VASTGESTELD op 5 juni 2008 Door Gemeenteraad Waalwijk
Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Waalwijk
Regionale Milieudienst West-Brabant Opstellers: Joost van der Ree, projectleider milieu Lilian Weeda, projectleider milieu Pieter Schalk, projectleider milieu
10 april 2008 Printdatum: 14-8-2008
1
INHOUD 1.
INLEIDING ................................................................................................. 4 Waarom een beleidsvisie externe veiligheid?................................................. 4 1.1.1 Risico’s zijn onvermijdelijk ...................................................................... 4 1.1.2 Gemeenten hebben beleidsvrijheid ......................................................... 5 1.1.3 Samenwerking en afstemming is cruciaal ................................................ 6 1.2 Doel van de beleidsvisie externe veiligheid ................................................... 7 1.3 Het belang van de beleidsvisie per doelgroep................................................ 8 1.4 De totstandkoming van de beleidsvisie ........................................................ 9 1.5 De structuur van de beleidsvisie ................................................................. 9 2. De bestaande situatie .................................................................................11 2.1 Profiel van de gemeente Waalwijk ..............................................................11 2.2 Bestaande ruimtelijke structuur .................................................................11 2.2.1 Wonen ...................................................................................................11 2.2.2 Werken ..................................................................................................12 2.2.3 Buitengebied..........................................................................................12 2.2.4 Infrastructuur ........................................................................................12 2.3 Bestaande risico’s ....................................................................................13 2.3.1 Beschikbaarheid van gegevens over risico’s ...........................................13 2.3.2 Stationaire risicobronnen .......................................................................13 2.3.3 Bronnen voor transportrisico ..................................................................14 2.3.4 Buisleidingen .........................................................................................14 2.3.5 Windturbines .........................................................................................15 2.3.6 Ontvangers van risico’s ..........................................................................15 2.3.7 Toelichting signaleringskaart ..................................................................16 2.4 Bestaande organisatie externe veiligheid.....................................................16 2.5 De algemene ruimtelijke ambities van de gemeente .....................................17 2.5.1 Inleiding ................................................................................................17 2.5.2 Ruimtelijke strategie ..............................................................................17 3. Visie op externe veiligheid ...........................................................................19 3.1 Ambitie gemeente Waalwijk ......................................................................19 3.2 Een indeling in gebiedstypen .....................................................................19 3.3 Ambitie per gebiedstype ...........................................................................20 3.3.1 Wettelijk kader plaatsgebonden risico ....................................................20 3.3.2 Wettelijk kader groepsrisico ...................................................................20 3.3.3 Begrip ‘zwaarwegende belangen’ ...........................................................21 3.3.4 Ambitie woonwijken ...............................................................................21 3.3.5 Ambitie buitengebied .............................................................................22 3.3.6 Ambitie bedrijventerrein Haven ..............................................................24 3.3.7 Ambitie overige bedrijventerreinen ........................................................25 3.3.8 Ambitie gemengd gebied .......................................................................26 3.3.9 Verminderd zelfredzame personen binnen invloedsgebied ......................27 3.3.10 Omgang met cumulatie van risico’s........................................................28 4. Aanpak .....................................................................................................30 4.1 Inleiding.................................................................................................30 4.2 Instrumenten en maatregelen ...................................................................30 4.2.1 De veiligheidsketen ................................................................................30 4.2.2 Proactie: risico’s voorkomen door ruimtelijke scheiding ..........................31 4.2.3 Preventie: voorkomen van oorzaken en beperken van gevolgen.............32 4.2.4 Preparatie: voorbereiding op de bestrijding van gevolgen ......................32 4.2.5 Risicocommunicatie ...............................................................................33 1.1
2
BIJLAGEN 1.
Relevante begrippen en afkortingen
2.
Kaart met gebiedstypen
3.
Signaleringskaart
4.
Overzichtslijst risicovolle bedrijven
5.
Samenvatting ambities per gebiedstype
6.
Overzicht belangrijke wet- en regelgeving
7.
Omgang met richtwaarden beperkt kwetsbare objecten
8.
Notitie verminderde Zelfredzaamheid
9.
Drempelwaardetabel
10. Verslag inspraakbijeenkomst bedrijven 11. Uitvoeringsprogramma
3
1.
INLEIDING
1.1
Waarom een beleidsvisie externe veiligheid?
Het hoofdstuk “Beleidsvernieuwing externe veiligheid” van het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) uit 2001 opent met de volgende kernvraag: “De vraag welke risico’s we accepteren met betrekking tot calamiteiten is door de recente ramp in Enschede opnieuw actueel geworden. Er is behoefte aan herbezinning. Zijn de risico’s niet te groot? Staan ze nog wel in verhouding tot het maatschappelijk nut? Uiteindelijk horen deze vragen onderwerp te zijn van een politieke afweging.” Over deze afweging en de rol van de gemeente Waalwijk daarbij gaat de beleidsvisie externe veiligheid.
1.1.1
Risico’s zijn onvermijdelijk
Een risicoloze samenleving bestaat niet. Deze risico’s zijn onlosmakelijk verbonden met onze behoefte aan consumptiegoederen. Maar we kunnen wel ons best doen om risico’s waar mogelijk te voorkomen en waar aanwezig zo goed mogelijk te beheersen. Daar wil de gemeente Waalwijk zich met deze beleidsvisie sterk voor maken.
Het beheersen van risico’s die het gevolg zijn van de productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen noemen we externe veiligheid.
Hoewel de kans op ongelukken met gevaarlijke stoffen klein is, kunnen de gevolgen groot zijn. Enkele rampen uit het verleden zoals de vuurwerkramp in Enschede hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico’s. Externe veiligheid is landelijk een belangrijk thema geworden. De vraag is wat we kunnen doen om de aanwezigheid van risico’s tot een acceptabel niveau te beperken. En wat is een acceptabel niveau? Dit is een complex vraagstuk. Dit komt onder andere doordat risico’s door mensen verschillend ervaren worden. De overheid staat voor de uitdaging om op een heldere wijze tot een afweging te komen. Hiervoor is samenwerking nodig met meerdere partijen die ieder vanuit hun achtergrond een verantwoordelijkheid kennen. De wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid heeft zich sinds de publicatie van het NMP4 sterk ontwikkeld. Het landelijk beleid bestaat uit twee hoofdelementen: 1. Risico’s voorkomen door: a. een sterkere koppeling van regelgeving voor ruimtelijke ordening en milieu; b. een betere verdeling van verantwoordelijkheden 2. Een betere beheersing van aanwezige risico’s door: a. een grotere nadruk op de rol van het lokaal bestuur b. een sterke adviesrol van hulpverleningsdiensten. Naast de regulerende en sturende rol van de rijksoverheid hebben provincies en gemeenten ook nadrukkelijk een eigen verantwoordelijkheid om de risico’s voor hun burgers te beperken en beheersen. Voorliggende Beleidsvisie Externe Veiligheid geeft aan hoe de gemeente Waalwijk haar verantwoordelijkheid neemt.
4
1.1.2
Gemeenten hebben beleidsvrijheid
Gemeenten hebben de wettelijke taak om te zorgen voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving voor hun inwoners. Dit betekent dat gemeenten een belangrijke verantwoordelijkheid hebben bij de omgang met risico’s. Deze verantwoordelijkheid komt op twee manieren tot uitdrukking: 1. Gemeenten moeten de normen in acht nemen die door de rijksoverheid zijn vastgelegd. Deze normen zijn bedoeld om iedereen in Nederland een basisveiligheid te kunnen garanderen; 2. Gemeenten kunnen een eigen beleidsvrijheid invullen. Binnen de regelgeving is bewust ruimte gecreëerd voor gemeenten om zelf veiligheidsambities te formuleren en uit te voeren. Ad 1.
De normen liggen vast in landelijke regelgeving zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Ook voor transportrisico’s zijn normen vastgelegd in diverse nota’s en circulaires. Gemeenten moeten de normen voor bedrijven en transport hanteren bij vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer en bij ruimtelijke planvorming (Wet ruimtelijke ordening).
Ad 2
De beleidsvrijheid vraagt van een gemeente om na te denken over keuzes die van invloed zijn op de risico’s waaraan burgers worden blootgesteld en om invulling en sturing te geven aan de rollen die diverse partijen hebben bij het beheersen van risico’s. De beleidsvrijheid is op meerdere beleidsterreinen aanwezig en wordt hierna toegelicht.
Beleidsvrijheid bij het plaatsgebonden risico1 De normen in de regelgeving zijn gebaseerd op het plaatsgebonden risico. Voor sommige gebouwen en verblijfsgebieden gelden de normen als harde grenswaarde waarvan niet mag worden afgeweken (kwetsbare objecten). Voor andere gebouwen en verblijfsgebieden is sprake van een zachtere norm, namelijk een richtwaarde of streefwaarde (beperkt kwetsbare objecten). De gemeente heeft beleidsvrijheid bij het vastleggen wat onder (beperkt) kwetsbare objecten wordt verstaan en heeft daarmee invloed op het al dan niet toelaten van deze objecten in de nabijheid van risicobronnen. In deze beleidsvisie staat hoe de gemeente Waalwijk omgaat met het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Beleidsvrijheid bij het groepsrisico2 Naast harde normen die een basisveiligheid moeten garanderen, is er ook nog een maatschappelijke, politieke afweging of het blootstellen van grote groepen mensen aan een potentiële ramp wel verantwoord is. Deze afweging van blootstelling van grote groepen mensen aan risico’s noemen we ook wel het groepsrisico. Hiervoor geldt geen normstelling maar een oriëntatiewaarde en de gemeente moet zelf bepalen wat zij acceptabel vindt. In deze beleidsvisie staat hoe de gemeente Waalwijk een dergelijke afweging organiseert en welke randvoorwaarden zij stelt aan het accepteren van een groeprisico.
1 Het plaatsgebonden risico, afgekort met PR, geeft de kans aan dat iemand die zich een jaar lang onafgebroken en onbeschermd op een plek bevindt, overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR heeft geen relatie met de omgeving. Zie bijlage 1 voor meer informatie over het PR en over de 10-6 contour die bij de normstelling een belangrijke rol speelt. 2 Het groepsrisico, afgekort met GR, is de cumulatieve kans per jaar dat een groep van 10 personen of meer overlijdt door een ongeval bij een risicovolle activiteit met een gevaarlijke stof. De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de kans dat zich een ongeval met gevaarlijke stoffen voordoet maar ook door het aantal potentiële slachtoffers in de omgeving van de risicobron. Daarmee is dus sprake van een wisselwerking tussen het aanwezige risico en de omgeving. Zie bijlage 1 voor meer informatie over het GR.
5
Beleidsvrijheid bij transport De gemeente heeft ook de mogelijkheid om het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg gericht te sturen. Op deze beleidsvrijheid wordt in deze beleidsvisie nader ingegaan. Beleidsvrijheid bij risicocommunicatie en het beheer van risico-informatie Verder is een gemeente verplicht om aan risicocommunicatie te doen, maar hoe en wat er gecommuniceerd wordt ligt niet vast. Dit kunnen gemeenten zelf bepalen. Ook moet de gemeente zorgen voor actueel inzicht in de risico’s waar burgers aan blootgesteld worden. Om aan deze plicht invulling te geven is een signaleringskaart opgesteld en beschikt de gemeente over een beheersprotocol risico-informatie. Beleidsvrijheid zelfredzaamheid De maatschappelijke aanvaarding van risico’s ligt niet voor iedereen gelijk. Er zijn bevolkingsgroepen die extra bescherming nodig hebben, zoals kinderen, bejaarden, gehandicapten, zieken, maar ook bijvoorbeeld gevangenen. Het huisvesten van deze groepen personen binnen een invloedsgebied van een risicobron brengt een maatschappelijk risico met zich mee. In de beleidsvisie geeft de gemeente Waalwijk aan in welke situaties het huisvesten van minder zelfredzame personen in een invloedsgebied verantwoord is en wanneer niet. Tevens worden in bijlage 8 mogelijke maatregelen genoemd welke eventueel getroffen kunnen worden om huisvesting van deze bevolkingsgroepen zo veilig mogelijk te laten gebeuren. De nadere uitwerking van beleid en maatregelen is afhankelijk van voorkomende situaties. Ruimtelijke ordening als sturingsmechanisme De belangrijkste beleidsvrijheid voor een gemeente is die van de ruimtelijke ordening. Het creëren van afstand tussen risicobronnen en (beperkt) kwetsbare objecten is daarbij een belangrijk instrument. De aanwezigheid van risico’s vanwege bedrijven en transportroutes en de nabijheid van (grote groepen) burgers in gebouwen en verblijfsgebieden rondom die risicobronnen wordt in hoofdzaak bepaald door wat er in de ruimtelijke plannen is vastgelegd. Daarom legt de gemeente Waalwijk een duidelijke gebiedsgerichte visie vast op de toelating van nieuwe risico’s en op de ontwikkelingen van en rond bestaande risico’s. Mogelijkheden tot optimalisatie van de risicosituatie Naast risicobeperkende maatregelen bij de risicobron, het creëren van afstand tussen bron en kwetsbare objecten en het voorkomen van de aanwezigheid van grote groepen mensen nabij risicobronnen kan de brandweer adviseren over maatregelen om de risicosituatie te verbeteren. Het gaat daarbij om maatregelen die betrekking hebben op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een calamiteit zoals, het niet toelaten van verminderd redzame personen in een gebied, de inrichting van het gebied met het oog op vluchtwegen en het treffen van constructietechnische en brandwerende voorzieningen aan gebouwen. De basis van het ontwikkelen van al deze visieonderdelen wordt gevormd door de algemene toekomstvisie van de gemeente Waalwijk. Waar wil Waalwijk over bijvoorbeeld 20 jaar staan en op welke ruimtelijk-economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen wordt de nadruk gelegd? In de Beleidsvisie Externe Veiligheid wordt de gemeentelijke beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid ingevuld. Bij de invulling van de beleidsvrijheid staat een brede en transparante afweging van risico’s tegen andere gemeentelijke belangen en ambities centraal. “Laten we gevaarlijke bedrijven toe in onze gemeente en zo ja, op welke plaatsen?”, “Kunnen we dit combineren met onze woningbouwambities?” en “Waar kiezen we voor sanering of verplaatsing van risicovolle situaties?”, zijn enkele van de vragen die hierbij beantwoord moeten worden.
1.1.3
Samenwerking en afstemming is cruciaal
Externe veiligheid heeft raakvlakken met veel beleidsvelden. Hierbij zijn veel verschillende partijen betrokken, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten. Belangrijke spelers hierbij zijn de beleidsvelden milieu, ruimtelijke ordening en openbare veiligheid (brandweer). Daarnaast spelen ook verkeer- en vervoer en risicocommunicatie een rol.
6
Maar ook de veroorzakers van risico’s en de aanwezige personen in de nabijheid van een risicobron zijn onmisbaar in het proces. Samenwerking is daarom een belangrijk thema in de beleidsvisie. Om de samenhang tussen de diverse beleidsvelden te verduidelijken, introduceren wij hier de veiligheidsketen. In plaats van elk onderdeel van de veiligheidsketen ad hoc in te vullen, wil de gemeente Waalwijk vooraan in de keten over de volledige samenhang nadenken. Deze beleidsvisie levert daarvoor het kader.
1.2
Doel van de beleidsvisie externe veiligheid
Vanuit de verantwoordelijkheid om burgers een veilige leefomgeving te bieden en vanuit het besef dat risico’s onvermijdelijk zijn, heeft de gemeente Waalwijk besloten een heldere visie op te stellen over de omgang met externe veiligheid binnen de gemeentegrenzen. De gemeente geeft daarmee op een gestructureerde wijze invulling aan de beleidsvrijheid die haar binnen de bestaande wettelijke kaders ter beschikking staat.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente Waalwijk haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico’s binnen de gemeentegrenzen. Door antwoord te geven op de vraag hoe veilig het in de gemeente moet zijn, wordt een ambitieniveau vastgelegd. Op basis van de visie wordt de beleidsvrijheid voor externe veiligheid ingevuld. Met de beleidsvisie worden de volgende doelstellingen nagestreefd. 1.
