Arbojaarverslag 2014
Opdrachtgever Projectleider Datum Verslagperiode Versie Status
Ir. B. Durlinger, directeur Strategie, Personeel en Organisatie H. Luyten, teamcoördinator arbo azM april 2015 1/1/2014 - 31/12/2014 4 definitief
Inhoudsopgave
Management samenvatting 1 Inleiding 1.1 Doelstelling arbojaarverslag 1.2 Leeswijzer 1.3 Bronnen 2 Arbodienstverlening binnen het azM 2.1 Heel de medewerker 2.2 Missie arbeidsomstandighedenbeleid azM 2.3 Uitgangspunten arbeidsomstandighedenbeleid azM 2.4 Beleidsdoelstellingen arbeidsomstandighedenbeleid azM 2.5 Structuur arbo-organisatie azM 2.6 Voorbereiding en ondersteuning bij implementatie arbobeleid 2.7 Overlegvormen afdeling Arbo 3 Verzuimcijfers en re-integratie 3.1 Verzuimcijfers 2014 3.2 Inzet instrumenten en diensten verzuim en re-integratiebeleid 3.3 Interne re-integratie (InReb) 3.4 Vervanging verzuimvolgsysteem 3.5 Aanbesteding externe arbodienstverlening 4 Arbozorgsysteem 4.1 Interne audit mei 2014 4.2 Externe audit oktober 2014 5 Arbocatalogus Universitair Medische Centra UMC´s 6 Risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) azM 6.1 Risico- inventarisatie en evaluatie azM 6.2 Actualiteit RI&E azM 6.3 RI&E instrument NFU 7 Preventieprogramma´s azM 8 Preventief medisch onderzoek PMO 9 Project de Vitale medewerker 9.1 De Vitale medewerker 9.2 Beleidsplan De Vitale Medewerker 9.3 Mijn GezondheidsPlatform (MGP) 10 Analyse registratie van onveilige/ongewenste situaties en incidenten 11 Arbeids- en rusttijden en werkdruk arts-assistenten 12 Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA) azM 13 Project fysieke belasting BIJLAGEN Bijlage I: Bijlage II: Bijlage III:
Overzicht arbo projectgroepen 2014 Afkortingen Aanvullende informatie IRIS meldingen
Bladzijde 3 7 7 7 7 8 8 8 8 9 11 12 13 14 14 15 16 18 18 19 20 20 21 22 22 22 22 23 25 26 26 26 28 29 30 32 33 35 35 36 37
2
Management Samenvatting Doelstelling arbojaarverslag Het arbobeleid is vast gelegd in het ‘Arbobeleidsplan 2014-2015’. In dit Arbojaarverslag 2014 worden het beleid, de doelstellingen en activiteiten die in het ´Arbobeleidsplan 2014-2015´ en jaarplan 2014 zijn beschreven, geëvalueerd. Het betreft: azM-brede doelstellingen en activiteiten gericht op verzuim en re-integratie; azM-brede doelstellingen en activiteiten gericht op preventie en vitaliteit; doelstellingen en activiteiten gericht op een aantal specifieke arbeidsrisico’s. Verzuim en re-integratie In het ‘Arbobeleidsplan 2014-2015’ zijn de volgende verzuimdoelstellingen opgenomen: gemiddeld verzuimpercentage is maximaal 4%; gemiddelde verzuimfrequentie is maximaal 1,2 maal per jaar. instroom WIA is maximaal 0,2 %; Het gemiddelde verzuimpercentage en de gemiddelde meldingsfrequentie zijn in 2014 verder gedaald naar respectievelijk 3,70 % en 1,10 maal per jaar. Er is een instroom in de WIA geweest van 0,1 %. De werkelijke verzuimkosten waren door de verdere daling van het verzuim in 2014 en de beperkte WIA instroom ruim 1 miljoen euro lager dan begroot. Beroepsziekten In 2014 zijn door de bedrijfsartsen geen beroepsziekte gemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. InReb In 2014 zijn bij InReb in totaal 58 casussen behandeld, waarvan 47 nieuwe aanmeldingen. Het aantal aanmeldingen is vrijwel gelijk aan het aantal meldingen in 2013 (57). Verzuimvolgsysteem Het huidige verzuimsysteem (Arbo2000) biedt niet meer de mogelijkheden om informatie over oorzaken van het verzuim te verstrekken. Het nieuw aan te schaffen verzuimvolgsysteem zal die functionaliteiten wel bieden. De aanschaf van het nieuwe verzuimvolgsysteem is in 2014 door de RvB goedgekeurd. De implementatie start vanaf 2015. Aanbesteding externe arbodienstverlening Het azM wordt bij de uitvoering van het verzuimbeleid, re-integratiebeleid en preventiebeleid ondersteund door een externe arbodienst. Vanaf 1 oktober 2014 heeft het azM n.a.v. een aanbestedingstraject de opdracht voor het uitvoeren van de externe arbodienstverlening gegund aan ArboNed. Het contract is aangegaan voor een periode van drie jaar met een mogelijke verlenging van tweemaal een jaar. Arbozorgsysteem: interne audit 2014 Het azM is reeds vanaf 1999 in het bezit van een gecertificeerd Arbozorgsysteem volgens de OHSAS 18001. In mei 2014 is een interne auditweek georganiseerd waarbij binnen de RVE´s OG en de stafdiensten/directoraten F&I, MIT en Communicatie OHSAS audits zijn uitgevoerd. De bevindingen van elke audit zijn opgenomen in een auditrapportage. De resultaten zijn besproken met de preventiemedewerkers. De belangrijkste verbeterpunten zijn, met de te nemen maatregelen, opgenomen in het centrale plan van aanpak van de afdeling arbo.
3
Arbozorgsysteem: externe audit 2014 In het azM is een externe auditweek georganiseerd in oktober 2014. Deze is uitgevoerd binnen alle RVE´s, de stafdirectoraten PZ en MIT en de stafdiensten bestuur en communicatie. De externe audit is gericht op de thema´s actualisatie RI&E en plan van aanpak, gevaarlijke stoffen, biologische agentia en (niet) ioniserende straling. Tijdens de externe audit zijn 7 afwijkingen en 15 verbeterpunten geconstateerd. De afwijkingen en verbeterpunten zijn, met de te nemen maatregelen, opgenomen in het centrale plan van aanpak van de afdeling arbo. Het auditteam geeft een positief advies aan het management van TÜV Nederland t.a.v. het continueren van het certificaat met een nieuwe looptijd van 3 jaar onder de voorwaarde dat de vastgestelde afwijkingen worden verholpen. De genomen corrigerende maatregelen worden door TÜV in het 2e kwartaal van 2015 beoordeeld. Arbocatalogus Voor de acht UMC's hebben werkgevers en werknemers samen een arbocatalogus opgesteld. In 2014 is er een deelcatalogus proefdierallergie beschikbaar gesteld. De UMC´s hebben eind 2014 de beschikking over 14 deelcatalogi. In 2014 werd het azM vertegenwoordigd in een aantal werkgroepen dat de deelcatalogi samenstelt en actueel houdt. Risico-inventarisatie en evaluatie In 2012 en 2013 zijn alle RI&E´s van het azM geactualiseerd. Er is in 2014 afgesproken dat voor alle afdelingen die gerenoveerd, gewijzigd of verhuisd zijn, een aantal maanden na oplevering, een nieuwe RI&E en plan van aanpak worden opgesteld. De team-coördinator arbo wordt tijdens de bijeenkomsten met het bouwbureau geïnformeerd welke afdelingen het betreft. Eind 2014 is er door de NFU projectgroep RI&E onder voorzitterschap van het UMC Leiden een keuze gemaakt voor een nieuw RI&E instrument. Dit instrument zal in 2015 in het azM worden ingezet tijdens een aantal pilot RI&E projecten. Preventieprogramma´s azM Door middel van preventieprogramma’s wordt beoogd medewerkers van het azM (preventief) te scholen en te trainen over arbeidsrisico’s. De in het azM aangeboden arbo preventieprogramma´s zijn beschreven in het opleidingsplan arbo azM 2014. De uitvoering van de preventieprogramma´s vindt veelal plaats via het opleidingsportaal TRACE. De preventieprogramma´s worden aangeboden in de vorm van een e-learning, klassikaal middels een workshop verzorgd door inhoudelijk deskundigen, of middels een combinatie van e-learning en een workshop. Preventief medisch onderzoek (PMO) Het azM is verplicht bij aanwezigheid van risico's de werknemer in de gelegenheid te stellen een Preventief Medisch Onderzoek (PMO) of periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) te ondergaan. Het PMO is erop gericht gezondheidsrisico’s verband houdende met het werk van de werknemer zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Medewerkers van het azM hebben in 2014 de volgende PMO´s ondergaan: 62 onderzoeken bij medewerkers i.v.m. blootstelling aan ioniserende straling; 1 maal een oogonderzoek bij een beeldschermwerker. Project de Vitale medewerker Als onderdeel van de azM strategie ‘Heel de Mens’ heeft de afdeling arbo in 2012 een beleidslijn uitgewerkt in het project ‘De vitale medewerker’, dat activiteiten bevat voor de periode 2012-2015. Het azM is in mei 2013 gestart met het pilotproject ‘azM beweegt’. Dit project bestaat uit diverse beweegprogramma’s voor medewerkers. Ruim een jaar na de start van ‘azM beweegt’ zijn er 186 trainingen gegeven aan 162 deelnemers. Bijna alle nog actieve deel4
nemers geven aan de komende tijd te willen blijven sporten binnen het programma. In 2014 zijn er via het preventieloket 281 spreekuren geweest t.b.v. de health check. In het azM is ter ondersteuning van het IGM beleid, voor de medewerkers het webbased programma Mijn Gezondheids Platform gekocht. Met dit programma kan de medewerker zijn eigen gezondheids- preventie of leefstijldoelen en meetwaarden vastleggen, desgewenst in samenspraak met de behandelend arts. Ten aanzien van Mijn Gezondheids Platform hebben eind 2014 105 medewerkers een account aangevraagd. Hiervan hebben 82 mensen daadwerkelijk ingelogd. Registratie van onveilige/ongewenste situaties en incidenten In 2014 zijn in IRIS 351 meldingen gedaan met betrekking tot arbeidsomstandigheden. De belangrijkste oorzaak van de gemelde onveilige/ongewenste situaties en incidenten betreft het niet naleven van procedures. Eén incident heeft binnen 24 uur geleid tot ziekenhuisopname en is gemeld bij de inspectie SZW. Twee andere incidenten zijn eveneens gemeld bij de inspectie SZW, later is gebleken dat de incidenten niet meldingsplichtig waren, omdat de incidenten niet binnen 24 uur hebben geleid tot ziekenhuisopname en niet hebben geleid tot blijvend letsel. Arbeids-en rusttijden en werkdruk arts-assistenten De registratie van werk- en rusttijden van de arts-assistenten van 21 medische afdelingen is de eerste twee kwartelen van 2014 en de tweede helft van 2014 middels een audit gecontroleerd op overtredingen van de normen uit de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit. in het tweede semester van 2014 is een sterke verbetering te zien ten opzichte van het eerste semester. In het tweede semester is bij geen enkele afdeling meer sprake van structurele overtredingen; het aantal incidentele overtredingen is verminderd van 161 in het eerste semester naar 110 in het tweede semester; het merendeel van de geconstateerde incidentele overtredingen heeft betrekking op de maximale dagelijkse arbeidstijd (12 uur) en de minimale wekelijkse rust; er zijn overtredingen van normen bij extern gedetacheerde assistenten; wat opvalt is het feit dat de ATW-checker van Harmony regelmatig te streng toetst. De afdeling Arbo en functioneel beheer van het systeem gaan in overleg met de leverancier van Harmony om te kijken wat de mogelijkheden zijn. Op 7 mei 2014 heeft de inspectie SZW een inspectiebezoek gebracht aan het azM. Er is tijdens het bezoek gesproken met de RvB en de OR. De inspectie vond plaats in het kader van het project Arbeids- en rusttijden ziekenhuizen. Er zijn tijdens de inspectie op de door de inspectie gecontroleerde afdelingen geen overtredingen geconstateerd m.b.t. de arbeids- en rusttijden van arts-assistenten. Psychosociale arbeidsbelasting PSA Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) vormt een van de grootste gezondheidsrisico’s voor werknemers in de zorgsector. De beleving van PSA wordt ieder 2 jaar gemeten middels een analyse van de resultaten van het MTO. Het MTO zal in 2015 weer worden aangeboden. Binnen het azM vindt een groot scala aan activiteiten plaats die zowel los als in samenhang met elkaar bijdragen aan het verbeteren van de ervaren PSA.
