Betrouwbaarheid van een aantal belangrijke cijfers van de politie
Betrouwbaarheid van een aantal belangrijke cijfers van de politie
1
Inhoud Voorwoord 5 Samenvatting 7 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Het onderzoek 1.2.1 Onderzoeksopzet 1.2.2 Aanpak van het onderzoek 1.2.3 Methode van het onderzoek 1.2.4 Diepgang en kanttekeningen 1.3 Leeswijzer 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16 2.17 2.18 2.19 2.20
19 19 20 20 23 27 30 31
Bevindingen 33 Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM 34 Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening (misdrijven) 40 Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot 44 Aantal afgehandelde verdachten 48 Aantal aangiften van misdrijven 50 Aantal opgeloste aangiften van misdrijven 53 Aantal aangiften van misdrijven per categorie 55 Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg 57 Aantal 0900-8844-oproepen 59 Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen dat binnen 20 seconden is opgenomen 61 Aantal prio1- en prio2-meldingen (politie)/Aantal prio1- en prio2- incidenten (politie)/Aantal prio1- en prio2- incidenten met inzet 62 Aantal meldingen (alle prioriteiten)/Aantal incidenten (alle prioriteiten) 66 Aantal prio1- en prio2- incidenten met inzet 69 Reactietijd prio1- en prio2-incidenten/Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten/Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten 69 Aantal verkeersbekeuringen (per feit) 75 Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken 77 Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria 79 Aantal aan DT&V overgedragen dossiers 81 Aantal uitgevoerde objectcontroles 82 Overzicht: betrouwbaarheid per brongegeven. 84
Bijlage Bijlage I
Overzicht geïnterviewde landelijke beheerders politie-informatiesystemen en bezochte (geïnterviewde) politiekorpsen Bijlage II Afkortingen/Begrippenlijst Bijlage III Kritische voorwaarden in het beoordelingskader Bijlage IV Geraadpleegde documenten
85 86 87 90 92
Voorwoord De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft een onderzoek uitgevoerd naar de betrouwbaarheid van een aantal relevante brongegevens van de politie. Informatie is een belangrijke grondstof van het politiewerk en goede politiecijfers zijn dan ook belangrijk voor het functioneren van de politie. Dit onderzoek vond plaats eind 2012, nog ten tijde van het oude politiebestel met 26 zelfstandige politiekorpsen. De Inspectie VenJ heeft met dit onderzoek de oorzaken van tekortkomingen van betrouwbaarheid van een aantal belangrijke politiecijfers in beeld gebracht. De uitkomsten van het onderzoek geven aanleiding om op een aantal aspecten verbeteringen door te voeren. Deze hebben betrekking op zowel technische kenmerken van computersystemen als op procedures en het gedrag van politiemensen zelf. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen worden beschouwd als een nulmeting voor de betrouwbaarheid van die politiecijfers. Inmiddels is de nationale politie op 1 januari 2013 van start gegaan. De uitkomsten van dit onderzoek bieden het nieuwe korps een uitgelezen kans om de kwaliteit van gegevens echt te verbeteren. De Inspectie realiseert zich daarbij dat dit een complex en meerjarig traject zal worden. Eén organisatie helpt bij het standaardiseren en uniformeren van systemen en procedures en kan ervoor zorgen dat het informatielandschap van de politie verder wordt verbeterd en geprofessionaliseerd. De Inspectie wil met dit onderzoek hieraan bijdragen.
J.G. Bos Hoofd Inspectie Veiligheid en Justitie
5
6
Samenvatting Aanleiding Op grond van haar wettelijke taak vanuit de Politiewet 2012 oefent de Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ) toezicht uit op de taakuitvoering door de politie. Op 1 januari 2013 is de Nationale Politie van start gegaan. Hiermee is een nieuw tijdperk voor de politie in Nederland aangebroken. De vorming van één korps – in plaats van de voormalige 26 autonome korpsen – biedt kansen voor verbetering en vernieuwing van de politie. Daartoe heeft de Nationale Politie ambitieuze doelstellingen geformuleerd. Zowel voor de burger, het bevoegd gezag en de minister als voor de nieuwe politieleiding zelf is zicht op de geleverde prestaties van de politie van groot belang. Daarmee kan onder meer worden beoordeeld in hoeverre gestelde doelen worden bereikt en welke effecten genomen maatregelen in de praktijk hebben. Daarnaast draagt het bij aan publieke verantwoording over de behaalde resultaten. De Inspectie VenJ heeft in de laatste maanden van 2012 – dus nog ten tijde van het oude politiebestel – een onderzoek uitgevoerd naar betrouwbaarheid van een aantal belangrijke brongegevens van de politie. Informatie is een belangrijke grondstof van het politiewerk en goede politiecijfers zijn dan ook belangrijk voor het functioneren van de politie. Dit onderzoek van de Inspectie VenJ heeft betrekking op een deel van de informatie die, naast andere niet in dit onderzoek betrokken informatie, gebruikt wordt bij de sturing, beheersing en verantwoording van het politiewerk. Het kan worden beschouwd als een nulmeting voor de betrouwbaarheid van een aantal brongegevens die belangrijk zijn voor het bieden van inzicht in het functioneren van de politie.1 Daarnaast zijn betrouwbare gegevens van de politie belangrijk voor de toezichthoudende taak van de Inspectie VenJ.
Doelstelling en afbakening van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is een beeld te geven van en een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van een aantal relevante brongegevens2 van de politie. De term ‘betrouwbaarheid’ wordt hier niet gebruikt in de statistische betekenis maar in de algemeen gangbare: de mate waarin een organisatie zich kan verlaten op een informatievoorziening.3
1
2
3
Het WODC en CBS signaleerden eerder al knelpunten rond de kwaliteit van politiegegevens over gehoorde verdachten en geregistreerde criminaliteit in ‘Criminaliteit en rechtshandhaving 2008’, pagina 16 en ‘Criminaliteit en rechtshandhaving 2009’, pagina 13 en pagina’s 264 tot en met 268. Onder een brongegeven wordt in dit onderzoek verstaan een gedefinieerd kenmerk van het politiewerk dat is vastgelegd in een primair politieregistratiesysteem en is uitgedrukt in een aantal dat tot stand komt door middel van aggregatie van de registraties (informatie-eenheden) uit het betreffende systeem. Zie voor verdere uitleg paragraaf 1.2.1 ‘Onderzoeksopzet’. Voor de operationalisering van deze definitie in dit rapport zie paragraaf 1.2.3 ‘Begripsbepaling’.
7
De vragen die in dit onderzoek worden beantwoord luiden: 1. In hoeverre zijn de onderzochte brongegevens van de politie betrouwbaar? 2. Wat zijn de belangrijkste oorzaken van (on)betrouwbaarheid van de onderzochte brongegevens? De Inspectie heeft voor haar onderzoek uit de grote hoeveelheid brongegevens die de politie heeft, een beperkt aantal brongegevens geselecteerd om een landelijk beeld van de betrouwbaarheid vast te stellen. Dit betreffen echter wel brongegevens die de basis vormen voor een adequaat inzicht in het functioneren van de politie in het kader van haar wettelijke taken: ‘daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.’4 De brongegevens die de Inspectie VenJ voor dit onderzoek heeft geselecteerd, hebben betrekking op informatie die relevant is voor sturing en verantwoording door de politie in het kader van die taken5: • Opsporing, zoals aantal verdachten, aangiften en opheldering van misdrijven. • Hulpverlening, zoals aantal meldingen en incidenten, alsmede de snelheid waarmee een oproep wordt beantwoord of een noodhulpauto bij een spoedmelding ter plaatse komt. • Handhaving, zoals aantal bekeuringen voor diverse typen overtredingen en onderzoeken in het kader van het vreemdelingentoezicht. De Inspectie heeft zich bij de selectie van brongegevens beperkt tot de gegevens die op een geautomatiseerde wijze uit de registratiesystemen van de politie konden worden verkregen. Daarom zijn niet alle brongegevens van de politie in dit onderzoek betrokken. In verband daarmee doet de Inspectie VenJ op basis van dit onderzoek alleen uitspraken over de betrouwbaarheid van die geselecteerde brongegevens, eventueel in onderlinge samenhang en niet over betrouwbaarheid van alle brongegevens. Maar de geselecteerde brongegevens hebben zoals eerder gezegd betrekking op belangrijke onderdelen van de politietaak.
Methode Voor dit onderzoek heeft de Inspectie een kwalitatieve methode toegepast, waarbij betrouwbaarheid van de brongegevens is beoordeeld aan de hand van de vaststelling of de volledigheid en juistheid bij de registratie daarvan en de uniformiteit bij de aggregatie is geborgd door voorzieningen en maatregelen op het gebied van techniek, procedures en gedrag.6 Deze drie aspecten zijn vertaald in een aantal kritische voorwaarden.7 De Inspectie heeft onderzocht in hoeverre is voldaan aan deze kritische voorwaarden. Hiernaast heeft de Inspectie bekeken of deze kritische voorwaarden in de praktijk feitelijk werkten. Het voldoen aan (een noodzakelijke combinatie van) kritische voorwaarden betekent dat er bij de Politiewet 2012, artikel 3. Zie ook de sturings- en controlset voor de Nationale Politie (http://pkb.politieacademie.politie.nl/wiki). 6 Deze methode wordt onder andere gebruikt bij de beoordeling van de registratiebetrouwbaarheid in de gezondheidszorg. Zie onder andere ‘Betrouwbaar registreren’ Onderzoek naar registratie van kwaliteitsgegevens in vier zorgsectoren, uitgevoerd door Ernst en Young in opdracht van het programmabureau Zichtbare Zorg. 7 Zie ook ‘Voorkomen is beter dan genezen Betrouwbaarheid van kwaliteitsinformatie in de zorg: achtergrondstudie naar risico’s en oplossingsrichtingen’, uitgevoerd door Ernst en Young in opdracht van het programmabureau Zichtbare Zorg. 4 5
8
totstandkoming van het betreffende brongegeven sprake is van betrouwbaarheidswaarborgen. Indien voldoende betrouwbaarheidswaarborgen zijn aangetroffen en deze aantoonbaar hebben gefunctioneerd, stelt de Inspectie dat de gebruiker op basis hiervan redelijkerwijs kan vertrouwen dat de gepresenteerde waarde van het brongegeven overeenkomt met de werkelijke waarde hiervan. Het brongegeven wordt derhalve beoordeeld als voldoende betrouwbaar. Een ander oordeel (matig of onvoldoende betrouwbaar) betekent dat er sprake is van risico’s, die zich bovendien in praktijk hebben gemanifesteerd. Er is geen onderzoek gedaan naar de mate waarin de betreffende risico’s doorwerken in de feitelijke cijfers. Dit betekent dat het oordeel van de Inspectie niet is gebaseerd op de omvang van (al dan niet) correct vastgelegde gegevens. De Inspectie VenJ heeft het onderzoek vormgegeven door met behulp van een waarderingskader elk geselecteerd brongegeven aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek te beoordelen met een van de volgende kwalificaties: ”voldoende”, “matig” of “onvoldoende”. Hierbij heeft zij gekeken naar de uniformiteit bij de aggregatie van een betreffend brongegeven en naar de volledigheid en juistheid bij de registratie ervan. Volledigheid of juistheid worden beoordeeld als voldoende indien de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan kritische voorwaarden, zoals aangegeven in het waarderingskader (zie bijlage III). Indien de betrouwbaarheid als voldoende wordt beoordeeld, kan het betreffende brongegeven gebruikt worden voor indicatoren die uitspraken over het functioneren van de politie mogelijk maken. Volledigheid of juistheid worden beoordeeld als matig indien de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan alle kritische voorwaarden, zoals aangegeven in het waarderingskader (zie bijlage III). Aangezien in dit onderzoek geen omvang van de ontbrekende of onjuiste gegevens wordt weergegeven, betekent het oordeel ‘matig’ dat per brongegeven nader moet worden afgewogen of en in welke mate gebruik hiervan verantwoord is. Dit kan afhankelijk zijn van de aard en de omvang van de fout, de context en het doel van het gebruik. Volledigheid of juistheid worden beoordeeld als onvoldoende indien bij de totstandkoming van het brongegeven ernstig(e) gebrek(en) zijn geconstateerd. Er is sprake van ernstige gebreken indien: • registratie van het brongegeven niet op uniforme wijze plaats vindt (afwijkende registratiesystemen of definities) en een consistentietoets8 grote verschillen tussen de korpsen laat zien; • registratie niet voldoet aan alle kritische voorwaarden zoals aangegeven in het waarderingskader (zie bijlage III). Brongegevens die als onvoldoende zijn beoordeeld, kunnen niet gebruikt worden zolang de geconstateerde gebreken niet verholpen zijn. 8
Consistentie: de mate waarin de aangeleverde aantallen (per relevante eenheid) bij vergelijking tussen de korpsen overeenkomen.
9
Op basis van haar bevindingen trekt de Inspectie VenJ conclusies over de betrouwbaarheid van politiecijfers en beschrijft ze de oorzaken van de vastgestelde tekortkomingen. Het is hierbij van belang deze in de goede context te plaatsen (zie hierna). Hierdoor ontstaat een beter begrip van die oorzaken en biedt het goede handvatten voor verbetering. Want dat is uiteindelijk wat de Inspectie VenJ met dit onderzoek beoogt.
Diepgang van het onderzoek De Inspectie geeft een oordeel over de betrouwbaarheid van brongegevens op landelijk niveau en niet over hoe elk voormalig korps er afzonderlijk voor stond. Daarom heeft de Inspectie niet bij alle voormalige korpsen onderzoek verricht maar bij een selectie van tien korpsen, verspreid over de tien regionale eenheden van het nieuwe korps Nationale Politie. Indien in alle onderzochte korpsen geen tekortkomingen zijn geconstateerd en deze constatering niet wordt tegengesproken door feiten uit andere bronnen, wordt in dit onderzoek aannemelijk geacht dat deze constatering geldt voor de conclusie op landelijke niveau. De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van de brongegevens als voldoende, matig dan wel onvoldoende. Het betreft geen sluitend onderzoek waarbij alle oorzaken van onbetrouwbaarheid in alle voormalige korpsen zijn vastgesteld. Het onderzoek toont vooral de oorzaken aan die voor de hele politie typisch zijn (landelijke systeem- en proceskenmerken) en in beperkte mate de oorzaken die te wijten zijn aan regionaal beleid. De omvang van de onbetrouwbaarheid en de impact op de sturing, beheersing en verantwoording door de politie zijn in dit onderzoek niet onderzocht. Omdat de Inspectie VenJ een selectie van regionale politiekorpsen heeft bezocht en met een beperkte diepgang in de politiesystemen heeft gekeken, bestaat een kleine kans dat mogelijke andere oorzaken van onbetrouwbaarheid van de onderzochte politiegegevens in dit onderzoek niet zijn geconstateerd.
Context Zowel verklaringen over betrouwbaarheid van politiegegevens voor de situatie die door de Inspectie ten tijde van het onderzoek is aangetroffen als kansen voor verbeteringen, kunnen in verband worden gebracht met de organisatie van de Nederlandse politie. Het oude bestel dat tot eind 2012 bestond, kende 26 autonome politiekorpsen die, als het erop aan kwam, eigen keuzes maakten in de wijze van taakuitvoering en werkwijze en in beheersmatige aangelegenheden. De soms grote verschillen die hieruit voortvloeiden hebben ook gevolgen voor het landschap van de informatiehuishouding en – in dit specifieke geval – voor de verschillen die uiteindelijk mogelijk leiden tot onbetrouwbare politiecijfers. Daarnaast zijn de computersystemen die de politie voor de verschillende onderdelen van het politiewerk inzet, oorspronkelijk niet bedoeld voor sturing en verantwoording. Binnen het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie is hiervoor nadrukkelijk aandacht. Met de vorming van de Nationale politie is bijna een ‘natuurlijk moment’ gecreëerd om de knelpunten die aanleiding zijn voor de door de Inspectie VenJ vastgestelde onbetrouwbare politiegegevens, op een effectieve manier aan te pakken. De Nationale Politie heeft inmiddels 10
meerdere concrete maatregelen genomen dan wel is van plan om die uit te voeren, om de betrouwbaarheid van gegevens en tellingen te vergroten. Ook is er inmiddels binnen de strafrechtketen (door middel van het programma Versterking Prestaties in de Strafrechtketen (VPS)) aandacht voor betrouwbaarheid van aangeleverde informatie.
Conclusies
BETROUWBAARHEID IN HET ALGEMEEN De Inspectie VenJ concludeert op basis van haar onderzoek dat de betrouwbaarheid van een aantal belangrijke politiegegevens voldoende is. Aan de andere kant blijkt dat de betrouwbaarheid van een aantal andere matig dan wel onvoldoende is. Naast de al bekende oorzaak van onbetrouwbaarheid van politiegegevens (computersystemen zijn in bepaalde gevallen gebruiksonvriendelijk, inflexibel en niet op elkaar aangesloten), stelt de Inspectie vast dat er andere oorzaken zijn voor die onbetrouwbaarheid. Deze hebben te maken met procedures (geen landelijk uniforme definities en werkwijzen, onvoldoende sturing en controle et cetera) en met het gedrag van politiemensen zelf (onvoldoende kennis en niet nakomen van werkinstructies). Dat maakt dat verbeteringen in de betrouwbaarheid niet alleen gerealiseerd kunnen worden door verbeteringen van de systemen, maar dat ook nadrukkelijk moet worden geïnvesteerd in landelijk uniforme procedures en in gebruik door en kennis van politiemedewerkers. En – de Inspectie heeft hier bij eerdere onderzoeken al meermalen op gewezen – dat afspraken die hierover de afgelopen jaren zijn gemaakt, daadwerkelijk worden nagekomen. Enkele tekortkomingen die uit het onderzoek van de Inspectie VenJ naar voren komen, hebben betrekking op een aantal belangrijke onderdelen van de taakuitvoering: • De cijfers uit de politieregistratiesystemen over ophelderingspercentages van misdrijven zijn onvoldoende betrouwbaar. Dit klemt temeer, omdat de politie bij de vorming van de Nationale Politie de ambitie heeft uitgesproken om, in het kader van een grotere slagkracht in de opsporing, meer zaken aan te willen pakken en op te lossen. Voor een goede meting van de mate waarin deze ambitie wordt gerealiseerd, is een goed zicht op de cijfers noodzakelijk. • De Inspectie VenJ stelt verder vast dat de betrouwbaarheid van een aantal gegevens van de politie die van belang zijn in haar ketenrelatie met het Openbaar Ministerie (OM), op landelijk niveau matig is. 9 Er wordt namelijk niet op een landelijk eenduidige, en dus betrouwbare wijze inzicht verschaft in het aantal verdachten dat de politie aan het OM overdraagt. Daarnaast is de betrouwbaarheid van het aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot onvoldoende. • Enkele belangrijke gegevens over het proces van hulpverlening aan burgers zijn onvoldoende betrouwbaar. Zo is er op landelijke schaal geen goed zicht op het aantal 9
Deze conclusie van de Inspectie VenJ kan in relatie worden bezien met de uitkomsten van het eerdere onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de prestaties in de strafrechtketen. Daarin concludeert de Algemene Rekenkamer dat de informatievoorziening over prestaties niet voldoet. (Algemene Rekenkamer, Prestaties in de strafrechtketen, 29 februari 2012. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011 – 2012, 33 173, nr. 1).
11
telefoontjes van burgers naar het landelijke politienummer 0900-8844. Ook is het landelijke beeld over het aantal incidenten en meldingen dat bij de politie binnenkomt, matig betrouwbaar en zijn de landelijke cijfers over de reactie door de politie bij spoedeisende en minder spoedeisende meldingen matig betrouwbaar. In onderstaande tabel is het overzicht van de betrouwbaarheid van alle onderzochte brongegevens weergegeven. Het oordeel van de Inspectie VenJ is gebaseerd op de mate waarin wordt voldaan aan de door haar daarvoor opgestelde kritische voorwaarden.
Nr.
brongegeven
a Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening b (misdrijven) c Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot d Totaal aantal afgehandelde verdachten e Aantal aangiften van misdrijven f Aantal opgeloste aangiften van misdrijven g Aantal aangiften van misdrijven per categorie h Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg
onvoldoende matig voldoende onvoldoende matig voldoende
Aantal geregistreerde 0900 8844-oproepen die binnen 20 j seconden worden opgenomen
matig
Aantal prio1- en prio2-meldingen (politie)/Aantal prio1- en k prio2-incidenten (politie)
voldoende
Aantal meldingen (alle prioriteiten)/Aantal incidenten (alle l prioriteiten)
onvoldoende voldoende matig
o Aantal verkeersbekeuringen (per feit)
voldoende
p Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken
voldoende
Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de q kwaliteitscriteria
voldoende
r Aantal aan DT&V11 overgedragen dossiers
matig
s Aantal uitgevoerde objectcontroles
matig
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3. Zie voor afkortingen Bijlage II.