Inzicht in de aanwezige risico’s op een signaleringskaart en een protocol om deze signaleringskaart (en het landelijke equivalent) actueel te houden
2.
Invulling van de beleidsvrijheid zoals verwoord in paragraaf 1.1.2
3. Een gebiedsgerichte uitwerking van het beleid met maatwerkoplossingen die passen bij de gebiedskenmerken 4.
Een beschrijving van de aanpak en organisatie, waarmee de ambities worden gerealiseerd.
7
1.3
Het belang van de beleidsvisie per doelgroep
De beleidsvisie externe veiligheid zal zodanig worden opgesteld dat deze voor alle betrokken partijen een bruikbaar kader biedt. De betekenis ervan zal echter per doelgroep verschillend zijn. Per doelgroep wordt hieronder aangegeven wat het belang van de beleidsvisie is en welke onderdelen bijzondere aandacht verlangen. Gemeentebestuur De beleidsvisie is een uitgangspunt voor gemeentelijk handelen. De consequenties van de gemaakte keuzes zullen nadrukkelijk weergegeven worden in de beleidsvisie. Daarnaast is de rol van het gemeentebestuur bij het verantwoorden van groepsrisico’s van belang. Hiervoor wordt in de beleidsvisie een globale invulling gegeven, welke in de toekomst bij besluiten waar de raad wel toe bevoegd is verder uitgewerkt zal worden. Het betreft dan voornamelijk bestemmingsplannen. Brandweer Zowel de lokale brandweer als de regionale brandweer vervullen een belangrijke adviesrol bij het totstandkomen van bestemmingsplannen en milieuvergunningen. In de beleidsvisie wordt die adviesrol gekoppeld aan de overige facetten van de gemeentelijke veiligheidsketen. Medewerkers milieu Voor het verlenen van vergunningen en het handhaven op externe veiligheid worden in de beleidsvisie de kaders vastgelegd in de vorm van procedures voor vergunningverlening waarin externe veiligheid is verankerd. Daarnaast wordt de inbreng van de medewerkers milieu in planprocedures verankerd. Medewerkers ruimtelijke ordening De gebiedsgerichte uitwerking van externe veiligheid levert de medewerkers ruimtelijke ordening, stedenbouwers en gemeentelijke projectleiders de uitgangspunten voor het verwerken van externe veiligheidseisen in bestemmingsplannen. Tevens wordt de afstemming met medewerkers milieu in procedures verankerd. Medewerkers verkeer en vervoer Voor de medewerkers verkeer en vervoer is in de in de beleidsvisie informatie opgenomen over de risico’s die het vervoer van gevaarlijke stoffen op het grondgebied van Waalwijk met zich meebrengt. Verder wordt een uitspraak gedaan over het omgaan met de vervoersstromen van gevaarlijke stoffen. Medewerkers bouwzaken (vergunningverlening) De rol die medewerkers bouwzaken hebben bij het verbeteren van de veiligheid is gelegen in de bouwkundige eisen. In de beleidsvisie wordt opgenomen hoe deze rol in de organisatie wordt verankerd en hoe in de toekomst de wensen van de brandweer worden doorgegeven aan de afdeling bouwzaken. Medewerkers (risico)communicatie In de beleidsvisie wordt beschreven hoe de gemeente Waalwijk de risicocommunicatie organiseert en via welke kanalen burgers en bedrijven bereikt worden. Burgers en bedrijven Voor burgers en bedrijven is de signaleringskaart in de beleidsvisie een nuttig onderdeel. Op die manier weet iedereen binnen de gemeente waar de risico’s zich bevinden. Daarnaast biedt de visie inzicht in de wijze waarop de gemeente haar verantwoordelijkheid naar burgers en bedrijven invult. Voor risicovolle bedrijven geeft de beleidsvisie aan hoe ver de gemeentelijke verantwoordelijkheid reikt en waar de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijven begint. Provincie De gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid vormt een kader voor de vergunningverlening door de provincie.
8
1.4
De totstandkoming van de beleidsvisie
De beleidsvisie is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de gemeente Waalwijk en de Regionale Milieudienst West-Brabant. Daarbij is gebruik gemaakt van subsidie uit de regeling Programmafinanciering externe veiligheid van de provincie Noord-Brabant. Bij het opstellen van de beleidsvisie zijn diverse disciplines betrokken (zie paragraaf 1.3). De disciplines milieu, R.O., vergunningverlening en de regionale en lokale brandweer waren vertegenwoordigd in het Kernteam Beleidsvisie externe veiligheid. Het kernteam heeft lokale kennis ingebracht, de beleidslijnen voorbereid en de (tussen)producten vastgesteld. Voor het opstellen van de beleidsvisie is een plan van aanpak opgesteld bestaande uit een aantal werkstappen. De aanpak ziet er op hoofdlijnen als volgt uit. -
-
-
-
-
Startbijeenkomst Op 5 september 2007 heeft de startbijeenkomst beleidsvisie externe veiligheid plaatsgevonden met 27 deelnemers. Doel van de bijeenkomst was het overdragen van kennis, het vergroten van betrokkenheid bij de verschillende partijen en het discussiëren over de huidige werkwijzen binnen de gemeente. Na de startbijeenkomst is een startdocument opgesteld. Afstemming met gemeenteraad, burgers en bedrijfsleven Betrokkenheid van de gemeenteraad, burgers en bedrijfsleven is belangrijk ter verkrijging van begrip en draagvlak. De portefeuillehouders milieu en RO zijn op ad hoc basis aanwezig geweest bij het overleg van het kernteam. De gemeenteraad is gedurende het traject geïnformeerd. De dialoog met de burgers vond plaats via de wijktafels. Voor het bedrijfsleven is op 26 maart 2008 een informatiebijeenkomst georganiseerd (zie bijlage 10). Risico-inventarisatie Voordat de beleidsvisie kon worden opgesteld diende de uitgangssituatie te worden vastgelegd. Hiertoe is een risico-inventarisatie uitgevoerd die inzicht geeft in de ligging van risicovolle bedrijven en transportassen ten opzichte van kwetsbare objecten en grote groepen mensen. Deze gegevens zijn in de beleidsvisie gepresenteerd op een signaleringskaart. Op basis van bestaande beleidsnotities en bestemmingsplannen zijn ook de ruimtelijke ambities van de gemeente in beeld gebracht. De resultaten van deze inventarisatie geven inzicht in de huidige en toekomstige potentiële knelpuntsituaties en vormen het vertrekpunt voor het opgestelde beleid. Opstellen beleidsvisie Voordat kon worden vastgelegd hoe de gemeente Waalwijk de beleidsvrijheid heeft ingevuld, is een visie opgesteld over de betekenis van externe veiligheid binnen de grote hoeveelheid gemeentelijke taken en ambities. Vervolgens is het beleid ingevuld op basis van een gebiedsgericht beleid en is de aanpak beschreven. Opstellen uitvoeringsprogramma Tenslotte zijn de doelstellingen vertaald naar concrete acties en maatregelen met een tijdplanning en is aangegeven hoeveel capaciteit benodigd is voor de uitvoering (zie bijlage 11).
1.5
De structuur van de beleidsvisie
De Beleidsvisie Externe Veiligheid is als volgt opgebouwd: In de inleiding wordt de aanleiding, het doel en de betekenis per doelgroep van de beleidsnotitie toegelicht. In het bijzonder wordt ingegaan op de beleidsvrijheid die gemeente heeft binnen het spanningsveld tussen het streven naar een veilige leefomgeving en andere gemeentelijke ambities. Vervolgens is in hoofdstuk 2 de uitgangssituatie van de gemeente Waalwijk beschreven. De resultaten van de risico-inventarisatie worden op een signaleringskaart gepresenteerd en toegelicht. De bestaande ruimtelijke structuur en de ruimtelijke ambities van de gemeente
9
worden belicht evenals de wijze waarop het taakveld externe veiligheid binnen de gemeente is georganiseerd. Daarna worden in het derde hoofdstuk de visie en ambitie van de gemeente beschreven: welke factoren vindt de gemeente Waalwijk belangrijk bij de inrichting van de leefomgeving. Waar liggen de prioriteiten en welke plaats heeft de beheersing van risico’s hierbij? De gebiedsgerichte benadering zal worden ingevuld door het vastleggen van een ambitieniveau voor plaatsgebonden risico en groepsrisico per gebiedstype. In hoofdstuk 4, worden de gemeentelijke ambities vertaald naar een aanpak om deze te realiseren. De regelgeving rond externe veiligheid is nog sterk in ontwikkeling. Bij het opstellen van voorliggende beleidsvisie is de geldende regelgeving van december 2007 als uitgangspunt genomen.
10
2.
De bestaande situatie
2.1
Profiel van de gemeente Waalwijk
Waalwijk is een gemeente met 45.675 inwoners (peildatum 31 december 2006). De gemeente kenmerkt zich enerzijds door een stedelijk voorzieningenniveau en anderzijds door een kleinschalig en gemoedelijk karakter. De woonmilieus zijn hoogwaardig, goed onderhouden en gemêleerd en het stadscentrum is een mix van bestaande bebouwing en moderne nieuwbouw. Het landschap in de gemeente is gevarieerd: de kernen Waalwijk, SprangCapelle en Waspik worden afgewisseld met toegankelijke natuurgebieden en agrarisch gebied. Bedrijventerreinen bieden een grote verscheidenheid aan bedrijfstypen en gevarieerde vormen van werkgelegenheid. De rode draad voor het gemeentelijk handelen wordt gevormd door vier kernwaarden: 1. Voor de inhoudelijke benadering: Duurzaamheid (kwaliteit, leefbaarheid en sociale samenhang); 2. Voor de procesmatige benadering: Gebiedsgericht werken (middel om duurzaamheid integraal te realiseren op basis van visies); 3. Voor de attitude richting klanten: Dienstbaarheid (proactief, reactief en hulpvaardig); 4. Voor het gemeentelijk handelen: Betrouwbaarheid (afspraak is afspraak, klantgericht en consequent). De gemeente Waalwijk is overtuigd van de noodzaak tot samenwerking met andere gemeenten. De insteek voor de gemeente daarbij is het behoud van haar (sub)regionale functie. Waalwijk heeft binnen samenwerkingsvormen de principiële bereidheid om van uit gemeenschappelijk belang problemen te benaderen en verwacht van haar partners dezelfde insteek.
In de gemeente Waalwijk wordt de kwaliteit van de leefomgeving bepaald door een veelzijdige en samenhangende mix van diverse vormen van bedrijvigheid, woonfuncties, natuur en recreatie. Bij het streven naar een balans tussen deze functies gelden duurzaamheid en een gebiedsgerichte blik als belangrijke beleidsuitgangspunten.
Na deze beknopte karakterschets van de gemeente Waalwijk wordt ingegaan op de huidige situatie in de gemeente. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de fysieke situatie en de organisatorische situatie. De fysieke situatie is een uitgangspunt voor de te maken beleidskeuzes om risico’s onder controle te houden via vergunningverlening en ruimtelijke besluiten. De organisatorische uitgangssituatie is een startpunt voor het vastleggen van taken en verantwoordelijkheden en voor het vaststellen van benodigde budgetten.
2.2
Bestaande ruimtelijke structuur
2.2.1
Wonen
De kern Waalwijk is binnen de gemeente de hoofdkern met een klein stedelijk voorzieningenniveau. Het centrum van Waalwijk ligt met name in het noordwesten van de kern. Langs de oude bebouwingslinten liggen ook diverse voorzieningen en winkels. De overwegend planmatig opgezette woongebieden liggen ten zuiden van de historische linten en het centrum. Ten zuidwesten van de kern Waalwijk begint de bebouwingsas Vrijhoeve-Sprang (buurtschappen), die raakt aan het stedelijk gebied van Kaatsheuvel. De bebouwingsas wordt functioneel gescheiden door het bedrijventerrein Berkhaag dat aansluit op bedrijven-
11
terrein ‘de Kets’ in Kaatsheuvel. Aansluitend op de bouwingsas liggen aan de westkant de buurtschappen Nieuwe Vaart en Capelle. In het westen van de gemeente ligt het dorp Waspik met een lokaal voorzieningenniveau. Alle woongebieden binnen de gemeente Waalwijk bevinden zich ten zuiden van de rijksweg A59. Ten noorden liggen enkel werkgebieden.
2.2.2
Werken
Het voornaamste bedrijventerrein binnen de gemeente Waalwijk is het bedrijventerrein Haven (I-VI) ten noorden van de kern Waalwijk. Momenteel wordt dit terrein in westelijke richting uitgebreid met Haven VII. Het terrein heeft een goede ontsluiting via de A59, de N261 en via de Bergsche Maas op het Noord-Brabantse waterwegennetwerk. Hierdoor is het bedrijventerrein uitgegroeid tot een werkgebied met een regionale functie. Op Haven VII is detailhandel uitgesloten en worden alleen bedrijfsgebonden kantoren toegelaten. Het terrein is bestemd tot vestiging van industriële bedrijven welke niet inpasbaar zijn in woongebieden als gevolg van hinder of gevaar. Verder bevinden zich in de gemeente nog de volgende bedrijventerreinen: Haven-Knoop: Bij de aansluiting van ‘Haven’ op de hoofdwegen. Maasoever-Scharlo: Havengebonden bedrijventerrein ten noorden van Waspik met lokale functie. Zanddonk: binnen het stedelijk gebied van de kern Waalwijk. Berkhaag: klein terrein tussen bebouwingsas Vrijhoeve-Capelle en Kaatsheuvel. Laageinde: gericht op de A59, ten noorden van de kern Waalwijk. Eerste Zeine: Midden in woongebied van de kern van Waalwijk. Nederveenweg: kleinschalig terrein, gekoppeld aan jachthaven ten noorden van het buurtschap Capelle.
2.2.3
Buitengebied
Het buitengebied van de gemeente Waalwijk is een gebied dat door de ligging, bodem en waterhuishouding en het samenspel van abiotische en biotische factoren op dit moment grotendeels een functie heeft voor natuur en landbouw. Het buitengebied omvat daardoor het gehele gemeentelijke grondgebied, voor zover dat in grote lijnen is gelegen buiten de bestaande woonkernen van Waalwijk, Sprang-Capelle en Waspik, met uitzondering van bedrijventerreinen, het glastuingebied Glas Nat, de Overdiepse Polder en de dichte dorpse lintbebouwingen (Heistraat, Spoorstraat, Benedenkerkstraat, ’t Vaartje; deze linten vallen onder de gemengde Gebieden). Verder is in het buitengebied gelegen ‘Binnenpolder van Capelle’ een beschermd natuurgebied (een zogenoemde ‘natte natuurparel’). Ook vindt in het gebied extensieve recreatie plaats en is er een recreatiepark, genaamd ‘de Spranckelaer’. De bebouwing is over het algemeen erg verspreid, op een aantal bebouwingsconcentraties na. Verder zijn er nog drie LPG-tankstations, diverse propaangastanks (onder andere in de Spranckelaer) en 5 windmolens (in het Ecopark ten noord-oosten van Waalwijk) gelegen (zie ook 2.3).
2.2.4
Infrastructuur
De hoofdinfrastructuur van de gemeente Waalwijk wordt bepaald door de rijksweg A59, met vijf aansluitpunten binnen de gemeente en de provinciale weg Midden-Brabantweg (N261) naar Tilburg. Door de ligging van de Bergsche Maas zijn er nauwelijks verbindingen in noordelijke richting. De Bergsche Maas met drie havens zorgt voor een goede ontsluiting van de gemeente op het waterwegennet van Noord-Brabant.