5
Bedrijfs Opvang Team (BOT) Sinds 2013 kunnen medewerkers die een traumatische ervaring hebben meegemaakt gebruik maken van het Bedrijfs Opvang Team. Dit team bestaat uit verschillende getrainde medewerkers die opvang kunnen bieden aan medewerkers (studenten, medewerkers externe bedrijven, vrijwilligers) die een schokkende of traumatische ervaring hebben meegemaakt op de werkplek. Aanmelden kan via de backoffice Arbo, 7 4590. In 2014 hebben 8 medewerkers gebruik gemaakt van het BOTeam. Project fysieke belasting In het kader van de preventie van arbeidsrisico’s in het azM is het projectteam Fysieke Belasting & KANS reeds een aantal jaren verantwoordelijk voor de uitvoering van activiteiten op het gebied van Fysieke Belasting en KANS. In 2014 hebben in totaal hebben 80 medewerkers de praktijkinstructie en de e-learning Fysieke Belasting gevolgd en hebben 28 medewerkers de elearning KANS gevolgd. Er zijn 8 nieuwe ergocoaches opgeleid voor verschillende afdelingen. In 2014 zijn door het projectteam 38 werkplekonderzoeken uitgevoerd. Het projectteam heeft eveneens meegewerkt aan een concept nota Fysieke Belasting.
6
1
Inleiding
1.1 Doelstelling arbojaarverslag Voor u ligt het Arbojaarverslag 2014. Dit Arbojaarverslag 2014 is opgesteld als informatiebron voor Raad van Bestuur, RVE management en leidinggevenden, personeelsconsulenten, ORleden en arbodeskundigen. In dit verslag wordt het arbobeleid van het azM over 2014 geëvalueerd. Het arbobeleid, bijbehorende doelstellingen en activiteiten zijn vastgelegd in het ‘Arbobeleidsplan 2014-2015’ en het jaarplan 2014 (is op te vragen bij de afdeling Arbo). De activiteiten vinden plaats volgens het wettelijke kader van de Arbeidsomstandighedenwet (verder Arbowet genoemd), de Arbeidstijdenwet en de branche-afspraken zoals beschreven in arbocatalogus voor de UMC´s. Deze wetten en branche-afspraken verplichten werkgevers zorg te dragen voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten, en een beleid te voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. 1.2 Leeswijzer Na de managementsamenvatting en deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de arbobeleidsdoelstellingen voor 2014 en de wijze waarop de arbozorg binnen het azM georganiseerd is. De resultaten van de azM-brede activiteiten gericht op verzuim en reintegratie zijn beschreven in hoofdstuk 3. De resultaten van de belangrijkste azM-brede activiteiten gericht op preventie en vitaliteit zijn beschreven in hoofdstuk 4 t/m 10. De resultaten van de azM-brede activiteiten gericht op een aantal specifieke arbeidsrisico’s zijn geschreven in hoofdstuk 11 t/m 14. In bijlage I is een overzicht van de diverse themagerichte arbowerkgroepen opgenomen. In bijlage II is een overzicht opgenomen met de betekenis van de in het jaarverslag gebruikte afkortingen. In bijlage III is uitgebreide informatie over de IRIS meldingen 2014 opgenomen. 1.3 Bronnen Het Arbojaarverslag 2014 is gebaseerd op diverse (eind)rapportages van relevante registraties, metingen, projecten en audits van de diverse arbothema’s binnen het azM en databestanden uit o.a. de applicaties SAP, Arbo2000 en IRIS. Waar relevant zal worden verwezen naar betreffende (eind)rapportages en benchmarkmateriaal uit andere publicaties.
7
2
Arbodienstverlening binnen het azM
2.1 Heel de medewerker Het strategisch beleid MUMC+1 neemt als uitgangspunt voor haar programmering het adagium ‘Heel de mens’. Dit houdt in dat MUMC+ zich niet alleen wil richten op patiënten en aandoeningen, maar op de mens in alle fasen en omstandigheden. De aandacht gaat uit naar gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering, ziektepreventie en geneeskunde. Het strategisch HR beleid van azM, gebaseerd op het strategisch beleid, ´Heel de Mens´, is beschreven in de Nota strategisch HR beleid ‘Heel de medewerker’ 2012-2015’. Dit strategische HR beleid is geënt op een aantal pijlers, te weten: goed werkgeverschap en goed werknemerschap; arbeidsmarkt (vinden en binden); duurzame inzetbaarheid (boeien, groeien en bloeien); en arbeidsproductiviteit (slimmer, anders en beter) (zie figuur 1). Deze pijlers hebben raakvlakken met het arbobeleid. Het creëren van een aantrekkelijke, gezonde, veilige en inspirerende werkomgeving voor medewerkers is zowel met het oog op het strategische organisatie- en het HR beleid van groot belang. Arbeidsmarkt (‘vinden en binden’)
Strategisch HR-beleid Arbeidsproductiviteit (‘slimmer, anders en beter’)
“Duurzame inzetbaarheid” (‘boeien, groeien en bloeien’)
Figuur 1: Het strategisch HR beleid is geënt op een aantal pijlers.