12
voldoende
matig
Reactietijd prio1- en prio2-incidenten/Verwerkingstijd prio1n en prio2-incidenten/Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten
11
matig
i Aantal 0900 8844-oproepen
m Aantal prio1- en prio2- incidenten met inzet
10
Betrouwbaarheid10
BETROUWBAARHEID PER BRONGEGEVEN Betrouwbaarheid: voldoende Uit de bevindingen van het onderzoek blijkt dat een aantal belangrijke brongegevens voldoende betrouwbaar is en kan worden gebruikt in het kader van het toezicht op de politie. Het gaat onder meer om: • het aantal aangiften van misdrijven; • het aantal prio1- en prio2-meldingen en incidenten; • het aantal verkeersbekeuringen. Hieronder worden de belangrijkste kenmerken genoemd die daarvoor blijkens het onderzoek de basis vormen. Aangiften • Eenvoudige registratie; • Registratie is procedureel noodzakelijk; • Eenduidige en door iedereen gedeelde afspraken tussen korpsen over de wijze van registratie. Prio1- en prio2-meldingen • Een uniform registratiesysteem; • Het grootste deel van de registraties vindt geautomatiseerd plaats; • Grote aandacht voor coaching, sturing en controle waar de registratie niet geautomatiseerd plaatsvindt. Bekeuringen • In het registratiesysteem ingebouwde controle; • Directe en enige manier van het leveren van producten aan de ketenpartner Centraal Justitieel IncassoBureau (CJIB); • De registratie is de kerntaak van de gebruikers. Zie voor een compleet beeld van de betrouwbaarheid van de onderzochte gegevens het overzichtsschema (paragraaf 2.24).
Betrouwbaarheid: matig Voorts concludeert de Inspectie dat de betrouwbaarheid van de beschikbare cijfers over een aantal brongegevens matig is. Of en in hoeverre deze gegevens gebruikt kunnen worden is afhankelijk van de aard en de omvang van de fout, de context en het doel van het gebruik. De belangrijkste brongegevens waar het hier om gaat zijn: • Aantal aan het Openbaar Ministerie overgedragen verdachten. • De reactietijden bij Noodhulp. • Aantallen bijzondere categorieën delicten.
13
Aantal aan het OM overgedragen verdachten: De registraties van zaken die worden afgedaan door overdracht aan het OM zijn vaak onvolledig of onjuist. Oorzaken: • De geleverde aantallen per korps komen niet in alle regio’s op eenduidige wijze tot stand. Drie regio’s gebruiken afwijkende bronsystemen voor het tellen van verdachten (BOSZ en OM-registraties in plaats van BVH12). Hierbij worden ook eigen telmethoden gebruikt. • Niet alle noodzakelijke registraties vinden plaats in BVH. Nog in 2010 stelde de Inspectie vast dat het ontbreken van een koppeling met het recherche-registratiesysteem BVO (inmiddels vervangen door Summ-It) leidt tot het ontbreken van een deel van de relevante operationele informatie in BVH. In het genoemde onderzoek constateert de Inspectie dat deze systemen nog steeds niet communiceren13. • De registraties in BVH vinden niet altijd op een correcte wijze plaats. • Dossiers kunnen aan het OM overgedragen worden zonder registratie van verzending in politie registratiesystemen. • Het gebruik van vereenvoudigde procedures in het kader van ZSM-aanpak neemt toe, zonder eenduidige afspraken over de wijze van registratie. Reactietijden bij Noodhulp: De reactietijd (tijd tussen melding en aankomst ter plaatse) wordt vaak onnauwkeurig gemeten. Oorzaak: • Het tijdstip van de aankomst op de plaats van het incident wordt meestal handmatig geregistreerd door de noodhulp verlenende medewerker. In de hectiek van het moment wordt dit op het moment van aankomst regelmatig vergeten. Aantallen bijzondere delicten: De geregistreerde aantallen van bijzondere categorieën delicten, zoals autodiefstallen, woninginbraken en mishandelingen geven slechts een indicatie van de omvang hiervan. Oorzaken: • Inflexibiliteit van het systeem. Gegevens die niet correct geregistreerd blijken te zijn, kunnen moeilijk worden gecorrigeerd. • Gebrekkige controle. • Gebrekkige sturing door leidinggevenden.
Betrouwbaarheid: onvoldoende Bovendien concludeert de Inspectie dat van enkele belangrijke gegevens de betrouwbaarheid als onvoldoende wordt gekwalificeerd en deze derhalve niet kunnen worden gebruikt. Het gaat om: • Ophelderingspercentages. • Geseponeerde zaken. • Aantallen meldingen en incidenten.
12 13
14
Zie voor afkortingen Bijlage II. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Samenwerkingsafspraken politie 2008, stand van zaken 2010, mei 2010. Vergaderjaar 2009 – 2010. Bijlage bij Kamerstuk 29628 nr. 217.
Ophelderingspercentages: Zaken die niet zijn opgehelderd worden voor een deel toch als zodanig geregistreerd. Oorzaken: • Technische eigenschappen van het registratiesysteem BVH maken het voor verbalisanten omslachtig om een zaak te registreren als niet-opgelost, indien eerder tijdens het opsporingsonderzoek een verdachte is geregistreerd. • Verbalisanten zijn vaak niet goed vertrouwd met BVH. • Registratie van een oplossingsindicatie heeft geen meerwaarde voor het primaire politieproces. • Er wordt door de daartoe verantwoordelijke functionarissen niet gecontroleerd en niet gestuurd op correcte registratie van oplossingsindicaties. Sepots: Afdoeningen door sepot worden verschillend en vaak onjuist geregistreerd. Oorzaken: • Er bestaat tussen de voormalige politieregio’s geen overeenstemming ten aanzien van het OM-beleid over de vraag of er naast het OM-sepot ook politiesepot bestaat en of dat dan kan of moet worden geregistreerd. Dit brengt mee dat in sommige regio’s veel meer zaken worden geregistreerd als afgedaan door middel van sepot dan in andere regio’s. • Het is voor verbalisanten niet altijd duidelijk welke sepotgrond (van de 43) van toepassing is. • Registratie van sepot heeft geen meerwaarde voor het primaire politieproces, waardoor onjuiste registraties nauwelijks worden gewijzigd. • Er vindt door de daartoe verantwoordelijke functionarissen geen controle of sturing plaats op de registratie van sepotgronden. Meldingen/incidenten: Meldingen met een lagere prioriteit worden landelijk niet eenduidig geregistreerd. Oorzaken: • Meldingen met lagere prioriteiten worden in diverse regio’s op verschillende manieren geregistreerd. • Sommige regio’s gebruiken eigen registratiesystemen voor de registratie van meldingen met lagere prioriteiten. • Er zijn geen afspraken tussen de regio’s wanneer een melding moet worden geregistreerd.
ALGEMENE OORZAKEN VAN ONVOLDOENDE BETROUWBAARHEID Hieronder wordt aangegeven welke algemene oorzaken van onvoldoende betrouwbaarheid uit de bevindingen van het onderzoek naar voren komen. Het kan gaan om technische kenmerken, procedurekenmerken of gedragskenmerken. Technische kenmerken • Niet of onvoldoende met elkaar communicerende registratiesystemen, waarin dezelfde gegevens (moeten) worden geregistreerd. • Inflexibiliteit van het registratiesysteem: eenmaal geregistreerde gegevens kunnen moeilijk worden aangepast. • Gebruiksonvriendelijkheid van het registratiesysteem. • Ontbreken van technische correctievoorzieningen waar de kans op menselijke fouten groot is. 15
Procedurekenmerken • Regionale en onderling verschillende (in plaats van landelijke en uniforme) registratiesystemen en registratiemethoden. • Ontbreken van uniforme en algemeen geaccepteerde landelijke definities. • Ontbreken van landelijke afspraken over de wijze van registreren. • Geen digitale aanlevering van producten aan de ketenpartner (OM). • Ontbreken van een procesmatige of operationele noodzaak voor registratie. • Onvoldoende controle. • Onvoldoende sturing door leidinggevenden. Gedragskenmerken • Onvoldoende kennis bij de gebruikers van werking en mogelijkheden van de registratiesystemen. • Afspraken over de wijze van aanlevering van de gegevens aan de ketenpartners (OM) worden door partijen niet nageleefd. • Afspraken worden niet door alle onderdelen van de politie nageleefd.
AANBEVELINGEN Algemene aanbevelingen Naar aanleiding van de bevindingen en conclusies, die zijn gebaseerd op onderzoek in de ‘oude’ politiekorpsen doet de Inspectie VenJ een aantal aanbevelingen die gericht zijn tot het nieuwe nationale politiekorps. 1. Zorg voor landelijke uniformiteit in definities, wijze van registreren, registratiesystemen en telmethoden ten aanzien van de politiegegevens. 2. Sluit registratiesystemen van ketenpartners aan op de systemen van de politie. De Inspectie VenJ realiseert zich dat de politie hierbij afhankelijk is van de medewerking van ketenpartners en van beperkingen door privacy- en informatiebeveiligingsbeleid. 3. Zorg voor voldoende parate kennis bij gebruikers over de correcte wijze van registreren. 4. Blijf investeren in de ontwikkeling van gebruiksvriendelijker registratiesystemen. 5. En: zorg dat gemaakte afspraken worden nageleefd!
Specifieke aanbevelingen Verder heeft de Inspectie voor enkele brongegevens een aantal concrete aanbevelingen geformuleerd. 1. Zorg dat alle eenheden dezelfde software gebruiken voor de registratie van 0900-8844 oproepen. Ontsluit de registraties in de landelijke database of uniformeer lokale telmethoden. 16
2. Gebruik een uniform landelijk systeem (bv. GIDS-kubus) voor de aggregatie van gegevens uit GMS in alle eenheden. Ontsluit deze systemen in een landelijk database. 3. Registreer alle meldingen (ook met lagere prioriteiten) in GMS. Maak daarover uniforme, landelijke afspraken. 4. Zorg dat alle eenheden hetzelfde bronsysteem gebruiken voor het bepalen van aantallen afgehandelde verdachten (waaronder verdachten OM, afhandelingen Halt, sepot). 5. Beperk het aantal te kiezen mogelijkheden bij de registratie van de soort afhandeling van verdachten, zowel in BVH als BOSZ. 6. Maak heldere en uniforme afspraken over definities en wijze van registreren, zowel in BVH als in BOSZ. 7. Zorg bij het overgaan naar BOSZ als bronsysteem eerst voor volledige implementatie en eenduidig en correct gebruik hiervan in alle eenheden van het korps. 8. Bewerkstellig dat registratiesystemen van de politie en het OM met elkaar communiceren door middel van BOSZ. 9. Maak landelijke afspraken over de registratie van sepot. 10. Maak duidelijke afspraken met het OM, tussen en binnen eenheden over registratie van verdachten die op een alternatieve wijze en die via transactie worden afgehandeld. Breng de betreffende aantallen in beeld. 11. Herzie de registratie van de oplossingsindicatie. Voorkom dat om reden van de afsluiting van een registratie in BVH een verkeerde indicatie moet worden gekozen. (Zorg dat indicatoren die nauwelijks operationele waarde hebben, worden afgeleid van de registraties die noodzakelijk zijn in het kader van het primaire proces). 12. Indien correcte registratie van verdachten OM in BVH tot dubbele administratieve lasten voor executieve medewerkers leidt (bv vanwege gebruik van BVH of ZSM-procedures), zorg dat noodzakelijke gegevens slechts eenmaal moeten worden ingevoerd.
17
1 18
Inleiding 1.1 Aanleiding Op grond van haar wettelijke taak vanuit de Politiewet 2012 oefent de Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ) toezicht uit op de taakuitvoering door de politie. Op 1 januari 2013 is de Nationale Politie van start gegaan. Hiermee is een nieuw tijdperk voor de politie in Nederland aangebroken. De vorming van één korps – in plaats van de voormalige 26 autonome korpsen – biedt kansen voor verbetering en vernieuwing van de politie. Daartoe heeft de Nationale Politie ambitieuze doelstellingen geformuleerd. Zowel voor de burger, het bevoegd gezag en de minister als voor de nieuwe politieleiding zelf is zicht op de geleverde prestaties van de politie van groot belang. Daarmee kan onder meer worden beoordeeld in hoeverre gestelde doelen worden bereikt en welke effecten genomen maatregelen in de praktijk hebben. Daarnaast draagt het bij aan publieke verantwoording over de behaalde resultaten. De Inspectie VenJ heeft in de laatste maanden van 2012 – dus nog ten tijde van het oude politiebestel – een onderzoek uitgevoerd naar betrouwbaarheid van een aantal belangrijke brongegevens van de politie. Een goede informatievoorziening bij de politie is immers essentieel voor het functioneren van de politie. Informatie is de een belangrijke grondstof van het politiewerk. Dit onderzoek van de Inspectie VenJ heeft betrekking op een deel van de informatie die, naast andere niet in dit onderzoek betrokken informatie, gebruikt wordt voor bij de sturing, beheersing en verantwoording van het politiewerk. Het kan worden beschouwd als een nulmeting voor de betrouwbaarheid14 van een aantal brongegevens die essentieel zijn voor het bieden van inzicht in het functioneren van de politie. Daarnaast zijn betrouwbare gegevens van de politie belangrijk voor de toezichthoudende taak van de Inspectie VenJ. De Inspectie VenJ verzamelt voor haar toezicht zowel kwalitatieve als kwantitatieve informatie. In het kader van haar toezicht op de politie gebruikt de Inspectie gegevens uit politieregistratiesystemen. Deze gegevens gebruikt de Inspectie VenJ voor risicoanalyses en voor thematisch en incidentonderzoek. Het is van groot belang dat alle informatie betrouwbaar is; de Inspectie is immers deels aangewezen op door de politie aangeleverde gegevens om een oordeel te geven over het werk en de prestaties van de politie. Verificatie van aangeleverde en verzamelde informatie is dan ook essentieel voor de toezichthouder15.
De term ‘betrouwbaarheid’ wordt hier niet gebruikt in de statistische betekenis maar in de algemeen gangbare: de mate waarop een organisatie zich kan verlaten op een informatievoorziening. Voor de operationalisering van deze definitie in dit rapport zie paragraaf 1.2.3 ‘Begripsbepaling’. 15 Mertens F., Inspecteren, toezicht door Inspecties, Den Haag; SDU, 2011. 14
19
Uit eerdere onderzoeken van de Inspectie VenJ16 en externe onderzoeken, zoals het recente onderzoek van de Algemene Rekenkamer17 over ‘Prestaties in de strafrechtketen’ is gebleken dat niet alle registraties in de politiesystemen betrouwbaar zijn. Het belang van betrouwbare gegevens voor zowel politie als Inspectie VenJ is voor de Inspectie aanleiding om een onderzoek uit te voeren naar de betrouwbaarheid van een aantal belangrijke brongegevens18 die door de politie worden geregistreerd. Zowel verklaringen over de betrouwbaarheid van politiegegevens voor de situatie die door de Inspectie ten tijde van het onderzoek is aangetroffen als kansen voor verbeteringen, kunnen in verband worden gebracht met de organisatie van de Nederlandse politie. Het oude bestel dat tot eind 2012 bestond, kende 26 autonome politiekorpsen die, als het erop aan kwam, eigen keuzes maakten in de wijze van taakuitvoering en werkwijze en in beheersmatige aangelegenheden. De soms grote verschillen die hieruit voortvloeiden hebben ook gevolgen voor het landschap van de informatiehuishouding en – in dit specifieke geval – voor de verschillen die uiteindelijk leiden tot onbetrouwbare politiecijfers. Daarnaast zijn de computersystemen die de politie voor de verschillende onderdelen van het politiewerk inzet, oorspronkelijk niet bedoeld voor sturing en verantwoording. Binnen het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie is hiervoor nadrukkelijk aandacht. Met de vorming van de Nationale politie is bijna een ‘natuurlijk moment’ gecreëerd om de knelpunten die aanleiding zijn voor de door de Inspectie vastgestelde onbetrouwbare politiegegevens, op een effectieve manier aan te pakken. De politie heeft dan ook inmiddels veel aandacht voor verdere uniformering van werkwijzen en definities om landelijke sturing eenvoudiger te maken.
1.2
Het onderzoek
1.2.1 Onderzoeksopzet Doelstelling van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is een beeld te geven van en een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van een aantal relevante brongegevens19 van de politie waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het goed functioneren van de politie en aan het goed toezichthouden door de Inspectie VenJ. De term ‘betrouwbaarheid’ wordt hier niet gebruikt in de statistische Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Samenwerkingsafspraken politie 2008, stand van zaken 2010, mei 2010. Vergaderjaar 2009 – 2010. Bijlage bij Kamerstuk 29628 nr. 217. 17 Algemene Rekenkamer, Prestaties in de strafrechtketen, 29 februari 2012. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011 – 2012, 33 173, nr. 1. 18 Zie voor de definitie van de term ‘brongegeven’ paragraaf 1.2.1 ‘Onderzoeksopzet’. 19 Het WODC en CBS signaleerden eerder al knelpunten rond de kwaliteit van politiegegevens over gehoorde verdachten en geregistreerde criminaliteit in ‘Criminaliteit en rechtshandhaving 2008’, pagina 16 en ‘Criminaliteit en rechtshandhaving 2009’, pagina 13 en pagina’s 264 tot en met 268. 16
20
betekenis maar in de algemeen gangbare: de mate waarin een organisatie zich kan verlaten op een informatievoorziening. Onder een brongegeven wordt in dit onderzoek verstaan een gedefinieerd kenmerk van het politiewerk dat is vastgelegd in een primair politieregistratiesysteem en is uitgedrukt in een aantal dat tot stand komt door middel van aggregatie van de registraties (informatie-eenheden) uit het betreffende systeem. Brongegevens worden vervolgens gebruikt voor het maken van indicatoren zoals slachtofferrisico of verdachtenratio.
Voorbeeld: Kenmerk van het politiewerk (registratie of informatie-eenheid) dat is vastgelegd in een primair politieregistratiesysteem (BVH): aangifte. Brongegeven dat is geaggregeerd (door GIDS): aantal aangiften. Brongegeven aantal aangiften wordt vervolgens gebruikt voor het maken van de indicator: verdachtenratio (aantal verdachten/aantal aangiften).
Vraagstelling De vragen die in dit onderzoek worden beantwoord luiden: 1. In hoeverre zijn de onderzochte brongegevens van de politie betrouwbaar? 2. Wat zijn de belangrijkste oorzaken van (on)betrouwbaarheid van de onderzochte brongegevens? De vragen worden beantwoord op basis van de afzonderlijke bevindingen over de betrouwbaarheid van de onderzochte brongegevens.
Afbakening en reikwijdte van het onderzoek Dit onderzoek is uitgevoerd in november 2012, ten tijde van het vorige politiebestel waarbij nog sprake was van 26 zelfstandige politiekorpsen. Per 1 januari 2013 is het nieuwe nationale politiekorps van start gegaan. De Inspectie heeft voor haar onderzoek uit de grote hoeveelheid brongegevens die de politie heeft, een beperkt aantal brongegevens geselecteerd om een landelijk beeld van de betrouwbaarheid vast te stellen. Dit betreffen belangrijke brongegevens die de basis vormen voor een adequaat inzicht in het functioneren van de politie in het kader van haar wettelijke taken: ‘daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.’ De brongegevens die de Inspectie VenJ voor dit onderzoek heeft geselecteerd, hebben betrekking opinformatie die relevant is voor sturing en verantwoording door de politie in het kader van die taken20: • Opsporing zoals aantal verdachten, aangiften en opheldering van misdrijven. • Hulpverlening zoals aantal meldingen en incidenten alsmede de snelheid waarmee een oproep wordt beantwoord of een noodhulpauto bij een spoedmelding ter plaatse komt. • Handhaving zoals aantal bekeuringen voor diverse typen overtredingen en onderzoeken in het kader van het vreemdelingentoezicht.
20
Zie ook de sturings- en controlset voor de Nationale Politie (http://pkb.politieacademie.politie.nl/wiki).
21
Het onderzoek heeft zich bij de selectie van brongegevens beperkt tot de gegevens die worden geregistreerd in de belangrijkste registratiesystemen van de politie die voor relevante indicatoren van de taakuitvoering worden gebruikt. Dit betreft de volgende registratiesystemen: • BVH (basisvoorziening handhaving). • GMS (geïntegreerd meldkamersysteem). • PSH-V (politie suite handhaving - vreemdelingen). • PSH-TM (politie suite handhaving - transactiemodule). In onderstaande figuur zijn deze systemen schematisch weergegeven. Hierbij is tevens de samenhang met de regionale en landelijke systemen opgenomen. Aggregatiesystemen zijn: • GIDS (Geïntegreerde Interactieve Databank voor Strategische bedrijfsinformatie). • LDB (Landelijke DataBase).
