldoen
29
3.3. Elementen van het Standaard Kostenmodel Componenten P en Q Uit het voorgaande blijkt dat voor het berekenen van de nalevingskosten de componenten P (prijs) en Q (hoeveelheid, quantity) het belangrijkst zijn. Hoe P en Q per handeling zijn samengesteld wordt in deze subparagraaf uitgelegd. P: kosten van een handeling De bepaling van de kosten om aan verplichting te voldoen (P) kan op drie manieren plaatsvinden, afhankelijk van de manier waarop men reageert op de verplichting. Voor sommige reacties volstaat alleen de inzet van arbeid, andere reacties kunnen geheel worden gerealiseerd met een kleine uitgaaf of grote kapitaalsinvestering, een derde type reactie vergt de inzet van zowel arbeid als kapitaal. Op jaarbasis kan de P voor verschillende oplossingen als volgt worden berekend: P(arbeid) = Tarief * Tijd P(investering of uitgaaf) = afschrijvingskosten investeringsgoed of kleine uitgaaf P(arbeid+investering) = (Tarief * Tijd) + aanschafkosten/afschrijvingskosten investeringsgoed 3.3.1 Uurtarief Bij regeldruk bedrijven worden uurtarieven gebruikt om de tijd om te rekenen in euro’s. Er zijn twee soorten tarieven: interne en externe. Het interne tarief is het uurtarief van de persoon in het bedrijf die de activiteiten verbonden aan de naleving van de verplichting afhandelt. Het externe tarief is het uurtarief van de persoon buiten de organisatie, die ingeval van uitbesteding, de activiteiten verbonden aan de naleving van de inhoudelijke verplichting afhandelt. Tarieven kunnen voor sectoren (doelgroepen) en activiteiten (verschillen in vereiste kwalificatieniveaus) sterk verschillen. Het interne tarief bestaat uit de volgende componenten: • Loonkosten per uur. De loonkosten bestaan uit het brutoloon, inclusief vakantietoeslag en overige niet-winstgerelateerde bijzondere uitkeringen als 13e maand, vermeerderd met werkgeverspremies voor sociale lasten, pensioenpremies en alle overige personeelskosten. Tot het brutoloon wordt ook gerekend het zogenaamde ondernemersloon (feitelijk ontvangen ondernemers geen loon, maar inkomsten uit arbeid); • Overheadkosten. Overheadkosten zijn alle kosten voor gebruik van kantoormaterialen, afschrijvingskosten van bureaus, pc’s, faciliteiten van algemeen ondersteunende afdelingen en dergelijke. In het algemeen gaat het hier om een relatief kleine kostenpost, die het best kan worden benaderd via een algemeen opslagpercentage op de loonkosten. Het externe tarief bestaat uit de kosten van uitbesteding. Daarbij kan worden gedacht aan accountants, juristen, servicebureaus, ingenieursbureaus, softwarebedrijven en dergelijke. Deze kosten worden doorgaans verrekend tegen een commercieel tarief (loonkosten plus overhead, verhoogt met winstopslag). Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten, exclusief BTW.
30
3.3.2 Kosten van investeringen Tot de investeringskosten behoren zowel de structurele (jaarlijks terugkomend) als de éénmalige kosten. Indien de kosten periodiek, maar niet jaarlijks terugkomen, worden deze over de betreffende periode uitgesmeerd. Hierbij dient met afschrijvingen gewerkt te worden. Het werken met afschrijvingen voorkomt pieken in de cijfers en het is bij bedrijven en overheden een normale werkwijze. In het SKM wordt met de economische levensduur gewerkt (en niet om de technische of fiscale afschrijvingstermijn). Het gaat hier dus niet om de technische levensduur, maar om de termijn waarop de goederen vanuit economisch oogpunt vervangen zullen worden. Zo kunnen computers technisch gezien wel 6 – 8 jaar functioneren, maar in de praktijk worden ze gemiddeld na 3 jaar vervangen. Bij meetapparatuur kan men daarentegen uitgaan van een gemiddelde afschrijvingsperiode van 30 jaar. Bij transportmiddelen als auto’s kan men in de meeste gevallen uitgaan van een afschrijvingstermijn van 10 -15 jaar, maar autoverhuur en –leasebedrijven vervangen de auto’s al na 1 - 2 jaar. De te hanteren termijn zal waar nodig in overleg met de branche(organisatie) vastgesteld moeten worden N.B. Een lineaire afschrijving wordt hier gehanteerd, ook al zal in praktijk de waarde van de kapitaalgoederen in de eerste jaren een stuk sneller dalen dan in resterend e jaren. Het gaat er echter om de kosten zodanig te spreiden dat die in de structurele kosten kunnen worden inbegrepen. Substantiële éénmalige kosten van een investering die het bedrijfsleven moet doen om een inhoudelijke verplichting na te leven, moeten worden gekwantificeerd en worden uitgesmeerd over de afschrijvingsperiode. Verwaarloosbare éénmalige kosten hoeven niet te worden gekwantificeerd, maar moeten wel als restpost kwalitatief inzichtelijk worden gemaakt. 3.3.3 Tijd Met de variabele Tijd wordt bedoeld de tijd die het een burger, ondernemer of zijn medewerker kost in uren gemeten, of delen daarvan, om een bepaalde activiteit te verrichten. Voorbeeld berekening P Uitzendbureau X moet ingevolge de wettelijke identificatieplicht bij werk de ide ntiteit van bij het uitzendbureau in diensttredende uitzendkrachten controleren. Eén van de activiteiten is het controleren van het ID-bewijs en het maken van een kopie/scan van het NL-ID-bewijs. Voor de controle op echtheid moet ook een blauwe UV-lamp worden aangeschaft. Het interne uurtarief van degene die op echtheid controleert en de kopie/scan maakt is €28. Controleren en scannen kost 10 minuten per in diensttredende uitzendkracht. Een blauwe UV-lamp kost €80 en wordt in 3 jaar afgeschreven. P is dan: Pintern = (€28 * 10/60) = €4,70 per keer Pinvestering (€80 * 1/3) = €26,70 per vestiging per jaar
31
De regeldruk Burger wordt voornamelijk uitgedrukt in tijd. Dit is de tijd die burgers nodig hebben voor het uitvoeren van de handelingen om te kunnen voldoen aan een informatieverplichting. Het kan hierbij gaan om standaardhandelingen of om specifieke handelingen (zie ook bijlage 2). Standaardhandelingen Het gaat hierbij om handelingen die bij een groot aantal informatieverplichtingen worden gevraagd en waarvoor mag worden aangenomen dat de tijdsbesteding voor burgers (onafhankelijk van de doelgroep) gelijk wordt ervaren. De standaardhandelingen zijn bedoeld om: De vergelijkbaarheid van de metingen tussen de departementen te vergroten. De reductievoorstellen die gericht zijn op het wijzigingen of veranderen van standaardhandelingen uniform te kunnen doorrekenen. Het verzamelen van gegevens over tijdsbestedingen voor handelingen te vereenvoudigen. Enkele voorbeelden van standaardhandelingen zijn opgenomen in het onderstaande tekstkader. In bijlage 2 van dit handboek wordt nader ingegaan op de wijze waarop met de standaardhandelingen in het model kan worden omgegaan.
Kader 2. Voorbeelden standaardhandelingen
Reistijd van en naar een overheidsorganisatie Tijd voor het invullen van Naam, Adres en Woonplaats (NAW-gegevens) Tijd voor het opzoeken en invullen van het BSN Tijd voor het opvragen van een bewijs van inschrijving bij een gemeente Tijd voor het aanvragen van formulieren via Internet
Let op: de tijdsbesteding voor standaardhandelingen is voor alle doelgroepen gelijk (concreet betekent dit dat een gehandicapte, oudere en uitkeringsgerechtigde evenveel tijd besteden aan het invullen van NAWgegevens). De specifieke handelingen worden bepaald in overleg met de betreffende doelgroep.
Specifieke handelingen Onder specifieke handelingen worden handelingen verstaan die specifiek aan een bepaalde informatieverplichting zijn verbonden. Voorbeelden van dergelijke handelingen zijn: Het (laten) opstellen van bouwtekeningen voor de aanvraag van een bouwvergunning. Het bepalen van de afstand tussen school en woonhuis voor de aanvraag tegemoetkoming kosten leerlingenvervoer. Het maandelijks invullen van de sollicitatiegegevens op het werkbriefje door de uitkeringsgerechtigden.
32
Voor regeldruk burgers wordt voor elk van deze handelingen, op basis van informatie van de doelgroep, de tijd bepaald. Hierbij kan worden gebruik gemaakt van enerzijds burgerpanels of - indien de informatieverplichting van toepassing is op een zeer beperkte doelgroep - door het houden van interviews. Een nadere toelichting op het bepalen van de tijdsbesteding is opgenomen in bijlage 9 van dit handboek. 3.3.4 Aantallen burgers/bedrijven/professionals Voor administratieve lasten is gewoonlijk duidelijk wie er geraakt wordt. Voor inhoudelijke nalevingskosten kan de wijze waarop binnen een bedrijf gereageerd wordt op een nieuwe verplichting wezenlijk verschillen en dan zal men onderscheid moeten maken naar de soort oplossing. Bij de meting van INK is het uitgangspunt dat men het aantal bedrijven schat voor één oplossing binnen één categorie typical firms en voor één verplichting. Het aantal keren dat in dit geval een oplossing op jaarbasis wordt geëffectueerd wordt bepaald door: • het aantal ondernemingen c.q. het aantal vestigingen per categorie typical firms dat de betreffende inhoudelijke verplichting moet naleven; • de frequentie waarmee de oplossing moet worden geëffectueerd. De berekening van Q luidt als volgt: Q=Aantal ondernemingen/vestigingen * Frequentie Aantal ondernemingen c.q. vestigingen Het gaat hier om het aantal ondernemingen of vestigingen waarop de verplichting van toepassing is. Dit betekent dat voor het bepalen van de nalevingskosten moet worden nagegaan wat de doelgroep (normadressaten) is van de verplichting en om hoeveel ondernemingen c.q. vestigingen het gaat. Bij categorieën typical firms dient men te denken aan grote/MKB/micro-ondernemingen, gespecialiseerde bedrijven/overige bedrijven, etc. Aantallen verplichtingen of rechten Bij het bepalen van het aantal keer dat wordt voldaan aan een informatieverplichting dient onderscheid te worden gemaakt tussen (1) het nakomen van verplichtingen en (2) het uitoefenen van rechten. In de onderstaande alinea’s wordt dit onderscheid nader uitgewerkt. Bepalen aantallen nakomen van verplichtingen. Regeldruk die voorvloeit uit verplichtingen wordt bepaald op basis van het aantal keer dat aan deze verplichting moet worden voldaan volgens de wet, ongeacht of dit in de praktijk ook feitelijk gebeurt. Hieraan ligt de aanname ten grondslag dat de regelgeving 100% wordt nageleefd. De aantallen dienen te worden achterhaald of geschat in overleg met de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering of handhaving. Zie verder par. 4.1. Voorbeeld: de aantallen worden bij de APK keuring bepaald op basis van het aantal voertuigen van burgers dat ouder is dan drie jaar en niet gebaseerd op het feitelijk aantal keuringen.
33
Bepalen aantallen uitoefenen van rechten. Regeldruk die voortvloeit uit (informatie)verplichtingen bij het uitoefenen van rechten wordt bepaald op basis van het aantal maal dat feitelijk van het recht gebruik is gemaakt. De aantallen dienen te worden achterhaald of geschat in overleg met de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering of handhaving. Voorbeeld: De regeldruk die voortvloeit uit het uitoefenen van het recht op inspraak bij een bestemmingsplan wordt bepaald op basis van het feitelijk aantal personen dat hiervan gebruik maakt en niet het aantal belanghebbenden dat hiervoor in aanmerking komt. 3.3.5 Frequentie De frequentie staat voor het aantal keren dat een burger, onderneming of professional een handeling per jaar moet uitvoeren. Bijvoorbeeld, in het geval van de Wet op de Identificatieplicht moet de gekozen oplossing – het vaststellen van de identiteit van een nieuwe werknemer en het vastleggen van die identiteit – worden geëffectueerd bij elk nieuw dienstverband. De frequentie moet hier worden geschat door na te gaan hoeveel nieuwe werknemers er jaarlijks gemiddeld in dienst treden bij de ondernemingen c.q. vestigingen in de betreffende categorie typical firms. Een ander voorbeeld is de Wet op de Ondernemingsraden. Deze wet schrijft het minimum aantal jaarlijkse overlegmomenten voor. Ook kan van belang zijn het gemiddelde aantal objecten (machines, auto’s en dergelijke) per onderneming of vestiging te kennen, dat aanpassing behoeft. Dat aantal is de frequentie.
Voorbeeld berekening Q bij INK De identiteit van alle in diensttredende uitzendkrachten moet worden geco ntroleerd. In het betreffende jaar zijn er 1.374.480 uitzendkrachten in dienst getreden van uitzendbureaus. De controle op echtheid vindt plaats per vestiging. Elke vest iging moet beschikken over een blauwe UV-lamp, die € 26,70 kost. In totaal gaat het om 4.845 vestigingen. De totale loonkosten voor ca. 10 minuten werk zijn bepaald op € 4,70. Q is in dit geval: Qactiviteit = 1.374.480 Qinvestering = 4.845 De totale inhoudelijke nalevingskosten van het controleren ID-bewijs en kopiëren/scannen van NL-ID-bewijs zijn per jaar: Totale inhoudelijke nalevingskosten = P * Q = (Pinterne activiteit * Qactiviteit) + (Pinvestering * Qinvestering) = (€4,70 * 1.374.480) + (€26,70 * 4.845) = €6.460.056 + €129.362 = €6.589.418
34
3.3.6 Verschillen bij invulling SKM Het SKM werkt bij de berekening van administratieve lasten burgers en de berekening van inhoudelijke nalevingskosten wat anders dan bij administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Hieronder wordt daar nader op ingegaan. SKM bij inhoudelijke nalevingskosten Het SKM Nalevingskosten zoekt aansluiting bij de inhoudelijke bepalingen van de geselecteerde wet. De geselecteerde wet of het geselecteerde cluster van wetten kent één of meerdere inhoudelijke verplichtingen voor het bedrijfsleven. Deze verplichtingen kunnen op meerdere manieren en in meerdere fasen van het bedrijfsproces aangrijpen. Anders gezegd, om te voldoen aan inhoudelijke verplichtingen wordt van ondernemers vaak gevraagd om in te grijpen in het normale bedrijfsproces. De ondernemer moet daar dus oplossingen voor vinden c.q. voorzieningen treffen. Dat kan gaan om oplossingen (in de betekenis van de gekozen manier van naleving) in de sfeer van aanpassingen van gedrag óf kapitaalsinvesteringen. Een voorbeeld van een gedragsaanpassing is de Wet Poortwachter. Poortwachter vraagt van de ondernemer om zich actief op te stellen ingeval een werknemer ziek is. Omdat het hier om een reeds langer bestaande inhoudelijke verplichting gaat, dienen als inhoudelijke nalevingskosten te worden beschouwd de jaarlijks terugkerende kosten van het op deze manier met zieke werknemers omgaan. Het gemakkelijkst is het om te beginnen met de kosten ingeval van één modale zieke werknemer. Door vermenigvuldiging met het totale aantal zieke werknemers in het verslagjaar worden de totale inhoudelijke nalevingskosten van de Wet Poortwachter zichtbaar. Vanzelfsprekend is deze verplichting alleen van toepassing op bedrijven met pe rsoneel. Een ander voorbeeld is een kapitaalsinvestering als gevolg van de Arbowet. De Arbowet bevat bepalingen over het voorkomen van geluidshinder op de werkvloer. De ondernemer moet daarbij nagaan in hoeverre het probleem geluidshinder zich voordoet in zijn onderneming. Voor veel bedrijven in de dienstensector zal dit geen probleem zijn, maar voor sommige productiebedrijven des te meer. Binnen de sectoren waarvoor deze inhoudelijke verplichting tot aanpassingen in het productieproces leidt, dient te worden nagegaan: • of het gaat om een oplossing op het niveau van de onderneming of op het niveau van elke vestiging (op locatie) en • welk soort oplossingen gangbaar zijn ter bestrijding van ongeoorloofde geluidhinder. Met name in de horeca en de detailhandel kan dit spelen. Er kunnen zich in de gangbare praktijk meerdere oplossingen voordoen. Door elk type oplossing te voorzien van een prijskaartje worden de inhoudelijke nalevingskosten zichtbaar. Het meetinstrument zoekt dus vanuit wettelijke inhoudelijke verplichtingen naar homogene doelgroepen van bedrijven (‘typical firms’) en voor elke categorie typical firms naar gangbare oplossingen en de bijbehorende activiteiten en/of investeringen om deze oplossingen mogelijk te maken evenals de effecten hiervan op de
35
productiekosten. Daarbij kan ook het verschil in bedrijfsgrootte een rol spelen. Voor een nadere toelichting op het begrip ‘typical firm’ wordt verwezen naar par. 9.5.8. Voorbeelden van activiteiten, investeringen en effecten op productiekosten Activiteiten: Oriëntatie en verzamelen van informatie, overleg met leveranciers en bouwbedrijven, aanvragen en beoordelen offertes, kosten inhuren externe adviseurs, kosten trainingen en opleidingen Investeringen: kosten aanschaf en installatie investeringsgoederen, hulpmiddelen en kosten van bouwkundige aanpassingen Effecten op productiekosten: kosten extra personeel, kosten extra energieverbruik, kosten extra grond- en/of hulpstoffen, onderhoudskosten Nadat de kosten per oplossing zijn berekend kunnen de totale inhoudeli jke nalevingskosten van elke inhoudelijke verplichting worden bepaald door deze te vermenigvuldigen met het aantal keren dat een oplossing voorkomt. SKM bij regeldruk burgers De berekening van de AL Burger is op hoofdlijnen vergelijkbaar met de berekening zoals gebruikt voor AL Bedrijven. Op onderdelen wordt echter afgeweken en dit betekent dat de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de berekening op onderdelen zijn gewijzigd. De regeldruk Burger wordt uitgedrukt in twee dimensies: tijd (uren) en out-of-pocket kosten (€). De totale tijd en kosten worden bepaald door de tijd en out-of-pocket kosten (T en K), die nodig zijn om te voldoen aan de eisen van een (informatie)verplichting, te vermenigvuldigen met het aantal keer dat deze door burgers wordt uitgevoerd (Q). In de onderstaande figuur 7 is de methodiek voor het berekenen van de regeldruk Burger schematisch weergegeven. (Zie verder bijlage 5 voor de standaard omrekenfactor van uren naar euro’s en omgekeerd.)