12
2.3
Bestaande risico’s
2.3.1
Beschikbaarheid van gegevens over risico’s
Ten behoeve van het opstellen van voorliggende beleidsvisie externe veiligheid is een inventarisatie uitgevoerd naar de bestaande fysieke externe veiligheidsituatie in de gemeente Waalwijk voor zover dit met de beschikbare gegevens mogelijk was. Voor het merendeel van de bedrijven (de categoriale inrichtingen) gelden vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico. Voor de hoogte van het groepsrisico van deze categoriale bedrijven kan slechts een indicatie gegeven worden. Conform het Bevi hoeft er namelijk geen berekening uitgevoerd te worden maar dient enkel de werkelijke bevolkingsdichtheid vergeleken te worden met de maximaal toelaatbare. Op basis daarvan kan dan een kwalitatieve uitspraak worden gedaan over de hoogte van het groepsrisico: (ruim) boven of onder de oriënterende waarde. Voor LPG-tankstations bestaat er de LPG-rekentool waarmee op een redelijk eenvoudige manier wel een exacte berekening van het groeprisico uitgevoerd kan worden. Het invloedsgebied van categoriale inrichtingen is standaard vastgelegd. Voor een aantal bedrijven zal een QRA (Kwantitatieve risicoanalyse) uitsluitsel moeten geven over de exacte risico’s. In bijlage 4 is in tabelvorm een totaallijst gegeven van de huidige Bevi-bedrijven, vuurwerkinrichtingen en overige risicovolle bedrijven. Daarbij is aangegeven op welke wijze het PR en het GR bepaald is of bepaald dient te worden. Een aantal typen bedrijven isl met de inwerkingtreding van ReviII (1 januari 2008) ook onder het Bevi komen te vallen. Het betreft onder andere: bepaalde kunstmestopslagen, gaswininstallaties en gasreduceer- en meetstations met een gastoevoerleiding met een diameter van meer dan 20 inch.
2.3.2
Stationaire risicobronnen
Stationaire bronnen zijn bedrijven en installaties waar het gebruik, de opslag of productie van gevaarlijke stoffen op een vaste plaats plaatsvindt. Voorbeelden hiervan zijn LPGtankstations, ammoniak-koelinstallaties en opslagen met gevaarlijke stoffen. Om te kunnen bepalen of een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden gebruikt , opgeslagen of geproduceerd risicovol is wordt de Leidraad Risico Inventarisatie – deel Gevaarlijke stoffen, versie 3.0 december 2006 (LRI-GS 3.0 dec 2006) gehanteerd. In deze Leidraad is een drempelwaardetabel opgenomen. Een actuele versie hiervan is te vinden op www.risicoregister.nl. In bijlage 9 bij deze beleidsvisie is de drempelwaardetabel opgenomen die in maart 2008 actueel was. Indien de vergunde hoeveelheid gevaarlijke stoffen bij een bedrijf de waarden genoemd in de tabel overschrijdt, dan wordt dit bedrijf aangewezen als risicovol. Indien de vergunde hoeveelheid gevaarlijke stoffen bij een bedrijf bovendien de waarden genoemd in het BEVI overschrijdt, dan valt dit bedrijf onder de werksfeer van het BEVI. Een overzichtslijst van BEVI-bedrijven en overige risicovolle inrichtingen (inclusief vuurwerkbedrijven) is opgenomen in bijlage 4. In 2007 heeft de gemeente Waalwijk conform artikel 18 van het BEVI een saneringsprogramma opgesteld voor risicovolle bedrijven. Het saneringsprogramma heeft uitsluitend betrekking op bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en het Vuurwerkbesluit. Beoordeeld is of de bedrijven voldoen aan de veiligheidsafstanden. Bedrijven die niet voldoen aan de veiligheidsafstanden zijn opgenomen in het saneringsprogramma. In het saneringsprogramma zijn uitsluitend risicoveroorzakende bedrijven opgenomen die in werking zijn met een door de gemeente afgegeven milieuvergunning. Saneringen van risicobedrijven op het grondgebied van de gemeente die beschikken over een milieuvergunning van de provincie zijn niet in het gemeentelijke saneringsprogramma opgenomen maar worden in het saneringsprogramma van de provincie Noord-Brabant opgenomen.
13
Binnen de gemeente zijn 8 LPG-tankstations aanwezig. Van deze stations zijn de doorzetten nog niet alle vastgelegd. De procedures om dit te regelen zijn alle opgestart. Op de signaleringskaart (zie 2.3.7 en bijlage 3) staan zowel de huidige veiligheidscontouren van de LPGtankstations als de nieuwe. De laatste zijn gestreept weergegeven.
2.3.3
Bronnen voor transportrisico
Over en langs het grondgebied van de gemeente Waalwijk worden gevaarlijke stoffen vervoerd per schip en over de weg. Weg De rijksweg A59 loopt van Oost naar West door de gemeente Waalwijk, langs de kernen Waspik en Waalwijk. Vanaf de afslag 37 “Waalwijk” loopt de provinciale weg N261 van Waalwijk naar Tilburg. Zowel over deze provinciale weg als over de N261 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Daarnaast vindt er nog vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over gemeentelijke wegen. In het kader van het uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2007 van de provincie Noord-Brabant heeft de gemeente Waalwijk deelgenomen aan het project ‘Inventarisatie en advies wegvervoer gevaarlijke stoffen’. Het doel van dit project was om de vervoersstromen van gevaarlijke stoffen over de gemeentelijke wegen in beeld te brengen. Daarnaast is gekeken welke veiligheidsrisico’s dit transport met zich meebrengt op basis van de daarvoor geldende veiligheidsnormen. Voor de A59 zijn eind 2006 begin 2007 tellingen uitgevoerd. Voor de N261 wordt dit niet op korte termijn verwacht. De meeste recente gegevens over de N261 zijn afkomstig uit de Risicoatlas Weg (RAW) uit 2003. Uit het onderzoek is gebleken dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A59 en de N261 nergens een plaatsgebonden risico van 10-6/jaar veroorzaakt dat buiten de weg is gelegen. Zelfs bij een stijging van het vervoer met een factor 5 is er geen plaatsgebonden risico van 10-6/jaar dat buiten de weg is gelegen. Mogelijk is er op een aantal plaatsen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. In het kader van de ontwikkeling van het basisnet zullen op korte termijn berekeningen worden uitgevoerd waarbij het groeprisico wordt berekend en het invloedsgebied zal worden bepaald. Deze actie zal als maatregel in het uitvoeringsprogramma worden opgenomen. Ook zal de gemeente nader onderzoek uitvoeren naar de noodzaak om het vervoer van gevaarlijke stoffen te reguleren. Water De noordelijke gemeentegrens wordt gevormd door de Bergsche Maas. Deze waterweg is opgenomen in de risicoatlas water uit 2003. Uit deze risicoatlas volgt dat er geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar wordt berekend. Een groeprisicoberekening met een virtuele bevolkingsdichtheid van 1000 p/ha geeft een maximale waarde voor het groepsrisico van 5 % van de oriënterende waarde. In het kader van de ontwikkeling van het basisnet zijn reeds nieuwe berekeningen uitgevoerd. De resultaten daarvan zullen in de loop van 2008 bekend worden. De verwachting is dat er op dit traject geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar wordt berekend en dat ook het berekende groepsrisico ver onder de oriënterende waarde zal blijven. Naar aanleiding van de gegevens zal daarnaast in beeld worden gebracht of er verminderd zelfredzame personen in het invloedgebied zijn gehuisvest.
2.3.4
Buisleidingen
De regelgeving met betrekking tot de risico’s van buisleidingen is sterk in ontwikkeling. In 2008 wordt de Nota Buisleidingen verwacht waarin de visie van het Rijk op buisleidingen voor de komende jaren wordt vastgelegd. Totdat deze nota van kracht wordt gelden de veiligheidsafstanden zoals vastgelegd in twee circulaires: • de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' uit 1984 • de circulaire 'Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- K3-categorie' van 1991.
14
Binnen het grondgebied van de gemeente Waalwijk bevindt zich een hogedruk aardgasleiding. De ligging van deze leiding is aangegeven op de signaleringskaart in bijlage 3 . Omdat de nieuwe regelgeving ten tijde van het opstellen van deze beleidsvisie nog niet bekend was, zijn eventuele veiligheidsknelpunten op het gebied van het Pr, Gr of verminderd zelfredzame personen nog niet bekend. Het uitvoeren van een inventarisatie van knelpunten als gevolg van buisleidingen wordt als actie in het uitvoeringsprogramma opgenomen.
2.3.5
Windturbines
Windturbines vallen niet onder de categorieën van inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. De risico’s kunnen wel op een vergelijkbare wijze worden getoetst. Voor de risico’s van windturbines is het Handboek Risicozonering Windturbines (juli 2002) opgesteld. Het Handboek is van toepassing op windturbines met een rotoroppervlak van 40m2 of meer. Hoewel windturbines geen risicovolle inrichtingen zijn in relatie tot de omgang met gevaarlijke stoffen, worden zij vaak wel gerekend tot het taakveld externe veiligheid omdat zij een potentieel risico vormen voor de omgeving. Om deze reden wordt in deze beleidsvisie aandacht besteed aan de risico’s van windturbines. Om na te gaan of de gevaarsaspecten afdoende beheerst zijn, kan een bevoegd gezag expliciet vragen om een kwantitatieve risicoanalyse. Het handboek dient te worden beschouwd als een praktijkrichtlijn voor het uitvoeren van risicoanalyses en het toetsen aan de in Nederland geldige risicocriteria. De methoden die in het handboek zijn beschreven zijn echter geen regel of wet. Het handboek onderscheidt vier mogelijke situaties die getoetst moeten worden. een windturbine nabij een (beperkt) kwetsbaar object levert een direct risico voor aanwezigen; toetsing aan BEVI een windturbine nabij een weg, spoorweg of vaarweg levert een direct risico voor passanten; toetsing aan beleidsregels een windturbine nabij een risicovolle inrichting levert een indirect risico voor een kwetsbaar object; toetsing aan BEVI voor zowel inrichting als windturbine een windturbine nabij een weg, spoorweg of vaarweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd levert een indirect risico voor een kwetsbaar object nabij de weg. Toetsing aan circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Binnen de gemeentegrenzen zijn 5 windturbines aanwezig. Deze zijn alle gelegen in het Ecopark ten noord-oosten van Waalwijk. Voor deze windturbines zijn kwantitatieve risicoanalyses (QRA’s) uitgevoerd. Uit de QRA’s is gebleken dat 10-6- contour voor alle molens op 110 meter ligt.
2.3.6
Ontvangers van risico’s
De aanwezigheid van risicobronnen zoals beschreven in de voorgaande paragrafen hoeft nog niet te leiden tot risicovolle situaties. Het daadwerkelijke risico wordt bepaald door de aanwezigheid van mensen (potentiële slachtoffers) in de nabijheid van een risicobron: de ontvangers van risico’s. Deze bevinden zich in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het doel van het Bevi is de bescherming van deze mensen tegen de kans om te overlijden als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een inrichting of transport. Voor het bepalen van het ambitieniveau voor de acceptatie van risico’s is het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. In bestaande situaties hoeven beperkt kwetsbare objecten niet te voldoen aan de grenswaarde voor nieuwe situaties (10-6 per jaar). Er geldt voor deze objecten dus geen wettelijke saneringswaarde. Voor nieuwe situaties is het onderscheid ook van belang. De toelaatbaarheid van een (geprojecteerd) kwetsbaar object of van een risicobron nabij een kwetsbaar object wordt getoetst aan een grenswaarde (10-6 per jaar). Voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten geldt echter een richtwaarde.
15
Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is gebaseerd op een aantal overwegingen die zijn ontleend aan maatschappelijke opvattingen over groepen mensen in de samenleving die in het bijzonder moeten worden beschermd. Dit zijn bijvoorbeeld objecten waar mensen doorgaans dag en nacht verblijven (woningen) en objecten waar grotere groepen mensen verblijven. Een extra onderscheid wordt gemaakt voor objecten waar mensen verblijven die als gevolg van hun fysieke of psychische gesteldheid extra bescherming verdienen (kinderen, ouderen, zieken psychisch kwetsbare personen). Dit is de groep zogenaamd verminderd zelfredzame personen. Naast de genoemde maatschappelijke opvattingen is het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gebaseerd op het aantal en verblijftijd van groepen mensen en op de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden. Een aantal bijzondere kwetsbare objecten is op de signaleringskaart aangegeven (zie 2.3.7 en bijlage 3).
2.3.7
Toelichting signaleringskaart
Risicobronnen hebben een wisselwerking met hun omgeving. Om de risico’s in een ruimtelijke context te plaatsen is een digitale signaleringskaart ontwikkeld. Hierop zijn alle risicovolle situaties opgenomen. De kaart die betrekking heeft op het gehele grondgebied van de gemeente Waalwijk is weergegeven in bijlage 3. Op de kaart zijn de volgende risicobronnen en risico-ontvangers opgenomen: Stationaire bronnen met PR-contour Een aantal bijzondere kwetsbare objecten: ziekenhuizen, scholen, tehuizen, publieksgebouwen, kantoren, hotels en andere objecten. Objecten met verminderd zelfredzame personen zijn herkenbaar gemarkeerd. Transportassen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd kunnen worden Buisleidingen Hierbij wordt opgemerkt dat de kaart een indicatieve momentopname betreft (situatie december 2007). In de praktijk zijn de gegevens op de kaart aan veranderingen onderhevig waardoor het noodzakelijk blijft om bij gebruik van de kaart te controleren of de gegevens nog actueel zijn. Het is de taak van de gemeente om de kaart actueel te houden. Daarbij wordt een koppeling gelegd tussen de gemeentelijke signaleringskaart en de risicokaart van de provincie Noord-Brabant. De wijze waarop de gemeente deze gegevens beheert, zal worden vastgelegd in het beheerprotocol RIS.
2.4
Bestaande organisatie externe veiligheid
Bij de uitvoering van regelgeving en beleid op het gebied van externe veiligheid zijn meerdere partijen (disciplines) betrokken. Een effectieve afstemming en communicatie tussen deze partijen is een voorwaarde voor het voorkomen en beheersen van risico’s. Het vastleggen van procedures en het beheersen van informatiestromen staat hierbij centraal. Binnen de gemeente Waalwijk wordt het programma ‘digitaliseren’ uitgevoerd. Doel van het programma is de verbetering van interne en externe dienstverlening door het op digitale wijze ontsluiten en beschikbaar stellen van documenten, producten en diensten voor interne en externe processen. De digitale ontsluiting van informatiestromen en de procesmatige benadering van de gemeentelijke taken zal bijdragen aan de afstemming tussen disciplines die een rol spelen bij externe veiligheid. Een aantal processen is inmiddels vastgelegd, waaronder Bouw- en milieuvergunningen. De werkzaamheden met betrekking tot externe veiligheid zijn hierin geborgd. Een proces voor Ruimtelijke ordening is nog niet vastgelegd. Met betrekking tot ruimtelijke ordening en externe veiligheid volgt de gemeente hetgeen in de wetgeving en in de handreiking van de regionale brandweer is vastgelegd.
16
De gemeentelijke externe veiligheidstaken zijn expliciet benoemd en vastgelegd in de gemeentelijke begroting. In het afdelingsplan van de afdeling MBZ zijn deze taken gekoppeld aan verantwoordelijke medewerkers. Bij de afdeling ROV zijn de EV-taken niet expliciet benoemd in het afdelingsplan. In de plannen van het gemeentebestuur en de brandweer wordt wel aandacht geschonken aan rampenbestrijding maar nauwelijks aan de andere schakels uit de veiligheidsketen. De gemeente Waalwijk heeft een coördinator externe veiligheid/RIS-coördinator aangewezen voor de periode tot 2010. Deze taak is toebedeeld aan een senior beleidsmedewerker bij de afdeling MBW. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van deze medewerker zijn vastgelegd conform het provinciaal voorstel hieromtrent. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan het RIS-beheer is informeel geregeld. De RIS-coördinator heeft hierover afspraken gemaakt met vergunningverleners (milieu en bouw) en handhavers en met de brandweer.