Figuur 1. Registratie- en aggregatiesystemen van de politie
Regionale bronsystemen BHV
BOSZ
GMS
Regionale aggregatie Regionale GIDS Landelijke aggregatie
Landelijke database LDB
22
PSH-TM
PSH-V
Zoals eerder aangegeven heeft de Inspectie VenJ uit deze bronnen een beperkt aantal brongegevens21 geselecteerd die belangrijk zijn voor de taakuitvoering door de politie en voor de toezichthoudende taak van de Inspectie. De Inspectie heeft zich bij de selectie van brongegevens beperkt tot de gegevens die op een geautomatiseerde wijze uit de registratiesystemen van de politie konden worden verkregen. Daarom zijn niet alle belangrijke brongegevens van de politie in dit onderzoek betrokken. In verband daarmee doet de Inspectie VenJ op basis van dit onderzoek alleen uitspraken over de betrouwbaarheid van die geselecteerde brongegevens, eventueel in onderlinge samenhang en niet over betrouwbaarheid van alle brongegevens betreffende het functioneren van de politie. Hiertoe is door de Inspectie in overeenstemming met de politie een definitieset22 afgesproken. Hierbij heeft de Inspectie het uitgangspunt gehanteerd dat ze zo veel mogelijk aansluit bij de sturings- en controlset van de Nationale Politie. Dit om eenduidigheid van cijfers uit verschillende publicaties te bevorderen en de toezichtbelasting voor de politie zo beperkt mogelijk te houden. Naast de definities zijn in de betreffende definitieset de gebruikte bronsystemen, aggregatiesystemen, wijze van bevraging en eventuele afwijkingen opgenomen. Dit leidt tot congruentie van definities en wijze van bevraging van gegevens die zowel door de Inspectie als de politie worden gebruikt. De Inspectie heeft geen onderzoek verricht naar de technische werking van de betreffende registratiesystemen zelf. Niet voor elk brongegeven is informatie van alle politiekorpsen verkregen uit het afgesproken registratiesysteem. De Inspectie onderzocht de betrouwbaarheid van gegevens uit andere bronnen niet. Zo worden voor onder andere het ‘aantal afgehandelde verdachten’ de bevindingen weergegeven van 23 korpsen (niet van Amsterdam-Amstelland, RotterdamRijnmond en Haaglanden). Amsterdam-Amstelland en Haaglanden gebruiken als bron voor dit brongegeven BOSZ23 en Rotterdam-Rijnmond gebruikt onder andere gegevens van het OM. Per brongegeven zal in hoofdstuk 2 worden aangegeven of van een dergelijke situatie sprake is.
1.2.2
Aanpak van het onderzoek
De Inspectie heeft het onderzoek volgens de volgende stappen uitgevoerd. 1. Oriënterend gesprek in een politiekorps Om een eerste beeld te krijgen over de stand van zaken in het kader van registratie en aggregatie van gegevens in de computersystemen van de politie heeft de Inspectie een gesprek gevoerd met sleutelfunctionarissen/deskundigen op dit gebied in het voormalige politiekorps Hollands Midden. De lijst met de betreffende brongegevens is opgenomen in de inleiding van hoofdstuk 2. Definities op basis van Inspectie VenJ set (31-10-2012 versie 1.1); deze definitieset staat op de website van de Inspectie Veiligheid en Justitie (www.ivenj.nl). 23 BOSZ: ‘betere opsporing door sturing op zaken’. Een workflow systeem voor misdrijven en verdachten daarvan. Het haalt relevante informatie uit het bronsysteem BVH en voegt daar unieke informatie aan toe. Dit systeem geeft inzicht in de aantallen en soorten zaken en de beslissingen die hierover zijn genomen. Zo kan de capaciteit binnen de keten van politie en OM gericht worden ingezet. 21
22
23
2. Opstellen van een set van kritische voorwaarden Voor dit onderzoek heeft de Inspectie een kwalitatieve methode toegepast, waarbij betrouwbaarheid van de brongegevens is beoordeeld aan de hand van de vaststelling of de volledigheid en juistheid bij de registratie daarvan en de uniformiteit bij de aggregatie is geborgd door voorzieningen en maatregelen op het gebied van techniek, procedures en gedrag.24 Deze drie aspecten zijn vertaald in een aantal kritische voorwaarden. De Inspectie heeft onderzocht in hoeverre is voldaan aan deze kritische voorwaarden. Hiernaast heeft de Inspectie bekeken of deze kritische voorwaarden in praktijk feitelijk werkten. Het voldoen aan (een noodzakelijke combinatie van) kritische voorwaarden betekent dat er bij de totstandkoming van het betreffende brongegeven sprake is van betrouwbaarheidswaarborgen. Indien voldoende betrouwbaarheidswaarborgen zijn aangetroffen en deze aantoonbaar hebben gefunctioneerd, stelt de Inspectie dat men op basis hiervan redelijkerwijs kan vertrouwen dat de gepresenteerde waarde van het brongegeven overeenkomt met de werkelijke waarde hiervan. Het brongegeven wordt derhalve beoordeeld als voldoende betrouwbaar. Een ander oordeel (matig of onvoldoende betrouwbaar) betekent dat er sprake is van risico’s, die zich bovendien in praktijk hebben gemanifesteerd. De Inspectie heeft de lijst met kritische voorwaarden getoetst bij een daartoe ingestelde klankbordgroep (experts van de politie op het gebied van politiegegevens). Voor een overzicht van de kritische voorwaarden zie bijlage III.
Figuur 2. Schema kritische voorwaarden
Kritische voorwaarden Techniek Procedures
Betrouwbaarheid brongegeven politie
Gedrag
24
24
Deze methode wordt onder andere gebruikt bij de beoordeling van de registratiebetrouwbaarheid in de gezondheidszorg. Zie onder andere ‘Betrouwbaar registreren’ Onderzoek naar registratie van kwaliteitsgegevens in vier zorgsectoren, uitgevoerd door Ernst en Young in opdracht van het programmabureau Zichtbare Zorg.
3. Diepte-interviews met deskundigen Er zijn gesprekken gevoerd met kwaliteitscontroleurs en landelijk beheerders van GIDS, LDB, GMS, BVH, BOSZ, PSH-V en TRM op landelijk niveau. Op basis van deze gesprekken is: • de globale werking van de systemen in kaart gebracht; • een beeld verkregen over de algemene risico’s en waarborgen in deze systemen; • informatie verkregen over de wijze van vastlegging van gegevens op regionaal niveau onder andere ter voorbereiding op gesprekken met regionale gebruikers en andere betrokkenen uit de regio; • een beeld verkregen over de wijze van aggregatie van de gegevens. Semigestructureerde diepte-interviews zijn gehouden aan de hand van de topiclijsten. Ieder interview is door twee onderzoekers afgenomen. De gesprekken zijn opgenomen met behulp van audiorecorders. De interviewverslagen zijn voorgelegd aan de respondenten ter controle. Voor een overzicht van geïnterviewde functionarissen zie bijlage II. 4. Documentenstudie Ter controle van de informatie uit de diepte-interviews (bijvoorbeeld wijze van registratie of telregels bij aggregatie) zijn gebruikshandelingen, instructies, handboeken en zo voort bevraagd en bestudeerd. Op deze manier heeft de Inspectie tevens vastgesteld hoe de procedures zijn vastgelegd, op welke manier en in welke mate gebruik wordt gemaakt van standaardisatie in de werkwijzen. Voor een overzicht van deze documenten zie bijlage IV. 5. Het houden van groepsinterviews en interviews met individuele functionarissen in tien politiekorpsen Om de validiteit van het onderzoek te vergroten heeft de Inspectie interviews met functionarissen gehouden die vanuit verschillende gezichtspunten betrokken zijn bij het betreffende brongegeven. Interviews zijn gehouden met beheerders, gebruikers, managers en controleurs op regionaal niveau in tien regionale korpsen. Er zijn verschillende gebruikers geïnterviewd (medewerkers noodhulp, intake, meldkamer, servicedesk, allround medewerkers, rechercheurs, wijkagenten, medewerkers verkeersteam, leidinggevenden van onder andere recherche, milieu, vreemdelingendienst, wijkbureau). Met deze interviews bracht de Inspectie in beeld: • de wijze van vastlegging van gegevens in de systemen in de praktijk; • de risico’s en de waarborgen die hiermee zijn verbonden. Voor iedere groep/functionaris is een topiclijst samengesteld. Ieder interview is door twee onderzoekers afgenomen. De gesprekken zijn opgenomen met behulp van audiorecorders. Aan de respondenten is meegedeeld dat de beoordeling van de betrouwbaarheid op landelijk niveau zal plaats vinden. De Inspectie heeft in totaal 180 functionarissen in tien voormalige korpsen geïnterviewd. Voor een overzicht van de bezochte korpsen zie bijlage II. 6. Verzamelen van kwantitatieve informatie ten behoeve van een consistentietoets De Inspectie heeft kwantitatieve gegevens over de geselecteerde brongegevens bij de politie opgevraagd van alle 26 korpsen met registratiedata tussen 01/01/2011 en 31/12/2011 en 01/01/2012 en 31/12/2012. Bovendien heeft de Inspectie kwantitatieve gegevens over dezelfde 25
periode betreffende dezelfde brongegevens uit alternatieve bronnen verzameld (onder andere jaarverslagen van politie, OM, HALT en onderzoeken van de politie). De politie heeft gegevens aangeleverd volgens de afgesproken definities. Met de politie is afgesproken dat alle onregelmatigheden bij de verzameling van gegevens zoals afwijking van de definities, gebruik van andere (niet afgesproken) bronnen of technische storingen bij de verzameling van gegevens worden doorgegeven aan de Inspectie. De onregelmatigheden die door de politie zijn gemeld, zijn verwerkt in het rapport. De cijfers zijn gecontroleerd op interne consistentie. Waar sprake was van inconsistentie zijn de aantallen nogmaals gecontroleerd bij de politie om toevallige fouten tijdens de levering te elimineren. 7. Analyse Alle interviews zijn gecodeerd en geordend naar code. Bij de analyse van de verzamelde gegevens is een deductieve methode toegepast (van antwoorden op interviewvragen naar kritische voorwaarden). De resultaten van de analyse zijn vastgelegd in de bevindingen. 8. Beoordeling De bevindingen zijn beoordeeld volgens de in paragraaf 1.2.3 beschreven methode. 9. Validatie van het onderzoek In het kader van hoor en wederhoor zijn de verslagen van de interviews met de landelijke functionele beheerders (zie bijlage II) aan hen voorgelegd en de opmerkingen verwerkt. Indien de resultaten van de analyse hiertoe aanleiding gaven (geen helder beeld van de feitelijke situatie) werden de respondenten opnieuw door de Inspectie benaderd in het kader van een ‘factcheck’. In het kader van wederhoor heeft de Inspectie een aantal stappen doorlopen. Allereerst heeft zij de bevindingen van het onderzoek voorgelegd aan een klankbordgroep van experts op het gebied van gegevensregistratie en -analyse uit de politieorganisatie. De klankbordgroep is betrokken voor validering van de technische juistheid en voor reflectie op de conclusies bij elk brongegeven. Daarnaast is de klankbordgroep betrokken voor het creëren van draagvlak vanuit de politieorganisatie. In de laatste bijeenkomst met de klankbordgroep heeft zij aangegeven de bevindingen zoals die in het conceptrapport zijn opgenomen te herkennen maar dat de conclusies bij enkele gegevens meer genuanceerd kunnen worden. Zij pleit voor een gerichte en specifieke onderbouwing bij onderwerpen die mogelijk ‘gevoelig’ liggen. De Inspectie heeft, zonder de essentie te veranderen, in het definitieve rapport conclusies meer genuanceerd en daar waar relevant een specifieke onderbouwing bij onderwerpen toegevoegd. Daarna is het rapport voor wederhoor voorgelegd aan de korpschef en aan de directeurgeneraal politie van het ministerie van VenJ.
26
1.2.3
Methode van het onderzoek
De Inspectie VenJ beantwoordt de vraag of het proces van totstandkoming van een brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden op grond van feiten die zijn vastgesteld uit de (technische) documentatie en de interviews met functionarissen die vanuit verschillende gezichtspunten betrokken zijn bij de registratie van de onderzochte brongegevens (gebruikers, controleurs, managers). Op basis van de bevindingen stelt de Inspectie tevens vast of de risico’s die bestaan vanwege het niet voldoen aan bepaalde kritische voorwaarden zich hebben gemanifesteerd bij het gedrag van gebruikers en in welke concrete gevallen hiervan sprake is. Deze informatie wordt tevens gebruikt voor de vaststelling van de oorzaken van (on) betrouwbaarheid van de brongegevens.
Begripsbepaling Om de onderzoeksvraag te beantwoorden operationaliseert de Inspectie eerst een aantal basisbegrippen. De totstandkoming van brongegevens is het resultaat van twee processen: registratie van de informatie-eenheden in het bronsysteem en aggregatie van deze informatie-eenheden door het aggregatiesysteem. Voorbeeld. Een informatie-eenheid (bv. een melding) wordt vastgelegd in het bronsysteem GMS en vervolgens geaggregeerd in het aggregatiesysteem GIDS.
Registratie is het proces van vastlegging van informatie-eenheden in een bronsysteem. Aggregatie is het proces van het optellen van relevante informatie-eenheden uit het bronsysteem. Betrouwbaarheid. Een brongegeven wordt beoordeeld als betrouwbaar als er sprake is van voldoende25 volledigheid en juistheid bij het registratieproces en voldoende uniformiteit bij het aggregatieproces. Volledigheid betekent dat het brongegeven alle relevante registraties bevat. Juistheid betekent dat het brongegeven uitsluitend relevante informatie-eenheden (geen andere registraties) bevat, die volgens een uniforme werkwijze zijn vastgelegd. Uniformiteit betekent gebruik van hetzelfde systeem en dezelfde telregels.
25
De operationalisering van het begrip ‘voldoende’ zie hieronder.
27
Figuur 3. Schema begripsbepaling
Aggregatie
Uniformiteit
Registratie
Juistheid
Volledigheid
Betrouwbaarheid
Waarderingskader/kritische voorwaarden Zoals boven reeds aangegeven heeft de Inspectie een aantal kritische voorwaarden betreffende het aggregatie- en registratieproces geformuleerd. De mate waarin het registratie- en aggregatieproces voldoet aan deze kritische voorwaarden is bepalend voor het oordeel over de betrouwbaarheid. Deze set kritische voorwaarden is op de volgende manier samengesteld. Eerst is gekeken naar technische kenmerken. Indien technische eigenschappen van het systeem een correcte vastlegging van de gegevens kunnen garanderen (gegevens worden volledig automatisch verwerkt, het systeem laat alleen goede registraties toe), zijn andere aspecten niet relevant. Daar waar de techniek ruimte laat voor mogelijke fouten, dient gekeken te worden of deze ruimte adequaat wordt ingevuld door procedurele en/of gedragsmatige voorwaarden. Deze waardering van de kritische voorwaarden heeft geleid tot een aantal combinaties. Het al dan niet voldoen aan één van deze combinaties is bepalend voor het oordeel over de betrouwbaarheid van het betreffende brongegeven. Voor een overzicht van de kritische voorwaarden zie bijlage III.
Normering Voor elk brongegeven stelt de Inspectie op basis van de resultaten van het onderzoek de mate van betrouwbaarheid vast. Dit kan leiden tot de beoordeling ”voldoende”, “matig” of “onvoldoende”. Aggregatie Aggregatie wordt beoordeeld als voldoende indien deze plaatsvindt door een uniform aggregatiesysteem met gebruik van uniforme telregels en bronsystemen. Aggregatie wordt beoordeeld als matig indien geen sprake is van een uniform aggregatiesysteem met gebruik van uniforme telregels. Aggregatie wordt beoordeeld als onvoldoende indien geen sprake is van een uniform aggregatiesysteem met gebruik van uniforme telregels en bronsystemen. 28
Volledigheid en Juistheid Volledigheid of juistheid worden beoordeeld als voldoende indien de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan kritische voorwaarden zoals aangegeven in het waarderingskader (zie bijlage III). Volledigheid of juistheid worden beoordeeld als matig indien de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan alle kritische voorwaarden zoals aangegeven in het waarderingskader (zie bijlage III). Volledigheid of juistheid wordt beoordeeld als onvoldoende indien bij de totstandkoming van een brongegeven ernstig(e) gebrek(en) zijn geconstateerd. Er is sprake van ernstige gebreken indien: • registratie van het brongegeven niet op uniforme wijze plaats vindt (afwijkende registratiesystemen of definities) en een consistentietoets26 grote verschillen tussen de korpsen laat zien; • registratie niet voldoet aan alle kritische voorwaarden zoals aangegeven in het waarderingskader (zie bijlage III). Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid wordt als voldoende beoordeeld als alle elementen uit figuur 2 als voldoende worden gekwalificeerd. Betrouwbaarheid is matig als ten minste één van de elementen uit figuur 2 als onvoldoende wordt gekwalificeerd en de overige als voldoende. Betrouwbaarheid wordt als onvoldoende beoordeeld als een van de elementen uit figuur 2 als onvoldoende wordt gekwalificeerd en dat bovendien het gevolg is van een of meer ernstige gebreken bij de registratie en/of aggregatie van het betreffende brongegeven.
Bruikbaarheid Beoordeling voldoende Indien de betrouwbaarheid als voldoende wordt beoordeeld, kan het betreffende brongegeven gebruikt worden voor indicatoren die uitspraken over het functioneren van de politie mogelijk maken. Beoordeling matig Indien de betrouwbaarheid als matig wordt beoordeeld, kan het betreffende brongegeven in bepaalde gevallen gebruikt worden voor indicatoren die uitspraken over het functioneren van de politie mogelijk maken. Aangezien in dit onderzoek geen omvang van de ontbrekende of onjuiste gegevens wordt weergegeven, betekent het oordeel ‘matig’ dat per brongegeven 26
Consistentie: De mate waarin de aangeleverde aantallen (per relevante eenheid) bij vergelijking tussen de korpsen overeenkomen.
29
nader moet worden afgewogen of en in welke mate gebruik hiervan verantwoord is. Dit kan afhankelijk zijn van de aard en de omvang van de fout, de context en het doel van het gebruik. Bijvoorbeeld, een systematische fout die door de jaren heen plaatsvindt, staat uitspraken niet in de weg over ontwikkelingen in de jaren. Bovendien dient hierbij opgemerkt te worden dat het gebruik van matig betrouwbare gegevens kan leiden tot zowel overschatting als onderschatting van de politieprestaties. Beoordeling onvoldoende Brongegevens die als onvoldoende zijn beoordeeld, kunnen niet gebruikt worden zolang de geconstateerde gebreken niet zijn verholpen.
1.2.4
Diepgang en kanttekeningen
De Inspectie VenJ heeft er voor gekozen om de uitkomsten van dit kwalitatieve onderzoek niet aan te vullen door een steekproef van gegevens uit de registratie- en aggregatiesystemen kwantitatief te beoordelen. Een eventueel aanvullend kwantitatief onderzoek naar de inhoud van de politieregistratie- en aggregatiesystemen voor brongegevens zou nog meer inzicht geven in de mate waarin eventuele gebreken die in dit onderzoek zijn aangegeven doorwerken in de feitelijke cijfers. In dit stadium zou dit te veel tijd hebben gevergd. (Dit betreft namelijk een onderzoek naar 23 brongegevens uit 4 verschillende registratiesystemen, die gebruikt worden in (tot sinds kort 25 autonome politieregio’s). En tijdige oplevering van het onderzoeksrapport was een belangrijke voorwaarde van dit onderzoek. De uitspraken over de kwaliteit van cijfers zijn immers relevant zolang de betreffende cijfers nog actueel zijn. Daarom heeft de Inspectie voor een efficiëntere methode gekozen die een voldoende tijdig en betrouwbaar resultaat heeft opgeleverd, in het kader van de doelstelling van het onderzoek. De Inspectie geeft een oordeel over de betrouwbaarheid van brongegevens op landelijk niveau. Er wordt geen uitspraak gedaan over hoe het er in elk onderdeel afzonderlijk voor staat. Daarom heeft de Inspectie niet bij alle voormalige korpsen onderzoek verricht maar bij een selectie van korpsen. Hierbij is ervoor gekozen om onderzoek te verrichten in tien voormalige politiekorpsen (uit 25), verspreid over de tien nieuwe regionale eenheden van de Nationale Politie zodat elke nieuwe eenheid in dit onderzoek is betrokken. Dit zorgt tevens voor een adequate geografische spreiding van de onderzochte korpsen over het hele land. Bovendien bestaan er verschillende vormen van samenwerking tussen de voormalige korpsen binnen dezelfde eenheid. Die samenwerking bestond al vanuit het verleden of is ontstaan in het kader van de vorming van de Nationale Politie. Door deze manier van het selecteren van een korps voor het onderzoek kan het beeld voor één korps in die eenheid in belangrijke mate representatief zijn voor de overige voormalige korpsen in die eenheid. De Inspectie heeft binnen elke regionale eenheid het te onderzoeken korps zoveel mogelijk risicogericht gekozen: indien uit de documentenstudie en gesprekken met de landelijke experts bleek dat er sprake is van een bijzondere wijze van de registratie, werd dit korps geselecteerd voor het inspectieonderzoek. Indien er geen bijzondere aanwijzingen waren, is het onderzochte korps binnen een eenheid ad random gekozen. Hierbij heeft de Inspectie in dit onderzoek de volgende aanname gehanteerd: 30
Indien in alle onderzochte korpsen geen tekortkomingen zijn geconstateerd en deze constatering niet wordt tegengesproken door feiten uit andere bronnen, wordt in dit onderzoek aannemelijk geacht dat deze constatering geldt voor de conclusie op landelijke niveau. Beide keuzes hebben gevolgen voor de diepgang van het onderzoek: • De Inspectie geeft met dit onderzoek een globaal beeld van de betrouwbaarheid van de geselecteerde brongegevens zonder de exacte mate van onbetrouwbaarheid weer te geven. • Dit betreft geen sluitend onderzoek waarbij alle oorzaken van onbetrouwbaarheid in alle voormalige korpsen vastgesteld kunnen worden. Het onderzoek toont vooral de oorzaken aan die voor de hele politie typisch zijn (landelijke systeem- en proceskenmerken) en in beperkte mate de oorzaken die te wijten zijn aan regionaal beleid. Deze keuze is tevens gemaakt vanuit efficiëntieoverwegingen: het voldoen aan de doelstelling van het onderzoek met een tijdig resultaat en beperkte onderzoeksbelasting voor de korpsen. Indien behoefte bestaat aan een meer gedetailleerd beeld van de betrouwbaarheid van een brongegeven, kan een aanvullend onderzoek naar het desbetreffende brongegeven worden uitgevoerd. Naar aanleiding van bovenstaande keuzes betreffende de diepgang maakt de Inspectie de volgende kanttekeningen bij de resultaten van het onderzoek. Omdat de Inspectie een selectie van regiokorpsen heeft bezocht en met een beperkte diepgang in de politiesystemen heeft gekeken, bestaat een kleine kans dat mogelijke andere oorzaken van onbetrouwbaarheid van de onderzochte politiegegevens in dit onderzoek niet zijn geconstateerd. Daarnaast kan met de inzet van de klankbordgroep vanuit de politie enige vorm van subjectiviteit hierbij niet worden uitgesloten.
