© Bunnik NL 2003, Evelien van Asperen PhD Proefschrift: Interculturele communicatie & ideologie Samenvatting Inleiding De aanleiding om onderzoek te doen ontstond toen allerlei ervaringen in binnen- en buitenland bij elkaar kwamen en vragen opriepen. Hoe komt het dat de één bang is voor het onbekende en dat een ander het als een uitdaging ziet? Een vreemdeling wordt vaak beschouwd als een total stranger, waar je iets vanaf moet weten en die je voorzichtig moet benaderen. Mensen hebben verschillende waarheden, maar de waarheid van de één is vaak wel ondergeschikt aan de waarheid van een ander. Dit machtsverschil wordt vaak gebagatelliseerd. Hoe ontstaat het beeld van de vreemdeling eigenlijk en welke rol speelt macht in interculturele contacten? Hoe denken deskundigen interculturele communicatie over de beeldvorming over de vreemdeling? En wat is eigenlijk het verschil tussen interculturele communicatie en ‘gewone’ communicatie? (hoofdstuk 1) Met dit onderzoek probeer ik een antwoord te vinden op de volgende algemene vragen: (1) Wat is de oorzaak van de in veel gevallen gebezigde ineffectieve communicatiestrategieën in interculturele situaties? (2) Vanuit het antwoord op vraag 1, namelijk dat de heersende interculturele ideologie mede de oorzaak van deze ineffectiviteit is, wordt de tweede vraag gesteld: Hoe ziet die interculturele ideologie eruit, wat zijn er de effecten van en hoe wordt die verdedigd? (3) Vanuit deze analyse komt de vraag aan de orde: Wat kunnen elementen zijn voor een alternatief? De vragen worden benaderd vanuit een conceptuele invalshoek. De basisbegrippen in het onderzoek zijn communicatie, cultuur en macht. Deze begrippen komen samen in het onderwerp interculturele communicatie, wat de rode draad vormt in deze studie. Literatuurstudie en empirisch onderzoek hebben permanent in elkaar gegrepen. Empirisch onderzoek bestond uit het volgen van het maatschappelijk debat, besprekingen in focusgroepen en het houden van diepte-interviews. Respondenten zijn gezocht onder professionals, die beroepshalve gedwongen zijn om interculturele contacten aan te gaan. (hoofdstuk 2) Verkenning De discussie over de multiculturele samenleving gaat heen en weer tussen de eis tot aanpassing van migranten en respect voor elkaars culturen. Er ontstaan witte en zwarte scholen en wijken. Professionals uit eigen taal en cultuur worden ingezet, omdat zij op de hoogte zijn van allochtone culturen. Sinds de aanslagen in New York op 11 september 2001 is er sprake van een verharding van het debat en groeiende tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen. De roep om veiligheid is groot. De reacties op elkaar dragen eerder bij aan onveiligheid dan aan ontspanning en men vraagt zich af hoe dit zal eindigen. Men heeft het gevoel geen greep te hebben op deze sociale processen. Interculturele communicatie verloopt vaak krampachtig, waarbij men voor de hand liggende oplossingen niet ziet. Aan de andere kant bestaan er ook dilemma’s, die voortkomen uit botsende waarden. (hoofdstuk 3) In het maatschappelijk debat en in de literatuur is het universalisme-relativisme-debat overheersend. Tijdens gesprekken lijken mensen zich te baseren op uitgangspunten die overeenkomst vertonen met die van de antropoloog Herskovits, uit zijn boek Cultural Relativism (1972). Hij heeft het over cultuurdeterminisme, culturele waardevrijheid en recht op eigen
Evelien van Asperen
www.diavers.nl
1
cultuur. Herskovits ontwikkelt zijn ideeën tegen de achtergrond van de dekolonisatie en zijn ideeën moeten gelezen worden als een pamflet tegen westers imperialisme. Zijn boodschap luidt: handen af van de ex-koloniën. Hij wil westers etnocentrisme tegen gaan. Cultuurrelativisme staat volgens hem op gespannen voet met universele mensenrechten. Het deterministisch cultuurbegrip is door sociologen in de multiculturele samenleving kritiekloos overgenomen. Op de korte termijn bieden de relativistische uitgangspunten voor sommigen voordelen, waaronder het excuus dat cultuur biedt om zich afzijdig te kunnen houden van vreemdelingen. Maar op de lange termijn werkt dit niet. Er is in de multiculturele samenleving namelijk sprake van een geheel andere context, waarbij het de vraag is hoe relativistische richtlijnen daaraan bijdragen. Zouden