Besmetting met HIV Inleiding Door een ongeluk, waarbij u mogelijk in contact bent gekomen met het bloed van iemand met HIV of AIDS, loopt u kans om met HIV besmet te raken. Juist bij een ongeluk gaat alles vaak zo snel, dat er niet voldoende tijd en gelegenheid is om alle informatie te verwerken. De bedoeling van deze folder is om antwoord te geven op de meest voor de hand liggende vragen. Eerst wordt algemene informatie over HIV en AIDS gegeven en daarna wordt er dieper op de bijzondere omstandigheden van een prik-, snij-, spat- of een bijtongeluk ingegaan. Wat is HIV HIV is de afkorting voor het Humaan Immunodeficiëntie Virus. Dit virus veroorzaakt een groot aantal aandoeningen, omdat het ons menselijk afweersysteem afbreekt. Als het afweersysteem niet goed meer werkt, wordt men gevoelig voor allerlei infecties. Wat is AIDS AIDS is de afkorting voor Acquired Immune Deficiency Syndrome. AIDS is een combinatie van ziekten, die veroorzaakt worden door een verzwakt afweersysteem. Het tekortschieten van het afweersysteem wordt 1
veroorzaakt door de infectie met HIV. Het HIV gebruikt cellen van het afweersysteem om zich te vermenigvuldigen en vernietigt daarbij langzaam maar zeker het afweersysteem. Op een gegeven moment worden mensen ziek van bacteriën en virussen waar iemand met een gezond afweersysteem nooit ziek van wordt. Is het afweersysteem eenmaal zo slecht geworden dat dit soort infecties optreden, dan spreken we over AIDS. Uiteindelijk is AIDS een dodelijke ziekte. De periode tussen besmetting met HIV en het uitbreken van AIDS varieert van persoon tot persoon.Gemiddeld duurt het 8-10 jaar voordat iemand, die met HIV besmet is, AIDS krijgt. Maar sommige mensen krijgen al na een jaar na de besmetting AIDS en anderen hebben het na 15 jaar nog steeds niet. Dat varieert enorm. Wat is het verschil tussen besmetting en infectie Er is sprake van besmetting als ziektekiemen, zoals virussen en bacteriën, in het bloed komen. Het is dan nog niet zeker of er ook een infectie op volgt. Dat hangt ervan af of de ziektekiemen zich vermenigvuldigen of niet en of ze voortijdig opgeruimd worden of niet. Als een virus zich in het lichaam vermenigvuldigt, ontwikkelt het afweersysteem antistoffen tegen het virus. Het vinden van antistoffen in het bloed is een bewijs voor de infectie. Aan het soort antistof kan worden gezien welk virus of welke bacterie de infectie veroorzaakt heeft. Indien de HIV-antistoffentest positief is dan is er sprake van een HIV-infectie. Iemand wordt dan ook wel seropositief genoemd.
2
Hoe kan HIV worden overgedragen Voor een HIV-infectie is contact nodig met een andere HIV-geïnfecteerde. Nu wordt het HIV niet zo gemakkelijk overgedragen. Het gaat niet door de lucht, het zit niet op de huid. HIV overleeft alleen in bloed en in bepaalde lichaamsvloeistoffen. Behalve in het bloed zit HIV bij mannen in sperma en bij vrouwen in vaginaal slijm. HIVinfectie kan alleen plaatsvinden als het HIV van de ene mens terecht komt in het bloed van een ander via de slijmvliezen van bijvoorbeeld mond, ogen, vagina of anus. Of rechtstreeks, bijvoorbeeld bij bloedtransfusie of besmette naalden. HIV kan ondermeer op de volgende manieren worden overgedragen: door (alle) geslachtsgemeenschap zonder condoom bij zwangerschap, bevalling en borstvoeding is er een kans dat de baby met HIV geïnfecteerd wordt door bloedtransfusies met besmet bloed door gebruik van besmette naalden en spuiten door bloedbloedcontact, zoals of snij- of prikongeluk met besmet bloed. Wanneer iemand seks heeft met een HIV-geïnfecteerd persoon, wordt het HIV lang niet altijd overgedragen. Verschillende factoren spelen een rol zoals de hoeveelheid virus in het bloed of in sperma/vaginaal slijm, het al dan niet aanwezig zijn van wondjes en het eigen afweersysteem. Door sexueel contact met iemand die HIV heeft, is er gemiddeld een kans van 1 op 200 (0.5%) dat het virus wordt overgedragen. Bij zwangerschap is er ongeveer 25% kans op overdracht van het HIV van moeder naar kind.