2.5
De algemene ruimtelijke ambities van de gemeente
2.5.1
Inleiding
De gemeente Waalwijk heeft in de huidige situatie een aantal ruimtelijke ambities. Deze ambities zijn richtinggevend en kaderstellend voor de in 2008 op te stellen gemeentelijke structuurvisie. In deze paragraaf worden de belangrijkste ruimtelijke ambities van de gemeente beknopt weergegeven. Vervolgens worden deze gerelateerd aan externe veiligheid waardoor uitgangspunten ontstaan voor het toekomstig ruimtelijk beleid.
2.5.2
Ruimtelijke strategie
Gemeentelijke doelstelling ruimtelijke ontwikkeling Het realiseren van een goede verdeling en verhouding tussen de ruimten voor natuur, agrarische sector, wonen, werken, welzijn en infrastructuur is de primaire doelstelling van de ruimtelijke ontwikkeling van Waalwijk. Behoud en verbetering van de kwaliteit en de complementaire waarde van de verschillende gebieden ten opzichte van elkaar zijn uitgangspunt. Stedelijke ontwikkeling De plannen op het gebied van stedelijke ontwikkeling bestaan uit het vormgeven van het stedelijk gebied van Waalwijk-Sprang en Kaatsheuvel als één stedelijk geheel. Binnen het stedelijk gebied van Waalwijk-Sprang en Kaatsheuvel zijn nog aanzienlijke mogelijkheden voor intensivering van het bestaand stedelijk gebied. Voor woningbouw betreft dat in het bijzonder het centrum van Waalwijk en het winkelcentrum De Els te Waalwijk. De uitbreidingslocatie voor wonen Landgoed Driessen kan ruimtelijk gezien worden voltooid. Het plan versterkt de ruimtelijke structuur van dit deel van het stedelijk gebied. In de fasering wordt de derde fase in de periode 2015-2020 ontwikkeld. Andere woningbouwlocaties die worden ontwikkeld zijn Waesgeerd West en Waspik Boven. Centraal in het stedelijk gebied is de open ruimte ten zuiden van Sprang en ten noorden van Kaatsheuvel gelegen. Dit gebied is aangewezen als een zogenaamd transformatiegebied op grond van het uitwerkingsplan Waalboss. Dit houdt in dat in het gebied tussen Sprang en Kaatsheuvel in de toekomst (tot 2015) getransformeerd kan worden van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien). Ontwikkeling bedrijvigheid Waalwijk benut de gunstige geografische ligging, evenals haar perspectiefvolle kwaliteiten (bedrijventerreinen, divers samengesteld bedrijfsleven, goed opgeleide beroepsbevolking, uitstekend woon- , werk- en leefklimaat) om zich verder te ontwikkelen tot een aanspre-
17
kende middelgrote regio tussen belangrijke stadsregio’s. Waalwijk streeft ernaar om haar positie op sociaal en economisch gebied, als aantrekkelijke industriële regio, zelfstandig te handhaven en verder uit te bouwen. Gemeente Waalwijk bereidt, in overleg met de Waalwijkse bedrijven, op korte termijn een beleidsvisie Bedrijventerreinen voor. In deze beleidsvisie worden de plannen en ambities van de gemeente voor deze terreinen voor de komende jaren uiteengezet. Bij het industriegebied Haven streeft de gemeente hierbij naar meervoudig en zuinig ruimtegebruik en schaalvergroting. Hierdoor worden de bedrijven economisch meer rendabel wat bijdraagt aan de werkgelegenheid. Dit leidt tevens tot een grotere diversiteit aan banen, zowel wat betreft opleidingsniveau als type werkzaamheden. Door de goede infrastructuur kan zich rondom het havengebied op het industrieterrein een regionaal opererend logistiek centrum ontwikkelen. Verder voorziet de gemeente een uitbreiding van het industriegebied Haven in oostelijke richting, waar een leisuregebied ontwikkeld kan worden (Haven VIII). Ontwikkeling landelijk gebied Tijdens het opstellen van deze beleidsnotitie wordt in de gemeente Waalwijk een bestemmingsplan ‘Buitengebied’ voorbereid. In dit bestemmingsplan, dat een conserverend karakter heeft, is vastgelegd dat wonen zoveel mogelijk in de woonwijken geconcentreerd moet worden. Nieuwe (burger)woningen in het buitengebied zijn daarom niet toegestaan. Ook is recreatie als nevengeschikte activiteit in het buitengebied mogelijk, aangezien dat een belangrijke bijdrage kan leveren aan de leefbaarheid van het landelijk gebied en de verbreding van de landbouw. Het hele buitengebied van Waalwijk is in principe geschikt voor extensieve recreatieve doeleinden. Uitzondering hierop vormt het recreatiepark ‘De Spranckelaer’, waar zowel mogelijkheden zijn voor dagrecreatie als verblijfsrecreatie. In principe is permanent wonen hier niet toegestaan. Wel is, onder een aantal voorwaarden, een persoonsgebonden gedoogbeschikking van kracht.
18
3.
Visie op externe veiligheid
3.1
Ambitie gemeente Waalwijk
Het bieden van een veilige leefomgeving voor de burgers is één van de kerntaken van de overheid. Ook de gemeente Waalwijk draagt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de omgang met externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid op een weloverwogen en heldere wijze in te vullen heeft de gemeente Waalwijk een visie ontwikkeld op externe veiligheid binnen de gemeentegrenzen. Deze visie wordt begrensd door wettelijke kaders. De gemeentelijke beleidsvrijheid is beschreven in paragraaf 1.1.2.
De gemeente Waalwijk wil zorgen voor een blijvend maatschappelijk aanvaardbare risicosituatie voor burgers in relatie tot activiteiten met gevaarlijke stoffen in de omgeving. De acceptatie van risico’s wordt gestuurd door: - de ambitie om een veilige woonomgeving te creëren voor de inwoners; - de ambitie om vanuit een economisch en sociaal perspectief bedrijven voldoende kansen te bieden om zich in Waalwijk te vestigen, een gezonde bedrijfsvoering te ontwikkelen en werkgelegenheid te creëren.
In dit hoofdstuk worden beleidskeuzes vastgelegd die deze ambitie mogelijk moeten maken.
3.2
Een indeling in gebiedstypen
Om zowel ruimte te bieden voor de ontwikkeling van bedrijvigheid, de ruimtelijke ontwikkeling van de woonkernen én er voor te zorgen dat de veiligheidsrisico’s beperkt en beheersbaar blijven is het wenselijk om sturing te geven aan de situering van bedrijven met een risicocontour en aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen risicocontouren. Om die reden worden in de gemeente Waalwijk de volgende gebiedstypen onderscheiden: 1. 2. 3. 4.
Woonwijken Buitengebied Bedrijventerreinen Gemengde gebieden
Met deze indeling in gebiedstypen wordt deels aangesloten bij de indeling zoals die in de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van 16 april 2007 wordt gehanteerd. Ook sluit deze grotendeels aan bij de gebiedsindeling zoals deze geldt binnen de gemeente voor de bestemmingsplannen. In bijlage 2 is de gebiedsindeling op een kaart weergegeven. De vier gebiedstypen worden als volgt omschreven: Woonwijken De woonwijken in Waalwijk zijn voor het grootste deel duidelijk afgebakende eenheden met de woonfunctie als hoofdfunctie, die weinig dynamiek kennen. Het gaat daarbij om woonwijken in de kernen Sprang-Capelle (Nieuwe Vaart, Sprang, Vrijhoeve), Waalwijk en Waspik (Waspik Beneden, Waspik Boven en Waesgeerd West). Binnen Waalwijk worden ook het zuidelijk deel van Landgoed Driessen (ten zuiden van het Halvezolenpad) en het Hoefsvengebied meegerekend tot het gebiedstype woonwijken. Verder wordt lintbebouwing niet tot de woonwijken gerekend, maar tot ‘gemengd gebied’.
19
Buitengebied Dit gebiedstype is vergelijkbaar met het gebiedstype ‘woonwijken’, met betrekking tot de acceptatie van risico’s. Het gaat hierbij om het buitengebied, inclusief stilte- of natuurgebieden, agrarisch gebied en gebieden voor (verblijfs)recreatie (zoals de Spranckelaer en de jachthavens). Het bestemmingsplangebied Glasnat wordt in dit kader ook tot het buitengebied gerekend. Ook de wegen A59 en N261 vallen onder het buitengebied. Bedrijventerreinen Een bedrijventerrein is een gebied waar middelgrote en grote bedrijven voorkomen. Bij dit gebiedstype wordt de volgende onderverdeling gehanteerd: Bedrijventerrein Haven, inclusief Haven Zeven. Overige bedrijventerreinen: Zanddonk, Cartografenweg, Haven-Knoop, MaasoeverScharlo, Berkhaag, Laageinde, Eerste Zeine en Nederveenweg. Gemengde gebieden Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid wordt in Waalwijk als gemengd gebied beschouwd. Voorbeelden van gemengde gebieden zijn verder de Taxandriastrook en het centrumgebied van Waalwijk.
3.3
Ambitie per gebiedstype
3.3.1
Wettelijk kader plaatsgebonden risico
Voor het PR geldt het volgende wettelijk kader: Geen kwetsbare objecten binnen de PR=10-6–contour van een Bevi-bedrijf (saneringsverplichting vóór 2010) of transportader Geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR=10-6–contour van een Bevi-bedrijf of transportader tenzij er gewichtige redenen3 zijn om van de richtwaarde af te wijken. Voorwaarden waaronder van de richtwaarde mag worden afgeweken kunnen door de gemeente in de voorschriften van het bestemmingsplan worden opgenomen. (Zie bijlage 7 voor een toelichting op de punten die een rol kunnen spelen bij de afweging om al dan niet af te wijken van de richtwaarde).
3.3.2
Wettelijk kader groepsrisico
Voor het groepsrisico geldt het volgende wettelijke kader: Voor het GR gelden geen wettelijke normen maar een oriëntatiewaarde. Bij besluiten waarbij (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen of transportroutes zal er een verantwoording van het groepsrisico moeten plaatsvinden. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten: Alvorens de procedure voor het opstellen of wijzigen van een bestemmingsplan of milieuvergunning verder te doorlopen stelt de gemeente de regionale brandweer in de gelegenheid te adviseren over het groepsrisico en de aspecten zelfredzaamheid, de mogelijkheden tot hulpverlening en de beheersbaarheid van calamiteiten. Bij een toename van het GR en/of overschrijding van de oriëntatiewaarde zal de gemeente de gemaakte keuzes verantwoorden en vastleggen in het bestemmingsplan of de milieuvergunning. Hierbij moeten de aspecten benoemd in artikel 12 en 13 van het Bevi aan de orde komen.
3 In het Bevi wordt geen nadere invulling gegeven aan het begrip gewichtige redenen. Afwijking van de richtwaarde is primair de verantwoordelijkheid van het lokale bevoegd gezag.
20
3.3.3
Begrip ‘zwaarwegende belangen’
In deze beleidsvisie wordt in relatie tot de gemeentelijke beleidsvrijheid het begrip ‘zwaarwegende belangen’ geïntroduceerd. Dit begrip heeft geen wettelijke status. Het begrip geeft de gemeente ruimte om in een aantal hierna te benoemen situaties een afweging te maken tussen de beheersing van risico’s enerzijds en andere gemeentelijke belangen anderzijds. De uitwerking van het begrip ‘zwaarwegende belangen’ en de afweging tegen risico’s vindt per geval plaats bij besluiten over bestemmingsplannen of milieuvergunningen. Zwaarwegende belangen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op werkgelegenheid, economische ontwikkeling, de regionale functie van de gemeente, duurzaamheid, verkeerscirculatie en maatschappelijke acceptatie. Indien het begrip ‘zwaarwegende belangen’ wordt ingezet om een bepaald risico te accepteren geldt het uitgangspunt dat hieraan te allen tijde een gedegen onderbouwing ten grondslag dient te liggen. Daarbij dienen in ieder geval de volgende aspecten in beeld te worden gebracht: Een omschrijving van het zwaarwegende belang, zo mogelijk ook kwantitatief. Mogelijke maatregelen om het risico zoveel mogelijk te beperken. Dit kan zowel door kans- als door effectverkleinende maatregelen. Deze maatregelen kunnen zowel aan de bronzijde als bij de ontvanger worden getroffen. Mogelijke alternatieve oplossingen en hun kosten. Bijvoorbeeld verplaatsing van de risicovolle inrichting. Mogelijke maatregelen om zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te bevorderen. Hierbij kan de brandweer adviseren.
3.3.4
Ambitie woonwijken
Plaatsgebonden risico In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype woonwijken het volgende ambitieniveau voor het plaatsgebonden risico. -
Bestaande BEVI bedrijven : Nieuwe BEVI bedrijven : Bestaande overige risicovolle bedrijven:
-
Nieuwe overige risicovolle bedrijven Bestaande kwetsbare objecten
: :
-
Nieuwe kwetsbare objecten
:
-
Bestaande beperkt kwetsbare objecten:
-
Nieuwe beperkt kwetsbare objecten
:
niet van toepassing. niet toestaan. 1 zwembad toestaan; geen groei PR=10-6–contour toestaan. Verder niet van toepassing. niet toestaan. niet van toepassing binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour. niet van toepassing binnen PR=10-6–contour. niet toestaan binnen PR=10-6–contour
Groepsrisico en invloedsgebied Omdat het groepsrisico mede bepaald wordt door het aantal mensen dat zich in de nabijheid van de bron bevinden, is het belangrijk om te beseffen dat een toename van de personendichtheid zal leiden tot een toename van het groepsrisico. In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype woonwijken het volgende ambitieniveau voor het groepsrisico.
21
-
Overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR wordt niet geaccepteerd Er wordt naar gestreefd dat zich binnen het invloedsgebied geen nieuwe kwetsbare objecten bevinden met verminderd zelfredzame personen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie.
Consequenties In woonwijken verblijft een groot aantal mensen op een relatief beperkt oppervlak. Om de burgers een zo veilig mogelijke woonomgeving te bieden worden in dit gebiedstype geen bedrijven toegelaten die een veiligheidsrisico veroorzaken. Dit geldt zowel voor bevi bedrijven als voor overige risicovolle inrichtingen. Er bevinden zich geen bestaande bevi bedrijven binnen woonwijken. Wel bevindt zich een zwembad (overige risicovolle inrichtingen) in een woonwijk (het oude Olympiabad en het nieuwe zwembad bij het LIDO). Binnen de PR=10-6–contour van het zwembad bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. De aanwezigheid van het zwembad op de huidige en geplande locatie wordt door de gemeente Waalwijk als een acceptabel risico beschouwd om de volgende redenen: • het grote maatschappelijke belang om zwembaden in de nabijheid van de woonfunctie te situeren, • het relatief lage risico, • de relatief geringe bebouwingsdichtheid nabij de zwembaden. Voor zover bekend vindt er binnen woonwijken geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico plaats. Overschrijdingen zullen ook in de toekomst niet worden toegestaan. De gemeente streeft er naar om geen nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen toe te laten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd redzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie. De provincie is bevoegd gezag voor een aantal BEVI bedrijven. Stahl Europe BV heeft een 10-6 contour van ruim 800 meter. Hiermee reikt deze over het centrum van Waalwijk. De ontwikkelingsmogelijkheden zijn hiermee beperkt. Met de provincie en Stahl zijn afspraken gemaakt om deze contour via het milieuvergunningspoor te verkleinen tot boven de A59. De gemeente heeft een voorbereidingsbesluit genomen. Door middel van het aanpassen van het bestemmingsplan wordt voorkomen dat kwetsbare objecten binnen de nieuwe beoogde contour van Stahl Europe BV én binnen veiligheidscontouren van andere bedrijven, zoals het Regionaal Overslag Centrum kunnen worden gebouwd. Gezamenlijk met de gemeente en Stahl Europe B.V. zal de provincie de sanering regelen. Op de signaleringskaart staat zowel de bestaande contour als de beoogde veiligheidscontour. De laatste is gestreept weergegeven. De beoogde contour is als uitgangspunt genomen voor deze beleidsvisie.