2.2 Missie arbeidsomstandighedenbeleid azM De doelstelling van het arbeidsomstandighedenbeleid is binnen het azM geformuleerd in de arbomissie en beschreven in het arbobeleidsplan 2014-2015: “Stimuleer goede zorg door zorg te dragen voor goede arbeidsomstandigheden”. De diensten van de afdeling Arbo azM richten zich dan ook op goede arbeidsomstandigheden, kwalitatief goede zorg, plezierige werkomgeving en verbetering van de productie. 2.3 Uitgangspunten arbeidsomstandighedenbeleid azM De uitgangspunten voor het azM arbeidsomstandighedenbeleid zijn eveneens beschreven in het arbobeleidsplan 2014-2015:
1
Nota strategisch beleid ‘heel de mens’ 2010-2015 MUMC+
8
Uitgangspunten arbobeleid binnen het azM 1. Er is sprake van integraal management. De manager en de leidinggevende dienen niet alleen zorg te dragen voor het primaire proces, maar ook voor een aantal deelaspecten als personeelsbeleid, financiën en Arbo. Anders gezegd: Arbobeleid is een onderdeel in het proces van integraal management. 2. Zelfwerkzaamheid van management, leiding en medewerkers verhoogt het draagvlak voor de uitvoering van beleid en de kennis van arbeidsomstandigheden binnen de resultaatverantwoordelijke eenheid. 3. De Raad van Bestuur, de OR, het management van de resultaatverantwoordelijke eenheden, de leidinggevenden en de medewerkers worden bij de invulling van de Arbostructuur en de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid ondersteund door de afdeling Arbo. 4. De afdeling Arbo is, namens het stafdirectoraat SP&O, verantwoordelijk voor centrale handhaving van de arboregels binnen het azM. Het arbomanagementsysteem zorgt ervoor dat knelpunten snel gesignaleerd worden. Mede naar aanleiding van deze signalen zal zij (steekproefgewijze) controles uitvoeren en RVE’s/afdelingen aanspreken op hun verantwoordelijkheden. 2.4 Beleidsdoelstellingen arbeidsomstandighedenbeleid azM De belangrijkste beleidsdoelstelingen en de daaruit voortvloeiende activiteiten van de afdeling Arbo voor 2014 zijn gebaseerd op het arbobeleidsplan 2014-2015 en uitgewerkt in het jaarplan 2014. Het betreft: azM-brede beleidsdoelstellingen en activiteiten gericht op verzuim en re-integratie, zoals: - doelstellingen m.b.t. verzuimpercentage, verzuimfrequentie en WIA instroom; - de inzet van diverse diensten en instrumenten; - de aanbesteding van een nieuw verzuimvolgsysteem; - de aanbesteding van de arbodienstverlening. azM-brede doelstellingen en activiteiten gericht op preventie en vitaliteit, zoals : - het arbozorgsysteem; - meewerken aan het in stand houden en uitbreiden van de arbocatalogus UMC´s; - de monitoring en evaluatie van risico’s (RI&E); - scholing van medewerkers middels het aanbieden van preventieprogramma´s; - het preventief Medisch Onderzoek (PMO); - vitaliteitsbevordering van medewerkers; - scholing van preventiemedewerkers; - de analyse en evaluatie van onveilige situaties en incidenten; beleidsdoelstellingen en activiteiten gericht op specifieke arbeidsrisico’s, zoals: - werkdruk & werk- en rusttijden arts-assistenten; - psychosociale arbeidsbelasting (waaronder Agressie & Geweld); - fysieke belasting en klachten van armen, nek en schouders (KANS); - gevaarlijke stoffen, cytostatica en inhalatie-anesthetica; - huidbelasting; - biologische agentia; - fysische belasting; - arbeidsmiddelen; - arbo en inkoop van middelen; - arbo en verbouwing/renovatie/nieuwbouw. 9
Leidend in de beleidsdoelstellingen is het onderstaande figuur 2. In het azM heeft een accentverschuiving plaatsgevonden van curatief, via pro-actief naar preventief arbobeleid.
Figuur 2: Weergave van de accentverschuiving van curatief, via pro-actief naar preventief arbobeleid
De werkwijze van de interne Arbodienst is de laatste 10 jaar geëvalueerd van een curatief naar pro-actief beleid. In het pro-actief beleid staat kwaliteit van de arbeid centraal. Dit naar analogie van de theorie van prof. Dr A. Mok, arbeidssocioloog. De uitvoering van het pro-actieve beleid is vertaald in het Arbobeleidsplan. In dit plan zijn onder andere de thema’s van het Arboconvenant, de NFU, de resultaten van de RI&E en de uitkomsten van de interne en de externe audits opgenomen. Daarnaast zijn er speerpunten in verwerkt zoals verwoord in de projecten idealoog en dialoog. Deze speerpunten leggen met name accenten op de arbeidsverhoudingen. Arbeidsverhoudingen vinden hun weerslag in de balans tussen werk en privé (theorie H. Karasek). Tot slot, het hoofdaccent ligt op preventie. Door het onder de aandacht brengen van de BRAVO thema’s wordt de medewerker gestimuleerd gezonder te leven waardoor het langer doorwerken op een vitale, bevlogen manier mogelijk gemaakt wordt. Samenvattend, het Arbobeleid van het azM wordt gekanteld van curatief naar pro-actief naar preventief beleid. De eigen verantwoordelijk van de werknemer voor wat betreft de continue inzetbaarheid staat hierbij centraal.
10
2.5 Structuur arbo-organisatie azM De succesvolle implementatie van de arbostructuur en de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid binnen het azM is voorbereid en begeleid door de deskundigen van de afdeling Arbo. Binnen deze afdeling is op dit gebied dan ook veel expertise aanwezig. De structuur van de Arbo-organisatie binnen het azM is in onderstaand figuur 3 schematisch weergegeven. Figuur 3: Arbostructuur azM
OR
Raad van Bestuur Adjunct directeur Resultaatverantwoordelijke eenheid 1 t/m 12 Stafdirectoraten en stafdiensten
Directeur SP & O OC SP&O
OC RVE
PM SP& O
PM RVE
Teamcoördinator arbo
Providerboog
Leiding Afd1
Leiding afd 2
Leiding Afd 3
Leiding afd 4
Preventiemedewerkers
V&R en back office
Diverse themagerichte werkgroepen (zie bijlage 1) Adviseurs
Bedrijfs bureau
Functionele lijn
vertrouwens personen
…………..
ASD/BVF
hiërarchische lijn
11
CMR stoffen
CMR
Arbeidstijden
2.6 Voorbereiding en ondersteuning bij implementatie arbeidsomstandighedenbeleid De afdeling Arbo biedt aan het azM en aanverwante stichtingen dienstverlening en ondersteuning op drie niveaus, namelijk: strategisch niveau, door concepten, procedures en beleid te ontwerpen en beschrijven. Ook wordt aandacht besteed aan nieuwe ontwikkelingen m.b.t. arbeidsomstandigheden. Er worden periodiek nieuwsberichten opgesteld waarin nieuwe wetgeving, nieuwe ontwikkelingen m.b.t. arbo en best practices zijn opgenomen; tactisch niveau, door onder meer ondersteuning van preventiemedewerkers en RVE´s bij de invulling van hun taken, zoals ondersteuning bij het opstellen van de directiebeoordeling, de arbowerkboeken, het jaarplan en het aanleveren van management informatie (verzuimcijfers e.d.) ; operationeel niveau, door gerichte diensten/ondersteuning aan afdelingen te bieden in het kader van re-integratie, verzuimbegeleiding, werkplekonderzoeken, preventieprogramma´s en trainingen, begeleiding bij RI&E en arborondgangen; Om deze implementatie te realiseren en te borgen worden binnen het azM op deze 3 niveau´s plannen opgesteld. De relatie tussen deze plannen wordt schematisch weergegeven in figuur 4.
Figuur 4: schematische weergave beleidsplannen/projectplannen arbobeleid CMR
Horizontaal wordt de flow van Audits en RI&E´s naar inhoudelijke themaplannen weergegeven, verticaal de flow naar plannen op systeemniveau. De driehoekige vormen in de figuur illustreren het niveau waarop de plannen zijn gericht: de audit en themaplannen vooral op strategisch-tactisch niveau en de RI&E-rapporten juist op operationeel niveau (RVE). Vanuit de bevindingen van de interne audits, de externe audit en RI&E wordt het Algemeen Plan van Aanpak periodiek aangevuld en geactualiseerd. Voor de meeste arbothema´s is een eigen document (nota, projectplan of plan van aanpak) opgesteld. De implementatie van de verbeterpunten uit deze plannen van aanpak wordt gecoordineerd door de diverse werkgroepen, waarin vertegenwoordigers van de afdeling arbo zitting hebben. De diverse themagerichte werkgroepen worden weergegeven in bijlage I.
12
2.7 Overlegvormen afdeling Arbo De afdeling Arbo ondersteunt de afdelingen en de RVE’s bij het uitvoeren van hun arbotaken. De afdeling stimuleert zowel de interne als externe samenwerking met afdelingen en andere organisaties middels de volgende overlegvormen: regulier overleg RVE-management; regulier overleg VGWM-cie van de OR; periodieke bijeenkomsten met alle preventiemedewerkers; regulier overleg tussen de teamcoördinator Arbo en de preventiemedewerkers van de RVE’s en Stafdiensten en directoraten; regulier overleg P&O-adviseurs (ROPOC); klantteamoverleg: overleg tussen de teamcoördinator Arbo en de bedrijfsartsen en de adviseurs van de externe arbodienst; regulier overleg met de biologisch veiligheidsfunctionaris (BVF) en stralingsdeskundige; overleg met de inspectie SZW; landelijk overleg met de HR/Arbo managers en de arbeidshygiënisten van de UMC’s SAAZUNIE; landelijk overleg andere UMC’s; overleg met IGZ.
13
3
Verzuim en re-integratie
3.1 Verzuimcijfers 2014 Het azM hanteert de volgende verzuimdoelstellingen: gemiddeld verzuimpercentage is maximaal 4%; gemiddelde verzuimfrequentie is maximaal 1,2 maal per jaar; maximaal 0,2 % instroom in de WIA; Het gemiddelde verzuimpercentage en de gemiddelde meldingsfrequentie zijn in 2014 verder gedaald naar respectievelijk 3,70 % en 1,10 maal per jaar (zie figuur 5 en tabel 1). De doelstelling van het verzuimpercentage van maximaal 4 % is in 2014 wederom gehaald. De doelstelling van de verzuimfrequentie van maximaal 1,2 maal per jaar is eveneens gehaald. Er is in 2014 een instroom van 0,1 % geweest in de WIA (zie tabel 1). De doelstelling van maximaal 0,2 % is ook gehaald. Gezien het eigen risicodragerschap levert het lage verzuim en beperkte instroom in de WIA het azM een forse kostenbesparing op. De werkelijke verzuimkosten zijn door de verdere daling van het verzuim in 2014 en de beperkte WIA instroom ruim 1 miljoen euro lager dan begroot.
