b ij l a g e n
Bijlage I
Aanbevolen literatuur
Bijlage II Vragen voor een zinvolle teamdiscussie over projectonderwijs Bijlage III Projectequalizer Bijlage IV Checklist voor de projectontwikkelaar Bijlage V
Checklist voor afspraken met een externe opdrachtgever
135
Bijlage I – Aanbevolen literatuur onderwijs als opdracht In een project staat de opdracht aan studenten cruciaal. Studenten leren, omdat ze een opdracht hebben gekregen. De opvatting dat het in het onderwijs om opdrachten draait, is uitgewerkt in: – Dick de Bie & Jos de Kleijn. Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2001. – Anja Lkoundi & Willem van Woerden. Ontwerpen van cases. Leren van praktijkgevallen. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1997. – Ineke Verheul. Alles over opdrachten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2001. projecten Projecten maken al sinds jaar en dag deel uit van het onderwijs, hoofdzakelijk om twee redenen: (a) een project geeft studenten een beeld van de praktijk; (b) een project biedt studenten de gelegenheid om aan een integraal probleem te werken. Met die ambitie is niks mis, met de praktijk van het projectonderwijs wel. Meer daarover in: – Dick de Bie & Jos de Kleijn. Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2001. – Debbie Goedknegt, Rien van Stigt, Tom van Weert. Handleiding ontwerpprojecten. Hogeschool Utrecht, lectoraat ICT en hoger onderwijs, 2006. – Tom van Weert et al. Handleiding Ontwerpprojecten. Studentenversie. Digitale Universiteit april 2007 (www.surfgroepen.nl/sites/ontwerpprojecten). – Roel Grit. Projectmanagement. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 2008. – Peter Janssen. Projectmanagement volgens Prince2. Amsterdam, Pearson Education 2006. cursushandleiding schrijven Veel bruikbare tips voor het schrijven van een cursushandleiding en andere teksten voor studenten staan in: – Dick de Bie & Marja Magnée. Teksten die spreken! Schrijfhulp voor docenten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2004.
137
bijl age
I
– Peter Burger & Jaap de Jong. Handboek stijl; adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen: Noordhoff Uitgevers, 1997. – Jan Renkema. Schrijfwijzer. Handboek voor duidelijk taalgebruik. ’s-Gravenhage: Sdu, 2005. werk van studenten beoordelen Als studenten werken aan opdrachten, ziet de toetsing er anders uit dan het klassieke tentamen na een aantal theoriecolleges. Opdrachten worden beoordeeld aan de hand van vooraf gestelde eisen; zo gaat dat in de beroepspraktijk ook. Meer daarover in: – Dick de Bie & Jos de Kleijn. Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2001.
138
Bijlage II – Vragen voor een zinvolle teamdiscussie over projectonderwijs Voordat een project van start gaat, bij voorkeur zelfs voordat het nieuwe studiejaar begint, is het zinvol om als docententeam te bespreken hoe het projectonderwijs voor de eerste-, tweede- en derdejaars moet worden ingericht. De discussie kan leiden tot het bijstellen van projectopdrachten en tot hernieuwde inwerkprogramma’s voor docenten die de projectbegeleiding van bepaalde groepen studenten voor het eerst in hun takenpakket hebben. Onderstaande vragenlijst wordt gebruikt bij het docententeam van de gecombineerde deeltijdopleidingen Facility Management, Technische Bedrijfskunde, Logistiek en Economie, en Logistiek en Technische Vervoerskunde van de Hogeschool Rotterdam. Het is een praktisch hulpmiddel om in dergelijke teamdiscussies te gebruiken. De vragenlijst wordt regelmatig aangevuld met specifieke vragen die binnen de opleidingen spelen.
1e jaar De projectopdracht 1
Moet de projectopdracht gebaseerd zijn op een reële bedrijfsopdracht of een verzonnen casus?
2 Wat zijn nadere specificaties over de vorm van de casus? Het vooronderzoek 3 Moeten de studenten na afloop van het vooronderzoek een oriëntatierapport inleveren? Zo ja, wanneer en in welke vorm? 4 Heeft de opleiding literatuur voorgeschreven voor het opstellen van een onderzoeks- of adviesrapport? 5
Is de literatuur die studenten voor dit project moeten bestuderen en gebruiken, voorgeschreven?
6 Zitten de theoretische modellen die studenten voor dit project moeten gebruiken, in het curriculum? 7 Moet de docent studenten instrueren hoe ze een theoretisch model dienen te gebruiken? 8 Geeft de docent aan waar studenten antwoorden op vragen kunnen vinden?
