10int00980
Beleidsregels Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011 Gemeente Oude IJsselstreek
Inhoudsopgave INLEIDING............................................................................................................................................... 3 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN VOORZIENING WMO ....................................... 4 1.1. Het gesprek .................................................................................................................................. 4 1.2. Het bepalen van de compensatie ................................................................................................. 4 1.3 (medische) advisering................................................................................................................... 5 1.4 Algemene voorzieningen .............................................................................................................. 5 1.5 Vorm van de voorziening .............................................................................................................. 5 1.6 Persoonsgebonden budget .......................................................................................................... 5 1.7 Eigen bijdrage en eigen aandeel .................................................................................................. 7 HOOFDSTUK 2 HULP BIJ HET HUISHOUDEN ................................................................................. 9 2.1. Algemeen...................................................................................................................................... 9 2.2. Recht op hulp bij het huishouden ................................................................................................. 9 2.3 Inhoud van hulp bij het huishouden............................................................................................ 13 2.4 Omvang van de hulp bij het huishouden .................................................................................... 14 2.5 Hulp in het huishouden in natura of d.m.v. een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage).... 14 HOOFDSTUK 3 WOONVOORZIENINGEN....................................................................................... 16 3.1 Algemeen.................................................................................................................................... 16 3.2. Recht op een woonvoorziening .................................................................................................. 17 3.3. Verhuizen.................................................................................................................................... 20 3.4 Veel voorkomende woningaanpassingen................................................................................... 24 3.5 Aanbouw of losse woonunit ........................................................................................................ 28 3.6 Woningsanering.......................................................................................................................... 29 3.7 Bezoekbaar maken woning t.b.v. bewoner AWBZ instelling ...................................................... 30 3.8 Uitraasruimte .............................................................................................................................. 30 3.9 Uitgesloten van vergoeding ........................................................................................................ 31 3.10 Voorwaarden voor verstrekking pgb voor woningaanpassingen................................................ 31 3.11 Kosten woningaanpassing ......................................................................................................... 32 HOOFDSTUK 4 LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL .............................................. 33 4.1 Algemeen.................................................................................................................................... 33 4.2 Vorm van de voorziening ............................................................................................................ 33 4.3 Vervoersdoelen…………………………………………………………………………………………34 4.4 Type vervoersvoorzieningen………………………………………………………………………….37 4.5 Overigen ..................................................................................................................................... 43 4.6 Persoonsgebonden budget ........................................................................................................ 44 4.7 Uitgesloten van vergoeding ....................................................................................................... 45 HOOFDSTUK 5 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING: ROLSTOELEN .................................... 46 5.1 Algemeen.................................................................................................................................... 46 5.2 Vormen van rolstoelvoorzieningen…………………………………………………………………... 47 5.3 Recht op een rolstoel.................................................................................................................. 47 5.4 Programma van eisen en selectie van een rolstoel.................................................................... 48 5.5 Accessoires en aanpassingen.................................................................................................... 48 HOOFDSTUK 6
Gehandicapten PARKEERKAART EN - PLAATS .................................................. 50
BIJLAGEN: 1. Tijdnormering omvang hulp bij het huishouden 2. Gezamenlijke huishouding 3. Procedure bij bouwkundige aanpassing 4. Voorzieningenlijst voor mensen met een beperking
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
2
Inleiding Het maatschappelijke doel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is: meedoen en zelfredzaamheid. De wet moet er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente mogelijk. De ondersteuning kan gericht zijn op de persoon met beperkingen maar ook op vrijwilligers of mantelzorgers. Afhankelijk van de persoon met zijn of haar beperkingen bestaat er de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor individuele voorzieningen. In dit verstrekkingenbeleid worden de voorzieningen en mogelijkheden nader uitgewerkt. Compensatiebeginsel In artikel 4 van de Wet maatschappelijk ondersteuning is vastgelegd dat de gemeente voorzieningen moet treffen ter compensatie van de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Het zogenaamde compensatiebeginsel. Dit betekent dat de betreffende personen in staat zijn: - een huishouden te voeren; - zich te verplaatsen in en om de woning - zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel, zodat aansluiting gevonden wordt op het (boven)lokale openbaar vervoer; - medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan. Bij het bepalen van voorzieningen moet de gemeente rekening houden met de persoonskenmerken en behoefte van de aanvrager van voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager uit oogpunt van kosten om zelf in maatregelen te voorzien. Met andere woorden: de eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop. De gemeente heeft met het compensatiebeginsel de beleidsvrijheid gekregen om ook andere (dan individuele) voorzieningen aan te bieden. De gedachte achter de Wmo en het compensatiebeginsel verlangt een bepaalde mate van creativiteit en flexibiliteit van zowel de gemeente als de burger, er wordt een beroep gedaan op de eigen verantwioordelijkheid. Als iemand bijvoorbeeld hulp aanvraagt bij het doen van boodschappen kan er gekeken worden of diegene ook gebruik kan maken van de boodschappendienst of een vrijwilliger die helpt bij het doen van boodschappen. De persoonskenmerken en de andere (Welzijns)voorzieningen bepalen mede de noodzaak van een individuele voorziening.
Status van de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning In de verordening is vastgesteld op welke voorzieningen en onder welke voorwaarden personen met beperkingen in het kader van de Wmo aanspraak kunnen maken. In het besluit individuele verstrekkingen Wmo zijn de bedragen opgenomen die hierop van toepassing zijn. Het is onmogelijk om in de verordening aan te geven onder welke specifieke voorwaarden specifieke voorzieningen worden verstrekt. De gemeente heeft naast de Wmo-verordening beleids- en uitvoeringsregels opgesteld die nadere richtlijnen aangeven bij de indicatiestelling. Eén van die beleidsnotities zijn de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning.
December 2010
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
3
Hoofdstuk 1
Algemene uitgangspunten voorzieningen Wmo
1.1 Het gesprek Het college gaat in gesprek met de belanghebbende die één of meer ondersteuningsvragen heeft om gezamenlijk te kijken naar de kracht binnen en buiten het eigen netwerk. Bij het zoeken van individuele oplossingen wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid, de eigen mogelijkheden en eigen netwerken van de belanghebbende.
1.2 Het bepalen van de compensatie De strekking van het compensatiebeginsel is anders dan die van de oude Wvg-zorgplicht. De Wvg kwam in zekere zin neer op voorgeprogrammeerde oplossingen bij vaststaande handicaps. Het compensatiebeginsel beoogt weliswaar evenzeer oplossingen bij beperkingen t.g.v. medische problemen te bieden, maar biedt de burger en de gemeente veel meer ruimte om tot individuele oplossingen te komen. Het is maatwerk. Om te bepalen of en hoe een burger gecompenseerd moet worden wordt er onderzoek gedaan naar zijn of haar behoefte en persoonskenmerken, hierbij valt te denken aan; a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager; d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; e. de sociale omstandigheden van de zorgvrager; f. de aard en de omvang van de aan de zorgvrager geboden professionele en niet-professionele hulp en zorg en de mogelijkheden tot continuering en uitbreiding daarvan. Doel hiervan is om een samenhangende afstemming op de situatie van de aanvrager te krijgen. De wens van de burger speelt een rol in het proces van zoeken naar een oplossing, maar is op zichzelf niet doorslaggevend. Niet alle wensen van de burger kunnen altijd worden ingewilligd. Objectiveren, zoals bijvoorbeeld de leeftijd, de ernst van de beperking, de prognose, de aanwezigheid van mantelzorg en dergelijke, maar ook de kosten van de diverse alternatieven spelen allen een rol in de uiteindelijke toekenning. In artikel 2 van de verordening is vastgelegd wanneer een individuele voorziening wordt toegekend. Samengevat betekent dit dat een voorziening; - langdurig noodzakelijk moet zijn; - naar objectieve maatstaven de goedkoopst adequate voorziening is; - in overwegende mate op het individu is gericht.
1.3 (Medische) advisering In eerste instantie draagt de Wmo-consulent van de gemeente zorg voor de samenhangende afstemming zoals in bovenstaande is genoemd. Indien er onduidelijkheden zijn betreffende de medische situatie of het betreft een complexe aanvraag waarvoor de Wmo-consulent onvoldoende kennis heeft kan er een extern advies worden opgevraagd. De gemeente huurt deze instanties ook in om op onafhankelijke wijze sociaal-medische adviezen uit te brengen op het gebied van Wmoaanvragen. De aanvraag van een extern advies kan tweeledig zijn. Enerzijds is er het medisch advies waarbij de noodzaak voor de voorziening wordt vastgesteld. Anderzijds is er het ergonomische advies en/of ergonomisch selectieadvies waarbij een keuze wordt gemaakt voor de meest passende voorziening. De sociaal medisch adviseurs maken tevens gebruik van deze beleidsregels. De beleidsregels dragen bij aan een zo uniform mogelijke besluitvorming op basis van een zo onafhankelijk mogelijk advies. Immers, op onderdelen zijn criteria opgenomen aan de hand waarvan de noodzaak van een
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
4
voorziening kan worden beoordeeld. Daarbij dient te worden aangetekend dat het onmogelijk is om alle situaties te beschrijven. De criteria vormen geen vast keurslijf voor alle situaties.
1.4 Algemene voorzieningen Bij het aanbieden van voorzieningen geldt het primaat van de algemene voorzieningen. Bij de algemene voorzieningen moet gedacht worden aan voorzieningen die, zonder indicatiestelling vooraf, eenvoudig en voor iedereen te gebruiken zijn. Te denken valt aan klussendiensten, vrijwilligers die begeleiding bieden bij het naar buiten gaan, of een pool van rolstoelen in een woonvoorziening voor ouderen, die door bewoners en inwonenden van het dorp incidenteel gebruikt kunnen worden. Algemene voorzieningen zijn continue in ontwikkeling en zullen de komende jaren een nadrukkelijker rol gaan innemen. Aangezien algemene voorzieningen voorgaan op individuele voorzieningen zal er bij de indicatie bezien moeten worden of er gebruik gemaakt kan worden van een algemene voorziening.
1.5 Vorm van de voorziening Artikel 6 van de Wmo bepaalt in artikel 1 het volgende: “ Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoelt in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.” Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van verstrekking mogelijk om het gewenste resultaat te bereiken: het compenseren van problemen die een aanvrager ondervindt. 1. Voorziening in natura Met de voorziening in natura wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt die hij of zij kant-en-klaar krijgt. Met de voorziening die betrokkene in natura krijgt moet het probleem voldoende gecompenseerd zijn. De gemeente sluit contracten af met zorgaanbieders en hulpmiddelenleveranciers. 2. Persoongebonden budget In artikel 6 van de Wmo staat de verplicht gestelde mogelijkheid een alternatief te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Na een wetswijziging die per 1 januari 2010 van kracht is, zijn er voor het persoonsgebonden budget als het gaat om hulp bij het huishouden twee mogelijkheden om dit in te vullen. In hoofdstuk 2 zal hierop nader worden ingegaan. 3. Financiële tegemoetkoming. Een financiële tegemoetkoming wordt veelal verstrekt als het gaat om een taxi- of een rolstoeltaxikostenvergoeding. In artikel 3, 4, 5, 6 en 7 van de verordening wordt ingegaan op de verschillende vormen van voorzieningen.
1.6 Persoonsgebonden budget In artikel 7 van de verordening komt het persoonsgebonden budget aan de orde. Onderstaande is een nadere uitwerking/toelichting van dit artikel. Betreffende de omvang van het persoonsgebonden budget, de toekenning, beschikking en controle van de besteding van het persoonsgebonden budget wordt verwezen naar artikel 7 in de verordening en de bijbehorende toelichting. Collectief vervoer In een Algemeen Overleg over een aan de Wmo verwante zaak (het bovenregionale vervoer Valys) heeft de Tweede Kamer op 29 maart 2006 uitgesproken dat de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget, niet bedoeld is om goed draaiende systemen, zoals bijvoorbeeld collectief vervoerssystemen, in gevaar te brengen. Als bijvoorbeeld in plaats van collectief vervoer (een voorziening in natura) een persoonsgebonden
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
5
budget zou moeten worden verstrekt, zou de mogelijkheid bestaan dat door een leegloop van het collectief vervoer de basis onder dit vervoer uit zou vallen. Voor diegenen die afhankelijk zijn van het collectief vervoer zou zo een natura voorziening wegvallen. Daarom is in de verordening nog steeds het primaat van het collectief vervoer opgenomen. Bij verzoeken om een persoonsgebonden budget van een aanvrager die medisch gezien wel van het collectief vervoer gebruik kan maken, zal deze aanvraag veelal worden afgewezen. Wel kan er op basis van persoonskenmerken een uitzondering worden gemaakt, zie LJN BK 2500, BK 2502 en BK 2504. Dit onderdeel zal in het hoofdstuk vervoer nog nader worden uitgewerkt. Geen PGB verstrekken indien (uitzondering HH) 1. Er is sprake is van een te voorziene wijziging van de situatie waardoor een voorziening minder dan 5 jaar geschikt is. Je kunt daarbij denken aan: - progressieve ziektebeelden - voorzieningen voor kinderen Progressief ziektebeeld Het kan voorkomen dat bij een aanvrager met een zeer progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd de te verstrekken voorziening vervangen moet worden door een andere voorziening en wellicht daarna weer. Als de verwachting is dat de voorziening niet voor de duur van 5 jaar geschikt is, kan er in dergelijke situaties geen pgb verstrekt worden. Mocht sprake zijn van dit probleem dan zal allereerst goed overleg met de aanvrager duidelijk moeten maken welke reden de aanvrager heeft voor de wens een persoonsgebonden budget te ontvangen. Wellicht is dat doel ook op een andere manier te bereiken. Bij het afwijzen van een pgb moet overwogen worden of er voldoende doorslaggevende argumenten zijn om te kunnen spreken van een “zwaarwegende reden” geen persoonsgebonden budget te verstrekken. Voorzieningen voor kinderen Bij kinderen is er bijna altijd sprake van voorzieningen die niet 5 jaar ingezet kunnen worden. De voorziening in de vorm van een PGB verstrekken zou dan ook de gemeente onnodig op kosten jagen. 2. Er is sprake van schulden en/of schuldsanering, verslavingsproblematiek of anderszins belastende factoren. Schulden en of schuldsanering Beoordeelt moet worden of een cliënt dusdanig in de financiële problemen zit dat bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget de verwachting bestaat dat deze verkeerd gebruikt kan worden al dan niet met opzet. Immers zal verstrekking van een pgb in dergelijke situaties tot vergroting van de problematiek leiden. Een belangrijk aspect bij deze problematiek is de aanwezigheid van een financiële bewindvoerder. Is er een financiële bewindsvoerder aanwezig dan kan een persoonsgebonden budget toch een optie zijn. Verslaving Bij verslavingsproblematiek is er vaak sprake van ongecontroleerde uitgaven en verwaarlozing van de financiële situatie waarbij het verstrekken van een pgb een risico kan vormen en dus een inadequate verstrekking is. Ook hier is het belangrijk of er sprake is van een financiële bewindvoerder. Algemene voorzieningen In de verordening (artikel 7 lid 1) wordt vastgesteld dat een persoonsgebonden budget alleen verstrekt wordt ten aanzien van individuele voorzieningen. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt. Dat vloeit ook voort uit de aard van de algemene voorzieningen: dat zijn immers oplossingen die van korte duur zijn, lichte, niet complexe zorg betreffen of betrekking hebben op incidentele zorgbehoeften. Om deze voorzieningen snel te realiseren wordt geen eigen bijdrage gevraagd. Daarbij is er een alternatieve mogelijkheid: indien de aanvrager van mening is dat de algemene voorziening zijn problemen niet voldoende compenseert en daarom een persoonsgebonden budget verstrekt moet worden, dan kan een aanvraag ingediend worden. Of als al een aanvraag ingediend is, kan die volgens de reguliere regels van de Algemene wet bestuursrecht worden afgehandeld. In het laatste hoofdstuk zal hier uitgebreid op in worden gegaan. De regels voor algemene voorzieningen zijn de volgende: - Het gaat om een voorziening die betrekking heeft op lichte, niet complexe zorg; - Of het gaat om een voorziening ten behoeve van een incidentele zorgbehoefte. Zie ook LJN BK 2500, BK 2502 en BK 2504 voor definiëring van individuele voorziening ten opzichte van algemene voorziening.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
6
3. Alleen pgb voor mensen die hun hoofdverblijf hebben binnen de gemeente Oude IJsselstreek De Wmo is bedoeld voor het compenseren van beperkingen in de eigen woonomgeving. Het is praktisch gezien ook onmogelijk om in kaart te brengen wat de specifieke woonomstandigheden zijn in het buitenland. Er kan dan ook geen juiste indicatie worden gesteld.
PGB beëindiging Indien er een noodzaak is een PGB te beëindigen, dient verhoudingsgewijs terugbetaald te worden. Er zijn een aantal situaties denkbaar: 1. Cliënt heeft de voorziening niet meer nodig. PGB voor bijvoorbeeld onderhoud van een voorziening of voor huishoudelijke hulp wat nog niet gegeven is kan teruggevorderd worden. Indien sprake is van een gekochte voorziening wordt in overleg met de nabestaanden gekeken of het middel aan de verstrekkende leverancier terugverkocht kan worden. Daarbij wordt globaal uitgegaan van de volgende tabel: -
0 tot 1 jaar oud 1 tot 2 jaar oud 2 tot 3 jaar oud 3 tot 4 jaar oud 4 tot 5 jaar oud Ouder als 5 jaar
-
80% van het aankoopbedrag 60% van het aankoopbedrag 50% van het aankoopbedrag 40% van het aankoopbedrag 30% van het aankoopbedrag 10% van het aankoopbedrag
Indien een leverancier het betreffende middel niet terug wil kopen wordt verzocht aan de nabestaanden om het middel te koop te zetten. Daarbij wordt een richtprijs afgesproken uitgaande van bovenstaande tabel. Indien cliënt een duurdere voorziening aangeschaft heeft dan het PGB dmv eigen geld dan wordt alleen het PGB bedrag verrekend volgens bovenstaande tabel. 2. Cliënt komt te overlijden. Indien er sprake is van een PGB voor huishoudelijke hulp wordt deze uitbetaald t/m de dag van overlijden. Indien er een partner achterblijft wordt het PGB nog 1 maand ongewijzigd voortgezet. Na 1 maand wordt de situatie opnieuw beoordeeld en wordt gekeken of op naam van de partner een nieuwe indicatie afgegeven kan worden. Indien er sprake is van een PGB voor een voorziening wordt gehandeld zoals omschreven bij punt 1. 3. Cliënt besteedt het PGB verkeerd. Cliënt koopt een middel van het PGB die niet toegestaan is bijvoorbeeld via een niet erkende dealer of een algemeen gebruikelijk middel zoals een brommer of fiets met hulpmotor. De cliënt wordt in een dergelijke situatie in de gelegenheid gesteld om de zaak te herstellen. Kan cliënt binnen een afgesproken tijd (doorgaans 1 maand) niet aantonen alsnog een juiste voorziening gekocht te hebben dan wordt het gehele bedrag teruggevorderd. Indien cliënt een algemeen gebruikelijk middel gekocht heeft, wordt bovendien onderzocht of de indicatie voor een individuele voorziening wel terecht afgegeven is. 4. De cliënt ontvangt een PGB voor huishoudelijke hulp. Bij controle kan cliënt niet de gevraagde verantwoordingsdocumenten, zoals in de toekenningsbeschikking genoemd overleggen. Cliënt krijgt de mogelijkheid om alsnog de juiste papieren aan te leveren binnen een afgesproken tijd (doorgaans 1 maand). Indien dit niet mogelijk is wordt het hele PGB bedrag teruggevorderd. Tevens wordt aan cliënt geen PGB meer verstrekt omdat er immers dringende redenen zijn omdat niet te doen. Er wordt onderzocht of cliënt terecht een indicatie heeft voor huishoudelijke hulp. Indien dat het geval is wordt cliënt aangeboden de huishoudelijke hulp als zorg in natura te ontvangen. 5. De cliënt ontvangt een PGB voor huishoudelijke hulp. Bij verantwoording blijkt dat cliënt niet het gehele budget besteed heeft. Dat is vrij normaal. Cliënt krijgt een invorderingsbeschikking toegestuurd om het verschil terug te betalen. Indien cliënt niet kan terugbetalen wordt hem een betalingsregeling aangeboden. In principe zijn er geen consequenties voor de indicatie van huishoudelijke hulp. De gemeente kan indien er vraagtekens ontstaan altijd opnieuw een onderzoek laten doen.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
7
1.7 Eigen bijdrage en eigen aandeel In artikel 8 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek is bepaald dat een eigen bijdrage verschuldigd kan zijn. Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast. Voor alle individuele voorzieningen, met uitzondering van de rolstoel en voorzieningen voor kinderen onder de 18 jaar, wordt een eigen bijdrage gevraagd. In het Besluit van de gemeente worden de eigen bijdrage voor voorzieningen vastgesteld. Deze eigen bijdrage worden geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK kan ook nagaan of er een eigen bijdrage voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) moet worden betaald. Om een stapeling van eigen bijdragen te voorkomen wordt afhankelijk van het inkomen een maximum eigen bijdrage vastgesteld. Het CAK rekent uit wat de maximum eigen bijdrage is. Het CAK bepaalt de maximum eigen bijdrage aan de hand van verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Er kan maximaal een 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage worden geïnd. Deze maximale termijn van 39 perioden geldt niet voor de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp. De eigen bijdrage voor de Wmo is voorliggend op de eigen bijdrage op de AWBZ. In een beschikking wordt opgenomen of een eigen bijdrage voor de aangevraagde voorziening van toepassing is.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
8
Hoofdstuk 2 2.1.
Hulp bij het huishouden
Algemeen
Hulp bij het huishouden omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, die of dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de persoon met beperkingen dan wel van de leefeenheid waartoe de persoon met beperkingen behoort. Dit disfunctioneren, kan zich uiten in vervuiling (woning/kleding), verwaarlozing of ontreddering. Mocht er gebruik gemaakt kunnen worden van een voorliggende of algemene voorziening, dan gaat ook dat voor op hulp bij het huishouden op grond van de Wmo. Hierbij kan gedacht worden aan de boodschappenservice, maaltijdservice etc. Hulp bij het huishouden is weliswaar een individueel toe te kennen voorziening, maar beperkt zich niet tot één persoon. De gehele leefeenheid wordt in de advisering meegenomen. De Wmo kent 3 vormen van verstrekking: • Voorziening in natura: door de gemeente gecontracteerde instellingen verlenen de hulp bij het huishouden. • Hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget. • pgb alpha
2.2.