4,3 4,2 4,1 4 Norm
3,9
Verzuim %
3,8 3,7 3,6 3,5 2010
2011
2012
2013
2014
Figuur 5: Verloop ziekteverzuimpercentage 2010-2014
14
Tabel 1: Verzuimpercentage en meldingsfrequentie 2010-2014 2
Doelstelling 2011 2012 2013 2014
4
Verzuimpercentage (%) Maximaal 4 4,19 4,08 3,84 3,70
azM Meldingsfrequentie (aantal maal per jaar) Maximaal 1,2 1,27 1,26 1,24 1,10
3
Instroom WIA (%) Maximaal 0,20 0,19 0,17 0,10 0,10
Branche Verzuimpercentage (%) 5,29 5,04 5,41 5 -
Verzuimoorzaken Het huidige verzuimsysteem (Arbo2000) biedt niet meer de mogelijkheden om informatie over oorzaken van het verzuim te verstrekken en na te gaan of de hieronder beschreven verzuimdoelstellingen gehaald zijn: een gemiddeld verzuim a.g.v. fysieke klachten van maximaal 1,2%; een gemiddeld verzuim a.g.v. psychische klachten van maximaal 1%. Het nieuw aan te schaffen verzuimvolgsysteem (zie paragraaf 3.4) zal die functionaliteiten wel bieden. Beroepsziekten In 2014 zijn door de bedrijfsartsen geen beroepsziekten gemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. 3.2 Inzet instrumenten en diensten verzuim en re-integratiebeleid Om te voorkomen dat gezondheidsproblemen tot uitval uit het werk leiden en/of dat ziekmeldingen onnodig plaatsvinden, wordt re-integratie & verzuimbeleid gevoerd. Hierbij moet vooral worden gedacht aan drempelverhogende maatregelen zoals het verbeteren van procedures rondom verzuimmeldingen en curatief beleid gericht op het bevorderen van een soepele werkhervatting. In het kader van re-integratie & verzuimbeleid zijn in 2014 de volgende instrumenten toegepast en diensten aangeboden: de verzuimspreekuren door de bedrijfsarts; de aanwezigheid van de bedrijfsarts bij het casuïstiek overstijgend overleg; de inzet van een arbeidsdeskundige; de inzet van een bedrijfsmaatschappelijke werker; re-integratie in de luwte (zie paragraaf 3.3); bemiddelingsactiviteiten: regeling versnelde opname en behandeling van (zieke) medewerkers; de inzet van interne en externe re-integratiebureaus; periodieke analyse naar de aard en omvang van de verzuimproblematiek; een training verzuimmanagement voor leidinggevenden en personeelsconsulenten.
2
Bron: Arbo 2000 en SAP Bron: Vernet 4 azM doelstelling 5 De branche verzuimcijfers 2014 zijn nog niet beschikbaar 3
15
Tabel 2 geeft een overzicht hoe vaak de instrumenten en diensten in 2013 en 2014 zijn ingezet. Tabel 2: Inzet standaard instrumenten en diensten verzuim en re-integratie in 2013 en 2014 Instrumenten Aantal uren 2013 Aantal uren 2014 6 Spreekuren re-integratieconsulent 311 Spreekuren bedrijfsarts 1561 1853 Intervisie- en SMO-bijeenkomsten 23 25 Inzet arbeidsdeskundige 20 18 7 Inzet bedrijfsmaatschappelijke werker 64 43 8 Inzet SprintUm / Top-Care / Hilde Bruning 27 Inzet Top-Care 3 Inzet Hilde Bruning 25 Inzet Overigen 2 Inzet Bedrijfsopvang Team (BOT) 4 3
3.3 Interne re-integratie (InReb) De Raad van Bestuur van het azM heeft medio 2006 besloten re-integratie van medewerkers intern te laten plaatsvinden, middels InReb. Een interdisciplinair team, geeft sinds meerdere jaren inhoud aan de interne re-integratie. De activiteiten van InReb van 2014 zijn geëvalueerd en beschreven in een rapportage9. Verbetervoorstellen staan eveneens in deze rapportage. In 2014 zijn bij InReb in totaal 58 casussen behandeld, waarvan 47 nieuwe aanmeldingen. Het aantal aanmeldingen is vrijwel gelijk aan het aantal meldingen in 2013 (57). De meeste verwijzingen komen van de RVE OG (14), de RVE EVK/MIC (10) de RVE H&V (7). In figuur 6 is het aantal verwijzingen per RVE weergegeven.
6
Spreekuren re-integratieconsulent zijn met ingang van 01.07.2013 komen te vervallen. Vanaf 01.07.2013 worden de uren re-integratieconsulent ingevuld door bedrijfsartsen. 7 Daling is te mogelijk te verklaren door het opheffen van de functie re-integratieconsulent; deze uren zijn overgenomen door de bedrijfsarts. Bedrijfsartsen verwijzen minder door naar de BMW. 8 Samenwerking met SprintUm is gestopt. Vanaf het najaar van 2013 wordt samengewerkt met Hilde Bruning 9 Eind evaluatie interne re-integratie (InReb) 2014
16
Figuur 6: Aantal verwijzingen per RVE in 2014
In figuur 7 is het aantal verwijzingen per functietype weergegeven. In de meeste gevallen betreft het, net als in 2013, verpleegkundigen, verzorgenden of OK assistenten.
Figuur 7: Aantal verwijzingen per functiegroep
Figuur 8 geeft de lokalisatie van de problematiek weer. Het betreft met name problematiek van rug, nek en schouders.
Figuur 8: Lokalisatie van problematiek
Resultaten InReb 2014 Bij de start van de behandeling en bij het moment van afronden waren er bij de medewerkers meerdere gevalideerde vragenlijsten afgenomen (resp. voor- en nameting). Aan de hand van de resultaten kon geconcludeerd worden dat het InReb traject als positief werd ervaren.
17
Concluderend kan gesteld worden dat in de praktijk de korte lijnen met leidinggevenden en afstemming en voortgang van het interne re-integratie programma voor alle partijen direct voordeel opleveren. 3.4 Vervanging verzuimvolgsysteem De ziek- en herstelmeldingen zijn in 2014 door de leidinggevenden geregistreerd in de verzuimmodule SAP. De afdeling arbo leest de SAP gegevens dagelijks in en werkt in het verzuimvolgsysteem Arbo 2000 van Centric (SDP&O/arbo2013). Er is een business case geschreven voor de vervanging van het huidige verzuimvolgsysteem Arbo 2000). De uitkomst van deze case is de implementatie van Dossier Manager (hierna afgekort tot DM), een standaard product van MediSoft. Aanleiding voor het overschakelen van Arbo2000 naar DM is gelegen in het feit dat Arbo2000 niet aan de huidig normen voldoet: er kan onvoldoende verzuimstatistiek en management-informatie gegenereerd worden; er wordt onvoldoende onderhoud gepleegd waardoor het systeem achterhaald is; het gebruik is erg bewerkelijk en brengt veel administratieve lasten met zich mee. Hierdoor wordt de foutgevoeligheid vergroot; de koppeling met het HR-systeem (SAP) is niet betrouwbaar, waardoor de betrouwbaarheid van de gegevens onder druk staat. azM heeft bewust gekozen voor het eigen regiemodel als het gaat om verzuim. In dit model speelt de direct leidinggevende een hoofdrol als het gaat om de verzuimbegeleiding. Deze wordt ondersteund door deskundigen zoals HR adviseurs, bedrijfsartsen, bedrijfsmaatschappelijk werkers, psychologen etc. Het verzuimvolgsysteem vormt een belangrijke schakel in het proces als het gaat om communicatie, signaleren en managementinformatie. Een goed werkend systeem is van doorslaggevend belang in dit proces, temeer het van belang is om het draagvlak voor het regiemodel zo groot mogelijk te houden. Daarbij komt dat er een relatief grote groep gebruikers met nogal verschillende profielen en rollen met het systeem zullen gaan werken. Dit maakt een zorgvuldige, succesvolle en soepele implementatie van DM van wezenlijk belang. De aanschaf van het nieuwe verzuimvolgsysteem is in 2014 door de RvB goedgekeurd. De implementatie start vanaf 2015. Er is een implementatieplan opgesteld waarin o.a. aandacht wordt besteed aan de relevante gebruikersgroepen, trainingen, planning en communicatie. 3.5 Aanbesteding externe arbodienstverlening Het azM wordt bij de uitvoering van het verzuimbeleid, re-integratiebeleid en preventiebeleid ondersteund door een externe arbodienst. 1 oktober 2014 is het driejarige contract met de externe arbodienst Encare verlopen. Vanaf 1 oktober 2014 heeft het azM n.a.v. een aanbestedingstraject de opdracht voor het uitvoeren van de externe arbodienstverlening gegund aan ArboNed. Het contract is aangegaan voor een periode van drie jaar met een mogelijke verlenging van tweemaal een jaar. Door ArboNed worden de volgende gecertificeerde disciplines ingezet in het azM: twee bedrijfsartsen, een bedrijfsmaatschappelijk werker, een arbeidsdeskundige, een hoger veiligheidskundige, een arbeidshygiënist.
18
4
Arbozorgsysteem
Het azM is reeds vanaf 1999 in het bezit van een gecertificeerd Arbozorgsysteem volgens de OHSAS 18001. Stellingname van het Ministerie van SZW in 2014 is: ´Bedrijven die beschikken over een OHSAS 18001 certificaat voor hun arbozorgsysteem zijn vrijgesteld van actief toezicht van de Inspectie SZW, tenzij er in het verleden een overtreding m.b.t. een arbothema is geconstateerd´. De methodiek van het arbozorgsysteem van het azM wordt weergegeven in onderstaande figuur 9.