voor de multiculturele samenleving, waar men samen leeft en samen moet werken, niet geheel andere richtlijnen nodig zijn? Zouden we niet juist toenadering moeten zoeken en met elkaar in gesprek moeten gaan over de voor- en nadelen van verschillende gewoonten en tradities, zoals Procee (1991) voorstelt? Waarom gebeurt dit nog amper, meer dan 10 jaar na zijn voorstel? Gezien het verschil tussen de periode van dekolonisatie toen en de problemen in de multiculturele samenleving nu, heb ik het hierna niet meer over cultuurrelativisme, maar over een interculturele ideologie. In de literatuur ontstaat onder cultuurfilosofen in toenemende mate verzet tegen het ideologische cultuurbegrip. In de media bedient men zich echter veelal van een culturalistische terminologie die aansluit bij het jargon in de samenleving waar men spreekt in termen van wij en zij. Er tekenen zich nieuwe vormen van superioriteit af, zoals het superieure ethische monisme van Cliteur (2002). Het ontkennen van spanningen blokkeert een discussie evenzeer. Cultuur begint in toenemende mate een machtsmiddel te worden. (hoofdstuk 4) Of er inderdaad sprake is van een interculturele ideologie is ondermeer onderzocht door de uitgangspunten van Herskovits te vergelijken met uitspraken van respondenten in focusgroepen en interviews. Hoewel niemand de naam Herskovits noemt is de overeenkomst in uitgangspunten groot. Het blijkt dat het merendeel van de respondenten cultuur omschrijft als gedeelde waarden en normen van een groep, die van generatie op generatie worden overgedragen. Er zijn een paar respondenten die zich verzetten tegen het zichzelf en anderen indelen in culturele hokjes. Men vindt omgaan met andere culturen leerzaam. Mensen uit nietwesterse culturen zeggen het beste van twee culturen te kiezen. Westerse respondenten vinden het leerzame aan andere culturen dat zij zich bewust worden van de eigen cultuur. Toch kan vrijwel niemand kenmerken van de eigen cultuur noemen. Veel antwoorden lijken ontleend te worden aan de literatuur. Tweederde van de respondenten meent dat communicatie cultuurbepaald is en ongeveer de helft is bang om te discrimineren. Met name bij de omschrijving van knelpunten vraagt men zich vaak af, wie men is om ergens over te oordelen. Wat opvalt is dat niemand spontaan iets zegt over de mensenrechten. Het lijkt alsof er een schot in het denken bestaat tussen het mensenrechtenkader en het interculturele denkkader. Cursussen interculturele communicatie zijn volgens respondenten wel interessant maar dragen onvoldoende bij aan het oplossen van problemen. Uit een onderzoek onder adviesbureaus interculturele communicatie blijkt dat men Pinto (1990) meestal afwijst. Hofstede (1991), en Hoffman en Arts (1994) worden als deskundigen beter gewaardeerd. (hoofdstuk 5) Op welke wijze Pinto, Hofstede en Hoffman en Arts zich verhouden tot de interculturele ideologie is onderzocht door opnieuw Herskovits uitgangspunten te vergelijken met die van de deskundigen, maar dan toegespitst op vragen die komen uit de samenleving. Deze vragen gaan over kennis over culturen, communicatievaardigheden en over botsende waarden (het machtsvraagstuk). Vrijwel allemaal hanteren de deskundigen een relativistische en deterministische cultuurdefinitie. Zij maken gebruik van cultuurtypologieën, met het risico dat het stereotypering in de hand werkt. De ruimte voor communicatie is beperkt voorgesteld. Pinto is onduidelijk over het oplossen van problemen rond macht. Hofstede is dubbelzinnig over het
Evelien van Asperen
www.diavers.nl
2
aanleren van andere culturele gewoonten: we kunnen ze niet begrijpen, maar we moeten ze wel overnemen. Hoffman en Arts bieden goede communicatie-adviezen. Zij worstelen echter met de combinatie van het cultuur- en communicatieconcept in relatie tot macht. In latere uitgaven gaat Hoffman (1999 en 2002) in op de relatie cultuur en mensenrechten, maar het dilemma wordt niet bevredigend opgelost. De conclusie luidt dat de deskundigen bijdragen aan de interculturele ideologie. Mijn voornaamste kritiek is, dat met differentiatiebenaderingen als deze het systeem der culturele systemen en de wisselwerking tussen individu en cultureel systeem onvoldoende zijn uitgewerkt. (hoofdstuk 6) Analyse In de verkenning zijn aanwijzingen