3.3.5
Ambitie buitengebied
Plaatsgebonden risico In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype buitengebied het volgende ambitieniveau voor het plaatsgebonden risico. -
Bestaande BEVI bedrijven
:
-
Nieuwe BEVI bedrijven
:
3 LPG-tankstations en 1 propaantank toestaan; geen groei PR=10-6–contour toestaan. Verder niet van toepassing. niet toestaan, tenzij zwaarwegende belangen.
22
-
Bestaande overige risicovolle bedrijven:
-
Nieuwe overige risicovolle bedrijven
:
-
Bestaande kwetsbare objecten
:
-
Nieuwe kwetsbare objecten
:
-
Bestaande beperkt kwetsbare objecten:
-
Nieuwe beperkt kwetsbare objecten
:
propaantanks, gasdrukmeet- en regelstations en windmolens toestaan; geen groei PR=10-6–contour toestaan. Verder niet van toepassing. niet toestaan, tenzij zwaarwegende belangen. niet van toepassing binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour. niet van toepassing binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour, tenzij gewichtige redenen.
Groepsrisico en invloedsgebied In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype buitengebied het volgende ambitieniveau voor het groepsrisico. -
Overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR wordt niet geaccepteerd Er wordt naar gestreefd dat zich binnen het invloedsgebied geen nieuwe kwetsbare objecten bevinden met verminderd zelfredzame personen. In de bestaande situatie bevinden zich geen objecten met verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied.
Consequenties Met name vanwege de recreatieve functie van dit gebied gelden hier in principe dezelfde uitgangspunten als voor een woonwijk. Een uitzondering hierop wordt gevormd door het beleid voor vestiging van nieuwe Bevi-bedrijven en nieuwe overige risicovolle bedrijven. Deze bedrijven worden in het buitengebied niet toegestaan tenzij er zwaarwegende belangen zijn. Deze zwaarwegende belangen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op noodzaak van deze bedrijven voor bepaalde recreatieve of agrarische functies. Algemeen uitgangspunt is echter dat risicovolle bedrijven op bedrijventerrein Haven gevestigd worden. Bestaande bevi bedrijven en overige risicovolle bedrijven worden in het buitengebied toegestaan onder voorwaarde dat de huidige PR=10-6–contour niet verder groeit. Tevens geldt hierbij uiteraard de (wettelijke) voorwaarde dat zich binnen de PR=10-6–contour van deze inrichtingen geen (beperkt) kwetsbare objecten bevinden. De bestaande bevi bedrijven zijn 2 LPG-tankstations langs de A59, 1 LPG-tankstation langs de N261 en de propaantanks bij van Beurden en bij het recreatiepark ‘De Spranckelaer’. De bestaande overige risicovolle inrichtingen zijn 13 propaantanks en 1 gasdrukmeet- en regelstation (Gansoyensesteeg). Tevens betreft het 5 windmolens die niet tot de categorie overige risicovolle bedrijven behoren maar wel als zodanig behandeld worden (zie 2.3.5). Alle genoemde inrichtingen worden toegestaan vanwege het grote maatschappelijke belang en/of door het ontbreken van economisch haalbare alternatieven. De gemeente streeft er naar om geen nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen toe te laten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. Bij het bepalen van het ambitieniveau voor dit gebiedstype is uitgegaan van de nieuwe contouren van de LPG-tankstations.
23
3.3.6
Ambitie bedrijventerrein Haven
Plaatsgebonden risico In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype bedrijventerrein Haven het volgende ambitieniveau voor het plaatsgebonden risico. -
Bestaande BEVI bedrijven
:
-
Nieuwe BEVI bedrijven
:
-
Bestaande overige risicovolle bedrijven:
-
Nieuwe overige risicovolle bedrijven
:
-
Bestaande kwetsbare objecten
:
-
Nieuwe kwetsbare objecten
:
-
Bestaande beperkt kwetsbare objecten: Nieuwe beperkt kwetsbare objecten :
toestaan; geen groei PR=10-6–contour, tenzij zwaarwegende belangen. niet toestaan, tenzij zwaarwegende belangen. toestaan; geen groei PR=10-6–contour, tenzij zwaarwegende belangen. toestaan, mits zwaarwegende belangen. niet van toepassing binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour. toestaan binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour, tenzij gewichtige redenen.
Groepsrisico en invloedsgebied In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype bedrijventerrein Haven het volgende ambitieniveau voor het groepsrisico. -
-
Er wordt naar gestreefd om het invloedsgebied over woonwijken te verkleinen. De oriëntatiewaarde van het GR is richtinggevend. De gemeente kan hier gemotiveerd van afwijken. Indien noodzakelijk voor het in stand houden van de industriële activiteiten zal de gemeente Waalwijk een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR toestaan, mits daarvoor zwaarwegende belangen bestaan. Er wordt naar gestreefd dat zich binnen het invloedsgebied geen nieuwe kwetsbare objecten bevinden met verminderd zelfredzame personen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie.
Consequenties Op het bedrijventerrein Haven zijn diverse bedrijven gevestigd die werken met gevaarlijke stoffen en daardoor een ruimtebeslag op de omgeving veroorzaken. (zie paragraaf 2.2.2). De gemeente Waalwijk bereidt op dit moment een bestemmingsplan voor (Bedrijventerreinen en BEVI) waarin deze problematiek ruimtelijk wordt geregeld. Voor de bestaande risicovolle bedrijven moet er binnen de gemeentegrenzen plaats blijven. De bedrijventerreinen Haven en Haven Zeven zijn daarvoor de meest geschikte locaties. Daarbij geldt als randvoorwaarde dat het plaatsgebonden risico van deze bedrijven niet mag toenemen tenzij er zwaarwegende belangen zijn om groei toe te staan. De gemeente streeft er naar om Bevi-bedrijven en andere risicovolle inrichtingen zoveel mogelijk te clusteren op bedrijventerrein Haven. Nieuwe Bevi-bedrijven worden in de gemeente Waalwijk niet toegelaten tenzij er zwaarwegende belangen zijn om ze wel toe te laten. Is er sprake van zwaarwegende belangen dan
24
kunnen deze bedrijven uitsluitend gevestigd worden op bedrijventerrein Haven en Haven Zeven. In het bestemmingsplan Bedrijventerreinen en BEVI worden de voorwaarden, waaronder nieuwvestiging van deze bedrijven mogelijk wordt gemaakt, nader omschreven. Hierbij worden de volgende principes in ieder geval meegenomen: − − − − −
Op basis van de signaleringskaart zal inzichtelijk worden gemaakt welke risicovolle bedrijven en welke kwetsbare objecten er zijn binnen Haven en Haven Zeven. Op basis hiervan worden nieuwe risicovolle bedrijven, waarvan de PR=10-6–contour over een bestaand kwetsbaar object ligt, niet toegestaan. Voor alle bestaande kwetsbare objecten op het industrieterrein wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, dat wanneer zij vertrekken de bestemming zodanig kan worden gewijzigd, dat er zich geen nieuwe kwetsbare objecten kunnen vestigen. Verder worden nieuwe kwetsbare objecten binnen PR=10-6–contour van risicovolle bedrijven niet toegestaan (conform de landelijke regelgeving). Tenslotte wordt voor de nieuw vestiging van risicovolle bedrijven een locatie gezocht die zich zover mogelijk in het noorden van het bedrijventerrein bevindt (en dus ook zo ver mogelijk van de bebouwde kom van Waalwijk).
In het uitvoeringsprogramma bij deze beleidsvisie wordt als actie opgenomen dat onderzoek zal worden uitgevoerd naar situatie waar bestaande PR=10-6–contouren een belemmering vormen voor nieuwe ontwikkelingen. De gemeente streeft er naar om geen nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen toe te laten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd redzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie. Dit is het geval bij het kinderdagverblijf bij de firma Mandemakers.
3.3.7
Ambitie overige bedrijventerreinen
Plaatsgebonden risico In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype overige bedrijventerreinen het volgende ambitieniveau voor het plaatsgebonden risico. -
Bestaande BEVI bedrijven
:
-
Nieuwe BEVI bedrijven : Bestaande overige risicovolle bedrijven:
-
Nieuwe overige risicovolle bedrijven
:
-
Bestaande kwetsbare objecten
:
-
Nieuwe kwetsbare objecten
:
-
Bestaande beperkt kwetsbare objecten: Nieuwe beperkt kwetsbare objecten :
toestaan; geen groei PR=10-6–contour, tenzij zwaarwegende belangen. niet toestaan. toestaan; geen groei PR=10-6–contour, tenzij zwaarwegende belangen. niet toestaan, tenzij zwaarwegende belangen. niet van toepassing binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour. toestaan binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour, tenzij gewichtige redenen.
25
Groepsrisico en invloedsgebied In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype overige bedrijventerreinen het volgende ambitieniveau voor het groepsrisico. -
-
Er wordt naar gestreefd om het invloedsgebied over woonwijken te verkleinen. De oriëntatiewaarde van het GR is richtinggevend. De gemeente kan hier gemotiveerd van afwijken. Indien noodzakelijk voor het in stand houden van de industriële activiteiten zal de gemeente Waalwijk een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR toestaan, mits daarvoor zwaarwegende belangen bestaan. Er wordt naar gestreefd dat zich binnen het invloedsgebied geen nieuwe kwetsbare objecten bevinden met verminderd zelfredzame personen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie.
Consequenties Het ambitieniveau voor ‘overige bedrijventerreinen’ (3.3.6) wijkt op één punt af van de ambitie voor bedrijventerrein Haven: Nieuwe Bevi-bedrijven worden onder geen enkele voorwaarde toegestaan op overige bedrijventerreinen. Indien er zwaarwegende belangen zijn om nieuwe Bevi bedrijven binnen de gemeentegrenzen te vestigen, kunnen deze terecht op bedrijventerrein Haven en Haven 7. Nieuwe overige risicovolle bedrijven worden niet toegestaan tenzij er zwaarwegende belangen zijn. Deze bedrijven worden toegestaan op de bedrijventerrein Haven en Haven 7. (Zie ook 3.3.6). De gemeente streeft er naar om geen nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen toe te laten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd redzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie. Voor toekomstige bedrijventerreinen gelden dezelfde uitgangspunten als voor bestaande terreinen.
3.3.8
Ambitie gemengd gebied
In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype gemengd gebied het volgende ambitieniveau voor het plaatsgebonden risico. -
Bestaande BEVI bedrijven
:
-
Nieuwe BEVI bedrijven : Bestaande overige risicovolle bedrijven:
-
Nieuwe overige risicovolle bedrijven Bestaande kwetsbare objecten
: :
-
Nieuwe kwetsbare objecten
:
-
Bestaande beperkt kwetsbare objecten: Nieuwe beperkt kwetsbare objecten :
3 LPG-tankstations toestaan; geen groei PR=10-6–contour toestaan. Verder niet van toepassing. niet toestaan. 1 zwembad en 1 gasdrukmeet- en regelstation toestaan; geen groei PR=10-6–contour toestaan. Verder niet van toepassing. niet toestaan. niet van toepassing binnen PR=10-6–contour. wettelijk niet toegestaan binnen PR=10-6–contour. toestaan binnen PR=10-6–contour. niet toestaan binnen PR=10-6–contour.
26
Groepsrisico en invloedsgebied In aanvulling op de wettelijke eisen hanteert de gemeente voor het gebiedstype gemengd gebied het volgende ambitieniveau voor het groepsrisico. -
-
De oriëntatiewaarde van het GR is richtinggevend. De gemeente kan hier gemotiveerd van afwijken. Indien noodzakelijk voor de ontwikkeling van de gemeente zal Waalwijk een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR toestaan, mits daarvoor zwaarwegende redenen bestaan. Er wordt naar gestreefd dat zich binnen het invloedsgebied geen nieuwe kwetsbare objecten bevinden met verminderd zelfredzame personen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie.
Consequenties Het ambitieniveau voor gemengd gebied komt grotendeels overeen met de ambitie voor een woonwijk. In tegenstelling tot in woonwijken zijn in gemengd gebied wel bevi bedrijven gevestigd. Dit betreft 3 LPG-tankstations. Vanwege de saneringskosten worden deze bestaande bedrijven op huidige locatie toegestaan onder voorwaarde dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt. In overleg met de bedrijven zal bekeken worden welke maatregelen mogelijk zijn om het bestaande plaatsgebonden risico te verkleinen. Naast deze bevi bedrijven bevinden zich nog 2 overige risicovolle bedrijven in gemengd gebied. Dit zijn zwembad Zidewinde en een gasdruk meet- en regelstation aan het Unnaplein. Vanwege het grote maatschappelijke belang en het geringe risico worden deze bedrijven ook toegestaan onder voorwaarde dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt. De gemeente streeft er naar om geen nieuwe kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen toe te laten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd redzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie. Bij het bepalen van het ambitieniveau voor dit gebiedstype is uitgegaan van de nieuwe contouren van de LPG-tankstations.
3.3.9
Verminderd zelfredzame personen binnen invloedsgebied
Voor alle gebiedstypen geldt dat er naar gestreefd wordt dat zich binnen het invloedsgebied geen nieuwe kwetsbare objecten bevinden met verminderd zelfredzame personen. In de bestaande situatie wordt bij objecten met verminderd zelfredzame personen binnen het invloedsgebied extra aandacht besteed aan risicocommunicatie. Momenteel zijn er drie dergelijke objecten die binnen de invloedssfeer van buisleidingen is gelegen. Te weten: De Krullevaer, de Theresiaschool en Vlinderhof (tijdelijk). De definitieve huisvesting van de Vlinderhof is buiten de invloedssfeer van de buisleiding gelegen. Waar nodig zullen aanvullende risicoberekeningen worden uitgevoerd en mogelijke maatregelen worden geïnventariseerd. Indien in voorkomende gevallen na onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van objecten met verminderde redzame personen onvermijdelijk is, dan zal de gemeente de brandweer om advies vragen met betrekking tot mogelijk te nemen maatregelen ter verbetering van de veiligheid en zelfredzaamheid. Hierbij gaat het om: Zelfredzaamheid. Daarbij gaat het om vluchtmogelijkheden in relatie tot de mate waarin de aanwezigen zelfredzaam zijn. Hulpverlening. Hierbij spelen onder meer de Bedrijfshulpverleningsorganisaties, de opkomsttijd, bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen een rol. Bouwkundige of organisatorische maatregelen. Hierbij kan gedacht worden aan de vermindering van de hoeveelheid glas aan de zijde van de risicobron en aan effectieve risicocommunicatie naar de gebruikers van het gebouw.
27
In bijlage 8 wordt nader ingegaan op mogelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid op gebouwniveau en maatregelen ter bevordering van zelfredzaamheid.