Figuur 9: Methodiek van het arbozorgsysteem van het azM
19
4.1 Interne audit mei 2014 In het azM is een auditweek georganiseerd in de week van 19 t/m 24 mei 2014. Deze week zijn interne audits uitgevoerd m.b.t. de norm OHSAS 18001 (2007) binnen de RVE´s OG en de stafdiensten/directoraten F&I, MIT en Communicatie. De bevindingen van elke audit zijn opgenomen in een auditrapportage. De geconstateerde verbeterpunten m.b.t. de OHSAS 18001 zijn geanalyseerd en besproken met de preventiemedewerkers. De belangrijkste verbeterpunten zijn, met de te nemen maatregelen, opgenomen in het centrale plan van aanpak van de afdeling arbo. 4.2 Externe audit oktober 2014 De externe audit heeft plaatsgevonden van 7 t/m 23 oktober 2014. Deze is uitgevoerd binnen alle RVE´s, de stafdirectoraten PZ en MIT en de stafdiensten bestuur en communicatie. De externe audit was gericht op de volgende thema´s: -actualisatie RI&E en plan van aanpak; -gevaarlijke stoffen (CMR-stoffen, cytostatica, inhalatieanesthetica, vernevelen medicijnen); -biologische agentia (veilige scherpe medische hulpmiddelen/infectiepreventiebeleid); -(niet) ioniserende straling; In de TÜV rapportage van de externe audit van oktober 2014 zijn de volgende positieve bevindingen beschreven: mentaliteit is geheel gericht op de patiëntenzorg; het arbobeleid is sterk gericht op preventie, het voorkomen van verzuim, van curatief naar preventief; nieuwe (tijdelijke) medewerkers worden op een juiste wijze geïnstrueerd en voorgelicht; voor specialistische ondersteuning wordt gebruik gemaakt van de afdeling Arbo; er lopen diverse projecten ter verbetering van welzijn van medewerkers; zeer laag ziekteverzuimpercentage; de instroom in de WIA is zeer laag; relatie OR met achterban en bestuurder; ambitie azM om met zelfwerkende RI&E instrumenten te werken. Prognose nieuwe RI&E Instrument NFU beschikbaar m.i.v. 1e kwartaal 2015. Tijdens de externe audit zijn 7 afwijkingen en 15 verbeterpunten geconstateerd. De afwijkingen en verbeterpunten zijn, met de te nemen maatregelen, opgenomen in het centrale plan van aanpak van de afdeling arbo. Het auditteam geeft een positief advies aan het management van TÜV Nederland t.a.v. het continueren van het certificaat met een nieuwe looptijd van 3 jaar onder de voorwaarde dat de vastgestelde afwijkingen worden verholpen. De genomen corrigerende maatregelen worden door TÜV in het 2e kwartaal van 2015 beoordeeld.
20
5
Arbocatalogus Universitair Medische Centra UMC´s
De overheid geeft in de Arbowet globale voorschriften voor veilig en gezond werken. Werkgevers en werknemers mogen zelf bepalen hoe ze daaraan voldoen en dat vastleggen in een arbocatalogus. Een arbocatalogus beschrijft afspraken over het omgaan met de belangrijkste arborisico’s in een branche. Voor de acht UMC's hebben werkgevers en werknemers samen een arbocatalogus opgesteld. Bij de totstandkoming hiervan participeren ook ondernemingsraadsleden. De inspectie SZW toetst de inhoud van de arbocatalogus op hoofdlijnen. In 2014 is er een deelcatalogus proefdierallergie beschikbaar gesteld. De UMC´s hebben eind 2014 de beschikking over 14 deelcatalogi. Er zijn deelcatalogi beschreven voor de arbothema´s: agressie en geweld; ongewenst gedrag; schokkende en ingrijpende gebeurtenissen; werkdruk; gevaarlijke stoffen; cytostatica; inhalatieanesthetica;
fysieke belasting; huidbelasting; infectiepreventie; MRI; zwangerschap en werk; RI&E; proefdierallergie.
In elke deelcatalogus wordt beschreven op welke wijze de UMC’s invulling geven aan het ambitieniveau, aan de wettelijke voorschriften en aan de stand van wetenschap en techniek. Per maatregel wordt aangeven of sprake is van doelvoorschriften, procesvoorschriften, middelvoorschriften of good practices. Door zelf een Arbocatalogus in te richten heeft de branche (NFU) meer invloed op het handhavingsbeleid van de inspectie SZW. De eigen arbocatalogus is de handhavingsnorm. De deelcatalogi zijn beschikbaar voor alle medewerkers van de UMC´s via www.dokterhoe.nl. In 2014 werd het azM in de werkgroepen die de deelcatalogi samenstellen en actueel houden vertegenwoordigd door: de heer H. Luyten werkgroep hoofden arbodiensten de heer G. Roox werkgroep fysieke belasting mevrouw Y. Stienen werkgroep PSA mevrouw E. Bleijlevens werkgroep veilig werken met geneesmiddelen werkgroep nanotechnologie werkgroep inhalatieanesthetica/cytostatica
21
6
Risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) azM
6.1 Risico- inventarisatie en evaluatie azM De Arbowetgeving vereist dat iedere organisatie in het bezit is van een actuele risicoinventarisatie en evaluatie (RI&E). De RI&E leidt tot inzicht in knelpunten en te stellen prioriteiten bij het nemen van maatregelen. De maatregelen worden in een Plan van Aanpak RI&E vastgelegd en vervolgens volgens plan uitgevoerd. De RI&E is daarmee de start van een verbetercyclus. De RI&E is de basis van het arbozorgsysteem van het azM. Door de RI&E actueel te houden blijft de arbeidsomstandighedenzorg op het gewenste hoge niveau. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren en actueel houden van de RI&E ligt bij de RVE’s, stafdiensten en stafdirectoraten. De toetsing van de RI&E geschiedt door een gecertificeerde deskundige. 6.2 Actualiteit RI&E azM In 2012 en 2013 zijn alle RI&E´s van het azM geactualiseerd. Er is in 2014 afgesproken dat voor alle afdelingen die gerenoveerd, gewijzigd of verhuisd zijn een aantal maanden na oplevering een nieuwe RI&E en plan van aanpak worden opgesteld. De teamcoördinator arbo wordt tijdens de bijeenkomsten met het bouwbureau geïnformeerd welke afdelingen het betreft. 6.3 RI&E instrument NFU Het NFU (Nederlandse Federatie van UMC’s) heeft in 2012 voor de UMC’s een digitale branche RI&E-instrument (RIE UMC’s) ontwikkeld. Dit instrument is i.v.m. problemen met de leverancier van het instrument nooit geïmplementeerd binnen de UMC´s. Eind 2014 is er door de NFU projectgroep RI&E onder voorzitterschap van het UMC Leiden een keuze gemaakt voor een nieuw RI&E instrument. Dit instrument zal in 2015 in het azM worden ingezet tijdens een aantal pilot RI&E projecten.
22
7
Preventieprogramma´s azM
azM-brede preventieprogramma’s Door middel van preventieprogramma’s wordt beoogd medewerkers van het azM (preventief) te scholen en te trainen over arbeidsrisico’s. De in het azM aangeboden arbo preventieprogramma´s zijn beschreven in het opleidingsplan arbo azM 2014. De uitvoering van de preventieprogramma´s vindt veelal plaats via het opleidingsportaal TRACE. De preventieprogramma´s worden aangeboden in de vorm van een e-learning, klassikaal middels een workshop verzorgd door inhoudelijk deskundigen, of middels een combinatie van e-learning en een workshop. In onderstaande tabel 3 is een overzicht van de in 2014 aangeboden arbogerelateerde preventieprogramma´s opgenomen. Tabel 3: Huidige arbo preventieprogramma’s azM Arbothema Arbobeleid Verzuimmanagement Verzuimmanagement Verzuimmanagement Poortwachter Verzuim IGM Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen Cytostatica Anesthesiegassen
Naam preventieprogramma
Aangeboden middels :
Manage het verzuim. Verzuim onder de duim Verzuimmanagement voor ervaren leiding Verzuimmanagement voor nieuwe leiding Wet verbetering Poortwachter Ziekte en WIA Duurzame inzetbaarheid
TRACE/workshop TRACE/workshop TRACE/workshop TRACE/e-learning Workshop Workshop
Veilig werken met gevaarlijke materialen E-learning cytostatica Veilig werken met inhalatieanesthetica
TRACE/e-learning www.dokterhoe.nl Workshop arbeidshygiënist TRACE/e-learning Workshop Lindegas
Medische gassen Veilig werken met medische gassen Cryogene stoffen Veilig werken met cryogene stoffen Fysieke belasting Fysieke belasting Fysiek belasting KANS Geef KANS geen kans Fysische factoren Geluid Veilig werken met schadelijk geluid Niet ioniserende straling Veilig werken met lasers Psychosociale arbeidsbelasting PSA Energie en Stress in balans Beter omgaan met werkdruk Omgaan met agressie Omgaan met weerstand in verandering Arbeids- en rusttijden Arbeids- en rusttijden
TRACE/e-learning en workshop TRACE/e-learning Workshop arbeidshygiënist TRACE/e-learning TRACE/e-learning TRACE/workshop Workshop Workshop Workshop
23
In Tabel 4 is de deelname aan de arbogerelateerde preventieprogramma´s weergegeven. Tabel 4: Aantal gevolgde preventieprogramma’s (2013 en 2014) Preventieprogramma 2013 Verzuimmanagement voor ervaren leiding (workshops) 2 Verzuimmanagement voor nieuwe leiding (workshops) 1 Fysieke belasting (aantal deelnemers) 479 KANS (aantal deelnemers) Vloeibaar stikstof (aantal deelnemers) 3
10
2014 1 1 10 80 28 83
De daling in het aantal getrainde medewerkers in 2014 t.o.v. 2013 is het gevolg van langdurige uitval van de trainer Preventieprogramma Fysieke Belasting.
24
8
Preventief medisch onderzoek PMO
Het azM is verplicht bij aanwezigheid van risico's de werknemer in de gelegenheid te stellen een Preventief Medisch Onderzoek (PMO) of periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) te ondergaan. Het PMO is erop gericht gezondheidsrisico’s verband houdende met het werk van de werknemer zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Het PMO kent de volgende tweeledige doelstelling: 1. het bepalen van de gezondheid van de individuele medewerker in relatie tot het werk; 2. het opsporen van gezondheidsklachten en signaleren van werk- en gezondheidsproblemen van groepen medewerkers (b.v. op bepaalde afdelingen, bepaalde functies, etc.). Het PMO resulteert in gerichte advisering aan de individuele werknemer of groepen van werknemers over het voorkomen of het beperken van werk gerelateerde arbeidsrisico's. Geneeskundig onderzoek is ook geregeld in Hoofdstuk 8 van de CAO. Hierin is onder meer afgesproken dat de medewerker met bijzondere arbeidsrisico's, dan wel een medewerker die aan bijzondere gezondheidseisen dient te voldoen een geneeskundig onderzoek dient te ondergaan. Medewerkers van het azM hebben in 2014 de volgende PMO´s ondergaan: 62 onderzoeken bij medewerkers i.v.m. blootstelling aan ioniserende straling en 1 maal een oogonderzoek bij een beeldschermwerker.