Recht op hulp bij het huishouden
De aanspraak op hulp bij het huishouden bestaat alleen voor zover de persoon met beperkingen, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen. Bij de toekenning van hulp bij het huishouden is de aan- of afwezigheid van huisgenoten die gebruikelijke zorg kunnen leveren en mantelzorgers een belangrijk gegeven. Om te beoordelen of een aanvraag voor hulp bij het huishouden gehonoreerd kan worden wordt een onderzoek verricht naar o.a. de volgende vragen: 1. Wat is de reden dat betrokkene het huishoudelijk werk geheel of gedeeltelijk niet zelf kan verrichten? Een reden kan zijn te objectiveerbare beperkingen maar ook woonsituatie, overbelasting, trauma’s, moeilijke gezinssituaties etc. 2. Is deze reden (medisch/psychisch) te objectiveren? Objectiveren betekent dat beperkingen vast te stellen zijn door de klantmanager al dan niet in overleg met een bevoegd medicus en/of therapeut. 3. Is het (gedeeltelijk) behandelen van de ziekte of aandoening mogelijk? Is training of revalidatie mogelijk? Werkt overname van het huishouden niet antirevaliderend? Behandeling kan nooit afgedwongen worden maar wel als voorliggend beschouwd worden of als voorwaarde om tijdelijk hulp in het huishouden te krijgen. Als er twijfel bestaat over of behandeling mogelijk is moet een arts geraadpleegd worden. 4. Is de woning adequaat in relatie tot de beperkingen? Is toepassing van een hulpmiddel noodzakelijk of voorliggend? In principe is het gebruik van hulpmiddelen die maken dat een cliënt zelfstandig(er) zijn huishouden kan doen altijd voorliggend. Denk bijvoorbeeld aan een scootmobiel voor het doen van de boodschappen. 5. Is de doelstelling het voorkomen of het compenseren van het disfunctioneren van het huishouden? 6. Zijn er wettelijk voorliggende voorzieningen om het probleem op te lossen? 7. Heeft betrokkene zelf nog (andere) mogelijkheden om het probleem op te lossen? 8. Is er sprake van bereidheid, beschikbaarheid en vrijwilligheid van de mantelzorg? Indien mantelzorg of een vrijwilliger de huishoudelijke taken op zich wil nemen wordt negatief beschikt.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
9
Het is van belang om wel goed in kaart te brengen wat de beperkingen van de cliënt zijn zodat bij uitval van mantelzorgers snel en eenvoudig beschikt kan worden. 9. Zijn er algemeen gebruikelijke voorzieningen die het probleem kunnen oplossen? 10. Is er sprake van gebruikelijke zorg? Is er sprake van overbelasting en dreigende uitval? Is dit door een arts medisch geobjectiveerd?
Toelichting overbelasting. Naast overbelasting bestaat er ook nog dreigende overbelasting. Overbelasting uit zich in diverse klachten zoals: slecht slapen, slecht eten, moeheid, pijnklachten, gestrest zijn, etc. Bij twijfel over overbelasting dient een arts geraadpleegd te worden. Belangrijk is om bij overbelasting de oorzaak van deze overbelasting te analyseren. Dit is bijna altijd een oorzaak buiten het huishouden. De oplossing moet dan ook buiten het huishouden gezocht worden. Om een cliënt de ruimte te geven deze oplossing te zoeken en te vinden kan alleen tijdelijk huishoudelijke hulp ingezet worden. Bij het beschikken van deze vorm van huishoudelijke hulp wordt met de cliënt overlegt dat hij of zij de overbelasting moet aanpakken. Dit wordt vastgelegd in de beschikking. De indicatie wordt in principe voor maximaal 3 maanden afgegeven. Na deze periode wordt met name gekeken naar wat de cliënt en huisgenoot gedaan hebben aan de overbelasting. Op basis daarvan wordt eventueel nog maximaal 3 maanden afgegeven. Doet de cliënt en huisgenoot niets aan de overbelasting dan wordt de huishoudelijke hulp stopgezet.
2.2.1
Gebruikelijke zorg
Artikel 11 van de verordening bepaalt dat “als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten” men niet in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden. Deze beperking heet “gebruikelijke zorg” en is afkomstig uit de regels zoals die ook onder de AWBZ al werden gehanteerd. Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Wat er wordt verstaan onder een gezamenlijk huishouden staat vermeld in de Wettekst van de Wet maatschappelijk ondersteuning. De eerste stap bij het zoeken naar een oplossing is om te kijken naar de huisgenoten van degene die het huishouden normaal gesproken doen. Zijn die huisgenoten in staat het huishoudelijk werk, door bijvoorbeeld een herverdeling van taken, over te nemen? Dat zal de eerste vraag zijn in dit soort situaties, omdat het in Nederland nu eenmaal zo is dat de gezamenlijke huisgenoten verantwoordelijk zijn voor het huishouden. Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en houdt voor de verschillende leeftijdscategorieën het volgende in: a. kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden; b. kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien; c. kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen; d. een 18-21 jarige kan een één persoonshuishouden voeren, namelijk: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen; e. een gezonde volwassen huisgenoot neemt huishoudelijke taken over wanneer de primaire verzorger uitvalt. Het hebben van een baan, het doen van een studie, veel tijd besteden aan hobby’s of vrijwilligerswerk of het hebben van bijbaantjes naast een studie in is principe geen reden om geen gebruikelijke zorg te
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
10
hoeven doen: immers: iedereen, alleenstaand, samenwonend, gehuwd, met of zonder werk, met of zonder veel activiteiten in zijn of haar vrije tijd is verantwoordelijk voor het gezamenlijke huishouden. Hier vormt een handicap geen uitzondering op. Het is immers niet onredelijk te vragen keuzes te maken om het huishouden draaiende te houden. De gemeente zal hierbij moeten beoordelen of het vragen van deze keuzen opwegen tegen het gegeven dat het inzetten van hulp de gemeenschap geld kost, waarbij niet alleen naar de individuele situatie gekeken zal worden maar ook naar de consequenties van een dergelijk beleid voor alle aanvragers in een gelijke situatie. In elk individuele situatie zal bekeken moeten worden of ook in die situatie het redelijk is gebruikelijke zorg te veronderstellen. Maar uitzonderingen zullen niet zo snel gemaakt worden, tenzij het gaat om huisgenoten die ook echt de gebruikelijke zorg niet waar kunnen maken omdat zij dagen (veelal meer dan 7 dagen) verplicht achtereen afwezig zijn. Bijvoorbeeld voor studie of voor werk (een internationaal chauffeur die op maandag vertrekt en op zondag weer terugkomt. Soms is gebruikelijke zorg niet mogelijk omdat één of meer huisgenoten vanwege lichamelijk of psychische beperkingen niet in staat zijn om de werkzaamheden over te nemen. Het kan zijn dat er sprake is van (dreigende) overbelasting, in deze gevallen is vaak een medisch onderzoek noodzakelijk. Tijdens het (medisch) onderzoek moeten de huisgenoten die de gebruikelijk zorg al dan niet kunnen leveren gehoord worden. Mocht de gebruikelijke zorg nog nooit het huishouden hebben uitgevoerd en dit niet kunnen, kan via een tijdelijke indicatie hulp bij het huishouden geboden worden voor het aanleren hiervan. Veelal is een periode van maximaal 6 weken voldoende. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructie gestuurd.
Is een huisgenoot de 75 jaar gepasseerd dan wordt niet meer van hem of haar verwacht dat hij of zij de zware huishoudelijke werkzaamheden nog aan gaat leren. Aangaande het doen van de was wordt hier goed naar gekeken of aanleren nog mogelijk is en aangaande de lichte huishoudelijke werkzaamheden als wel boodschappen doen en maaltijden klaarmaken wordt ook van iemand van 75 jaar of ouder verwacht dat dit nog aan te leren is.
2.2.2
Mantelzorg
Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, maar door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie (Zorg Nabij, VWS 2001). Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit (aanmerkelijk) overschreden. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren. Valt de mantelzorger weg dan zal nagegaan moeten worden of een indicatie voor de zorg, die de mantelzorgverlener invulde, aan de orde is. 2.2.3
Algemene en voorliggende voorzieningen
Voor hulp bij het huishouden geldt, evenals voor andere voorzieningen binnen de Wmo, het primaat van de algemene voorziening. Mocht er gebruik gemaakt kunnen worden van een voorliggende voorziening, dan gaat ook dat voor op hulp bij het huishouden op grond van de Wmo. Te denken valt aan kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, gastouderschap, overblijfmogelijkheden op school, vooren naschoolse opvang, oppascentrales), maaltijddiensten, hondenuitlaatservice, boodschappendiensten, enz. De wens geen gebruik te maken van dergelijke voorliggende voorzieningen, terwijl deze feitelijk aanwezig zijn, kan niet leiden tot een indicatie voor hulp bij het huishouden, zelfs niet wanneer vanwege financiële overwegingen wordt afgezien van de voorliggende voorzieningen. Wel dient rekening gehouden te worden met de financiële mogelijkheden van de betreffende persoon. Overwogen kan worden een tegemoetkoming in de kosten die niet opgebracht kunnen worden door de cliënt toe te kennen.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
11
Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas van gezonde kinderen tot 3 dagen per week is redelijk. Tot 5 dagen is ook mogelijk maar niet afdwingbaar. De sociale situatie moet goed in beeld zijn, zodat beoordeeld kan worden of een voorliggende voorziening daadwerkelijk beschikbaar is. Bij het plotseling optreden van een (lichamelijk) aandoening of beperking kan het voorkomen dat de gebruikelijke zorg of voorliggende voorzieningen niet voorhanden zijn. Opvang en verzorging voor kinderen kan dan tijdelijk (maximaal 6 weken) worden toegekend. Maaltijdbereiding en boodschappen doen vindt niet structureel plaats binnen de voorziening hulp bij het huishouden. Indien hiervoor voorliggende voorzieningen niet tegemoet kunnen komen aan de eisen van een, door een arts voorgeschreven dieet, kan deze taak in de thuissituatie worden geïndiceerd. In leefeenheden met kinderen jonger dan 12 jaar kan in een crisissituatie voor een beperkte periode een indicatie gesteld worden (maximaal 3 maanden en indien mogelijk beperkt tot 3 keer per week). Bij een maaltijd voorziening gaat het altijd om het voorbereiden van de warme maaltijd, als er toezicht of hulp nodig is bij het eten dan valt de maaltijdverzorging onder de AWBZ. Daarnaast is er geen indicatie voor hulp bij het huishouden als de problemen van de aanvrager afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen. Deze hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals: een stofzuiger, een wasmachine, een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, hebben deze hulpmiddelen de voorkeur boven het inzetten van hulp.
Van belang is ook om te kijken naar de mogelijkheid tot het anders indelen van meubelen of bijvoorbeeld keukengerei. Kan een cliënt niet bij de bovenste kastjes dan kunnen kookspullen zo geplaatst worden dat cliënt er wel bijkan. Kan een cliënt niet bukken dan kan een wasmachine op hoogte gezet worden.
2.2.4
Relatie met de AWBZ
Wettelijk voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen die op basis van andere wettelijke regelingen een oplossing voor het probleem kunnen bieden. Artikel 2 Wmo bepaalt immers: “Er bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling bestaat.” Om deze reden is bijvoorbeeld de AWBZ voorliggend op de Wmo. Maar op het terrein van de hulp bij het huishouden zal niet snel een andere wettelijke voorziening voorgaan op de Wmo. Een aantal voorbeelden waarin AWBZ voorliggend is: • Bij een maaltijd voorziening gaat het altijd om het voorbereiden van de warme maaltijd, als er toezicht of hulp nodig is bij het eten dan valt de maaltijdverzorging onder de AWBZ. • Het Volledig Pakket Thuis, waarbij iemand die niet in een AWBZ-instelling is opgenomen maar wel alle zorg ontvangt van een AWBZ-instelling, is voor wat betreft hulp bij het huishouden voorliggend indien het geleverd kan worden, net als een in een persoonsgebonden budget omgezet ZorgZwaarte Pakket, waar ook de hulp bij het huishouden een onderdeel uitmaakt van het persoonsgebonden budget.(voor een zorgzwaartepakket vanaf 1 januari 2009) • Bij personen die alleen beperkingen ervaring in de organisatie van het huishouden en niet in de uitvoering van het huishouden kan het zijn dat AWBZ zorg ingezet wordt. Afstemming met het CIZ is veelal noodzakelijk.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
12
Vaak zijn combinaties mogelijk waarbij begeleiding vanuit de AWBZ alle organiserende en coördinerende werkzaamheden op zich neemt en de hulp in het huishouden specifieke werkzaamheden overneemt. Gouden regel bij AWBZ versus hulp in het huishouden als het gaat om organisatie van het huishouden is de volgende: Indien er sprake is van problemen in organisatie op verschillende gebieden waaronder huishouden is de AWBZ verantwoordelijk terwijl als er sprake is van organisatieproblemen alleen op het gebied van huishouden dan is de Wmo verantwoordelijk.
2.2.5 Zelf oplossen van het probleem Vervolgens kan beoordeeld worden of iemand zelf nog mogelijkheden heeft om het probleem op te lossen. Denk hierbij aan financiële mogelijkheden om een particuliere hulp in te huren. Doordat er een eigen bijdrage gevraagd wordt zal voor een bepaalde groep gelden dat de te betalen eigen bijdrage even groot is als de kosten van de hulp in natura of het toe te kennen persoonsgebonden budget. In die situaties kan het zijn dat de burger de hulp zelf kan betalen. Het kan echter niet als voorliggend beschouwd worden. Het zou kunnen dat men wel het geld heeft, maar niet de capaciteit om het een en ander praktisch te regelen. In die situaties zal de resultaatsverplichting van de gemeente zich kunnen beperken tot het informeren betreffende hulp in het huishouden, waarna iemand de hulp verder zelf bekostigt. Hierbij moet rekening gehouden worden dat de gemeente wel een compensatieplicht heeft en de burger niet verplicht is om de hulp meteen uit eigen middelen te betalen. Goede voorlichting speelt hierin een cruciale rol.
2.3
Inhoud van hulp bij het huishouden
Hulp bij het huishouden kan in 2 categorieën worden onderverdeeld, nl.: Categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden De klant heeft geïndiceerde hulp nodig in de huishouding voor het schoonmaken van het huis. Er is sprake van een stabiele (gezins)situatie waarbij naast het schoonmaakwerk geen andere ondersteuning in het huishouden geboden hoeft te worden. Voor deze categorie klanten gelden de volgende functies: • lichte huishoudelijke werkzaamheden (kamer opruimen, stof afnemen etc.); • zware huishoudelijke werkzaamheden (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen, de ramen zemen); • de was doen (verzorging kleding en linnengoed); • boodschappen doen voor het dagelijks leven; • brood- en/of warme maaltijd bereiden. Categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met de organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregelde huishouding. Een deel van de klanten heeft (additionele) geïndiceerde hulp nodig bij het organiseren van het huishouden. Dit kan (tijdelijk) bestaan uit: • opvang en/of verzorging van kinderen; • dagelijkse organisatie van het huishouden; • instructie, advies en voorlichting gericht op het huishouden; • eenvoudige psychosociale begeleiding en observatie.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
13
De keuze voor een categorie wordt bepaald door de complexiteit van de gezinssituatie en de aan of afwezigheid van iemand die regie kan voeren. In de praktijk zien we de volgende situaties: Cliënt heeft geen regievermogen, er is geen informele of mantelzorg die regie kan voeren en dus is categorie 2 nodig Cliënt heeft geen regievermogen, er is informele of mantelzorg aanwezig die regie kan voeren dus is een categorie 1 nodig. Cliënt heeft geen regievermogen er is awbz zorg in de vorm van begeleiding ingezet die regie voert, dus is een categorie 1 nodig. Cliënt heeft wel regievermogen maar er is sprake van zorg voor kleine kinderen of andere complicerende factoren. Categorie 2 is nodig.
2.4
Omvang van de hulp bij het huishouden
Wanneer er aanspraak gemaakt wordt op hulp bij het huishouden, dient de omvang van deze hulp te worden vastgesteld. Hiervoor moet worden bepaald welke activiteiten de hulpvrager niet zelf kan uitvoeren en welke normtijden hiervoor gelden. Deze normtijden vormen het uitgangspunt voor de omvang van de verschillende taken die in het huishouden verricht moeten worden. In bijzondere situaties kan altijd naar boven of naar beneden worden afgeweken, mits aan de resultaatsverplichting voldaan wordt: de hulp moet leiden tot een schoon huis, schone kleding, (indien van toepassing) beschikbare maaltijden enz. Het is niet zo dat onbeperkt aan allerlei eisen tegemoetgekomen kan worden. Aan welke eisen wel tegemoet gekomen wordt is een individuele afweging. Uitgangspunt is daarbij een “gemiddelde situatie”. In artikel 2 lid d staat vermeld: “Geen voorziening wordt toegekend voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau sociale woningbouw.” Dit wil zeggen dat woningen die veel groter zijn dan woningen in de sociale woningbouw, niet per definitie volledig vallen onder de compensatieplicht. In een individuele beoordeling zal afgewogen moeten worden of bijvoorbeeld niet gebruikte ruimten of ruimten die niet noodzakelijkerwijs gebruikt hoeven te worden mee moeten worden genomen in de bepaling van de omvang van de noodzakelijke hulp. Daar staat tegenover dat bij zeer kleine woningen er een reductie van tijd kan zijn. De in de bijlage 2 aangegeven normtijden worden gehanteerd. Normering door de gemeente is nodig om een uitgangspunt te hebben en eindeloze discussies te voorkomen over de benodigde tijd voor bepaalde activiteiten. De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren en minuten.
2.5 Hulp in het huishouden in natura of d.m.v. een persoonsgebonden budget Hulp in het huishouden kan zowel in natura als door middel van een persoonsgebonden budget worden verstrekt. Bij beiden is sprake van een op te leggen eigen bijdrage. Deze bijdrage en de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgelegd in het besluit maatschappelijke ondersteuning. De gemeente is verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie aan de cliënt rondom de eigen bijdrage. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) is verantwoordelijk voor het innen van de eigen bijdrage. Hulp in natura De gemeente heeft contracten afgesloten met landelijke en regionale zorgaanbieders die hulp in natura kunnen geven. De hulp wordt gegeven via de normale zorg (HV 1) als intensievere zorg (HV2). De intensievere zorg wordt alleen gegeven als de klant de regie over het eigen leven kwijt raakt. De klantmanager van het zorgloket indiceert het aantal benodigde zorguren voor de klant, eventueel met
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
14
medische ondersteuning. De klantmanager van het zorgloket bepaalt na overleg met de klant van welke regeling en/of zorgaanbieder de klant gebruik kan maken. Het persoonsgebonden budget De klant kan ook kiezen voor een persoonsgebonden budget voor het hulp in het huishouden. Een persoon met een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt als opdrachtgever of zelf als werkgever beschouwd. Dat brengt verantwoordelijkheden met zich mee. In de wet is vastgelegd dat de gemeente verantwoordelijk is om de cliënt te informeren over de mogelijkheden, consequenties en de verantwoordelijkheden van de burger bij het hebben van een persoonsgebonden budget. De cliënt krijgt het persoonsgebonden budget bruto uitbetaald, dit betekent dat de cliënt over het persoonsgebonden budget een eigen bijdrage moet betalen. De gemeente ondersteunt budgethouders bij hun werkgeverstaak. Eventueel zijn hier kosten aan verbonden. Vanaf 1 januari 2010 is het mogelijk voor de klant de administratie volledig door de gemeente te laten uitvoeren via het bureau Huishoudelijke Hulp. Binnen de PGB gaat de burger een zorgovereenkomst aan met de hulpverlener. Bij het aangaan van een overeenkomst met de hulpverlener ontstaan er drie situaties: a) de hulpverlener werkt minder dan 3 dagen voor de budgethouder. Als het minder dan 3 dagen zijn mag de budgethouder bruto uitbetalen en moet de hulpverlener zelf zorgen voor afdracht van belasting, voor eventuele verzekering tegen ziekte en andere verzekeringen. (dit is de alfa constructie). De burger gaat een overeenkomst opdrachtgever - opdrachtnemer aan. De budgethouder kan de gemeente vragen om de bemiddeling en administratie te doen. Tevens kan de budgethouder de gemeente opdracht geven om de hulpverlener rechtstreeks te betalen middels een machtiging. Deze administratie wordt dan gedaan door het bureau Huishoudelijke Hulp. De kosten voor deze ondersteuning worden jaarlijks vastgesteld. b) De hulpverlener werkt meer dan 3 dagen voor de budgethouder. In dit geval is de budgethouder als werkgever ook verantwoordelijk voor de afdracht van belastingen en verplichte premies voor diverse verzekeringen, zoals doorbetaling bij ziekte of werkloosheid. In deze beide situaties moet het minimum (jeugd)loon in ieder geval betaald worden. De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het werven van een hulpverlener en de administratie. De budgethouder kan de gemeente machtigen om de werkgevers administratie te doen en de noodzakelijke verzekeringen af te sluiten. Hieraan zijn kosten verbonden. Deze kosten worden verrekend met de hoogte van de PGB. Ook deze kosten worden jaarlijks vastgesteld. c) Gaat de budgethouder via de PGB constructie een overeenkomst aan met een zorgaanbieder of met hulpverlener die dit niet in loondienst doet maar als ondernemer dan ontstaat er een opdrachtgever - opdrachtnemer verhouding. De budgethouder is dan niet gebonden aan het minimum (jeugd)loon en hoeft er geen afdrachten te worden gedaan. De onderneer/onderneming stuurt een factuur naar de budgethouder. De budgethouder en ondernemer/onderneming zijn zelf verantwoordelijk voor de administratie en de noodzakelijke verzekeringen.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
15
Hoofdstuk 3 3.1
Woonvoorzieningen
Algemeen
Wanneer een persoon beperkingen ondervindt bij het voeren van een huishouden, of in het normale gebruik van de woning is het College verplicht deze beperkingen te compenseren. Compensatie is in deze situaties veelal noodzakelijk in de vorm van een woonvoorziening. Onder een woonvoorziening wordt verstaan: een voorziening die verband houdt met een maatregel die is gericht op het opheffen of verminderen van de beperkingen die een persoon bij het normale gebruik van zijn woning ondervindt. De noodzakelijke voorziening moet worden getroffen in de woning en bij de toegang tot de woning. Het gaat in principe alleen om de woning waar men zijn hoofdverblijf heeft. Vormen van woonvoorzieningen In artikel 14 van de verordening Oude IJsselstreek staat vermeld in welke vorm een woonvoorziening geleverd kan worden, deze zijn: a. woonvoorziening in natura b. woonvoorziening als persoonsgebonden budget c. woonvoorziening als financiële tegemoetkoming De algemene woonvoorziening zoals benoemd in artikel 3 is voorliggend en is net als alle algemene voorzieningen in de verordening bedoeld voor situaties betreffende oplossingen die van korte duur zijn, lichte, niet complexe zorg/voorzieningen of betrekking hebben op incidentele (zorg)behoeften. Het gaat om eenvoudig te krijgen en te plaatsen voorzieningen die goedkoper zijn dan individuele voorzieningen en waardoor de persoon met een beperking in zijn eigen huis kan blijven wonen. Te denken valt aan een klussendienst die snel en goedkoop kleine problemen kan oplossen. Het kan ook gaan over het anders inrichten van een keuken, het op hoogte brengen van een wasmachine of de koelkast een andere plaats geven. Als een algemene voorziening niet de oplossing is voor het woonprobleem, zal een aanvraag voor een andere woonvoorziening kunnen worden ingediend. In dat geval komen de onder a,b en c genoemde verstrekkingmogelijkheden in aanmerking. Als een cliënt de algemene voorziening niet wenst maar het betreft wel een goede oplossing is de wens van de cliënt niet bepalend. Woonvoorziening in natura / financiële tegemoetkoming De meeste losse woonvoorzieningen worden in natura verstrekt, hierbij valt te denken aan een tillift of een douchestoel. Voor de meeste vaste woonvoorzieningen zoals een traplift of een douchezitje wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt. Woonvoorziening als persoonsgebonden budget Binnen de Wmo is het mogelijk dat de woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) wordt verstrekt. Op grond van artikel 6 van de Wmo moet het college de keuze voor een pgb bieden, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Voor de woonvoorziening is in artikel 7 van de Wmo bepaald dat het pgb of een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte alleen kan worden verleend aan de woningeigenaar. Huurders kunnen deze voorzieningen alleen in natura ontvangen, waartegenover een eigen bijdrage staat. Verder is het zo dat in de verordening in artikel 7 lid1.b is bepaald dat de omvang van het pgb wordt bepaald door de tegenwaarde van de goedkoopste en adequate voorziening die in natura verstrekt zou zijn. Verderop onder lid 3 is opgenomen dat er in de beschikking een programma van eisen gericht op doel en besteding wordt opgenomen. Voordat een pgb kan worden verstrekt zal er dus eerst geïndiceerd moeten worden. Enerzijds heeft betrokkene een bepaalde vrijheid bij gebruikmaking van een pgb anderzijds is het van belang dat het budget op verantwoorde wijze wordt besteed. Niemand is er bij gebaat als er een voorziening wordt aangeschaft die niet voldoet. Als de gebruiker voorkeur heeft voor een pgb, zal de gemeente nagaan of er overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
16
Eigen bijdrage Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht.