3.3.10 Omgang met cumulatie van risico’s Hoewel cumulatie moet worden betrokken bij externe veiligheid, is de kennis en het landelijk beleid inzake de omgang met cumulatie bij externe veiligheid nog in ontwikkeling. De gemeente zal de ontwikkelingen hieromtrent volgen en zal afhankelijk hiervan zonodig aanvullend beleid ontwikkelen. Vooralsnog hanteert de gemeente de algemene uitgangspunten zoals verwoord in hoofdstuk 15 van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico van het ministerie van VROM. De Handreiking zegt hierover onder meer het volgende. Er is sprake van cumulatie als een (beperkt) kwetsbaar object is gelegen binnen de invloedssfeer van twee of meer risicobronnen. Plaatsgebonden risico Artikel 14 van het Besluit biedt de mogelijkheid om rondom een aantal risicobronnen een veiligheidscontour vast te leggen. Met deze contour kan rekening worden gehouden met in de toekomstig benodigde risicoruimte. Het toetsen van risicobronnen aan de veiligheidscontour dient per inrichting te geschieden. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het eindrapport van project IPO 10 in het kader van Programmafinanciering. Het rapport is te downloaden via www.bouwenaanbrabantveiliger.nl Groepsrisico Indien het groepsrisico van meer bedrijven gezamenlijk wordt beoordeeld, kan een uitspraak worden gedaan over de cumulatie. Hierbij dient wel gerealiseerd te worden dat: • het aantal mogelijke ongevalscenario’s toeneemt, • de afstanden tot blootgestelde personendichtheden kunnen veranderen ten opzichte van de individuele toetsing. • de oriëntatiewaarde niet bedoeld is voor een dergelijke toetsing. Er ontstaat dus een geheel nieuwe fN-curve. De wijze waarop deze curve beoordeeld moet worden is een keuze die door het lokale bestuur ‘verantwoord’ moet worden. Zowel voor het plaatsgebonden risico als voor het groepsrisico geldt dat een cumulatieberekening vaak in een belangrijke mate het effect van de dominante bron(nen) weergeeft, en bronnen met een relatief beperkte inbreng (deels) camoufleert. Bewaakt dient te worden dat deze camouflage leidt tot het achterwege blijven van maatregelen. Dit is helemaal relevant als ‘gecamoufleerde’ bedrijven aanzet kunnen geven tot een domino-effect. Cumulatie risico stationaire inrichtingen en vervoersinrichtingen Een rekenkundige cumulatie van stationaire inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen is niet mogelijk. Dit is onder meer te herleiden tot de definiëring van de normen. Het groepsrisico is per inrichting gedefinieerd, het transportrisico per kilometer vervoerssysteem. Beoordeeld van de oriëntatiewaarde ligt deze voor transport een factor 10 hoger. Omgang met cumulatie Het gegeven dat er sprake van cumulatie is, betekent extra nadruk op de verantwoordingsplicht. Zowel de positieve als negatieve aspecten moeten worden beschouwd. Bijvoorbeeld: • • • •
bij de keuze van een locatie voor gevoelige objecten binnen het invloedsgebied van meer bedrijven betekent dit dat deze objecten aan extra risico blootstaan waardoor het streven om maximale veiligheid te bieden bemoeilijkt wordt, het situeren van meervoudige risicovolle bedrijven in elkaars directe omgeving leidt tot minder gebruik van risicoruimte. Hierdoor blijven risicovrije locaties behouden, indien er bij meervoudige risicobronnen kans op domino-effecten bestaat, moet de beschikbare capaciteit van hulpdiensten hierop worden getoetst, indien meervoudige risicobronnen in elkaars nabijheid zijn gelegen zijn veiligheidsvoorzieningen in de omgeving relatief goedkoper te realiseren.
28
29
4.
Aanpak
4.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk zijn de gemeentelijke ambities beschreven en hun consequenties op hoofdlijnen. De ambities kunnen alleen worden gerealiseerd door het nemen van de juiste maatregelen en door de inzet van het juiste instrumentarium. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke instrumenten de gemeente Waalwijk wil inzetten en welke maatregelen zij wil nemen. Op basis van de in dit hoofdstuk beschreven aanpak is een uitvoeringsprogramma opgesteld waarin concrete acties zijn opgenomen met een planning en een capaciteitsraming. De beschreven aanpak is gericht op het realiseren van de ambities door: 1.
Het opheffen van onacceptabele risicoknelpunten. Bestaande risicovolle activiteiten worden getoetst aan de wettelijke normen en aan de eigen ambities (hoofdstuk 3) waarna instrumenten worden ingezet om onacceptabele risicosituaties op te lossen. Afhankelijk van de ernst van situatie en de beschikbaarheid van financiële middelen zullen prioriteiten gesteld worden.
2.
Het voorkomen van nieuwe risicoknelpunten. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de risico’s tot een onacceptabel niveau leiden, worden voorkomen. Landelijke normen en het beschreven ambitieniveau vormen het toetsingskader voor het toelaten van nieuwe bedrijven en voor ruimtelijke besluiten. Ook voor ruimtelijke visies voor de langere termijn vormt deze beleidsvisie het toetsingskader.
3. Het beheersen van bestaande geaccepteerde risicosituaties. Bestaande risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten worden getoetst aan wettelijke regelgeving en aan de gemeentelijke ambities. Informatie over deze situaties wordt door de gemeente actueel gehouden en zonodig wordt handhavend opgetreden. Tevens zorgt de gemeente er voor dat zij, indien zich toch een calamiteit voordoet, beschikt over een goed voorbereide rampbestrijdingsorganisatie.
4.2
Instrumenten en maatregelen
4.2.1
De veiligheidsketen
In paragraaf 1.1.3 is de veiligheidsketen geïntroduceerd. Deze geeft op hoofdlijnen weer hoe de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop is georganiseerd. De uitwerking daarvan naar een lokale organisatievorm, procedures en werkafspraken gebeurt op gemeentelijk niveau. In het uitvoeringsprogramma bij deze beleidsvisie is hieraan aandacht besteed. De beleidsvisie externe veiligheid richt zich hoofdzakelijk op de eerste vier schakels in de veiligheidsketen: Pro-actie, preventie, preparatie en voorlichting (risicocommunicatie). De instrumenten die de gemeente Waalwijk ter beschikking staan om invulling te geven aan het externe veiligheidsbeleid kunnen worden verdeeld over de eerste vier schakels van de veiligheidsketen. In de volgende tabel zijn de beschikbare instrumenten en hun plaats in de veiligheidsketen weergegeven. Daarbij is tevens de wettelijke of beleidsmatige grondslag aangegeven.
30
PROACTIE
PREVENTIE
PREPARATIE
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Waalwijk Milieuvergunningen en handhaving (Wet milieubeheer) Saneringen Routering vervoer gevaarlijke stoffen (Wet vervoer gevaarlijke stoffen) Ontheffingen (Wet vervoer gevaarlijke stoffen) Bestemmingsplannen (WRO) Vrijstellingen (WRO) Gebruiksvergunningen (Bouwbesluit, gemeentelijke bouwverordening) Risico-inventarisatie Bouwvergunningen (Bouwbesluit) Bereikbaarheidskaart Rampenplan (Wrzo) Rampenbestrijdingsplan (Wrzo) RISICOCOMMUNICATIE Coördinatie, afstemming, communicatie Financiën
4.2.2
Proactie: risico’s voorkomen door ruimtelijke scheiding
Door de verschillende functies binnen het gemeentelijk grondgebied ruimtelijk van elkaar te scheiden kunnen nieuwe onaanvaardbare risicosituaties (knelpunten) worden voorkomen. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer (routering) binnen de gemeentelijke organisatie. Met de geldende regelgeving en het in hoofdstuk drie beschreven ambitieniveau als toetsingskader, zal de gemeente Waalwijk de volgende maatregelen nemen ter voorkoming van knelpunten.
31
-
-
-
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen wordt gezorgd voor een zodanige indeling van het plangebied, dat mensen redelijkerwijs in staat zijn zichzelf op eigen kracht in veiligheid te brengen. Er wordt gezorgd voor een effectieve communicatie met de burgers in het betreffende gebied. Burgers worden voorgelicht omtrent de vluchtmogelijkheden en de gewenste wijze van handelen bij een calamiteit. Voorlichting over de inrichtingen en alarmeringsprocedures zijn daarbij instrumenten die de gemeente inzet. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen vindt afstemming plaats met de hulpverleningsdiensten om de mogelijkheden voor de indeling van het plangebied en de hulpverlening bij calamiteiten zoveel mogelijk te optimaliseren. Daarbij worden onder meer vluchtroutes, opstelplaatsen van brandweerauto’s en brandkranen vastgelegd. Er wordt gezorgd voor verankering van de groepsrisicoverantwoording door deze op te nemen in de bestemmingsplannen en/of vergunningvoorschriften.
4.2.3 Preventie: voorkomen van oorzaken en beperken van gevolgen Wordt bij pro-actie ingezet op het voorkomen van knelpuntsituaties door ruimtelijk scheiden van de risicobron en gevoelige bestemmingen, bij preventie wordt ingezet op het voorkomen van de directe oorzaken van calamiteiten en het beperken van de gevolgen daarvan. Vergunningverlening en handhaving zijn daarbij de belangrijkste instrumenten. -
-
Om de risico’s op het ontstaan van calamiteiten zoveel mogelijk te voorkomen worden door de gemeente Waalwijk in de milieuvergunningen van risicovolle bedrijven risicobeperkende voorschriften opgenomen. Uitgangspunt daarbij is de stand der techniek. Bij het ontwerp van gebouwen waarin zich veel mensen tegelijkertijd bevinden, beoordeelt de gemeente Waalwijk of de in- en uitgangen overeenkomen met de vluchtroutes voor het gebied. In overleg met de brandweer wordt bepaald of voldoende (nood) inen uitgangen aanwezig zijn, waardoor de zelfredzaamheid op een voldoende hoog plan wordt gebracht. Daarnaast wordt in overleg met de brandweer bepaald of voldoende beschermende (constructieve) maatregelen aan de gebouwen zijn genomen om effecten voor personen binnen de gebouwen te minimaliseren, zoals bijvoorbeeld een voldoende dikte van de muren en de luchtdichtheid van de gebouwen. In gevallen waarin vergunningvoorschriften niet adequaat worden nageleefd, worden door de gemeente Waalwijk handhavende maatregelen opgelegd.
4.2.4 Preparatie: voorbereiding op de bestrijding van gevolgen Met de voorgaande stappen zet de gemeente Waalwijk in op het zoveel mogelijk verkleinen van de kans dat zich een calamiteit voordoet (risicobeheersing). Vanuit de gedachte dat een calamiteit nooit helemaal te voorkomen is, zal ook moeten worden ingezet op een degelijke voorbereiding op de bestrijding van een dergelijke calamiteit. Rampenbestrijding Bij de bestrijding van een ramp is de burgemeester verantwoordelijk voor het goed laten verlopen van de bestrijding van de (gevolgen van de) ramp. Daarbij wordt hij/zij ondersteund door de hulpverleningsdiensten: Brandweer Geneeskundige diensten Politie Gemeentelijke diensten Andere diensten Regionaal beheersplan rampenbestrijding (RBR) Het RBR 2005-2009 van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant bevat de stand van zaken ten aanzien van de organisatie van de rampenbestrijding en de gezamenlijke beleidsvoornemens om de kwaliteit hiervan in de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant planmatig te versterken en te komen tot een vergelijkbaar zorgniveau voor elke inwoner in
32
het verzorgingsgebied. Het doel daarbij is in de eerste plaats om de vier kolommen bBrandweer, GHOR, politie en gemeente) voor de gehele breedte beter op elkaar af te stemmen en afspraken te maken over het kwaliteitsniveau van hun afzonderlijke bijdragen. Het RBR is primair een bestuurlijk instrument waaronder een groot aantal bestuurlijke keuzes een plaats heeft gekregen. Rampenplan gemeente Waalwijk De gemeente Waalwijk beschikt over vastgesteld gemeentelijk rampenplan (Plan crisismanagement). Dit plan wordt eens in de vier jaar geactualiseerd of zoveel vaker als nodig is. Rampenbestrijdingsplannen Voor calamiteiten die wat betreft plaats, aard, omvang en gevolgen voorspelbaar zijn, kan door de gemeente Waalwijk een rampbestrijdingsplan worden opgesteld. Voor bedrijven die op grond van het Besluit Rampbestrijdingsplannen Inrichtingen (BRI) hiervoor zijn aangewezen wordt een rampbestrijdingsplan vastgesteld. Bedrijven die vallen onder het BRZO 1999 dienen een veiligheidsrapport (VR) en/of preventiebeleid zware ongevallen te maken. Het VR is een openbaar rapport en wordt door de gemeente, Arbeidsinspectie en de brandweer gebruikt om de naleving van de eisen in de BRZO 1999 regelgeving te controleren door middel van inspecties. Het rampbestrijdingsplan wordt periodiek geoefend en aangepast wanneer daartoe aanleiding bestaat. Aanvalsplan en bereikbaarheidskaart Er wordt tenminste zorggedragen voor bereikbaarheidskaarten of een aanvalsplan voor alle inrichtingen die een risico kunnen veroorzaken. De brandweer beoordeelt of een bereikbaarheidskaart of een aanvalsplan nodig is.
4.2.5 Risicocommunicatie Communicatie met burgers over risico’s en veiligheid is een taak van gemeenten als gevolg van de Wet rampen en zware ongevallen (WRZO) en de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding. De WRZO verplicht gemeenten om hun inwoners te informeren over de rampen en ongevallen die hen kunnen treffen, de maatregelen die de gemeente getroffen heeft ter voorkoming en verspreiding van deze rampen en zware ongevallen en de te volgen gedragslijn. Ook de Wet Openbaarheid van Bestuur bepaalt dat gemeenten informatie over beleid uit eigen beweging moeten verstrekken; ook als het gaat om beleid dat nog in voorbereiding of juist in uitvoering is. Risicocommunicatie is communicatie over risico's waaraan mensen blootstaan bij een incident of ramp. Risicocommunicatie behelst vooral informatie over specifieke risico’s verbonden aan bepaalde situaties. Risicocommunicatie vindt plaats vóórdat zich een ramp of incident voordoet of heeft voorgedaan. Crisiscommunicatie vindt in principe plaats op het moment dat de ramp of het incident zich voordoet. De twee begrippen zijn sterk met elkaar verbonden. De definitie van risicocommunicatie kan niet los gezien worden van het doel van risicocommunicatie, dat te omschrijven is als een brug slaan tussen dat wat objectief (on)veilig wordt genoemd en dat wat subjectief (on)veilig wordt ervaren. Hierbij dient er een balans te zijn tussen voldoende informatie verstrekken over risico’s en maatregelen, percepties managen en zelfredzaamheid stimuleren. De gemeente Waalwijk beschikt over een plan van aanpak risicocommunicatie. Naar aanleiding van voorliggende beleidsvisie externe veiligheid zal de gemeente dit plan van aanpak actualiseren en uitwerken. Onderdelen van de gemeentelijke risicocommunicatie zijn in ieder geval: Deze beleidsvisie wordt openbaar gemaakt. Bij de gemeente is een centraal aanspreekpunt voor vragen die burgers en bedrijven hebben over risico’s. Met bedrijven en andere betrokkenen wordt constructief en effectief gecommuniceerd. Van belang is dat alle benodigde informatie beschikbaar is en actueel blijft.
33
Bijlage 1 Relevante begrippen en afkortingen
34
Relevante begrippen en afkortingen op alfabetische volgorde Aanvalsplan Een aanvalsplan is bedoeld voor de brandweer. Daardoor zijn bij een brand of een ongeval direct de belangrijkste gegevens bij de hand. Een aanvalsplan geeft informatie over de plaats van gevaarlijke stoffen en installaties, over vluchtwegen en toegangen, over brandscheidingen, e.d. In aanvalsplannen wordt meestal gebruikgemaakt van plattegronden; soms kan worden volstaan met een eenvoudig kaartje (bereikbaarheidskaart). Op grond van de Arbowet moeten bepaalde bedrijven zelf ook over een bedrijfsnoodplan beschikken. In sommige gevallen zijn aanvalsplannen en bedrijfsnoodplannen niet voldoende en moet er volgens de wet Rampen en zware ongevallen, een rampbestrijdingsplan worden gemaakt. Beheersbaarheid De beheersbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit. Bestaande situaties Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI: • geldende Wm-vergunning; • vastgesteld bestemmingsplan of vrijstellingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten; • aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. (Zie ook nieuwe situaties) Bevoegd gezag Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels. BRZO-inrichting In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal. Er wordt binnen de groep BRZO-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie. De lichtere categorie wordt ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)-bedrijven genoemd, omdat ze een preventiebeleid moeten hebben en een veiligheidsbeheersysteem (VBS). Voor bedrijven van de zware categorie geldt dit ook, maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen. Die bedrijven worden daarom ook wel VR(plichtige)-bedrijven genoemd. Effect De effecten ten gevolge van: • explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling; • brand; • toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen.