gevonden dat de interculturele ideologie belemmerend werkt. De gangbare theorieën interculturele communicatie staan niet of onvoldoende kritisch tegenover de grondbegrippen en de effecten van de interculturele ideologie. Ondanks de kritiek op de uitgangspunten van het cultuurrelativisme die al vanaf het midden van de jaren zeventig bestaat, hebben de deskundigen dit genegeerd. Onder sociologen en cultuurfilosofen is de kritiek alleen maar toegenomen. Cultuur, natuur, categorie en feit zijn in de interculturele ideologie door elkaar gehaald en met elkaar versmolten geraakt. Om het cultuurbegrip te kunnen analyseren is de rationaliteitthese van Habermas (1981) samengevoegd met analytische perspectieven van Finkielkraut (1990), Lemaire (1976) en Procee (1991). Op basis van dit model zijn 24 kritische stellingen over het ideologische cultuurbegrip geformuleerd. (hoofdstuk 7) De kritische stellingen zijn vervolgens eerst uitgewerkt ten aanzien van de betekenis van het cultuurconcept en de normatieve implicaties daarvan. Aan de orde komen onder andere cultuur als ‘metafysische’ entiteit, cultuur als gevestigd belang en cultuur als plicht. Het gaat voorts over handhaving tegenover expansieve culturen, de gedachte dat men niet over andere culturen kan oordelen en de blinde vlekken van culturen. Vervolgens wordt ingegaan op de beperkingen van het absolutistisch beeld van een wereld vol met van elkaar begrensde (statische) culturen en wat dit inhoudt voor interacties en analyses van de interculturele dynamiek met haar mechanismen van in- en uitsluiting. Het gaat over de drie interculturele normatieve richtlijnen van de ideologie: culturele waardenvrijheid, het recht op eigen cultuur en de norm tolerantie. Voor het tegengaan van onverdraagzaamheid en agressie bieden deze richtlijnen onvoldoende houvast. Cultuurdeterminisme heeft geen oog voor menselijke competenties, zoals (zelf)reflectie, (zelf)kritiek, creativiteit en probleemoplossend vermogen. Cultuurdeterminisme activeert het cultuurexcuus en ondersteunt de eis tot culturele loyaliteit, wat een groot risico in zich draagt van ‘culturele-in-zichzelf-gekeerdheid’. De conclusie luidt dat de interculturele ideologie tot ongerijmdheden, tegenspraken en dubbelzinnigheden leidt. Dit wringt in het bijzonder op het normatieve vlak. Culturele waardevrijheid, het recht op eigen cultuur, culturele loyaliteit, etnocentrisme, tolerantie en intolerantie blijken voort te komen uit één en dezelfde bron, het ideologische cultuurconcept. De normatieve eisen resulteren zodoende in twee elkaar uitsluitende varianten van de ideologie: monisme en relativisme. De eerste, monisme, eist het recht op eigen cultuur op, waaruit het recht op etnocentrisme voortkomt en stelt de eigen opvatting centraal. De tweede variant, relativisme, eist tolerantie ten aanzien van culturele diversiteit, wat tevens tolerantie voor intolerantie met zich meebrengt. Deze dubbelzinnigheden scheppen verwarring en veroorzaken een intercultureel waardenvacuüm, dat leidt tot het recht van de sterkste. De interculturele ideologie leidt vanwege haar interne tegenstrijdigheden tot paradoxale richtlijnen. (hoofdstuk 8)
Evelien van Asperen
www.diavers.nl
3
Vervolgens zijn enkele hypothesen ontwikkeld over de invloed van de interculturele ideologie op concrete denkbeelden en gedrag (uitingen) en worden verbanden gelegd met problemen rond interculturele communicatie. De interculturele paradox vraagt om verheldering op drie niveaus: (1) De interculturele ideologie is van invloed op het innerlijk van de mens door de dwang die de ideologie voortbrengt tot het hebben van een culturele identiteit. Er zijn statische en dynamische opvattingen over identiteit. Hoe statischer de opvatting over identiteit, hoe groter de kans is dat iemand onder invloed van de ideologie zich tussen twee culturen in zal voelen als gevolg van intensieve interculturele contacten. Daarentegen kan een dynamische visie en inzicht in de tegenstrijdigheden van de ideologie helpen om verbinding te creëren tussen de verschillende elementen van iemands socialisatie. (2) De interpersoonlijke contacten leiden onder invloed van de ideologie aan stereotype beeldvorming over elkaar. Men kan het ideologische mensbeeld en de cultuurtypologieën