3.2.
Recht op een woonvoorziening
Een persoon met een beperking kan voor een woningaanpassing in aanmerking komen als een algemene/voorliggende voorziening geen oplossing kan bieden, verhuizing naar een aangepaste of makkelijker aan te passen woning niet te realiseren of niet de goedkoopst adequate oplossing is. De belanghebbende dient afhankelijk te zijn van de voorziening voor het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Indien er een voorziening in de woning is aangebracht, zoals bij een douchescherm of een bad, en het was op dat moment te voorzien dat deze voorziening in de toekomst niet meer adequaat zou zijn is compensatie in het kader van de Wmo niet noodzakelijk. Voorzienbaarheid moet goed onderzocht worden en in kaart gebracht. Het verhuizen naar een andere geschikte woning is een voorziening die voorgaat op aanpassen van de huidige woning als die verhuizing minder kosten met zich meebrengt. Wat in welke situatie als de meest adequate en goedkoopste voorziening kan worden gezien is uitgewerkt in dit hoofdstuk.
Voorzienbaarheid is moeilijker vast te stellen. Van belang is wanneer cliënt wat had kunnen weten Als een cliënt een aantal jaar geleden een bad heeft laten plaatsen en de laatste jaren gezondheidsklachten heeft, kan gesteld worden dat de problemen niet te voorzien waren. Echter is het wel mogelijk dat op het moment dat de gezondheidsklachten ontstonden, cliënt al had kunnen voorzien dat er problemen met de woning zouden ontstaan en kan dus verwacht worden van een cliënt dat hij rekening houdend met deze verwachting nagedacht zou hebben over bijvoorbeeld verhuizen. Dit voorbeeld illustreert hoe ingewikkeld de beoordeling van voorzienbaarheid kan zijn.
Normaal gebruik van de woning De resultaatsverplichting van de aanpassing moet allereerst het normale gebruik van de woning betreffen. Het normale gebruik van de woning omvat de elementaire woonfuncties, dat zijn de activiteiten die de gemiddelde Nederlander in zijn woning in elk geval verricht. Het gaat daarbij om slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel, het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen de woonruimte. Essentiële woonruimte Bij een woonvoorziening dient nagegaan te worden wat voor de persoon met een beperking de essentiële woonruimten zijn. Onder essentiële woonruimte wordt verstaan: • een slaapgelegenheid die bereikt en gebruikt kan worden; • een toiletgelegenheid die bereikt en gebruikt kan worden; • een natte cel die gebruikt en bereikt kan worden; • een kookgelegenheid/keuken die gebruikt en bereikt kan worden; • een woonkamer die gebruikt en bereikt kan worden; • de toegang tot de woning die gebruikt en bereikt kan worden.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
17
Het feit dat alleen problemen bij het normale gebruik van de woning worden gecompenseerd, houdt in dat geen rekening wordt gehouden met voorzieningen met een therapeutisch doel (bijvoorbeeld dialyseruimten, therapeutisch baden). Soms zullen deze voorzieningen vergoed worden vanuit de Zorgverzekeringswet, soms zal men de therapeutische effecten ook kunnen bereiken door de therapie elders te ontvangen. Het begrip therapeutisch verdient een nadere toelichting: Onder therapeutisch wordt verstaan activiteiten met als doel verbetering van functies dan wel activiteiten ter voorkoming van achteruitgang van functies. Niet alle medische handelingen vallen onder het begrip therapeutisch. Er dient altijd nagegaan te worden wat mogelijk is vanuit andere wetgeving.
Evenmin wordt er rekening gehouden met problemen die een incidenteel karakter hebben, dan wel voorzieningen die puur als noodvoorziening hebben te gelden (bijvoorbeeld incidenteel gebruikte en niet-essentiële onderdelen van de woning respectievelijk vluchtvoorzieningen of branddeuren). Ook ten behoeve van het gebruik van hobbyruimtes en studeerkamers worden geen compenserende woonvoorzieningen getroffen, aangezien het daarbij niet gaat om ruimten met een elementaire woonfunctie. Uitzondering op het beginsel dat woonvoorzieningen worden verstrekt ter compensatie van problemen bij het normale gebruik van de woning vormt de uitraaskamer (artikel 16.d van de verordening). Deze voorziening heeft een specifiek doel, namelijk het tot rust doen komen van een persoon met een specifieke beperking. De uitraasruimte zal later besproken worden. Hoofdverblijf Artikel 19 van de verordening bepaalt in lid 1: “Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.” Het hoofdverblijf is de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de betrokkene zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven Ook kan het gaan om het feitelijke adres, indien de betrokkene een briefadres heeft. Uitgangspunt blijft de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie. De gemeente waar de woning staat heeft compensatieplicht, behalve in de situatie waarin de persoon uit de Wmo-doelgroep verhuist van de ene gemeente naar een andere gemeente. Een aanvraag voor een woonvoorziening in de vorm van een verhuiskostenvergoeding behoort dan ingediend en behandeld te worden bij de vertrekgemeente. De woningaanpassing behoort verzorgd te worden door de gemeente waarheen verhuisd zal gaan worden. In uitzonderingssituaties is er sprake van twee hoofdverblijven. Daarbij moet worden gedacht aan cliënt kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder. Alleen in die situatie kunnen in beide ouderlijke woningen woonvoorzieningen getroffen worden, en niet in situaties waarin sprake is van bezoekregelingen. Als de woningen van de ouders in een dergelijke situatie in twee verschillende gemeenten zijn gesitueerd, rust de compensatieplicht alleen op de gemeente waar de woning van de betreffende ouder is gelegen.
In een situatie van co-ouderschap mag van de ouders verwacht worden dat zij behalve over het coouderschap zelf nadenken over de woonsituaties voor dat woningen gekocht, verkocht, gehuurd of verlaten worden. Indien de gemeente voor voldongen feiten gesteld wordt betekend dat bijna automatisch een beperking van de mogelijke compensatie.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
18
Artikel 19 biedt in de leden 2 tot en met 4 een uitzondering op deze hoofdregel: 1. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. 2. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 3. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken. Opgemerkt moet hier worden dat hetgeen hier geregeld is bovenwettelijk is: het zogenaamde bezoekbaar maken valt niet onder de compensatieplicht van de Wmo omdat het hier niet gaat om het in staat stellen om iemand een huishouden te laten voeren. Het gaat hier om het in staat stellen van bewoners van een AWBZ-instelling om bij met name de ouders op bezoek te gaan. Omdat het gaat om een bovenwettelijke voorziening geldt geen resultaatsverplichting. Daardoor kan de gemeente grenzen leggen zonder dat de gemeente gedwongen kan worden meer te doen. In artikel 20 van de verordening worden nog een aantal weigeringgronden aan de orde gesteld.
Kwaliteitsniveau Voor het kwaliteitsniveau van de aanpassingen wordt aangesloten bij de eisen zoals deze in de regels voor sociale woningbouw zijn vastgesteld in het Bouwbesluit 2003. Indien de belanghebbende een hoger of luxer kwaliteitsniveau wenst, komen, indien van toepassing, de extra kosten voor rekening van de belanghebbende. Hierbij valt te denken aan de minimale maten van de verschillende woonruimte. Gemeenschappelijke ruimten De eigenaar van een wooncomplex is primair verantwoordelijk voor het aanbrengen van voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten. De gemeenschappelijke ruimten kunnen worden aangepast indien zonder deze aanpassingen de woonruimte voor de belanghebbende ontoegankelijk blijft en de eigenaar niet bereid is dit te financieren en schriftelijk heeft verklaard, dat er geen bezwaar is tegen het aanbrengen van de voorziening. De navolgende aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten komen in aanmerking voor een tegemoetkoming: 1. het aanbrengen van automatische deuropeners; 2. het aanbrengen van extra trapleuningen; 3. het aanbrengen van hellingbanen/drempelaanpassingen. Overige aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten zijn in principe uitgesloten. Hierin staat vermeld dat het aan de gemeente is om voorzieningen te treffen ter compensatie van beperkingen aangaande toegankelijkheid en doorgankelijkheid van de woning. Hierbij dient er altijd rekening gehouden te worden met de persoonskenmerken en behoefte van de aanvrager. Onderhoud, keuring en reparatie a. De vergoeding van kosten voor onderhoud en reparatie aan een reeds verstrekte woonvoorziening kan worden ingediend bij het Zorgloket. De medewerker van het loket of de klantmanager geeft toestemming en opdracht voor uitvoering van de reparatie. Indien b en c niet aan de orde zijn. b. Dagelijkse en geringe (dus algemeen gebruikelijke) reparaties zijn voor rekening van de belanghebbende/ eigenaar van de woning. Hierbij valt te denken aan een lekkage van een douche die enkele jaren geleden is aangebracht door de gemeente zonder dat het defect aan de gemeente is te wijten. c. De reparatiekosten ten gevolge van schade die aan de schuld van de gebruiker te wijten zijn, komen niet voor vergoeding in aanmerking. d. Reparatiekosten, behalve die van de punten b en c, kunnen alleen vergoed worden wanneer de reparatie door een door de gemeente goedgekeurde reparateur wordt uitgevoerd.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
19
3.3.
Verhuizen
De belanghebbende kan in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding indien op (medisch) advies verhuisd wordt naar een aangepaste of een makkelijker aan te passen woning. De gemeente van waaruit de belanghebbende verhuist, verstrekt de financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten. Voor verhuizingen naar AWBZ-instellingen of andere zorginstellingen wordt geen vergoeding verstrekt, evenmin voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning. Een aanleunwoning wordt gezien als een normale woning (geen AWBZ instelling). Voor verhuizing is het noodzakelijk dat op het moment van de beslissing een aangepaste of gemakkelijk aan te passen woning binnen de gemeente beschikbaar is of dat binnen een redelijke termijn een dergelijke woning beschikbaar zal komen. Van de persoon met een beperking wordt verwacht dat hij/zij actief op zoek gaat naar een andere woning en de ondernomen activiteiten schriftelijk bijhoudt, zo mogelijk in de vorm van kopieën van de correspondentie.
Voor het wel of niet geven van een verhuiskostenvergoeding wordt rekening gehouden met de voorzienbaarheid van de noodzaak tot verhuizen. Indien de noodzaak om te verhuizen te voorzien was door de cliënt wordt geen verhuiskostenvergoeding gegeven. Voorts wordt meegewogen of cliënt op tijd de gemeente betrokken heeft bij een verhuizing. Indien de gemeente voor een voldongen feit gesteld wordt waarin cliënt reeds een huur of koopwoning geaccepteerd heeft is de kans groot dat de aanvraag wordt afgewezen.
3.3.1
Het primaat van verhuizen
In artikel 17 van de verordening is het primaat van verhuizen vastgelegd. Dat wil zeggen dat als vast staat dat een aanpassing noodzakelijk is, eerst beoordeeld wordt of verhuizing naar een reeds geheel aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing is die in aanmerking komt.
Het doel van een dergelijk primaat is het voorkomen van onnodig verbouwen van woningen enerzijds en het niet of beperkt gebruiken van het aanbod van aangepaste woningen anderzijds.
Bij het primaat van verhuizen moet beoordeeld worden of in deze concrete situatie van deze persoon gevraagd mag worden te verhuizen. Bij het hanteren van het primaat van de verhuizing gaat het in eerste instantie om een financiële afweging van de kant van de gemeente; het is een uitwerking van het principe dat wordt gekozen voor de goedkoopst - adequate oplossing. Bij de afweging van het primaat van verhuizen zal rekening gehouden moeten worden met de individuele behoeften en wensen van de aanvrager. In onderstaande worden enkele afwegingsfactoren genoemd. Naarmate de kosten van aanpassingen of verbouwingen hoger worden is de kans dat verhuizen een goedkoper adequate oplossing biedt groter. Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen bij het primaat van verhuizen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt hieronder in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming: - de snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd; - rekening houden met sociale factoren; - rekening houden met woonlasten en financiële draagkracht van de cliënt; - vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte; - de mogelijke gebruiksduur van de aanpassing.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
20
De snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt. Uit de jurisprudentie blijkt dat het essentieel is dat uit het indicatie-advies blijkt binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem. Rekening houden met sociale factoren Sociale omstandigheden waarmee het college rekening houdt zijn bijvoorbeeld de voorkeur van de cliënt, de binding van de cliënt met de huidige woonomgeving, de nabijheid van voor de cliënt belangrijke voorzieningen. Ook de waardering van de aanwezigheid van vrienden, kennissen en familie in de nabijheid van de woning van de cliënt kan een rol spelen in het afwegingsproces, met name in situaties waarin sprake is van mantelzorg. De sociale omstandigheden moeten in het indicatie-onderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. Het objectiveren van sociale omstandigheden is geen eenvoudige klus. Het gevoel van de cliënt speelt immers een belangrijke rol. Belangrijk is om bevindingen zoveel mogelijk te onderbouwen met feiten. Bijvoorbeeld: Als een cliënt aangeeft veel hulp te krijgen van mensen in de buurt kan nagevraagd worden wie waarmee en wanneer hulp biedt. Op die wijze ontstaat er een meer feitelijk beeld van de situatie.
De sociale factor zal minder zwaar wegen in het voordeel van aanpassen, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden. Als de beoogde nieuwe woning dicht bij belangrijke voorzieningen, zoals winkels en werkplek is gelegen, kan dat de beslissing in het voordeel van verhuizen beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dan ook minder vervoersvoorzieningen nodig zijn. Als de aanvrager zijn werk "aan huis" heeft (eigen bedrijf), moeten de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben. Door de wetswijziging per 1 januari 2010 zal in artikel 4 een kleine toevoeging plaatsvinden. Na “en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen” wordt ingevoegd: “waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie”. Dit bij amendement in de wetswijziging ingebrachte onderdeel is bedoeld om een normale “wooncarrière” mogelijk te maken, ook als er wordt verhuisd van een adequate naar een minder- of inadequate woning. Hierbij gelden uiteraard wel voorwaarden: deze wijziging kan geen vrijbrief zijn zomaar naar elke zeer ongeschikte woning te verhuizen. Er mag verwacht worden dat gezocht is naar de meest geschikte woning en dat dit ook te onderbouwen is en verder mag verwacht worden dat voordat tot koop of huur overgegaan wordt, overleg met de gemeente wordt gevoerd. Het amendement is bedoeld om er voor te zorgen dat cliënten niet te allen tijde gedwongen zijn in een adequate woning te blijven wonen. Het is echter niet bedoeld om de gemeente voor een voldongen feit te zetten waarbij reeds een woning is geaccepteerd en/of verkocht. Indien dit toch het geval is betekend dat in de meeste situatie een beperking in de compensatie mogelijkheden van de gemeente.
Rekening houden met woonlasten en financiële draagkracht van de cliënt Rekening houdend met eventuele mogelijkheden op het financiële gebied, maakt het college een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij in aanmerking worden genomen. Als de aanvrager eigenaar van de woonruimte is, zal een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer deze de woning huurt.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
21
Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten zal pleiten voor het verkopen van de woning en verhuizen naar een huurwoning. Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan. Een aandachtspunt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of -verliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. Ook indien de aanvrager, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing soms minder voor de hand. Als de financiële situatie van een eigenaar van een woning, die gehandicapt raakt, door zijn handicap drastisch verandert (doorgaans brengt een handicap negatieve inkomensgevolgen met zich mee), kunnen moeilijkheden optreden met het opbrengen van de woonlasten van de eigen woning, en zal de aanvrager ook problemen hebben met verhuizen. Van belang is om de overweging rond de financiën altijd los te zien van de overweging of er een noodzaak voor aanpassen of verhuizen is. In de praktijk worden deze overwegingen nogal eens door elkaar gebruikt. Ter illustratie kan er een duidelijke noodzaak zijn om te verhuizen. Zo kan het zijn dat een woning niet adequaat aan te passen is of dat er medische redenen zijn om te verhuizen. In een dergelijke situatie kunnen overwegingen rond financiën niet leiden tot alsnog aanpassen van de huidige woning.
Ook als er een geschikte huurwoning beschikbaar is, geldt het primaat van verhuizen naar die woning voor de eigenaar van de koopwoning. Te denken valt bijvoorbeeld aan de situatie dat een geschikte seniorenwoning te huur is. Bij een verhuizing van een koopwoning naar een huurwoning moet rekening gehouden worden met de woningmarkt op het moment van verkoop. De woning moet wel binnen een aanzienlijke termijn verkocht kunnen worden. Het ligt niet voor de hand dat het verhuizen van een huurwoning naar een koopwoning een adequate en goedkope oplossing is. In theorie is dat echter ook mogelijk. Vergelijking aanpassingskosten huidige woning versus nieuwe woonruimte Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen: a. de kosten van het verhuizen b. de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning; c. kosten van het eventueel vrijmaken van de woning d. een eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving. De mogelijke gebruiksduur van de aanpassing Er kan ook rekening gehouden worden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen. - De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen; - Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruimte. Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voor één enkele belanghebbende aangepast worden. Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol van belang. Ook de medische prognose speelt in dit verband een rol. Indien vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizing aanpassen.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
22
3.3.2
Verhuiskostenvergoeding
Valt de afweging uit in het voordeel van verhuizen, dan kan men wellicht voor een verhuiskostenvergoeding en een medische urgentie in aanmerking komen. Een verhuiskostenvergoeding is in drie situaties aan de orde: 1. De aanvrager gaat vanwege problemen met het normale gebruik van de woning verhuizen naar een adequate woning; 2. De aanvrager vraagt een woonvoorziening aan in de vorm van een woningaanpassing, maar na onderzoek blijkt verhuizing de goedkoopst adequate oplossing te zijn voor het woonprobleem. Ook mogelijk is dat de betreffende woning niet kan worden aangepast; 3. Voor het vrijmaken van een aangepaste woning. De vergoeding wordt alleen verstrekt als een persoon op verzoek van het college verhuist. Een verhuiskostenvergoeding is bedoeld als goedkoopst-adequaat alternatief voor een dure woningaanpassing in gevallen waarin die verhuizing niet algemeen gebruikelijk is, gelet op leeftijd, gezins- of woonsituatie. Verhuizingen wegens gezinsuitbreiding of om als jongvolwassene zelfstandig te gaan wonen zijn in beginsel algemeen gebruikelijk, evenals voorspelbare verhuizingen van senioren. Indien verhuizen of aanpassen van de huidige woning beide als adequaat gezien worden maar verhuizen goedkoper is kan cliënt de keuze gegeven worden om toch tot aanpassen over te gaan waarbij een tegemoetkoming van de kosten geld ter hoogte van maximaal de verhuiskostenvergoeding.