35
Onder effecten verstaan we in dit externe veiligheidsbeleid uitsluitend dodelijke slachtoffers van een ongeval met gevaarlijke stoffen die direct ( dus niet na enige tijd) bij het zich voordoen van een calamiteit vallen. Alleen in het kader van de effectbenadering (paragraaf 4.4) is het mogelijk om ook bijvoorbeeld gewonden meer te nemen in de beoordeling van de situatie. Effectgebied Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. Om te bepalen hoe groot dit gebied is wordt gebruik gemaakt van de alarmeringsgrenswaarde (schade voor mensen). De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. Explosie Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij: • brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG; • sommige vluchtige vloeistoffen; • patronen en andere munitie; • professioneel en consumentenvuurwerk; • stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout. Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan. Grenswaarde Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Groepsrisico (GR) Het groepsrisico, afgekort met GR, is de cumulatieve kans per jaar dat een groep van tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijdt door een ongeval bij een risicovolle activiteit met een gevaarlijke stof. De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de kans dat zich een ongeval met gevaarlijke stoffen voordoet maar ook door het aantal potentiële slachtoffers in de omgeving van de risicobron. Daarmee is dus sprake van een wisselwerking tussen het aanwezige risico en de omgeving. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico is het groepsrisico niet in contouren weer te geven. Het GR wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval: de fN-curve. Het verloop van deze curve geeft een beeld van het groepsrisico. In het Bevi is bewust niet gekozen voor grenswaarde voor het groepsrisico. Het besluit geeft wel een oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde is een ijkpunt in een systeem waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Het is dus niet zo dat een groepsrisico dat kleiner is dan de oriëntatiewaarde, per definitie acceptabel is.
36
De gemeentelijke beleidvrijheid is voor het groepsrisico groter dan bij het plaatsgebonden risico. Gemeenten kunnen afwijkingen van de oriëntatiewaarde en wijzigingen van het GR toestaan maar moeten deze wel verantwoorden op grond van verantwoordingsplicht groepsrisico. Inrichting Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder een AMvB ex. 8.40 van de Wet milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is. Invloedsgebied Gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisco bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitsgrens, tenzij ereen vastgestelde rekenafstand bestaat, zoals bij LPG-tankstations en transportassen, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter en respectievelijk 200 meter is gesteld. Deze 1%letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. Kans op dodelijke slachtoffers Bij het externe veiligheidsbeleid wordt gesproken over risico’s. Hierbij gaat het om de kans dat er een ongeval gebeurt waarbij het effect is dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen. Het gaat hierbij om slachtoffers die direct en binnen 2 à 3 weken overlijden ten gevolge van dat ongeval. Naast het effect dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen, kunnen er ook veel gewonden zijn. Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De effectbenadering is dan ook vooral van belang bij de repressietaak van de hulpverleningdiensten, want het geeft het gebied aan waarbinnen zij moeten optreden. Over het algemeen kan het aantal gewonden worden gekoppeld aan het aantal dodelijke slachtoffers, aangezien met het beperken van de kans op dodelijke slachtoffers tevens de kans op gewonden wordt verkleind. Ook de voorbereiding op en de bestrijding van de effecten van een ongeval en de nazorg hebben zowel betrekking op gewonden als op dodelijke slachtoffers. Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour. Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object In het BEVI zijn niet limitatieve definities opgenomen van de begrippen beperkt kwetsbaar en kwetsbaar object Nieuwe situaties Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het BEVI (27 oktober 2004): • het oprichten van een inrichting; • het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico; • een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan); • een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of vrijstellingsbesluit en de in verband daarmee af te geven verklaring van geen bezwaar; • besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen aaneengesloten bebouwing in bestaand stedelijk gebied. (Zie ook bestaande situaties)
37
Ontruimingsplan Een ontruimingsplan geeft aan hoe een ontruiming van een gebouw of een terrein moet plaatsvinden. De overheid eist in bepaalde gevallen een ontruimingsplan van bedrijven. Het gaat daarbij uiteraard om de veiligheid van groepen mensen die aanwezig kunnen zijn. Oriënterende waarde Betreft een toetsingswaarde (die het karakter heeft van een oriënterende waarde), waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriënterende waarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico, afgekort met PR, geeft de kans aan dat iemand die zich een jaar lang onafgebroken en onbeschermd op een plek bevindt, overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn in het Besluit externe veiligheid (Bevi) grenswaarden en richtwaarden opgenomen die een basisveiligheid moeten bieden. De begrenzing van een gebied waarbinnen het PR een rol speelt kan met contouren rond de risicobron op een kaart worden weergegeven. Hoe groter de afstand waarop men zich tot deze bron bevindt, hoe kleiner het risico. In het Bevi is voor het PR een grenswaarde van 10-6 per jaar opgenomen (= een kans van 1 op een miljoen per jaar op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen). Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden. Naast grenswaarden kent het Bevi ook richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. De gemeente Waalwijk heeft voor het plaatsgebonden risico een beperkte beleidsvrijheid. De enige mogelijkheid is het afwijken van de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten, waar relatief minder mensen gedurende korte tijd aanwezig zijn. Ook buiten deze PR contouren bestaat nog een invloedsgebied waarbinnen groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit. Daarom speelt naast het PR ook nog het groepsrisico (GR) een rol. Ramp Volgens de Wet rampen en zware ongevallen is een ramp of zwaar ongeval een gebeurtenis: 1. waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en 2. waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Rampbestrijdingsplan (RBS) In een rampbestrijdingsplan legt een gemeente vast welke voorbereidingen zijn getroffen voor de bestrijding van een specifieke ramp of een specifieke soort ramp. De gemeente moet een beleid hebben waarin is bepaald voor welke overige gevallen een rampbestrijdingsplan wordt gemaakt. Het gaat erom dat er een rampbestrijdingsplan komt voor rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn. Voor sommige risicosituaties is een rampbestrijdingsplan direct wettelijk verplicht. In een rampbestrijdingsplan moet de afstemming met aangrenzende gemeenten en aangrenzende gebieden in buurlanden zijn gewaarborgd. Rampenplan (of plan crisismanagement) Elke gemeente moet een rampenplan hebben. Het rampenplan somt op wat er in een gemeente voor de rampenbestrijding in het algemeen geregeld moet zijn. Het is het 'masterplan' voor de gemeentelijke rampenbestrijding.
38
Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen. Richtwaarde Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken. Risicobron De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij: • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen; • routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Risicocontouren Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner. Risicokaart Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan. Route gevaarlijke stoffen Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen. Transportroute Transport van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen. Veiligheidsrapport (VR) De meest gevaarlijke bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999), moeten een veiligheidsrapport opstellen. In het veiligheidsrapport moet onder andere worden aangetoond dat: • een preventiebeleid en een veiligheidsbeheerssysteem zijn ingevoerd; • gevaren zijn geïdentificeerd en doeltreffende maatregelen zijn genomen; • de installatie en de bedrijfsvoering voldoende veilig en betrouwbaar zijn.
39
Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn: • • • • • • •
Preventieve voorlichting/communicatie in de richting van bewoners; De planning van functies van gebouwen met gebruikers met een hoge dan wel een verminderde zelfredzaamheid; Infrastructurele voorzieningen om de gevarenzone te ontvluchten, vluchtrichtingen e.d.; Maatregelen voor het alarmeren en informeren van bewoners; Mogelijkheden om bouwwerken via maatregelen beter te beveiligen, zoals de ventilatie van af te sluiten ruimte (te controleren/reguleren), beter glas, nooduitgangen, etc.
40
Bijlage 2 Kaart met gebiedstypen
41
Bijlage 3 Signaleringskaart
42
Bijlage 4 Overzichtslijst risicovolle bedrijven
43
BEVI-INRICHTINGEN CPR 15-2
PR*
GR
Maiburg Lijmen
Schutweg 2/6
Vaste afstand
Ashland Südchemie Necof B.V.
Industrieweg 73, Waalwijk
Vaste afstand
Indicatie p/ha Indicatie p/ha
CMC
Industrieweg 73, Waalwijk
Vaste afstand
Indicatie p/ha
Moonen Milieubeheer
Industrieweg 73, Waalwijk
Vaste afstand
Indicatie p/ha
Franklin Presto
Veerweg 1 –1a, Waspik
Altena Cleaning
Keurweg 10
QRA, 2004** Vaste afstand
Indicatie p/ha
* Vaste afstand indien wordt voldaan aan de criteria uit BEVI (1,5 %N e.d.) Wm-vergunning aanpassen?? LPG Esso Tankstation ‘De Bel’
Midden-Brabantweg 10
Vaste afstand
LPG-rekentool
A. Coppens *
Winterdijk 25, Waalwijk
Vaste afstand
LPG-rekentool,QRA
Total Tankstation en Wasserette Beerens Tilburgseweg 23a
Vaste afstand
LPG-rekentool
Tankstation en Garagebedrijf J.A. Braat
Raadhuisstraat 11
Vaste afstand
LPG-rekentool
Shell ‘Het Labbegat’.
Maasroute 2
Vaste afstand
LPG-rekentool
Shell ‘De Sprang’
Maasroute 1
Vaste afstand
LPG-rekentool
Gulf Demarol *
Waspiksedijk 1
Vaste afstand
LPG-rekentool
Total Nederland
Laageindse Stoep 5
Vaste afstand
LPG-rekentool
* urgente sanering
Vaste afstand indien wordt voldaan aan de criteria uit BEVI (doorzet e.d.)) Wm-vergunning aanpassen??
NH3 Van de Burg ei-producten
Sluisweg 20
Vaste afstand
Indicatie p/ha
Diepop
Sluisweg 25
Vaste afstand
Indicatie p/ha
44
Vriesveem De Maasoever B.V. Oerlemansfoods Waalwijk B.V.
Industrieweg 3a, Waspik
Vaste afstand
Indicatie p/ha
Zijlweg 16
QRA (nog niet
QRA (nog niet goed-
Vaste afstand indien wordt voldaan aan de criteria uit BEVI (diameter leidingen e.d) Wmvergunning aanpassen?? Propaan Gebroeders Slaats B.V. (4,9 m3)
Havenweg 20, Waalwijk 3
Van Beurden Prepack B.V. (18 m )
Industrieweg 1, Waspik 3
Recreatiepark ‘De Spranckelaer’ (50 m ) Vier Heultjes 80, Sprang-Capelle 3
A.A.M. van de Corput (3 m )
Capelsedreef 16, Sprang-Capelle
Vaste afstand
Niet relevant QRA (Revi II)** QRA (Revi II)** QRA (Revi II)** QRA (Revi II)** Vaste afstand
Niet relevant Niet relevant
E. Kruggers (3 m )
1 Wittedijk 4, Sprang-Capelle
Vaste afstand
W.H.J.M. de Wit (3 m3)
Graafseweg 1, Waspik
Vaste afstand
Niet relevant
T. Klijn (8 m )
Hoofdkorfweg 12, Waalwijk
Vaste afstand
Niet relevant
Maatschap Mathijssen (8 m3)
Overdiepsekade 2, Sprang-Capelle
Vaste afstand
Niet relevant
G. Kimenai (8 m )
Capelseweg 21, Waspik
Vaste afstand
Niet relevant
Paardensportcentrum Stal Allure (3 m3)
Parallelweg 9, Waspik
Vaste afstand
Niet relevant
Ravenbosweg, Waspik
Vaste afstand
Niet relevant
1e Wittedijk 6, Sprang-Capelle
Vaste afstand
Niet relevant
3
e
3
3
3
Boomkwekerij Paul Vergeer (5 m ) 3
D. Hoefnagels (3 m )
Nederveenweg 20, Sprang-Capelle
Vaste afstand
Niet relevant
J. de Bie (3 m )
Sasweg 7, Sprang-Capelle
Vaste afstand
Niet relevant
Daalland B.V. (5 m3)
Sasweg 2, Sprang-Capelle
Vaste afstand
Niet relevant
Veerweg 1, Waalwijk
Afst milieuverg
Niet relevant
Industrieweg 75, Waalwijk Kunstmest > 100 ton in Revi II aangewezen als categoriaal
pm
3
W.P.M. de Bont (3 m ) 3
IsobuThermaflex N-categorie Brabantse Meststoffen Centrale B.V.
pm
45
Gasdruk-, meet- en regelstations QRA indien aanvoer > 20 inch (Revi II) Gansoyensesteeg ong,, Waalwijk
Vaste afstand
Niet relevant
Wintershall
Weteringweg 25, Waalwijk
Vaste afstand
Niet relevant
Gasdrukregelstation
Unnaplein
pm
pm
Stahl Europe
Sluisweg 10, Waalwijk
QRA
QRA
DSM Neo Resins
Sluisweg 12, Waalwijk
QRA
QRA
Reg. Overslag Centrum Waalwijk B.V.
Emmikhovensestraat 8, Waalwijk
QRA, 2002 **
QRA, 2002**
Wintershall
Provincie
Vervoer
N.B. in Waalwijk zijn vooralsnog geen BRZO- bedrijven waar gemeente Waalwijk bevoegd gezag over is
** Deze QRA’s dienen te worden uitgevoerd dan wel te worden geactualiseerd, gemeente Waalwijk zal dit initiëren.
46
Bijlage 5 Samenvatting ambities per gebiedstypes
47
Woonwijken
Buitengebied
Bedrijventerrein Haven Toestaan; Geen groei PR 10-6 , tenzij
Overige bedrijventerreinen Toestaan; Geen groei PR 10-6 , tenzij
Gemengd gebied
Bestaand Bevi
N.v.t.
Nieuw Bevi Bestaand overig risicovol
Niet toestaan Toestaan 1 zwembad; Geen groei PR 10-6
Nieuw overig risicovol Bestaande kwetsbare objecten Nieuwe kwetsbare objecten Bestaande beperkt kwetsbare objecten Nieuwe beperkt kwetsbare objecten
Niet toestaan
Toestaan 3 LPGtankstations en 1 propaantank; Geen groei PR 10-6 Niet toestaan, tenzij Toestaan van de propaantanks, 1 gasdruk, meet- en regelstation en windmolens; Geen groei PR 10-6 Niet toestaan, tenzij
Niet toestaan, tenzij Toestaan, tenzij; Geen groei PR 10-6
Niet toestaan Toestaan, tenzij; Geen groei PR 10-6
Niet toestaan Toestaan 1 zwembad en 1 gasdruk-, meeten regelstation; Geen groei PR 10-6
Toestaan, mits
Niet toestaan, tenzij
Niet toestaan
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 N.v.t
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 N.v.t.
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 Toestaan binnen PR 10-6
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 Toestaan binnen PR 10-6
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 Toestaan binnen PR 10-6
Niet toestaan binnen PR 10-6
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 tenzij gewichtige redenen.
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 tenzij gewichtige redenen.
Wettelijk niet toegestaan binnen PR 10-6 tenzij gewichtige redenen.
Niet toestaan binnen PR 10-6
Streven: verkleinen
Streven: verkleinen
Streven: verkleinen
Streven: verkleinen
Onacceptabel
Acceptabel, mits goed gemotiveerd Geen nieuwe vzpobjecten; Bij bestaande vzpobjecten extra aandacht voor risicocommunicatie
Acceptabel, mits goed gemotiveerd Geen nieuwe vzpobjecten; Bij bestaande vzpobjecten extra aandacht voor risicocommunicatie
Acceptabel, mits goed gemotiveerd Geen nieuwe vzpobjecten; Bij bestaande vzpobjecten extra aandacht voor risicocommunicatie
Ligging invloedsgeStreven: verkleinen bied Overschrijding oriOnacceptabel entatiewaarde GR Kwetsbare objecten Geen nieuwe vzpobjecten; met verminderd Bij bestaande vzpzelfredzame persoobjecten extra aannen (vzp-object) dacht voor risicobinnen invloedsgecommunicatie bied vzp= verminderd zelfredzame personen
Geen nieuwe vzpobjecten; Bestaande vzpobjecten: n.v.t.