Regelgeving
Informatieverplichtingen voor doelgroep A
Administratieve handelingen voor het invullen van de informatieverplichtingen
Tijdsbesteding voor het uitvoeren van de administratieve handelingen
T Tijd
Aantal burgers (omvang van doelgroep A)
Q1 Frequentie incidentele administratieve handelingen of Q2 Frequentie periodieke administratieve handelingen
Q Aantal administratieve handelingen per jaar
T x Q = Tijdsbesteding door doelgroep A
Kosten voor het voldoen aan de informatieverplichtingen
K Kosten
K x Q = Kosten voor doelgroep A
36
Hoofdstuk 4. Meting regeldruk nieuwe, gewijzigde of vervallen wetgeving 4.1 Algemene uitgangspunten Een belangrijk uitgangspunt is de objectieve benadering. Het is bij het in kaart brengen van de omvang van de regeldruk niet van belang of een bepaalde verplichting al dan niet door de burger of bedrijf als last in de subjectieve betekenis van ergernis wordt ervaren. De regeldruk dient derhalve objectief te worden vastgesteld als gemiddelde tijdsbesteding en kosten voor een burger of bedrijf. Andere uitgangspunten zijn: Alleen de lasten, niet de baten Mogelijke baten die burgers, bedrijven en professionals ondervinden door een wettelijke verplichting worden buiten beschouwing gelaten. Dit geldt ook met betrekking tot rechten waar een beroep op wordt gedaan. Gemengde functies Het gaat bij het meten van regeldruk om de integrale kosten van de inhoudelijke of informatieverplichtingen. Het maakt daarbij wel uit of de burger/bedrijf de verstrekte informatie of de uitgevoerde handeling ook voor eigen doeleinden gebruikt (gemengde functie). Het gaat er in eerste instantie om dat de (informatie)verplichtingen in wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Bijvoorbeeld: een bedrijf voert controles uit in het kader van het eigen kwaliteitssysteem, maar de overheid stelt dit ook verplicht. Of een burger is verplicht is om kopieën van facturen bij een subsidieaanvraag te voegen, die hij/zij uit zichzelf ook bewaart. Zie verder par. 2.6.5. Samenloop met andere wetgevingsdomeinen Waar sprake is van twee wetgevingsdomeinen die dezelfde actie van de burger of bedrijf vragen, dan worden de kosten op basis van 50%-50% toegerekend aan de twee wetgevingsdomeinen. Tenzij tussen de twee domeinen op basis van metingen andere afspraken worden gemaakt. Dergelijke afspraken zijn bij regeldruk burgers tussen SZW en Financiën gemaakt op het SoFi-domein. Autonome en conjuncturele ontwikkelingen Autonome ontwikkelingen in de aantallen Q (zoals aantal subsidieaanvragen of burgers/bedrijven) en conjuncturele ontwikkelingen, worden niet gecorrigeerd. Deze aantallen worden eenmalig voor de gehele kabinetsperiode vastgesteld met als peildatum 31 december 2012 of, indien dit niet van toepassing is, het jaargemiddelde van 2012. Zie bijlage 3 voor aantallen bedrijven per grootteklasse in 2012. Dit geldt in principe ook voor wijzigingen inzake de tijdsbesteding T of de kosten K. Concreet heeft dit als consequentie dat Q, T en K alleen kunnen veranderen als gevolg van een wijziging van (voorgenomen) regelgeving, beleid of uitvoering. Een voorbeeld: Indien door een wijziging van regelgeving of beleid de T van een subsidieaanvraag daalt, wordt deze verwerkt in de berekening van de regeldruk. Het feit dat hierdoor eventueel meer subsidieaanvragen zullen worden ingediend, wordt niet meegerekend. Hierdoor wordt de door de wijziging beoogde reductie van regeldruk duidelijk in kaart gebracht. Toerekenen regeldruk uit procedurele algemene wetten Voor de “algemene (procedurele) wetten” zoals de Wet BRP en de Algemene wet bestuursrecht geldt dat deze op zich zelf vaak geen (informatie)verplichtingen bevatten en 37
dat de lasten terechtkomen bij die wetgeving waar gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten uit die wetten. Zo worden de administratieve lasten die voortkomen uit bezwaarschriften niet toegewezen aan de Awb (Justitie), maar aan de betreffende wet waar het bezwaarschrift betrekking op heeft. Dit kan dus een ander departement zijn dan waar de “algemene (procedurele) wet” onder valt. Een zelfde aanpak zal dan ook gelden voor het aanvragen van een GBA-uittreksel, waar ook de lasten niet geteld worden bij de Wet BRP, maar bij de betreffende wet die het aanvragen van een uittreksel vereist. Structurele kosten Dit zijn de periodiek terugkerende tijdsbestedingen en kosten van burgers/bedrijven en moeten als zodanig worden gekwantificeerd. Eenmalige kosten Voor het bepalen van de totale jaarlijkse regeldruk van een eenmalige verplichting kan echter worden volstaan met vermenigvuldigen van het feitelijke aantal burgers en bedrijven dat hier in een betreffend jaar mee te maken heeft gehad (Q) met de gemiddelde eenmalige kosten (P). Definitie éénmalige regeldruk Eénmalige regeldruk zijn de kosten die samenhangen met specifieke éénmalige acties of investeringen die door burgers of bedrijven gedaan moeten worden om te kunnen voldoen aan de nieuwe of gewijzigde verplichtingen aan de overheid. Voorbeelden van kosten die moeten worden meegenomen als éénmalige regeldruk:
De kosten die samenhangen met een éénmalige informatieverplichting in het kader van nieuwe wetgeving Voorbeeld: éénmalige inschrijving nieuwe doelgroepen in het nieuwe Handelsregister. Let op!; De registratie bij de Kamer van Koophandel voor startende bedrijven vormt structurele regeldruk. Evenals het aanvragen van een bouwvergunning. Hier is immers geen sprake van nieuwe/gewijzigde regels, maar van ‘gebeurtenis gebonden’ informatieverplichtingen, die zich elk jaar weer voordoen.
Investeringen in apparatuur en opleidingskosten, die een bedrijf eenmalig moet maken om de organisatie aan te passen aan de nieuwe/gewijzigde informatieverplichtingen in de wet- en regelgeving. Voorbeeld: Een nieuwe wet schrijft voor dat een farmaceutisch bedrijf een register moet gaan bijhouden van alle medicijnen die in ontwikkeling zijn, wie daar aan werkt, wanneer, welke eventuele proefdieren daarbij worden gebruikt, etc. Hiervoor moet het farmaceutisch bedrijf een nieuw informatiesysteem laten bouwen en de werknemers opleiden om hiermee om te kunnen gaan. De kosten die hier mee samenhangen moeten worden meegenomen in de berekening van de éénmalige administratieve lasten. Het jaarlijks updaten van het informatiesysteem zijn vervolgens structurele kosten en dienen te worden meegenomen in de berekening van de structurele regeldruk.
N.B. als de investering herhaald moet worden na verloop van tijd, dan dient met afschrijvingen gewerkt te worden. Zie par. 3.3.2.
38
Kennisname wet- en regelgeving Het kennisnemen van wet- en regelgeving is één van de eenmalige handelingen die deel zijn van het nakomen van een wettelijke verplichting. Zo wordt bijvoorbeeld de tijd voor het kennisnemen van de fiscale regels voor de belastingaangifte gezien als onderdeel van de tijd voor het doen van aangifte en daarmee beschouwd als regeldruk. Voor deze kennisname wordt een gemiddelde tijdsbesteding bepaald. Voor alle vormen van regeldruk geldt dat de eerste keer naleven van de verplichting mogelijk meer tijd kost dan volgende keren, en als dit een substantiële kostenpost is, dan dient dit te worden meegenomen als (echt) eenmalige regeldruk. Er zijn immers regeldrukkosten, die echt eenmalig en ook substantieel zijn, zoals het omprijzen van goederen bij de invoering van de euro of het splitsen van energiebedrijven in netwerkbedrijven en energieleveranciers. De extra tijd en daarmee kosten om geheel nieuwe regelgeving te lezen en begrijpen zijn een randgeval. Het verantwoordelijke departement zal moeten inschatten of die wel of niet worden inbegrepen bij de eenmalige kosten. Het is goed denkbaar dat een nieuwe en vrij complexe regeling de eerste keer de nodige tijd vraagt om die te doorgronden en ook het voor het eerst invullen van een formulier kan eveneens veel meer tijd kosten dan volgende keren, omdat de toelichting erbij gehaald wordt en vragen opnieuw gelezen moeten worden, voordat duidelijk is wat er gevraagd wordt. Soms wordt een brochure met toelichting meegestuurd of wordt naar website verwezen met aanvullende informatie of wordt een telefoonnummer van een helpdesk vermeld, die op zich behulpzaam zijn bij het invullen, maar toch meer tijd kosten om de eerste keer de verplichting na te leven dan volgende keren N.B. In sommige gevallen wijzigt de regeling en/of het bijbehorende formulier en toelichting zo regelmatig, dat de tijd om kennis te nemen van het formulier of verplichting als een structurele component gezien moet worden. In andere gevallen wordt een verplichting zoals de inschrijving bij het handelsregister behandeld als een vorm van structurele regeldruk omdat zich elk jaar een groot aantal bedrijven nieuw inschrijven. Dan kan men de kennisnamekosten, die daarbij horen, ook als onderdeel van de structurele lastendruk zien. Naleving Bij het berekenen van regeldruk dient 100% naleving te worden verondersteld: wet- en regelgeving moet in Nederland worden nageleefd. Echter net als in de rest van de wereld zijn er ook in Nederland burgers en bedrijven die bepaalde wet- en regelgeving niet naleven. Daarmee ervaart deze groep ook niet de regeldrukkosten die samenhangen met de betreffende wet- en regelgeving. Ook al is het in het kader van de merkbaarheid wenselijk om reductievoorstellen, die betrekking hebben op een wet, die slecht wordt nageleefd niet voor 100% mee te tellen, toch dient het uitgangspunt van 100% naleving gehanteerd te worden. Hierboven is de belangrijkste reden al gegeven. Een andere redenen om aan dit uitgangspunt vast te houden is dat er een ongewenste situatie ontstaat wanneer departementen hun wetgeving vereenvoudigen of verduidelijken met (mede) als doelstelling de mate van naleving te verhogen. Zij zouden dan geconfronteerd worden om een stijging van regeldruk op hun terrein, die vanwege de netto doelstelling ook gecompenseerd moet worden bovenop de stijgingen, die gecompenseerd moeten worden als gevolg van EU-regelgeving, afspraken uit het regeerakkoord, etc.
39
Overigens wordt voor ‘gebeurtenis gebonden verplichtingen’ een uitzondering gemaakt: De regeldruk van inhoudelijke en informatieverplichtingen die ‘gebeurtenis gebonden’ zijn (denk aan aanvragen vergunning of meldingsplicht) worden berekend op basis van feitelijke naleving. In alle andere gevallen wordt geraamd op basis van 100% naleving.” Deze uitzondering heeft een praktische reden dat hiervoor gewoonlijk cijfers beschikbaar zijn bij uitvoeringsorganisaties. Omdat het vaak om verplichtingen gaat waarbij men iets van de overheid wil, is het ook te verdedigen dat men niet een theoretisch aantal hanteert van burgers of bedrijven, die iets zouden kunnen aanvragen. 4.2 Werkwijze meting regeldruk geheel nieuwe wetgeving Om ervoor te zorgen dat de berekeningen in ieder geval op uniforme wijze plaatsvinden, biedt deze paragraaf de uitgangspunten voor de regeldrukberekening bij nieuwe voorgenomen regelgeving. Zie voor de meting van regeldruk als gevolg van bestaande wetgeving bijlage 9. Het berekenen van regeldruk uit voorgenomen regelgeving is over het algemeen gebaseerd op schattingen en prognoses van deskundigen omdat slechts beperkt gegevens beschikbaar zijn. Dit speelt bijvoorbeeld een rol bij de invulling van variabelen. Het is hierbij soms mogelijk om gebruik te maken van vergelijkbare (informatie)verplichtingen, waarmee reeds ervaring is opgedaan. Bij de implementatie van de uitkomsten zal dan ook altijd rekening moeten worden gehouden met de gehanteerde aannames en uitgangspunten. N.B. De gehanteerde aannames dienen altijd duidelijk kenbaar te worden gemaakt in de rapportage (in ieder geval bij meting van bestaande wet- en regelgeving). Berekening regeldruk voorgenomen regelgeving burgers Werkwijze bij het berekenen van T, K en Q bij voorgenomen regelgeving Voor het berekenen van de componenten T, K en Q is invulling van de variabelen (1) tijd, (2) kosten en (3) aantal handelingen van de doelgroep noodzakelijk.
Tijd. Bij het bepalen van de tijd die een burger of bedrijf kwijt zal zijn aan de verplichting die voortvloeit uit een nieuwe wet of regel, wordt in eerste instantie gekeken of er tijdgegevens beschikbaar zijn vanuit het overzicht met standaardhandelingen. Is dit niet het geval, dan vindt een inschatting van de tijdsbesteding plaats. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van vergelijkbare verplichtingen (of een burgerpanel worden samengesteld). Maar net als bij bedrijven dient ook bij burgers rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat men gegevens al beschikbaar heeft of dat het voldoen aan de verplichting ook in het eigen belang is. Maak altijd duidelijk hoe de tijdgegevens verkregen zijn.
Kosten. Bij berekening van regeldruk - in het geval van voorgenomen regelgeving - dienen zo reëel mogelijke kosten te worden aangegeven. Dit betekent dat als er informatie 40
beschikbaar is die een goede indicatie geeft van de kosten voor de betreffende handeling of uitgaaf, dit te allen tijde gebruikt dient te worden. In overige gevallen dient een onderbouwde aanname te worden gedaan.
Aantal handelingen. Voor het bepalen van het aantal handelingen van de doelgroep dient als bron in eerste instantie de voorgenomen wet- of regelgeving zelf. Biedt dit geen uitsluitsel, dan is een inschatting noodzakelijk. Maak ook hier duidelijk hoe gegevens verkregen zijn en waar de eventuele schatting op gebaseerd is.
Berekening regeldruk in voorgenomen regelgeving bedrijven Om ervoor te zorgen dat de berekeningen in ieder geval op uniforme wijze plaatsvinden, biedt deze paragraaf de uitgangspunten voor de regeldruk bij nieuwe regelgeving. Uitgangspunten voor het berekenen van P en Q bij nieuwe regelgeving Voor het berekenen van de componenten P en Q is invulling van de variabelen (1) tarief, (2) tijd, (3) aantal bedrijven en (4) frequentie noodzakelijk. Hieronder de uitgangspunten hierbij. Let op. Deze uitgangspunten verschillen wezenlijk van de uitgangspunten voor het invullen van de variabelen in geval van bestaande wetgeving en wijzigingen in bestaande regelgeving. Let op. Maak ook bij deze berekening altijd duidelijk hoe tarief, tijd, aantallen en frequentie verkregen zijn en waar de eventuele schatting op gebaseerd is.
Tarief Bij berekening van regeldruk - in het geval van geheel nieuwe regelgeving - dient een zo reëel mogelijk functieniveau van het uitvoerend personeelslid te worden gekozen. Dit betekent dat als er (al bestaande) informatie voorhanden is die een goede indicatie geeft van het benodigde functieniveau voor de betreffende handeling, dit te allen tijde gebruikt dient te worden. In overige gevallen dient een schatting te worden gemaakt van het functieniveau. In bijlage 5 zijn de verschillende functieniveaus en bijbehorende tarieven te vinden. Tijd Bij het bepalen van de tijd die een ondernemer kwijt zal zijn aan de verplichting die voortvloeit uit een nieuwe wet of regel, wordt in eerste instantie gekeken of er tijdgegevens beschikbaar zijn van al bestaande soortgelijke regelgeving of kan een branche-organisatie worden geraadpleegd. Is dit niet het geval, dan vindt een inschatting van de tijdsbesteding plaats. Aantal bedrijven Voor het bepalen van het aantal bedrijven dient als bron in eerste instantie de nieuwe wetof regelgeving zelf. Biedt dit geen uitsluitsel, dan is een inschatting noodzakelijk. Frequentie Voor het bepalen van de frequentie dient als bron in eerste instantie de nieuwe wet- of regelgeving zelf. Biedt dit geen uitsluitsel, dan is een inschatting noodzakelijk.
41
4.3 werkwijze meting van wijzigingen in bestaande wetgeving Uitgangspunten wijzigingen in bestaande wet- en regelgeving Berekening van de verandering in de regeldruk als gevolg van wijzigingen in bestaande regelgeving is eenvoudiger dan het inschatten van de regeldruk voortvloeiend uit nieuwe regelgeving. De gegevens om de variabelen in te vullen en zodoende de totale omvang regeldruk te berekenen, zijn gewoonlijk beschikbaar in een meting van bestaande wetgeving of toen die wet werd geïntroduceerd, mits niet al te lang geleden. Ten behoeve van de invulling van de componenten P en Q zijn dan ook van toepassing de gegevens zoals vastgesteld in die meting. Voor wat betreft de uitgangspunten voor het onderzoek wordt aangesloten bij de uitgangspunten zoals deze zijn vastgesteld voor het berekenen van de regeldruk van nieuwe wet- en regelgeving (zie par. 4.2). Onderhoud meting bestaande wetgeving. De overheid functioneert binnen een dynamische omgeving. Er komen nieuwe regels bij en bestaande worden afgeschaft, vereenvoudigd of aangepast. Hierdoor zijn de bijbehorende regeldruk aan verandering onderhevig. Om het effect van veranderingen in verplichtingen als gevolg van beleid systematisch in kaart te brengen, kan het noodzakelijk zijn voor fluctuaties in de betreffende variabelen van het model correctie door te voeren (bijvoorbeeld een afname van het aantal handelingen die aan een bepaalde verplichting gekoppeld zijn als beoogd effect van een beleidsvoornemen).
Wijziging bestaande wetgeving Doorlopend houden departementen mutaties in bestaande wet- en regelgeving bij. De volgende parameters behoeven aanpassing: Wijzigingen in de wettelijke verplichtingen, zoals aangetroffen in het basiswettenbestand (www.wetten.nl). Het betreft hier alle in de Staatscourant en het Staatsblad gepubliceerde veranderingen in wet- en regelgeving. Wijzigingen van informatiestromen die al dan niet zijn te kwalificeren als regeldruk (zie hoofdstuk van dit handboek). Majeure wijzigingen in de automatiseringsgraad ten gevolge van beleid. Per wet vindt zonodig aanpassing plaats. Voorbeeld Een voorbeeld van een majeure wijziging in automatiseringsgraad is het mogelijk maken van elektronische aangifte bij de belastingdienst.
Conjuncturele ontwikkelingen De macro-economische kengetallen inflatie en loonvoet worden met als ijkpunt start kabinet 'bevroren' tot 2016. Autonome wijzigingen als het aantal bedrijven en aantal werknemers en van kengetallen van domeinspecifieke aard worden tevens niet gecorrigeerd. Oftewel, de P’s en de Q’s kunnen alleen veranderen als gevolg van een beleidsmatige wijziging. Zie bijv. bijlage 3 met aantallen bedrijven per grootteklasse in 2012.
42
Hoofdstuk 5. Verbijzondering naar herkomst en doelgroep 5.1 Doelgroepen burgers Elke verplichting is van toepassing op één of meerdere doelgroepen. Die doelgroepen bij burgers zijn de volgende:
Burger algemeen. Deze doelgroep betreft de burgers die 14 jaar of ouder zijn en die voldoen aan hiervoor gegeven definitie. Een voorbeeld van een (informatie)verplichting is de aanvraag van een paspoort.
Ouderen. Dit betreft de burger die op de peildatum 65 jaar of ouder waren, het betreft ongeveer 2,2 miljoen burgers.9 Een voorbeeld van een (informatie)verplichting is de aanvraag van een AOW-uitkering.
Uitkeringsgerechtigden. Deze doelgroep betreft de burgers die recht hebben op een uitkering op grond van de volgende regelgeving: Algemene nabestaandenwet (ANW). Kinderbijslagwetten. Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong). Beperking inkomensachteruitgang gevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA). Werkloosheidswet (WW). Vangnet ZW. Algemene bijstandswet (ABW, tegenwoordig Wet Werk en Bijstand). Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers (IOAW). Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen (IOAZ). Toeslagenwet (TW). Wet arbeidsongeschiktheid militairen (WAMIL). Per wet zijn er gegevens beschikbaar over het aantal uitkeringsgerechtigden. Exacte gegevens over het totaal aantal burgers dat één of meer uitkeringen ontvangt waren op het moment van vaststellen van het handboek niet beschikbaar.10
Chronisch zieken en gehandicapten. Chronisch zieke burgers hebben een ziekte die bij de huidige stand van de wetenschap niet (volledig) te genezen zijn. Het gaat in het algemeen om onomkeerbare aandoeningen, zonder uitzicht op volledig herstel en met een gemiddeld lange ziekteduur.11
9
Het aantal is bepaald op basis van gegevens van het CBS uit 2007. De overige uitkeringen sociale zekerheid vallen onder de andere doelgroepen. De Algemene Ouderdomswet (AOW) valt bijvoorbeeld onder de doelgroep ouderen. 11 Nationale Commissie Chronisch Zieken, 1992. 10
43
Gehandicapte burgers zijn burgers met verstandelijke en/of langdurige lichamelijke (motorische / zintuiglijke) beperkingen. Onder beperkingen verstaan we de moeilijkheden die iemand heeft bij het uitvoeren van activiteiten.12 Het aantal burgers met een chronische ziekte is circa 1,6 miljoen. Hiervan is 33% tevens gehandicapt. Het aantal burgers met een handicap is circa 1,5 miljoen, waarvan tevens 33% een chronische ziekte heeft. De totale omvang van de groep zelfstandig wonende mensen met een chronische ziekte en/of handicap wordt globaal geschat op circa 2,5 miljoen (dit is inclusief ouderen). Een voorbeeld van een (informatie)verplichting is het aanvragen van een subsidie voor de gebruikskosten van een blindengeleidehond.