139
2e jaar
3e jaar
4e jaar
bijl age
II
1e jaar Het plan van aanpak 9 Schrijft de opleiding een vaste structuur van het plan van aanpak voor? 10 Ligt het inlevermoment van het plan van aanpak vast? 11 Wordt het plan van aanpak beoordeeld met een go/ no-go? 12 Betekent een no-go dat studenten het project moeten afbreken en herkansen? De begeleidingsstructuur 13 Hoeveel studenten zitten er maximaal in een groep? 14 Bepalen de studenten zelf de samenstelling van de groep, of doet de opleiding dat? 15 Is de samenstelling van de projectgroep opleidingsspecifiek of multidisciplinair? 16 Zien de docent en de projectgroep elkaar iedere week? 17 Wie neemt het initiatief tot de afspraak: de studenten of de docent? 18 Leveren de studenten in de eerste week een samenwerkingscontract in? 19 Zijn de specificaties van het samenwerkingscontract van tevoren door de opleiding bepaald? 20 Kunnen de projectgroepen tijdens het project hun oplossingsrichting aan elkaar presenteren? 21 Leveren de studenten een concept in van het eindproduct? 22 Begeleidt de docent door studenten te stimuleren vragen te stellen? 23 Kan de docent begeleiden door aan studenten antwoorden te geven? 24 Begeleidt de docent door studenten vragen aan te reiken? 25 Maken de studenten iedere week het groepsproces transparant door elkaar te beoordelen en deze beoordeling aan de docent voor te leggen? 26 Maken de studenten voor iedere vergadering een agenda en na afloop ervan notulen? 27 Krijgt de docent de notulen iedere week?
140
2e jaar
3e jaar
4e jaar
bijl age
1e jaar De beoordeling 28 Ligt de vorm van de eindbeoordeling vast en is die door de opleiding bepaald? 29 Zijn de beoordelingscriteria door de opleiding bepaald? 30 Vindt er een beoordeling plaats op proces en op product? 31 Schrijven de studenten een groepsverslag? 32 Schrijft de opleiding de structuur van het groepsverslag voor? 33 Gaat het groepsverslag over de manier waarop de studenten dit project hebben doorlopen (het proces) en wat daarin verbeterd kan worden? 34 Schrijven de studenten allemaal een individueel verslag? 35 Geven de studenten in hun individuele verslag aan wat hun bijdrage aan dit project is geweest; evalueren ze deze bijdrage en geven ze aan wat zij beter hadden kunnen doen? 36 Schrijft de opleiding de structuur van het individuele verslag voor?
141
2e jaar
3e jaar
4e jaar
II
Bijlage III – Projectequalizer De opleidingen van het instituut Communicatie, Media en Informatietechnologie werken met een projectequalizer om de moeilijkheidsgraad van de onderwijsprojecten in kaart te brengen. Die wordt vastgesteld op basis van de factoren: doelstelling (open of gesloten), randvoorwaarden/specificaties (eenvoudig of complex), begeleiding (begeleid of zelfstandig), opdrachtgever (fictief of realistisch) en eindproduct (beperkte functionaliteit of volledige functionaliteit). Voor ieder project binnen het curriculum worden deze factoren vastgesteld. Bovendien krijgen alle factoren een codering mee in de vorm van open en/of gesloten vierkantjes. Daarmee kan de docent in een oogopslag zien op welk niveau de studenten in het project moeten functioneren. Drie gesloten vierkantjes betekent het startniveau van de beginnende student.
probleemstelling: doelstelling (open – gesloten)
rrr rrq rqq qqq
Doelstelling is helder en duidelijk geformuleerd; oplossingsrichting is gegeven. Doelstelling is helder en duidelijk geformuleerd; oplossingsrichting is gedeeltelijk gegeven. Doelstelling is bekend, niet helemaal helder geformuleerd, en dient te worden aangescherpt. Verschillende oplossingsrichtingen zijn mogelijk. Doelstelling is onduidelijk en wordt vastgesteld in overleg met de opdrachtgever.
probleemstelling: randvoorwaarden/specificaties (eenvoudig – complex)
rrr rrq rqq qqq
Randvoorwaarden zijn helder en duidelijk geformuleerd (bijvoorbeeld eindproduct is gegeven). Een groot deel van de randvoorwaarden is gegeven; ze dienen verder te worden aangevuld. Een beperkt aantal randvoorwaarden is gegeven, ze dienen aangevuld en aangescherpt te worden (herdefinitie). Randvoorwaarden vaststellen in overleg met de opdrachtgever en andere stakeholders.
begeleiding (begeleid – zelfstandig)
rrr rrq rqq qqq
Weekplanning en te leveren producten staan vast. Mijlpalen en te leveren producten staan vast. Mijlpalen staan vast; te leveren producten dienen zelfstandig te worden vastgesteld. Planning en te leveren producten dienen zelfstandig te worden vastgesteld en uitgevoerd.
143
bijl age
III
opdrachtgever (fictief – realistisch)
rrr rrq rqq qqq
Fictieve opdrachtgever binnen de belevingswereld van de student (domein of opdrachtgever is bekend bij de student). Fictieve opdrachtgever buiten de belevingswereld van de student (domein of opdrachtgever staat ver van de student af). Echte opdrachtgever binnen de belevingswereld van de student. Echte opdrachtgever buiten de belevingswereld van de student.
eindproduct (beperkte functionaliteit – volledige functionaliteit)
rrr rrq rqq qqq
Eenvoudig eindproduct; volledige werking is minder van belang. Eindproduct is niet volledig uitgevoerd; wel zijn de belangrijkste functies uitgewerkt. Eindproduct dient volledig uitgevoerd te zijn; enkele onvolkomenheden zijn geen probleem. Eindproduct dient volledig en foutloos te worden opgeleverd.