Voor verhuizingen naar AWBZ-instellingen of andere zorginstellingen wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt, evenmin voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning, zoals in artikel 20, aanhef en onder e van de verordening wordt bepaald.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
23
3.4
Veel voorkomende woningaanpassingen
In deze paragraaf worden enkele voorkomende woningaanpassingen nader toegelicht en worden voorwaarden genoemd waaronder de persoon met een beperking aanspraak kan maken op de voorziening. Voor alle indicaties geldt dat wat vermeld staat onder de (selectie)factoren in de advisering tot uiting moet komen. De genoemde voorzieningen en (selectie)factoren zijn geen limitatieve opsomming. Of de cliënt in aanmerking komt voor een losse (roerende) of een vaste (onroerende) woonvoorziening, hangt af van; de bouwkundige situatie van de woning en van de ondervonden beperkingen en belemmeringen, alsmede van het te bereiken resultaat. Het gaat bij losse woonvoorzieningen bijvoorbeeld om tilliften, badliften, douche/toiletstoelen of douchestretchers. Meestal zal de losse voorziening een goedkoop en adequaat alternatief zijn voor een vast voorziening. Een voorbeeld: in plaats van een vaste plafondlift als transferhulpmiddel kan ook een losse tillift worden verstrekt of een transferplank. Ook zal bij voorkeur met losse voorzieningen worden gewerkt in situaties waarin mensen wachten op opname in een zorginstelling of in andere situaties waarin de voorziening langdurig noodzakelijk is, maar waarin de verstrekking van vaste woonvoorzieningen als risico met zich meebrengt dat deze voorziening op zichzelf niet efficiënt is. Voorbeelden zijn terminale situaties, maar ook situaties van mensen die in een slooppand wonen.
Toegang en doorgang De persoon met een beperking moet één toegang van de woning kunnen bereiken en gebruiken. De aard van de handicap en de hulpmiddelen/voorzieningen bepalen of én hoe een toegang of doorgang moet worden aangepast. Aandachtspunten: - Kan een persoon met beperkingen de deur zelfstandig openen en sluiten (het slot bedienen); - Is er bij een groot niveauverschil voldoende ruimte om de toegang aan te passen? - Indien een groot niveauverschil overbrugt kan worden met een oploop, is de cliënt die moeilijk ter been is dan wel in staat de oploop te nemen? Stalling Een berging wordt geacht standaard bij de woning aanwezig te zijn. Als voorzieningen in de berging moeten worden gestald (bijvoorbeeld een scootmobiel), dan kan een aanpassing nodig zijn. Aandachtspunten: • Is er een geaard stopcontact aanwezig om de accu’s op te laden? • Kan de toegang tot de berging worden bereikt? • Is aanpassing van de deur of drempel noodzakelijk? • Kan de scootmobiel buiten in een afgeschermde ruimte (bijvoorbeeld tuin of terras) geplaatst worden met behulp van een overdekkingshoes? Bij stalling van een Wmo-voorziening in de berging moeten de sociale omstandigheden worden onderzocht: • indien er onvoldoende bergingsruimte voor een voorziening overblijft door artikelen die redelijkerwijs in de berging geplaatst moeten worden zoals bijvoorbeeld een wasmachine of fietsen, kan een alternatieve bergruimte worden gecreëerd (bijvoorbeeld een afdak of een scooter safe). Van de cliënt mag verwacht worden dat de nodige opruimwerkzaamheden gedaan worden om ruimte te maken voor een scootmobiel. Beugels en handgrepen In situaties waarin men extra stabiliteit nodig heeft die niet kan worden opgevangen door een loophulpmiddel of eenvoudige handgrepen, kunnen opklapbare beugels verstrekt worden. Het zal meestal gaan om beugels in de badkamer of bij het toilet, maar ook beugels in andere essentiële woonruimtes, zoals eerder genoemd, behoren tot de mogelijkheden.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
24
Wandbeugels zijn over het algemeen goedkopere adequate voorzieningen dan opklapbare beugels maar deze worden gezien als algemeen gebruikelijk. Indien opklapbare beugels geadviseerd worden moet in het advies afgewogen worden waarom wandbeugels niet adequaat zijn.
Toilet De persoon met een beperking moet in staat gesteld worden om van een toiletmogelijkheid gebruik te maken. Indien een tweede toilet noodzakelijk is kan deze op medische gronden verstrekt worden. Een standaard verhoogd toilet (6+) wordt beschouwd als algemeen gebruikelijk omdat deze in de reguliere handel te verkrijgen zijn en niet speciaal voor cliënten zijn gemaakt. Een toilet die 10cm hoger is dan een standaard toilet is niet algemeen gebruikelijk en kan verstrekt worden. Een losse toiletverhoger is voorliggend op een verhoogde toiletpot. In de meeste gevallen is een 6+ toilet de meest adequate oplossing. Alleen bij zeer lange mensen en cliënten die zeer moeizaam van het toilet kunnen opstaan is een 10+ toilet noodzakelijk. Er moet rekening gehouden worden dat een te hoog toilet nadelig is voor de stoelgang.
Bij het adviseren van een verhoogd toilet kan nagegaan worden of cliënt van stoel of bank kan opstaan waarbij de hoogte van betreffend meubel betekenis heeft voor de hoogte van het toilet.
e
De volgende factoren zijn van belang bij de overweging voor een 2 toilet: • de klachten die de persoon met een beperking ondervindt bij het gebruik maken van het toilet; • bereikbaarheid toilet en de frequentie toiletgang ’s nachts; • mogelijkheid tot gebruik van de voorliggende voorziening zoals een toiletstoel, waarbij nagegaan dient te worden of cliënt of mantelzorger in staat is de po te legen; • eventuele aanwezigheid van een traplift. In het geval van een traplift, kan cliënt adequaat gebruik maken van de eerste toilet zowel overdag als ‘s nachts? De douche/toiletstoel of opklapbaar douchezitje Als een persoon met beperkingen niet in staat is om staande te douchen bestaat er de mogelijkheid van verstrekking van een zitvoorziening. Een losse douche- of toiletstoel (niet verrijdbaar) is veelal de goedkoopst adequate oplossing en is dan voorliggend op een vaste voorvoorziening. Een verrijdbare douche-/toiletstoel of douche/toiletrolstoel kan een adequaat hulpmiddel zijn voor de persoon met een beperking die een kort sta moment heeft en/of qua aantal niet veel transfers kan/mag maken. De volgende factoren zijn van belang: • Is er een noodzaak dat belanghebbende het aantal transfer tot een minimum beperkt? • Woont belanghebbende alleen of maken er ook andere gebruik van de douche? Is de huisgenoot in staat om de douchevoorziening (douchestoel) te verplaatsen? • Is de cliënt zelfstandig in het douchen of is er sprake van hulp. • Wordt gebruik gemaakt van tilsystemen? Houd rekening met het feit dat een verrijdbare douchestoel nat wordt en dus vaak nat verplaatst moet worden. In feite is een verrijdbare douchestoel onhandig maar soms onvermijdelijk. Bij hulpverlening kan het verstandiger zijn een douchestoel te gebruiken in plaats van een douchezitje om de mogelijkheid te geven om de stoel te verplaatsen en aan beide kanten hulp te geven.
Plaatsing bad Een bad wordt alleen verstrekt bij een contra-indicatie voor het douchen en niet voor therapeutisch gebruik. Een contra-indicatie voor het douchen heeft altijd een medisch karakter.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
25
Aanpassingen aan het bestaande bad of verwijderen van het bad Aanpassing aan het bad is alleen mogelijk als een persoon met een beperking in de natte cel alleen een bad/douche combinatie heeft en niet in staat is om gebruik te maken van de douchevoorziening. Een losse voorziening zoals een badplank is voorliggend op het verwijderen van het bad en creëren van een douchegelegenheid. Indien niet duidelijk is of een badplank de beperking van de cliënt voldoende compenseert kan de cliënt gevraagd worden om een badplank uit te proberen voor dat er 1 wordt toegekend. Een cliënt met zitbalans problemen kan geen gebruik maken van een badplank. Badliften worden zeer zelden verstrekt. Een badlift voegt voor het douchen niks toe in vergelijking met een badplank.
Keuken Bij keukenaanpassingen zijn de volgende werkzaamheden van belang: • koken, afwassen en overig normaal gebruik van de keuken. Bij een persoon met een beperking dient duidelijk te worden welke werkzaamheden niet meer verricht kunnen worden door de beperkingen, en dient beoordeeld te worden of de belemmeringen niet te verhelpen zijn door eenvoudige ingrepen. Hierbij kan gedacht worden aan een andere plaatsing van toebehoren, andere taakverdeling of een andere werkwijze. Overwegingen: • Wie voert welke werkzaamheden uit? Kunnen de taken anders verdeeld worden? • Kunnen de werkzaamheden op een andere manier worden uitgevoerd? Denk hierbij aan het uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden (snijden groente, schillen aardappelen) aan bijvoorbeeld de (keuken)tafel. • Kan de keuken anders ingedeeld worden? • Kan er gebruik gemaakt worden van voorliggende voorzieningen zoals een kruk of het zittend uitvoeren van de werkzaamheden op de rollator? De keuken moet als werkplek afgestemd worden op degene binnen het huishouden die de meeste taken in de keuken verricht. Indien de persoon met een beperking in aanmerking komt voor een onderrijdbare keuken worden alleen het kookvlak, één werkvlak en de spoelbak onderrijdbaar gemaakt. Het vervangen van keukenkastjes gaat volgens de normen van de sociale woningbouw.
Indien cliënt de wens heeft om kookactiviteiten te gaan doen maar afhankelijk is van aanpassingen is voorliggend op aanpassen het uitproberen van kookactiviteiten bijvoorbeeld met een eerstelijns ergotherapeut. Dit om te voorkomen dat aanpassingen gedaan worden maar niet gebruikt. Een in hoogte verstelbare keuken wordt alleen in hoge uitzonderingen toegekend. Namelijk als er meerdere mensen intensief gebruik maken van de keuken en er geen mogelijkheid is om een gedeelte van de keuken onderrijdbaar te maken. Belangrijk is om af te wegen hoe nodig het is om te koken. Koken moet een belangrijk onderdeel zijn van dagelijkse activiteiten om tot aanpassen van een keuken over te gaan.
Trap 2e Trapleuning Indien de persoon met een beperking evenwichtsstoornissen heeft of extra ondersteuning nodig heeft tijdens het traplopen en 1 á 2 keer per dag traplopen mogelijk is dan kan een tweede trapleuning een adequate oplossing zijn. Tweede trapleuningen worden bijna nooit aangevraagd meestal wordt een traplift aangevraagd. Bij aanvraag van een traplift moet altijd overwogen worden of extra steunpunten bij een trap geen oplossing vormen voor het probleem.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
26
Traplift Een traplift is een persoonsgebonden voorziening, wanneer eenvoudige oplossingen niet voldoen. Dit betekent dat deze in principe alleen binnen de woning en niet in publieke ruimten zoals een trappenhuis wordt geplaatst. In principe wordt maximaal één traplift per woning geplaatst. De volgende criteria spelen een rol: • de frequentie van het trapgebruik zowel overdag als ’s nachts; • wat is het doel van het gebruik van de trap (alleen voor het bereiken van de essentiële woonruimte, zoals slaapkamer en badkamer); • welke belemmeringen worden opgeheven of verminderd; • kan belanghebbende langdurig gebruik maken van de traplift; • is verhuizen naar een gelijkvloerse woning voorliggend; • zijn er meerdere bewoners en belemmerd de traplift het gebruik van de trap niet voor de andere bewoners; • is cliënt in staat om een traplift te leren bedienen; • indien cliënt met een loophulpmiddel loopt of rolstoelafhankelijk is: is de bovenverdieping geschikt voor het gebruik daarvan; • kan cliënt transfers maken.
Bij het overwegen van een traplift moet overwogen worden of cliënt op langer termijn niet beter af is met verhuizen naar een gelijkvloerse woning. Indien verhuizen even adequaat is als het plaatsen van een traplift moet van beide adequate oplossingen de goedkoopste verstrekt worden.
Tillift Uit onderzoek is gebleken dat het tillen van personen, die volledig afhankelijk zijn van zorg van anderen, vanaf 13,5 kg niet meer verantwoord is. Indien een persoon met een beperking zwaarder is dan 13,5 kg en volledig afhankelijk is van anderen voor transfers, kan een tillift worden verstrekt. Als er sprake is van volledige professionele verzorging moet onderzocht worden of het mogelijk is dat de lift (of een ander hulpmiddel) verstrekt kan worden door de werkgever van de hulpverlener. De afbakening van wie wat vergoedt voor hulp door een hulpverlener is niet zo duidelijk. Als er hulpmiddelen nodig zijn voor de persoon met een beperking dan vindt vergoeding plaats op grond van de Wmo, maar als de wijkverpleging op grond van ARBO-technische redenen een bepaald hulpmiddel nodig heeft dan kan er vanuit de organisatie van de Thuiszorg een voorziening verstrekt worden. De afbakening is vaak diffuus. Verder kan het per zorgverzekeraar verschillen. Per geval zal dus bezien moeten worden op grond waarvan er een verstrekking gegeven kan worden. Voor het maken van een keuze wordt gelet op de volgende factoren: • de te verwachten transfers en hun bestemming; • de mogelijkheden van de ondersteuningsbehoefte (o.a. wie de hulp biedt); • de indeling van de woning en de aanwezig inrichtingselementen (waar wordt de voorziening gebruikt?); • de beschikbare ruimte (is er voldoende ruimte voor een tillift en de helpende? Kan de woning/ruimte anders ingedeeld worden? is een plafondlift noodzakelijk?); • de noodzakelijk lichamelijke ondersteuning (sta-lift of een passieve tillift?).
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
27
Indien het gebruik van een tillift gepaard gaat met grote woningaanpassingen in verband met het ruimte gebruik van de tillift kan een plafondlift overwogen worden. Een plafondlift is een relatief dure voorziening maar vereist aanzienlijk minder ruimte in gebruik als een losse tillift. Er bestaan verschillende soorten tilliften waarbij de mate van beperkingen vaak bepaald welke tillift er moet komen. De belangrijkste twee soorten zijn actieve tilliften waarbij client staat in de lift en ondersteunt wordt bij het staan en de passieve tilliften waarbij client in een tilband in zittende positie transfers maakt. Om een juiste keuze te maken tussen tilliften is overleg met behandelaar of verzorgende noodzakelijk. Hulpmiddelen t.b.v. van transfer in bed en voor transfer in en uit bed Voorzieningen voor het maken van transfers in bed, zoals bijvoorbeeld een glijlaken worden niet verstrekt in het kader van de Wmo. Veelal is een glijlaken noodzakelijk wegens ARBO technische redenen voor de thuiszorg, dergelijke voorzieningen vallen niet onder de compensatieplicht van de Wmo. Een hulpmiddel, zoals een papegaai, die vastzit en behoord tot een standaard voorziening op een elektrische hoog-laag bed wordt niet verstrekt in het kader van de Wmo. Genoemde voorzieningen zoals een papegaai of een hoog-laagverstelling zijn voorliggend op een voorziening in het kader van de Wmo. Woontechnische voorzieningen kunnen vergoed worden in het kader van de Wmo indien: • indien de voorziening niet noodzakelijk is wegens ARBO technische redenen; • de cliënt door een aanpassing op of nabij het bed zelfstandig in en uit bed kan komen zonder dat er (dure) AWBZ zorg (bijvoorbeeld) persoonlijke verzorging wordt ingezet. • Indien de voorziening niet vergoed wordt vanuit een andere regeling zoals AWBZ of zorgverzekering. Aan de volgende voorzieningen kan worden gedacht: • pakpaal • ‘betty bedhulp’ • Benenlift • glijlaken Aangepaste verlichting Bij personen met een beperking in de visus en voor wie de normaal gebruikelijk verlichting niet adequaat is bestaat de mogelijkheid voor een vergoeding van verlichting. Een medisch advies is noodzakelijk.
3.5
Aanbouw of losse woonunit
Een aanbouw wordt alleen toegekend als verhuizen geen optie is. Daarnaast moet beoordeeld worden of de essentiële woonruimtes niet op een andere manier bereikbaar kunnen worden gemaakt. In sommige situaties kan een losse woonunit een goedkopere en adequate oplossing biedt. Ook het feit dat de verhuurder de huurwoning niet beschikbaar wil houden voor personen met een beperking of geen toestemming wil geven voor de verbouwing kan een reden zijn om een losse woonunit te verstrekken. De volgende factoren zijn van belang: • frequentie van gebruik; • toekomstverwachting met betrekking tot het verplaatsen in en om de woning (rollator, handbewogen rolstoel of een elektrische rolstoel) i.v.m. minimale maatvoering en stallingsmogelijkheden; • toekomstverwachting met betrekking tot de te verwachten hulp of hulpmiddelen (bijvoorbeeld gebruik van een tillift); • medebewoners; • activiteiten in de essentiële woonruimtes; • duur van het gebruik;
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
28
•
is de aanbouw technisch te realiseren in de huidige woning?
Een woonunit brengt diverse kosten met zich mee. Behalve de kosten van de koop en de aanleg zijn er ook kosten bij het verwijderen en stallen. Voor de keuze voor een woonunit moet het totaal plaatje helder zijn. Als het om een huurwoning gaat kan er in overleg met de verhuurder besproken worden of hij de verbouwing voor zijn rekening neemt en de huur navenant verhoogd. De huurder krijgt (een deel) van de kosten eventueel vergoed via de hogere huurtoeslag. Een aanbouw is een ingrijpende verbouwing, waarmee hoge kosten gemoeid zijn en waar maatwerk geboden is. Opvragen van een bouwkundig advies is noodzakelijk. Als het gaat om uitbreiding van ruimten worden de volgende maxima aangehouden, tenzij medische noodzaak of ergonomische aspecten een ander maximum vergt. Maximaal aantal m2 per vertrek: Soort vertrek woonkamer keuken 1 persoonsslaapkamer 2 persoonsslaapkamer toiletruimte badkamer - wastafelruimte - doucheruimte entree/hal/gang berging
Aantal m2 bij aanbouw 30 10 10 18 2
Aantal m2 bij uitbreiding 6 4 4 4 1
2 3 5 6
1 2 2 4
Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.
3.6
Woningsanering
Algemeen De persoon met een beperking kan wanneer er sprake is van een aantoonbare allergie, astma of chronische bronchitis en dit aantoonbare beperkingen met zich meebrengt, in aanmerking komen voor sanering van de vloerbedekking en gordijnen in de slaapkamer en woonkamer. Een medisch advies is noodzakelijk om voor vergoeding in aanmerking te komen. In artikel 6 van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning worden de afschrijvingstermijnen en de financiële tegemoetkoming vastgelegd. Men kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor woningsanering die als gevolg van allergie, astma of chronische bronchitis (CARA) noodzakelijk zijn. Sanering is slechts mogelijk als een duidelijke diagnose is gesteld door de huisarts of de longarts. De noodzaak voor het verstrekken van een vergoeding, wordt mede in relatie tot het levenspatroon en leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en -gedrag bepaald. Het college kan hierover advies vragen, eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde CARA-verpleegkundige. Verwacht wordt dat de betrokkene zich in het vervolg bij de aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting zal houden. Ook mag verwacht worden dat betrokkenen zelf maatregelen treft ter voorkoming van CARA-klachten. In de regel kan een vergoeding worden verstrekt indien: • de aanvrager bij de aanschaf niet van tevoren had kunnen weten dat CARA zou ontstaan/verergeren;
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
29
•
vervanging van het artikel medisch gezien op zeer korte termijn noodzakelijk is.
Geen vergoeding wordt verstrekt indien: • het treffen van een voorziening niet tot verbetering van de situatie van de cliënt leidt; • de cliënt bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert; • de voorziening is afgeschreven en reeds aan vervanging toe is. Rolstoelvaste vloerbedekking Voor de gebruiker van een rolstoel kan het noodzakelijk zijn dat de vloerbedekking in de primaire woonruimtes wordt vervangen door rolstoelvast tapijt. Dit is het geval als de aanwezige vloerbedekking ongeschikt is om zich met een rolstoel op adequate wijze te verplaatsen. Een vergoeding voor het vervangen van de vloerbedekking wordt alleen verstrekt, wanneer voor het eerst een rolstoel voor binnengebruik wordt verstrekt aan de gebruiker. Indien de gebruiker een verhuiskostenvergoeding ontvangt in verband met de verhuizing naar een geschikte woonruimte, dan wordt geen vergoeding voor rolstoelvloerbedekking verstrekt. De gebruiker heeft in dit geval geen meerkosten. Criteria • De persoon met een beperking is de gehele dag afhankelijk van een handbewogen of elektrische rolstoel. • Het huidige tapijt is van invloed op het gebruik van de rolstoel. • Het tapijt is niet afgeschreven en is niet aan vervanging toe.
3.7
Bezoekbaar maken woning t.b.v. bewoner AWBZ instelling
Omdat het onder de Wmo gaat om een bovenwettelijke bepaling betreft het uitsluitend de in artikel 20, lid e van de Verordening genoemde zaken, te weten het kunnen bereiken van de woonruimte, de woonkamer en een toilet. Bereiken moet daarbij letterlijk worden opgevat: het gaat niet om gebruiken maar om bereiken. Op zich mag dat merkwaardig lijken. Bedacht moet worden dat gebruiken vaak hoge kosten met zich meebrengt, hetgeen niet past bij een bovenwettelijke taak. e Alleen 1 graads familieleden worden tot de personenkring gerekend. Mochten de aanpassingen hoge kosten met zich meebrengen, dan wordt ten hoogste een tegemoetkoming verstrekt die gelijk is aan de tegemoetkoming voor verhuizing (Besluit voorzieningen maatschappelijk ondersteuning artikel 7).