moeilijk verenigen met het zelfbeeld, waardoor het beeld van de ander als total stranger wordt versterkt. Het gevolg is dat men zich tijdens interculturele interacties tegen de stereotypen over elkaar moet verdedigen, omdat ze niet overeenkomen met het zelfbeeld. In plaats van het gezamenlijk definiëren van een situatie is men bezig elkaar te determineren. Het leidt vaak tot strijd. (3) De machtsverhoudingen tussen individuen komen niet per definitie overeen met de machtsposities van groepen. Naarmate dreiging (reëel of niet) toeneemt is men geneigd om zich monistisch op te stellen. Is men op afstand dan kan men zich een relativistische houding permitteren. Vanwege het interculturele waardenvacuüm en het daarmee samenhangende risico van machtsstrijd is men geneigd om interculturele contacten of confrontaties te vermijden. Is dat niet mogelijk dan verruilt men de relativistische variant voor de monistische variant van de ideologie en wordt men (verbaal of non-verbaal) agressiever. Dit verklaart onder andere de (versnelde) verharding in houding van voor en na 11 september 2001 de dag van de aanslagen in New York. Hoewel het proces van verharding onder de oppervlakte van sociale interactie al wel aanwezig was is dit door de dreiging versneld doorgezet. Men hoefde er niet voor van uitgangspunten te veranderen, maar slechts van ideologische variant. Conclusie: de interculturele ideologie werkt belemmerend omdat zij splitsend werkt en samengevat drie reactiepatronen voortbrengt: (1) wij-zij tegenstellingen, (2) vermijdingsgedrag en (3) agressief gedrag. (hoofdstuk 9) Aan het splitsende effect van de interculturele ideologie is moeilijk te ontkomen door de paradoxale uitgangspunten van de ideologie. Een paradox leidt namelijk tot cirkelredeneringen en dilemma’s. Watzlawick e.a. (1976) behandelt de effecten van paradoxale communicatie. Tijdens paradoxale communicatie wordt (a) er iets beweerd, (b) er wordt iets beweerd over die bewering zelf en (c) deze beide beweringen sluiten elkaar onderling uit. Vervolgens is het onmogelijk om aan het kader dat er aan ten grondslag ligt te ontsnappen en loopt men het risico van bestraffing, of het etiket slecht te zijn. Wanneer mensen in een multiculturele samenleving invloed hebben op elkaar (en dat hebben ze, want de grenzen tussen culturen zijn in werkelijkheid poreus) en (a) zij hebben recht op eigen cultuur en (b) zij moeten tolerant staan tegenover elkaars culturen, dan (c) moet men onverdraagzaamheid van culturen tolereren. Wie het onderliggende beeld over culturen ter discussie stelt wordt gebrek aan oog voor diversiteit verweten. Wie kritiek uit met gebruikmaking van het cultuurbegrip vervalt door het ideologische jargon in de ideologische reactiepatronen (zie hierboven) en wordt daar op aangevallen. Met andere woorden: wat men ook doet, het is nooit goed. Na de analyse is een eerste aanzet tot een alternatief geëxploreerd. Het alternatief dat in aanmerking komt, omdat het wederkerig van aard is, is de dialoog. De dialoog kenmerkt zich door de volgende elementen: intentionaliteit, integriteit, rationaliteit, uniciteit, authenticiteit (De Boer 1980) en de bereidheid om van mening te veranderen op basis van redelijke argumenten (Rehg 1994). Communicatieve voorwaarden daarbij zijn dat gesprekspartners het recht hebben
Evelien van Asperen
www.diavers.nl
4
om voor zichzelf te spreken en het recht hebben op zelfbeschikking temidden van anderen die dit ook hebben. Het houdt in dat men geïnteresseerd is in elkaar en dat men elkaar serieus neemt. Wordt aan deze voorwaarden van communicatief handelen niet voldaan en zijn de doelen van de gesprekspartners niet transparant, dan wordt hoogstwaarschijnlijk overgegaan tot strategisch handelen (Habermas 1979). Een interculturele communicatiesituatie is een open situatie waar de gesprekspartners het over het inhoudelijk onderwerp, de wijze waarop de relatie gedefinieerd wordt en de communicatieve voorwaarden eens moeten zien te worden. Is daar geen overeenstemming over dan zal effectieve communicatie moeilijk tot stand zijn te brengen. Kennis over culturele waarden en gewoonten verbreedt de kijk op de wereld, maar het verbetert de communicatie niet. Verbetering van communicatievaardigheden draagt bij aan discussies over