144
Bijlage IV – Checklist voor de projectontwikkelaar Als je als docent de opdracht krijgt om een project voor studenten te ontwerpen, is het belangrijk dat die opdracht duidelijk is. Wat moet al zijn vastgesteld voordat je kunt beginnen met ontwerpen? Hieronder een checklist. 1 Opdracht • Heb je een echte of een gefingeerde opdrachtgever? Is het een realistische of een reële opdracht? 2 Collega-ontwikkelaars • Met wie ontwerp je het project? 3 Specificaties Is duidelijk aan welke eisen het project moet voldoen? Denk daarbij aan: • Maatschappelijke setting, actueel thema, dilemma in de beroepspraktijk enzovoort. • De sturende competenties of fasedoelen: waarin moeten de studenten beter worden door dit project te doen? • De relevante body of knowledge: welke kennis moeten studenten verwerven door dit project te doen? Sluit deze kennis aan bij de voorkennis die de studenten hebben? Dit is van belang voor het aansturen van de analyse, alvorens de studenten een plan van aanpak maken. • Is al vastgelegd wat voor soort beroepsproduct(en) studenten aan het einde van het project moeten opleveren? • Is al vastgelegd welke projectmethodiek(en) studenten in dit project moeten hanteren? 4 Algemene projecthandleiding • Heeft de opleiding een algemene projecthandleiding die studenten en docenten informeert over wat projecten zijn, hoe ze zijn opgebouwd, wat ieders rol in het project is, hoe ze zijn georganiseerd? • Is zo’n handleiding er nog niet, spreek dan met de opleidingsmanager af dat het maken van deze algemene handleiding behoort tot de ontwikkelopdracht. • Vraag bij andere opleidingen naar een goed voorbeeld van zo’n algemene handleiding. 5 Handleiding voor studenten • Heeft de opleiding een format voor projecthandleidingen, dat wil zeggen een algemeen stramien of vaste inhoudsopgave voor de specifieke informatie over een bepaald project?
145
bijl age
IV
•
Is zo’n format er nog niet, spreek dan met de opleidingsmanager/opdrachtgever af dat het maken ervan behoort tot de ontwikkelopdracht. 6 Handleiding voor de projectbegeleiders • Begeleiders stellen het erg op prijs als er voor hen een aparte handleiding is die hen helpt om studenten in dit project optimaal te begeleiden. Spreek met de opdrachtgever af dat het maken van een docenthandleiding tot de ontwikkelopdracht behoort. 7 Overige afspraken Andere afspraken tussen projectontwikkelaars en de opleidingsmanager als opdrachtgever over: • Beschikbare ontwikkeltijd. • Tijdpad. • Communicatie met de externe opdrachtgever van een specifiek project: informatie/overleg over het omvormen van een praktijkvraag in een onderwijsproject en over de tussenproducten die studenten opleveren.
146
Bijlage V – Checklist voor afspraken met een externe opdrachtgever Onderstaande checklist is bedoeld voor projectontwikkelaars. Naarmate de projecten groter zijn en er meer (financiële) belangen mee zijn gemoeid, is het raadzaam de onderdelen te verwerken in een contract. Voor kleinere projecten kan volstaan worden met een schriftelijke bevestiging. Het plan van aanpak is overigens ook te beschouwen als een contract, in dit geval tussen studenten en de opdrachtgever. afspraken over de projectontwikkeling – – – – – – – – –
Naam en omschrijving van het project. Studiejaar. Betrokken opleidingen. Looptijd (inclusief moment van opleveren eindproduct). Aantal ects-studiepunten/tijdsinvestering studenten. Resultaatverplichtingen. Contactpersonen namens de opleiding en namens de opdrachtgever. Bereikbaarheidgegevens (e-mailadressen, telefoonnummers, werkdagen/tijdstippen). Informatievoorziening over de projectontwikkeling.
afspraken over de projectbegeleiding – Data van bijeenkomsten studenten waarbij de opdrachtgever aanwezig is. – Informatieverstrekking van de projectcoördinator of projectbegeleider over de projectvoortgang. – Begeleiding van de studenten door de opleiding en door de opdrachtgever. – Betrokkenheid van de opdrachtgever bij validatie en reviews. – Verantwoordelijkheden bij de beoordeling van plan van aanpak en eindproduct. – Omgaan met vertrouwelijke informatie. voorzieningen vanuit de opdrachtgever – Contactpersoon ten behoeve van de studenten. – Informatievoorziening aan studenten. – Rondleidingen.
147
bijl age
– – – –
V
Contacten met klanten en andere stakeholders. Materiële voorzieningen (apparatuur, werkplek, kopiëren, printen). Onkostenvergoedingen aan de studenten. Financiële vergoedingen aan de opleiding.
148