Vrijwilligers In toenemende mate wordt het belangrijk bij burgers ook de categorie vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties te onderscheiden. In het licht van de komst van een vitale samenleving waarin burgers in grote mate dan voorheen verantwoordelijkheid nemen voor een aantal maatschappelijke zaken is het goed om ook in beeld te hebben in hoeverre de actieve burgers in de vorm van vrijwilligerswerk hinder en lasten ondervinden van wet- en regelgeving. Vrijwilligers is een grote maar ook diffuse groep burgers. Ongeveer 45% van de burgers verricht ten minste 3 uur per jaar vrijwilligerswerk. Hierbij wordt de categorie gedefinieerd als de burgers die om niet zich inzetten voor een ander of voor het algemeen belang. Dit vrijwilligerswerk kan daarbij verschillende vormen hebben, van vrijwilligers bij inzamelingsacties, vrijwilliger in buurthuizen, kerken, zieken- en verzorgingshuizen en ideële organisatie tot mantelzorgers en vrijwillige brandweer of reservisten bij de landmacht. Bij het bepalen van de groep vrijwilligers die geraakt worden door wet- en regelgeving is het goed om de volgende twee aspecten in ogenschouw te nemen. 1. Voor het bepalen of iemand vrijwilliger is moet worden uitgegaan van het ontbreken van formele dwang om een bepaalde activiteit op te nemen. Morele dwang zoals mantelzorgers die veelal ervaren speelt hierbij niet mee. Een uitzondering op de regel van het ontbreken van dwang om vrijwilligerswerk uit te voeren vormen de uitkeringsgerechtigden die vanuit de uitkeringsinstantie de plicht tot het leveren van een maatschappelijke tegenprestatie in de vorm van vrijwilligerswerk worden gedwongen. Deze groep uitkeringsgerechtigden worden wel in de categorie vrijwilligers meegenomen. 2. De tijd die vrijwilligers aan hun vrijwilligerswerk besteden kan sterk variëren. Dat kan zijn 3 uur per jaar (minimumnorm) tot een feitelijke fulltime bezigheid (40 uur per week). Meer dan een 40-urige werkweek wordt voor vrijwilligers niet in meegenomen.
12
Georganiseerde burger. Deze doelgroep betreft de organisaties van burgers die vallen binnen de hiernaast genoemde definitie. Op het moment van opstellen van de werkmap waren er geen exacte gegevens beschikbaar over het aantal burgers binnen deze doelgroep. Een voorbeeld van regelgeving die regeldruk veroorzaakt is de ARBO-regelgeving.
ICF; WHO, 2001.
44
De metingen van de departementen en andere overheidsinstellingen dienen ten minste inzicht te geven in de regeldruk van de bovengenoemde vijf doelgroepen. Daarnaast kunnen aanvullend nog vijf andere doelgroepen in het model worden opgenomen. Een voorbeeld hiervan is het ministerie van OCW, dat als aanvullende doelgroep “studenten hoger onderwijs” heeft opgenomen. In aansluiting op het bovenstaande wordt in bijlage 9 aangegeven welke methode wordt toegepast om de regeldruk voor de doelgroepen te meten en inzichtelijk te maken. In bijlage 9 wordt ook aangegeven op welke wijze de individuele informatieverplichtingen worden toegewezen aan de onderscheiden doelgroepen. 5.2 Doelgroepen bedrijven Bij bedrijven zal onderscheid gemaakt worden naar regeldruk voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De definitie, die hierbij gehanteerd wordt sluit aan op de CBS-indeling voor grootteklassen van bedrijven van het CBS: bedrijven t/m 249 werknemers. Daarboven zitten de grote bedrijven, en tot 10 werknemers zijn de micro-ondernemingen. Tot werknemers worden hier ook part-timers gerekend, het gaat dus niet om fte’s. In de online database Statline van het CBS kan men aantallen bedrijven per SBI-groep (SBI is de indeling naar hoofdactiviteit van de onderneming) uitsplitsen naar grootteklassen van de bedrijven. Zie bijlage 3 voor aantallen bedrijven per grootteklasse in 2012. In sommige gevallen mag verondersteld worden dat de verdeling van de regeldruk tussen de groep MKB-bedrijven en de rest overeenkomt met het aantal bedrijven (per branche of voor het totaal). In andere gevallen kan het aantal werknemers een goede indicator zijn. Ook daarvoor kan men Statline gebruiken om het aantal werknemers per SBI-groep en grootteklasse op te vragen. 5.3 Doelgroepen professionals De definitie van de categorie professionals wordt in eerste instantie afgebakend door deze doelgroep te beperken tot overheidspersoneel, dat direct contact heeft met burgers. Hierbinnen worden in ieder geval de volgende drie doelgroepen onderscheiden: - politie-agenten en toezichthouders op straat of in het veld; - wijkverpleegkundigen, w.o. verpleegkundigen bij consultatiebureaus (maar niet verpleegkundigen in ziekenhuizen en bejaardentehuizen) en maatschappelijk werkers; - leraren en onderwijzers. Deze groepen vallen buiten (het personeel van) instellingen, die tot het bedrijfsleven worden gerekend. Zie verder par. 2.4 voor de definitie van de professional.
45
5.4 Herkomst internationaal - nationaal Categorieën (inter)nationale herkomst Om de vraag – heeft regeldruk zijn oorsprong óf op Europees en internationaal niveau óf op nationaal niveau – eenduidig te kunnen beantwoorden, is het noodzakelijk om na te gaan hoe de verschillende verplichtingen kunnen worden ingedeeld. Het betreft de volgende drie categorieën: Categorie A: De verplichtingen en de uitvoering daarvan zijn in Europees of internationaal verband opgelegd. Dit betekent dat zowel is voorgeschreven welke informatie burgers of bedrijven moeten aanleveren of welke actie zij moeten ondernemen, als de wijze waarop dit moet gebeuren. Een departement heeft in dit geval beperkte invloed op de regeldruk. Categorie B: De verplichtingen vloeien voort uit Europese en internationale regelgeving, waarbij de uitvoering echter is overgelaten aan Nederland. De aard en de omvang van de regeldruk worden derhalve mede bepaald door de wijze waarop het betreffende departement de uitvoering van de verplichting heeft opgezet en georganiseerd. Categorie C: De verplichtingen zijn uitsluitend het gevolg van Nederlandse regelgeving. Zowel de verplichting als de wijze waarop hieraan uitvoering moet worden gegeven, is door Nederland voorgeschreven.
AL 100% gevolg van Nederlandse wet- en regelgeving
AL binnen de Nederlandse invloedssfeer
Categorie C
AL buiten de Nederlandse invloedssfeer
Categorie B
Categorie A
AL 100% gevolg van EU- of internationale regelgeving
De indeling in categorieën A, B en C legt de basis om na te gaan of – c.q. in welke mate – de regeldruk van een wet binnen de Nederlandse invloedssfeer vallen. Categorie A valt in principe buiten de directe Nederlandse invloedssfeer, terwijl de AL in categorie C voor 100% binnen de Nederlandse invloedssfeer vallen. Categorie B neemt een positie in tussen deze twee categorieën, waarbij de uitvoering in meer of mindere mate valt binnen de Nederlandse invloedssfeer. Deze samenhangen zijn schematisch weergegeven in figuur 8.
Figuur 8. Schematisch overzicht voor AL van de drie categorieën A, B, en C
46
De indeling dient twee doelen. Ten eerste biedt het een evenwichtig beeld van de regelgeving van een ministerie en de potentiële vereenvoudiging op de korte termijn. Zo zal het voor een ministerie met veel nationale wetgeving (dwz. hoofdzakelijk type-C regelgeving) makkelijker zijn om de regeldruk op de korte termijn te verlagen dan voor een ministerie dat met name verantwoordelijk is voor regelgeving die in Europees verband is bepaald (dwz. type-A regelgeving). De indeling dient ook een ander doel op de langere termijn. Ingeval aanzienlijke, onverwachte kosten worden vastgesteld in verband met bv een EU-richtlijn, dan kan de analyse een belangrijk argument zijn voor Nederland om in Brussel te pleiten voor een vereenvoudiging, intrekking of herziening van deze richtlijn. Zoals al eerder beschreven worden de kosten van regeldruk van de Nederlandse wet- en regelgeving gemeten. Dit impliceert dat de analyse ook betrekking heeft op internationale en Europese regelgeving (bv. verordening of richtlijn) die omgezet is naar Nederlands recht. Direct werkende verordeningen worden niet gemeten. Let op! Soms bestaat een verplichtingen uit verschillende handelingen waarvan sommigen Europees bepaald zijn en anderen weer nationaal. In dat geval moet de A, B, C verdeling op handelingen niveau plaatsvinden. Op basis van de vastgestelde definities van de categorieën is een beslisschema opgesteld, welke gebruikt kan worden als werkinstructie voor het indelen in categorieën. Dit schema betreft de administratieve lasten, maar kan net zo goed gebruikt worden voor inhoudelijke nalevingskosten. Het schema is opgenomen in onderstaand figuur.
47
Figuur 9: Beslisschema Toedelingsvragen
Splitsing
Categorie
Toelichting/ voorbeeld
Is de informatieverplichting uitsluitend het gevolg van Nederlands beleid? ja Categorie C nee Is de informatieverplichting in Europees of internationaal verband opgelegd en is aangegeven op welke wijze aan de verplichting voldaan moet worden? ja Categorie A nee Bevat de in Europees of internationaal verband opgelegde informatieverplichting ook informatievragen die niet internationaal verplicht zijn?
Voorbeeld: Europese statistiekverplichting, waaraan – omwille van Nederlands beleid – niet-voorgeschreven informatievragen zijn toegevoegd.
Ja, maak een splitsing in categorieën nee Is de door EU of internationaal opgelegde informatieverplichting door Nederland “verbreed”. Bijvoorbeeld door de frequentie van de informatieverplichtingen te verhogen of de informatieverplichting aan extra doelgroepen op te leggen? Ja, maak een splitsing in categorieën
Deel het “nationale” gedeelte van de Informatieverplichting toe aan categorie C.
Categorie C
Categorie A Is van het “internationale” gedeelte van de verplichting ook de wijze van uitvoering voorgeschreven?
ja
Voorbeeld: Een spermawincentrum moet conform een Europese richtlijn alle geproduceerde en geëxporteerde dosis registreren. In aanvulling op de richtlijn heeft Nederland deze verplichting opgelegd voor alle geproduceerde en verhandelde sperma.
nee Categorie B
nee
Categorie B
De informatieverplichting vloeit voort uit Europese of internationale richtlijnen, maar de uitvoering ervan is niet internationaal voorgeschreven? Voorbeeld: Europese verplichting tot het leveren van informatie over NOx-emissie. De manier waarop dit gebeurt, verschilt van lidstaat tot lidstaat.
De informatieverplichting is door Nederland opgelegd voor de uitvoerbaarheid/handhaafbaarheid van Europese of internationale regelgeving.
48
5.5 Herkomst nationaal – medebewind Categorieën medebewind en autonome regelgeving In deze paragraaf wordt ingegaan op de regeldruk uit de regelgeving die door bestuursorganen (ZBO’s, gemeenten, provincies, waterschappen) wordt uitgevoerd. Hierbij wordt aangegeven op welke wijze met de regeldruk uit deze regelgeving in de meetmethode wordt omgegaan. Ter ondersteuning wordt een toelichting gegeven op de autonome en medebewindstaken van de bestuursorganen. Regelgeving in medebewind Medebewind is de uitvoering van landelijke wet- en regelgeving door bestuursorganen die door de overheid zijn aangewezen. Het gaat hierbij om ZBO’s, Waterschappen, Provincies en Gemeenten. Voorbeelden van regelgeving in medebewind zijn het verlenen van studiefinanciering door de IB-groep en het verlenen van bouwvergunningen door gemeenten. Voor de uitvoering van hun taken kunnen bestuursorganen beleidsvrijheid hebben om nadere regels (en dus inhoudelijke en informatieverplichtingen) op te stellen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om situaties waarbij rekening moet worden gehouden met lokale en regionale omstandigheden bij gemeenten, provincies of waterschappen. Autonome regelgeving Autonome regelgeving is de regelgeving die zelfstandig door bepaalde bestuursorganen kan worden opgesteld. Het gaat hierbij voornamelijk om de autonomie van gemeenten, provincies en waterschappen. Voor autonome regelgeving geldt dat het betreffende bestuursorgaan zelf – rekening houdend met de lokale (politieke) situatie – invulling kan geven aan het beleid. Voorbeelden van autonome regelgeving zijn de kapvergunning van gemeenten, de Keur van de waterschappen en subsidieregelingen van provincies. Beleidsruimte De beleidsruimte van bestuursorganen kan sterk variëren. Voor autonome taken is de beleidsruimte volledig, voor taken in medebewind kan de beleidsruimte variëren of – in situaties waarbij voorschriften landelijk zijn bepaald – helemaal niet aanwezig zijn. Dit betekent voor de regeldruk: De regeldruk van autonome regelgeving wordt volledig beïnvloed door het betreffende bestuursorgaan. De regeldruk van regelgeving in medebewind kan zowel worden beïnvloed door de rijksoverheid als door bestuursorganen. Naast de beleidsruimte is de wijze waarop de regelgeving in de praktijk wordt uitgevoerd bepalend voor de omvang van de regeldruk. Verschillen worden bijvoorbeeld veroorzaakt door de wijze waarop informatie kan worden opgevraagd of ingediend (bijvoorbeeld met behulp van ICT of met formulieren via de post). De keuzes voor de wijze waarop een bestuursorgaan hiermee omgaat, worden in de meeste gevallen binnen het bestuursorgaan gemaakt.13 Hiermee kan het bestuursorgaan – al dan niet gestimuleerd door de rijksoverheid – de regeldruk beïnvloeden. Een elektronisch vooraf ingevuld formulier kost immers minder tijd dan een schriftelijk formulier dat volledig door de aanvrager moet worden ingediend.
13
In een aantal gevallen heeft het bestuursorgaan geen of zeer beperkt uitvoeringsvrijheid. Een voorbeeld is de verstrekking van paspoorten.
49
De wijze waarop een bestuursorgaan beleidsruimte heeft en hiervan gebruik maakt is van invloed op de omvang van de regeldruk. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in vier categorieën: Categorie I. Rijksregelgeving: De regelgeving wordt direct door het Rijk – lees: de departementen en de zelfstandige bestuursorganen– opgesteld en uitgevoerd. Een voorbeeld is de regelgeving inzake de kinderbijslag die door de Sociale verzekeringsbank wordt uitgevoerd. Categorie II. Medebewind zonder beleidsvrijheid: De regelgeving wordt direct door het Rijk opgesteld. Het met deze taak belaste bestuursorgaan heeft een uitsluitend uitvoerende taak en derhalve geen beleidsvrijheid. Voorbeelden van deze regelgeving is de Paspoortwet en de Wet studiefinanciering. Categorie III. Medebewind met beleidsvrijheid: De regelgeving wordt door het Rijk opgesteld. Het bestuursorgaan heeft de vrijheid om aanvullende regels te stellen en is vrij in de wijze van uitvoering. In deze categorie worden AL beïnvloed door de wijze waarop een bestuursorgaan invulling geeft aan de beleids- en uitvoeringsruimte. Een voorbeeld van deze regelgeving is de Wet werk en bijstand. Categorie IV. Autonome regelgeving: De regelgeving wordt opgesteld door een bestuursorgaan, deze bepaalt zelf het beleid en de daarbij gestelde regels en informatieverplichtingen. Een voorbeeld is de gemeentelijke regelgeving inzake parkeervergunningen. Het onderscheid in de categorieën wordt in de metingen aangegeven zodat inzicht wordt verkregen in de wijze waarop regeldruk tot stand komen en kan worden gereduceerd. In de onderstaande figuur zijn de categorieën samengevat.
Rijksregelgeving
Regelgeving in medebewind: regelgeving Rijk wordt door de bestuursorgaan uitgevoerd
Autonome regelgeving door bestuursorgaan opgezet en uitgevoerd
Categorie I
Categorie II
Categorie III
Categorie IV
AL in categorie I worden uitsluitend door het Rijk veroorzaakt
AL in categorie II worden uitsluitend door het Rijk veroorzaakt
AL in categorie III worden veroorzaakt door beleidsen uitvoeringsruimte bestuursorgaan
AL in categorie IV worden uitsluitend door de bestuursorgaan veroorzaakt
Invloedsfeer bestuursorgaan
Invloedsfeer Rijk
Figuur 10. Aangrijpingspunten voor de regelgeving
50
De toerekening van de regeldruk uit de vier categorieën vindt als volgt plaats: De regeldruk van de categorieën I en II worden toegedeeld aan de departementen. De regeldruk van de categorieën III en IV worden toegedeeld aan de bestuursorganen.14 Tegen de achtergrond van de bovenstaande verdeling wordt opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met het verschuiven van de verantwoordelijkheid van departement en bestuursorganen indien – om bijvoorbeeld politieke redenen – wordt gekozen voor (de)centralisatie van bepaalde taken. Dit kan namelijk tot gevolg hebben dat de verantwoordelijkheid voor de regeldruk verschuift van het Rijk naar de bestuursorganen (bij decentralisatie) of andersom (bij centralisatie). Een dergelijke verschuiving kan echter niet worden toegerekend als een gerealiseerde regeldruk-reductie (of toename) omdat netto de regeldruk niet wijzigt. De coördinerende departementen EZ en BZK houden toezicht op de feitelijk gerealiseerde reductie. In samenspraak met het betreffende departement en/of bestuursorgaan zal de reductie worden toebedeeld.
14
De regelgeving die door ZBO’s wordt uitgevoerd wordt toegerekend aan de departementen. De regelgeving die door andere organisaties wordt uitgevoerd wordt toegerekend aan de mede-overheden.
51
Hoofdstuk 6. Rapportage 6.1 Kwantitatieve gegevens Op deze plek zal een samenvatting opgenomen worden van de toelichting in bijlage 7 met een beschrijving van het nieuwe beheer- en registratiesysteem.
52
6.2 Kwalitatieve indicatoren Inleiding In deze paragraaf zijn de belangrijkste resultaten uit het, door het ministerie van BZK, uitgevoerde perceptieonderzoek onder burgers weergegeven. Het doel van dit onderzoek is het inventariseren van de informatieverplichtingen waar de geselecteerde doelgroepen 15 het meest mee in aanraking komen. In de onderstaande tabel zijn de regelingen weergegeven die 80% van de contactmomenten tussen burgers en overheid veroorzaken als illustratie van het feit dat verreweg de meeste regeldruk wordt veroorzaakt door een kleine groep wetten. Regeling Wet inkomstenbelasting 2001 Woningwet Paspoortwet Wegenverkeerswet 1994 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Wet op de loonbelasting 1964 Algemene wet bestuursrecht Wet op de ruimtelijke ordening Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Werkloosheidswet Burgerlijk wetboek Wet milieubeheer Kieswet Huursubsidiewet Ziekenfondswet Wetboek van Strafvordering Wet studiefinanciering 2000 Les- en cursusgeldwet Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 Algemene bijstandswet / Wet werk en bijstand Huisvestingswet Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Douanewet Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten
15
Burger algemeen, chronisch zieken en gehandicapten, uitkeringsgerechtigden, ouderen en de georganiseerde burger.
53
En in deze tabel zijn de regelingen weergegeven die 80% van de irritaties bij burgers veroorzaken. Regeling Wet inkomstenbelasting 2001 Woningwet Wetboek van Strafvordering Paspoortwet Burgerlijk wetboek Werkloosheidswet Wegenverkeerswet 1994 Ziekenfondswet Vreemdelingenwet 2000 Huursubsidiewet Algemene bijstandswet / Wet werk en bijstand Wet voorzieningen gehandicapten Wet studiefinanciering 2000
Kwalitatieve aspecten bij regeldruk bedrijven In de vorige hoofdstukken is beschreven hoe de regeldruk van een wet kan worden berekend. De detailinformatie die voortkomt uit de meting biedt handvatten voor vereenvoudiging. Om de bruikbaarheid van de resultaten echter te vergroten kunnen er tijdens het meten van de lasten van bestaande wet- en regelgeving een aantal kwalitatieve indicatoren worden verzameld. Door deze kwalitatieve indicatoren op te nemen in de verslaglegging en de rapportage wordt het identificeren van vereenvoudigingsvoorstellen naar aanleiding van de meetresultaten verder vergemakkelijkt. Zie het eind van bijlage 9 voor een beschrijving van de labels en andere indicatoren. Kwalitatieve beoordeling van de verplichting Voor het vereenvoudigen van wet- en regelgeving is het niet alleen van belang om te weten hoeveel tijd en geld een ondernemer kwijt is aan een specifieke verplichting, maar ook wat de beleving van de ondernemer is ten aanzien van de betreffende verplichting. Om dit in kaart te brengen zijn in het verleden een zestal stellingen opgesteld. Deze stellingen zijn zo opgesteld dat zij direct aangrijpingspunten bieden voor het vereenvoudigingsproces. De stellingen hebben betrekking op de acceptatie van de informatieverplichtingen bij ondernemers, de efficiëntie van de uitvraag, de acceptatie van de frequentie waarmee de informatie wordt gevraagd en de eenvoud van de informatievraag. 1. De gegevens die de overheid van mij vraagt, sluiten … aan op de gegevens die ik vanuit mijn eigen bedrijfsproces al beschikbaar heb. 2. De manier waarop ik de gegevens moet aanleveren bij de overheid, sluit … aan bij hoe ik deze beschikbaar heb. 3. Ik begrijp … waarom de overheid deze informatie van mij wil hebben. 4. Ik begrijp … waarom de overheid de gegevens in deze frequentie aan mij vraagt.