3.8
Uitraasruimte
Bij een uitraasruimte gaat het om een verblijfsruimte waarin een cliënt die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont (zelfverwonding, vernielzucht, ongecontroleerde driftbuien of apathie), zich kan afzonderen of tot rust kan komen. De noodzaak voor een uitraasruimte moet door een medisch adviseur worden vastgesteld. De uitraasruimte is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken. Met het oog op de beperking, de gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, zal de ruimte in de regel beperkt van omvang zijn. Aanwezige voorzieningen zijn gericht op het doel van de uitraaskamer, het tot rust laten komen. Doorgaans zal de ruimte daarom prikkelarm en veilig moeten zijn, en tevens zijn uitgerust met voorzieningen die toezicht mogelijk maken. Voor zover dat geen technische apparatuur is kan dat onder de voorziening vallen. Op basis van deskundigenadvies (met name een advies van een onafhankelijk psycholoog of orthopedagoog kan van belang zijn) zal op individuele basis worden vastgesteld aan welke eisen de uitraasruimte moet voldoen. Waar mogelijk zullen bestaande ruimten worden aangepast, bijvoorbeeld de slaapkamer van de persoon voor wie de uitraaskamer nodig is.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
30
3.9
Uitgesloten van vergoeding 1
Alle voorzieningen die in de reguliere handel te koop zijn en algemeen gebruikelijk worden geacht zijn uitgesloten van vergoeding. Er moet rekening gehouden worden met de financiële omstandigheden van belanghebbende. Enkele algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn: • hendelmengkranen • centrale verwarming • verhoogd toilet (6+) • inductie of keramische kookplaat • doucheglijstang • zonwering, tenzij het hele huis ermee moet worden voorzien • wandbeugels In bijlage 4 wordt een lijst gegeven van voorzieningen voor mensen met een beperking. Bovengenoemde voorzieningen en het overzicht in de bijlage pretenderen geen uitputtende opsomming te zijn.
3.10
Voorwaarden voor verstrekking Pgb voor woningaanpassing en uitbetaling financiële tegemoetkoming
Om te bewerkstelligen dat de woningaanpassing wordt uitgevoerd conform het programma van eisen en er aldus een adequate aanpassing wordt verstrekt is een aantal voorwaarden gesteld om de toegekende tegemoetkoming ook daadwerkelijk uit te betalen. De voorwaarden moeten ook middels de beschikking aan de aanvrager en eventueel aan de woningeigenaar, als die niet de aanvrager is, worden bekendgemaakt. Het zijn immers de voorwaarden waaraan het besluit is gebonden. De volgende voorwaarden zijn van toepassing: a. Er mag niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden waarop de vergoeding betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college; b. Aan door het college aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht; c. Aan de onder b. genoemde personen wordt inzicht geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing; d. Aan de onder b. genoemde personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing; e. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 6 maanden na het toekennen van het pgb of de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van het pgb of de financiële tegemoetkoming aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen; f. De gereedmelding is tevens een verzoek voor definitieve vaststelling en uitbetaling van het pgb en de financiële tegemoetkoming; g. De gereedmelding, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder het pgb of de financiële tegemoetkoming is verleend. Alle rekeningen en betalingsbewijzen worden bijgevoegd.
3.11
1
Kosten van woningaanpassingen
Zie: artikel 1 lid n van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
31
Het verstrekken van een pgb voor woningaanpassingen heeft voor cliënten weinig tot geen voordeel ten opzichte van verstrekking in natura. Dat heeft te maken met het feit dat woningaanpassingen in natura ook een financiële vergoeding betreft. Het belangrijkste verschil voor de cliënt is dat betaling overgemaakt wordt op rekening van cliënt in plaats van op rekening van de woningeigenaar.
De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de tegemoetkoming in de kosten: 1 2 3
4 5 6 7
8 9 10 11
De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom; De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen; De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn; De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening. Indien de gemeente ook de administratiekosten van de verhuurder wil vergoeden kan het volgende worden opgenomen. De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de cliënt, voor zover de kosten onder 1 tot en met 10 meer dan € 1000,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,--.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
32
Hoofdstuk 4 4.1
Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Algemeen
Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen (ongeveer 20km of 6 zones in een straal rondom de woning). Een uitzondering is als er sprake is van een dreigend sociaal isolement, de gemeente heeft dan de compensatieplicht om zorg te dragen voor voorzieningen voor vervoer buiten de regio. Óf de gemeente moet er zorg voor dragen dat er aansluiting is op het bovenregionaal vervoer. Hierbij valt de te denken aan het vervoer met de trein waarbij er begeleiding vanuit de NS geboden wordt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van Valys Daarbij is Valys voorliggend, moet de noodzakelijke frequentie van vervoer in kaart gebracht worden en moet de mogelijkheid voor vervoer van betreffende contact naar cliënt meegewogen worden.
De gemeente heeft de plicht om voorzieningen te treffen, die een persoon met beperkingen in staat stelt deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer. Het is de bedoeling dat zodanige voorzieningen worden getroffen dat de cliënt het 'normale leven van alledag' kan leiden. Bij de beoordeling van een aanvraag zijn de volgende factoren van belang: • de wijze waarop de cliënt zich gedurende de periode van ziekte of gebrek heeft gered voordat de aanvraag is ingediend; • In hoeverre heeft de cliënt behoefte aan sociale contacten. • Uitgangspunt is altijd dat de cliënt vervoersmogelijkheden heeft vergelijkbaar met de niet cliënt. • de vervoersbehoefte van de persoon binnen en buiten de regio.
4.2
Vorm van de voorziening
Artikel 22 van de verordening luidt: “De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a. collectief vervoer; b. een vervoersvoorziening in natura; c. een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten; d. een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.
Dat betekent dat bij het bestaan van vervoersproblemen altijd eerst gekeken wordt of algemene voorzieningen daarvoor een snelle en eenvoudige oplossing kunnen bieden. Bij algemene voorzieningen kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een vrijwilliger die met iemand op pad gaat, Indien een algemene voorziening niet geschikt of beschikbaar is wordt gekeken of collectief vervoer het probleem kan oplossen. Is dat ook niet het geval dan komen andere (individuele) voorzieningen in aanmerking. Primaat collectief vervoer – vervoer voor de lange afstand Als een algemene voorziening geen voldoende oplossing biedt geldt eerst het primaat van het collectief vervoer. Ingevolge dit primaat komt een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek het openbaar vervoer niet kan bereiken of geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer allereerst – indien dit medisch (of eventueel psycho-sociaal) mogelijk is – in aanmerking voor collectief vervoer. Zie verder paragraaf 4.4.1 ‘collectief vervoer’. Voorzieningen voor de korte afstand Voor de verplaatsingen op de korte afstand kan gedacht worden aan een scootmobiel of een
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
33
driewielfiets in natura, of een persoonsgebonden budget. Om voor een individuele voorziening voor de korte afstand in aanmerking te komen moeten allereerst de beperkingen en de vervoersbehoefte en de vervoersnoodzaak in kaart worden gebracht. Als is vastgesteld dat een individuele voorziening noodzakelijk is moet beoordeeld worden of algemeen gebruikelijk voorzieningen, zoals een brommer of fiets met hulpmotor, niet voorliggend zijn. Mogelijk oplossingsrichtingen in het kader van de Wmo zijn een scootmobiel of een driewielfiets. Vervoersvoorzieningen vormen vaak een pakket aan maatregelen waarmee de cliënt in zijn vervoersbehoefte kan voorzien. Dat pakket kan bijvoorbeeld bestaan uit een cvv pas en een scootmobiel. Maar ook combinaties met een rolstoel zijn mogelijk. Bij de beoordeling moet gekeken worden naar het gebruik van een auto als onderdeel van het pakket. Het gebruik van een auto moet gezien worden als een gedeeltelijk voorliggende voorziening. Dat wil zeggen indien cliënt in het bezit is van een auto moet het gebruik ervan als onderdeel van de vervoersmogelijkheden meebeoordeeld worden.
In bruikleen of in eigendom Bij vervoersvoorzieningen in natura gaat het om voorzieningen die buitenshuis worden gebruikt, dus voor het verplaatsen in de directe woonomgeving. Vervoersvoorzieningen kunnen in bruikleen (w.o. scootmobiels enz.) worden verstrekt. Bij voorzieningen die de cliënt in bruikleen krijgt heeft de cliënt een bruikleenovereenkomst met de leverancier. Zodra een bruikleenvoorziening niet meer nodig is, wordt deze ingenomen. Financiële tegemoetkoming Bij een tegemoetkoming van kosten gaat het om een financiële bijdrage in de kosten van een voorzieningen die niet in bruikleen (kunnen) worden verstrekt. Bijvoorbeeld: als iemand geen gebruik kan maken van de Regiotaxi, kan aan deze persoon een tegemoetkoming in geld worden verstrekt, waarmee met een “gewone” taxi kan worden gereisd. Persoonsgebonden budget Op grond van artikel 6 van de Wmo moet het college de keuze voor een pgb bieden, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. De tegemoetkoming in vervoerskosten die verstrekt wordt kan gezien worden als een vorm van een persoonsgebonden budget. Er is immers sprake van de verstrekking van een bepaald bedrag dat naar eigen wensen - maar wel onder bepaalde voorwaarden - besteed kan worden aan vervoer. Voor de verstrekking van een pgb voor een vervoersvoorziening is in de verordening in artikel 7, lid 1, onder b, bepaald dat de omvang van het pgb wordt bepaald door de tegenwaarde van de goedkoopste en adequate voorziening die in natura verstrekt zou zijn. Onder lid 3 is opgenomen dat er in de beschikking een programma van eisen gericht op doel en besteding wordt opgenomen. Voordat er een pgb verstrekt kan worden zal er dus eerst geïndiceerd moeten worden. Enerzijds heeft betrokkene een bepaalde vrijheid bij gebruikmaking van een pgb anderzijds is het van belang dat het budget op verantwoorde wijze besteed wordt. Niemand is er bij gebaat als er een voorziening aangeschaft wordt die niet voldoet. Als de gebruiker voorkeur heeft voor een pgb, zal er in overleg tussen de gemeente en/of indiceerder en gebruiker nagegaan worden of verstrekking van een vervoersvoorziening in de vorm van een pgb geschikt en het goedkoopst-adequaat is in zijn of haar situatie. In artikel 8 van het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning’ staat vermeld dat het toegekende persoonsgebonden budget wordt vastgesteld voor de aanschaf van de vervoersvoorziening inclusief onderhouden en reparatiekosten.
4.3
Vervoersdoelen
De compensatieplicht voor vervoer is in beginsel gericht op het sociaal vervoer, ook wel “vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving” genoemd. Het gaat in de Wmo in beginsel om verplaatsingen die de gemiddelde Nederlander in zijn/haar eigen woonomgeving maakt, zoals vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken, vervoer naar clubs en sociaal-culturele instellingen.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
34
Voorzieningen die worden aangevraagd om zich buiten de eigen leefomgeving te kunnen verplaatsen of om voorzieningen mee te nemen, zoals aanhangers en oprijplaten voor het meenemen van scootermobielen buiten de eigen woon- en leefomgeving of een meeneembare scootermobiel, vallen in principe niet onder de compensatieplicht, omdat het gebruiksgebied buiten de gemeentelijke compensatieplicht vallen. Een zorgvuldige beoordeling zal duidelijk moeten maken of wellicht van de hardheidsclausule gebruikt zal moeten worden om in een individueel geval een uitzondering te maken. Recreatieve verplaatsingen Recreatieve verplaatsingen kunnen deel uitmaken van het dagelijkse patroon van het leven van alledag. In dat geval wordt met het treffen van een Wmo-vervoersvoorziening ook met deze bestemmingen rekening gehouden. Vervoer in verband met werk Bij de beoordeling van aanspraken op vervoersvoorzieningen wordt geen rekening gehouden met vervoersbehoefte in verband met werk. Voor mensen die in dienstbetrekking werken (en mogelijk voor zelfstandigen) zijn er voorliggende voorzieningen, zoals de voormalige Wet-Rea-voorzieningen. Deze Wet-Rea-voorzieningen zijn overgeheveld naar WAO/WIA, Wajong, Waz en ZW. De regelingen worden uitgevoerd door het UWV. Werknemers die werkzaam zijn in de sociale werkvoorzieningen (Wsw) kunnen voor woonwerkverkeer op basis van de CAO-Wsw een beroep doen op hun werkgever. Het is artikel 2 Wmo dat bepaalt dat dit niet onder de Wmo valt.
Bij combinaties van vervoer voor woon werk verkeer en sociaal verkeer moet eerst gekeken worden naar de mogelijkheden voor gebruik van bovenstaande regelingen en wetgeving.
Vervoer van en naar het ziekenhuis Het vervoer van en naar het ziekenhuis werd vroeger vergoed door de ziektekostenverzekering. Tegenwoordig is de vergoeding vanuit de ziektekostenverzekering alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk zoals bij chemotherapie. De jurisprudentie leert ons dat een aanvraag voor een vervoervoorziening bij de Wmo aangaande bezoeken aan het ziekenhuis niet meer afgewezen mogen worden puur en alleen op basis van de voorliggende ziektekostenverzekering. Het is noodzakelijk de aanvraag te beoordelen vanuit de criteria van de Wmo te weten: Langdurig noodzakelijk en onderdeel van het leven van alle dag. Alleen als het om een langdurig noodzakelijke vervoersvoorziening gaat en het ziekenhuisbezoek gezien moet worden als een onderdeel van het leven van alle dag, is compensatie vanuit de Wmo op zijn plaats. Dagopvang Het vervoer naar bijvoorbeeld dagopvang of dagverzorging valt in principe evenmin onder de Wmocompensatieplicht. Veelal zal dit door de AWBZ vergoed worden (zie Besluit zorgaanspraken AWBZ) en dan geldt artikel 2 Wmo. Als gemeenten (of anderen) dagopvang opzetten dan gaat het om verplaatsingen die niet onder de AWBZ vallen en duidelijk tot doel hebben mensen te laten meedoen, zodat die verplaatsingen onder de compensatieplicht van de Wmo vallen. Aanvragen voor vervoersvoorzieningen met dit doel zullen daarom kritisch moeten worden beoordeeld. Medische noodzaak, het al dan niet (overwegend) therapeutische karakter van de dagopvang en de erkenning/financiering van de dagopvang op basis van de AWBZ spelen volgens de jurisprudentie een rol. Heeft de dagopvang een overwegend therapeutisch karakter, of wordt die erkend of gefinancierd in AWBZ-kader, dan is er aanleiding om het vervoer in verband daarmee niet te beschouwen als vervoer in het kader van het leven van alledag. De AWBZ zal dan verantwoordelijk zijn voor het vervoer. Dat geldt dus ook voor vervoer van en naar een revalidatiecentrum. Vervoer in verband met het volgen van onderwijs Vervoer in verband met onderwijs valt evenmin onder de Wmo-compensatieplicht. Er zijn voorliggende voorzieningen, zoals het leerlingenvervoer op grond van de onderwijswetgeving, en voorzieningen die via het UWV worden verstrekt, de voormalige Wet-Rea-voorzieningen. Vanwege de werking van art. 2 Wmo zijn die andere regelingen verantwoordelijk.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
35
Vervoer van kinderen door ouders met een beperking Bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen moet rekening worden gehouden met het verzorgen van kinderen door ouders met een beperking. Daarbij kan echter ook rekening worden gehouden met alternatieven voor vervoer door de ouders zelf, zo stelt de Centrale Raad van Beroep. Het naar school brengen van kinderen gebeurt vaak op toerbeurt door ouders en het valt niet in te zien dat cliënt ouders hier niet aan mee zouden kunnen doen. Een individuele afweging is noodzakelijk. Bij het vervoer van een gehandicapt kind is het van belang goed te kijken naar vervoerbehoefte van het kind, en naar algemeen gebruikelijke middelen die voor gezonde kinderen gebruikt worden. Denk aan een kantelbaar autostoeltje voor jonge kinderen. Ook begeleiding versus zelfstandig vervoer moet beoordeeld worden in vergelijking met begeleiding bij niet cliënt kinderen. Voorop bij vervoer staat de mogelijkheid dat een ouder met zijn of haar kind zich kan verplaatsen en kan participeren.
Vervoer voor AWBZ-instellingsbewoners Onder de Wmo is er geen wettelijk onderscheid tussen AWBZ-bewoners en overige Wmo-doelgroep inwoners van de gemeente. Dat houdt overigens niet in dat er op gelijke wijze geoordeeld wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte van AWBZ-bewoners. Deze categorie mensen zal in de regel een lagere vervoersbehoefte hebben dan zelfstandig wonenden, omdat zij bijvoorbeeld niet of in mindere mate boodschappen hoeven te doen. Soms wonen aanvragers in een complex waarin voorzieningen, zoals een winkel, kapper, recreatieruimte voor diverse sociale activiteiten, zijn ondergebracht of in de dichte nabijheid zijn gerealiseerd. Te denken valt met name aan verzorgingshuizen eventueel met aanleunwoningen erbij, verpleeghuizen en andere AWBZ-instellingen. Bovendien geldt dat een aantal 'bestemmingen in het kader van het leven van alledag' vervallen, omdat daarin op andere wijze wordt voorzien. Bewoners van intramurale instellingen hoeven bijvoorbeeld minder vaak boodschappen te doen, omdat de instellingen de maaltijden bereidt. Ook sommige gezamenlijke sociale activiteiten waarvoor vervoer nodig is, worden vanuit de AWBZ-instelling georganiseerd, inclusief vervoer. Met deze verminderde vervoersbehoefte wordt bij de beoordeling van aanvragen voor vervoersvoorzieningen dan ook rekening gehouden. Bijvoorbeeld door in individuele gevallen ervan uit te gaan dat voor bewoners van een intramurale instelling in een aanzienlijk gedeelte van hun bestemmingen in het kader van het leven van alledag is voorzien. de
In het kader van vervoer worden soms ook aanvragen gedaan voor een 5 wiel aan een rolstoel of een handbike. Tenzij alleen bedoeld voor het vervoer buiten de instelling behoort dit niet tot de compensatieplicht van de gemeente.
Bij de afweging voor een vervoersbudget kan aan bewoners van een intramurale instelling bijvoorbeeld op basis van het Besluit maatschappelijke ondersteuning een gehalveerde tegemoetkoming voor vervoerskosten worden verstrekt. Uitzonderingen moeten echter mogelijk blijven, als blijkt dat er een grotere vervoersbehoefte is. Zorgvuldige beoordeling van de persoonlijke situatie ligt daarom aan de basis van het oordeel. Begeleiding bij het vervoer van AWBZ-bewoners Ook hier heeft invulling plaatsgevonden op basis van jurisprudentie. Begeleidingskosten kunnen onder de compensatieplicht vallen. Bij AWBZ-bewoners kan er echter rekening gehouden worden met de agogische taak van personeel van de instelling, met name bij gezinsvervangende tehuizen. Ook bij grotere AWBZ-instellingen geldt een beperking bij de zorgplicht c.q. compensatieplicht ten aanzien van de begeleiding. Maar beoordeeld zou ook kunnen worden of het vervoer begeleid zou kunnen worden door vrijwilligers, mits dat gegarandeerd aanwezig is.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
36
Bij het aspect begeleiding is van belang wat de meerwaarde van een vervoersvoorziening ten opzichte van algemene voorzieningen is. Indien een cliënt die in staat is onder begeleiding met openbaar vervoer te gaan een aanvraag doet voor collectief vervoer met begeleiding moet dit leiden tot een afwijzing omdat collectief vervoer geen meerwaarde heeft ten aanzien van openbaar vervoer
Weekendvervoer voor AWBZ-bewoners Uitgangspunt is een gelijke compensatieplicht voor AWBZ-bewoners en overige bewoners van de gemeente. De reguliere compensatieplicht voor vervoer houdt in dat er in beginsel compensatieplicht is voor regionaal vervoer voor AWBZ-bewoners, en slechts bij wijze van uitzondering - bij dreigende vereenzaming - compensatieplicht voor bovenregionaal vervoer. Bij jonge, verstandelijk cliënt AWBZ-bewoners van grote instellingen is bovengenoemde situatie onder de Wvg-jurisprudentie omgedraaid. Daarbij wordt uitgegaan van een dreigend sociaal isolement, tenzij het tegendeel kan worden aangetoond. Uitgangspunt is dat ook bovenregionaal weekendvervoer van en naar het ouderlijk huis onder de compensatieplicht valt. Voor wat betreft de frequentie wordt in de Wvg-jurisprudentie uitgegaan van bezoek om en om, dus de ene week bezoek van ouders aan de instelling, de andere week bezoek van de AWBZ-bewoners aan het ouderlijk huis. Recreatief vervoer voor AWBZ-bewoners vanuit het ouderlijk huis waar cliënt niet woont valt niet onder de compensatieplicht, zo blijkt uit de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Dat is ook logisch, omdat dit het verplaatsen in de directe woonomgeving (wat immers de instelling is) ver te boven gaat.