25
9
Project de Vitale medewerker
9.1 De Vitale medewerker Het MUMC heeft het thema vitaliteit begin 2008 als kernpunt van Integraal Gezondheidsmanagement (IGM) binnen haar bedrijfsvoering geïntroduceerd. In 2012 was dit beleid aan een herziening toe. Als onderdeel van de azM strategie ‘Heel de Mens’ heeft de afdeling arbo in 2012 een nieuwe beleidslijn uitgewerkt in het project ‘De vitale medewerker’, dat activiteiten bevat voor de periode 2012-2015. Dit beleid kent maatregelen op de volgende beïnvloedingsniveau ’s: arbeidsomstandigheden, human resources management (HRM), psychosociale arbeidsbelasting (PSA) en leefstijl (zie figuur 10 hieronder).
Figuur 10: model beïnvloedingskader vitaliteit
9.2 Beleidsplan De Vitale Medewerker Het beleidsplan De Vitale Medewerker is primair gericht op de psychosociale arbeidsbelasting (PSA) van de medewerker en de preventie van ziekte door (leefstijl-)gedragsverandering. Het project de Vitale Medewerker bestaat uit de volgende vier onderdelen: A Preventieloket. Het preventieloket heeft als doel om medewerkers te coachen in het verbeteren van hun leefstijl op één of meerdere BRAVO-thema’s. Dit gebeurt op een laagdrempelig wijze, waarbij medewerkers procesmatig van bewustwording naar het nemen van verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid worden geleid. Het preventieloket bevat een breed aanbod aan persoonsgerichte leefstijl-interventies, inclusief begeleiding door bedrijfsarts en vitaliteitscoach.
26
B Pilots ‘MUMC Totaal Vit’. In dit projectdeel wordt beweging gekozen als primaire benadering om gedragsverandering in leefstijl tot stand te brengen. Dit vanuit het idee dat meer beweging leidt tot gezonder en productiever gedrag. Tegen deze achtergrond is het azM is in mei 2013 gestart met het pilotproject ‘azM beweegt’. Dit project bestaat uit diverse beweegprogramma’s voor medewerkers. Het project ‘azM beweegt’ kan tevens worden beschouwd als een van de eerste concrete uitwerkingen van het gedachtengoed van Mosae Vita (zie D). Ruim een jaar na de start van ‘azM beweegt’ zijn er 186 trainingen gegeven aan 162 deelnemers. Er worden binnen het azM nog elke dag trainingen verzorgd binnen vijf verschillende beweeggroepen. De deelnemers aan ‘azM beweegt’ oordelen in overgrote meerderheid positief over de opzet en het resultaat van de trainingen. Bijna alle nog actieve deelnemers geven aan de komende tijd te willen blijven sporten binnen het programma. Daarnaast verwacht men ook op de langere duur meer te blijven bewegen. Tevens hebben een groot aantal deelnemers aan het programma aangegeven het bewegen opgepakt te hebben in hun privé-omgeving. De ‘lessons learned’ van het project, hebben onder meer betrekking op inhoud en organisatie van het programma. Zo blijkt het belangrijk een breed, flexibel en drempelverlagend trainingsaanbod te creëren. De persoonlijke benadering en plezier van het bewegen dient in de trainingen centraal te staan. Daarnaast blijkt de sociale dynamiek binnen de beweeggroepen van cruciaal belang voor het realiseren van gedragsverandering en gedragsbehoud van deelnemers. Dit levert ook nog extra voordelen op zoals het gemakkelijker afdeling overstijgend samenwerken en het vergroten van sociale cohesie en vermindering van hierarchische verhoudingen binnen de organisatie. C Integraal Aanbod Health Checks. Op basis van voornoemde evaluatie van de pilots zal besloten worden of aan medewerkers structureel een health check wordt aangeboden. Op deze wijze kunnen medewerkers continu werken aan hun gezondheid en de effecten daarvan volgen; In 2014 zijn er via het preventieloket 281 spreekuren geweest t.b.v. de health check. D Extern aanbod vitaliteitsprogramma’s. Het externe aanbod van vitaliteitsproducten wordt samen met regionale partners ontwikkeld en aangeboden vanuit één centraal punt, Mosae Vita. Mosae Vita is een nieuw onderdeel van de Maastricht Health Campus met als missie het creëren van een gezond leven door een bewuste leefstijl met de inzet van gezonde voeding en beweging. Mosae Vita wordt een omgeving waarin de bevolking en behandelaars gezondheid beleven en betrokken worden bij de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten die mensen helpen een bewust gezond leven te leiden.
27
9.3 Mijn GezondheidsPlatform (MGP) In 2013 is ter ondersteuning van het IGM beleid, voor de medewerkers het webbased programma Mijn GezondheidsPlatform gekocht. Medewerkers konden zich begin 2014 opgeven voor gebruik van het gezondheidsplatform. Met dit programma kan de medewerker zijn eigen gezondheids- preventie of leefstijldoelen en meetwaarden vastleggen of desgewenst in samenspraak met de behandelend arts. Mijn GezondheidsPlatform helpt bij het behalen van deze doelen door middel van het geven van advies, opdrachten en ondersteuning. Naast coaching programma’s, zoals bijvoorbeeld bewegen, voeding, stoppen met roken, bevat MGP gevalideerde medische informatie. De gegevens over de gezondheid, bijvoorbeeld de resultaten van de health checks, medicijngebruik en dergelijke, kunt ook worden bewaard in MGP. Ten aanzien van Mijn GezondheidsPlatform hebben eind 2014 105 medewerkers een account aangevraagd. Hiervan hebben 82 mensen daadwerkelijk ingelogd.
28
10 Analyse registratie van onveilige/ongewenste situaties en incidenten IRIS meldingen onveilige/ongewenste situaties en incidenten arbo Vanaf april 2012 is in het azM het Incidenten Registratie en Informatie Systeem (IRIS) geïmplementeerd voor de registratie en afhandeling van onveilige of ongewenste situaties en incidenten. Er is in IRIS, naast de mogelijkheid melding te doen m.b.t. patiëntveiligheid, ook de mogelijkheid melding te doen m.b.t. de arbeidsomstandigheden van medewerkers. In 2014 zijn in IRIS 351 meldingen gedaan met betrekking tot arbeidsomstandigheden. In onderstaande tabel 5 is het aantal en de aard van de IRIS meldingen 2014 ten opzichte van 2013 weergegeven. Tabel 5: Aantal en aard meldingen in IRIS (2013-2014) Aard melding en aantal
2013
2014
Onveilige/ongewenste situatie
216
168
Incident (totaal) -zonder schade
133
111
73
57
-met materiële schade
8
15
-met lichamelijke schade
50
37
-met materiële en lichamelijke schade
2
2
-incidenten hebben geleid tot verzuim
8
-
11
-aantal verzuimdagen a.g.v. incidenten
75
-
12
-binnen 24 uur geleid tot ziekenhuisopname, gemeld bij inspectie SZW
-
1
-niet-meldingsplichtige incidenten, gemeld bij inspectie SZW
-
2
Agressie/geweld, intimidatie en discriminatie (totaal), waarvan:
38
44
-verbale agressie
23
28
-fysieke agressie/geweld
13
15
-intimidatie
1
-
-discriminatie
1
1
Prik/snij en spatincidenten
31
28
Totaal
418
351
De belangrijkste oorzaak van de gemelde onveilige/ongewenste situaties betreft het niet naleven van procedures. De belangrijkste oorzaak van de gemelde incidenten betreft het niet naleven van procedure en incidenten met medische en niet-medische apparatuur. Eén incident heeft binnen 24 uur geleid tot ziekenhuisopname en is gemeld bij de inspectie SZW. Twee andere incidenten zijn eveneens gemeld bij de inspectie SZW, later is gebleken dat de incidenten niet meldingsplichtig waren, omdat de incidenten niet binnen 24 uur hebben geleid tot ziekenhuisopname en niet hebben geleid tot blijvend letsel. Meer informatie over de IRIS meldingen is opgenomen in Bijlage III.
11 12
Gegevens zijn niet meer uit Arbo 2000 te verkrijgen. Gegevens zijn niet meer uit Arbo 2000 te verkrijgen.