54
5. De overheid zorgt er … voor dat ik mijn gegevens niet opnieuw hoef aan te leveren. 6. De hoeveelheid gegevens die de overheid vraagt staat … in verhouding tot het doel ervan. 7. Deze informatievraag is zodanig gesteld dat iedere ondernemer / medewerker … in staat is om deze zelf uit te voeren. De ondernemer beoordeelt per informatie verplichting deze stellingen tijdens het interview dat hij heeft met de onderzoeker. De ondernemer kan daarbij 4 scores geven: Slecht: Aan de omschrijving van de belevingsfactor wordt volstrekt niet voldaan. Matig: Aan de omschrijving van de belevingsfactor wordt meer niet dan wel voldaan, er is nog ruimte voor verbetering hiervan. Voldoende: Aan de omschrijving van de belevingsfactor wordt meer wel dan niet voldaan, er is slechts beperkt ruimte voor verbetering hiervan. Goed: Aan de omschrijving van de belevingsfactor wordt voldaan en er zijn geen directe mogelijkheden voor verbetering.
55
Bijlagen Bijlage 1. Veel gestelde vragen m.b.t. de regeldruk-definities Aan de hand van het hoofdstuk over de definitie van administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten zullen de meeste vragen zijn beantwoord. Echter er blijven altijd ‘grijze’ gebieden bestaan waarvan het op het eerste oog niet geheel duidelijk is of het nu wel of niet tot AL moet worden gerekend. Hieronder naar thema een overzicht van de meest gestelde vragen. 1. Algemene vragen Behoren kosten van toezicht tot het begrip regeldruk? De kosten van de onderneming om de toezichthouder te informeren over de eigen organisatie vormen AL. Het zelfstandig inzien van de ‘boeken’ door de toezichthouder daarentegen vormt geen AL, indien de toezichthouder zelf het werk verricht. De vergoeding die financiële instellingen betalen aan toezichthouders (EZ/ACM/Financiën) vormt eveneens geen AL, maar zijn financiële lasten.
Vallen kosten van bezwaar onder het begrip regeldruk?
In het algemeen geldt dat bezwaarschriften (tegen bijvoorbeeld het afwijzen van een vergunningaanvraag of tegen een bepaalde beslissing van de belastinginspecteur) tot het begrip AL worden gerekend, omdat bij het indienen van een bezwaarschrift bepaalde informatie moet worden overlegd. Uitzondering daarop zijn de kosten van bezwaar tegen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving. Deze laatste categorie valt niet onder het begrip AL. De lasten van bezwaar dienen te worden toegerekend aan de wetgeving waaruit ook de initiële beslissing (vergunning, ontheffing etc.) voortvloeit. Dit in het licht van het karakter van de bezwaarprocedure, die een heroverweging door het bestuursorgaan inhoudt, en daarmee feitelijk een ‘voortzetting’ van de oorspronkelijke besluitvormingsprocedure is. De lasten worden bepaald door de basisvereisten in de Awb, eventueel aangevuld met specifieke vereisten uit de desbetreffende wetgeving.
Vallen kosten van procedures bij de civiele of bestuursrechter onder het begrip regeldruk?
Het civiele en bestuursprocesrecht biedt waarborgen voor een eerlijke en efficiënte procesvoering. Waar in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Awb vereisten worden gesteld aan informatie-uitwisseling met rechter of wederpartij, hangen die direct samen met deze waarborgfunctie. Strikt genomen vallen de lasten die met deze informatieverplichtingen gepaard gaan onder het AL-begrip, maar vanwege het bijzondere karakter worden ze niet onverkort als administratieve lasten aangemerkt. Het civiele en bestuursprocesrecht vallen met het oog daarop ook buiten de kwantitatieve reductiedoelstellingen voor AL.
Vallen kosten van (verweer in) een strafrechtelijke procedure of van bezwaar of beroep tegen een bestuursrechtelijke sanctie (bestuurlijke boete, bestuursdwang, dwangsom) onder het regeldruk? 56
In het regeldrukbeleid wordt uitgegaan van 100% naleving van de voorschriften. Om die reden vallen deze kosten niet onder het begrip regeldruk. Daarnaast geldt dat de consequenties van het overtreden van regels voor rekening van de overtreder horen te blijven.
2. Vragen m.b.t. het begrip informatieverplichting
Behoren onderzoeksverplichtingen tot het begrip regeldruk?
In bepaalde gevallen stelt wet- en regelgeving bedrijven verplicht een onderzoek te verrichten ten behoeve van informatie voor de overheid of een ander bevoegd gezag. Vaak gaat het om informatievereisten voor het verkrijgen van een vergunning. Het verplicht verstrekken van dergelijke informatie is een wettelijke plicht. De kosten die samenhangen met het voldoen aan deze plicht zijn dan AL en dus regeldruk.
Vormen inhoudelijke en informatieverplichtingen volgend uit keuringen regeldruk?
De regeldruk die als gevolg van het keuren van voertuigen of instrumenten ontstaat, worden als zodanig opgevoerd. Persoongebonden keuringen (zoals beroepskeuringen en opleidingen) niet. 3. Vragen m.b.t. het begrip wet- en regelgeving v.d. overheid
Behoren verplichtingen volgend uit convenanten tot het begrip AL of INK?
Convenanten zijn geen algemeen verbindende voorschriften, maar afspraken tussen de overheid en bedrijven of bedrijfstakken. De kosten die voortvloeien uit het voldoen aan convenanten, ook als die zijn gesloten om regelgeving te voorkomen, worden daarom niet als AL of INK geteld en zijn dus geen regeldruk.
Vormen verplichtingen volgend uit subsidies AL of INK?
Subsidies waarbij informatieverplichtingen voortvloeien uit wet- en regelgeving worden tot AL gerekend. Het feit dat hierbij sprake is van een keuze die door het bedrijf vrijwillig wordt gemaakt, speelt dan geen rol. Idem voor inhoudelijke verplichtingen in subsidieregelingen, die tot INK worden gerekend.
Behoren informatieverplichtingen als onderdeel van een octrooi-aanvraag tot het begrip regeldruk?
Hieruit volgende informatieverplichtingen worden als AL meegenomen in de regeldrukmeting. Hier bestaat gelijkenis met vergelijkbare situaties als de subsidie- en vergunningsaanvraag (waarbij sprake is van vrijwilligheid, maar toch regeldruk oplevert).
57
Behoren informatieverplichtingen volgend uit certificatie tot het begrip AL of INK?
Certificering is het proces waarmee door een onafhankelijke partij wordt beoordeeld of een product, een dienst, een proces of een persoon aan vooraf gespecificeerde eisen voldoet. Het certificaat is de verklaring waarin dit wordt bevestigd. Alleen certificering die wettelijk verplicht is door de overheid kan tot AL leiden (bijv. het Stortverbod voor herbruikbare afvalstoffen: bedrijven mogen het residu van breek- en sorteeractiviteiten alleen storten als het breekproces gecertificeerd is. Certificering is hierbij verplicht gesteld door een AMvB en heeft dus een wettelijke grondslag). De overige vormen van certificering als zelfregulering niet. In die gevallen waar de certificering wettelijk verplicht is gesteld is alleen het overleggen van het certificaat AL. Het hebben van het certificaat is een inhoudelijke verplichting. Alle kosten die moeten worden gemaakt om het certificaat te verkrijgen moeten dan ook worden toegerekend aan de inhoudelijke verplichting en leiden dus INK.
Behoren informatieverplichtingen uit hoofde van een CAO tot het begrip AL?
De inhoudelijke bepalingen binnen een CAO worden niet beïnvloed door de wetgeving, kennen geen wetsgrond en vallen derhalve buiten de AL-definitie. Echter, uit de definitie vloeit voort dat, indien een CAO ter algemeen verbindende verklaring wordt voorgelegd, de handelingen die erop gericht zijn anderen van dit feit op de hoogte te stellen wel onder de definitie vallen. Redenen zijn:
CAO’s zijn privaatrechtelijke overeenkomsten tussen partijen. Indien er in een CAO onnodige administratieve verplichtingen zitten, dan heeft de rijksoverheid geen enkele bevoegdheid om daar verandering in te brengen, dat is aan de partijen zelf. Dat verandert niet door het feit dat dergelijke overeenkomsten ook van toepassing worden verklaard op niet-georganiseerde werkgevers via de AVV-procedure. In geval van een geschil over de naleving is de burgerlijke rechter de oordelende instantie, niet de bestuursrechter; De overheid verricht geen inhoudelijke beoordeling. Indien een CAO aan bepaalde algemene vereisten voldoet en de partijen voldoende representatief zijn, dan volgt zonder meer een algemeen verbindend verklaring.
In geval van privatisering – bijvoorbeeld de uitvoering van socialezekerheidsregelingen – moet worden gekeken of er een wettelijke verplichting is blijven bestaan (bijvoorbeeld een verplichting om het personeel te verzekeren tegen bepaalde risico’s), met inherent daaraan berichtenverkeer vanuit het bedrijf. De vorm van dat berichtenverkeer kan uiteenlopen tussen de verschillende aanbieders.
58
4. Vragen m.b.t. definitie bedrijfsleven
Hoe wordt omgegaan met SBI-codes die vallen buiten de definitie van ‘bedrijven’, maar waarin wel private onderdelen zijn te onderscheiden?
De in paragraaf 2.2.3 genoemde SBI 2008-codes (SBI 84 en SBI 85) vallen buiten de definitie van ‘bedrijven’, maar steeds met uitzondering van de private onderdelen daarin (zie ook bijlage 3 voor een totaaloverzicht van SBI-codes). De eigendomsvraag is niet van belang; maatstaf is of de organisatie in beginsel kostendekkend werkt. Bijvoorbeeld, een openbare of bijzondere school die bekostigd wordt uit overheidsmiddelen valt niet onder de definitie van ‘bedrijven’, een private school die volledig uit ouderbijdragen word bekostigd wel. Een waterleidingbedrijf, energiebedrijf of gemeentelijke kredietbank is in het algemeen een bedrijf, want deze opereren kostendekkend. Als een gemeentelijk zwembad of stortplaats wordt verzelfstandigd en zichzelf moet gaan bedruipen, wordt het een ‘bedrijf’ en gaat het meetellen voor het bepalen van de regeldruk.
59
Bijlage 2. Typen verplichtingen en handelingen Onderstaande overzichten zijn bedoeld als checklist voor departementen om na te gaan wat voor handelingen zoal het gevolg kunnen zijn van diverse soorten wettelijke verplichtingen. Handelingen burgers Om te voldoen aan de inhoudelijke of informatieverplichting dient de burger (of het bedrijf) bepaalde handelingen uit te voeren. De tijd die zij besteden aan het uitvoeren van deze handelingen en de kosten die zij hiervoor moeten maken vormen samen de AL (en incidenteel INK) van de desbetreffende verplichting. Voor het berekenen van de regeldruk Burger (deze worden uitgedrukt in tijd en kosten) worden twee soorten handelingen onderscheiden: 1.
Standaardhandelingen. Dit zijn handelingen die bij veel van de (informatie)verplichtingen moeten worden uitgevoerd. Hiervoor wordt een standaard tijdsbesteding gerekend. Voorbeelden zijn: Het opvragen van formulieren. Het invullen van Naam, Adres en Woonplaats gegevens. Het versturen van documenten. De reistijd naar een postkantoor of gemeentehuis.
2.
Specifieke handelingen. Dit zijn handelingen die gericht zijn op bepaalde (informatie)verplichtingen en een specifieke tijdsbesteding vergen. Voorbeelden zijn: Het opstellen van bouwtekening van een bouwvergunningsaanvraag. Het invullen van studiegegevens bij de aanvraag studiefinanciering. Het invullen van de inkomensgegevens in de aanvraag huursubsidie.
Het onderscheid tussen standaardhandelingen en specifieke handelingen is onder meer aangebracht om de vergelijkbaarheid tussen de metingen van de verschillende departementen te vergroten. Bovendien kunnen door het gebruik hiervan bepaalde beleidskeuzes systematisch worden doorgerekend (voor nadere toelichting zie ook Hoofdstuk 3 paragraaf 3.2). Voor de standaardhandelingen is bij de laatste nulmeting een database ontwikkeld waarin per handeling de gemiddelde tijd is aangegeven die burgers besteden om deze administratieve handelingen uit te voeren. Kader 5. Voorbeeld regelgeving Informatieverplichting Handelingen In de OCW regelgeving zijn verschillende informatieverplichtingen opgenomen om hieraan voldoen dienen verschillende handelingen te worden uitgevoerd. Onderstaand wordt dit toegelicht met een voorbeeld Regelgeving
Informatieverplichtingen
Handelingen
Besluit X
Informatieverplichting 1.
Handelingen
Korte naam/omschrijving
Handelingen Handelingen Handelingen
Informatieverplichting 2.
Handelingen
Korte naam/omschrijving
Handelingen Handelingen Handelingen
60
Handelingen bedrijven De informatieverplichtingen waar het bedrijfsleven aan moet voldoen, zijn ruwweg in te delen in 9 verschillende types. Code Type Toelichting informatieverplichting 1 Aanvraag toelating of aanvragen van vrijstelling16 ondernemers/ondernemingen voor toelaten van handelingen 2 Aanvraag erkenning aanvragen van ondernemers/ondernemingen om vast te stellen of persoon/instelling voldoet aan bepaalde eisen 3
Registratie
4
Melding
5
Aangifte belasting, premies
6
Aanvraag subsidie
7
Verantwoording
16 17
Voorbeelden
vestigings-, bouw-, milieuvergunningen, mijnconcessies, vervoerconcessies, erkenningen gezondheidsinstellingen,, ziektekostenverzekeraars, onderwijsinstellingen, woningcorporaties, certificering voldoen aan - registratie in gebodsbepalingen ten aanzien Handelsregister, van registratie bedrijfsvoering mestboekhouding door - aanleggen ondernemer/onderneming bedrijfsregistratie/logboek: klachtenregister, bezoekersregister melding (nieuwe) activiteit melding activiteit bij (vooraf) of gebeurtenis gemeente (milieuwet) of (achteraf) door bedrijfs-en produktschap, ondernemer/onderneming eerstedagmelding werknemer, vooraanmelding omzetbelasting, melding bedrijfsongeval, melding zieke werknemer, melding vervoer gevaarlijke stoffen voldoen aan aangifte belastingen, gebodsbepalingen van accijns, premies, geldelijke verplichtingen door milieuheffing ondernemer/onderneming aanvragen financiële milieusubsidie, middelen te verstrekken met monumentensubsidie, het oog op bepaalde landbouwsubsidie, activiteiten van exportsubsidie17 ondernemers/ondernemingen voldoen aan jaarrekening,
Aanvragen voor vrijstelling van een voorschrift, zogenaamde ontheffingen, vallen in principe hier ook onder. Fiscale faciliteiten vallen onder nr. 5 Aangifte
61
8
Meewerken aan inspectie
9
Wettelijk verplichte enquête
gebodsbepalingen ten aanzien van achteraf verantwoorden van aspecten bedrijfsvoering controle naleving inhoudelijke verplichtingen op locatie bij ondernemer/onderneming (inspecteur/controleur komt gegevens halen) opgave gegevens voor statistische doeleinden ten behoeve van Rijksoverheid of door de overheid aangewezen instellingen. Geen controle op naleving inhoudelijke verplichting
milieujaarverslag, sociaal jaarverslag en andere rapportages inspectie, audit, tonen vrachtbrief, controle tachograaf en bedrijfsregistraties omzetstatistiek, productiestatistiek, handelsstatistiek, gezondheidsstatistiek
Om aan bovenstaande informatieverplichtingen te voldoen moeten ondernemers handelingen verrichten. Op basis van ervaring is vastgesteld dat daarbij 18 verschillende handelingen kunnen worden onderscheiden, namelijk: Nr. Handeling 1 het op de hoogte komen (éénmalig) en blijven (structureel) van de wettelijke verplichtingen 2
het beoordelen of een verplichting van toepassing is
3
het aanvragen van de documenten
4
het verzamelen van de benodigde gegevens
5
het ontvangen/beoordelen van de gegevens
6
het invullen/invoeren van de benodigde gegevens
7
het uitvoeren van berekeningen/waarderen
8
het (laten) uitvoeren van keuringen, metingen, onderzoeken18
9
het printen van de resultaten van de berekeningen
10
het controleren van de resultaten
11
het inwinnen van extern advies
12
het voeren van intern overleg
18
Alleen keuringen, metingen en onderzoeken die louter ten dienste staan van de informatieverplichting: vaststellen van een toestand om hierover te kunnen rapporteren. Keuringen, metingen en onderzoeken dien primair beogen het veranderen van een toestand behoren tot de inhoudelijke verplichtingen. Het hierover rapporteren is weer een informatieverplichting.
62
13
het tonen van documenten, diploma’s e.d.