3
Worden er tijdens de zwangerschap medicijnen tegen HIV gebruikt, dan daalt de kans naar ongeveer 10%. Bij prik-, snij-, spat-, of bijtongelukken met besmet bloed is de kans 1 op de 200-300 dat het virus wordt overgedragen. Als iemand rechtstreeks besmet bloed krijgt toegediend, bijvoorbeeld bij een bloedtransfusie, dan is de kans heel groot dat overdracht plaatsvindt. Wat is bloedbloedcontact Met bloedbloedcontact worden situaties bedoeld waarbij bloed van een (onbekend) persoon in de bloedbaan van een ander terecht komen. Dat kan door verwonding aan een injectienaald, waarmee zojuist bloed is afgenomen bij iemand. Ook kan men zich prikken aan rondslingerende naalden van drugsgebruikers. Een enkele keer gebeurt het dat men bloed over de handen of in de ogen of in de mond krijgt. Vooral bij het verlenen van eerste hulp bij ongelukken kan dat gebeuren. Slijmvliezen laten, in tegenstelling tot de gewone intacte huid, gemakkelijk virussen en bacteriën door. Als er wondjes zijn van de huid vormen die ook weer een ingang voor virussen en bacteriën. Hoe groot is de kans op HIV-infectie na een bloedbloedcontact Wie zich prikt aan een naald van een patiënt met AIDS weet zeker dat hij risico gelopen heeft. Ook al is dat risico klein. Hoe kleiner de kans, des te meer men zich moet afvragen of een behandeling wel zinvol is.
4
Waarom medicijnen tegen HIV na een bloedbloedcontact Als men zeker weet dat men contact heeft gehad met HIVgeïnfecteerd bloed, of als de kans daarop erg groot is, dan zijn er medicijnen beschikbaar die het risico op infectie mogelijk verkleinen. Zoals al uitgelegd, is de kans op overdracht 1 op de 200-300. Er zijn medicijnen die vermenigvuldiging van het virus kunnen tegengaan. In theorie zou het dan zo moeten zijn, dat binnengekomen virussen zich niet goed kunnen vermenigvuldigen, waardoor ze gemakkelijk opgeruimd kunnen worden door het afweersysteem. Er ontstaat dan geen HIV-infectie. Voorwaarde is wel dat er snel begonnen wordt met de behandeling. De behandeling bestaat uit medicijnen. Het is een manier om de kans op infectie nog kleiner te maken. De behandeling geeft geen 100% garantie dat er geen infectie optreedt. Bedenk dus goed: de hele behandeling geeft misschien een kleinere kans op infectie dan wanneer er geen behandeling wordt toegepast. Onbekend is echter hoeveel kleiner die kans dan misschien wordt. Wat doen deze medicijnen Deze medicijnen zorgen ervoor dat het HIV-virus moeilijker cellen van het afweersysteem binnendringt. En als ze die cellen wel zijn binnengedrongen, dan zorgen deze medicijnen ervoor dat ze zich niet goed kunnen vermenigvuldigen. Het gaat om drie verschillende medicijnen, die op verschillende punten tijdens de vermenigvuldiging van het virus ingrijpen. Het is belangrijk op snel na een prik-, snij-, spat- of een bijtongeluk met die medicijnen te beginnen. Hoe minder cellen door het HIV geïnfecteerd worden, hoe meer kans 5
er is om met behulp van deze medicijnen die cellen onschadelijk te maken. De anti-HIV medicijnen moeten heel precies worden ingenomen. De werkzame stof moet een bepaalde concentratie in het bloed hebben. Als men de medicijnen onregelmatig inneemt is er niet een constante hoeveelheid van deze medicijnen in het bloed en werken ze minder goed. En wat gebeurt er verder U wordt verwezen naar een AIDS-specialist. ( voor het RKZ: Dr. R.ten Kate, Kennemer Gasthuis te Haarlem). Er zullen controles van het bloed gedaan worden vanwege de mogelijke bijwerkingen van de medicijnen, Deze controles worden uitgevoerd 2 weken en 4 weken na de start van de behandeling. Na 4 weken, 3 maanden en 6 maanden wordt er een HIV-test gedaan. Om mogelijke overdracht van HIV te voorkomen is het nodig om bij sexueel contact condooms te gebruiken, totdat de uitslag van de laatste HIV-test negatief is. Waar kunt u terecht met vragen Behandeling met medicijnen na een een prik-, snij-, spatof een bijtongeluk is iets dat plotseling gebeurt. Het is dan ook voorstelbaar dat er, ook na het eerste contact met de arts, toch nog allerlei vragen bij u opkomen over bijvoorbeeld de medicijnen. Of dat u psychische problemen en/of relatieproblemen krijgt. Voor meer informatie en ondersteuning kunt u terecht bij de Aids-specialist.
HD.90.277/02/2015 6