4.4
Typen vervoersvoorzieningen
Bij het maken van de keuze gericht op de compensatieplicht voor vervoer moet er rekening gehouden worden dat deze in beginsel gericht is op het sociaal vervoer, ook wel “vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving”. Bij het opstellen van een programma van eisen en de selectie moet rekening gehouden worden met de compensatieplicht en dus met de vervoersbehoefte, frequentie, de sociale en de medische omstandigheden. In onderstaande is een overzicht van verschillende voorzieningen en aandachtpunten. De opsomming is niet limitatief. Bij alle vervoersvoorzieningen gelden een aantal algemene uitgangspunten: • Gebruik van reguliere voorzieningen is medisch gezien niet mogelijk. • Bij een individuele voorziening, zoals een driewielfiets of scootmobiel, moet er voldoende verkeersinzicht zijn om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen. 4.4.1
Collectief vervoer
Iedere inwoner van de gemeente Oude IJsselstreek kan gebruik maken van de Regiotaxi. De Regiotaxi brengt mensen van deur tot deur. Mensen die vanwege medische redenen geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, kunnen een kortingpas verstrekt krijgen waarmee zij tegen lagere tarieven gebruik mogen maken van de Regiotaxi. De gemeente Oude IJsselstreek legt het prijsverschil bij tussen de bedragen die de reizigers betalen en de werkelijke ritprijzen. Kenmerken Regiotaxi: • de OV-taxi rijdt dagelijks van 6.00 tot 01.00 uur; • minimaal 1 uur van tevoren de Regiotaxi telefonisch bestellen; • het vervoer staat open voor iedereen, maar is qua service vooral afgestemd op ouderen en mensen met een handicap; • rolstoel of scootmobiel kan mee, mits dit bij de reservering is doorgegeven; • kinderen tot 4 jaar oud mogen (mits onder begeleiding) gratis mee;
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
37
Maximale loopafstand 800m De uitdrukking ‘het openbaar vervoer niet kunnen bereiken of geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer’ wordt door de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep geoperationaliseerd middels het loopafstands-criterium “maximale loopafstand 800 meter”. Kan men geen 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo, afleggen dan wordt men verondersteld het openbaar vervoer niet te kunnen bereiken. Kan men dat wel, maar is het onmogelijk in het openbaar vervoer te komen, dan kan men voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen. Er ligt overigens geen letterlijke relatie met het openbaar vervoer. Het opheffen van een buslijn, waardoor een halte op grote(re) afstand komt te liggen, is geen aanleiding een vervoersvoorziening te verstrekken. Indien nog gefietst kan worden over grotere afstanden kan hier ook rekening mee worden gehouden. Medisch adequaat Naast de maximale loopafstand moet ook beoordeeld worden of het collectief vervoer medisch adequaat is. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat alleen bij onbeheersbare incontinentie (hetgeen zelden voorkomt) of bij ernstige gedragsproblemen of in andere uitzonderlijke situaties collectief vervoer niet adequaat geacht moet worden. In bijna alle andere situaties is collectief vervoer de eerste voorziening die in aanmerking komt voor verstrekking. Vervoersbehoefte Voor de voorzieningen die vergelijkbaar zijn met het openbaar vervoer, zoals het collectief vervoer, geldt dat uitsluitend rekening gehouden moet worden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving. Artikel 26 lid 1 van de verordening bepaalt hierover: “Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.” De directe woon- en leefomgeving kan het beste beschreven worden in te bereiken bestemmingen. Artikel 26, lid 2 van de verordening geeft, als gevolg van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep ook nog aan welke omvang in kilometers geboden moet worden. “De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.” Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in 2009 geven aan dat ook het vervoer naar medische bestemmingen, als daar op basis van bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet of de AWBZ geen vergoeding voor mogelijk is, onder de compensatieplicht in het kader van de Wmo vallen. Daarbij blijven aspecten als goedkoopst adequaat en langdurig noodzakelijk van kracht. Bovendien heeft de Centrale Raad van Beroep aangegeven dat wie aan kan tonen een grotere vervoersbehoefte te hebben dan de bandbreedte tot 2000 km, ook voor het meerdere gecompenseerd kan worden, zij het met de beperking van “lokale verplaatsingen”. Zo hoeft er geen verschil te bestaan tussen mensen die met een collectief vervoersysteem onbeperkt kunnen reizen (tegen reguliere kosten) en personen die een andere vervoersmogelijkheid nodig hebben. Het resultaat zal, als dat aantoonbaar is, dus meer moeten bieden dan de maximale bandbreedte. Bij het vervoer is de vervoersbehoefte een relevante factor om te beoordelen of een bepaalde voorziening wel adequaat is. Het is daarom van belang de vervoersbehoefte zorgvuldig te inventariseren.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
38
4.4.2
Vervoersbudget, financiële tegemoetkoming vervoerskosten
Artikel 25 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2010 biedt de mogelijkheid financiële tegemoetkomingen te verstrekken mocht het collectief aanvullend openbaar vervoersysteem voor een persoon met beperkingen niet (voldoende) adequaat zijn. Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt bij een inkomen lager dan 1,5 maal het inkomen gerelateerd aan de Wet Werk en Bijstand. Deze groep vervoersvoorzieningen is onder te verdelen in: • een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi of eigen auto. Als een persoon met beperking niet in aanmerking kan worden gebracht voor het collectief aanvullend openbaar vervoersysteem, dient allereerst te worden beoordeeld of een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de taxi of de eventuele eigen auto een oplossing biedt; • personen die in hun rolstoel gezeten vervoerd moeten worden (omdat zij hun rolstoel niet kunnen verlaten) en niet kunnen worden vervoerd via de gebruikelijke voorziening (OV-taxi) kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor het gebruik van een rolstoeltaxi. Bij het vaststellen van de sociale/medische noodzaak om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming zal rekening gehouden worden met de individuele vervoersbehoefte en de mate waarin het budget in die vervoersbehoefte kan voorzien. Criteria Men komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening c.q. tegemoetkoming als men: • ten gevolge van een objectiveerbare ziekte of gebrek langdurig een loopafstand heeft van minder dan 800 meter; • ten gevolge van andere lichamelijke en/of geestelijke belemmeringen langdurig niet in staat is om zelfstandig dan wel onder begeleiding gebruik te maken van het collectieve of openbaar vervoer. • Genoemde belemmeringen in het gebruik van de voorliggende voorzieningen moet zijn vastgesteld door een medisch adviseur. Het al bezitten van een aangepaste bestuurdersstoel (bijv. bij ernstige rugklachten) in de eigen auto is op zich geen reden om iemand ongeschikt te achten voor het openbaar vervoer en dus in aanmerking te laten komen voor een vervoersbudget. De mate van de ernst van klachten bij langdurig moeten stilzitten achter het stuur kan anders zijn dan wanneer men langdurig moet zitten als passagier en veelvuldig kan “verzitten”. In voorkomende gevallen is een medisch advies noodzakelijk.
4.4.3
Fietsvoorzieningen
De vervoersbehoefte is gelijk aan die van een gewone fiets. Voorzieningen die mogelijk in aanmerking voor een vergoeding komen zijn een driewielfiets al dan niet met hulpmotor of bijvoorbeeld een side bij side fiets. De vervoersbehoefte, frequentie en medische en sociale mogelijkheden bepalen de soort voorziening. Fietsen of voorzieningen t.b.v. een fiets worden in eigendom verstrekt. De kosten voor onderhoud en reparatie zijn voor de belanghebbende zelf. Er wordt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage geïnd. Algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals een tweewielfiets al dan niet met hulpmotor, lage instapfiets, bromfiets of een snorfiets komen niet voor vergoeding in aanmerking. Voor de loopfiets geldt dat deze bij de zorgverzekeraar kan worden aangevraagd. De toelichting op artikel 1 lid n is als volgt: “Bij de algemeen gebruikelijke voorzieningen moet rekening gehouden worden met de definitie van wat als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in de verordening opgenomen. Het gaat daarbij om voorzieningen: die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn;
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
39
die niet speciaal voor cliënten bedoeld zijn; die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel; als het aan te schaffen object voor een niet-ondersteuningsbehoevende in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.
-
In de volgende gevallen kan een uitzondering worden gemaakt op het algemeen gebruikelijk zijn van een voorziening: •
•
indien het inkomen van de aanvrager -mede ten gevolge van aantoonbare kosten ten gevolge van zijn beperking- onder het in diens situatie geldende bijstandsniveau dreigt te geraken. Afstemming met de Wet werk en bijstand is noodzakelijk, de aanvrager zal veelal doorverwezen worden in verband met de mogelijkheden binnen de WWB; indien ten gevolge van een plotseling optredende handicap zaken die nog niet zijn afgeschreven, moeten worden vervangen.”
Bijzondere eisen die aan een vervoermiddel (fiets) worden gesteld die voortkomen uit de beperkingen en de fysieke gesteldheid van de persoon met beperkingen en/of van de begeleider kunnen in aanmerking komen voor vergoeding. De beperkingen kunnen betrekking hebben op (niet limitatief): - bediening - aangepast zadel - zithouding Driewielfiets Voor kinderen onder de 12 jaar kan een (driewiel)fiets verstrekt worden als speelvoorziening indien het kind zonder deze voorziening beperkt is in zijn ontwikkeling. Criteria • Er zijn coördinatiestoornissen en/of evenwichtsstoornissen waardoor iemand niet op een reguliere fiets kan fietsen. • Bij medisch vastgestelde energetische beperkingen waarbij iemand niet op een reguliere driewielfiets kan rijden is er de mogelijkheid voor een hulpmotor op de betreffende fiets. • Het op- en afstappen kan zelfstandig problemen. Voorzieningen voor twee mensen Het is mogelijk een voorziening te verstrekken waarbij sprake is van een cliënt die vervoerd wordt en een begeleider die vervoert. Denk aan een duofiets, aan een rolstoelfiets of duoscootmobiel. De afwegingen rond deze voorzieningen zijn complex. Globaal moeten de volgende aspecten meegewogen worden: 1. Individuele vervoersbehoefte en gezamenlijke vervoersbehoefte moeten afzonderlijk beoordeeld worden 2. beperkingen van de cliënt en van de begeleider 3. zelfstandigheid en begeleiding 4. goedkoopst adequaat 1. De specifieke vervoersbehoefte van de cliënt moet in kaart gebracht worden naast de specifieke vervoersbehoefte van de begeleider. Pas als dat helder is mag tevens gekeken worden naar de gezamenlijke vervoersbehoefte. Ter illustratie: het doen van de noodzakelijke boodschappen door een cliënt die daar uberhaubt niet toe in staat is is geen reële vervoersbehoefte van deze cliënt terwijl het opdoen van sociale contacten dat wel kan zijn. Het opdoen van sociale contacten hoeft niet persee gedaan te worden door het doen van boodschappen. 2. De specifieke beperkingen van cliënt en van de begeleider moeten afzonderlijk onderzocht worden en op basis van de deze afzonderlijke beperkingen moet bepaald worden welk recht er bestaat op een voorziening en welke voorziening het beste de vervoersproblemen compenseert. Pas na dat deze afweging gemaakt is mag ook de gezamenlijke vervoersproblematiek meegewogen worden waarbij opgelet moet worden
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
40
dat een oplossing voor deze gezamenlijke vervoersproblematiek niet ten kosten gaat van de individuele vervoersbehoefte. 3. Veel vervoersvoorzieningen zijn gericht op zelfstandig gebruik zoals een scootmobiel. Dit soort voorzieningen lenen zich niet voor gezamenlijk gebruik. Een scootmobiel voor twee personen leent zich daar wel voor maar heeft de nodige beperkingen. Zo kun je met een duoscootmobiel niet de supermarkt in. Indien cliënt niet zelfstandig gebruik kan maken van een voorziening is bijvoorbeeld een rolstoel vaak een goedkoper adequaat alternatief. Als cliënt wel gebruik kan maken van het openbaar vervoer of van algemeen gebruikelijke middelen maar dit niet zelfstandig kan, is verstrekking van een collectief vervoer pas of van een individuele voorziening alleen mogelijk indien cliënt hierdoor zelfstandig in zijn vervoersbehoefte kan voorzien. 4. Als voldoende onderzoek gedaan is moet vervolgens bepaald worden wat de goedkoopst adequate oplossing is voor de problematiek. Vaak is dit niet een duovoorziening omdat: • Een duovoorziening in verhouding duur is. • Een duovoorziening vaak de individuele vervoersbehoefte onvoldoende compenseert. • Een duovoorziening vaak slechts voor beperkte tijd (korter dan 5 jaar) geschikt is. Fietszitje Fietszitjes die voor vergoeding in aanmerking komen zijn een zitelement dat speciaal is ontwikkeld voor cliënten kinderen. Het betreft fietszitjes voor kinderen tot ongeveer 5 jaar, die uit een standaard fietszitje gegroeid zijn en/of die meer ondersteuning nodig hebben. Bij sommige fietszitjes kan het noodzakelijk zijn dat er een verlengde fiets of verlengde bagagedrager wordt gebruikt. Het gebruik van een aangepast kinderzitje maakt het mogelijk dat ouders een gehandicapt kind veilig op de fiets kunnen meenemen en hiermee in hun vervoersbehoefte kunnen voldoen. Criteria: • Er moet voor de ouders een noodzaak zijn dat zij hun cliënt kind meenemen bij het verplaatsen van hun kinderen in het kader van ‘het leven alle dag’. • Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn niet mogelijk (zoals kind kan niet worden gedragen, niet in een gewone kinderwagen, niet in een standaard zitje of het gebruik van het openbaar vervoer is niet mogelijk). • Als er al sprake is van een verstrekking van een andere voorziening (bijv. wandelwagen, speelvoorziening, aangepast autozitje) dan wordt beoordeeld in hoeverre deze voorziet in de vervoersbehoefte.
4.4.4
Handbike
Een handbike is een rolstoelaanpassing, maar kan ook onder de vervoersvoorzieningen gerekend worden. • Indien de persoon met een beperking volledig rolstoelgebonden is en dus de rolstoel altijd moet meenemen. • Indien de persoon met een beperking een vervoersbehoefte heeft voor de middellange afstanden. • Indien de persoon met een beperking voldoende handkracht heeft om de handbike te bedienen. • Indien de persoon met een beperking voldoende verkeersvaardig is. Elektrische handbike Een elektrische handbike is voorzetstuk aan de rolstoel, waardoor de rolstoel een vergelijkbare functie als een scootermobiel krijgt. • Indien de persoon met een beperking volledig rolstoelgebonden is en dus de rolstoel altijd moet meenemen. • De persoon met een beperking heeft een vervoersbehoefte over de korte- tot middellange afstand. • De persoon met een beperking beschikt over onvoldoende fysieke functies om te kunnen handbiken, doch wel om de elektrische handbike aan te kunnen koppelen. • De persoon met een beperking kan zich verplaatsen met een handbewogen rolstoel. • Een handbike is de goedkoopst adequate oplossing.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
41
•
De persoon met een beperking heeft voldoende verkeersvaardigheid en verkeersinzicht.
Een elektrische handbike is duurder dan een scootmobiel. Bij het verstrekken van deze voorziening hoeft geen rekening gehouden worden met de behoefte aan bewegen. Bewegen valt onder het aspect therapeutisch en is geen onderdeel van de Wmo.
4.4.5
Open buitenwagen (scootmobiel)
De open buitenwagen betreft doorgaans een scootmobiel. De motor, verlichting en de claxon worden gevoed door accu’s. Deze scootmobiel heeft veelal een beperkt bereik (30-40 km). De snelheid is veelal 8, 10 of 12 km/u. Er is geen rijbewijs nodig, soms kan een rijvaardigheidsbeoordeling noodzakelijk zijn vooraf aan het verstrekken van een scootmobiel. De voorziening kan in een vervoersbehoefte voorzien van de korte en middellange afstand (tot 10km). Met een scootmobiel mag gebruik gemaakt worden van het voetpad, fietspad en de rijbaan. Het voordeel is dat men, in grotere winkels, door de winkel kan rijden. De voorziening kan, afhankelijk van de vervoersbehoefte, in combinatie met andere voorzieningen (vervoersbudget of een aanpassing) voorkomen. Algemene criteria • De vervoersbehoefte bestaat grotendeels uit de lokale vervoersbehoefte (veelal binnen een straal van 10km); er bestaat een substantiële vervoersbehoefte over de korte afstanden in de directe woon- en leefomgeving; voor die afstanden waarbij het in het algemeen onlogisch is of zelfs onmogelijk om gebruik te maken van een algemene voorziening, zoals een taxi. • De vervoersbehoefte is meerdere malen per week aanwezig. • Men is vaardig in het verkeer, heeft voldoende verkeersinzicht en kan de scootmobiel besturen. • De scootmobiel moet voorzien in het vervoer van alledag en helpen bij het onderhoud van de primaire levensbehoefte. • De verstrekking dient andere vervoersvoorzieningen niet grotendeels te overlappen. • Er is een vervoersprobleem aanwezig dat niet met algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen is op te heffen. • De gemeente stelt als voorwaarde dat de scootmobiel gestald en opgeladen kan worden. Medische criteria • Er zijn loopbeperkingen aanwezig. • Men kan zich niet middels de voorliggende voorzieningen zoals met een fiets, al dan niet met hulpmotor vervoeren. • De voorziening kan een sociaal isolement voorkomen en de zelfstandigheid vergroten. Als er sprake is van een sociaal isolement moet ook aan andere voorzieningen gedacht worden, zoals een buurtcentrum, kaartclub o.i.d. • Belanghebbende kan zich niet over een afstand van 800 meter in een redelijke tijd (20 min.) verplaatsen. Een kinderzitje op een scootmobiel kan verstrekt worden indien: • De ouder/verzorger op grond van een beperking in aanmerking komt voor een scootmobiel en een noodzaak heeft het kind mee te nemen op de scootmobiel. • De voorliggende voorzieningen, zoals het gebruik van het (aanvullend) openbaar vervoer of het gebruik van een fietskarretje, zijn niet adequaat. • De verstrekking is als gevolg van de beperkte gebruiksduur tijdelijk. Het kind mag niet zwaarder zijn dan 22 kg en moet jonger zijn dan 6 jaar. • De ouder/verzorger moet in staat zijn het kind in en uit het zitje te tillen. Of het kind moet zelf in staat zijn om in en uit het zitje te stappen.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
42
4.4.6 Auto(aanpassingen) Aanpassingen aan de eigen auto Autoaanpassingen zijn er op gericht het gebruik van een auto voor de persoon met een beperking die op de auto is aangewezen voor vervoer buitenshuis, mogelijk te maken. Bij aanpassingen is primair de vraag aan de orde, of het mogelijk maken van het gebruik van de auto een goedkopere oplossing is dan de verstrekking van een andere adequate vervoersvoorziening. De beantwoording is afhankelijk van: • de aard van de handicap; • de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van andere vervoersvoorzieningen. Criteria De aanpassingen zijn functioneel noodzakelijk voor het gebruik van de auto voor de persoon met een beperking. • De aanpassingen die bij de aanschaf aanwezig kunnen zijn worden niet vergoed (bijv. rem- en stuurbekrachtiging, automaat). Deze voorzieningen zijn algemeen gebruikelijk. • De noodzakelijke aanpassing(en) zal niet binnen 5 jaar opnieuw aangevraagd hoeven te worden (van de auto wordt verwacht dat hij nog 5 jaar mee kan of de aanpassing is over te plaatsen in een andere auto op kosten van de persoon met een beperking). • Het alternatief, een andere combinatie van 2 of meer voorzieningen(en), is duurder. • De aangepaste auto voorziet in de vervoersbehoeften voor zowel de middellange als de lange afstand. • Er is een medisch-ergonomische indicatie voor individueel vervoer. • Het primaat wordt gesteld op het collectief vervoer.
•
Verstrekking Bij aanpassing van een gebruikte auto zal eerst door de gemeente een principebesluit genomen worden of er aangepast kan worden alvorens een advies aan te vragen. • Bij een nog aan te schaffen auto zal voor de koop overleg gepleegd moeten zijn over de aanpasbaarheid van de auto. Mogelijk is een onafhankelijke keuring van de auto noodzakelijk. • Deze voorziening sluit andere vervoersvoorzieningen uit behoudens een van toepassing zijnde tegemoetkoming in de vervoerskosten.
•
4.4.7 Overige voorzieningen In zeer uitzonderlijke situaties bestaan er mogelijkheden binnen de Wmo tot het verstrekken van voorzieningen zoals een gesloten buitenwagen of een auto. Deze voorzieningen zijn erg duur en komen pas in beeld op het moment dat andere vervoersvoorzieningen niet mogelijk zijn. Een auto of een gesloten buitenwagen wordt bovendien in een groot aantal situaties gezien als algemeen gebruikelijk.
4.5
Overigen
Rijvaardigheid/rijgeschiktheid Bij de toekenning van een individuele voorziening zoals een scootmobiel, (driewiel)fiets of een gesloten buitenwagen moet vastgesteld zijn dat de persoon waaraan de voorziening toegekend wordt geschikt is en voldoende rijvaardigheid heeft om veilig aan het verkeer deel te nemen. De rijgeschiktheid kan vastgesteld worden door een medisch advies en de rijvaardigheid kan vastgesteld worden door een rijvaardigheidsbeoordeling. De gemeente kan een vervoersvoorziening innemen of een onderzoek instellen als er een vermoeden is van onvoldoende geschiktheid en rijvaardigheid. Aanleiding voor inname of heronderzoek kan zijn: -
een persoon heeft deelgenomen aan het verkeer onder invloed van drogerende stoffen en/of alcohol;
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
43
-
-
er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige; betrokkene heeft binnen een periode van een jaar ten minste drie aanrijdingen veroorzaakt; betrokkene is rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt; betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden; betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door een onjuiste bediening van de voorziening; uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is. Herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens, Bij onjuiste bediening van de voorziening; Gebrek aan stuurvastheid waardoor, al dan niet in combinatie: slingerend wordt gereden, bij herhaling van de juiste koers wordt afgeweken, bij het richting veranderen bochten niet vloeiend worden
Oplaadkosten elektrische voorzieningen Hiervoor wordt geen vergoeding verstrekt. Verzekering van voorzieningen De gemeente vergoedt de kosten van een WA.-verzekering bij een voorziening waarvoor wettelijk een WA.-(bromfiets-) verzekering noodzakelijk is wanneer deze in bruikleen wordt verstrekt. Er is geen bromfietscertificaat nodig voor het rijden in een elektrische rolstoel of scootermobiel.
Onderhoud en reparaties Voor voorzieningen in bruikleen verstrekt geldt dat onderhoud en reparaties ten gevolge van normaal gebruik door de leverancier zullen worden uitgevoerd. Bij onzorgvuldig gebruik zal de schade door de gemeente bij betrokkene kunnen worden verhaald. Bij ongevallen moet betrokkene een schadeformulier invullen, waarna de verzekering zal worden ingeschakeld.
4.6
Persoonsgebonden budget
Voor de algemene voorwaarden betreffende een persoonsgebonden budget wordt verwezen naar artikel 7 van de Verordening en naar het financieel besluit. Persoonsgebonden budget en het collectief vervoer De Tweede Kamer heeft op 29 maart 2006 tijdens een Algemeen Overleg over het bovenregionaal vervoer Valys uitgesproken dat bij aanwezigheid van collectief vervoer geen persoonsgebonden budget hoeft te worden verstrekt aangezien het niet de bedoeling is het collectief vervoer in gevaar te brengen. De gemeente Oude IJsselstreek heeft ervoor gekozen om in bepaalde situaties de mogelijkheid te bieden voor een meerjarige budgettering in een vervoersvoorziening. Er is een stelpost bepaald voor de vervoersvoorziening voor en lange afstand. Deze stelpost moet zodanig worden bepaald, dat geen doorkruising van staand beleid of staande voorziening plaatsvindt. Bij vaststelling van deze stelpost op € 350,- per jaar wordt aan deze eisen voldaan. Indien er sprake is van een blijvende en stabiele zorgbehoefte en –plicht voor de gemeente, kan voor een periode van 5 jaar een voorschot betaald worden. In de tussentijd zal dan echter geen gelijkluidend beroep kunnen worden gedaan op een vergelijkbare voorziening, behoudens verandering relevante omstandigheden. Uitruil voorzieningen Het is mogelijk om medisch noodzakelijke Wmo -voorzieningen “in te ruilen” voor een artikel waarvoor geen duidelijke indicatie aanwezig is, maar dat, in verband met bijzondere omstandigheden, zeer gewenst is en waarmee minimaal dezelfde doelen bereikt kunnen worden. De voorziening wordt dan veelal in de vorm van een persoonsgebonden budget toegekend. Het is het college om te besluiten of uitruil mogelijk. Criteria • Het gewenste artikel moet veilig in gebruik zijn, ook in relatie tot de omstandigheden van de cliënt.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
44
• • •
Het gewenste artikel mag geen negatieve invloed hebben op (het verloop van) de handicap. Bij een progressief ziektebeeld dient te worden gekeken of het gewenste artikel een reële optie is met betrekking tot de toekomst. De gewenste voorziening moet hetzelfde doel hebben als de geïndiceerde voorziening, met andere woorden het probleem moet wel gecompenseerd worden. Iemand kan bijvoorbeeld de wens hebben om een gesloten buitenwagen aan te schaffen in plaats van een scootmobiel. Als de burger met de gesloten buitenwagen in zijn vervoersbehoefte kan voorzien en is vastgesteld dat een gesloten buitenwagen ook een adequate voorziening is bestaat de mogelijk voor uitruil. Een burger kan dan een persoonsgebonden krijgen, waarvan de hoogte gelijk is aan het pgb voor aanschaf van een scootmobiel. Het pgb kan dan ingezet worden als bijdrage van een gesloten buitenwagen. Het pgb moet achteraf verantwoord kunnen worden.