14
het begeleiden van externen (inspecteur) bij audits, inspecties, bezoeken
15
het toelichten op externe aanvraag
16
het opstellen van rapportage
17
het versturen van de gegevens (het bericht)
18
het archiveren van de ontvangen/verstuurde gegevens
63
Bijlage 3. Aantal actieve bedrijven per grootteklasse in 2012 In deze bijlage kan men de aantallen bedrijven vinden per grootteklasse, waarmee informatie beschikbaar is als men voor generieke verplichtingen de regeldruk per MKBcategorie wil schatten onder de aanname dat elk bedrijf daar ongeveer evenveel last van heeft. Grootteklasse ZZP’ers Tot 10 werknemers 10 - 49 werknemers 50 - 249 werknemers 250 werknemers en meer Totaal
Aantal bedrijven 873.000 312.000 50.000 10.000 2.500 1.247.500
Percentage 70% 25% 4% 0,8% 0,2% 100%
Bron: MKB servicedesk op basis CBS-cijfers over 2012
64
Bijlage 4. Lijst met Bedrijfssectoren SBI 2008 Onderstaand overzicht geeft weer van welke bedrijfssectoren en -groepen het CBS mogelijk gegevens beschikbaar heeft als het gaat om bedrijfsstatistieken. Bedrijfssectoren 1. Landbouw, veeteelt en visserij 1.1 Land- en Tuinbouw 1.2 Veeteelt 1.3 Visserij 1.4 Natuurbeheer 1.5 Overig 2. Industrie 2.1 Delfstoffen 2.2 Metaal 2.3 Chemie 2.4 Voedingsmiddelen 2.5 Non-Food 2.6 Afval 2.7 Farmacie en medische hulpmiddelen 2.8 Energie en Water 2.9 Overig 3. Bouw 3.1 Aannemers en installatiebedrijven 3.2 Weg- en waterbouw 3.3 Schilders en klusbedrijven 3.4 Overig 4. Groothandel 4.1 Food 4.2 Non-Food 4.3 Overig 5. Detailhandel en ambacht 5.1 Food 5.2 Non-Food 5.3 Overig 6 Vervoer 6.1 Goederenvervoer 6.2 Personenvervoer 6.3 Overig 7. Horeca 7.1 Hotels en overnachtingsadressen 7.2 Cafés en discotheken 7.3 Restaurants en catering 7.4 Recreatie en kantine 7.5 Overig 8. Zakelijke dienstverlening 8.1 Financiële dienstverlening
65
8.2 Handel en verhuur onroerend goed 8.3 Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening 8.4 Advies-, onderzoeks- en reclamebureaus 8.5 Uitzendbureaus 8.6 Facilitaire dienstverlening 8.7 Overig 9. Kunst en amusement 10. Onderwijs en kinderopvang 10.1 Kindercentra en gastouderopvang 10.2 Peuterspeelzalen 10.3 Primair onderwijs 10.4 Voortgezet onderwijs 10.5 Hoger onderwijs 10.6 Bijzonder onderwijs 10.7 Overig 11. Zorg 11.1 Gezondheidszorg 11.2 Verpleging en verzorging 11.3 Maatschappelijke dienstverlening 11.4 Overig 12. Alle bedrijfssectoren A 01 02 03 B 06 08 09 C 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Landbouw, bosbouw en visserij Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht Bosbouw, exploitatie van bossen en dienstverlening voor de bosbouw Visserij en kweken van vis en schaaldieren Winning van delfstoffen Winning van aardolie en aardgas Winning van delfstoffen (geen olie en gas) Dienstverlening voor de winning van delfstoffen Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen Vervaardiging van dranken Vervaardiging van tabaksproducten Vervaardiging van textiel Vervaardiging van kleding Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk ( geen meubels) Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren Drukkerijen, reproductie van opgenomen media Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking Vervaardiging van chemische producten Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten Vervaardiging van producten van rubber en kunststof Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten Vervaardiging van metalen in primaire vorm Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten)
66
26 27 28 29 30 31 32 33 D 35 E 36 37 38 39 F 41 42 43 G 45
Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur Vervaardiging van elektrische apparatuur Vervaardiging van overige machines en apparaten Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers Vervaardiging van overige transportmiddelen Vervaardiging van meubels Vervaardiging van overige goederen Reparatie en installatie van machines en apparaten Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering Winning en distributie van water Afvalwaterinzameling en -behandeling Afvalinzameling en -behandeling; voorbereiding tot recycling Sanering en overig afvalbeheer Bouwnijverheid Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling Grond-, water- en wegenbouw (geen grondverzet) Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw Groot- en detailhandel; reparatie van auto's Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers
46 47 H 49 50 51 52 53 I 55 56 J 58 59
Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) Detailhandel (niet in auto's) Vervoer en opslag Vervoer over land Vervoer over water Luchtvaart Opslag en dienstverlening voor vervoer Post en koeriers Logies-, maaltijd- en drankverstrekking Logiesverstrekking Eet- en drinkgelegenheden Informatie en communicatie Uitgeverijen Productie en distributie van films en televisieprogramma´s; maken en uitgeven van geluidsopnamen Verzorgen en uitzenden van radio- en televisieprogramma's Telecommunicatie Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie Financiële instellingen Financiële instellingen (geen verzekeringen en pensioenfondsen) Verzekeringen en pensioenfondsen (geen verplichte sociale verzekeringen) Overige financiële dienstverlening Verhuur van en handel in onroerend goed Verhuur van en handel in onroerend goed Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening Rechtskundige dienstverlening, accountancy, belastingadvisering en administratie Holdings (geen financiële), concerndiensten binnen eigen concern en managementadvisering
60 61 62 63 K 64 65 66 L 68 M 69 70
67
71 72 73 74 75 N 77 78 79 80 81 82 O 84 P 85 Q 86 87 88 R 90 91 92 93 S 94 95 96 T 97 98 U 99
Architecten, ingenieurs en technisch ontwerp en advies; keuring en controle Speur- en ontwikkelingswerk Reclame en marktonderzoek Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaling en overige consultancy Veterinaire dienstverlening Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening Verhuur en lease van auto's, consumentenartikelen, machines en overige roerende goederen Arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer Reisbemiddeling, reisorganisatie, toeristische informatie en reserveringsbureaus Beveiliging en opsporing Facility management, reiniging en landschapsverzorging Overige zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Gezondheidszorg Verpleging, verzorging en begeleiding met overnachting Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting Cultuur, sport en recreatie Kunst Culturele uitleencentra, openbare archieven, musea, dieren- en plantentuinen, natuurbehoud Loterijen en kansspelen Sport en recreatie Overige dienstverlening Levensbeschouwelijke en politieke organisaties, belangen- en ideële organisaties, hobbyclubs Reparatie van computers en consumentenartikelen Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel Niet-gespecificeerde productie van goederen en diensten door particuliere huishoudens voor eigen Extraterritoriale organisaties en lichamen Extraterritoriale organisaties en lichamen
68
Bijlage 5. Uurtarieven bedrijven/professionals en omrekenfactor burgers Lijst met standaardtarieven voor intern personeel bij bedrijven Onderstaande uurtarieven zijn all in. De bruto uurlonen uit de CBS-publicatie ‘Uurlonen van werknemers naar beroepsgroep, 2012’ zijn geaggregeerd naar onderstaande beroepsgroepen van werknemers in loondienst. De aldus verkregen bruto uurlonen zijn vervolgens verhoogd met een opslag voor werkgeverslasten met 47%. Deze opslag is verkregen door gebruik te maken van de verhouding tussen gemiddelde bruto loonkosten en gemiddelde totale werkgeverslasten uit het CBS-loonkostenonderzoek 2008 en aan te nemen dat deze verhouding in 2012 nog ongewijzigd is. Het aldus verkregen bedrag aan loonkosten per uur is nog eens verhoogd met een opslag van 25% voor overhead (bureaukosten e.d.). N.B. de statistische bron uit 2007 was voor 2012 niet meer beschikbaar. De indeling naar beroepsgroepen in 2012 is daardoor niet geheel vergelijkbaar met die uit 2007. De daling in de uurtarieven voor verpleegkundigen en belastingconsulenten is daaraan te wijten. De inhoud van de beroepsgroepen in 2012 is verduidelijkt door de internationale ISCO-classificatie te volgen (zie 2 e kolom in de tabel). Bedrijfsleven: bruto uurlonen en interne uurtarieven in euro’s naar beroepsgroep, 2012 Beroepsgroep ISCO-2008 Bruto Intern code uurloon uurtarief 2012*) 2012**) Bedrijfshoofden en hoge managers 112 49 91 Managers 10,12, 13,14 34 63 Hoogopgeleide kenniswerkers 02 30 54 wv. - arts, specialist, tandarts, apotheker 221, 226 41 75 - belastingconsulent (hoger) 2411 33 60 - accountant 2411 33 60 - advocaat, notaris, juridisch adviseur 261 33 60 - verpleegkundige ziekenhuis (hoger) 222 26 48 Verkopers, ambachtslieden, 05, 07, 08 21 37 dienstverlenend en uitvoerendtechnisch personeel (middelbaar opgeleid personeel) Administratief personeel 04 20 37 Technici en vakspecialisten (vaklieden) 03 25 45 Elementaire beroepen (laaggeschoold 09 15 27 personeel) Anders (geschoolde landbouwers, 06 16 30 bosbouwers en vissers) *) Bron CBS: Uurlonen van werknemers naar beroepsgroep, 2012 , Centrum voor Beleidsstatistiek. **) Bron CBS: bruto uurloon plus gemiddelde opslag voor werkgeverslasten: 47% (volgens 4-jaarlijks CBSonderzoek (2008) naar structuur van loonkosten) + inschatting opslag voor overhead: 25%.
69
Lijst met standaardtarieven voor intern personeel bij overheid Professionals: bruto uurlonen en interne uurtarieven in euro’s naar beroepsgroep, 2012 Beroepsgroep ISCO-2008 Bruto Intern code uurloon uurtarief 2012**) 2012***) - Politieagenten (w.o. wijkagenten) 5412 23 42 - Verpleegkundigen met hogere opleiding en verloskundigen (w.o. wijkverpleegkundigen) 2221 26 48 - Onderwijsgevenden (exclusief professoren 230, 232, en andere onderwijsgevenden in het hoger 233, 234, onderwijs) 235 27 50 *) Bron CBS: Uurlonen van werknemers naar beroepsgroep, 2012, Centrum voo r Beleidsstatistiek. **) Bron CBS: bruto uurloon plus gemiddelde opslag voor werkgeverslasten: 47% (volgens 4-jaarlijks CBSonderzoek (2008) naar structuur van loonkosten) + inschatting opslag voor overhead: 25%.
Omrekenfactor voor regeldruk burgers Regeldruk voor burgers wordt veroorzaakt door de tijd en de bijbehorende out-of- pocket kosten die burgers kwijt zijn aan het voldoen aan wettelijke verplichtingen. Burgers wijzen bij de regeldruk die zij ervaren vooral ook op die tijdsbelasting. De eurotaakstelling in het huidige kabinetsprogramma vergt echter een omrekening van deze tijdbelasting naar geld. Daarom wordt een pragmatische omrekenfactor geïntroduceerd. Vanwege de merkbaarheid voor burgers wordt binnen het burgerprogramma nog steeds gewerkt met tijdbelasting, maar worden bij de rapportages de totalen aan regeldruk voor burgers in uren omgerekend in euro’s. Dit biedt de mogelijkheid om de bijdrage van maatregelen en het programma voor burgers in de totale regeldruktaakstelling mee te nemen. Met andere woorden wordt in de praktijk de omrekenfactor alleen toegepast bij de (voortgangs)rapportages. Het bedrag van de omrekenfactor is in de eerste plaats gebaseerd op CBS-statistieken, voor lonen en inkomens aangevuld met ander extern onderzoek. De kern is daarbij een netto uurtarief voor inkomen. Burgers moet immers vanuit hun netto inkomen deze regeldrukactiviteiten ‘bekostigen’. Vanwege de enorme diversiteit in inkomens en persoonlijke situaties (werkzaam, studerend, gepensioneerd, met ziekteverlof, etc.) is gekozen voor het werken met een standaard bedrag. De standaard is daarbij bepaald op € 15 (1 uur = 15 euro). Hieraan liggen de volgende CBSstatistieken ten grondslag. Uit de CBS-publicatie "Een nieuwe loonkostenstatistiek: de prijs van arbeid" blijkt dat in 2011 de gemiddelde loonkosten per gewerkt uur € 30,40 bedroegen. Het bijbehorende bruto uurloon is 78,5% daarvan, oftewel € 23,90 euro. Het netto uurloon bedraagt volgens andere bronnen (www.gemiddeld-inkomen.nl en www.loonwijzer.nl) gemiddeld 70-75% van het bruto uurloon en komt daarmee uit op ca. € 17-18 euro. Hierbij moet overigens bedacht worden dat huishoudens ook leden kennen zonder inkomen, die tegelijkertijd wel wettelijke verplichtingen kennen, die moeten worden meegenomen bij de bepaling van de regeldruk voor burgers. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de plicht om een identiteitsbewijs te kunnen tonen door scholieren van 14 jaar en ouder. Daar waar zij dergelijke verplichtingen kennen, moeten die ‘bekostigd’
70
worden vanuit het netto inkomen van de kostwinner(s) binnen dat huishouden. Dit moet daarom ook worden verdisconteerd in het standaardtarief dat wordt vertaald in de omrekenfactor. Een apart onderzoek van VKbanen (salarisenquête 2012 van VKbanen) geeft aan dat het gemiddelde netto maandloon in 2012 €2.273,- bedroeg op basis van een 40urige werkweek, oftewel ca. € 13 per uur. Genoemde bronnen laten ook zien dat de salarissen in 2012 nauwelijks gestegen zijn t.o.v. 2011. Op basis van bovenstaande bronnen is een afgerond bedrag van € 15 gekozen als standaard omrekenfactor. Dit is niet meer dan een pragmatische benadering van wat de benodigde tijd de burgers kost. Deze omrekenfactor wordt alleen toegepast als de resultaten op het terrein van regeldruk voor burgers onder één noemer gebracht moeten in totaalrapportages aan de Tweede Kamer e.d.
71
Bijlage 6. Lijst met life-events ondernemers Onderstaand overzicht is bedoeld als handvat voor departementen om na te gaan wat voor gebeurtenissen of aspecten bij bedrijven onderscheiden kunnen worden, die veel specifieke regeldruk kunnen veroorzaken, met name als een bedrijf nieuwe activiteiten onderneemt of doorgroeit. Nr. Informatieverplichtingen verband houdend met I START ONDERNEMING
II
VERANDERING BESTAANDE ONDERNEMING/RECHTSPERSOON III ASPECTEN BEDRIJFSVOERING IIIa Fysieke bedrijfsruimte IIIb Productiemiddelen/grondstoffen IIIc
Personeel (arbeid)
IIId Bescherming: veiligheid, integriteit, gezondheid, milieu IIIe Internationale handel IV
BEËINDIGING ONDERNEMING
V
OVERIG
Voorbeelden inschrijving KvK, aanmelden Belastingdienst, bedrijfs- en productschap, aanvragen BTWnummer19 van natuurlijk persoon naar rechtspersoon, reorganisaties, omzetting bv in nv, fusies huren, kopen, leasen, verbouwen, bouwen20 registratie transportmiddelen (auto’s, schepen, vliegtuigen), registratie dieren, mestboek melden 1e werknemer Belastingdienst/UWV, pensioenfonds, ziek/betermeldingen, loonheffing, personeelsvertegenwoordiging, ondernemingsraad, identificatieverplichting, ontslagaanvraag werkplek, fraude, privacy personen, productveiligheid, bescherming milieu (omgeving) intracommunautair (binnen EU) en import/export (buiten EU) bedrijfsopvolging, staking onderneming, faillissement onderneming niet eerder genoemd
19
In een aantal gevallen gaat om informatieverplichtingen van burgers in het vergevorderde stadium van overgang naar ondernemer. Hier gaat het wel om algemene veiligheidsaspecten in de zin van het Bouwbesluit, maar niet om veiligheidsrichtlijnen uit de Arbowet aangaande werkplek. Laatstgenoemde valt onder categorie IIIc. 20
72
Bijlage 7 Instructies voor invullen rekensheets SKM Hier komt de handleiding voor het invullen van fact sheets in het nieuwe beheer- en registratiesysteem, dat de ministeries van EZ en BZK momenteel ontwikkelen
73
Bijlage 8 Lijst met uitvoeringsorganisaties (zie ook www.almanak.zboregister.overheid.nl) Dit overzichten is bedoeld als checklist voor departementen om na te gaan wat voor organisaties zoal toezicht houden dan wel betrokken zijn bij de uitvoering. Afkorting CBI BPR NIBRa OVV KVK AT CPB EVD ACM OCN PIANOo RIR RVO SodM CBS EWN NMI TENNET HW AID DICTU DLG PD NVWA SBB
Naam Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding Onderzoeksraad voor veiligheid Kamers van Koophandel Agentschap Telecom Centraal Planbureau EVD internationaal ondernemen en samenwerken Autoriteit Consument en Markt Octrooicentrum Nederland (onderdeel RVO) Expertisecentrum aanbesteden Regiebureau Inkoop Rijksoverheid Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Staatstoezicht op de Mijnen Centraal Bureau voor de Statistiek Edelmetaal Waarborg Nederland Nederlands Meetinstituut BV TenneT Holland Waarborg Algemene Inspectiedienst Dienst ICT Uitvoering Dienst Landelijk Gebied Plantenziektenkundige Dienst Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit StaatsBosbeheer
Relatie BUZA BZK BZK BZK EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ EZ
Type ZBO Rijk ZBO ZBO ZBO Rijk Rijk Rijk ZBO Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk ZBO
Aard Uitvoering Uitvoering Uitvoering Toezicht
Uitvoering Uitvoering
Toezicht Uitvoering Toezicht
74
BEL DNB AFM FIOD-ECD DOUANE CJIB DJI IND NFI RvdK V&JTIS BB COA CBP CTA KA
DUO NA EI IOCW RCE KB KNAW CTI TNO NWO
CvM
Belastingdienst incl. Toeslagen De Nederlandse Bank Autoriteit Financiële Markten FIOD-ECD Douane Centraal Justitieel Incasso Bureau Dienst Justitiële Inrichtingen Immigratie- en Naturalisatiedienst Nederlands Forensisch Instituut Raad voor de Kinderbescherming Dienst V&Jtis Bureau BIBOB Centraal orgaan Opvang Asielzoekers College Bescherming Persoonsgegevens College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten Kansspelautoriteit Gerechtsdeurwaarders (Cluster) Notarissen (Cluster) Raden voor Rechtsbijstand (Cluster) Dienst Uitvoering Onderwijs Nationaal Archief Erfgoedinspectie Inspectie van het Onderwijs Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Koninklijke Bibliotheek Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie voor het hoger onderwijs Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (Cluster) Commissariaat voor de Media
FIN FIN FIN FIN FIN V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J V&J OCW OCW OCW OCW OCW OCW OCW OCW OCW OCW OCW OCW OCW
Rijk ZBO ZBO Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO
Uitvoering Toezicht Toezicht Toezicht
Uitvoering Uitvoering Toezicht Toezicht Toezicht
75
Agentschap SZW Inspectie SZW SVB UWV RWS ILT RDW KNMI APK LVNL CBR NIWO VAM PBL NEa MEPB CFV KAD
WEW IGZ CBG NVI RIVM SCP NZA
Sociale Verzekeringsbank Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Rijkswaterstaat Inspectie Leefomgeving en Transport Rijksdienst Wegverkeer Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut Erkenninghouders Algemene Periodieke Keuring (Cluster) Luchtverkeersleiding Nederland Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie Stichting Vaarbewijs en Marifoonexamens Planbureau voor de Leefomgeving Nederlandse Emissieautoriteit Milieu- en Natuurplanbureau Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting Dienst voor het kadaster en de openbare registers Huurcommissies (Cluster) Keuringsinstanties bouwproducten (Cluster) Keuringsinstanties geluidshinder (Cluster) Stichting Bureau Architectenregister Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het koeltechnisch installatiebedrijf Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen Inspectie Gezondheidszorg College ter beoordeling van Geneesmiddelen Nederlands Vaccin Instituut Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Sociaal en Cultureel Planbureau Nationale Zorg Autoriteit
SZW SZW SZW SZW SZW I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M I&M
Rijk Rijk ZBO ZBO ZBO Rijk Rijk Rijk Rijk ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO Rijk Rijk Rijk ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO
I&M I&M VWS VWS VWS VWS VWS VWS
ZBO ZBO Rijk ZBO Rijk Rijk Rijk ZBO
Subsidie Toezicht
Uitvoering Toezicht
Toezicht
Toezicht
76
CIBG IJZ CBZ CVZ NTS PUR AWBZ GEM WAT PRO
Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg Inspectie jeugdzorg College bouw zorginstellingen College voor Zorgverzekeringen Nederlandse Transplantatie Stichting Pensioen- en Uitkeringsraad Registratiecommissies en opleidingscolleges KNMG, KNMP en NMT (Cluster) Uitvoeringsorganen AWBZ (Cluster) Gemeente X Waterschap Y Provincie Z
VWS VWS VWS VWS VWS VWS VWS VWS
Rijk Rijk Toezicht ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO ZBO Uitvoering Gemeente Waterschap Provincie
77
Bijlage 9. WERKWIJZE METING REGELDRUK BESTAANDE WETGEVING 9.1 Algemeen/inleiding Voor het geval dat departementen de regeldruk willen meten van een bestaande wet is in deze bijlage beschreven hoe men dat kan aanpakken. Dit onderdeel is dan ook nadrukkelijk bedoeld als een handreiking en heeft geen verplichtend karakter. Voor de meetmethodiek wordt hier nog het oude onderscheid tussen AL en INK en tussen bedrijven en burgers gemaakt omdat de meting van deze lasten bij bestaande wetgeving een andere aanpak vereist dan de standaard meting van administratieve lasten bij bedrijven. Voor burgers werkt de aanpak met face to face interviews minder goed en worden burgerpanels ingezet. Voor AL bedrijven volstaat het meestal te informeren naar de benodigde tijd en wie dat doet, maar voor INK moet in een eerdere fase eerst worden nagegaan waar de verzonken kosten ongeveer zitten en wat de “business as usual costs” zijn, om daar in het interview op in te kunnen zoomen. 9.1.1 Basisprincipes meten regeldruk Burger Op basis van ervaringen die zijn opgedaan met metingen van regeldruk voor bedrijven en rekening houdend met de specifieke aspecten van regeldruk Burger zijn de volgende basis principes van belang voor het meten van de regeldruk Burger:
Gebruik bij de metingen van de regeldruk Burger dit handboek. Hierdoor wordt de vergelijkbaarheid gewaarborgd van (1) de huidige en de toekomstige metingen en (2) de metingen van de verschillende departementen. Pas voor de meting het SKM Burger toe (Zie aparte excel-tabel op website met methodologie), waarin onderscheid wordt gemaakt tussen vaste en variabele gegevens van het model. Hierdoor kunnen wijzigingen in de basisgegevens (zoals aantallen burgers per doelgroep) eenvoudig worden doorgevoerd. Het model kan eveneens worden gebruikt worden om het effect van reductievoorstellen voor regeldruk Burger door te rekenen. Zet de onderzoeksaanpak zodanig op, dat de herkomst duidelijk wordt van de bepalingen die de regeldruk Burger veroorzaken (nationaal of EU/internationaal). Ga na welke uitvoeringsorganisaties belast zijn met de implementatie van de regelgeving. Hiermee wordt duidelijk of - indien sprake is van meerdere uitvoeringsorganisaties - de regelgeving uniform binnen Nederland wordt uitgevoerd. Inventariseer welke formulieren en documenten worden gebruikt om aan informatieverplichtingen te voldoen. Deze formulieren en documenten dienen te worden geanalyseerd zodat inzichtelijk wordt welke informatie direct voortvloeit uit de regelgeving van het departement en welke informatie eventueel aanvullend door een uitvoeringsorganisatie wordt gevraagd. Verzamel gegevens door de informatieverplichtingen direct voor te leggen aan een burgerpanel. In dit burgerpanel zijn de relevante doelgroepen vertegenwoordigd en deze worden gevraagd de informatieverplichtingen uit te voeren en de hiervoor benodigde tijd te meten. De gegevens van het burgerpanel dienen te worden getoetst bij de uitvoeringsorganisaties die belast zijn met de implementatie van de regelgeving. Op deze manier kunnen tevens mogelijke reductievoorstellen worden geïdentificeerd.