Toestaan 3 LPGtankstations; Geen groei PR 10-6
48
Bijlage 6 Overzicht belangrijke wet- en regelgeving
49
Overzicht belangrijke wet- en regelgeving Samenvattend zijn er een aantal wetten en regels van belang als uitgangspunt voor het opstellen van een externe veiligheidsvisie, deze worden in onderstaande tabel gepresenteerd. Tabel Relevante wet- en regelgeving Afk. Wm
Naam Wet milieubeheer
WRO
Wet op de Ruimtelijke Ordening
Wvgs
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
RNVGS
Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (1996)
Seveso I/II
EU-richtlijn
BRZO ‘99
Besluit Rampen en Zware Ongevallen
WRZO
Wet Rampen en Zware ongevallen
Inhoud/ relevantie Op grond van deze wet verstrekt de bevoegde overheid een milieuvergunning aan bedrijven. Bevoegd gezag stelt eisen t.a.v. milieukwaliteit. Een van de milieukwaliteiten is externe veiligheid. Voor de sanering van LPG-tankstations geldt een schadevergoeding, die is gebaseerd op artikel 15.20 van de Wet milieubeheer Hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden, is geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Deze wet bepaalt de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen. Middels de WRO regelt o.a. de plaatsing van risicobronnen en risico-ontvangers ten opzichte van elkaar. Wet in het kader van internationale vervoersvoorschriften (ADR/ADNR/RID). WVGS is een integrale kaderwet voor de routering van gevaarlijke stoffen. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. In de nota is in algemene zin uiteengezet hoe de risicobenadering in de besluitvorming moet worden toegepast. Daarnaast bevat de nota een norm voor het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde voor het groepsrisico. Richtlijn van de Europese Unie. De Seveso-richtlijn is genoemd naar het Italiaanse dorpje Seveso waar begin jaren '80 van de 20e eeuw een chemische fabriek op hol sloeg. Dat leidde tot een Europese richtlijn om zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te voorkomen. De Seveso-II-richtlijn stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Met het inwerkingtreden van het BRZO 1999 heeft Nederland het grootste deel van de Seveso-II-richtlijn in Nationale wetgeving vastgelegd. Dit besluit heeft als doel mens en milieu te beschermen tegen ernstige ongevallen met gevaarlijke stoffen door dergelijke ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen en bij ongevallen de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Deze wet van januari 1985 regelt de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de bestrijding van rampen. Het rijk heeft een groot deel van de taken van de rampenbestrijdingbij de gemeenten gelegd. Dit is geregeld in de Wrzo. In deze wet staat omschreven welke taken de gemeenten hebben, hoe zij zich moeten voorbereiden en hoe de bevelsstructuur is bij een ramp of een zwaar ongeval.
50
Afk. WKR
Naam Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding
BEVI
Besluit Externe Veiligheid inrichtingen
REVI
Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen
RRGS
Registratiebesluit risicosituaties gevaarlijke stoffen
PGS
Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (2005)
CRNVGS
Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen (2004) Circulaire Zonering langs Hogedruk, AardgasTransportleidingen(1984) Circulaire 'K1K2K3 brandbare vloeistoffen'(1991)
-
Inhoud/ relevantie Deze wet van 1 juli 2004 scherpt de Brandweerwet 1985, de Wrzo, de Wet Geneeskundige hulpverlening bij rampen (WGHR) en de Wet ambulancevervoer aan. De WKR introduceert onder meer het regionaal beheersplan rampenbestrijding en een cyclisch traject van 4 jaar voor alle regionale planvorming inzake de voorbereiding van de rampenbestrijding, het toezicht daarop door de provincie en het rijk en de bestuurlijke rapportage daaromtrent. Het besluit legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regeling met regels voor de afstanden en berekening van het plaatsgebonden- en groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. In het Registratiebesluit worden overheden verplicht om risicosituaties met gevaarlijke stoffen te melden in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen. In het besluit wordt exact omschreven wat in het RRGS wordt opgenomen. De publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS) vervangt de voormalige CPR-richtlijnen. Deze worden veel gebruikt bij vergunningverlening en algemene regels op grond van de Wet milieubeheer (8.40-AMvB's) en bij arbeids-, transport- en brandveiligheid De circulaire beschrijft het rijksbeleid voor veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Circulaire waarin VROM veiligheidsafstanden heeft vastgelegd voor transportleidingen waarin aardgas onder hoge druk wordt getransporteerd In deze circulaire zijn veiligheidsafstanden vastgelegd. K1-vloeistoffen zijn licht ontvlambaar (bijvoorbeeld benzine en spiritus). K2-vloeistoffen zijn ontvlambaar (bijvoorbeeld petroleum, terpentine en thinner). Onder K3-vloeistoffen vallen gas- en dieselolie.
51
Bijlage 7 Omgang met richtwaarden beperkt kwetsbare objecten
52
Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Een richtwaarde geeft de kwaliteit aan die op het aangegeven tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand met worden gehouden. Bij het begrip richtwaarde hoort de term ‘rekening houden met’. Deze term houdt in dat slechts om gewichtige redenen van die waarde mag worden afgeweken. Richtwaarde is een wettelijk begrip en heeft – in tegenstelling tot een oriëntatiewaarde – een juridische status! Toelichting Bij beperkt kwetsbare objecten is er van afgezien een stand still-beginsel voor te schrijven bij een verandering van een risicovolle inrichting. Volgens de Nota van toelichting behorende bij het Bevi is de reden hiervan dat de vergunningaanvraag voor de verandering getoetst moet worden aan een richtwaarde. Toetsing aan de wettelijke richtwaarde houdt in dat zoveel mogelijk aan de betreffende waarde moet worden voldaan, tenzij er gewichtige redenen zijn om van die waarde af te wijken. Deze redenen moeten in de motivering van het besluit dat wordt genomen op grond van de Wm of wro worden aangegeven. Hierbij zal het bevoegd gezag ook moeten laten meewegen dat de bestaande situatie al niet voldeed aan het gewenste risiconiveau en zal er naar gestreefd moeten worden om het risico niet verder te laten toenemen. Volgens de Nota van Toelichting is er bewust van afgezien om in dit besluit een andere invulling van het begrip gewichtige redenen te geven. Afwijking van een wettelijke richtwaarde is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bevoegd gezag. Bij deze afweging kunnen de volgende punten mogelijk een rol spelen: Volledige toepassing geven aan het ALARA-beginsel ten aanzien van de risicovolle inrichting en voor beperkt kwetsbare objecten mits het plaatsgebonden risico niet verslechtert; Het zwaarwegende belang van het beperkt kwetsbare object; Extensief gebruikte terreinen; Het opvullen van kleine open gaten in bestaand stedelijk gebied; Vervangende nieuwbouw. Hierbij geldt als voorwaarde dat het beperkt kwetsbaar object dat vervangen wordt door nieuwbouw, tussen de 10-5 en 10-6 PR contour ligt en de situatie na de nieuwbouw niet verslechtert ten opzichte van voorheen.
53
Bijlage 8 Notitie (verminderde) zelfredzaamheid en mogelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid
54
Notitie (verminderde) zelfredzaamheid en mogelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid Inleiding Het bouwen in een invloedsgebied brengt risico’s met zich mee, maar is soms onvermijdelijk. Als er is besloten om toch gebieden te ontwikkelen in een invloedsgebied, heeft het altijd de voorkeur om vooral zelfredzame personen hier te huisvesten. De verminderd zelfredzamen (ouderen, zieken, gehandicapten, kinderen etc.) in de samenleving hebben meer bescherming nodig en worden bij voorkeur buiten het invloedsgebied gevestigd. Plannen in een invloedsgebied worden zo veilig mogelijk ontwikkeld, geordend en ontworpen. Zowel als er sprake is van zelfredzame personen, maar vooral als er voorzieningen voor verminderd zelfredzame burgers in het invloedsgebied worden ontwikkeld. Deze notitie geeft handvatten voor mogelijk te treffen maatregelen ter verbetering van de veiligheid en verbetering van de zelfredzaamheid. Macro, meso en micro Maatregelen ter verbetering van de veiligheid kunnen op drie niveaus worden genomen. Op het niveau van regio/stad (macro), het niveau wijk (meso) en het niveau gebouw (micro). Hieronder volgt een korte uitleg met enkele voorbeelden. Macro Op het niveau van regio/stad kan middels een structuur- of beleidsvisie keuzes worden gemaakt, die de veiligheid positief beïnvloeden. Hierbij kan worden gedacht aan de volgende sturingselementen welke in de planvorming gebruikt kunnen worden: scheiden van functies, clusteren van functies, combineren van functies. In deze beleidsvisie wordt al gebruikt gemaakt van de verschillende elementen. Meso Op wijkniveau gaat het voornamelijk om hoe de ruimte van een bestemming veiligheidsbewust wordt ingedeeld vanaf het punt waarbinnen (kwetsbare) objecten mogen worden bestemd tot aan de grens van het invloedsgebied. Voorbeelden van dit ‘veilig ordenen’ zijn: situering en positionering van bebouwing, functionele indeling en inrichting van de openbare ruimte (functies binnen bestemmingsplan), bezettingsgraad (aantal personen in het invloedsgebied per hectare per tijdseenheid), bebouwingsdichtheid, verdeling aanwezigheid aantal personen dag en nacht, hoogte van bebouwing, mate van zelfredzaamheid van personen binnen gebouwen (type gebouw), Vermijden van verkeershindernissen etc. Micro Op gebouwniveau gaat het om maatregelen die getroffen kunnen worden aan individuele gebouwen of gebouwcomponenten. Hierbij staat de vraag; hoe moeten gebouwen ontworpen worden, gezien de scenario’s die kunnen plaatsvinden bij de risicobron en de daar uit volgende zelfredzaamheidstrategieën? Op dit niveau zijn een keur aan maatregelen mogelijk. Hieronder volgen een aantal voorbeelden: -
robuustheid bouwwerk, brandwerendheid gevels van het gebouw, type constructie van het gebouw, eventueel 2de draagweg constructie of bescherming van constructieonderdelen, dichte gevels richting risicobron/specifiek gevelontwerp, vorm van het gebouw, materiaalgebruik, afsluitbare ventilatiesystemen,
-
-
zeer hoge luchtdichtheid van een gebouw, verblijfsruimtes in relatie tot de functionele indeling binnen een gebouw (kwetsbare functies), vluchtplannen, ontruimingsplannen, inrichtingsplannen, etc.
55
Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid wordt beschouwd als het vermogen van mensen om te beslissen tot evacuatie of zelfbescherming en om vervolgens zelfstandig een veilige ruimte/veilig gebied te bereiken. Er zijn 5 zelfredzame strategieën: 1. Binnen blijven: binnen een object in een veilige ruimte verblijven 2. Schuilplaats binnengaan: vanuit de buitenlucht naar een veilige ruimte in een object binnen het effectgebied gaan. 3. Vluchten: Van binnen het effectgebied in de buitenlucht naar buiten het effectgebied. 4. Ontruimen en vluchten: van binnen een object binnen het effectgebied naar buiten het effectgebied 5. Dekking zoeken: in de buitenlucht beschutting zoeken (b.v. achter een gebouw, in een greppel e.d.)
Afhankelijk van het scenario van een mogelijk incident kan een strategie gevolgd worden. Zelfredzame personen zijn in principe in staat alle strategieën toe te passen. Bij het ordenen van gebieden en het ontwerpen van gebouwen moeten die maatregelen genomen worden, die voor de zelfredzaamheidstrategie van belang zijn. Als er sprake is van verminderd zelfredzame personen zijn alleen strategie 1 en 2 mogelijk. Het blijkt vrijwel onmogelijk om verminderd zelfredzame personen te laten vluchten, te ontruimen of dekking te laten zoeken. De bouwwerken waarin deze personen verblijven moeten daarom zodanig veilig worden ontworpen, dat incidenten een minimale invloed hebben op de in het bouwwerk aanwezige personen. Advies brandweer De gemeente is in het kader van het Bevi verplicht advies te vragen bij de regionale brandweer in geval van een ruimtelijk besluit in het invloedsgebied. In dit advies gaat de brandweer onder andere in op mogelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid (in relatie tot de zelfredzaamheid). Meer informatie
Meer informatie over mogelijk maatregelen kunt u vinden in de volgende publicaties: -
-
‘Rapport veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen, ordenen en ontwerpen’ Suddle Dafety consultancy & management www.sscm.nl ‘Maatregelen zelfredzaamheid. Een onderzoek naar de bevordering van zelfredzaamheid bij ongevallen met gevaarlijke stoffen’ Nibra (Nifv) www.nifv.nl
56
Bijlage 9 Drempelwaardentabel
57
Bijlage 10 Verslag inspraakbijeenkomst bedrijven
58
Beknopt verslag van de inspraakbijeenkomst voor bedrijven over de Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Waalwijk op 26 maart 2008. Aanwezig namens de gemeente
J. van Groos,wethouder T. Hendriks, afdeling MBZ (projectleider) S. Basten, afdeling ROV M. Goosink, afdeling MBZ A. Kleijne, Brandweer
namens de Regionale milieudienst
K. Aarts, specialist externe veiligheid P. Schalk, projectleider milieu (notulist)
namens de bedrijven
J. Gosens, Stahl Europe B.V. R. van Vucht, BMC B.V. A. Maas, DSM J. Slaats, gebr. Slaats B.V. J. Vroegop, Ashland-Südchemie-Necof B.V. J. Vos, Joh. Vos Capelle B.V. K. Vos, Joh. Vos Capelle B.V.
Wethouder Groos heet alle aanwezigen welkom en licht het doel van de bijeenkomst toe: belangstellende bedrijven worden geïnformeerd over de concept Beleidsvisie externe veiligheid en krijgen de gelegenheid vragen te stellen en reacties te geven. Bevi-bedrijven zijn per brief uitgenodigd. Overige belangstellenden zijn uitgenodigd via een bericht in de krant. De aanwezigen stellen zich kort aan elkaar voor. T. Hendriks geeft een inhoudelijke toelichting op de concept-beleidsvisie en stelt de aanwezigen in de gelegenheid hierop te reageren. Belanghebbenden die behoefte hebben aan een persoonlijk gesprek met de gemeente kunnen hiervoor een afspraak maken. Beknopte samenvatting van de reacties tijdens de bijeenkomst Vraag van dhr. Vos, Joh. Vos Capelle B.V. Hoe gaat de gemeente om met bedrijven die op dit moment nog niet onder het Bevi vallen maar die hier als gevolg van mogelijke toekomstige uitbreidingen wel onder komen te vallen?
59
Antwoord gemeente In de beleidsvisie wordt hier niet op ingegaan maar de gemeente wil eventuele toekomstige uitbreidingen in principe niet belemmeren. Uitbreidingen zullen ook niet in alle gevallen leiden tot een toename van de risico’s. Bedrijven worden geadviseerd om in voorkomende gevallen tijdig contact op te nemen met de gemeente zodat de consequenties voor de risicosituatie kunnen worden bepaald. Vraag van de deelnemer namens DSM Worden de bedrijven betrokken bij het vaststellen van de routes voor gevaarlijke stoffen? Antwoord gemeente Naar de transportrisico’s is een afzonderlijk onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is inmiddels in concept gereed. Hierin wordt geconcludeerd dat de normen voor plaatsgebonden risico in Waalwijk niet overschreden worden en dat mogelijk sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Geconstateerd is dat er binnen de gemeente Waalwijk slechts beperkt alternatieve routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk zijn. De gemeente heeft nog geen besluit genomen of zij gebruik maakt van de mogelijkheid om dit vervoer te reguleren. Vraag van dhr. Gosens, Stahl Europe B.V. Wat is de betekenis van de gemeentelijke beleidsvisie indien de provincie bevoegd gezag is in het kader van de Wet milieubeheer? Antwoord gemeente In dat geval zullen de beleidslijnen uit de beleidsvisie wel in het bestemmingsplan worden overgenomen maar zal een nadere uitwerking in overleg met de provincie tot stand dienen te komen. De handhaving van het bestemmingsplan is vervolgens een taak voor de gemeente. Vraag van dhr. Gosens, Stahl Europe B.V. Hoe gaat de gemeente om met een situatie waarbij bestaande objecten zich ontwikkelen tot nieuwe kwetsbare objecten als gevolg van groei (van b.v. het vloeroppervlak of het aantal aanwezige personen)? Antwoord gemeente De gemeente heeft vooralsnog geen instrumenten om dit te voorkomen. Naar verwachting biedt de nieuwe Wet ruimtelijke ordening hiertoe wel mogelijkheden op basis van het criterium ‘ruimtelijk kwaliteit’.
60