1.3 Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat de bevindingen van het onderzoek. De bevindingen worden weergegeven per brongegeven. Aan het einde van iedere paragraaf wordt een oordeel gegeven over de betrouwbaarheid van het betreffende brongegeven. Dit hoofdstuk is afgesloten met een overzicht van de betrouwbaarheid van alle onderzochte brongegevens.
31
2 32
Bevindingen Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek. Deze resultaten worden weergegeven per brongegeven in afzonderlijke paragrafen. Steeds wordt vermeld: a. Bevraging • op welke wijze is het brongegeven door de politie opgevraagd ten behoeve van de aanlevering aan de Inspectie. b. Aggregatie • op welke wijze is het brongegeven opgehaald uit het bronsysteem van de politie en wordt het vastgelegd in het aggregatiesysteem; • in hoeverre beïnvloedt dit aggregatieproces de volledigheid en juistheid van het brongegeven. c. Registratie • op welke wijze worden gegevens vastgelegd in de bronsystemen van de politie; • in hoeverre beïnvloedt dit registratieproces de volledigheid en juistheid van het brongegeven. Risico’s
• welke organisatorische, technische en persoonlijke betrouwbaarheidsrisico’s brengt de wijze van vastleggen en aggregeren met zich mee. Waarborgen
• welke organisatorische en technische voorzieningen zijn getroffen om deze risico’s tegen te gaan. Consistentie (bij sommige brongegevens)
• in hoeverre is de informatie in overeenstemming met die uit andere bronnen (externe consistentie); • in hoeverre wijkt de informatie over de regionale politiekorpsen/politie-eenheden onderling af (interne consistentie). d. Oordeel • per brongegeven wordt de betrouwbaarheid van het betreffende gegeven beoordeeld. De bevindingen hebben betrekking op de volgende brongegevens: 1. Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM. 2. Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening. 3. Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot. 4. Aantal afgehandelde verdachten. 5. Aantal aangiften van misdrijven. 33
6. Aantal opgeloste aangiften van misdrijven. 7. Aantal aangiften van misdrijven per categorie. 8. Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg. 9. Aantal 0900 8844-oproepen. 10. Aantal geregistreerde 0900 8844-oproepen die binnen 20 seconden worden opgenomen. 11. Aantal prio1- en prio2-meldingen (politie) /Aantal prio1- en prio2-incidenten (politie). 12. Aantal meldingen (alle prioriteiten) /Aantal incidenten (alle prioriteiten). 13. Aantal prio1- en prio2-incidenten met inzet. 14. Reactietijd prio1- en prio2-incidenten /Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten / Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten. 15. Aantal verkeersbekeuringen (per feit). 16. Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken. 17. Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria. 18. Aantal aan DT&V overgedragen dossiers. 19. Aantal uitgevoerde objectcontroles.
2.1
Aantal afgehandelde verdachten27 via overdracht aan het OM (verdachten OM)
a. Bevraging
Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Verdachten OM’ is de Landelijke database (LDB) centraal bevraagd. De regionale politiekorpsen AmsterdamAmstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond hebben de gegevens elk apart aangeleverd. Amsterdam-Amstelland en Haaglanden hebben als bron BOSZ gebruikt, en RotterdamRijnmond cijfers van het OM. In onderstaande tabel is weergegeven op welke wijze de gegevens met betrekking tot ‘Verdachten OM’ in de (voormalige) korpsen tot stand zijn gekomen. Figuur 4. Totstandkoming van het aantal ‘Verdachten OM’ in diverse korpsen verdachten OM Korps
Primaire bron
Aggregatiesysteem
Bevraging
23 korpsen
BVH
GIDS
centraal
Amsterdam-Amstelland BOSZ
eigen telmethoden
apart
Haaglanden
BOSZ
eigen telmethoden
apart
Rotterdam-Rijnmond
OM-statistieken
OM telmethoden
apart
27
34
Dit betreft verdachten van zowel misdrijven als overtredingen.
Definitie uniforme GIDS-definitie eigen BOSZdefinitie eigen BOSZdefinitie: verdachten OM + sepot OM definitie
Daarom worden in deze paragraaf alleen de bevindingen weergegeven ten aanzien van de betrouwbaarheid van dit brongegeven van de overige 23 voormalige regiokorpsen. b. Aggregatie28
De data “Verdachten OM” worden geaggregeerd in GIDS. Een verdachte wordt in GIDS als een verdachte OM geteld, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: • er is een registratie in BVH van een verdachte met afhandeling PV (proces-verbaal) en het desbetreffende dossier is in de compasmodule van BVH geregistreerd als verzonden; • in geval de verdachte is afgehandeld via een vereenvoudigde procedure (zoals bijvoorbeeld een strafbeschikking) is deze geregistreerd in BVH met afhandeling AU (Aanhouden en Uitreiken) of OM Alt (Alternatief OM). Figuur 5. Schema aggregatie van het aantal ‘Verdachten OM’
BHV Verdachte Verzending OM
Afhandeling PV
Aanhouden en Uitreiken
Alternatief OM
Anders
GIDS Verdachte
Verdachte OM LDB Verdachte OM
Verdachte
LDB kan niet worden gebruikt voor de aggregatie van de informatie over het brongegeven Verdachten OM voor de regionale politiekorpsen Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond, omdat in deze korpsen geen gebruik wordt gemaakt van de compasmodule in BVH voor de registratie van de naar OM verzonden dossiers. De (23) korpsen gebruiken hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal verdachten OM wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. 28
Op basis van aggregatieregels GIDS-BVI BVH ‘Verdachten OM’.
35
c. Registratie
Als een verbalisant een opsporingsonderzoek heeft afgerond, dient hij dit in BVH te registreren als afgehandeld met “PV” (Proces-verbaal) en dient het dossier fysiek te leveren aan een functionaris ter controle en verzending. De controlerende functionaris registreert het dossier in BVH als gezien. Daarna kan het proces-verbaal afgeboekt worden in BVH (compasmodule). Hierbij wordt een begeleidingsformulier (met een uniek BVH-nummer) uitgeprint. De administratie verstuurt het fysieke proces-verbaal vervolgens samen met het begeleidingsformulier naar het OM. Verdachten die worden afgehandeld met een Alternatieve OM-afdoening (strafbeschikking of transactie), al dan niet in het kader van de ZSM-aanpak dienen te worden geregistreerd in BVH met de afhandeling “OM Alternatief”. Ook is het mogelijk dat aan de verdachte (als deze na aanhouding niet in verzekering en/ of voorlopige hechtenis hoeft te worden genomen) meteen bij de aanhouding een verkorte dagvaarding wordt uitgereikt. Dit betreft de procedure Aanhouden en Uitreiken. In dit geval dient de verdachte te worden geregistreerd in BVH met als wijze van afhandeling “Aanhouden en Uitreiken” (AU). Volledigheid Niet alle aan het OM aangeleverde verdachten worden geregistreerd in BVH als verdachte OM en dientengevolge niet meegeteld als zodanig in GIDS. De eerste reden voor deze onvolledigheid is dat niet alle verdachten worden afgehandeld in BVH. Onderzoeken die door specifieke diensten (zoals Zwacri, Milieu, Financiële criminaliteit) worden verricht, worden deels afgehandeld in een recherchesysteem (zoals BVO of Summ-it) en deels buiten de officiële politieregistratiesystemen om (zoals in een tekstverwerkingsprogramma). Ook geldt dit voor zaken die door specialistische rechercheafdelingen worden afgehandeld, de zogenoemde BVO-waardige zaken29. De meeste van deze processen-verbaal worden niet geregistreerd in BVH en niet afgeboekt in de compasmodule. Deze dossiers worden door de betrokken afdelingen direct (fysiek) verzonden naar het OM. Dit betreft vooral ingewikkelde zaken die in verhouding tot hun duur weinig verdachten opleveren. Evenmin worden alle verdachten die met een alternatieve OM-afdoening worden afgehandeld in alle regionale politiekorpsen geregistreerd in BVH. Het gaat hierbij vooral om verdachten die niet zijn aangehouden en om feiten waarvan vooraf geen melding in BVH is geregistreerd. De mate waarin dit voorkomt verschilt per regiokorps. In de meeste korpsen geven de respondenten aan dat het een vaste werkwijze is om een verdachte aan te houden en te registreren in BVH. In sommige regio’s geven verbalisanten aan dat ze alleen noodzakelijke 29
36
Een BVO-waardige zaak moet voldoen aan de volgende landelijke criteria: a) het onderzoek duurt naar verwachting langer dan vijf dagen en b) het onderzoek is gericht op strafbare feiten waarop voorlopige hechtenis is toegelaten.
handelingen verrichten om een verdachte aan het OM aan te leveren. Indien een verdachte afgehandeld kan worden zonder een registratie in BVH, wordt dit zonder registratie gedaan, aldus de respondenten. Een andere reden voor onvolledigheid is dat een verdachte wel wordt geregistreerd in BVH maar niet wordt meegeteld door GIDS als verdachte OM. Dit betreft verdachten die worden voorgeleid bij de rechter-commissaris met een tussendossier. Indien dit tussendossier uiteindelijk ook een einddossier blijkt te zijn, wordt dit vaak niet op de gebruikelijke wijze afgehandeld via de compasmodule van BVH. Daardoor worden de betrokken verdachten niet meegenomen in de tellingen van GIDS. Voorts is een reden voor onvolledigheid dat verdachten die via een alternatieve OM-afdoening worden afgehandeld niet correct worden geregistreerd. Sommige respondenten geven aan dat ze deze verdachten in BVH registreren met de afhandeling “Transactie”. Velen weten niet dat ze in dit geval afhandeling ‘AU’ of ‘Alternatief OM’ moeten kiezen. Deze verdachten worden in GIDS ook niet meegeteld als verdachte OM. Volgens OM-statistieken30 wordt ruim een kwart van de zaken op een alternatieve wijze afgehandeld: door het OM, zonder tussenkomst van de rechter. Welk deel hiervan niet (correct) geregistreerd is in de politiesystemen is niet onderzocht. Ook buiten deze specifieke gevallen komt het voor dat dossiers niet worden afgeleverd bij functionarissen die deze controleren en afboeken in het systeem. Daardoor worden deze dossiers niet in de compasmodule van BVH geregistreerd, en worden de betrokken verdachten niet meegeteld in GIDS. In de meeste korpsen wordt True Blue gebruikt voor digitale controle op registraties. Een van de kennisregels die in dit kader wordt toegepast betreft controle op de duur van de afhandeling van een zaak. Met dit instrument kan bevorderd worden dat zaken niet onnodig lang in behandeling blijven staan. Echter biedt dit instrument er geen garantie voor dat een dossier dat als afgehandeld geregistreerd is, ook fysiek wordt aangeboden aan de controlerende functionaris. In BOSZ zijn alle zaken (uit BVH) waarvan een opsporingsonderzoek gaande is, zichtbaar. Op deze manier kan BOSZ gebruikt worden om dossiers die fysiek verstuurd zijn naar het OM, maar die niet geregistreerd zijn als verzonden, in beeld te brengen. Juistheid Alle dossiers die in de compasmodule worden afgeboekt moeten ‘PV’ als afhandeling hebben. Het is technisch onmogelijk om een proces-verbaal af te boeken indien voor een andere afhandeling wordt gekozen. Het omgekeerde komt wel voor: dossiers waarin wordt geseponeerd, kunnen worden afgeboekt als ‘PV’ (zie paragraaf 2.3 ‘OM-sepot’). 30
OM Jaarbericht 2012. NB: Betrouwbaarheid van OM-statistieken is niet bekend bij de Inspectie.
37
Risico’s Techniek BVH heeft geen voorziening waarmee wordt gesignaleerd dat een dossier is afgehandeld en klaar is om te verzenden. Op deze manier kunnen dossiers zonder controle en zonder registratie in de compasmodule verzonden worden naar het OM. Er is geen koppeling tussen BVH en BVO (Summ-it). Procedure Er is geen digitale verbinding tussen de registratiesystemen van de politie en het OM. Dossiers worden alleen fysiek naar het OM verstuurd. Niet alle korpsen gebruiken de landelijk afgesproken wijze van registratie en aggregatie. Het OM accepteert dossiers zonder registratienummer en begeleidingsformulier. Met uitzondering van “afhandeling PV” is er nauwelijks controle op de registratie van de wijze van afhandeling. Er is geen sprake van een strakke sturing op de correcte registratie van verdachten OM. Gedrag Veel gebruikers – vooral uit regio’s waar vroeger BPS werd gebruikt – ervaren BVH als een gebruiksonvriendelijk systeem. Gebruikers weten niet altijd welk veld in een bepaald geval ingevuld moet worden en vullen dan in wat hun het meest logisch voorkomt. Er is nauwelijks sprake van bijscholing in het gebruik van BVH. Niet alle gebruikers realiseren zich dat registratiehandelingen geen ‘overbodige administratielasten’ zijn. Bepaalde informatie dient vastgelegd te worden met het oog op effectieve opsporing, vervolging en strafbepaling (informatiepositie collega’s, recidive enzovoort). Waarborgen Techniek Ten tijde van het onderzoek liep in enkele korpsen een pilot met de digitale registratie in BOSZ van de verzending van een dossier door de politie en de ontvangst van dit dossier door het OM. Het gebruik van BOSZ door beide instanties zal de betrouwbaarheid van dit brongegeven verbeteren. Het is technisch niet mogelijk dat hetzelfde dossier meerdere keren als verzonden wordt geregistreerd in BVH.
38
Procedure BVH is het belangrijkste en voor de meeste politiefunctionarissen het enige systeem waarin de productie kan worden geregistreerd. Om die reden worden de meeste verdachten afgehandeld in BVH. In sommige regionale politiekorpsen is de afspraak gemaakt met het OM dat alleen processenverbaal die in BVH als verzonden geregistreerd zijn (met een begeleidingsformulier) door het parket worden geaccepteerd. Maar ook in deze korpsen wordt soms van deze afspraak afgeweken. In de meeste politiekorpsen functioneert een BVH-helpdesk waar medewerkers terecht kunnen met hun vragen over BVH. In enkele korpsen wordt erop gestuurd dat ook BVO-waardige zaken in BVH worden ingevoerd en afgehandeld. d. Oordeel Aggregatie De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniform systeem (GIDS). Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid De meeste medewerkers gebruiken BVH voor deze registratie. In bepaalde gevallen vindt registratie van verdachten die aan het OM worden overgedragen, plaats in BVO/Summ-it. Daarom zijn deze verdachten meestal niet als zodanig geregistreerd in BVH. Daarnaast worden bij de registratie van verdachten OM in BVH niet altijd voor de aggregatie relevante velden correct ingevuld. Er is immers geen procedurele noodzaak om alle verdachten OM op de correcte wijze te registreren om hen aan het OM aan te leveren. Bovendien zijn de gebruikers niet altijd op de hoogte van de correcte wijze van registratie. Daarnaast wordt slechts een deel van de registraties gecontroleerd. Er is ook geen sprake van een zodanige sturing dat de bovengenoemde technische, procedurele en gedragsmatige lacunes kunnen worden opgevangen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM’ niet voldoet aan de kritische voorwaarden om de volledigheid van dit brongegeven aannemelijk te maken. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Juistheid Het is technisch en procedureel niet mogelijk dat een ander brongegeven als ‘verdachte OM’ wordt geregistreerd zowel met afhandeling PV als met verzending OM (zie figuur 5). Dit deel 39
van de registraties kan beoordeeld worden als voldoende juist. Er zijn echter geen garanties dat ook alle verdachten die onder AU en Alternatief OM zijn geregistreerd ook werkelijk ‘verdachten OM’ zijn. Uit de interviews blijkt dat deze twee wijzen van afhandeling zelden worden gebruikt. De Inspectie kon dit feit echter niet verifiëren omdat het op dit moment niet mogelijk is uit de huidige politiesystemen de exacte aantallen van de betreffende registraties te verkrijgen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM’ niet voldoet aan de kritische voorwaarden om de juistheid van dit brongegeven aannemelijk te maken. De juistheid van het gegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM’ als matig. brongegeven Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
m
Betrouwbaarheid31 juist m
matig
NB. Aangezien bronsystemen, aggregatiemethoden en definities van de korpsen AmsterdamAmstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond beduidend afwijken van andere korpsen en van elkaar, kunnen geen vergelijkingen tussen deze drie korpsen en de overige korpsen worden gemaakt.
2.2
Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening (misdrijven)
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘HALT-afdoening’ is de Landelijke database (LDB) centraal bevraagd. Hieruit konden de gegevens van 23 korpsen (22 regionale korpsen en het KLPD) worden verkregen. Dit betreft alleen de cijfers over de Haltafdoeningen betreffende misdrijven (geen overtredingen). Uit oriënterende en voorbereidende gesprekken is immers gebleken dat de afhandeling van HALT-verwijzingen ter zake van een overtreding op zeer uiteen lopende wijze plaatsvindt.32 Daarom bleek de vaststelling van de juiste feiten niet mogelijk te zijn binnen het bestek van dit onderzoek. Om die reden beperkt 31 32
40
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3. Registratie hiervan kan plaatsvinden door middel van twee registratiesystemen: BVH en PSH-TM.
de Inspectie zich tot HALT-afdoeningen ter zake van een misdrijf. Rotterdam-Rijnmond levert de informatie apart (niet via LDB). Daarbij zijn hetzelfde bronsysteem (BVH) en aggregatiesysteem (GIDS) gebruikt. Amsterdam-Amstelland en Haaglanden hebben BOSZ gebruikt als bron voor hun gegevens. In onderstaande tabel is weergegeven op welke wijze de gegevens met betrekking tot ‘Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening’ in de (voormalige) korpsen tot stand zijn gekomen. Figuur 6. Totstandkoming van het ‘Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening’ in diverse korpsen HALT-verwijzingen korps
Primaire bron
Aggregatiesysteem
Bevraging
Definitie
23 korpsen
BVH
GIDS
centraal (via LDB)
uniforme GIDS-definitie
AmsterdamAmstelland
BOSZ
eigen telmethoden
apart
eigen BOSZ-definitie
Haaglanden
BOSZ
eigen telmethoden
apart
eigen BOSZ-definitie
RotterdamRijnmond
BVH
GIDS
apart
uniforme GIDS-definitie
In deze paragraaf worden alleen de bevindingen weergegeven ten aanzien van de betrouwbaarheid van dit brongegeven van de onderzochte 24 korpsen. b. Aggregatie De informatie over het brongegeven ‘HALT –afdoening’ wordt geaggregeerd in GIDS. Een afdoening wordt in GIDS geteld als HALT-afdoening indien de desbetreffende verdachte in BVH is geregistreerd onder afhandeling ‘HALT’. Figuur 7. Schema aggregatie van het ‘Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening’
BHV Verdachte Afhandeling HALT GIDS Verdachte HALT LDB Verdachte HALT
41
De (24) korpsen gebruikten hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal HALT-verwijzingen wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Indien een verbalisant een jongere naar bureau HALT ter zake van een misdrijf verwijst, dient hij deze in BVH met afhandeling ‘HALT’ te registreren en dient het Proces-Verbaal Minderjarige (PVM) door te sturen naar bureau HALT. In de meeste regio’s vindt de verzending plaats via een specifieke jeugdafdeling of functionaris (jeugdagent). Volledigheid
In alle bezochte korpsen hebben respondenten aangegeven dat een HALT-verwijzing (misdrijven) altijd in BVH wordt afgehandeld. Ook geven de respondenten aan dat de verdachte in al deze gevallen wordt geregistreerd met afhandeling ‘HALT’. Juistheid
De respondenten geven aan dat verdachten met afhandeling ‘HALT’ worden geregistreerd indien er sprake is van een HALT-verwijzing. Een verbalisant vult de afhandeling in aan het begin van zijn onderzoek. Indien de wijze van afdoening in de loop van het onderzoek wordt gewijzigd (bv. in Sepot of Reprimande), wordt de registratie daarvan achteraf meestal niet gewijzigd. Op deze manier staan in BVH verdachten die feitelijk op een andere manier zijn afgehandeld, geregistreerd onder HALT. De geïnterviewden geven echter aan dat de bovenbeschreven situatie zeer uitzonderlijk is. Meestal worden jongeren die onder HALT geregistreerd zijn, ook naar HALT verwezen. Dit betreft namelijk een vaste procedure. De regels betreffende HALT-procedure zijn landelijk vastgelegd en worden al geruime tijd gebruikt door de politie en haar partners. Risico’s
Techniek Het is technisch mogelijk om een andere afhandeling in te vullen terwijl PVM-HALT is opgemaakt. De afhandelingswijze moet worden geregistreerd in BVH aan het begin van de registratie. Bij de afsluiting kan deze gewijzigd worden, maar dit gebeurt meestal niet. Waarborgen
Techniek Indien sprake is van een HALT-afdoening, moet de verbalisant controlevragen in BVH beantwoorden. HALT-afdoening wordt tevens geregistreerd in BOSZ. BOSZ kan gebruikt worden voor controle op registraties in BVH en als een zelfstandige bron. Correcte registratie van HALT-afdoeningen in BOSZ zal de kwaliteit van registraties verbeteren. Op dit moment verschilt gebruik van BOSZ sterk per regio.