1
Stel duidelijke prioriteiten voor het onderzoek op basis van een berekening met het SKM Burger en maak inzichtelijk welke inhoudelijke en informatieverplichtingen in het praktijkonderzoek nader moeten worden gekwantificeerd of geverifieerd. Het is namelijk belangrijk dat voor de meest omvangrijke verplichtingen betrouwbare gegevens worden gebruikt. Verzamel informatie over aantallen (Q) op basis van de meest betrouwbare informatiebronnen en leg deze vast in het SKM burger. Verzamel informatie over tijd (T) en kosten (K) door het houden van burgerpanels en aanvullende interviews met deskundigen van uitvoeringsorganisaties. Gebruik deze informatie voor het toetsen, verifiëren en reduceren van de regeldruk Burger. Zorg voor een gestructureerde aanpak van burgerpanel en interviews. Het vastleggen en terugkoppelen van de resultaten is van belang om de herleidbaarheid van gegevens te waarborgen. Analyseer niet alleen kwantitatief de regeldruk, maar interpreteer de onderzoeksresultaten eveneens kwalitatief. Hierdoor worden mogelijke voorstellen voor het reduceren van de regeldruk beter inzichtelijk. Zorg voor afstemming van de projectresultaten met de relevante beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen binnen het departement. Gebruik het project op een zodanige wijze dat hiermee de kennis over en het draagvlak voor het berekenen van de regeldruk Burger en identificeren van regeldrukreductievoorstellen wordt vergroot bij de dossierhouders van het departement.
9.1.2 Basis principe meten Inhoudelijke nalevingskosten (bedrijven) In deze paragraaf worden de stappen beschreven die de onderzoeker/consultant moet doorlopen voor het meten van de inhoudelijke nalevingskosten. Input voor de onderzoeker/consultant is de door de opdrachtgever aangereikte wet of het cluster van wetten. Hiermee is zoveel mogelijk zeker gesteld dat het gaat om: • één of meerdere inhoudelijke verplichtingen waarvan het bedrijfsleven heeft aangegeven hinder te ondervinden, en • dat het bedrijfsleven de met deze verplichtingen verbonden activiteiten geheel of ten dele zal staken zodra de verplichting wordt geschrapt21. Doel van de meting is allereerst vast te stellen welke activiteiten er voor de betrokken bedrijven voortvloeien uit de naleving van deze inhoudelijke verplichtingen en hoeveel geld daarmee is gemoeid op jaarbasis. Vervolgens moet worden vastgesteld welk deel van de activiteiten zal worden gestaakt of kostenefficiënter uitgevoerd, omdat deze niet tot de normale bedrijfsactiviteiten worden gerekend. Tenslotte moet worden aangegeven welk deel van de nalevingskosten, de bedrijfsvreemde kosten, daarmee in beginsel zou kunnen wegvallen. Om de inhoudelijke nalevingskosten te bepalen is een verandering van perspectief nodig. Niet de thematische invalshoek van de wetgever dient voorop te staan, maa r de invalshoek van de doelgroep (normadressaat), in dit geval de groep ondernemingen waar de wet zich op richt. Deze perspectiefwisseling helpt om te denken in termen van
21
Om wetten te selecteren die voor doormeting in aanmerking komen, kan een Quick Scan uitgevoerd worden zoals de Regiegroep Regeldruk die eind 2007 door EIM heeft laten uitvoeren.
2
oplossingen. Oplossingen die ondernemers in staat stellen om te voldoen aan de inhoudelijke vereisten van wet- en regelgeving. Deze oplossingen kunnen bestaan uit gedragsaanpassingen, bijvoorbeeld ingeval van de Wet Poortwachter waarbij de ondernemer geacht wordt zich actief op te stellen in het geval van een zieke werknemer. Een oplossing kan ook zijn de aanpassing van een machine om er voor te zorgen dat deze voldoet aan de wettelijke geluidsnormen. De resultaten van de individuele interviews moeten per categorie typical firms onderling worden genormeerd om tot één cijfer te komen voor het tijdsbeslag per activiteit c.q. per investering. In het algemeen kan worden volstaan met 5 waarnemingen per activiteit c.q. investering. Doel van de normering is om uitbijters te beoordelen op plausibiliteit. In geval van twijfels dient navraag te word en gedaan bij de respondent. In het geval van zeer complexe wet- en regelgeving - en, of deze tevens nauw samenhangt met andere wet- en regelgeving is een ‘voor-enquête noodzakelijk. Dit om tijdens het meten een correcter beeld te krijgen over de wijze van naleving in de sector – en de bedragen die daarmee gepaard gaan. Ingeval inhoudelijke verplichtingen uit meerdere wetten bij elkaar komen bij één subject c.q. object, bijvoorbeeld in geval van milieuregelgeving en arboregelgeving, dienen de aan de naleving verbonden kosten eerst gemeten te worden alsof alle wettelijke verplichtingen op dit punt vervallen en vervolgens in beginsel pondspondsgewijs te worden verdeeld. Tenzij er duidelijke indicaties zijn voor een andere verdeling. In het laatste geval dient de voorkeur te worden gegeven aan de andere verdeling. 9.2 Stappenplannen 9.2.1 Stappen tijdens het onderzoek administratieve lasten burgers In dit hoofdstuk is de werkwijze bij de meting bestaande regeldruk Burger uitgewerkt in een stappenplan op basis van de uitgangspunten zoals deze in paragraaf 9.1 zijn omschreven. Hierbij is per stap het volgende van belang: Een concrete beschrijving van de inhoudelijke aspecten. Per stap wordt inzicht gegeven in de doelstelling, de uit te voeren werkzaamheden en de resultaten daarvan. Een koppeling van de onderdelen van elke stap aan de procesmatige aspecten van de meting. Dit betekent dat ingegaan wordt op de organisatie en communicatie die nodig is voor het verkrijgen van draagvlak en commitment van het departement aan een bepaald uitvoeringsstramien en een werkwijze. Hierdoor wordt een robuuste basis gelegd voor de acceptatie van de resultaten van de meting. Opstellen raamwerk en SKM De meting start met het identificeren van de informatieverplichtingen voor burgers uit de regelgeving van het departement. Deze geïdentificeerde informatieverplichtingen worden vervolgens opgenomen in het SKM.22
22
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de wettenbank zoals beschikbaar via www.wetten.overheid.nl.
3
Uitwerken en indelen informatieverplichtingen. In interviews met wetgevingsjuristen en beleidsmedewerkers van het departement worden de informatieverplichtingen doorgenomen die zijn opgenomen in het SKM. Hierbij ligt de focus op: Het controleren en aanvullen van de informatieverplichtingen en handelingen uit de regelgeving. Het bepalen van de doelgroepen van de informatieverplichtingen. Het indelen van de informatieverplichtingen naar (inter)nationale herkomst. Het indelen van de informatieverplichtingen naar medebewind en autonoom. Uitvoeren praktijkonderzoek: interviews uitvoeringsorganisaties en burgerpanels. Na de bovengenoemde interviews vindt praktijkonderzoek plaats, waarbij de benodigde informatie in een aantal burgerpanels wordt verzameld. De informatie wordt aangevuld en getoetst in interviews met uitvoeringsorganisaties. Daarnaast worden telefonische interviews uitgevoerd om bepaalde informatie aan te vullen of te verifiëren. Consolideren onderzoeksresultaten en eindrapportage. Op basis van het volledig ingevulde SKM worden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve resultaten van het onderzoek samengevat. Het is van belang dat deze resultaten van het onderzoek worden afgestemd, enerzijds met de dossierhouders en betrokkenen binnen het departement en anderzijds met “het veld”, het burgerpanel en de uitvoeringsorganisaties. De afstemming binnen het departement vindt plaats door de resultaten van het onderzoek aan de betreffende jurist of beleidsmedewerker voor te leggen. De afstemming met de burgers vindt plaats door de resultaten van de meting direct voor te leggen tijdens de burgerpanels. Daarnaast worden de resultaten uit de meting teruggekoppeld aan de uitvoeringsorganisaties en deskundigen die eerder tijdens de meting zijn benaderd. Stap 1: Opstellen raamwerk project Doelstelling De doelstellingen van deze fase kunnen als volgt worden omschreven: Het uitwerken van de departementspecifieke werkwijze voor de meting conform de methodiek voor regeldruk Burger. Het opzetten van het SKM voor het meten en monitoren van de regeldruk Burger. Hierbij worden de geïnventariseerde gegevens direct in het model ingevoerd. Werkzaamheden Door het departement wordt het raamwerk voor het project opgezet. Hiervoor worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd: Het vaststellen van de te hanteren randvoorwaarden, definities en uitgangspunten voor de uitvoering van het project. Hierbij kan afstemming plaatsvinden met BZK die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de regeldruk Burger.
4
Het inrichten van de projectorganisatie en verder uitwerken van een planning met overleg- en contactmomenten. Het expliciet maken en bespreken van de succes- en faalfactoren voor het project en het verwerken daarvan in de uitvoering van het onderzoek. Het gedetailleerd doornemen van de geselecteerde informatieverplichtingen en het identificeren van de hieraan verbonden handelingen. Het achterhalen van de formulieren en documenten die worden gebruikt bij de informatieverplichtingen voor Burger. Het analyseren van de formulieren en op basis hiervan verwerken van de informatieverplichtingen in het SKM. Concreet betekent dit dat de geselecteerde regelgeving en de specifieke informatieverplichtingen uit het formulierenonderzoek, in het SKM worden ingevoerd en dat het model gereed wordt gemaakt voor de eerste invulling in stap 2. Het opstellen van een Plan van Aanpak.
Resultaten
Een beknopt Plan van Aanpak met een overzicht van de geselecteerde informatieverplichtingen, een gedetailleerde uitwerking van de planning en de organisatorische en procesmatige aspecten van het project. Een eerste opzet van het SKM waarin de informatieverplichtingen zijn verwerkt. In dit model zijn hierbij gebruikte formulieren en documenten aangegeven.
Organisatie en communicatie Binnen deze stap dient aandacht te worden besteed aan de volgende organisatorische en communicatieve aspecten. Het afstemmen tussen de opdrachtgever en projectleider over de onderlinge taakverdeling. Het opzetten van de projectorganisatie voor het uitvoeren van de meting. Het samenstellen van de begeleidingscommissie door de opdrachtgever en het beschrijven van de taken van deze commissie. Het voorlichten van de dossierhouders over de geplande meting door de projectleider en de opdrachtgever via interne berichtgeving (schriftelijke en mondelinge voorlichting) Het plannen van alle contact- en rapportagemomenten voor de uitvoering van de meting in temen van tijdstippen en inhoud van de (tussen)rapportages. Het afstemmen van de projectuitvoering met het coördinerend ministerie BZK door de projectleider. Stap 2: Uitwerken en indelen informatieverplichtingen Doelstelling De doelstelling van deze fase kan als volgt worden omschreven: Het toetsen van de uitgewerkte informatieverplichtingen met de dossierhouders van het departement. Hierbij wordt expliciet ingegaan op de volledigheid van de informatieverplichtingen en de indeling van de informatieverplichtingen naar doelgroep, (inter)nationale herkomst en medebewind/autonoom. Werkzaamheden 5
In overleg met de opdrachtgever worden door het projectteam de volgende werkzaamheden uitgevoerd: Het plannen van de gespreken met de dossierhouders. Het ter voorbereiding van de interviews met de dossierhouders van het ministerie toesturen van voorbereidende inhoudelijke informatie over het project en de geïdentificeerde informatieverplichtingen. Het houden van de gesprekken met de dossierhouders. Tijdens deze bijeenkomsten wordt ingegaan op: De definitie van regeldruk Burger en het SKM. De informatieverplichtingen worden op volledigheid getoetst en indien nodig aangevuld in het model. De informatieverplichtingen worden ingedeeld naar (1) doelgroep, (2) (inter)nationale herkomst en (3) autonoom/medebewind. Een raming van de omvang van de doelgroep en tijdsbesteding voor de informatieverplichtingen. Het afstemmen van deze eerste resultaten met de projectleider en de dossierhouders en het overdragen van kennis aan de dossierhouders over de werking van het SKM. Het bespreken van deze tussenresultaten met de begeleidingscommissie om prioriteiten te stellen voor het praktijkonderzoek in de volgende fase. Resultaten
Een overzicht waarbij per informatieverplichting wordt ingegaan op de achtergronden, de betrokken uitvoeringsorganisaties en de gebruikte formulieren.
Organisatie en communicatie Binnen deze stap dient aandacht te worden besteed aan de volgende organisatorische en communicatieve aspecten. Het – naast het toetsen van de informatieverplichtingen – gericht overdragen van kennis over regeldruk en het SKM aan de dossierhouders. Het creëren van draagvlak voor de meting bij de dossierhouders. Het afstemmen van de tussenresultaten tussen opdrachtgever en projectleider. Het inhoudelijk en procesmatig infomeren van de begeleidingscommissie. Stap 3: Uitvoeren praktijkonderzoek Doelstelling De doelstelling van deze fase kan als volgt worden omschreven: Het verzamelen en verwerken van betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de regeldruk van de geselecteerde informatieverplichtingen met een burgerpanel. Werkzaamheden In overleg met de opdrachtgever worden door het projectteam de volgende werkzaamheden uitgevoerd: Het bepalen van de doelgroepen, organisaties en deskundigen die voor deelname aan de burgerpanels zullen worden uitgenodigd. 6
Het selecteren en uitnodigen van de deelnemers voor de burgerpanels. Het uitvoeren van de benodigde werksessies met burgerpanels. Bij de uitvoering van de panels kan de volgende werkwijze worden gehanteerd: Het uitnodigen en informeren van de deelnemers aan het panel voor een van de geselecteerde panelsessies. Het houden van het burgerpanel (tijdsduur bedraagt circa 2,5 uur) met tussen de 10 en 15 deelnemers. Voor een nadere toelichting zie Organisatie en communicatie verderop in deze paragraaf. Het uitwerken van de resultaten van de burgerpanels in een beknopt verslag; Het terugkoppelen van het verslag met de deelnemers aan het burgerpanel en op basis van de terugkoppeling eventueel aanpassen hiervan. Het uitvoeren van aanvullende interviews met uitvoeringsorganisaties om additionele gegevens te verzamelen en bepaalde aspecten verder te onderbouwen. Het verwerken van de resultaten in het SKM en het op basis hiervan berekenen van de regeldruk voor de peildatum.
Resultaten
Een dossier met de verslagen van de (teruggekoppelde) resultaten van de burgerpanels, interviewverslagen en het referentiemateriaal dat is gebruikt bij het invullen van het SKM. Een ingevuld SKM waarmee de regeldruk inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij worden de regeldruk berekend en wordt er een schatting gegeven van de regeldruk op de peildatum. Het model geeft bovendien inzicht in de achterliggende oorzaken van de regeldruk. Een overzicht met reductievoorstellen en inzichten over de kwaliteit van de regelgeving zoals deze door het burgerpanel zijn aangegeven.
Organisatie en communicatie Binnen deze stap dient aandacht te worden besteed aan de volgende organisatorische en communicatieve aspecten. Het samenstellen van de burgerpanels op een zodanige manier dat de groep een representatieve afspiegeling is van de doelgroep. Het gericht informeren van de deelnemers aan de burgerpanels over de doelstelling en de betekenis van de bijeenkomsten voor de meting. Naast informatie vooraf worden de deelnemers tijdens en na de bijeenkomsten van de panels voorzien van alle informatie die noodzakelijk is om de deelnemers positief te motiveren. Het besteden van aandacht aan de vertaling van de resultaten van de burgerpanels naar de kwantitatieve invoer in het SKM en de kwalitatieve (tussen)resultaten als input voor het formuleren van reductievoorstellen. Het samenvatten van de (tussen)resultaten van de eerste paneldiscussies in een beknopte notitie aan de begeleidingscommissie. Stap 4: Consolideren onderzoeksresultaten en eindrapportage Doelstelling De doelstellingen van deze fase kunnen als volgt worden omschreven:
7
Het streven naar consensus over de kwantitatieve en de kwalitatieve resultaten van het onderzoek en de reductiescenario’s bij de betrokken overheden en de groeperingen die representatief worden geacht voor de doelgroepen. Het eventueel doorrekenen van de geselecteerde reductievoorstellen voor de regeldruk Burger.
Werkzaamheden In overleg met de opdrachtgever worden door het projectteam de volgende werkzaamheden uitgevoerd: Het met het SKM doorrekenen van reductievoorstellen. Het samenvatten van de projectresultaten, de reductievoorstellen en de conclusies in een eerste concept eindrapportage. Het organiseren van een workshop met de projectleider, de leden van de Begeleidingscommissie, de dossierhouders en een aantal uitvoeringsorganisaties. In deze workshop worden de volgende aspecten behandeld: Toelichting op de werkwijze van het onderzoek. Presentatie van de resultaten van de meting, waarbij wordt ingegaan op de omvang van de regeldruk voor de huidige en de voorgenomen regelgeving en op de indeling van de regeldruk naar (inter)nationale herkomst. Bespreking van de concept eindrapportage. Bespreking van de regeldruk-reductievoorstellen die uit de meting naar voren zijn gekomen. Het op basis van deze workshop definitief maken van de eindrapportage. Resultaten
Een met de meest belangrijke betrokkenen afgestemde eindrapportage waarin een onderbouwd inzicht wordt gegeven in: Een management samenvatting van de belangrijkste aspecten van het onderzoek. De hoogte van de regeldruk voor de peildatum. De indeling van de regeldruk naar de (inter)nationale herkomst van de informatieverplichtingen. De scenario’s voor het realiseren van de reductiedoelstelling. De conclusies, aanbevelingen en de geïdentificeerde regeldrukreductievoorstellen.
Organisatie en communicatie Binnen deze stap dient aandacht te worden besteed aan de volgende organisatorische en communicatieve aspecten. Het verder verbreden van het draagvlak voor de werkwijze voor het uitvoeren van de metingen regeldruk Burger en de resultaten van deze meting. Het committeren van de betrokkenen aan de door hun geleverde gegevens die als input zijn gebruikt voor de berekening van de regeldruk Burger en de effecten van de reductievoorstellen. Het opzetten van een planning en een taakverdeling op hoofdlijnen voor de vervolgwerkzaamheden voor het implementeren van de reductievoorstellen. Het opzetten op hoofdlijnen van de organisatie voor het implementeren van de regeldrukreductievoorstellen.
8
9.2.1 De stappen tijdens het onderzoek inhoudelijke nalevingskosten (bedrijven) Beslisboom inhoudelijke verplichtingen Het destilleren en duiden van verplichtingen uit wetteksten is niet altijd eenvoudig. Om de betrokken wettekst correct te interpreteren voor het volledig en juist benoemen van de relevante inhoudelijke verplichting(en) moeten de vragen uit figuur 11 worden doorlopen. Figuur 11: Beslisboom inhoudelijke verplichtingen en inhoudelijke nalevingskosten
Is er sprake van een wettelijke verplichting?
Ja
Nee
Einde
Draagt de naleving van de wettelijke verplichting direct bij aan de realisatie van het publieke doel?
Ja
Nee
Einde (bijv.: informatieverplichtingen aan overheid, financiële heffingen)
Gaat het om een registratieverplichting met vormvereisten?