Belangrijk in de beoordeling mee te nemen is of de te kopen voorziening wel adequaat is en niet algemeen gebruikelijk. Een paar voorbeelden van dergelijke situaties zijn: • De cliënt heeft een indicatie voor een scootmobiel in de vorm van een pgb en heeft ook een auto in zijn bezit. Een gesloten buitenwagen is dan waarschijnlijk niet adequaat en mag dus niet aangeschaft worden. • De cliënt heeft een indicatie voor een scootmobiel en wil er een brommer van kopen. Dat betekent dat waarschijnlijk de indicatie niet goed gesteld is. Een brommer is algemeen gebruikelijk en mag niet via een pgb aangeschaft worden.
4.7
Uitgesloten van vergoeding
De volgende fietsen c.q. accessoires zijn onder andere uitgesloten van vergoeding: a. fietskar (dit is een aanhangwagentje voor de fiets waarin bagage of kleine kinderen vervoerd kunnen worden); b. aanhangfietsje (dit is een klein kinderfietsje dat achter een gewone fiets gekoppeld kan worden); c. fiets met hulpmotor; d. fiets met lage instap; e. voeten-aan-de-grond fiets (bijvoorbeeld een Giant of Tavara; deze zijn in de reguliere fietsenhandel te koop; wanneer een hulpmotor noodzakelijk is, dan is een snorfiets een alternatief (voorliggende voorziening)); f. gewone regen- en thermokleding voor in de rolstoel of op de scootmobiel.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
45
Hoofdstuk 5 5.1
Verplaatsen in en om de woning: rolstoelen
Algemeen
Verplaatsen in en om de woning kan op verschillende wijzen plaatsvinden: met een rollator, lopend met krukken, met een trippelstoel, of met een rolstoel. Van deze voorzieningen valt uitsluitend de rolstoel onder de Wmo. De andere voorzieningen vallen onder andere wettelijke regelingen en zijn daarom op grond van artikel 2 Wmo uitgesloten. Ze kunnen voorliggend zijn op gebruik van een rolstoel. Wie op grond van beperkingen geen andere mogelijkheid heeft dan zich verplaatsen met een rolstoel kan een rolstoel toegekend krijgen. De resultaatverplichting daarbij bestaat uit het zich kunnen verplaatsen, al dan niet met hulp van anderen.
5.2
Vormen van rolstoelvoorzieningen
Artikel 27 van de verordening bepaalt dat er vier mogelijkheden zijn om rolstoelen te verstrekken: - een algemene rolstoelvoorziening; - een rolstoel in natura; - een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoel; - een tegemoetkoming in kosten voor een sportrolstoel of sportvoorziening. Algemene rolstoelvoorziening Deze vorm van voorziening is nog niet beschikbaar binnen de gemeente Oude IJsselstreek. Wellicht wordt deze vorm in de toekomst nog ontwikkeld. Hierbij kan gedacht worden aan rolstoelen die in een winkelcentrum staan en tijdelijk geleend kunnen worden. Rolstoel in natura of persoonsgebonden budget Voor hen die (veel) vaker, met name (bijna) dagelijks, een rolstoel nodig hebben voor verplaatsing in en rond de woning kan op basis van het gestelde in artikel 27 van de verordening een rolstoel toegekend worden. Dit kan een voorziening in natura of als persoonsgebonden budget. Via een (medisch) onderzoek zal bepaald worden of er een indicatie is voor een rolstoel en zo ja, in welke vorm. Bij de keuze van een voorziening in natura of middels een persoonsgebonden budget is de wens van de aanvrager bepalend. Een persoonsgebonden budget kan uitsluitend geweigerd worden op basis van artikel 7 van de Verordening. Verder is het zo dat in de verordening in artikel 7, lid 1 onder b is gesteld dat de omvang van het pgb wordt bepaald door de tegenwaarde van de goedkoopste en adequate voorziening die in natura verstrekt zou zijn en verderop onder lid 3 opgenomen dat er in de beschikking een programma van eisen gericht op doel en besteding wordt opgenomen. Voordat er een pgb verstrekt kan worden zal er dus eerst geïndiceerd moeten worden. Enerzijds heeft betrokkene een bepaalde vrijheid bij gebruikmaking van een pgb anderzijds is het van belang dat het budget op verantwoorde wijze besteed wordt. Niemand is er bij gebaat als er een voorziening wordt aangeschaft die niet voldoet. Als de gebruiker voorkeur heeft voor een pgb, zal er in overleg tussen de gemeente en/of indiceerder en gebruiker nagegaan worden of verstrekking van een rolstoel in de vorm van een pgb geschikt en het goedkoopst adequaat is in zijn of haar situatie. Sportrolstoel Tot slot is het nog mogelijk een sportrolstoel aan te vragen. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening die niet onder het verplaatsen in en om de woning valt. Historisch gezien is de sportrolstoel ook onder de Wvg al als bovenwettelijke voorziening verstrekt. Voor een sportrolstoel komt men ingevolge artikel 27, lid 2 van de verordening in aanmerking als sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk is door aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek. Dit om het ook mogelijk te maken aan niet rolstoelgebruikers via een sportrolstoel aan sport te kunnen doen. Het gebruik van een sportrolstoel voor teamsporten is helder. Daarnaast zijn er ook individuele sporten (marathon bijvoorbeeld) waar men een sportrolstoel voor aan zal vragen. Recreatieve activiteiten worden niet onder sport gerekend. De aanvraag voor een sportrolstoel om in de natuur te
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
46
zijn zal dan ook afgewezen worden, hetgeen kan vanwege het bovenwettelijke karakter van deze voorziening. Er moet op gewezen worden dat bij veel gehandicaptensportverenigingen de mogelijkheid geschapen wordt een sportrolstoel te lenen om uit te proberen of een bepaalde sport die aantrekkelijk lijkt ook bij iemand past. Dit kan nuttig zijn om te voorkomen dat een aangeschafte rolstoel uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt wordt. Een sportrolstoel wordt uitsluitend in de vorm van een tegemoetkoming verstrekt. Deze tegemoetkoming hoeft dan – vanwege het buitenwettelijke karakter – niet vergelijkbaar en toereikend te zijn voor de aanschaf van een sportrolstoel. In het bedrag is een deel als bijdrage in de aanschaf van een sportrolstoel bedoeld en een deel voor onderhoud. Topsport zal net als bij niet-cliënten, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.
5.3
Recht op een rolstoel
Het recht op een rolstoel kan als volgt worden omschreven: Een persoon met een beperking kan voor een rolstoel in aanmerking komen wanneer: - aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken; - hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden; - indien een algemene voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt. Een rolstoel is een voorziening om het bestaande verplaatsingsprobleem in en om de woning te verminderen of op te heffen. Verplaatsen is vervoer over kleine afstanden, van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden meters. Voor het verstrekken van een rolstoel voor incidenteel gebruik moet er sprake zijn van noodzaak tot gebruik in het kader van activiteiten van alle dag. Er hoeft geen sprake te zijn van dagelijkse noodzaak tot zittend verplaatsen.
Aanspraak op rolstoelvoorzieningen door AWBZ-bewoners Bewoners van AWBZ-instelling die ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen is erkend, komen slechts voor een rolstoel in aanmerking indien zij vanuit de AWBZ geen rolstoel krijgen. Hiervan zal sprake zijn als artikel 15 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ van toepassing is. Artikel 15 Bza luidt: “1. Voor zover gepaard gaande met verblijf in dezelfde instelling, omvat de zorg, bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14, tevens: ….. f. het individueel gebruik van een rolstoel.” De zorg als bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14 van het Bza bestaat uit: de functie behandeling, ziekenhuiszorg en revalidatiezorg. Dat betekent dat de combinatie verblijf en behandeling, ontvangen in dezelfde instelling, het verblijf in een ziekenhuis en het verblijf in een revalidatiecentrum redenen zijn om een rolstoel uit de AWBZ te ontvangen. Wie in een ziekenhuis of revalidatiecentrum bezig is terug te gaan naar huis zal uiteraard een rolstoel aanvragen in het kader van de Wmo. Door ontwikkelingen als extramuralisering zijn er steeds meer voorzieningen ontstaan waarbij het niet zonder meer duidelijk is of er sprake is van een toegelaten instelling. In die situatie zal moeten worden nagegaan of op betrokken persoon één of meer facetten van de werking van artikel 15 Besluit zorgaanspraken van toepassing is. Hiernaar kan geïnformeerd worden bij de zorgaanbieder of bij het zorgkantoor.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
47
Incidenteel of continu gebruik Bij een toekenning van een rolstoel wordt er veelal een onderscheid gemaakt tussen rolstoel voor incidenteel of continu gebruik. De rolstoelen voor incidenteel gebruik kunnen veelal snel en direct geleverd worden; individuele aanpassen zijn veelal niet noodzakelijk. Incidenteel gebruik: gebruik met een lage frequentie, variërend van 1 maal per week tot dagelijks kortdurend. Meestal betekent dit dat het gebruik van de rolstoel een verplaatsingsprobleem op de afstanden binnen- en buitenshuis vermindert of opheft, of gebruik bij verplaatsen binnen een woonvoorziening (bijv. verzorgingshuis, woonvoorziening voor cliëntn). Continu gebruik: gebruik met een hoge frequentie, dat wil zeggen de gehele dag of meerdere malen per dag. Meestal betekent dit dat het gebruik van de rolstoel een verplaatsingsprobleem zowel binnen als buitenshuis vermindert/opheft.
Rolstoel versus vervoer Hoewel rolstoelen en vervoersvoorzieningen twee verschillende functies zijn binnen de Wmo is het van belang ze in samenhang te bekijken. In een aantal instanties is er sprake van overlap: toekennen elektrische rolstoel Bij de noodzaak voor een elektrische rolstoel voor buiten of voor binnen en buiten is er een direct raakvlak met vervoersvoorzieningen. Indien een elektrische rolstoel aangevraagd wordt moet nagegaan worden of een scootmobiel geen adequate voorziening is gezien het kostenverschil. Indien cliënt een scootmobiel heeft en een elektrische rolstoel nodig heeft kan de scootmobiel worden ingenomen. Deze is dan niet meer adequaat. Bij toekennen van een transport rolstoel moet gekeken worden hoe deze gebruikt wordt. Bijvoorbeeld voor verplaatsen op plek van bestemming bij gebruik van een auto. Deze combinatie moet dan meegewogen worden bij het inschatten van een noodzaak voor een vervoersvoorziening zoals een scootmobiel of collectief vervoer.
5.4
Programma van eisen en selectie van een rolstoel
Als duidelijk is geworden dat een rolstoel de meest goedkoopst-adequate voorziening is om het verplaatsingsprobleem te verminderen, is het opstellen van een programma van eisen aan de orde. Aan de hand van het programma van eisen vind de selectie van de rolstoel plaats. Bij het opstellen van een programma van eisen en dus de uiteindelijke selectie van de rolstoel spelen de volgende factoren een rol. Deze factoren moeten opgenomen worden in het programma van eisen.
5.5
Accessoires en aanpassingen
Accessoires zijn extra’s die niet noodzakelijk zijn om een rolstoel voor die cliënt een adequate voorziening te laten zijn, maar die bijvoorbeeld het gebruiksgemak vergroten. De compensatieplicht van de gemeenten op basis van de Wmo strekt zich niet uit tot het verstrekken van accessoires. Een aanpassing aan een rolstoel is een niet algemeen gebruikelijk middel, dat voor de betrokkene noodzakelijk is om de rolstoel een adequate voorziening te laten zijn. Aanpassingen worden dus alleen vergoed als daar een sociaal-medische indicatie voor is. Aanpassingen Criteria • De aanpassingen moeten bijdragen tot een zo zelfstandig mogelijk functioneren (ontwikkeling) van de persoon met een beperking. • De aanpassingen moeten bijdragen tot een veilig gebruik van de rolstoel door de persoon met een beperking en voor zijn omgeving.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
48
•
De aanpassingen moeten om sociaal-medische redenen een adequaat gebruik van de voorziening mogelijk maken.
Enkele voorbeelden van aanpassingen Winterbeenbekleding/schootskleed Indien er sprake is van een stoornis bij de temperatuurregulatie en/of wanneer betrokkene zich tengevolge van zijn beperkingen niet op een normale wijze warm kan houden met reguliere voorzieningen (ski-kleding, plaid, e.d.). Medisch advies is noodzakelijk. Rolstoeljassen Indien de rolstoel zodanig is aangepast (zit-orthese) dat een gewone jas het effect van de individuele orthese wegneemt.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
49
6.
Gehandicapten Parkeerkaart (GPK)
Ondanks het feit dat de GPK geen Wmo-voorziening is, is hij voor de volledigheid toch opgenomen in de beleidsregels. Een GPK kan worden verstrekt voor passagier, voor bestuurder of voor beide. Voor beide mogelijkheden wordt gehouden aan landelijke ‘regeling gehandicaptenparkeerkaart’. In deze regeling zijn criteria opgenomen over wie er voor een GPK in aanmerking kunnen komen. Tevens is vastgelegd hoe het onderzoek door de gemeente verricht moet worden. Onderstaande is een samenvatting van de ‘ Regeling gehandicaptenparkeerkaart’. Algemene criteria Om voor een bestuurderskaart in aanmerking te komen dient men in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Het kan zijn dat na keuring voor de GPK wordt besloten een nieuwe rijvaardigheidskeuring aan te vragen. Het rijbewijs kan dan worden ingenomen. De GPK wordt voor een periode van minimaal 6 maanden tot maximaal 5 jaar verstrekt. Medische criteria In artikel 1 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart staat vermeld wie in aanmerking kan komen voor een GPK: a. bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen; b. passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder; c. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek permanent rolstoelgebonden zijn; d. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben; e. het bestuur van instellingen ten behoeve van het personeel belast met het vervoer van bewoners die voldoen aan de criteria onder b, c of d.” Onderzoek GPK In artikel 2 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart staat vermeld hoe en wanneer er onderzoek moet plaatsvinden naar de noodzaak van de GPK. -
Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager. Een geneeskundig onderzoek kan achterwege worden gelaten, indien: a. aan de aanvrager eerder een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en aan de verstrekkende instantie bekend is dat de aanvrager nog steeds voldoet aan de in artikel 1 omschreven criteria; b. aan de aanvrager eerder een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en de keurende instantie van oordeel is dat de aanvrager nog steeds voldoet aan de in artikel 1 omschreven criteria; c. op grond van artikel 49, derde lid, van het BABW een gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt in verband met een kortstondig verblijf.
3. Een geneeskundig onderzoek wordt achterwege gelaten indien een gehandicaptenparkeerkaart is aangevraagd door het bestuur van een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e.”
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
50
Bij een aanvraag van een GPK moet gekeken worden naar het pakket van vervoersvoorzieningen dat een cliënt gebruikt en welke consequenties het afgeven van een GPK voor dat pakket heeft.
Gehandicapten Parkeerplaats (GPP) Bij de beoordeling voor een gehandicapten parkeerplaats spelen de volgende factoren een rol: -
-
-
Belanghebbende moet in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart. Hoe is de parkeerdruk in de directe omgeving van de locatie waar de parkeerplaats moet worden gerealiseerd? Is er sprake van weinig of geen parkeerdruk dan kan dit een reden zijn voor het college het verzoek af te wijzen. De parkeerdruk wordt door de gemeente vastgesteld. Heeft de cliënt de mogelijkheid om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien, bijvoorbeeld op het eigen terrein? Gelet op de schaarste aan parkeerruimte in de meeste woonwijken is in redelijkheid van belanghebbende te verlangen dat hij, mits aanwezig, op het eigen terrein zorg draagt voor een geschikte parkeergelegenheid (Rechtbank 's-Gravenhage 28-06-2005, nr. AWB 04/4573 BESLU). Komt door het realiseren van de parkeerplaats de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer in gevaar?
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
51
Bijlage 1 Tijdnormering Hulp bij het Huishouden Let op: tijdnormering is indicatief. Altijd individuele afweging maken. Als er reden is om af te wijken van deze normeringen, kan dat, mits onderbouwd. Hulp bij het huishouden alleenstaande (seniorenwoning/ flat) Nr. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Activiteiten boodschappen doen voor het dagelijks leven maaltijd klaarzetten maaltijd bereiden licht huishoudelijk werk (kamers opruimen enz.) zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen, enz.) de was doen (kleding/linnengoed) huishoudelijke spullen in orde houden
minuten 60 p week 15 p keer 30 p keer 60 p week 90 p week
uren 1 uur 1 uur 45 3 uur 30 1 uur 1 uur 30
60 p week --
1 uur --
minuten 60 per week 15 per keer 30 per keer 60 per week 180 per week*
uren 1 uur 1 uur 45 3 uur 30 1 uur 3 uur
60 per week --
1 uur --
Hulp bij het huishouden alleenstaande (eengezinswoning) Nr. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
activiteiten boodschappen doen voor het dagelijks leven maaltijd klaarzetten maaltijd bereiden licht huishoudelijk werk (kamers opruimen enz.) zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen enz.) de was doen (kleding/linnengoed) huishoudelijke spullen in orde houden
* De hoeveelheid tijd is afhankelijk van het gebruik van kamers en of er een trap in de woning is die gebruikt wordt. Daarbij wordt uitgegaan van het volgende: indien cliënt gebruikt maakt van 1 slaapkamer, keuken, natte cel en woonkamer wordt uitgegaan van een kleine woning/seniorenwoning. Bij geobjectiveerd gebruik van andere kamers wordt per kamer een half uur extra gerekend. Dat geldt ook voor gebruik van de trap. Voor kamers die niet gebruikt wordt uitgegaan van schoonmaak in een lagere frequentie. Er kan maximaal 15 minuten per woning voor kamers en/of trap beschikt worden welke niet gebruikt worden. Dit tot een maximum van 180 minuten per week. Hulp bij het huishouden twee-/meer persoonshuishouden (seniorenwoning/ flat) Nr. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Activiteiten boodschappen doen voor het dagelijks leven maaltijd klaarzetten maaltijd bereiden licht huishoudelijk werk (kamers opruimen enz.) zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen, enz.) de was doen (kleding/linnengoed) huishoudelijke spullen in orde houden
minuten 60 p week 15 p keer 30 p keer 90 p week 120 p week
uren 1 uur 1 uur 45 3 uur 30 1 uur 1 uur 30
90 p week --
1 uur --
Hulp bij het huishouden twee-/meer persoonshuishouden (eengezinswoning) Nr. 1.1
activiteiten boodschappen doen voor het dagelijks leven
1.2
broodmaaltijd bereiden
minuten 60 per week (evt +) 15 per keer
uren 1 uur 1 uur 45
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
52
1.3
warme maaltijd bereiden
1.4
licht huishoudelijk werk (kamers opruimen enz.)
1.5
zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen enz.)
1.6
de was doen (kleding/linnengoed)
1.7
huishoudelijke spullen in orde houden
(evt +) 30 per keer (evt +) 90 per week (evt +) 180 per week* (evt +) 90 per week (evt +) --
3 uur 30 1 uur 30 3 uur
1 uur 30
* De hoeveelheid tijd is afhankelijk van het gebruik van kamers en of er een trap in de woning is die gebruikt wordt. Daarbij wordt uitgegaan van het volgende: indien cliënt gebruikt maakt van 1 slaapkamer, keuken, natte cel en woonkamer wordt uitgegaan van een kleine woning/seniorenwoning. Bij geobjectiveerd gebruik van andere kamers wordt per kamer een half uur extra gerekend. Dat geldt ook voor gebruik van de trap. Voor kamers die niet gebruikt wordt uitgegaan van schoonmaak in een lagere frequentie. Er kan maximaal 15 minuten per woning voor kamers en/of trap beschikt worden welke niet gebruikt worden. Dit tot een maximum van 180 minuten per week.