42
Gedrag Het betreft een routinematige procedure. Voor een verbalisant is vanaf begin duidelijk dat een zaak via HALT-verwijzing wordt afgehandeld. Procedure BVH is het enige systeem waarin een HALT-afdoening geregistreerd kan worden. Een registratie van een HALT-afdoening ter zake van een misdrijf in BVH is noodzakelijk voor de verwijzing van een jongere naar HALT. d.Oordeel Aggregatie
Aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via Haltafdoening’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
BVH is het enige systeem waarin een verdachte van een misdrijf die naar HALT wordt verwezen, geregistreerd kan worden. Deze registratie is noodzakelijk voor een verwijzing naar bureau HALT vanwege een misdrijf. In het registratiesysteem is een controlemechanisme ingebouwd. De registratie van HALT-verwijzingen is een vaste routine. De respondenten verklaren dat HALTverwijzingen ter zake van een misdrijf correct worden geregistreerd in BVH. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via HALT-verwijzing’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Juistheid
Er is sprake van eenduidige definities betreffende HALT-verwijzingen. Deze definities zijn vastgelegd in een wettelijke regeling en worden al geruime tijd gebruikt door de politie en haar partners. Gebruikers zijn goed bekend met de definities en de wijze van vastlegging van het betreffende brongegeven. In het registratiesysteem is een controlemechanisme ingebouwd. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid hiervan aannemelijk maken. De juistheid van het gegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening’ als voldoende.
43
brongegeven
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig
Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening (misdrijven)
v
Betrouwbaarheid33 juist
v
v
voldoende
NB. 1. Aangezien bron- en aggregatiesystemen van de twee korpsen (Amsterdam-Amstelland en Haaglanden) afwijken van andere korpsen en van elkaar, kunnen geen vergelijkingen tussen deze korpsen en de overige korpsen worden gemaakt. 2. Het landelijk aantal over het jaar 2011 (6431 afdoeningen) dat door de politie aan de Inspectie VenJ is aangeleverd, verschilt van het aantal dat door het CBS (Bron: Halt) wordt gepubliceerd (7260 jongeren). Het verschil is niet zo groot dat dit niet verklaard kan worden door het gebruik van verschillende teleenheden (afdoening/jongere), peildata, registratie/ aggregatiemethoden enzovoort. Bovendien is de betrouwbaarheid van de door het bureau Halt verstrekte gegevens niet bekend bij de Inspectie.
2.3
Aantal afgehandelde verdachten34 via OM-sepot
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’ is de Landelijke database (LDB) centraal bevraagd. Hieruit konden de gegevens worden verkregen van 23 korpsen (22 regionale politiekorpsen en het KLPD). In onderstaande tabel is weergegeven op welke wijze de gegevens met betrekking tot ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’ in de (voormalige) korpsen tot stand zijn gekomen. Figuur 8. Totstandkoming van het ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’ in diverse korpsen OM sepot Korps
Primaire bron
Aggregatiesysteem
Bevraging
Definitie
23 korpsen
BVH
GIDS
centraal
uniforme GIDS-definitie: louter OM-sepot
AmsterdamAmstelland
BOSZ
eigen telmethoden
apart
eigen BOSZ-definitie
Haaglanden
BOSZ
eigen telmethoden
apart
geen cijfers (zie verdachten OM)
RotterdamRijnmond
BVH
GIDS
apart
eigen GIDS-definitie: OM-sepot en politie-sepot
33 34
44
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3. Dit betreft verdachten van zowel misdrijven als overtredingen.
Het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond heeft de gegevens apart aangeleverd. Daarbij zijn hetzelfde bronsysteem (BVH) en aggregatiesysteem (GIDS) gebruikt, maar met toepassing van eigen definities. De regionale politiekorpsen Amsterdam-Amstelland en Haaglanden hebben BOSZ gebruikt als bron voor hun gegevens. b. Aggregatie De informatie over het brongegeven ‘OM-sepot’ wordt geaggregeerd in GIDS. Een afdoening wordt in GIDS geteld als ‘OM-sepot’ indien voor de desbetreffende verdachte in BVH de afdoening “OM-sepot” is geregistreerd. Figuur 8. Schema aggregatie van het ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’
BHV Verdachte Afhandeling OM-sepot GIDS Verdachte OM-sepot LDB Verdachte OM-spot De (23) korpsen gebruikten hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal verdachten OM wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Indien een zaak wordt geseponeerd door het OM dient de verbalisant de afdoening in BVH als OM-sepot te registreren. Volledigheid
Zaken die niet in BVH worden geregistreerd zijn ook niet geteld als OM-sepot in GIDS. Een verbalisant vult de afhandeling in aan het begin van zijn onderzoek. De geïnterviewden hebben aangegeven dat een verbalisant een onderzoek meestal niet start om de zaak te seponeren maar om een verdachte aan het OM aan te leveren. Daarom vult hij meestal afhandeling “PV” in. Indien de wijze van afdoening in de loop van het onderzoek wordt gewijzigd (bv. in OM-sepot of Politiesepot), wordt de eerdere registratie achteraf meestal niet 45
gewijzigd. Op deze manier staan in BVH zaken die feitelijk geseponeerd zijn, geregistreerd als afgehandeld met een PV. Juistheid
In BVH bestaat naast de afhandeling ‘OM-sepot’ een afhandeling ‘Politiesepot’. Er bestaat geen duidelijkheid bij de gebruikers welke vorm van sepot in een bepaald geval geregistreerd dient te worden, mede door het feit dat formeel gezien de politie niet de bevoegdheid heeft om te seponeren. Sommige korpsen hebben het standpunt ingenomen dat ‘Politiesepot’ om die reden niet kan voorkomen en dat alle geseponeerde zaken als ‘OM-sepot’ geregistreerd moeten worden. Deze situatie wordt versterkt door het feit dat er tevens geen overeenstemming is tussen de politie en het OM over registratie van geseponeerde zaken. Derhalve is OM-sepot niet geregistreerd volgens uniforme definities. Ook in regio’s waar ‘Politiesepot’ wordt geregistreerd, weten gebruikers vaak niet welke vorm van sepot geregistreerd dient te worden in een concreet geval. BVH kent 28 soorten OM-sepot en 15 soorten Politiesepot. De korpsen kunnen zelf kiezen welke soorten sepot bij hen gebruikt worden. Risico’s
Techniek Het is technisch mogelijk om een andere afhandeling te registreren terwijl de zaak geseponeerd is. Het grote aantal soorten van sepot in BVH maakt een keuze voor de gebruiker ingewikkeld. Gedrag Niet alle gebruikers voelen zich vertrouwd met BVH. Respondenten hebben aangegeven dat gebruikers daardoor vooral gericht zijn op het succesvol afsluiten van een registratie, zonder na te kijken of alle gegevens juist geregistreerd zijn. Gebruikers ervaren een wijziging van de registratie van de wijze van afdoening als een onnodige handeling. Gebruikers weten vaak niet welke vorm van sepot ze moeten registreren. Procedure De wijze van afdoening moet worden geregistreerd in BVH aan het begin van het onderzoek. Bij afsluiting kan die gewijzigd worden, maar dit gebeurt meestal niet. Anders dan bij de andere wijzen van afhandeling wordt de registratie ‘OM-sepot’ bijna nooit gekozen in het begin van de registratie. Daarom zou in geval van OM-sepot bijna altijd de wijze van afdoening moeten worden gewijzigd. Er is geen controle op het registreren van de juiste wijze van afdoening (met uitzondering van de afdoening met PV, zie paragraaf 2.1) Er is nauwelijks sturing op het correct registreren van de wijze van afdoening. 46
Er is nauwelijks sprake van bijscholing in het gebruik van BVH. Er is geen overeenstemming tussen korpsen en tussen de politie en het OM over de definities van OM-sepot en Politiesepot. Waarborgen
Procedure OM sepot wordt tevens geregistreerd in BOSZ. BOSZ kan gebruikt worden voor controle op registraties in BVH en als een zelfstandige bron. Correcte registratie van OM sepot in BOSZ zal de kwaliteit van registraties verbeteren. Ten tijde van het onderzoek verschilde het gebruik van BOSZ sterk per regio. Niet in alle regio’s wordt OM-sepot gebruikt als een aparte wijze van afhandeling in BOSZ. Consistentie
Bij vergelijking tussen de korpsen van het aantal OM-sepots per fte operationele sterkte blijkt dat sprake is van zeer grote verschillen. Het aantal varieert per korps van 6 tot 135 OM-sepots per fte. Zeven korpsen telden minder dan 15 OM-sepots per fte en 5 korpsen meer dan 70. Een voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat de registratie gebrekkig plaatsvindt. De cijfers kunnen derhalve niet als intern consistent beschouwd worden. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
De registratie van OM-sepot in BVH heeft geen meerwaarde voor het operationele politieproces. Er is ook geen procedurele noodzaak om OM-sepot als zodanig te registreren. De registratie van de afhandeling ‘OM-sepot’ vindt meestal plaats door wijziging van een andere afhandeling (‘PV’). De geïnterviewden geven aan dat gebruikers meestal nalaten om dit te wijzigen. Er is nauwelijks controle en sturing op de registratie van OM-sepot. Een consistentietoets laat grote verschillen zien tussen de korpsen. De inspectie constateert daarom dat er sprake is van ernstige gebreken tijdens het registratieproces: registratie van het brongegeven vindt in de korpsen niet op uniforme wijze plaats en een consistentietoets laat grote verschillen tussen de korpsen zien. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’ wordt derhalve beoordeeld als onvoldoende.
47
Juistheid
Er is geen overeenstemming tussen korpsen en tussen de politie en het OM over de registratie van OM-Sepot. OM-Sepot wordt niet geregistreerd volgens uniforme definities. De registratie van OM-sepot verschilt sterk per korps. Ook binnen korpsen weten gebruikers vaak niet welke vorm van sepot ze moeten registreren. De Inspectie constateert daarom dat er sprake is van ernstige gebreken tijdens het registratieproces: registratie van het brongegeven vindt in de korpsen niet volgens dezelfde definities plaats en een consistentietoets laat grote verschillen tussen de korpsen zien. De juistheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’ wordt derhalve beoordeeld als onvoldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot’ als onvoldoende. brongegeven Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
o
Betrouwbaarheid35 juist o
onvoldoende
35
2.4
Aantal afgehandelde verdachten
Bij de vaststelling van de definitieset met de politie is de volgende definitie van ‘Afgehandelde verdachten’ afgesproken. Afgehandelde verdachten = Verdachten OM + HALT-afdoeningen + OM-sepot + Transactie
Bij de levering van kwantitatieve gegevens is gebleken dat het aantal afgehandelde verdachten de optelsom is van verdachten OM, HALT-afdoeningen en OM-sepots, dus zonder transacties. Bij navraag bij de politie is gebleken dat het technisch niet mogelijk was om het aantal verdachten dat via Transactie is afgehandeld aan te leveren. Daarom is de definitie van het aantal aangeleverde verdachten, die met de politie aanvankelijk was afgesproken, aangepast voor dit onderzoek.
35
48
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
a – c. Aggregatie. Volledigheid. Juistheid. Het totale aantal door de politie afgehandelde verdachten is de optelsom van verdachten die zijn afgehandeld via overdracht aan het OM, via HALT afdoeningen en via OM-sepot (zie de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3). Deze definitie geldt voor de 23 korpsen. In de onderstaande tabel is tevens aangegeven welke definities de andere drie korpsen hanteren. De bevindingen betreffende de drie bovengenoemde brongegevens zijn van toepassing op het totaal. In onderstaande tabel is weergegeven op welke wijze de gegevens met betrekking tot ’Aantal afgehandelde verdachten’ door de (voormalige) korpsen tot stand zijn gekomen. Figuur 9. Totstandkoming van het ‘Aantal afgehandelde verdachten’ in diverse korpsen Afgehandelde verdachten Korps
Primaire bron
Aggregatiesysteem
Bevraging
Definitie
23 korpsen
BVH
GIDS
centraal
uniforme GIDS-definitie: verdachten OM +Halt+OM sepot
AmsterdamAmstelland
BOSZ
eigen telmethoden
apart
eigen BOSZ-definitie: verdachten OM+Halt+OM sepot + transactie
Haaglanden
BOSZ
eigen telmethoden
apart
eigen BOSZ-definitie: verdachten OM+Halt+OM sepot + transactie
RotterdamRijnmond
OM-statistieken OM-telmethoden + + BVH GIDS
apart
eigen definitie: verdachten OM+Halt+OM sepot + politiesepot
d. Oordeel Voor het oordeel is van belang dat het aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM circa 90% bedraagt van het totaal aantal afgehandelde verdachten. Daarom kan voor de conclusie voor het ‘Aantal door de politie afgehandelde verdachten’ worden aangehaakt bij de conclusie voor het ‘Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM’. Volledigheid
De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten’ wordt beoordeeld als matig. Juistheid
De juistheid van het gegeven ‘Aantal afgehandelde verdachten’ wordt beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ’Aantal afgehandelde verdachten’ als matig. 49
brongegeven Aantal afgehandelde verdachten
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
m
Betrouwbaarheid36 juist m
matig
NB. De Inspectie heeft geconstateerd dat de politie geen beeld heeft van het aantal verdachten dat afgehandeld wordt via transactie. Dit feit leidt tot een onvolledig beeld van het aantal door de politie afgehandelde verdachten.
2.5
Aantal aangiften van misdrijven
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Aantal aangiften ter zake misdrijven’ is de Landelijke database (LDB) centraal bevraagd. b. Aggregatie De informatie betreffende het brongegeven ‘Aantal aangiften van misdrijven’ wordt geaggregeerd in GIDS. Voor het aantal aangiften in GIDS worden de volgende formulieren uit BVH opgeteld: proces-verbaal aangifte, proces-verbaal verhoor aangever, proces-verbaal klacht, proces-verbaal winkeldiefstal. Binnen de registratie mag elk persoon één keer geteld worden. Indien dit niet het geval is, worden aangevers ontdubbeld. Indien vanwege hetzelfde feit meerdere aangiften worden gedaan, worden deze meerdere keren geteld37. De korpsen gebruiken hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het ‘Aantal aangiften van misdrijven’ wordt in de korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Een aangifte wordt in BVH via de volgende drie wijzen geregistreerd: • in bepaalde gevallen kan een burger aangifte doen via Internet; • politiefunctionarissen registreren een aangifte (meestal) in een BVH-satelliet: systeem AVI (Aangifte via Intranet); • politiefunctionarissen registreren een aangifte direct in BVH. Volledigheid
Alle aangiften die via internet of met behulp van AVI worden gedaan, worden geregistreerd in BVH. Alle respondenten geven aan dat ze altijd een aangifte in BVH registreren. Ze hebben geen moeite met deze registratie en zullen een aangifte nooit opnemen buiten BVH om 36 37
50
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3. Gids-BVI Aangifte
(bijvoorbeeld in een tekstverwerkingsprogramma). Er worden geen andere formulieren gebruikt voor het opnemen van aangifte. In enkele regionale politiekorpsen (zoals Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond, Amsterdam-Amstelland) worden aangiften van winkeldiefstal opgenomen in een speciaal aangifteformulier. Deze formulieren worden vervolgens niet ingevoerd in BVH. (De zaak wordt wel afgehandeld in BVH, maar zonder een aangifteformulier.) Hierdoor kan in deze korpsen het aantal aangiften 1 à 2 % lager uitvallen. Indien aangifte is opgenomen in een andere regio dan die waarin het strafbare feit is gepleegd, wordt in de ‘pleegregio’ ook een ‘fake-aangifte’ (registratie zonder inhoud) geregistreerd. Dit leidt landelijk gezien tot dubbele registraties. Dit betreft echter geringe aantallen. Soms worden aangiften van zware misdrijven die op locatie zijn opgenomen niet in BVH ingevoerd. Juistheid
De respondenten hebben aangegeven dat zij het gezien de technische voorzieningen (verplichte velden) ondenkbaar achten dat een aangifteformulier voor een ander doel wordt gebruikt. Risico’s
Procedure Het kan voorkomen dat een aangifte twee keer wordt opgenomen. (bijvoorbeeld: men doet eerst via internet aangifte en daarna op het bureau). Gebruik van aparte formulieren voor het opnemen van aangifte los van BVH (winkeldiefstal). Waarborgen
Techniek Het opnemen van een aangifte is een eenvoudig proces in BVH. Gedrag Het opnemen van een aangifte in BVH is een routinematige handeling. Dit behoort tot de basistaken van een politiemedewerker. De meeste leidinggevenden gebruiken bij een functioneringsgesprek een lijst met productiecijfers van de medewerker. Dit stimuleert medewerkers om al hun productie, waaronder aangiften, te registreren in BVH. Procedure In meeste gevallen is de registratie van een aangifte in BVH noodzakelijk voor de verdere afhandeling van de zaak. BVH is het enige registratiesysteem waarin aangiften worden geregistreerd.
51
BVH is voor de meeste medewerkers het enige systeem waarin de zaak verder wordt afgehandeld. De aangever krijgt een kopie van de aangifte. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal aangiften van misdrijven’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
BVH is het enige registratiesysteem waarin aangiften worden vastgelegd. Voor registratie van een aangifte wordt nagenoeg altijd een hiervoor bestemd formulier gebruikt. De registratie van een aangifte is een eenvoudige en routinematige procedure. Registratie van een aangifte is noodzakelijk voor de afhandeling van een zaak. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal aangiften van misdrijven’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Juistheid
Formulieren die bestemd zijn voor de opname van een aangifte, worden niet gebruikt voor andere registraties. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid hiervan aannemelijk maken. De juistheid van het gegeven ‘Aantal aangiften van misdrijven’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal aangiften van misdrijven’ als voldoende. brongegeven Aantal aangiften van misdrijven
38
52
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
v
Betrouwbaarheid38 juist v
voldoende
2.6
Aantal opgeloste aangiften van misdrijven
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘ Aantal opgeloste aangiften van misdrijven’ is de Landelijke database (LDB) centraal bevraagd. b. Aggregatie De informatie betreffende het brongegeven ‘Aantal opgeloste aangiften van misdrijven’ wordt geaggregeerd in GIDS. In GIDS wordt een aangifte meegeteld als opgehelderd indien in BVH bij het veld Oplossingsindicatie, ‘Ja’ of ‘Deels’ is ingevuld. De korpsen gebruikten hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal opgeloste aangiften wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Om een registratie in BVH af te sluiten moet altijd een oplossingsindicatie ingevuld worden. Na afsluiting van de registratie is de oplossingsindicatie definitief. Volledigheid
Uiteraard kan bij aangiften/misdrijven die niet in BVH worden geregistreerd geen oplossingsindicatie worden geregistreerd. Het is technisch onmogelijk dat het veld Oplossingsindicatie oningevuld blijft. Juistheid Uit de interviews blijkt dat aangiften in zaken waarin een verdachte aan het (strafbare) feit is gekoppeld altijd als opgelost of deels opgelost worden geregistreerd. Dit geldt ook voor niet-opgeloste zaken. Het is namelijk onmogelijk een registratie af te sluiten indien bij oplossingsindicatie ‘Nee’ is ingevuld. Om de registratie af te sluiten met oplossingsindicatie ‘Nee’ moet de verbalisant de verdachte ontkoppelen. Deze administratieve handelingen hebben geen meerwaarde voor het operationele werk en worden om die reden volgens de respondenten bijna nooit uitgevoerd. Op deze manier blijven niet-opgeloste zaken als (deels) opgelost geregistreerd. Verder geven geïnterviewden aan dat ze niet altijd weten welk oplossingsindicatie in een bepaald geval ingevuld moet worden. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een zaak in onderling overleg tussen het slachtoffer en dader opgelost is, zonder het opmaken van een PV. Er is ook veel onduidelijkheid over de vraag in welke gevallen de oplossingsindicatie ‘Deels’ ingevuld moet worden. Er is geen sprake van sturing en controle op de juistheid van de registratie van de oplossingsindicatie.