Nee
Ja
Einde
Te kwantificeren nalevingskosten; het gaat hier om directe inhoudelijke nalevingskosten
Vraag 1: Is er sprake van een wettelijke verplichting? Omdat de te onderzoeken wet(ten) het resultaat zijn van eerder onderzoek en deze wordt(en) aangereikt door de dossierhouder (opdrachtgever) kan deze vraag al worden beantwoord met ja. Wel moet nog worden vastgelegd om welke verplichtingen het gaat. Het kunnen er meer dan één zijn. De hierna volgende vragen moeten dus per verplichting worden doorlopen. Vraag 2: Hoe draagt naleving van de verplichting bij aan de realisatie van het achterliggende doel (=publieke doel) van de verplichting?
9
Alleen indien sprake is van een directe bijdrage aan de realisatie van het betrokken publieke doel, hebben we te doen met een inhoudelijke verplichting. Bijvoorbeeld, een investering die de werkplek veilig maakt, draagt direct bij aan de realisatie van het publieke doel veiligheid op de werkplek. Of, de installatie van een filter om de uitstoot van schadelijke stoffen tegen te gaan, draagt direct bij aan de realisatie van het publieke doel bescherming van het milieu of de gezondheid van werknemers of burgers. Dit geldt ook voor informatieverplichtingen gericht op besche rming van consumenten als financiële bijsluiters, medische bijsluiters, beprijzen van artikelen, factureren en productinformatie via etikettering. In alle overige gevallen - indirect – gaat het om informatieverplichtingen aan de overheid of organisaties met e en wettelijke taak zoals Kamers van Koophandel, Kadaster, Auteursrechtorganisaties, NMa en dergelijke. De nalevingskosten van informatieverplichtingen aan de overheid en organisaties met wettelijke taken, zijn administratieve lasten, en worden al via een ander traject gemeten. Vraag 3: Wat is de aard van de verplichting? Er zijn drie typen van verplichtingen: • directe financiële verplichtingen: het betalen van belastingen, premies, leges en dergelijke; • informatieverplichtingen: het informeren van overheden of organisaties met wettelijke taken, en; • inhoudelijke verplichtingen. Bij het meten van de inhoudelijke nalevingskosten, gaat het alleen om de kosten van de inhoudelijke verplichtingen. Tot de inhoudelijke verplichtingen behoort ook de algemene boekhoudverplichting ofwel de eis om adequaat registratie te voeren van bezittingen en schulden. Daarbij gaat het vooral om het vormvrije deel van de algemene boekhoudverplichting. Grote delen van de normale bedrijfsadministratie vallen hier onder. Een uitzondering hierop zijn de met vormvereisten omkleedde registratieverplichtingen als gevolg van de algemene boekhoudverplichting. Deze met vormvereisten omkleedde registratieverplichtingen worden door het Kabinet gerekend tot de administratieve lasten (zie figuur 1). Bekende voorbeelden zijn de Loonadministratie en de Wet op de Jaarrekening. Overzicht van de stappen per meting De volgende stappen moeten in voldoende doorlooptijd worden uitgevoerd. De betreffende wettekst is daarbij het vertrekpunt: 1. Stel vast op welk type bedrijven, sector en bedrijfsomvang, de wet of het cluster van wetten zich richt: wat is de doelgroep (normadressaten) en specificeert de wet meerdere categorieën doelgroepen? 2. Stel per doelgroep vast om welke type verplichtingen het gaat: informatieverplichtingen aan de overheid, financiële heffingen en inhoudelijke verplichtingen (waaronder informatieverplichtingen aan derden). Alleen
10
3.
4. 5.
6. 7.
23
laatstgenoemde inhoudelijke verplichtingen gaan door naar de volgende stap (zie figuur 3 en toelichting in subparagraaf 3.5.2)23. Schrijf per doelgroep en per inhoudelijke verplichting van stap 2 uit, welke activiteiten of type investeringen hieruit voortvloeien voor de betrokken bedrijven. Ingeval van doelregulering, raadpleeg de betrokken Inspectie voor nadere concretisering van normen (waar controleert de Inspectie op?). Het is van belang om vooraf te inventariseren waar mogelijk belangrijke deelmarkten zijn, die als basis kunnen dienen voor de schatting van de besparingen op andere deelmarkten. Evenzeer dient vooraf mogelijke eenheden van waarneming in kaart gebracht te worden per kostencategorie om flexibele waarneming mogelijk te maken en verwarring te voorkomen. Soms komen bepaalde reacties alleen in bepaalde situaties voor. Dan is het raadzaam om te zorgen dat in deze categorieën voldoende waarnemingen zijn. Ook dient vooraf afgevraagd te worden hoe wettelijke verplichtingen, die samenkomen, gezamenlijk uitgevraagd kunnen worden door naar de besparing te vragen als al die eisen in één klap zouden vervallen. Hierbi j moet men voorkomen dat dubbele besparingen gemeten worden door eerst de wettelijke bepalingen op te delen in een deel waar per wettelijke bepaling wordt uitgevraagd en een deel waar per onderwerp wordt uitgevraagd. Raadpleeg deskundigen uit het bedrijfsleven voor het maken van één of meerdere blauwdrukken 24 voor het vastleggen van één of meerdere manieren van efficiënte naleving. Elke verbijzondering naar doelgroep betekent één categorie typical firms. Ook een substantieel verschil naar bedrijfsgrootte kan aanleiding zijn hier typical firms te onderscheiden. Geef ook aan op welk onderdeel van het bedrijf of bedrijfsproces de verplichting aangrijpt (gebouw, personeel, klanten, productie /dienstverleningsproces, producten of diensten, administratie). Het is van belang in deze stap ook al inzicht te verkrijgen welke aantallen- en frequentieparameters (Q) en kostenparameters (P) nodig zijn en waar deze te verkrijgen zijn. Leg de bevindingen vast in een rapport dat als input fungeert voor het draagvlakoverleg 25.Beleg een of – indien sprake is van meerdere categorieën typical firms – meerdere draagvlakoverleg(gen) met stakeholders om zeker te stellen dat deze zich kunnen vinden in het voorlopige resultaat van stap 3 en stel de bevindingen zonodig beargumenteerd bij. Stakeholders zijn de ambtelijke dossierhouder van de betrokken departementen (beleid), de inspectie (controle en handhaving) en het betrokken bedrijfsleven (bijv. brancheorganisatie). Selecteer 5 respondenten per categorie typical firm voor het verzamelen van informatie over kosten en ingeval van investeringsgoederen 1 of 2 leveranciers voor prijsopgave investeringsgoederen. Verzamel kostenparameters (P) via veldwerk26 bij geselecteerde bedrijven en leveranciers en frequentieparameters (Q) bij Inspecties, CBS of anderszins. Vraag aan de geselecteerde bedrijven ook naar activiteiten die men niet meer zou
Zoals vermeld in paragraaf 9.1.2 : In het geval van zeer complexe wet- en regelgeving - en, of deze tevens nauw
samenhangt met andere wet- en regelgeving is een expertbijeenkomst en ‘voor-enquête noodzakelijk. Dit om zicht te krijgen op de verschillende reacties en besparingen bij het bedrijfsleven in het g eval dat een wet zou vervallen. 24
In de luchtvaart bekent als Acceptable Means of Compliance. Om de Q te bepalen is het mogelijk gebruik te maken van de nulmeting regeldruk bedrijven uit 2008 voor zover nog relevant. 26 Meestal zullen face-to-face- interviews nodig zijn vanwege de complexiteit van de materie. Echter ingeval de inhoudelijke verplichting zeer eenvoudig en éénduidig is kan ook worden volstaan met telefonische interviews. In sommige branches kan ook gekozen worden voor onaangekondigde ter plaatse bezoeken op rustige uren bijvoorbeeld in de horeca of de detailhandel. 25
11
uitvoeren als de verplichting wordt geschrapt en de bijbehorende bedrijfsvreemde kosten. Vraag de bedrijven ook om hun visie op verbetersuggesties en eventuele gevolgen voor de realisatie van het betrokken publieke doel. Noteer deze verbetersuggesties met het oog op de eindrapportage. 8. Beoordeel de resultaten per respondent op plausibiliteit, doe waar nodig navraag, en herleid deze naar normcijfers: genormeerde kosten per activiteit, investering en dergelijke. Normeren houdt in dat de gevonden waarden per individuele respondent onderling worden vergeleken met als doel deze te vervangen door één waarde, het zogenaamde normgetal. Niet waarschijnlijke uitbijters dienen te worden verwijderd. Kies de mediaan. Leg de verkregen voorlopige resultaten vast in een rapport dat als input fungeert voor het deskundigenoverleg. 9. Beleg een deskundigenoverleg om de voorlopige resultaten betreffende kostenparameters (output stap 7) te verifiëren en waar nodig beargumenteerd aan te passen. Deskundigen zijn leveranciers van investeringsgoederen, de Inspectie en experts uit de betrokken doelgroep(en) van bedrijven. 10. Leg de verkregen resultaten vast in een rapportage aan de opdrachtgever. Deze rapportage moet per inhoudelijke verplichting minimaal bevatten het voor de doelgroep betrokken totaal van activiteiten en nalevingskosten, welk deel behoort tot de ‘business as usual costs’ (bedrijfseigen kosten) en welk deel kan worden beschouwd als bedrijfsvreemde kosten (bedrijfsvreemde inhoudelijke nalevingskosten). Tevens dient de rapportage te bevatten de verbetersuggesties van de bedrijven, uiteraard voor zover afgegeven en inschattingen van eventuele implicaties voor het betrokken publieke doel. De besparingsmogelijkheden moeten ook worden gekwantificeerd in euro’s. 9.3 Verzamelen van gegevens 9.3.1 Burgerpanels Doelstelling en aandachtspunten Inleiding en doelstelling In het praktijkonderzoek worden zo betrouwbaar mogelijke kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de regeldruk Burger verzameld, onder andere door middel van burgerpanels. In deze panels heeft een aantal burgers zitting die rechtstreeks te maken hebben met de te onderzoeken informatieverplichtingen. Het doel van de burgerpanels is tweeledig: Het verzamelen van gegevens voor het berekenen van de regeldruk Burger. Het identificeren van mogelijkheden voor het reduceren van de regeldruk Burger. In deze paragraaf wordt een aantal aandachtspunten voor een succesvolle uitvoering van het burgerpanel weergegeven. Aandachtspunten Om de bovenstaande doelstelling te behalen dienen de burgerpanels te voldoen aan een aantal uitgangspunten: Representativiteit. De burgerpanels dienen op een zodanige manier te worden samengesteld dat de groep een representatieve afspiegeling is van de doelgroep. Hiertoe dienen de volgende werkzaamheden te worden verricht:
12
In de interviews met de dossierhouders zijn de doelgroepen van de regelgeving geïdentificeerd. Op basis hiervan worden de burgers en deskundigen geselecteerd die worden uitgenodigd voor de panels. Voor het achterhalen van representatieve deelnemers kan gebruik worden gemaakt van (1) het netwerk van de dossierhouder, (2) het netwerk van het onderzoeksbureau en (3) websites op Internet. Tijdens de panels worden referentievragen gesteld aan de deelnemers die vooral bedoeld zijn om de representativiteit van de geïnventariseerde tijdsbesteding aan administratieve handelingen (en derhalve de regeldruk Burger) te toetsen.
Uitvoerbaarheid. Uit eerdere ervaringen met burgerpanels is naar voren gekomen dat de optimale grootte voor een panel bij 10 tot 15 deelnemers ligt. Dit betekent dat: De uitvoering van de workshop door 1 of 2 personen mogelijk is. Er een brede inventarisatie en verificatie van (1) de tijdsbesteding en (2) de reductiemogelijkheden plaats kan vinden.
Selectie informatieverplichtingen. Uit eerdere burgerpanels is gebleken dat in een panel slechts een beperkt aantal informatieverplichtingen (3 tot 5) goed kan worden behandeld. Hierdoor is er voldoende tijd om betrouwbare gegevens te verzamelen over de tijdsbesteding per handeling. Daarnaast kan per handeling worden besproken of er mogelijkheden zijn om de tijdsbesteding te reduceren.
Binnen de metingen zullen informatieverplichtingen voorkomen die niet van toepassing zijn op een grote groep burgers (of geselecteerde doelgroep). Voor deze verplichtingen zal het moeilijk zijn een burgerpanel te organiseren. Dit is dan ook niet nodig. De benodigde gegevens worden via (telefonische) interviews achterhaald.
Voorlichting deelnemers. Voorafgaande aan het burgerpanel dienen de deelnemers te worden geïnformeerd over (1) het doel van het panel, (2) de definitie van regeldruk, (3) de datum en locatie van de bijeenkomst, (4) het programma van het panel en (5) de contactgegevens van de organisatoren van het panel. Hierdoor zijn de deelnemers voldoende voorbereid en kan bij het starten van het panel direct worden ingegaan op de informatieverplichtingen. Stel hiervoor een toelichting op over de bovenstaande punten en verstuur deze vooraf aan de deelnemers.
Voorbereiding panel. De uitvoeringsinstanties maken vaak gebruik van formulieren. Ter voorbereiding van het panel worden deze formulieren verzameld. Aan de hand hiervan kunnen de verschillende handelingen worden geïdentificeerd die door de burgers moeten worden uitgevoerd: Het opvragen van het formulier (ophalen, per post, telefoon of Internet). Het doornemen van het formulier en toelichting. Het verzamelen van bewijsstukken voor het formulier (inclusief het kopiëren). Het invullen en versturen van het formulier inclusief bewijsstukken.
Tijdsduur panel. Het panel duurt in totaal 2 tot 2,5 uur. De ervaring heeft geleerd dat deze tijdsduur de beste resultaten oplevert, omdat voldoende tijd beschikbaar is om de belangrijkste informatieverplichtingen te bespreken en kwantificeren, zonder te veel beroep te doen op deze vrijwilligers.
Programma panel deel 1: Inleiding (ca. 15 minuten). Het panel wordt ingeleid door een korte toelichting op (1) de meting, (2) de doelstellingen en werkwijze van het 13
burgerpanel en (3) de te onderzoeken informatieverplichtingen. Controleer hierbij of alle deelnemers de inleiding hebben begrepen ter voorkoming van misverstanden.
Programma panel deel 2: Kwantificering tijdsbesteding handelingen (ca. 1,5 uur). Aan de hand van de geselecteerde informatieverplichtingen wordt met behulp van de formulieren de tijdsbesteding bepaald. Hierbij worden de formulieren (of een deel daarvan) ter plaatse ingevuld en wordt de benodigde tijdsbesteding gemeten. Bij het bepalen van de tijdsbesteding moet onderscheid worden gemaakt tussen standaardhandelingen en specifieke handelingen. De tijdsbesteding van de standaardhandelingen is reeds bepaald en opgenomen in het SKM Burger. Het is daarom niet noodzakelijk om deze handelingen tijdens het panel te kwantificeren. De tijdsbesteding van de specifieke handelingen is niet bekend en dient in het burgerpanel te worden gekwantificeerd. Bij een groter aantal deelnemers is het mogelijk om het panel te splitsen in twee groepen. Beide groepen kwantificeren afzonderlijk de handelingen. Vervolgens worden de twee groepen weer samengevoegd en worden de uitkomsten uit beide groepen vergeleken. Hierdoor worden de tijdsbestedingen onderling geverifieerd.
Programma deel 3: Identificeren reductiemogelijkheden (ca. 30 minuten). Na het kwantificeren van de tijdsbesteding en de eventuele kosten wordt nader ingegaan op reductievoorstellen die op basis van de praktijkervaringen door de panelleden worden gedaan. Aanknopingspunten voor het signaleren van reductiemogelijkheden zijn: Het nut van bepaalde informatieverplichtingen of handelingen. De hanteerbaarheid, logica en duidelijkheid van het formulier. Het gebruik van ICT-toepassingen om bepaalde handelingen uit te voeren. Het koppelen van gegevensstromen van de diverse instanties waardoor de burger bepaalde gegevens niet meer hoeft aan te leveren. De samenwerking tussen betrokken overheidsinstanties.
Uitwerken resultaten. De resultaten van de bijeenkomst worden in een verslag uitgewerkt. Dit verslag wordt verzonden aan de deelnemers ter verificatie. Op basis van de reacties wordt het verslag aangepast. De resultaten worden vervolgens direct gebruikt voor (1) de berekening van de regeldruk Burger en (2) de vaststelling van de verschillende mogelijkheden om de regeldruk Burger te reduceren.
9.3.2 Interviews INK (bedrijven) Interviewleidraad bedrijven inhoudelijke nalevingskosten De leidraad bij de interviews bij doelgroep bedrijven, die de bet reffende verplichting moeten naleven, bestaat uit drie delen: 1. Het overzicht van de verplichtingen c.q. bijbehorende werkprocessen per wet waarin de tijdsbesteding, tarieven en de mate van voorkomen ingevuld kunnen worden. Dit overzicht is per wet verschillend en dient voorafgaand aan de interviews te worden gemaakt. 2. Ruimte voor het weergeven van de kostencomponent per wet. Daarin worden weergegeven de omschrijving van de benodigde apparatuur, de functie van de apparatuur, de kosten van aanschaf van de apparatuur excl. BTW, de
14
afschrijvingstermijn /levensduur in jaren en de jaarlijkse onderhoudskosten aan de apparatuur wat betreft de extra vereisten die op grond van de wet worden gesteld. 3. Overige vragen om de totale inhoudelijke nalevingskosten en de b edrijfsvreemde kosten te kunnen vaststellen: a) Zijn er met betrekking tot de wet recent nog wijzigingen geweest? b) Welke kosten veroorzaakt de wet en sluiten niet aan bij de gangbare bedrijfspraktijk? c) Van welke onderdelen van de wet ondervindt u last? d) Welke oplossingen ziet u om de wet minder belastend te laten zijn voor bedrijven? e) Op welke kosten kan dan in welke mate bespaard worden? f) Welke activiteiten c.q. investeringen op basis van wettelijk inhoudelijke verplichtingen ziet u als bedrijfsvreemd?
9.4 Kwaliteit metingen burgers: representativiteit, herleidbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Verantwoordelijkheid meting regeldruk Conform de methodiek voor regeldruk Bedrijven is bepaald dat het criterium van de eerste ondertekenaar uitgangspunt is voor het bepalen welke departement verantwoordelijk is voor de meting. De ICRAL heeft aangegeven dat dit criterium wordt toegepast op de categorieën I en II (zie par. 5.5). Deze categorieën worden gemeten door de departementen. De categorieën III en IV – regelgeving in medebewind met beleidsvrijheid en de autonome regelgeving – wordt door de bestuursorganen zelfstandig gemeten. 9.4.1 Representativiteit van de gegevens Tijd (T) en Kosten (K) Voor het bepalen van de tijdsbesteding en kosten van een informatieverplichting dient gebruik te worden gemaakt van burgerpanels (eventueel aangevuld met interviews). Bij de voorbereiding en de uitvoering van de burgerpanels dient gericht aandacht te worden besteed aan de representativiteit van de verzamelde gegevens. In eerste instantie dienen burgers te worden benaderd die als representatief voor de doelgroep kunnen worden beschouwd. De selectie van deze burgers wordt uitgevoerd in overleg met deskundigen van het departement en uitvoerings- of belangenorganisaties. Een toelichting op de werkwijze en aanpak van burgerpanels is beschreven in par. 9.3. Naast het kwantificeren van de tijdsbesteding dient tijdens de burgerpanels een werkwijze te worden gebruikt die – ondersteund door gestructureerde vragenlijsten – gericht is op het systematisch analyseren van de verkregen informatie. Hierbij dienen vragen te worden gesteld als “In hoeverre is uw situatie vergelijkbaar met andere burgers” en “Is dit jaar een representatief jaar of variëren de regeldruk per jaar?”. Daarnaast dient ook in te worden gegaan op de kwalitatieve aspecten, waarbij vragen worden gesteld zoals “Hoe ervaart u regeldruk Burger? en “Welke mogelijkheden ziet u om de regeldruk reduceren?”.