29
11 Arbeids- en rusttijden en werkdruk arts-assistenten De arbeids- en rusttijden van de arts-assistenten vormen al sinds enige jaren een punt van aandacht c.q. zorg binnen het azM. Aanleiding is een onderzoek dat in 2008 door de Inspectie SZW is uitgevoerd. Om dit probleem te ondervangen heeft de afdeling Arbo in 2008 een azMbreed projectplan ontwikkeld. Doelstelling van dit project was het opzetten van een arbeidstijdenbeleid dat rekening houdt met arbeidsomstandigheden en werkdruk, en waarin de werktijden van arts-assistenten voldoen aan de kaders van de Arbeidstijdenwet. Als onderdeel van dit project werk- en rusttijden arts-assistenten is ter ondersteuning bij het opstellen van een duidelijk geprotocolleerde ‘roosterorganisatie’ een praktische handleiding opgesteld (‘Handleiding arbeidstijdenwet AIOS’s van het azM’). Deze handleiding geeft onder meer beknopte uitleg over de regelgeving van arbeids- en rusttijden voor artsen in opleiding tot (medisch) specialist (AIOS’s), zoals die in het azM van toepassing zijn. Vanaf december 2013 is het roosterpakket Harmony volledig operationeel. Harmony kent een automatische schendingenrapport, met daarin een overzicht van overtredingen van specifieke wettelijke normen van arts-assistenten. De overtredingen worden zowel aangegeven voor de geplande roosters, als de feitelijke werk- en rusttijden. De registratie van werk- en rusttijden van de arts-assistenten van 21 medische afdelingen is de eerste twee kwartelen van 2014 en de tweede helft van 2014 middels een audit gecontroleerd op overtredingen van de normen uit de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit. De audits zijn als volgt uitgevoerd: per afdeling vindt een controle plaats van de uitdraai van de roosters van de artsassistenten uit Harmony en het hierbij behorende schendingenrapport; bij signalering van een overtreding door Harmony is het maandformulier van de assistent opgevraagd om te kijken of feitelijke werk- en rusttijden, zoals zelf geregistreerd door de assistent, eenzelfde overtreding oplevert als in Harmony; de overtredingen zijn beschreven in de auditrapportages; de overtredingen zijn besproken met de desbetreffende afdelingen. De resultaten van de audits zijn als onderdeel van de planning- en controlcyclus geagendeerd in het tweede en vierde kwartaalgesprek van de medische afdelingen; bij de afdelingen met overtredingen worden verbetermaatregelen geïmplementeerd. Tabel 6: resultaten van audits arbeids- en rusttijden van arts-assistenten van medische afdelingen Kwartaal 1 Kwartaal 2 Kwartaal 3+4 2014 2014 2014 Afdelingen die volledig voldoen aan de normen 10 8 8 13 Afdelingen met structurele overtredingen van de normen 2 0 0 14 Afdelingen met incidentele overtredingen van de normen 11 13 13 Totaal aantal incidentele overtredingen 161 110
13
Structurele overtredingen zijn te wijten aan fouten in het basisrooster. Omdat dit meestal een cyclisch (individueel repeterend) rooster is komen de overtredingen elke maand weer terug, vaak bij meerdere arts-assistenten 14 Incidentele overtredingen betreffen unieke roosterfouten, bijvoorbeeld veroorzaakt door verschuivingen als gevolg van ziekte, het ruilen van diensten of het uitlopen van diensten (overwerk). Incidentele overtredingen zijn niet te wijten aan het basisrooster.
30
De belangrijkste bevindingen zijn (zie tabel 6): in het tweede semester van 2014 is een sterke verbetering te zien ten opzichte van het eerste semester. In de loop van het jaar is samen met deze afdelingen gezocht naar oplossingen voor de geconstateerde problemen en zijn de basisroosters aangepast. Als gevolg hiervan is er in het tweede semester bij geen enkele afdeling meer sprake van structurele overtredingen; het aantal incidentele overtredingen is verminderd van 161 in het eerste semester naar 110 in het tweede semester. het merendeel van de geconstateerde incidentele overtredingen heeft betrekking op de normen met betrekking tot de maximale dagelijkse arbeidstijd (12 uur), gevolgd door overtredingen van de regels met betrekking tot minimale wekelijkse rust; er zijn overtredingen van normen bij extern gedetacheerde assistenten. Er zal overleg met de opleider worden gevoerd; wat opvalt is het feit dat de ATW-checker van Harmony regelmatig te streng toetst. De programmatuur houdt niet altijd rekening met verruimde normen uit de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit Artsen. Het zou de acceptatie van Harmony ten goede komen als dergelijke ‘false positives’ uit het systeem verwijderd kunnen worden. De afdeling Arbo en functioneel beheer van het systeem gaan in overleg met de leverancier van Harmony om te kijken wat de mogelijkheden zijn.
Op 7 mei 2014 heeft de inspectie SZW een inspectiebezoek gebracht aan het azM. Er is tijdens het bezoek gesproken met de RvB en de OR. De inspectie vond plaats in het kader van het project Arbeids- en rusttijden ziekenhuizen. Er zijn tijdens de inspectie op de door de inspectie gecontroleerde afdelingen geen overtredingen geconstateerd m.b.t. de arbeids- en rusttijden van arts-assistenten.
31
12 Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA) azM Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) ontstaat door een te hoge werkdruk, ongewenste interne omgangsvormen (seksuele intimidatie, pesten, discriminatie), agressie en geweld door patiënten/bezoekers en traumatische gebeurtenissen op de werkvloer. PSA vormt een van de grootste gezondheidsrisico’s voor werknemers in de zorgsector. Binnen het azM vormen de verpleegkundigen en arts-assistenten de voornaamste risicogroepen ten aanzien van PSA. De beleving van PSA wordt ieder 2 jaar gemeten middels een analyse van de resultaten van het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO). Het MTO zal in 2015 weer aangeboden worden. Beleid ten aanzien van PSA15 Binnen het azM vindt een groot scala aan activiteiten plaats die zowel los als in samenhang met elkaar bijdragen aan het verbeteren van de PSA, zoals: een bijdrage vanuit Operational excellence; de introductie van het verbeterbord; een bijdrage vanuit Arbo. PSA is een belangrijk aandachtspunt binnen de RI&E’s. Vrijwel alle afdelingen beschikken over een actuele RI&E en een hierbij passend plan van aanpak. Daarmee worden PSA-risico’s geïdentificeerd en kunnen die opgepakt worden; de aanschaf van een nieuw verzuimvolgsysteem in 2015. Het azM zal veel beter dan nu in staat zijn snel en tijdig informatie te verzamelen en analyses te maken van verzuimoorzaken. Dat biedt de mogelijkheid daar gericht actie op te ondernemen; trainingen omgaan met agressie en geweld. Vanuit Arbo worden trainingen verzorgt rondom agressie en geweld, opdat medewerkers leren hoe met dergelijke situaties om te gaan en ook te voorkomen dat het de medewerkers zelf treft; de implementatie van het bedrijfsopvangteam (BOT); een bijdrage vanuit de leiderschapsontwikkeling; een bijdrage vanuit het levensfasegericht personeelsbeleid (LFGP). Het LFGP kent nu een focus op de doelgroep oudere (>50 jaar) verpleegkundigen; een bijdrage vanuit het roosterbeleid door invoering Harmony; een bijdrage vanuit het mobiliteitsbeleid; een bijdrage vanuit de Strategische Personeelsplanning (SPP).
15
Bron: Memo Beleid en activiteiten inzake PSA, Ir. B. Durlinger, 5 november 2014
32
13 Project fysieke belasting Projectteam fysieke belasting In het kader van de preventie van arbeidsrisico’s in het azM is het projectteam Fysieke Belasting & KANS reeds een aantal jaren verantwoordelijk voor de uitvoering van activiteiten op het gebied van Fysieke Belasting en KANS. Het projectteam heeft in 2014 aandacht besteed aan de volgende activiteiten: uitvoering preventieprogramma Fysieke Belasting (e-learning en praktijkinstructie). De opzet van het preventieprogramma Fysieke Belasting in 2014 is onveranderd gebleven. Ook nu bestaat het programma uit een e-learning Fysieke Belasting en een praktijkinstructie16; In 2014 hebben in totaal hebben 80 medewerkers de praktijkinstructie en de elearning Fysieke Belasting gevolgd (2013: 479 medewerkers). inventarisatie aantal ergocoaches. In 2014 is opnieuw een inventarisatie uitgevoerd bij de ergocoaches van de afdelingen. Ook in 2014 blijkt bij inventarisatie dat ergocoaches niet meer actief te zijn op hun afdeling vanwege vertrek of een andere functie; In 2014 zijn 8 nieuwe ergocoaches opgeleid voor verschillende afdelingen. interviews ergocoaches (voortgang en uitvoering taak). Uit interviewsessies blijkt dat de ergocoaches weinig tijd hebben kunnen besteden aan de uitvoering van hun taak en weinig ondersteuning ervaren van zowel leidinggevenden als medewerkers. In het jaarverslag van 2013 is door het projectteam al aangegeven dat voor het goed kunnen uitvoeren van de taak van ergocoach gemiddeld 4 uur per maand noodzakelijk is. observatie en screening werkzaamheden en ergonomie afdelingen. Het projectteam fysieke belasting & kans heeft in 2014 werk- en werkplekscreenings uitgevoerd bij afdelingen waar risico op KANS in verband met beeldschermwerk aanwezig is. Tijdens de terugkoppeling van resultaten zijn medewerkers verzocht om de e-learning KANS door te nemen; In 2014 hebben 28 medewerkers de e-learning KANS gevolgd. in 2014 heeft het Projectteam Fysieke Belasting & Kans bij 3 afdelingen observaties en screeningsactiviteiten uitgevoerd in het kader van preventie Fysieke Belasting of KANS; werkplekonderzoek en advies individuele medewerkers. In 2014 zijn door het projectteam op verzoek van de dienst Arbo beduidend meer werkplekonderzoeken uitgevoerd; In 2014 zijn door het projectteam 38 werkplekonderzoeken uitgevoerd. advies in verband met aanschaf meubilair en apparatuur;
16
De daling in het aantal getrainde medewerkers in 2014 t.o.v. 2013 is het gevolg van langdurige uitval van de trainer Preventieprogramma Fysieke Belasting.