53
Risico’s
Techniek Technische inflexibiliteit van het registratiesysteem. Gedrag Onduidelijkheid bij verbalisanten over de in te vullen indicatie (buiten evidente gevallen, zoals: indien een dossier naar OM is verzonden, is de zaak opgelost). Procedure Registratie van de oplossingsindicatie heeft geen betekenis in het kader van de primaire taak van de gebruikers. Geen controle op de juistheid van de registratie van de oplossingsindicatie. Waarborgen
Techniek Het is technisch niet mogelijk om geen oplossingsindicatie in te vullen. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal opgeloste aangiften van misdrijven’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
De oplossingsindicatie ‘Ja’ of ‘Deels’ wordt altijd ingevuld bij opgeloste zaken. Het is technisch niet mogelijk om een opgeloste zaak met een verdachte als niet-opgelost te registreren. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal opgeloste aangiften van misdrijven’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Juistheid
Een aangifte kan niet als niet-opgelost geregistreerd zijn als er een verdachte aan is gekoppeld. (Zelfs als bij het opsporingsonderzoek is gebleken dat de ‘verdachte’ geen verdachte blijkt te zijn.) Uit de interviews blijkt dat verbalisanten de ‘verdachte’ niet loskoppelen in BVH, maar de zaak registreren als opgelost of deels opgelost. De loskoppeling van de zaak kost extra administratieve handelingen en heeft geen meerwaarde voor het operationeel proces. Bovendien is er nauwelijks sprake van controle en sturing op de juistheid van deze registratie. De inspectie constateert dat er sprake is van ernstige gebreken tijdens het registratieproces: de registratie voldoet niet aan alle kritische voorwaarden die de juistheid van het brongegeven aannemelijk maken.
54
De juistheid van het brongegeven ‘Aantal opgeloste aangiften van misdrijven’ wordt derhalve beoordeeld als onvoldoende. Betrouwbaarheid De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘ Aantal oploste aangiften van misdrijven’ als onvoldoende. brongegeven Aantal opgeloste aangiften van misdrijven
2.7
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
v
Betrouwbaarheid39 juist o
onvoldoende
Aantal aangiften van misdrijven per categorie
a – c. Aggregatie. Volledigheid. Juistheid. De betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal aangiften van misdrijven’ is reeds beschreven in paragraaf 2.5 van dit hoofdstuk. De hiervoor beschreven brongegevens worden aangeleverd, uitgesplitst naar categorie van misdrijven. Over de uitsplitsing heeft de Inspectie het volgende geconstateerd: De maatschappelijke klasse wordt geregistreerd bij het starten van een registratie in BVH. Uit interviews blijkt dat de verbalisant altijd een maatschappelijke klasse kiest die hij op het moment van de registratie juist vindt. De geïnterviewden geven echter aan dat de maatschappelijke klasse niet altijd juist geregistreerd wordt vooral bij grensgevallen (bijvoorbeeld diefstal van een fiets of diefstal uit een schuur). Immers in het begin is het niet altijd duidelijk in welke maatschappelijke klasse het betreffende feit moet worden ingedeeld. Indien men niet weet welke maatschappelijke klasse het meest juist is, wordt meestal een algemene categorie gekozen. Door een wijziging van de maatschappelijke klasse achteraf, kunnen reeds aangemaakte formulieren verloren raken. Daarom wordt de maatschappelijke klasse achteraf nauwelijks aangepast. In de meeste korpsen wordt nauwelijks geïnvesteerd in gegevensbeheer. De kwaliteit van het gegevensbeheer verschilde per korps(onderdeel). Indien gegevens wel worden gecontroleerd op de juistheid van de maatschappelijke klasse gebeurt dit alleen voor geprioriteerde delicten (zoals overvallen en woninginbraken). In de meeste korpsen worden aantallen betreffende 39
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
55
deze delicten apart bijgehouden (geturfd) voor eigen sturing. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van ‘Aantal aangiften van misdrijven per categorie’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid/Juistheid
Het is inherent aan het politiewerk dat aanvankelijk geen zekerheid bestaat over de precieze categorisering (maatschappelijke klasse) van een strafbaar feit. De categorie die bij registratie onjuist aan een feit is toegekend, dient later gewijzigd te worden. Dit gebeurt vaak niet omdat door wijziging van de maatschappelijke klasse reeds aangemaakte formulieren verloren kunnen gaan. Bovendien is er nauwelijks controle op de juistheid van de vastgelegde maatschappelijke klasse voor wat betreft de veelvoorkomende criminaliteit. Misdrijven betreffende high impact criminaliteit worden beter gecontroleerd. Het komt echter regelmatig voor dat deze misdrijven afzonderlijk worden geregistreerd (buiten BVH), zonder de maatschappelijke klasse in BVH te wijzigen. Dit om bovengenoemde reden. Dit heeft tot gevolg dat enerzijds niet alle registraties betreffende een bepaalde maatschappelijke klasse als zodanig worden geregistreerd en anderzijds dat niet alle onder een bepaalde maatschappelijke klasse vastgelegde registraties onder de desbetreffende categorie vallen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die de volledigheid en juistheid van dit brongegeven aannemelijk te maken De volledigheid en juistheid van de verdeling van brongegevens per categorie wordt derhalve beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van ‘Het aantal aangiften van misdrijven per categorie’ als matig. brongegeven Aantal opgeloste aangiften van misdrijven
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
m
Betrouwbaarheid40 juist m
matig
NB: Aangezien HIC-delicten in alle korpsen hoog geprioriteerd zijn, is er meer aandacht op 40
56
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
aanpak en registratie hiervan. Dit maakt aannemelijk dat het aandeel van onbetrouwbare registraties bij deze delicten lager is dan bij andere.
2.8
Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Aantal doorverwijzingen naar jeugdzorg’ is de Landelijke database (LDB) centraal bevraagd. b. Aggregatie De informatie over het brongegeven ‘Aantal doorverwijzingen naar jeugdzorg’ wordt geaggregeerd in GIDS. Een afdoening wordt in GIDS als zodanig geteld indien in BVH een Zorgformulier is opgemaakt. NB: dit betreft het aantal formulieren en niet het aantal jongeren. Het is mogelijk dat meerdere jongeren uit één gezin door middel van één formulier worden verwezen, en derhalve in GIDS als één worden geteld. De korpsen gebruikten hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal doorverwijzingen naar jeugdzorg wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Indien een verbalisant een jongere naar bureau Jeugdzorg (BJZ) verwijst, maakt hij een zorgformulier in BVH op en stuurt het door naar het Bureau Jeugdzorg. In de meeste regio’s vindt de verzending plaats via een specifieke jeugdafdeling of functionaris (jeugdagent). Volledigheid
In alle bezochte korpsen hebben respondenten aangegeven dat indien een jongere naar BJZ wordt verwezen, meestal een zorgformulier wordt opgemaakt. De enige uitzondering betreft acute situaties, waarin zowel politiemedewerkers als medewerkers van BJZ in de woning van de betreffende jongere(n) zijn. In dat geval nemen medewerkers de jongere(n) direct over. Het formulier wordt achteraf meestal niet opgemaakt (betwist zou kunnen worden of in deze situatie nog wel sprake is van verwijzing). Juistheid
De respondenten geven aan dat het zorgformulier alleen wordt gebruikt voor verwijzing van jongeren naar BJZ. Risico’s
Procedure Het is mogelijk om een jongere naar BJZ te verwijzen, zonder dat het zorgformulier is opgemaakt.
57
Waarborgen
Techniek In sommige korpsen wordt een kennisregel in TrueBlue41 gebruikt, die aangeeft dat er geen zorgformulier is aangemaakt in een huiselijk geweldsituatie waarbij een minderjarige betrokken is. Het is niet mogelijk om een zorgformulier voor een ander doel te gebruiken dan een verwijzing van een jongere naar het BJZ. Gedrag Dit betreft een eenvoudige registratie die goed bekend is bij de gebruikers. Procedure In meerdere regio’s zijn afspraken gemaakt met BJZ dat een jongere alleen door middel van een zorgformulier naar BJZ verwezen kan worden. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
Alle respondenten geven aan dat bij verwijzing van jongeren naar het Bureau Jeugdzorg (BJZ) altijd een zorgformulier in BVH wordt aangemaakt. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het gegeven ‘Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg’ wordt beoordeeld als voldoende. Juistheid
Men maakt alleen een zorgformulier in BVH op als een jongere wordt verwezen naar het BJZ. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid hiervan aannemelijk maken. De juistheid van het gegeven ‘Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg’ wordt beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg’ als voldoende. 41
58
TrueBlue is een systeem dat wordt gebruikt om de voortgang van de afhandeling van zaken te bewaken en signaleert wanneer ingestelde kennisregels worden overschreden.
brongegeven
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig
Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg
2.9
v
v
Betrouwbaarheid42 juist v
voldoende
Aantal 0900-8844-oproepen
a. Bevraging De informatie over het brongegeven ‘Aantal 0900-8844-oproepen’ is bevraagd bij ieder korps apart. b. Aggregatie Ieder korps aggregeert informatie betreffende 0900-8844-oproepen volgens eigen regels. c. Registratie De registratie van 0900-8844-oproepen vindt automatisch plaats. Hiertoe gebruiken korpsen hun eigen software. Volledigheid
Volgens respondenten worden alle 0900-8844-oproepen automatisch geregistreerd. Juistheid
Uit het onderzoek blijkt dat er geen grote interpretatieverschillen bij de definitie van 0900-8844-oproepen bestaan. Zo blijkt uit de geleverde gegevens dat korpsen zowel opgenomen als niet opgenomen oproepen apart registreerden. Risico’s
Techniek Geen uniform registratiesysteem. Waarborgen
Techniek De registratie gebeurt automatisch. Consistentie
Interne Uit een vergelijking van de door de korpsen doorgegeven aantallen blijkt dat de geleverde gegevens consistent zijn.
42
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
59
d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt in iedere regio afzonderlijk plaats aan de hand van eigen telmethoden. De consistentietoets laat echter geen opmerkelijke verschillen zien tussen de korpsen. Dit geeft geen aanleiding om te constateren dat er sprake is van ernstige gebreken. De Inspectie concludeert echter dat er geen sprake is van uniformiteit bij de aggregatie van het gegeven ‘Het aantal 0900-8844 oproepen’. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal 0900-8844 oproepen’ beoordeeld als matig. Volledigheid
Het gebruik van eigen registratiesystemen vormt een aanzienlijk risico voor de volledigheid van het betreffende brongegeven. De consistentietoets laat echter geen opmerkelijke verschillen zien tussen de korpsen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal 0900-8844-oproepen’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Juistheid
Het gebruik van eigen registratiesystemen vormt een aanzienlijk risico voor de juistheid van het betreffende brongegeven. De consistentie toets laat echter geen opmerkelijke verschillen zien tussen de korpsen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De juistheid van het brongegeven ‘Aantal 0900-8844oproepen’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal 0900-8844-oproepen’ als matig. brongegeven Aantal 0900 8844-oproepen
43
60
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig m
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
m
Betrouwbaarheid43 juist m
matig
2.10
Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen dat binnen 20 seconden is opgenomen
Voor de bevraging, registratie en aggregatie van het ‘Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen dat binnen 20 seconden is opgenomen, gelden dezelfde bevindingen als voor het aantal 0900-8844-oproepen. Wel speelt het risico van het ontbreken van uniforme meetmethoden bij dit brongegeven een grotere rol. De oproeptijd wordt gemeten vanaf het moment dat een oproep wordt verbonden met de telefooncentrale tot het moment dat de oproep wordt opgenomen door een medewerker. Dit is de zogenoemde ‘rinkeltijd’. Uit de aangeleverde gegevens blijkt dat in één korps alle 0900-8844-oproepen binnen 20 seconden zijn opgenomen. Dit is te verklaren doordat in dit korps alle oproepen in eerste instantie automatisch worden beantwoord door middel van audioapparatuur (bandje afspelen). Of dergelijke afwijkingen zich ook bij andere korpsen voordoen, is niet onderzocht. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt in iedere regio afzonderlijk plaats aan de hand van eigen telmethoden. De consistentie toets laat echter geen opmerkelijke verschillen zien tussen de korpsen. Dit geeft geen aanleiding om te constateren dat er sprake is van ernstige gebreken. De Inspectie concludeert echter dat er geen sprake is van uniformiteit bij de aggregatie van het brongegeven ‘Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen dat binnen 20 seconden is opgenomen’. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen dat binnen 20 seconden is opgenomen’ beoordeeld als matig. Volledigheid
Het gebruik van eigen registratiesystemen vormt een aanzienlijk risico voor de volledigheid van het betreffende brongegeven. De consistentie toets laat echter geen opmerkelijke verschillen zien tussen de korpsen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Juistheid
Het ontbreken van een uniform registratiesysteem vormt een aanzienlijk risico voor de juistheid van het betreffende brongegeven. De consistentie toets laat echter geen opmerkelijke verschillen zien tussen de korpsen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven 61
niet voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De juistheid van het brongegeven ‘Aantal geregistreerde 0900-8844oproepen dat binnen 20 seconden is opgenomen’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen dat binnen 20 seconden wordt opgenomen’ als matig. brongegeven Aantal geregistreerde 0900-8844-oproepen binnen 20 sec
2.11
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig m
m
Betrouwbaarheid44 juist m
matig
Aantal prio1- en prio2-meldingen (politie)/Aantal prio1- en prio2- incidenten (politie)/Aantal prio1- en prio2- incidenten met inzet
Betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal prio1- en prio2-incidenten’ volgt nagenoeg automatisch uit betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal prio1- en prio2-meldingen’ en Daarom worden beide bron gegevens in dezelfde paragraaf behandeld.
Aantal prio1- en prio2-meldingen a. Bevraging De informatie over het brongegeven ‘Aantal prio1- en prio2-meldingen’ is bevraagd bij ieder korps apart. b. Aggregatie Op een enkele uitzondering na gebruikten de korpsen hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal prio1- en prio2-meldingen wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. Ook het korps dat geen GIDS gebruikt, levert het betreffende brongegeven volgens uniforme definities. c. Registratie Alle korpsen gebruikten GMS voor de registratie van prio1- en prio2-meldingen. De meeste prio1- en prio2-meldingen worden geregistreerd naar aanleiding van een 112-oproep. Op het moment dat een 112- oproep wordt opgenomen door een centralist wordt in GMS automatisch een melding geregistreerd. Indien er inderdaad sprake is van een prio1- of prio2-melding 44
62
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
voert de centralist deze melding volledig in het systeem in en registreert de prioriteit. Indien uit het gesprek blijkt dat er geen sprake is van een prio1- of prio2-melding sluit de centralist deze melding af met afgesproken afsluitcodes. Soms worden prio1- en prio2-meldingen doorverwezen vanuit het servicecentrum (0900-8844 oproepen). In dat geval registreert de centralist de melding handmatig. Alle prio1- en prio2-meldingen leiden tot inzet van een (noodhulp)voertuig en worden in GMS aan dit voertuig gekoppeld. Volledigheid/Juistheid45
Prio1- en prio2-meldingen politie worden altijd afgehandeld door een politie (noodhulp) eenheid. Voor de afhandeling van de melding door de noodhulpeenheid is een registratie van de melding in GMS noodzakelijk. Alle respondenten geven aan dat de registratie altijd plaatsvindt volgens de toegekende prioriteit. Volgens respondenten worden nagenoeg alle meldingen juist geprioriteerd. Tijdens de registratie van een melding geeft het systeem automatisch een suggestie betreffende de prioriteit van de melding. De centralist hoeft deze niet over te nemen. De richtlijnen met betrekking tot prioritering van meldingen zijn bekend bij centralisten. Alle centralisten krijgen een uitgebreide opleiding. Er is ook sprake van coaching op de werkvloer. Registratie van gegevens is één van belangrijkste werkzaamheden van een centralist. Ze ontwikkelen snel routine in hun werk. Het werk van centralisten wordt gecontroleerd door speciale functionarissen (collega’s). De kwaliteit van de registraties is altijd een onderwerp bij een functioneringsgesprek. In sommige regio’s wordt meer geïnvesteerd in de opleiding, coaching en controle dan bij andere. Risico’s
Gedrag Een melding kan onjuist worden geprioriteerd Waarborgen
Techniek Registratie vindt in de meeste gevallen automatisch plaats. Technische hulpmiddelen bij de prioritering van meldingen. Handmatige registratie vindt plaats door middel van eenvoudige handelingen. 45
Alle bevindingen in het kader van dit brongegeven betreffen zowel volledigheid als juistheid. Daarom worden ze in deze paragraaf gezamenlijk beschreven.
63
Gedrag De routinematige werkwijze. Procedure De registratie is noodzakelijk voor de afhandeling van een melding. Er is sprake van een uitgebreide opleiding en coaching op de werkvloer. Kwaliteit van registraties wordt gecontroleerd door collega’s en leidinggevenden. Gebruikers worden gestuurd op de juiste registratie van gegevens. Registratie van gegevens is de primaire taak van gebruikers. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniforme telmethode. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal prio1- en prio2-meldingen’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid/juistheid
Registratie vindt in de meeste gevallen automatisch plaats. Daar waar dat niet het geval is worden prio1- en prio2-meldingen geregistreerd door middel van eenvoudige handelingen. Daarnaast is de registratie noodzakelijk voor de afhandeling van een melding. Bovendien betreft dit een routinematige werkwijze en is de registratie van dit brongegeven de primaire taak van de gebruikers. Er is sprake van coaching, controle en sturing op de juiste registratie van gegevens. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid/juistheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid/juistheid van het gegeven‘ Aantal prio1- en prio2-meldingen (politie)’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘ Aantal prio1- en prio2meldingen (politie)’ als voldoende. brongegeven Aantal prio1- en prio2meldingen (politie)
46
64
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
v
Betrouwbaarheid46 juist v
voldoende
Aantal prio1- en prio2-incidenten a – c. Aggregatie. Volledigheid. Juistheid. Naar aanleiding van een gebeurtenis (incident) kunnen meerdere meldingen worden gedaan (en geregistreerd). Wanneer wordt onderkend dat meerdere meldingen betrekking hebben op hetzelfde incident worden deze bij elkaar gezet in een groep en geregistreerd als één incident. Latere meldingen over dat incident worden daaraan toegevoegd. Dubbel registreren van hetzelfde incident komt volgens de respondenten (vrijwel) niet voor. De belangrijkste waarborgen hiervoor zijn: GMS heeft de zogenaamde DUB-signalering, waarbij de centralist wordt geattendeerd op meldingen voor hetzelfde incident. Volgens respondenten onderkennen centralisten bijna altijd dat verschillende meldingen bij hetzelfde incident horen. Deze meldingen worden vervolgens ontdubbeld en volgende meldingen worden gekoppeld aan dit incident. Volgens respondenten betreft het ontdubbelen van meldingen een eenvoudige handeling. Dit wordt routinematig altijd uitgevoerd. Gezien de bovenbeschreven bevindingen geldt voor het aantal prio1- en prio2-incidenten dezelfde conclusie als voor het aantal prio1- en prio2-meldingen. a. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniforme telmethode. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal prio1- en 2-incidenten’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid/juistheid
De Inspectie constateert dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid/juistheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid/juistheid van het gegeven‘ Aantal prio1- en prio2-incidenten’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het gegeven ‘Aantal prio1- en prio2incidenten’ (politie) als voldoende. brongegeven Aantal prio1- en prio2incidenten (politie)
47
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
v
Betrouwbaarheid47 juist v
voldoende
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
65
2.12
Aantal meldingen (alle prioriteiten)/Aantal incidenten (alle prioriteiten)
Betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal incidenten (alle prioriteiten)’ volgt nagenoeg automatisch uit betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal meldingen (alle prioriteiten)’ en daarom worden beide brongegevens in dezelfde paragraaf behandeld.