15
De resultaten van de burgerpanels en de aanvullende interviews worden naar alle betrokkenen teruggekoppeld en direct gebruikt om het SKM in te vullen. Na elke invulling van het SKM wordt tevens getoetst of de gebruikte gegevens onderling consistent zijn. Informatieverplichtingen in medebewind De wijze waarop de informatieverplichtingen in medebewind worden uitgevoerd kan onderling tussen bestuursorganen (zoals gemeenten) verschillen. Om rekening te houden met deze verschillen dienen de departementen met een representatief aantal bestuursorganen de handelingen en de wijze van uitvoering te bepalen. Op basis hiervan wordt een minimum, gemiddeld en maximum aantal handelingen vastgesteld. Bij het selecteren dient bovendien rekening te worden gehouden met de omvang van het bestuursorgaan. Voor gemeenten wordt bijvoorbeeld uitgegaan van tenminste vijf gemeenten waarvan in ieder geval één kleinere, één middelgrote en één grote gemeente te zijn opgenomen. 9.4.2 Herleidbaarheid en documentatie van de gegevens Voor het bepalen van de regeldruk Burger van een departement moet een groot aantal gegevens uit verschillende bronnen worden verzameld. Hierbij is enerzijds regelmatig sprake van tegenstrijdige gegevens, anderzijds zijn essentiële gegevens vaak niet volledig of niet op de vereiste wijze beschikbaar. Het is derhalve van groot belang dat inzichtelijk wordt gemaakt, waar de voor de berekening gebruikte gegevens (T, K en Q) vandaan komen, welke aannamen getroffen zijn bij schattingen van niet beschikbare gegevens27 en welke gegevens uit de bronnenladder zijn gebruikt.28 In het SKM is zowel in het rekenveld als in het gegevensveld een kolom opgenomen die verwijst naar de gebruikte gegevensbronnen en naar de interviewverslagen die relevante informatie bevatten over de in het SKM gebruikte gegevens. Voor het bepalen van het aantal keer dat burgers verplichtingen nakomen of gebruik maken van een recht dient te worden aangesloten bij de bronnenladder. Deze ladder geeft inzicht in de betrouwbaarheid van de gebruikte gegevensbronnen (hoe hoger hoe betrouwbaarder) en wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van gegevens. Een mogelijke indeling voor de bronnenladder is: 1. Registratiesysteem van uitvoeringsorganisatie. 2. Openbare databases (CBS, consumentenbond, en andere statistieken op internet). 3. Brancheorganisaties en belangengroeperingen. 4. Schattingen door betrokken beleidsmedewerker en deskundigen. 5. Interpretaties en aannamen door het onderzoeksbureau.
27
Deze inzichtelijkheid stelt de opdrachtgever en gebruikers van het SKM in staat om: na te gaan of inderdaad ook beleidsmatig verdedigbare gegevens zijn gebruikt; getroffen aannamen te herzien en de effecten daarvan op de omvang van de regeldruk te beoordelen; eventueel nieuw beschikbare informatie gericht in het SKM te verwerken. 28 Zie paragraaf 9.1: “Uitgangspunten voor het opstellen van het SKM voor regeldruk Burger”.
16
Kader 1. De bronnenladder In de meting van de regeldruk Burger door het ministerie van OCW is de volgende bronnenladder gebruikt: 1. Uitvoeringsorganen: IB-groep, Monumentenzorg, HBO-raad, BVE-raad, gemeenten, onderwijsinstellingen en schoolbesturen. 2. Openbare databases: Kerncijfers OCW en CBS. 3. Belangengroeperingen: vereniging van restauratiearchitecten, LSVB, stichtingen voor afhandeling bezwaren, etc. 4. Beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen van het departement. 5. Aannames op basis van gegevens verkregen uit de bovenstaande bronnen.
9.4.3 Betrouwbaarheid en kwaliteit meting regeldruk Burger In de metingen van de regeldruk Burger van de departementen wordt enerzijds aandacht besteed aan de representativiteit, de herleidbaarheid en de betrouwbaarheid van de gegevens (de absolute omvang van de regeldruk Burger per jaar), anderzijds ligt de nadruk op het zodanig inrichten van de meting dat reductie van de regeldruk Burger in de kabinetsperiode (de relatieve afname van de regeldruk in % per jaar) kan worden gemeten. De betrouwbaarheid van de metingen regeldruk Burger wordt onder andere beïnvloed door: De laatste meting heeft vaak als peildatum 31 december 2002 of 2006. Het burgerpanel ondervindt de regeldruk Burger uit de huidige regelgeving. Bij de uitvoering van burgerpanels dient ermee rekening te worden gehouden dat het voor burgers niet eenvoudig is om gegevens aan te leveren voor (informatie)verplichtingen die niet meer van kracht zijn. Voor burgers is het vaak niet eenvoudig om onderscheid te maken tussen de lasten die worden veroorzaakt door de regelgeving van het departement dat de meting uitvoert en/of andere departementen. Tijdens de burgerpanels dient duidelijk te worden aangegeven om welke regelgeving het gaat (bij voorkeur met de daarbij behorende formulieren). Binnen het departement is vaak beperkte informatie beschikbaar over de uitvoeringspraktijk. In overleg met de dossierhouder dient daarom te worden bepaald met welke uitvoeringsinstanties contact kan worden opgenomen om gegevens te verzamelen. Concreet betekent dit dat de grenzen van de meting strikt zijn beperkt tot de definitie van regeldruk Burger. Daarmee wordt de meting uitvoerbaar gehouden. Tegelijkertijd moet echter worden voorkomen dat aanzienlijke lasten voor de burger uit het oog worden verloren. Deze lasten vallen mogelijk buiten een strikte interpretatie van de definitie van regeldruk, maar zouden wel in dit kader kunnen worden aangepakt. De departementen zijn niet verplicht om over deze ‘aanvullende lasten’ in de meting te rapporteren. In het volgende kader wordt inzichtelijk gemaakt hoe met deze problematiek in de meting dient te worden omgegaan. Hierbij is het belangrijk dat een zo hoog mogelijke betrouw-
17
baarheid van de meting wordt gerealiseerd, binnen de beschikbare doorlooptijd en met de beschikbare middelen en methoden.
Kader 3. Betrouwbaarheid kwantitatieve gegevens SKM Voor het kwantificeren van de regeldruk Burger wordt gebruik gemaakt van het SKM. De gegevens in dit model worden verzameld door middel van documentenonderzoek, interviews en burgerpanels. Naast de doorlooptijd en de beschikbare capaciteit voor het onderzoek bepaalt de gehanteerde werkwijze in belangrijke mate de betrouwbaarheid van de berekening. Het gaat hierbij vooral om de betrouwbaarheid van (1) T en K: de tijdsbesteding en kosten per handeling en (2) Q: het aantal handelingen. T en K: de tijdsbesteding en kosten per handeling De betrouwbaarheid van de tijdsbesteding en de kosten per handeling wordt met name bepaald door de representativiteit van het burgerpanel en de objectiviteit van de deelnemers. In veel gevallen worden in het panel situaties besproken, die specifiek zijn voor sommige burgers en daarmee afwijken van de situatie binnen een totale doelgroep. Bij de vertaling van de interviewgegevens naar het SKM dient hiermee rekening te worden gehouden. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Verschillen in de uitvoering: Niet alle overheden voeren de regelgeving op dezelfde wijze uit. Dit betekent dat er sprake is van een bandbreedte in de tijdsbesteding door de burgers en de door hem te betalen kosten. Bij de vertaling van de gegevens van een panel naar het SKM moet worden uitgegaan van een representatieve situatie die kenmerkend is voor de burgers in een doelgroep. Houding van de burger: In de burgerpanels kan naar voren komen dat de tijdsbesteding voor bepaalde informatieverplichtingen afhankelijk is van de houding van de burger ten opzichte van de regelgeving ofwel de vraag: ervaart de burger deze regelgeving als nuttig en noodzakelijk? Q: Aantallen handelingen Voor het bepalen van de aantallen handelingen wordt gebruik gemaakt van de beschikbare bronnen. Door het gebruik van de bronnenladder wordt inzicht verschaft in de betrouwbaarheid van deze gegevens. Ook als alle gegevens in het SKM kunnen worden onderbouwd en worden herleid naar de brongegevens, dient rekening te worden gehouden met enige mate van onzekerheid. Deze onzekerheid dient zoveel mogelijk te worden beperkt door afstemming van de resultaten met belangenorganisaties en/of deskundigen uit de doelgroep.
18
9.4.4 Betrouwbaarheid en kwaliteit meting inhoudelijke nalevingskosten (bedrijven) Omdat het meten van inhoudelijke nalevingskosten als gevolgd van bestaande wetgeving een stuk lastiger is dan het meten van AL, wordt hieronder ingegaan op kwaliteitsaspecten van een dergelijke meting. Het SKM is een instrument dat veel mogelijk maakt, maar het blijft een gestileerde, modelmatige benadering van de complexe werkelijkheid. Dat kan ook niet anders, en – gelet op het doel van dit instrument – is dat ook geen probleem. De gekwantificeerde inhoudelijke nalevingskosten zijn niet de werkelijke kosten van het bedrijfsleven, maar een benadering daarvan. Bij het ontwikkelen van het meetinstrument is daar doelbewust voor gekozen. In deze paragraaf worden deze keuzen toegelicht aan de hand van een viertal begrippen: • ‘typical firms’; • validiteit; • betrouwbaarheid; • representativiteit. Een goede meting van de inhoudelijke nalevingskosten moet voor een gesele cteerde groep bedrijven (‘typical firms’) leiden tot resultaten die valide, betrouwbaar en representatief zijn. Typical firm In de bedrijfseconomie bestaan geen ‘typical firms’. We hebben dit begrip nodig om de kosten van wetgeving te kunnen meten vanuit de handelingsmogelijkheden van de overheid. Immers, het meten van de inhoudelijke nalevingskosten heeft alleen maar zin voor zover de overheid de omvang van deze kosten kan beïnvloeden, door het aanpassen van wetgeving of veranderingen in de nalevingspraktijk. Dat betekent dat het aangrijpingspunt voor de meting van de inhoudelijke nalevingskosten primair dient te zijn de structuur van de wet- en regelgeving. Vanzelfsprekend moet, vanuit het startpunt van de wettelijke inhoudelijke verplichting en onmiddellijk hierbij aansluitend, de vertaalslag worden gemaakt naar concrete situaties bij het bedrijfsleven. Daarom moeten voor elk onderzoek naar de inhoudelijke nalevingskosten van een bepaalde wet of regeling weloverwogen – en dus niet via een aselecte steekproef - bepaalde bedrijven worden gekozen als respondent. De selectie van respondenten is afhankelijk van de juridische bepalingen betreffende de inhoudelijke verplichtingen in kwestie en het voorkomen van bepaalde kenmerken bij de bedrijven. Hierna wordt dit geadstrueerd aan de hand van voorbeelden. Een groep bedrijven die vanuit het perspectief van de inhoudelijke verplichting te maken heeft met een identieke verplichting noemen we ‘typical firms’. Binnen één wet of regeling kunnen er dus meerdere groepen ‘typical firms’ zijn, ingeval de inhoud elijke verplichting differentieert naar kenmerken van bedrijven, als rechtsvorm, sector, personeelsomvang en dergelijke. Ook kan het voorkomen dat in de praktijk meerdere type, door de bevoegde inspecties geaccepteerde, efficiënte oplossingen voorkomen waarmee de bedrijven aan hun inhoudelijke verplichting voldoen. Elke unieke combinatie van één identieke inhoudelijke verplichting en één identieke oplossing vormt een afzonderlijke categorie ‘typical firms’ waarvoor respondenten moeten 19
worden geselecteerd die passen in dit profiel. In de meeste gevallen zal er maar één algemeen gangbare oplossing zijn per unieke inhoudelijke verplichting, maar het kunnen er ook meer zijn. Validiteit De eis van validiteit betekent dat het instrument meet wat je wil meten. Bijvoorbeeld, een thermometer is een valide instrument om temperatuur te meten, maar niet om lengte te meten. Het onderhavige meetinstrument moet in staat stellen om de inhoudelijke nalevingskosten te meten die door de overheid rechtstreeks kunnen worden beïnvloed. Dat betekent dat het niet gaat om perceptiekosten, bel eving van de ondernemer, maar om de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in de wetsteksten. Ook gaat het niet om de zogenaamde werkelijke kosten van het bedrijfsleven - zo die al te meten zouden zijn, inclusief inefficiënties - maar om de gestandaardiseerde kosten in euro’s die horen bij een efficiënte manier van naleven. De achterliggende gedachte is dat de overheid – middels wetswijziging of aanpassingen in de nalevingspraktijk – wel invloed kan uitoefenen op de kosten die het gevolg zijn van efficiënte naleving, maar niet op het deel van de kosten dat het gevolg is van inefficiënties van het bedrijfsleven. Hiermee wordt aangesloten bij het SKM. Betrouwbaarheid De eis van betrouwbaarheid refereert aan de nauwkeurigheid en stabiliteit. Nauwkeurigheid heeft te maken met de schaalverdeling van het meetinstrument. Door de inhoudelijke verplichtingen zoveel mogelijk af te breken naar onderliggende typen oplossingen (activiteiten/investeringen) in veelvoorkomende bedrijfssituaties maakt het instrument differentiatie mogelijk waar nodig. Met stabiliteit wordt bedoeld dat herhaalde metingen bij benadering een zelfde resultaat opleveren. Aan deze eis wordt op twee manieren tegemoet gekomen. Allereerst worden de frequentieparameters – o.a. hoeveel bedrijven te maken hebben met de betreffende inhoudelijke verplichting – niet via steekproefonderzoek vastgesteld maar middels raadpleging van de doelgroep van de betreffende inhoudelijke verplichting, ofwel de groep normadressaten, en databases van bijvoorbeeld uitvoeringsinstanties als de Arbeidsinspectie en de Dienst Milieu-inspectie of statistische bronnen van bijvoorbeeld het CBS. Ook voor de te hanteren tarieven wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande statistieken omtrent lonen en loonkosten. Op de tweede plaats door – in overleg met stakeholders van het bedrijfsleven en de Inspecties – activiteiten toe te wijzen aan elke specifieke inhoudelijke verplichting en het standaardiseren van een efficiënte manier van naleven, vóórdat de metingen in veld plaatsvinden. Dit levert per inhoudelijke verplichting een blauwdruk op van activiteiten, werkprocessen en kosten van apparatuur. Hiermee worden problemen van uiteenlopende interpretaties bij respondenten zoveel mogelijk voorkomen. Representativiteit Tenslotte, de eis van representativiteit. Deze refereert aan de mate waarin de voor de meting geselecteerde bedrijven een goede afspiegeling vormen van de populatie. Uit oogpunt van kostenbewaking en doorlooptijden wordt bij het veldwerk volstaan met een beperkt aantal waarnemingen, meestal circa vijf ondernemingen per categorie ‘typical firms’. Op dit begrip komen we hierna terug. Maar meer is ook niet nodig 20
omdat we de kosten van gestandaardiseerde werkprocessen en gestandaard iseerde investeringen meten. Cruciaal is dat de meting niet beoogt een goede afspiegeling te geven van de grote variëteit in de nalevingspraktijk in het relevante deel van het bedrijfsleven met al zijn inefficiënties. We zijn immers op zoek naar de efficiënte manier van naleven. Maatgevend voor de mate van spreiding van de waarnemingen en daarmee voor de representativiteit is of er wel dan niet sprake is van differentiatie in de inhoudelijke verplichting van een bepaalde wet. Alleen verschillen in nalevingspraktijk die rechtstreeks het gevolg zijn van bepalingen in de wet, worden in de meting betrokken. Bijvoorbeeld, de Wet op de Identificatieplicht tijdens het werk geldt voor alle werkgevers, ongeacht sector en bedrijfsomvang. Voor het vaststellen van de inhoudelijke nalevingskosten per geval (= één identificatie) kan worden volstaan met vijf face-to-face-interviews. Mocht het zo zijn dat tijdens de voorbereidende besprekingen blijkt dat er bepaalde sectoren zijn, zoals het uitzendwezen, die vanwege bijzondere kenmerken in de bedrijfsvoering – grote mutaties in het personeelsbestand – extra voorzieningen treffen om de inhoudelijke verplichting efficiënt na te leven, dan zouden er nog eens vijf uitzendbedrijven moeten worden toegevoegd aan het aantal te interviewen bedrijven. Zo’n homogene groep te interviewen bedrijven noemen we een categorie ‘typical firms’. Een ander voorbeeld is de Wet op de Ondernemingsraden. In tegenste lling tot de Wet Identificatieverplichting kent de Wet op de Ondernemingsraden wel een onderscheid naar categorieën normadressaten. Zo gelden de meeste verplicht ingen alleen voor ondernemingen met 50 of meer werknemers. Ondernemingen met 10-50 werknemers kunnen volstaan met een personeelsvertegenwoordiging en voor ondernemingen met minder dan 10 werknemers gelden geen inhoudelijke verplichtingen aangaande medezeggenschap. In dit geval kan worden volstaan met de selectie van vijf ondernemingen in de groep 10-50 werknemers en vijf in de groep met 50 of meer werknemers. De Wet op de Ondernemingsraden kent dus twee categorieën ‘typical firms’. 9.5 Kwalitatieve aspecten meting van bestaande regelgeving (bedrijven) Om de bruikbaarheid van de resultaten echter te vergroten kunnen er tijdens het meten van de lasten van bestaande wet- en regelgeving een aantal kwalitatieve indicatoren worden verzameld. Door deze kwalitatieve indicatoren op te nemen in de verslaglegging en de rapportage wordt het identificeren van vereenvoudigingsvoorstellen naar aanleiding van de meetresultaten verder vergemakkelijkt. Het is daarvoor nodig dat tijdens het meetproces de volgende zaken worden ‘gelabeld’:
Gemengde kosten: In sommige gevallen verplicht de overheid via wet- en regelgeving bedrijven informatie te verzamelen en/of te bewaren, terwijl bedrijven (of burgers) deze informatie sowieso al verzamelen en/of bewaren omdat dit van belang is voor hun eigen bedrijfsvoering. Hetzelfde geldt voor inhoudelijke verplichtingen, die in het eigen belang van burger of bedrijf zijn. De kosten die dit soort verplichtingen met zich meebrengen zouden bedrijven (of burgers) dus geheel of gedeeltelijk al maken, omdat zij de informatie ook nodig hebben voor hun eigen bedrijfsvoering of omdat de handelingen in hun eigen
21
belang zijn. Vereenvoudigingen op verplichtingen met een ‘gemengde functie’ zijn over het algemeen minder merkbaar. Daarom is het van belang dat deze verplichtingen worden gelabeld.
Feitelijke naleving: Wanneer de feitelijke naleving sterk afwijkt van de beoogde 100% naleving dan moet dit worden gelabeld. Vereenvoudigingen op verplichtingen waarbij de feitelijke naleving sterk afwijkt van de volledige naleving zijn namelijk over het algemeen minder merkbaar.
Bedrijfssectoren In bijlage 4 is een lijst opgenomen met bedrijfssectoren. Elke sector heeft een code. Het is van belang dat aan elke verplichting de codes worden gekoppeld van de bedrijfssectoren waarop de verplichting betrekking heeft. Dit maakt het mogelijk om op een eenvoudige manier een overzicht te krijgen van de wet- en regelgeving die betrekking heeft op bijvoorbeeld de chemische sector. Op die manier kan voor een sector gericht naar vereenvoudigingen worden gezocht.
‘Life-events’ ondernemers: In sommige gevallen hebben verplichtingen betrekking op een specifiek ‘life-event’ (bv. starter) van een onderneming. In deze gevallen is het handig wanneer dat inzichtelijk is en binnen de database op deze onderwerpen kan worden geselecteerd. In bijlage 6 is een lijst te vinden met een aantal ‘life-events’. Allen zijn voorzien van een code. Deze moeten worden gekoppeld aan de verplichting.
Overheidsinstantie die de informatie ontvangt: Het betrekken van uitvoeringsorganisaties is van groot belang bij het opstellen en implementeren van vereenvoudigingsvoorstellen. Het is dan ook van groot belang dat in de meting is terug te vinden welke organisatie verantwoordelijk is voor de uitvoering en het ontvangen van de betreffende verplichting. In bijlage 8 is een lijst te vinden met (de belangrijkste) uitvoeringsinstanties. Alle uitvoeringsorganisaties zijn voorzien van een code. Deze moeten worden gekoppeld aan de verplichting.
Type informatieverplichting: In bijlage 2 is een lijst opgenomen waarin informatieverplichtingen zijn opgedeeld in 17 verschillende typen. Al deze type informatieverplichtingen zijn voorzien van een code. Door deze code te koppelen aan de informatieverplichting uit de wet is het straks heel makkelijk mogelijk om uit de meting bijv. alle vergunningen te destilleren of alle rapportageverplichtingen. Ook dit vergemakkelijkt het identificeren van vereenvoudigingsvoorstellen.
Toezicht In veel gevallen wordt er toezicht gehouden op de naleving door bedrijven van de verplichting. In die gevallen is het van belang dat de toezichthouder betrokken kan worden bij het opstellen en implementeren van vereenvoudigingen. In bijlage 8 is een lijst te vinden met (de belangrijkste) toezichthouders. Alle toezichthouders zijn zo veel voorzien van een afkorting. Deze moeten worden gekoppeld aan de verplichting.
22