Hulp bij het huishouden overige activiteiten (alleenstaanden/twee- of meerpersoonsleefeenheden) Nr. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
activiteiten anderen helpen in huis met zelfverzorging anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd dagelijkse organisatie van het huishouden psychologische begeleiding advies, instructie, voorlichting om het huishouden aan te leren (max. 3xpw, 6 weken)
minuten tot max. 40 uur per week 30 per week 30 per week 30 per keer
uren
0 uur 30 0 uur 30 1 uur 30
Toelichting Cliënten kunnen soms een deel van de genoemde taken zelf uitvoeren, een cliënt kan bijvoorbeeld nog wel stofzuigen maar het schoonmaken van de badkamer en het toilet lukt niet meer. De normtijden kunnen dan aangepast (veelal gehalveerd) worden. In het geval van het voorbeeld betekend dat voor het zwaar huishoudelijk werk voor een eenpersoonshuishouden in een eengezinswoning 90min. per week wordt toegekend in plaats van 180min. per week. ‘evt +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing enz. Zie onderstaande richtlijn: - Boodschappen voor het dagelijks leven Indien het cliëntsysteem bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen , <12 jaar, kan er 2x per week boodschappen worden geïndiceerd worden. - Broodmaaltijd bereiden Bij aanwezigheid van kinderen < 12 jaar kan er 20 minuten per keer extra gerekend worden voor in principe maximaal 6 weken. - Licht huishoudelijk werk Voor het toekennen van extra tijd kan gedacht worden bij cliënten met communicatie problematiek, meerdere kinderen onder de 12 jaar, bij allergie of COPD. Alleen de kamers die daadwerkelijk in gebruik zijn worden schoongemaakt. In principe kan maximaal 3 keer in de week 20-30minuten hulp verleend worden. -
Zwaar huishoudelijk werk
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
53
In grotere woningen met een hoge bezettingsgraad of vervuilingsgraad kunnen extra uren tot maximaal 2 uur afgegeven worden. Verzorgen van huisdieren valt in de marge van de klasse. - De was doen In de onderstaande situaties kan 30min extra geïndiceerd worden: • aantal kinderen < 16 jaar • bedlegerige cliënten • extra bewassing bij overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
54
Bijlage 2 Gezamenlijke huishouding
Wet van 29 juni 2006, houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning) § 1. Algemene bepalingen Artikel 1 ……. 2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met: a. echtgenoot: geregistreerde partner; b. gehuwd: als partner geregistreerd. 3. Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt: a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad; b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. 4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. 5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en: a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld, b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander, c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid. 6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d. 7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid. …….
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
55
Bijlage 3
Procedure bij bouwkundige aanpassing
Binnen de procedure van bouwkundige aanpassingen wordt er een onderscheid gemaakt tussen een persoonsgebonden budget en een woonvoorziening in natura. 1. Onderzoek en programma van eisen Nadat de aanvraag is ingediend wordt na uitgebreid onderzoek een indicatie gesteld voor de noodzakelijke woningaanpassingen. In principe stelt een gemeentelijke functionaris met ergonomische, sociale en bouwtechnische deskundigheid aan de hand van het indicatieonderzoek, een programma van eisen voor de goedkoopst adequate woningaanpassing(en) op. Bij complexe aanvragen en bij grote woningaanpassingen zoals een aanbouw wordt altijd een extern advies gevraagd. In het externe advies wordt de medische noodzaak vermeldt, wordt een programma van eisen opgesteld en een bouwkundige schets toegevoegd. 2. Opvragen offerte Voor kleine woningaanpassingen, zoals een opklapbaar douchezitje of handgrepen, is het opvragen van een offerte niet noodzakelijk. De gemeente heeft prijsafspraken met een leverancier. ER kan direct opdracht verleend worden tot plaatsing van de voorzieningen. Bij alle overige aanpassingen vraagt de gemeentelijke functionaris vraagt in overleg met de aanvrager de offerte op. Bij aanpassingen die naar verwachting duurder zijn dan €5000,- worden 2 vergelijkende offertes opgevraagd. Bij een persoongebonden budget vraagt de budgethouder veelal zelf een offerte op. De gemeente kan eventueel een vergelijkende offerte opvragen. 3. Beoordelen welke offerte de goedkoopst adequate oplossing biedt De gemeente beoordeelt welke bouwofferte in aanmerking komt voor het verlenen van een voorziening of als basis geldt voor het persoonsgebonden budget. De offerte wordt besproken met de aanvrager. Op deze manier weet de aanvrager voor welke aannemer/leverancier er is gekozen, wat de kosten zijn en wat mogelijk de eigen bijdrage is. 3. Toestemming Het college geeft vervolgens toestemming voor de woningaanpassing, op voorwaarde dat niet reeds zonder toestemming een begin is gemaakt met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget betrekking heeft (zie ook artikel 2 lid 3 sub f van de verordening). De burger wordt in een beschikking op de hoogte gesteld welke voorziening/aanpassing wordt toegekend en wie de aanpassing realiseert. Bij een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is. 4. De uitvoering Bij een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming is de budgethouder of woningeigenaar verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningaanpassing conform het programma van eisen. Bij aanpassingen boven de € 5000,- wordt het persoonsgebonden budget in delen uitbetaald. Deze betalingen lopen gelijk met de te betalen bedragen aan de aannemer op basis van het overleggen van nota’s. Bij een woonvoorziening in natura is de gemeente verantwoordelijk voor het verstrekken van de opdracht en de uitvoering. 5. Gereedmelding en controle Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen 6 maanden na het verlenen van toestemming voor het aanpassen van de woning, verklaart de aanvrager aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid (de gereedmelding). Na gereedmelding van de woningaanpassingen wordt bij aanpassen boven de € 5000,- gecontroleerd of de woningaanpassingen daadwerkelijk volgens het programma ven eisen en volgens de offerte zijn uitgevoerd. Controle vindt achteraf plaats waarbij er inzicht verkregen moet worden in alle bescheiden, tekeningen en de factuur, welke betrekking hebben op de woningaanpassing. Bij aanpassingen beneden de € 5000,- vindt controle steekproefsgewijs plaats. Diegene aan wie het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
56
Als gekozen wordt voor verstrekking in natura is het college de opdrachtgever. De voorziening wordt toegekend aan de aanvrager, maar de uitbetaling vindt rechtstreeks aan uitvoerders en leveranciers plaats. De aanvrager moet melden wanneer de voorziening gereed is. 6. Definitieve vaststelling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming De gereedmelding is tevens een verzoek om definitieve vaststelling van het persoonsgebonden budget. De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het budget of de tegemoetkoming is verleend. Diegene aan wie het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden. Als gekozen wordt voor verstrekking in natura is het college de opdrachtgever. De voorziening wordt toegekend aan de aanvrager, maar de uitbetaling vindt rechtstreeks aan uitvoerders en leveranciers plaats. De aanvrager moet melden wanneer de voorziening gereed is.
7. Relatie overige procedures Indien sprake is van een aanbouw of verbouwing waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is, wordt de gebruikelijke procedure gevolgd.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
57
Bijlage 4
Voorzieningenlijst voor mensen met een beperking
Voorziening
Valt onder wet of regelgeving
Aan te vragen bij
Wmo algemeen gebruikelijk Wmo regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering Wmo
gemeente n.v.t. gemeente uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar gemeente
Wmo Wmo geen vergoeding WIA Wmo (indien medische indicatie) Wmo regeling subsidies AWBZ regeling subsidies AWBZ regeling subsidies AWBZ Algemeen gebruikelijk
gemeente gemeente n.v.t. UWV gemeente gemeente CIZ CIZ CIZ n.v.t.
A Aangepaste auto/bus Aangepaste box Aangepaste kinderrolstoel Aangepaste stoel Aangepaste tafel Aankleedtafel voor kinderen (meerkosten) Aankoppelfiets (handbike) Aanpassing aan een rolstoel Aanpassing aan vakantiewoning Aanpassing werkruimte thuis Accessoires rolstoel of scootermobiel Actief rolstoel ADL-assistentie ADL-cluster/woning, aanpassing aan ADL-cluster/woning, realisatie Airco Alarmerings- en signaleringsapparatuur
regeling zorgverzekering (medische indicatie) / flankerend Ouderenbeleid sociale indicatie) Allergeenvrije matras- en kussenhoezen regeling zorgverzekering Allergeenvrije schoenen regeling zorgverzekering Anti-decubitus bed/matras regeling zorgverzekering Anti-decubituskussen (los, met regeling zorgverzekering uitzondering van rolstoel of auto) Anti-decubituskussen in rolstoel of auto Wmo Antislipvloer Wmo Autoaanpassing Wmo of Wia Auto’s in bijzondere uitvoering Wmo of Wia Autokostenvergoeding Wmo Automatische transmissie/ automaat algemeen gebruikelijk Autorijlessen (meerkosten) algemeen gebruikelijk Autostoel, speciale Wet Rea Autoverzekering (meerkosten) algemeen gebruikelijk Auto- en fietszitje (aangepast) Wmo B Badlift Wmo Badstoel Wmo Badzitje Wmo Badplank Wmo Bandenpomp voor rolstoel algemeen gebruikelijk Bedbox (combinatie kinder- en regeling zorgverzekering slaapvoorziening) Bed in speciale uitvoering regeling zorgverzekering Bedgalgen- en portalen regeling zorgverzekering Bedleestafel regeling zorgverzekering Bedverkorter- en verlenger regeling zorgverzekering Beeldschermloep regeling zorgverzekering Beeldtelefoon regeling zorgverzekering
uw ziektekostenverzekeraar
uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente n.v.t. n.v.t. UWV (0900) 9294 (lokaal tarief) n.v.t. gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
58
Been- en voetenzak bij rolstoel/scootermobiel Begeleiderskaart openbaar vervoer Begeleidingskosten collectief vervoer Beugels, wand Beugels, opklapbare toilet Bezoekbaar maken woning Blindengeleidehond Blindentaststok Boodschappenmand of -net bij rolstoel of scootmobiel Box (aangepaste) Braillehorloge Braillecomputer Brancardlift Brillenglazen/contactlenzen
Bromfiets Bruikleenauto Buggy (aangepaste) C Centrale verwarming Collectief vervoer Communicatie- en signaleringsapparatuur Communicatievoorzieningen voor doven op de werkplek Computer met bijbehorende apparatuur en programmatuur Contactlenzen D Dekbedhoes/kussenhoes (stofdicht/allergeen vrij) Dekenboog Diabeteshulpmiddelen Dieetkosten (indien dieetpreparaten) Dieetkosten (indien dieetproducten) Douche/toiletstoel, tijdelijk Douche/toiletstoel, langdurig Douchebrancard/ -stretcher Douchehulpmiddelen, tijdelijk Douchehulpmiddelen, langdurig Doucheplank Douchezitje Doventelefoon / teksttelefoon Doventolk in de leefsituatie Doventolk voor werk Draaischijf om van bed op stoel te komen, langdurig Draaischijf om van bed op stoel te komen, tijdelijk Driewielfiets Duw(hoepel)rolstoel, tijdelijk Duw(hoepel)rolstoel, langdurig
Wmo
gemeente
NS, overige openbaar vervoer Wmo Algemeen gebruikelijk Wmo Wmo regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering algemeen gebruikelijk
NS Folderlijn gemeente n.v.t gemeente gemeente uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar n.v.t.
algemeen gebruikelijk geen vergoeding regeling zorgverzekering Wmo regeling zorgverzekering (op strikte indicatie) of bijzondere bijstand algemeen gebruikelijk Wmo Wmo
n.v.t. n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar gemeente uw ziektekostenverzekeraar gemeente n.v.t. gemeente gemeente
algemeen gebruikelijk Wmo regeling zorgverzekering (op indicatie) WIA of Reïntegratiebesluit
n.v.t. gemeente uw ziektekostenverzekeraar
regeling zorgverzekering (op indicatie) regeling zorgverzekering (op strikte indicatie)
uw ziektekostenverzekeraar
regeling zorgverzekering
uw ziektekostenverzekeraar
regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering bijzondere bijstand besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo Wmo besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo Wmo Wmo regeling zorgverzekering (geen gesprekskosten) AWBZ Wet Rea Wmo
uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar gemeente Thuiszorgwinkel gemeente gemeente Thuiszorgwinkel gemeente gemeente gemeente uw ziektekostenverzekeraar
besluit zorgaanspraken AWBZ
Thuiszorgwinkel
Wmo besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo
gemeente Thuiszorgwinkel gemeente
UWV
uw ziektekostenverzekeraar
uw ziektekostenverzekeraar UWV gemeente
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
59
Duwwandelwagen, tijdelijk Duwwandelwagen (rolstoel), langdurig E Eenhendelmengkraan Eetapparaat Elastische kousen incl. aantrekhulp Elektrisch bedienbare ramen Elektrische rolstoel Elektrische schrijfmachine F Faxapparatuur Fiets met elektromotor Fiets bijzonder/aangepast/speciaal Fietszitje (speciaal) Filterglazen G Gebruik 55+bus Gehandicaptenparkeerkaart Gehandicaptenparkeerplaats Gehoorhulpmiddelen Gesloten buitenwagen Gezichtshulpmiddelen H Handbewogen rolstoel/ Duwhoepelrolstoel Handbike (aankoppelfiets) Hellingbaan Hendelmengkraan Hobbyruimte (aanpassing) Hoepelrolstoel/ Duw-hoepelrolstoel Hoog-laag bed Hoog-laag verstelbare keuken Hoortoestel Hulp bij het huishouden Hulpmiddelen voor het slapen, langdurig Hulpmiddelen voor het slapen, tijdelijk Hulpmiddelen voor het toedienen van voeding I Incontinentiemateriaal Inductiekookplaat Injectiespuiten en toebehoren K Keramische kookplaat Keuringskosten auto Kinderrolstoel Kledingslijtage (meerkosten) Korset voor afwijkingen aan de wervelkolom Krukken L Leerlingenvervoer
besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo
Thuiszorgwinkel gemeente
algemeen gebruikelijk regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering algemeen gebruikelijk Wmo regeling zorgverzekering
n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar n.v.t. gemeente uw ziektekostenverzekeraar
regeling zorgverzekering algemeen gebruikelijk Wmo Wmo regeling zorgverzekering
uw ziektekostenverzekeraar n.v.t. gemeente gemeente uw ziektekostenverzekeraar
flankerend beleid Wegenverkeerswet 1994, Wegenverkeerswet 1994, regeling zorgverzekering Wmo regeling zorgverzekering (op strikte indicatie)
gemeente gemeente uw ziektekostenverzekeraar gemeente uw ziektekostenverzekeraar
Wmo
gemeente
Wmo Wmo algemeen gebruikelijk geen vergoeding mogelijk Wmo regeling zorgverzekering Wmo regeling zorgverzekering Wmo regeling zorgverzekering besluit zorgaanspraken AWBZ regeling zorgverzekering
gemeente gemeente n.v.t. n.v.t. gemeente uw ziektekostenverzekeraar gemeente uw ziektekostenverzekeraar gemeente uw ziektekostenverzekeraar Thuiszorgwinkel uw ziektekostenverzekeraar
regeling zorgverzekering algemeen gebruikelijk regeling zorgverzekering
uw ziektekostenverzekeraar n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar
algemeen gebruikelijk Wmo als het gaat om aanpassingen Wmo bijzondere bijstand regeling zorgverzekering
n.v.t. gemeente gemeente gemeente uw ziektekostenverzekeraar
besluit zorgaanspraken AWBZ
Thuiszorgwinkel
Wet op het basisonderwijs, Interim-wet speciaal en voortgezet speciaal onderwijs
gemeente
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
60
Ligbad
Ligfiets Loopfiets Loophulpmiddelen, tijdelijk Loophulpmiddelen, langdurig Looprek Loopwagen M Maaltijdvoorziening (warm) Maaltijdvoorziening (vriesvers) Mantelondersteuning Matrashoezen (stofdicht /allergeenvrij) Mobiele telefoon O Onderhoud rolstoel Onderhoud woonvoorziening Onrusthek Open elektrische buitenwagen voor verplaatsing van alle dag Oplaadkosten Optische hulpmiddelen; bijzondere Orthese (los) Orthopedisch schoeisel P Papegaai, langdurig Parkeerontheffing Parkeervoorziening/-plaats Patiëntenlift, tijdelijk Patiëntenlift, langdurig Pendel / rolstoelscooter voor verplaatsing van alle dag Persoonlijke verzorging (thuiszorg) Persoonlijke ondersteuning op het werk Plateaurolstoel Po-stoel, tijdelijk Po-stoel, langdurig Prothese Pruik R Rekenmachine (aangepaste) Reparatie rolstoel Roadmaster (speelmobiel) Rollator, tijdelijk Rollator, langdurig Rolstoelaanpassing Rolstoelaccessoires Rolstoelfiets (verplaatsing alle dag) Rolstoelhandschoenen Rolstoel in gezinsvervangend tehuis Rolstoel in verpleeghuis Rolstoel in verzorgingshuis Rolstoelscooter/pendel voor verplaatsing van alle dag Rolstoeltaxivergoeding
Wmo indien aan te brengen i.v.m. ergonomische belemmeringen algemeen gebruikelijk regeling zorgverzekering besluit zorgaanspraken AWBZ regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering
gemeente
n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar Thuiszorgwinkel uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar
Wmo regeling zorgverzekering algemeen gebruikelijk
gemeente uw ziektekostenverzekeraar n.v.t.
Wmo Wmo regeling zorgverzekering Wmo
gemeente gemeente uw ziektekostenverzekeraar gemeente
algemeen gebruikelijk regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering
n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar
regeling zorgverzekering Wmo m.b.t. kosten Wmo m.b.t. kosten besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo Wmo
uw ziektekostenverzekeraar gemeente gemeente Thuiszorgwinkel gemeente gemeente
besluit zorgaanspraken AWBZ WIA Wmo besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering
CIZ ( UWV gemeente Thuiszorgwinkel gemeente uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar
regeling zorgverzekering Wmo Wmo besluit zorgaanspraken AWBZ regeling zorgverzekering Wmo Wmo (medische indicatie) Wmo geen vergoeding mogelijk Wmo AWBZ Wmo Wmo
uw ziektekostenverzekeraar gemeente gemeente Thuiszorgwinkel uw ziektekostenverzekeraar gemeente gemeente gemeente gemeente verpleeginstelling gemeente gemeente
Wmo
gemeente
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
61
Rolstoeltraining Rolstoel voor werk Rijlessen voor auto Rijlessen voor scootmobiel S Schootskleed bij rolstoel of scootmobiel
Wmo Wia algemeen gebruikelijk Wmo
gemeente UWV n.v.t. gemeente
algemeen gebruikelijk
n.v.t.
Scootmobiel Serveerwagen Side by side fiets (verplaatsing alle dag) Signalering- en alarmeringssytemen
Wmo regeling zorgverzekering Wmo regeling zorgverzekering (medische indicatie)/Flankerend ouderenbeleid Welzijnswet (sociale indicatie) regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering Wmo algemeen gebruikelijk algemeen gebruikelijk Wmo regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering Wmo regeling zorgverzekering
gemeente uw ziektekostenverzekeraar gemeente
uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar gemeente n.v.t. n.v.t. gemeente uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar gemeente uw ziektekostenverzekeraar
bijzondere bijstand algemeen gebruikelijk Wmo
gemeente n.v.t. gemeente
Wmo bijzondere bijstand algemeen gebruikelijk Wmo Wmo
gemeente gemeente n.v.t. gemeente gemeente
regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering algemeen gebruikelijk besluit zorgaanspraken AWBZ besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo Algemeen gebruikelijk besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo algemeen gebruikelijk regeling zorgverzekering Wmo Wmo Wmo regeling zorgverzekering
uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar n.v.t. Thuiszorgwinkel Thuiszorgwinkel gemeente n.v.t. Thuiszorgwinkel gemeente n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar gemeente gemeente gemeente uw ziektekostenverzekeraar
Wmo
gemeente
regeling zorgverzekering regeling zorgverzekering Wmo
uw ziektekostenverzekeraar uw ziektekostenverzekeraar gemeente
Sonde met toebehoren Sondevoeding Spaakbeschermers Spartamet Speelvoertuig Sportrolstoel (recreatief) Sta-op-systemen Sta-orthesen Sta-/zitrolstoel voor kinderen Stofdicht/allergeenvrij matras/kussenhoes Stookkosten (meerkosten) Stuurbekrachtiging Systemen van aanvullend openbaar vervoer T Tandem (noodzakelijke verplaatsing) Tandem (ontspanning en ontwikkeling) Tandem (verplaatsing alle dag) Taxikostenvergoeding Tegemoetkoming in kosten gebruik bruikleenauto/eigen auto Teksttelefoon Telefoneerhulpmiddelen Thermostaatkraan Tijdelijke rolstoel Tilhulpmiddelen, tijdelijk Tilhulpmiddelen, langdurig Toiletpot, verhoogd Toiletstoel, tijdelijk Toiletstoel, langdurig Toiletverhoger Transferbed Transferhulpmiddelen Traplift Trappenklimmer Trippelrolstoel, langdurig U Uitraasruimte V Vendlet-systeem Verbandschoenen Verhuiskosten
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
62
Verpleegartikelen (tijdelijk) Verstelbare keuken Vervoer dagbehandeling Vervoer naar school
Vervoer naar sociale werkvoorziening Vervoer naar werkplek Vervoersvoorziening alledag Vervoersvoorziening van Nederlanders die in het buitenland wonen Verwijderen woonvoorzieningen Verzekering rolstoel /vervoersvoorziening Vierwielfiets Vliegende Hollander Voetenzak Voorzieningen voor (ex) militairen W Wasdroger Wek- en waarschuwingsinstallatie Werkblad rolstoel Werk- en leefvervoer Werkplek, voorzieningen op Woningaanpassing Woningsanering (i.v.m. CARA) Woonhuislift Woonvoorziening Woonvoorziening in een kamer die zelfstandig verhuurd wordt Z Ziekenvervoer Zitbad, langdurig Zitbad (medicinaal baden), tijdelijk Zitorthese/zitschaal Zonnescherm (buggy/wandelwagen)
besluit zorgaanspraken AWBZ Wmo AWBZ Wet op het basisonderwijs, Interimwet speciaal en voortgezet speciaal onderwijs CAO sociale werkvoorziening Wia Wmo UWV
Thuiszorgwinkel gemeente gemeente
WSW-werkgever UWV gemeente UWV
Wmo indien opgenomen in gemeentelijk beleid Wmo indien opgenomen in gemeentelijk beleid Wmo Wmo Wmo Algemene Militaire Pensioenwet
gemeente
gemeente gemeente gemeente UWV USZO-Defensie
algemeen gebruikelijk regeling zorgverzekering Wmo Wia Wia Wmo Wmo Wmo Wmo geen vergoeding mogelijk
n.v.t. uw ziektekostenverzekeraar gemeente UWV UWV gemeente gemeente gemeente gemeente n.v.t.
regeling zorgverzekering Wmo indien aan te brengen i.v.m. ergon. belemmeringen besluit zorgaanspraken AWBZ regeling zorgverzekering algemeen gebruikelijk
uw ziektekostenverzekeraar gemeente
gemeente
Thuiszorgwinkel uw ziektekostenverzekeraar n.v.t.
Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke voorzieningen gemeente Oude IJsselstreek 2011
63