Aantal meldingen (alle prioriteiten) Het brongegeven ‘Aantal meldingen’ bestaat uit het aantal prio1- en 2-meldingen en meldingen met lagere prioriteiten. De betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal prio1- en 2-meldingen’ is onderzocht in de vorige paragraaf. In deze paragraaf wordt ter aanvulling daarop alleen de betrouwbaarheid behandeld van de gegevens betreffende meldingen van lagere prioriteiten. a. Bevraging De informatie over het brongegeven ‘Aantal meldingen’ is bevraagd bij ieder korps apart. b. Aggregatie Op een enkele uitzondering na gebruikten de korpsen hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal prio1- en 2-meldingen wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. Ook het korps dat geen GIDS gebruikt, levert het betreffende brongegeven volgens uniforme definities. c. Registratie De meeste meldingen met lagere prioriteiten worden geregistreerd naar aanleiding van een 0900-8844-oproep. Deze meldingen worden afgehandeld door medewerkers van het regionale servicecentrum. De meeste korpsen registreerden alle meldingen in GMS. In sommige regio´s worden meldingen die via 0900-8844 worden opgenomen in een apart eigen registratiesysteem (zoals I3S, CCP3 of NCA) geregistreerd. Deze meldingen worden handmatig geregistreerd in het systeem. Volledigheid
Vaak worden deze systemen verbonden met GMS, zodat ze alsnog in GMS worden geregistreerd. In enkele regio’s is er geen sprake van deze verbinding. Dan komen 0900-8844 meldingen (incidenten) niet terecht in GMS. Juistheid
Alle respondenten geven aan dat ‘GMS-waardige’ meldingen worden geregistreerd in GMS. Er is echter verschil per regio welke melding als ‘GMS-waardig’ wordt beschouwd. De grootste gemene delers in dit verband zijn: 1) informatievragen worden niet geregistreerd; 2) indien naar aanleiding van de melding een actie door de politie wordt verwacht, wordt de melding wel geregistreerd. Soms verschilt de interpretatie hiervan per medewerker. Sommige respondenten geven aan dat ze alles registreren, andere maken een strengere selectie bij de registratie van meldingen. Lager geprioriteerde meldingen worden meestal afgehandeld door lokale afdelingen. 66
Risico’s
Procedure Gebruik van eigen registratiesystemen naast GMS voor de registratie van lager geprioriteerde meldingen. Geen uniforme afspraken tussen de regio’s wanneer een lager geprioriteerde melding wordt geregistreerd in GMS. Waarborgen
Techniek Indien meldingen in GMS geregistreerd worden, geeft het systeem aan welke prioriteit aan een melding toegekend dient te worden. Procedure Voor een vervolgactie van de politie dient een melding geregistreerd te worden. Consistentie
Het aandeel prio1- en prio2-meldingen in het totaal van de meldingen verschilt sterk per korps (van 7% tot 72%). Verschillen van deze omvang kunnen alleen verklaard worden door verschillen in registratie en/of aggregatie van de basisgegevens. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniforme telmethode. Daarom wordt de aggregatie van het aantal meldingen met lagere prioriteiten beoordeeld als voldoende. Volledigheid
Niet alle korpsen registreerden lager geprioriteerde meldingen in GMS. Sommige korpsen gebruikten hun eigen registratiesystemen voor de registratie van dit brongegeven. Niet alle in deze lokale (tussen)systemen geregistreerde meldingen komen terecht in GMS. De Inspectie constateert daarom dat er sprake is van ernstige gebreken tijdens het registratieproces: registratie van het brongegeven vindt in de korpsen niet op uniforme wijze plaats en een consistentietoets laat grote verschillen tussen de korpsen zien. De volledigheid van het aantal meldingen met lagere prioriteiten wordt derhalve beoordeeld als onvoldoende. Juistheid
Er zijn geen uniforme afspraken over welke meldingen als ‘GMS-waardig’ beschouwd dienen te worden. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid van dit brongegeven aannemelijk maken. 67
De juistheid van het aantal meldingen met lagere prioriteiten wordt derhalve beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van het aantal meldingen met lagere prioriteiten wordt derhalve beoordeeld als slecht. Aangezien lager geprioriteerde meldingen een groot deel van alle meldingen betreft, beoordeelt de Inspectie de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘ Aantal meldingen (alle prioriteiten)’ als onvoldoende. brongegeven
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig
Aantal meldingen (alle prioriteiten)
v
o
Betrouwbaarheid48 juist m
onvoldoende
Aantal incidenten (alle prioriteiten) a – c. Aggregatie. Volledigheid. Juistheid. Gezien de bevindingen voor het ‘Aantal meldingen (alle prioriteiten)’ geldt voor het ‘ Aantal incidenten (alle prioriteiten)’ dezelfde conclusie. d. Oordeel Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van het aantal incidenten met lagere prioriteiten wordt derhalve beoordeeld als onvoldoende. Aangezien lager geprioriteerde incidenten een groot deel van alle meldingen betreft, beoordeelt de Inspectie de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal incidenten (alle prioriteiten)’ als onvoldoende. brongegeven Aantal incidenten (alle prioriteiten)
48 49
68
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3. Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
o
Betrouwbaarheid49 juist m
onvoldoende
2.13
Aantal prio1- en prio2- incidenten met inzet
a – c. Aggregatie. Volledigheid. Juistheid. Er is sprake van een incident met inzet als aan een incident één of meerdere (noodhulp) voertuigen worden gekoppeld door een medewerker van de meldkamer. Uit het onderzoek blijkt dat als een centralist een (noodhulp)voertuig naar een prio1- of prio2incident stuurt, hij altijd het voertuig in GMS koppelt aan het incident. Alle geïnterviewden hebben aangeven dat dit een vaste werkprocedure betreft, waarvan nooit wordt afgeweken. Dit betekent dat het oordeel over ‘Aantal prio1- en prio2-incidenten’ ook voor het brongegeven ‘Aantal prio1- en prio2-incidenten met inzet’ geldt. (Zie paragraaf 2.11.) d. Oordeel Betrouwbaarheid
De Inspectie acht aannemelijk dat nagenoeg alle prio1- en prio2-incidenten met inzet op de juiste wijze worden geregistreerd in GMS. De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het gegeven ‘Aantal prio1- en prio2incidenten met inzet’ (politie) als voldoende. brongegeven Aantal prio1 en prio2- incidenten met inzet
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
v
Betrouwbaarheid50 juist v
voldoende
2.14 Reactietijd prio1- en prio2-incidenten/Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten/Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten Het brongegeven ‘Reactietijd prio1- en prio2-incidenten’ is de optelsom van het brongegeven ‘Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten’ en ‘Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten’. Daarom worden alle drie de brongegevens behandeld in één paragraaf.
Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten a. Bevraging De informatie over het brongegeven ‘Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten’ is bevraagd bij ieder korps apart.
50
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
69
b. Aggregatie Op een enkele uitzondering na gebruikten de korpsen hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal prio1- en 2-incidenten wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. Ook het korps dat geen GIDS gebruikt, levert het betreffende brongegeven volgens uniforme definities. c. Registratie Voor de verwerkingstijd van een incident zijn twee tijdstippen relevant. Het eerste is het tijdstip van het aannemen van de oproep. Als de 112-melding direct binnenkomt bij de meldkamer wordt bij het opnemen van de telefoon het opnametijdstip automatisch geregistreerd in GMS. De doorgezette meldingen uit het Servicecentrum registreert een centralist handmatig. In GMS wordt het tijdstip in dat geval geregistreerd bij het indrukken van de daarvoor noodzakelijke registratietoets (F4). Het tweede tijdstip is het tijdstip van de koppeling van het (eerste) voertuig aan het incident. De vastlegging van dit tijdstip vraagt ook een handeling van de centralist. Volledigheid
Beide tijdstippen worden altijd geregistreerd in GMS. Het is technisch niet mogelijk dat een incident en een inzet in GMS worden geregistreerd zonder registratie van de betreffende tijdstippen. Juistheid
Bij meldingen die via de 112-lijn binnenkomen is het tijdstip van de opname altijd juist. Indien een melding op een andere wijze binnenkomt is het tijdstip van de registratie afhankelijk van een handeling van de centralist. Alle geïnterviewde centralisten hebben aangegeven dat het een vaste routine is om de melding direct in GMS te registreren. Indien het achteraf geen hoog geprioriteerde melding blijkt te zijn, kan deze eenvoudig worden afgevoerd. Voor de registratie van het tijdstip van inzet van de eenheid geldt het volgende: meestal wordt een incident gekoppeld (en daarmee het tijdstip vastgelegd in GMS) tegelijkertijd met de feitelijke (mondelinge) uitgifte van het incident aan een eenheid. Indien geen vrije eenheid beschikbaar is, wordt in verschillende regio’s verschillend gehandeld. Soms blijft de melding open (niet gekoppeld) staan totdat een eenheid zich vrij meldt (dan wordt de verwerkingstijd langer). In andere regio’s krijgt de melding een speciale code (zoals ‘in afwachting’) of wordt de melding gekoppeld aan een fictieve eenheid totdat een eenheid zich vrij meldt. Volgens geïnterviewden komen deze situaties zelden voor. Risico´s
Procedure Registratie van de opname van doorgezette meldingen en vastlegging van het inzettijdstip is afhankelijk van een handeling van de centralist. Registratie van de koppeling van een melding/ incident aan het voertuig is altijd afhankelijk van een handeling van de centralist. Korpsen hanteren een verschillende werkwijze bij de koppeling van een melding aan de (noodhulp)eenheid. 70
Waarborgen
Techniek Automatische registratie van de tijdstippen. Deze kunnen achteraf niet gewijzigd worden. Gedrag Het betreft routinematige handelingen, die volgens respondenten vrijwel altijd goed gaan. Procedure Het betreft noodzakelijke stappen in het proces van de afhandeling van een incident. Registratie van de betreffende stappen hoort bij de kerntaken van de gebruikers. Er is sprake van voortdurende coaching en controle van gebruikers. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniforme telmethode. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Verwerkingstijd prio1- en 2-meldingen’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
Bij registratie van een melding en koppeling van een melding aan een (noodhulp)eenheid worden de tijdstippen in de meeste gevallen automatisch geregistreerd. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het gegeven ‘Verwerkingstijd van prio1- en 2-incidenten’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Juistheid
Registratie van de tijdstippen vindt automatisch plaats bij de registratie van meldingen. Registratie van meldingen vindt in de meeste gevallen automatisch plaats. Daar waar het niet het geval is, worden (tijdstippen van) prio1- en 2-meldingen geregistreerd door middel van eenvoudige handelingen. (Zie paragraaf 2.11). Registratie van de koppeling van een incident aan het voertuig is altijd afhankelijk van een handeling van de centralist. Korpsen hanteren een verschillende werkwijze bij de koppeling van een melding aan de (noodhulp)eenheid. Dit kan leiden tot verschillen bij de registratie van tijdstippen van de koppeling van het incident. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De juistheid van het gegeven ‘Verwerkingstijd van prio1- en prio2-incidenten’ wordt derhalve beoordeeld als matig.
71
Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Verwerkingstijd van prio1en prio2-incidenten’ als matig. brongegeven Verwerkingstijd prio1- en prio2incidenten
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
v
Betrouwbaarheid51 juist m
matig
Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten a. Bevraging De informatie over het brongegeven ‘Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten’ is bevraagd bij ieder korps apart. b. Aggregatie Op een enkele uitzondering na gebruikten de korpsen hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal prio1- en prio2-incidenten wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. Ook het korps dat geen GIDS gebruikt, levert het betreffende brongegeven volgens uniforme definities. c. Registratie Voor de aanrijtijd van een incident zijn twee tijdstippen relevant. Het eerste is het tijdstip van de koppeling van het (eerste) voertuig aan het incident. De vastlegging van dit tijdstip vraagt ook een handeling van de centralist. De bevindingen betreffende registratie van dit tijdstip zijn boven beschreven bij ‘Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten’. Het tweede tijdstip is het tijdstip van de registratie in GMS dat het ingezette voertuig ter plaatse is gekomen. In de meeste regio’s wordt dit tijdstip in GMS automatisch geregistreerd op het moment dat op de statusbox in het gekoppelde voertuig de status ‘ter plaatse’ wordt ingedrukt. In één van de bezochte regio’s geven medewerkers van de noodhulp aan de meldkamer via de portofoon aan dat ze ter plaatse zijn. De centralist registreert op dat moment in GMS dat het betreffende voertuig ter plaatse is. In een andere bezochte regio (Rotterdam-Rijnmond) wordt het voertuig automatisch ‘ter plaatse’ geregistreerd in GMS op het moment dat het voertuig in een bepaalde radius van de incidentlocatie komt. Volledigheid/Juistheid
Beide tijdstippen worden geregistreerd in GMS. Het is technisch niet mogelijk dat een inzet in GMS wordt geregistreerd zonder registratie van de betreffende tijdstippen. De voorwaarde is dat de inzittenden van een (noodhulp)voertuig ‘ter plaatse’ plotten (de status knop indrukken). De respondenten geven aan dat regelmatig later op de betreffende statusknop wordt gedrukt 51
72
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
of dat dit helemaal vergeten wordt. Dit heeft een negatieve invloed op de juistheid van de registraties van aanrijtijden. Deze situatie komt voor in alle regio’s waar de registratie van ter plaatse komen niet automatisch (zonder menselijke handeling) gebeurt. Automatische registratie gebeurt maar in enkele regio’s. Risico’s
Het registreren van het tijdstip van ter plaatse komen vereist een menselijke handeling (indrukken statusbox in het voertuig), die soms wordt vergeten. Waarborgen
Het is een vaste routine. Medewerkers van noodhulp plotten in de meeste gevallen op tijd ‘ter plaatse’. De automatische registratie (in enkele politiekorpsen) van het ter plaatse komen in GMS waarborgt de juistheid van de registraties. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniforme telmethode. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
Beide voor aanrijtijden relevante tijdstippen worden geregistreerd in GMS. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het gegeven ‘Aantal prio1- en prio2-incidenten’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Juistheid
Tijdstippen van de koppeling van een melding aan het voertuig worden niet in alle regio’s op een dezelfde manier geregistreerd in GMS. Zie boven ‘Verwerkingstijd prio1- en prio2incidenten’. Daarnaast worden de tijdstippen van het ter plaatse komen niet altijd juist geregistreerd. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De juistheid van het gegeven ‘Aantal prio1- en prio2-incidenten’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aanrijtijd prio1- en prio2incidenten’ als matig.
73
brongegeven Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
v
Betrouwbaarheid52 juist m
matig
Reactietijd prio1- en prio2-incidenten a – c. Aggregatie. Volledigheid. Juistheid. Voor de reactietijd zijn twee tijdstippen relevant. Het eerste is het tijdstip van de opname van de oproep. Het tweede tijdstip is het tijdstip van de registratie in GMS dat het ingezette voertuig ter plaatse is gekomen. De bevindingen betreffende de registratie van deze twee tijdstippen zijn hiervóór weergegeven onder ‘Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten’ en ‘Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten’. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt automatisch plaats door middel van een uniforme telmethode. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Reactietijd prio1- en 2-incidenten’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
De Inspectie constateert dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het gegeven ‘Reactietijd prio1- en prio2-incidenten’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. (Zie boven onder ‘Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten’ en ‘Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten’.) Juistheid
De Inspectie constateert dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De juistheid van het gegeven ‘Reactietijd prio1- en prio2-incidenten’ wordt derhalve beoordeeld als matig. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Reactietijd prio1- en prio2incidenten’ als matig.
52
74
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
brongegeven Reactietijd prio1- en prio2-incidenten
2.15
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
v
Betrouwbaarheid53 juist m
matig
Aantal verkeersbekeuringen (per feit)
a. Bevraging De informatie over het brongegeven ‘Aantal verkeersbekeuringen’ is bevraagd bij ieder korps apart uit PSH-TM (Politie Suite Handhaving-Transactiemodule). De gegevens per regio zijn ook bij de landelijke PSH-TM beschikbaar. b. Aggregatie De gegevens worden in ieder korps afzonderlijk geaggregeerd uit de Transactiemodule door GIDS. Hiervoor wordt het landelijk model GIDS gebruikt. Ieder feit heeft een uniek nummer. Het aantal bekeuringen per feit komt tot stand door aggregatie van de bekeuringen per feitnummer. De korpsen gebruiken hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal bekeuringen per feit wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie De voormalige regionale politiekorpsen registreren uitgeschreven bekeuringen in PSH-TM. Dit is een landelijk uniform registratiesysteem voor alle korpsen. Alle regio’s hebben een centrale verwerkingseenheid (of afdeling), die de bonnen invoert en verstuurt naar het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). De bonnen worden verstuurd naar deze eenheid door de verbalisant, door de kwaliteitsmedewerker of door daarvoor aangewezen administratief personeel. Bekeuringen die uitgeschreven zijn door middel van de Persoonlijke Digitale Assistent (PDA) komen ook terecht bij deze afdeling om vervolgens (digitaal) verzonden te worden naar het CJIB. Controlemechanismen verifiëren of de invoer correct en compleet is. Volledigheid
Volgens respondenten worden alle bekeuringen die aan de kwaliteitseisen voldoen ingevoerd in de Transactiemodule. Juistheid
De respondenten geven aan dat het in principe mogelijk is dat een bekeuring onder een verkeerd feitnummer wordt geregistreerd. Echter dankzij controlemechanismen die Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
53
75
ingebouwd zijn in het registratiesysteem, is de kans dat een dergelijke registratie kan worden afgesloten en doorgestuurd naar CJIB heel gering. Risico’s
Geen risico’s geconstateerd. Waarborgen
Techniek PSH -TM is een gebruiksvriendelijk systeem. Technische controlemechanismen, die zijn ingebouwd in het registratiesystemen. Het is technisch onmogelijk om dezelfde bekeuring twee keer in te voeren in het systeem. Procedure Zonder registratie in PSH-TM kunnen bekeuringen niet aangeboden worden aan het CJIB. De registratie van uitgeschreven bekeuringen in de transactiemodule is een kerntaak van de medewerkers van de (centrale) verwerkingseenheid in een korps. Volgens respondenten is het ondenkbaar dat ze aan hen aangeboden bonnen niet registreren in het systeem. Alle medewerkers worden opgeleid voor het gebruik van de Transactiemodule. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt plaats automatisch door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal verkeersbekeuringen’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
Registratie van verkeersbekeuringen vindt in ieder korps op dezelfde wijze plaats in PSHTM. Deze registratie is noodzakelijk voor afhandeling van een bekeuring door het CIJB. De registratie van bekeuringen is een kerntaak van de gebruikers. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het gegeven ‘Aantal verkeersbekeuringen’ (per feit) wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Juistheid
In alle korpsen worden uniforme definities gehanteerd. Het registratiesysteem bevat meerdere controlemechanismen om de juistheid van registraties te garanderen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid hiervan aannemelijk maken.
76
De juistheid van het gegeven ‘Aantal verkeersbekeuringen’ (per feit) wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal verkeersbekeuringen’ (per feit) als voldoende. brongegeven Aantal verkeersbekeuringen (per feit)
2.16
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
Betrouwbaarheid54 juist
v
v
voldoende
Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken’ is PSH-V (Politie Suite Handhaving – Vreemdelingen) centraal bevraagd. b. Aggregatie De korpsen gebruiken hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het ‘Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken’ wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Registratie van identiteitsonderzoeken vindt plaats in PSH-V door de medewerker die dit onderzoek heeft uitgevoerd. Volledigheid/Juistheid
Respondenten geven aan dat alle identiteitsonderzoeken, voor zover die door de vreemdelingenpolitie worden uitgevoerd, in PSH-V zijn geregistreerd en dat de gebruikers zich doorgaans goed aan de afgesproken werkwijze houden. Tevens blijkt uit de interviews dat het technisch onmogelijk is om identiteitsonderzoeken op een andere wijze dan in PSH-V te registreren. Ook is het technisch niet mogelijk om andere onderzoeken als identiteitsonderzoek in PSH-V te registreren.