33
vernieuwing pauzesoftware azM-breed. In 2013 zijn in overleg met ICT azM aanpassingen gedaan aan het softwareprogramma en in 2014 is het nieuwe programma geïmplementeerd. Landelijk is besloten om het programma te laten draaien via de server van de NFU. Het nieuwe pauzesoftwareprogramma is sinds 2014 op alle computers in het azM beschikbaar; organisatie jaarlijkse bijeenkomst/workshop voor ergocoaches. In 2014 is het projectteam weer gestart met de opzet van een masterclass voor ergocoaches. Dit jaar was de aandacht in de workshop gericht op vernieuwde inzichten rond tiltechnieken. De workshop werd uitgevoerd door de organisatie STEP. De kosten van deze activiteit kwamen ten laste van de NFU werkgroep Fysieke Belasting. Een eerste bijeenkomst was georganiseerd voor fysiotherapeuten met als doel de effectiviteit van de training te bepalen voordat de training werd aangeboden aan ergocoaches. De training is positief beoordeeld; opstellen procedure werkplekonderzoek; het projectteam heeft ook in 2014 deelgenomen aan verschillende activiteiten voor de oplossing van specifieke ergonomische knelpunten en vraagstellingen zoals de advisering voor verbouwing, aanschaf apparatuur, werkstoelen en meubilair; in 2014 heeft de projectleider aan de azM organisatie een nieuw project voorgesteld om het beheer en onderhoud van (til)hulpmiddelen in het azM op een andere manier in te richten volgens het CRUC-model; het projectteam heeft in 2014 meegewerkt aan de opstelling van een concept nota Fysieke Belasting; uitvoering actiepunten uit nota Fysieke Belasting, J. Legters; uitvoering actiepunten uit rapport onderzoek Fysieke Belasting, P. Compen.
34
Bijlagen
Bijlage I: Overzicht arbo projectgroepen 2014
Management RVE
Team – coordinator
Kerngroep Verzuim
Kern-groep A&G (vervallen)
Kerngroep PSA
Preventiemedew erkers
Bedrijfs Opvang Team (BOT)
Kerngroep RI&E
OR
DashBoard functie
Klankbordgroep Verzuim
RvB
Directeur CMO
Interdiscipl inair Overleg.
Klanten Team Externe Arbodienst
Aanbesteding (2014)
RO Preventie Adviseurs
De Vitale medewerk er
Straling Cytostatica
RO ASD/BVF
Arboaspect en inkoop
Fysieke belasting
CMR Stoffen
Lange termijn huisvesting
(ioniserend
Inhalatie anestetica
Biologische agentia
en niet ioniserend)
PSA
Arbeids tijden
Interdisci plinair Overleg.
35
Bijlage II: Afkortingen AIOS ASD ATB ATW azM BCCZ BMW BRAVO BVF CAS CMR-stoffen CTCM DM FHML FML HR IGM IGZ IRIS KANS KNW/GGZ LLL LOAZ MGP MRI MTO MUMC NFU OCPZ OC RVE OHSAS OR PLC PMO PSA RIE / RI&E ROPOC RvB RVE SAAZ-UNIE SAP SMO SP&O SZW TÜV UMC UM UWV V&R VCA VGWM-cie
Arts in opleiding tot (medisch) specialist Algemeen stralingsdeskundige Arbeidstijdenbesluit Arbeidstijdenwet Academisch Ziekenhuis Maastricht Beschouwend / Centrum voor Chronische ziekten Bedrijfsmaatschappelijk werk Bewegen, niet Roken, matig omgaan met Alcohol, gezonde Voeding en Ontspanning De Biologische Veiligheidsfunctionaris Classificaties voor Arbo en SV (diagnosecode / oorzaak van de arbeidsongeschiktheid) Carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen Clinical Trial Center Maastricht Dossier Manager Faculty of Health, Medicine and Life Sciences Functionele mogelijkhedenlijst Human Resources Integraal Gezondheidsmanagement Inspectie voor de Gezondheidzorg Incident Registratie en Informatie systeem Klachten Arm Nek Schouder Klinische Neurowetenschappen / Geestelijke Gezondheidszorg Living Lab Limburg Landelijk Overleg Academische Ziekenhuizen Mijn Gezondheids Platform Magnetic resonance imaging Medewerkers Tevredenheids Onderzoek Maastricht Universitair Medisch Centrum Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra Onderdeelcomissie Personeelszaken Onderdeelcommissie resultaat verantwoordelijke eenheid Occupational Health and Safety Assessment series Ondernemingsraad Personalized Lifestyle Centre Preventief Medisch Onderzoek Psychosociale arbeidsbelasting Risico-inventarisatie en -evaluatie Regulier overleg personeel en organisatie consulenten Raad van bestuur Resultaat verantwoordelijke eenheid Samenwerkende arbo- en milieudiensten van academische ziekenhuizen en universiteiten Systems, Applications and Products in Data processing Sociaal medisch overleg Strategie, Personeel en Organisatie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Technischer Überwachungs-Verein Universitair Medische Centra Universiteit Maastricht Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen Verzuim & Re-integratie Veiligheid, gezondheid, en milieu-checklist aannemers Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu-commissie van de OR
36
Bijlage III: Aanvullende informatie IRIS meldingen In onderstaand figuur 11 is het aantal IRIS meldingen per RVE weergegeven. IRIS meldingen medewerkers per RVE 2014
RVE EMO
15 83 29
RVE OG
85
RVE BCCZ
31
RVE facilitair bedrijf RVE B&L
48
RVE Hart en vaten
73
Stafdirectoraat MIT
54
RVE GGZ - KNW
Figuur 11: Aantal IRIS meldingen medewerkers per RVE
IRIS Meldingen Onveilige en ongewenste situatie In 2014 zijn 168 meldingen gedaan van onveilige en ongewenste situaties. In onderstaande figuur 12 zijn de oorzaken van de gemelde onveilige/ongewenste situaties weergeven. IRIS meldingen medewerkers 2014 Oorzaak onveilige situatie (exclusief prikaccidenten en agressie) (n=168) 40 35 30 25 20 15
34 25
10 5 0
18 14
12
12
11 7
6
6
6
4
3
2
2
2
2
1
1
Figuur 12: Weergave oorzaak IRIS melding onveilige/ongewenste situaties
37
IRIS Meldingen Incidenten In 2014 zijn 113 meldingen gedaan van incidenten. In onderstaand figuur 13 is weergegeven of er schade is ontstaan door de incidenten die zich hebben voorgedaan.
IRIS meldingen medewerkers Aard incident 2014 (n=111)
15
2 Incident zonder schade Incident met lichamelijke schade Incident met materiele schade
57
Incident met materiele en personele schade
37
Figuur 13: Weergave schade als gevolg van incidenten
In onderstaand figuur 14 zijn de oorzaken van de gemelde incidenten weergeven. IRIS meldingen medewerkers 2014 Oorzaak incident (exclusief prikaccidenten en agressie) (n=111) 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
19 13
12
12
11 8
7 5
5
4
3
3
2
2
1
1
1
1
1
Figuur 14: Weergave oorzaak incidenten
38
IRIS Meldingen agressie/geweld, intimidatie en discriminatie In figuur 15 is weergegeven welke afdelingen agressie, geweld, intimidatie en discriminatie gemeld hebben. IRIS meldingen agressie/geweld/intimidatie/discriminatie 2014 Aantal meldingen per afdeling (n=44)
8 7 6 5 4 7
3 2
4
4
4 3
1
3 2
2
2
2 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
0
Figuur 15: Overzicht IRIS meldingen agressie, geweld, intimidatie, discriminatie per afdeling
In tabel 9 is weergegeven wie het ongewenst gedrag heeft vertoond. Het betreft veelal patiënten, familie van patiënten, maar in een aantal gevallen ook azM collega´s. In één geval betreft het een medewerker van een externe firma. Tabel 9: Wie vertoont ongewenst gedrag (2013-2014) Aard melding
2013
2014
Patiënt
26
25
Familie van patiënt
7
11
AzM collega
5
7
Medewerker externe firma
-
1
38
44
Totaal
39
Meldingen ongewenst gedrag bij de bedrijfsmaatschappelijk werker (BMW) In tabel 10 worden de aard van de meldingen en het aantal meldingen van ongewenst gedrag, die door de bedrijfsmaatschappelijk werker geregistreerd zijn, weergegeven. Het aantal meldingen is gestegen ten opzichte van 2013. Tabel 10: Aard en aantal meldingen ongewenst gedrag 2013 en 2014 (geregistreerd door BMW) Aard melding
2013
2014
Intimidatie
1
1
Communicatie
3
8
Seksuele intimidatie
-
1
Agressie
-
-
Pesten
-
-
Dreiging
1
-
Onveiligheid
1
3
Advies
6
8
Patiënt
-
-
Irritatie
2
-
(Arbeids)conflict
-
-
Klokkenluider
-
-
14
21
TOTAAL
Meldingen ongewenst gedrag door de bewaking De afdeling beveiliging heeft een eigen systeem voor het registreren van incidenten waarbij zij opgeroepen worden. Deze meldingen worden niet in IRIS opgenomen. De meldingen zijn op te vragen bij de bewaking. Prikaccidenten (inclusief spat- en snijaccidenten) In tabel 11 is het aantal prik/spat/snij accidenten in de periode 2009 tot en met 2014 weergeven dat gemeld is bij de afdeling arbo (inclusief meldingen in de registratiesystemen voor arbo-incidenten VIM/IRIS). In het azM vindt de formele registratie van de prik/spat/snij en bijtincidenten plaats door de afdeling ziekenhuishygiëne en infectiepreventie en medische microbiologie. De door deze afdeling geregistreerde accidenten zijn weergegeven in tabel 12). Tabel 11 : Aantal prik/spat/snijaccidenten gemeld in VIM/IRIS (2009-2014) Prik/snij/spataccidenten
2009
2010
2011
2012
2013
2014
18
25
14
19
31
28
Tabel 12: Prik/spat/snijaccidenten geregistreerd door ziekenhuishygiëne/infectiepreventie (2009-2014)
Prik/snij/spataccidenten
2009
2010
2011
2012
2013
2014
107
67
70
84
77
Nog niet 17 beschikbaar
In 2014 zijn 28 prik/spat en snij accidenten via IRIS gemeld.
17
De gegevens van 2014 zijn nog niet beschikbaar gesteld.
40