botsende waarden. Het terrein van botsende waarden bevindt zich echter in de sfeer van ethiek, moraal en recht. Wederkerige interactie, het gezamenlijk definiëren van de situatie, het recht voor zichzelf te spreken en het recht op zelfbeschikking maken deel uit van een voorlopig alternatief dat communicatief moreel universalisme is genoemd. (hoofdstuk 10) Evaluatie en Alternatief De concrete werking en het effect van de interculturele ideologie is in kaart gebracht in focusgroepen met behulp van reflecties op een analysekader, waarin de twee varianten van de ideologie en het voorlopig alternatief zijn opgenomen. Op abstract niveau gaat bij vrijwel iedereen de voorkeur uit naar het alternatief, maar men geeft ook aan in de praktijk tussen de drie visies/houdingen te wisselen. Het toepassen van het alternatief is echter niet eenvoudig. De bespreking van door respondenten zelf meegebrachte casuïstiek daarna toont aan dat men gemakkelijk terugvalt in de patronen van de ideologie en dat men blijft hangen in dilemma’s en cirkelredeneringen. Ter controle op deze uitkomst is respondenten in interviews een casus met ingebouwd dilemma voorgelegd. Ondanks de voorkeur die men heeft voor het alternatief op grond van een meerkeuzevraag, valt men ook hier terug in de ideologische patronen. Slechts één respondent tracht in zijn reactie op de casus te verwijzen naar mensenrechten, maar doet dit impliciet. De helft van de respondenten geeft een overwegend monistische en de andere helft een overwegend relativistische reactie. Resultaten van de focusgroepen en interviews tonen aan hoe dominant en diepgeworteld de interculturele ideologie is. De oplossing die in focusgroepen wordt aangeboden met een bovencultureel criterium, als de mensenrechten, blijkt voor veel mensen uiteindelijk een verrassende optie. De behoefte aan een alternatief blijkt groot te zijn. (hoofdstuk 11) Mijn voorstel is dat in de eerste plaats een diepgaand inzicht in de blokkerende werking en het effect van de interculturele ideologie en de ermee samenhangende vocabulaire bevorderd moet worden. Herkenning van de ideologie is complex doordat deze zich telkens in andere gedaanten voordoet. In de tweede plaats is het noodzakelijk om gezamenlijk alternatieven te onderzoeken. Zo’n alternatief moet voorkomen dat mensen worden opgesloten in ‘hun cultuur’ en dient gepaard te gaan met een alternatief vocabulaire. In de derde plaats is het besef nodig dat wij voor ons samenleven afhankelijk zijn van elkaar. Communicatie is zo beschouwd niet vrijblijvend en het zou gewoon moeten zijn om sociale processen te evalueren op het effect ervan. Voor de aanzet tot een alternatief baseer ik me onder andere op Foot (2001). Zij legt uit waarom reciprociteit de objectieve basis vormt van wat moreel goed is. Het ‘objectief idealisme’ van Hösle (1998) biedt de mogelijkheid om moraal en universele mensenrechten met elkaar te verbinden. Aan de hand van de kritische analyse van het ideologische cultuurbegrip zijn kapstokken te ontlenen voor verdere uitwerking van het alternatief. Daarin doemt een
Evelien van Asperen
www.diavers.nl
5
wereldbeeld op van elkaar overlappende netwerken, met communicerende unieke mensen, die vorm geven aan de wereld. Het recht van de sterkste dat het gevolg is van het interculturele waardenvacuüm dient beteugeld te worden door een onderscheid aan te brengen in fundamentele rechten, en het daaraan te toetsen brede scala aan andere waarden, normen en rechten. Het is nuttig om aan te sluiten bij een bestaand fundament zoals De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De multiculturele samenleving stelt nieuwe eisen aan opvoeding en samenwerking en niet slechts de overdracht van tradities. Nodig zijn een (zelf) kritische houding gecombineerd met interpersoonlijke solidariteit en de competentie belangen af te kunnen wegen. Hier is aandacht voor nodig in het onderwijs. Het maatschappelijk debat zou moeten worden bijgestaan door evaluatieonderzoek. Nadere uitwerking is niet alleen gewenst voor wetenschappelijke doeleinden, maar ook voor allerlei contexten van het maatschappelijk handelen, zoals die van de dagelijkse interculturele communicatie. (hoofdstuk 12) © Bunnik NL 2003, Evelien van Asperen PhD
Evelien van Asperen
www.diavers.nl
6