54
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
77
Risico’s
Procedure In geval een identiteitsonderzoek niet door de vreemdelingendienst wordt uitgevoerd, wordt dit in voorkomende gevallen niet geregistreerd in PSH-V. Waarborgen
Techniek Technische eigenschappen van het registratiesysteem garanderen dat alle identiteitsonderzoeken als zodanig worden geregistreerd. Procedure Identiteitsonderzoeken kunnen alleen in PSH-V worden geregistreerd. Specifieke (kwaliteits)medewerkers controleren registraties in PSH-V. Er is sprake van de sturing op correcte registraties in PSH-V. Een registratie van het identiteitsonderzoek is noodzakelijk voor de overdracht van een dossier aan de DT&V (Dienst Terugkeer en Vertrek). d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt plaats automatisch door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid
PSH-V is het enige systeem waarin identiteitsonderzoeken worden geregistreerd. Bovendien is de registratie in PSH-V noodzakelijk voor de overdracht van een dossier aan de DT&V. De registratie van identiteitsonderzoeken is een routinematige handeling. Daarnaast is er sprake van sturing op de registratie van identiteitsonderzoeken in PSH-V. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid van het gegeven ‘Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Juistheid
Het is technisch niet mogelijk (verplichte velden) om een andere registratie in het systeem vast te leggen als een identiteitsonderzoek. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid hiervan aannemelijk maken. De juistheid van het gegeven ‘Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. 78
Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken’ als voldoende. brongegeven Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken
2.17
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
v
Betrouwbaarheid55 juist v
voldoende
Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria’ is PSH-V centraal bevraagd. b. Aggregatie De korpsen gebruiken hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Een medewerker van de vreemdelingendienst registreert de handelingen die noodzakelijk zijn om een identiteitsonderzoek te laten voldoen aan de criteria in PSH-V. Volledigheid/Juistheid
Respondenten geven aan dat de betreffende criteria in PSH-V zijn verwerkt en dat gebruikers deze nagenoeg altijd registreren als ze de noodzakelijke handelingen hebben uitgevoerd. Het is technisch vrijwel onmogelijk om gegevens onjuist te registreren. Bovendien is er controle of de kwaliteitscriteria worden geregistreerd. Risico’s
Techniek Het is mogelijk dat een handeling die noodzakelijk is voor het voldoen aan een criterium wordt uitgevoerd, maar niet wordt geregistreerd in het systeem. Waarborgen
Techniek Het registratiesysteem is dusdanig ingericht dat de kwaliteitscriteria op eenvoudige wijze kunnen worden geregistreerd.
55
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
79
Procedure Registratie van betreffende handelingen moeten ondersteund worden door feitelijk bewijs (documenten, foto’s en zo voort). Specifieke (kwaliteits)medewerkers controleren registraties in PSH-V. Er is sturing op correcte registraties in PSH-V. Een registratie van de betreffende criteria is noodzakelijk voor de overdracht van een dossier aan de DT&V. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie vindt plaats automatisch door middel van een uniform systeem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria’ beoordeeld als voldoende. Volledigheid/Juistheid
Registratie van kwaliteitscriteria is noodzakelijk voor overdracht van een dossier aan de DT&V. Dit betreft een routinematige handeling. Bovendien is er sprake van een strakke sturing op en controle van de registratie van de kwaliteitscriteria in PSH-V. Het is procedureel niet mogelijk om te registreren dat een identiteitsonderzoek aan kwaliteitscriteria voldoet indien dit niet het geval is. De Inspectie constateert dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de volledigheid en juistheid hiervan aannemelijk maken. De volledigheid en juistheid van het gegeven ‘Aantal identiteitsonderzoeken die aan de kwaliteitscriteria voldoen’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal identiteitsonderzoeken die aan de kwaliteitscriteria voldoen’ als voldoende. brongegeven Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria
56
80
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig v
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
v
Betrouwbaarheid56 juist v
voldoende
2.18
Aantal aan DT&V overgedragen dossiers
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Aantal aan DT&V overgedragen dossiers’ is ieder korps apart bevraagd. b. Aggregatie De bevraagde gegevens zijn in ieder korps apart geaggregeerd. c. Registratie De registratie van vreemdelingendossiers vindt plaats in PSH-V. De politie is verplicht een overdrachtsdossier te maken voor de DT&V. Hierop vindt volgens de respondenten sturing en controle plaats. De dossiers worden naar de DT&V zowel digitaal als fysiek verzonden. Volledigheid/Juistheid
Geïnterviewden geven aan dat indien een vreemdelingendossier wordt opgemaakt het altijd wordt geregistreerd in PSH-V. Bovendien is het systeem in deze dwingend en is ingericht conform de eisen voor de overdracht aan de DT&V. Alle dossiers worden (inhoudelijk) gecontroleerd door een kwaliteitsmedewerker. Risico’s
Niet geconstateerd. Waarborgen
Techniek Het is niet mogelijk om een andere registratie als een vreemdelingendossier te registreren. Procedure De registratie is noodzakelijk voor de verzending naar de DT&V. Er is sturing op en controle van de dossiers. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie van het ‘Aantal aan DT&V overgedragen dossiers’ vindt in ieder korps afzonderlijk plaats zonder tussenkomst van een uniform aggregatiesysteem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal aan DT&V overgedragen dossiers’ beoordeeld als matig. Volledigheid/juistheid
Alle dossiers worden geregistreerd in PSH-V volgens dezelfde regels. Het is niet mogelijk om een ander brongegeven als dossier te registreren. Bovendien is deze registratie noodzakelijk voor de overdacht aan de DT&V. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de volledigheid en juistheid hiervan aannemelijk maken. 81
De volledigheid en juistheid van het gegeven ‘Aantal aan DT&V overgedragen dossiers’ wordt derhalve beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal aan DT&V overgedragen dossiers’ als matig. brongegeven Aantal aan DT&V overgedragen dossiers
2.19
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig m
v
Betrouwbaarheid57 juist v
matig
Aantal uitgevoerde objectcontroles
a. Bevraging Voor de aanlevering aan de Inspectie van de informatie over het brongegeven ‘Aantal uitgevoerde objectcontroles’ is PSH-V per korps bevraagd. b. Aggregatie De korpsen gebruiken hetzelfde, landelijk afgesproken aggregatiesysteem (GIDS). Het aantal uitgevoerde objectcontroles wordt in deze korpsen automatisch geaggregeerd volgens uniforme definities. c. Registratie Registratie van objectcontroles vindt plaats in PSH-V door een medewerker die deze controle uitvoert. Volledigheid
De respondenten hebben aangegeven dat geplande objectcontroles meestal worden geregistreerd, maar dat de ongeplande controles minder vaak worden geregistreerd. Er is ook geen dwingende noodzaak in het werkproces om een objectcontrole te registreren indien deze niet leidt tot verdere acties. Juistheid
De respondenten hebben aangegeven dat het technisch niet mogelijk is om iets anders onder deze rubriek te registreren en dat het ook onmogelijk is om objectcontroles onder een andere rubriek te registreren. Risico’s
Objectgerichte controles worden achteraf geregistreerd. Ook bij geplande controles wordt 57
82
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
tevoren geen registratie in PSH-V gemaakt, die vervolgens afgesloten dient te worden. Of een niet geplande controle wordt geregistreerd is afhankelijk van de medewerker zelf. Waarborgen
Techniek In de desbetreffende rubriek kunnen alleen objectcontroles worden geregistreerd. Procedure Er wordt op gestuurd dat alle handelingen, inclusief objectcontroles, worden geregistreerd. d. Oordeel Aggregatie
De aggregatie van het ‘Aantal uitgevoerde objectcontroles’ vindt in ieder korps afzonderlijk plaats zonder tussenkomst van een uniform aggregatiesysteem. Daarom wordt de aggregatie van het gegeven ‘Aantal uitgevoerde objectcontroles’ beoordeeld als matig. Volledigheid
Volgens respondenten worden niet alle objectcontroles geregistreerd. Er is ook geen processuele noodzaak om dit altijd te doen. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven niet voldoet aan de kritische voorwaarden die volledigheid van dit brongegeven aannemelijk maken. De volledigheid van het brongegeven ‘Aantal uitgevoerde objectcontroles’ wordt beoordeeld als matig. Juistheid
De Inspectie constateert dat alle in PSH-V geregistreerde objectcontroles volgens dezelfde definities geregistreerd zijn. Bovendien is het technisch niet mogelijk om een ander brongegeven als objectcontrole te registreren. De Inspectie constateert daarom dat de totstandkoming van het betreffende brongegeven voldoet aan de kritische voorwaarden die de juistheid hiervan aannemelijk maken. De juistheid van het brongegeven ‘Aantal uitgevoerde objectcontroles’ wordt beoordeeld als voldoende. Betrouwbaarheid
De Inspectie beoordeelt de betrouwbaarheid van het brongegeven ‘Aantal uitgevoerde objectcontroles’ als matig. brongegeven Aantal uitgevoerde objectcontroles
58
Aggregatie
Registratie
uniform
volledig m
m
Betrouwbaarheid58 juist v
matig
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
83
2.20
Overzicht: betrouwbaarheid per brongegeven.
Nr. brongegeven a b c d e f g h
i
Aantal 0900 8844-oproepen
j
Aantal geregistreerde 0900 8844-oproepen die binnen 20 seconden worden opgenomen Aantal prio1- en prio2-meldingen (politie)/Aantal prio1- en prio2incidenten (politie) Aantal meldingen (alle prioriteiten)/ Aantal incidenten (alle prioriteiten) Aantal prio1- en prio2- incidenten met inzet Reactietijd prio1- en prio2incidenten/ Verwerkingstijd prio1- en prio2-incidenten/ Aanrijtijd prio1- en prio2-incidenten Aantal verkeersbekeuringen (per feit)
k
l m n
o p q r s
59
84
Aantal afgehandelde verdachten via overdracht aan het OM Aantal afgehandelde verdachten via HALT-afdoening (misdrijven) Aantal afgehandelde verdachten via OM-sepot Totaal aantal afgehandelde verdachten Aantal aangiften van misdrijven Aantal opgeloste aangiften van misdrijven Aantal aangiften van misdrijven per categorie Aantal doorverwijzingen naar Jeugdzorg
Aantal uitgevoerde identiteitsonderzoeken Aantal identiteitsonderzoeken die voldoen aan de kwaliteitscriteria Aantal aan DT&V overgedragen dossiers Aantal uitgevoerde objectcontroles
Aggregatie uniformiteit
Oordeel volledigheid juistheid betrouwbaarheid59
v
m
m
matig
v
v
v
voldoende
v
o
o
onvoldoende
v
m
m
matig
v
v
v
voldoende
v
v
o
onvoldoende
v
m
m
matig
v
v
v
voldoende
m
m
m
matig
m
m
m
matig
v
v
v
voldoende
v
o
m
onvoldoende
v
v
v
voldoende
v
v
m
matig
v
v
v
voldoende
v
v
v
voldoende
v
v
v
voldoende
m
v
v
matig
m
m
v
matig
Voor de wijze van de beoordeling zie paragraaf 1.2.3, figuur 3.
Registratie
Bijlage
85
Bijlage I
Overzicht geïnterviewde landelijke beheerders politie- informatiesystemen en bezochte (geïnterviewde) politiekorpsen
1. Geïnterviewde landelijke beheerders:
• C. Honderd: landelijk functioneel beheerder BVH. • R. Pol (VTSPN): landelijk functioneel beheerder BOSZ. • M. Plomp: landelijk functioneel beheerder GIDS/LDB. • Q. Goede: (voormalig) landelijk functioneel beheerder GMS Politie. • E. van der Veen: landelijk functioneel beheerder PSH-V. • M. Wolfswinkel: landelijk functioneel beheerder TRM. 2. Bezochte (geïnterviewde) politiekorpsen:
• Amsterdam-Amstelland. • Rotterdam-Rijnmond. • Haaglanden. • Groningen. • Gelderland-Midden. • Utrecht. • Brabant Zuid-Oost. • Kennemerland. • Limburg-Noord. • Zeeland.
86
Bijlage II
Afkortingen/Begrippenlijst
AVI
Aangifte via internet.
BJZ
Bureau jeugdzorg.
BOA
Buitengewoon opsporingsambtenaar.
BOSZ
Betere opsporing door sturing op zaken (Een workflow systeem voor misdrijven en verdachten daarvan; haalt relevante informatie uit het bronsysteem BVH en voegt daar unieke informatie aan toe. Dit systeem geeft inzicht in de aantallen en soorten zaken en de beslissingen die hierover zijn genomen. Zo kan de capaciteit binnen de keten van politie en OM gericht worden ingezet).
BPS
Bedrijfsprocessensysteem (BPS ondersteunde voorheen processen bij de politie vanaf de eerste melding bij de meldkamer tot en met het complete proces-verbaal. De opeenvolgende fasen werden in een logische volgorde aan elkaar geketend).
BVH
Basisvoorziening handhaving (Een basisregistratiesysteem voor de Nederlandse Politie. Politiemedewerkers kunnen in dit systeem incidenten registreren, aangiftes opnemen en strafdossiers opmaken).
BVO
Basisvoorziening opsporing (Een registratiesysteem voor de vastlegging van opsporingsinformatie door de recherche van de Nederlandse Politie).
CCP3
Ondersteunend informatiesysteem voor het politieservicecentrum (PSC) (Alternatief registratie- systeem dat soms naast GMS wordt gebruikt).
CJIB
Centraal justitieel incassobureau.
COGNOS
Leverancier van software voor management-ondersteuning (Betreft software die is ontworpen voor het maken van analyses en het verkrijgen van management informatie).
COMPAS-module
Communicatiesysteem openbaar ministerie – parket administratie systeem (Systeem waar het Openbaar Ministerie (OM) sinds eind jaren tachtig mee werkt voor het geautomatiseerd verwerken van zaken).
DT&V
Dienst terugkeer en vertrek. 87
DUB-signalering
Systeem om centralist te attenderen op meldingen voor het zelfde incident.
GIDS
Geïntegreerde interactieve databank voor strategische beleidsinformatie (Landelijke databank met (prestatie)gegevens van de Nederlandse politie; GIDS haalt de data op uit de BVH-systemen van elke politie-eenheid).
GIDS-GMS-kubus
Een (afgesproken) set GMS-data in GIDS.
GMS
Geïntegreerd meldkamersysteem (Met het GMS kunnen de centralisten op de meldkamer de hulpvraag van de burger aannemen, de inzet van hulpverleners bepalen en de inzet van hulpverleners coördineren).
HALT
Het ALTernatief (Halt is een stichting die jongeren de mogelijkheid biedt bij een fout zonder justitie een en ander recht te zetten).
I3S
Ondersteunend informatiesysteem voor het politieservicecentrum (PSC) (Alternatief registratiesysteem dat soms naast GMS wordt gebruikt).
Inspectie VenJ
Inspectie veiligheid en justitie.
KLPD
Korps Landelijke Politiediensten.
LDB-politie
Landelijke database politie (landelijke databank met politiegegevens).
NCA
Ondersteunend informatiesysteem voor het politieservicecentrum (PSC) (Alternatief registratiesysteem dat soms naast GMS wordt gebruikt).
OM
Openbaar ministerie.
PDA
Persoonlijke digitale assistent (Zakcomputer voor de agent).
PSH-TM
Politiesuite handhaving transactiemodule (Landelijk systeem voor de registratie van bekeuringen).
PSH-V
Politiesuite handhaving vreemdelingen (Landelijk systeem voor de registratie van identiteitsonderzoeken, vreemdelingendossiers en objectcontroles.)
PV Proces-verbaal.
88
PVM
Proces-verbaal minderjarige.
Summ-I.T. Opsporing Softwaresysteem dat het werkproces in recherche onderzoeken ondersteunt (Het gebruiksvriendelijker systeem Summ-IT moet voor 2015 bij alle eenheden de Basisvoorziening Opsporing (BVO) vervangen. Dat is overigens een tijdelijke oplossing: een nieuwe Basisvoorziening Politie zal op termijn BVH en Summ-IT vervangen). TrueBlue
Een systeem dat wordt gebruikt om de voortgang van de afhandeling van zaken te bewaken en signaleert wanneer ingestelde kennisregels worden overschreden.
TRM
Transactiemodule (Software programma voor de registratie van bekeuringen).
VtsPN
Voorziening tot samenwerking politie Nederland
ZSM-werkwijze
Werkwijze om Zo Snel, Slim, Samenlevingsgericht, Selectief en Simpel Mogelijk zaken af te doen (De ZSM-aanpak maakt het mogelijk om verdachten van eenvoudige misdrijven zoveel als mogelijk lik-op-stuk te geven of anderszins buiten de rechter om af te handelen).
89
Bijlage III
kritische voorwaarde
relevantie volledigheid juistheid aggregatie
1
Een brongegeven wordt automatisch, zonder tussenkomst van mensen, in het bronsysteem geregistreerd
x
x
2
Tijdens handmatige registratie van het betreffende brongegeven is de vastlegging verplicht (kan niet worden overgeslagen) en het betreffende bron-gegeven kan niet vastgelegd worden in andere rubriek
x
3
Tijdens handmatige registratie van het betreffende brongegeven is de vastlegging verplicht (kan niet worden overgeslagen) en de betreffende rubriek kan alleen voor dat doeleinde worden gebruikt
x
4
Registratie van een brongegeven is in het betreffende informatiesysteem, bij ieder korps, technisch op dezelfde wijze ingericht
x
x
5
Vastlegging van het betreffende brongegeven is noodzakelijk x voor de definitieve afhandeling/afsluiting van de registratie
x
6
Het betreffende brongegeven wordt alleen in het voorgeschreven bronsysteem geregistreerd
x
7
Korpsen hanteren dezelfde definitie van het betreffende brongegeven
x
8
Registratie van het betreffende brongegeven is een kerntaak van de gebruikers
x
x
9
De definitie van het betreffende brongegeven is duidelijk voor de gebruikers
x
10
Gebruikers ervaren registratie van het betreffende brongegeven als een eenvoudige procedure
x
x
11
Er wordt gecontroleerd op juistheid van de registratie van het betreffende brongegeven
x
12
Er wordt gestuurd op registratie van het betreffende brongegeven in het betreffende informatiesysteem
x
13
Gebruikers begrijpen de toegevoegde waarde van correcte registratie van het betreffende brongegeven
x
x
14 Consistentie
x
x
15 Korpsen gebruiken uniforme aggregatiesystemen
x
Techniek Procedures Gedrag Aggregatie Aanvullend 90
Kritische voorwaarden in het beoordelingskader
Volledigheid van een brongegeven wordt beoordeeld als voldoende indien voldaan is aan één van de volgende combinaties: 1,4; 2,4; 4,5; 4,6,10; 4,8,12; 4,10,12,13. Juistheid van een brongegeven wordt beoordeeld als voldoende indien voldaan is aan één van de volgende combinaties: 1,4; 3,4,7; 4,5,7; 4,7,8,11; 4,7,9, 10; 4,7,9,11,13. Aggregatie van een brongegeven wordt beoordeeld als voldoende indien voldaan is aan de voorwaarde 15. Volledigheid van een brongegeven wordt beoordeeld als onvoldoende indien niet voldaan is aan één van de volgende combinaties: 4, 14 en 1, 2, 4, 5, 6, 8, 10, 12,13. Juistheid van een brongegeven wordt beoordeeld als onvoldoende indien niet voldaan is aan één van de volgende combinaties: 4, 14; 7, 14 en 1, 2, 4, 5, 6, 8, 10, 12,13.
91
Bijlage IV
Geraadpleegde documenten
1. Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS) Cursus Operationeel GMS 4.10 2011 (VTSPN ). 2. Overzicht True Blue kennisregels BVH (VTSPN; 2011). 3. Handleiding Politie Gebruik van het Proces-verbaal Minderjarige (PVM) in BVH (VTSPN; Programma Politiële Jeugdtaak 29/11/2010). 4. Invoerinstructie voor gebruikers BVH voor het formulier PVM (VTSPN; Deel 2 documentversie 1.2; 20/01/2012)). 5. Gebruikershandleiding BOSZ – OM beoordelaar (VTSPN; 21 oktober 2011). 6. Gebruikershandleiding BOSZ Centrum Versterking Opsporing (Project Landelijke Implementatie BOSZ; versie: 2012-1; 7-8-2012). 7. Cursus Functioneel beheer GMS 4.10 (VTSPN 2011). 8. Factsheet Landelijke pilot Standaardisatie Incidenttypering (Veiligheidsberaad; 2011). 9. Handboek voor gebruikers van BVH, afhandelen van registraties (VTSPN; documentversie 1.0). 10. Handleiding voor BOSZ beheer (Projectgroep Landelijke uitrol BOSZ; 2011 versie 1.3). 11. Instructie mbt gebruiksafspraak BVH (Instructie: ‘Hoe moet een verdenking van een strafbaar feit t.a.v. een persoon geregistreerd worden?’; VTSPN versie 0.9; 20/11/2010).
92
Onze missie “De Inspectie Veiligheid en Justitie houdt toezicht op instellingen en organen die actief zijn op het terrein van veiligheid en justitie. Hierdoor draagt de Inspectie VenJ bij aan verbetering van de kwaliteit van de taakuitvoering binnen haar toezichtdomein en aan een veilige en rechtvaardige samenleving.”
Colofon Dit rapport is een uitgave van: Inspectie Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie Turfmarkt 147 | 2511 DP Den Haag Postbus 20301 | 2500 EH Den Haag www.ivenj.nl Lay out: Grafisch Buro, min VenJ en min BZK | Den Haag Fotografie: Nationale Beeldbank ©Inspectie Veiligheid en Justitie | november 2013 | J-21420 Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Vermenigvuldigen van informatie uit deze publicatie is toegestaan, mits deze uitgave als bron wordt vermeld.