Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Heerhugowaard 2012
BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HEERHUGOWAARD 2012 VOORWOORD....................................................................................................................... 2 Inleiding .................................................................................................................................. 2 Eigen verantwoordelijkheid ..................................................................................................... 3 HOOFDSTUK 1. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN ........................... 4 Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis ............................................................................... 4 Inleiding .................................................................................................................................. 4 Afwegingskader ...................................................................................................................... 4 Resultaat 2: wonen in een geschikt huis ................................................................................. 5 Inleiding .................................................................................................................................. 5 Afwegingskader ...................................................................................................................... 5 Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften ............................................................ 7 Inleiding .................................................................................................................................. 7 Afwegingskader ...................................................................................................................... 7 Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding ................................ 8 Inleiding .................................................................................................................................. 8 Afwegingskader ...................................................................................................................... 8 Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren .................................... 9 Inleiding .................................................................................................................................. 9 Afwegingskader ...................................................................................................................... 9 Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning ....................................................................... 10 Inleiding ................................................................................................................................ 10 Afwegingskader .................................................................................................................... 10 Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel ............................................................... 11 Inleiding ................................................................................................................................ 11 Afwegingskader .................................................................................................................... 11 Resultaat 8: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten ............................................................................................................................ 12 Inleiding ................................................................................................................................ 12 HOOFDSTUK 2. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL. .... 12 Inleiding ................................................................................................................................ 12 Afwegingskader .................................................................................................................... 13 1. De voorziening in natura…...…………………………………………………………………….13 2. Het persoonsgebonden budget………………………………………………………………….13 3. De financiële tegemoetkoming…………………………………………………………………..16 4. Eigen aandeel / de vermogenstoets…………………………………………………………….17 HOOFDSTUK 3. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES, BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING ............................................. 17 Inleiding ................................................................................................................................ 17 Criteria: ................................................................................................................................ 17 Alternatieven voor bezwaar .................................................................................................. 19 Bijlage 1: protocol Hulp bij het Huishouden Heerhugowaard 2011 Bijlage 2: vervoer in Heerhugowaard
1
VOORWOORD Inleiding Deze nieuwe beleidsregels vormen met de nieuwe verordening een trendbreuk met de oude regels (ooit verstrekkingenboek geheten), zoals die gehanteerd werden onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en sinds 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Was onder de Wvg sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vraagt om een andere aanpak. Kernbegrippen zijn nu het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Bij de beoordeling van een aanvraag, of al tijdens het gesprek voorafgaand aan de aanvraag, komt eerst het resultaat dat bereikt moet worden aan de orde, daarna passeren de verschillende oplossingen de revue, en niet alleen de individuele op indicatie. Omdat maatwerk nodig is vindt een uitgebreid gesprek plaats ter verkenning van de mogelijkheden, ook de eigen. In de allereerste richtingbepalende uitspraak van 10 december 20081 heeft de Centrale Raad van Beroep helder uiteengezet hoe zij aankijkt tegen de compensatieplicht en wat van de gemeente bij de uitvoering mag worden verwacht. Kenmerkend is daarbij de grote invloed van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager op het gemeentelijk onderzoek. De latere jurisprudentie laat voortdurend zien dat er door gemeenten te weinig onderzoek wordt gedaan, zodat zij geen of onvoldoende kennis hebben van de persoonskenmerken en behoeften en daar dan ook niet of te weinig rekening mee houden. Ook de rol van de mantelzorger wordt nadrukkelijker mee gewogen in het gemeentelijke onderzoek. Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van de mantelzorger om (kortdurend) gebruik te maken van de algemene, voorliggende voorzieningen die in de gemeente voor handen zijn. Art 4 van de Wmo geeft allereerst aan op welke terreinen resultaten bereikt dienen te worden. Daarnaast geeft dit artikel aan dat het in de Wmo gaat om maatwerk. Daar was onder de Wvg veel minder sprake van. Het meest duidelijke voorbeeld is gelegen in het collectieve vraagafhankelijke vervoer (cvv). Onder de Wvg hadden verreweg de meeste gemeenten het primaat van het cvv in hun verordening opgenomen. Daar kon onder de Wvg redelijk consequent mee worden omgegaan, zo leerde de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Als er geen medische noodzaak bestond voor een andere vervoersvoorziening kon de gemeente dat cvv toekennen en werd het adequaat geacht, zelfs goedkoopst-adequaat. De Wmo-jurisprudentie van de Centrale Raad heeft inmiddels duidelijk gemaakt, dat het primaat van het collectief vervoer weliswaar gehanteerd mag worden, maar dat dit niet zo consequent meer kan als vroeger. Er moet altijd beoordeeld worden of er aanleiding is af te wijken. Allereerst kan dat het geval zijn als iemand een persoonsgebonden budget vraagt. Dat mag niet categorisch worden afgewezen: daar moet individueel onderzoek naar worden gedaan. En die afwijking van de hoofdregel moet in ieder geval als er sprake is van twee voorzieningen: een voor het vervoer over de korte afstand en een over de langere afstand. Maar ook als er sprake is van maar één voorziening moet die individuele beoordeling plaats vinden. Gebeurt dat niet, zo leert de jurisprudentie, dan is de kans heel groot dat de rechter het besluit hierop zal vernietigen2. De aanleiding kan ook zijn dat het cvv in het individuele geval niet als goedkoopstcompenserend betiteld kan worden. Bijvoorbeeld omdat het concreet in deze situatie onpraktisch is. Dit voorbeeld van het cvv maakt duidelijk dat de Wmo andere eisen stelt aan een besluit dan de Wvg deed. De nadruk zal nu veel meer moeten liggen op zorgvuldig onderzoek van het individuele geval. En ook al is het eindresultaat gelijk aan dat wat het onder de Wvg geweest 1 2
Zie LJN BG6612. Zie LJN BK2500, BK2502, BK2504.
2
zou zijn: de onderbouwing en motivering moeten er geheel anders uit zien. En aan die onderbouwing toetst de rechter het besluit. Eigen verantwoordelijkheid De Wmo is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. Ook die eigen verantwoordelijkheid komt tijdens het gesprek aan de orde. Een oplossing van problemen kan bijvoorbeeld al aanwezig zijn in die zin dat deze feitelijk al jaren behoort tot iemands normale levenspatroon. Bij problemen met het schoonhouden van het huis zijn er talloze mensen die gewend zijn daar iemand voor in te huren, zoals tweeverdieners of mensen met voldoende inkomen. In deze situatie hoeft niets te veranderen, als men op basis van leeftijd of een ongeval beperkingen krijgt. Door voort te zetten wat men had ontstaat er geen probleem dat om een oplossing vraagt. Dat zou anders kunnen zijn als door het ontstaan van de beperking het inkomen daalt. Het kan dan zijn dat iemand de eerder ingehuurde schoonmaakhulp niet meer kan betalen. Dat zou aanleiding kunnen zijn wel te compenseren. Daarvoor zal een zorgvuldig onderzoek verricht moeten worden, met name naar de eerdere situatie, zowel wat betreft hulp als wat betreft inkomen, en de veranderde situatie. Het kan ook zijn dat er (veel) meer hulp in de huishouding nodig is. Dan zou het kunnen zijn dat er wel sprake is van meerkosten en dat er daardoor gecompenseerd moet worden. Eigen verantwoordelijkheid betekent daarnaast bijvoorbeeld ook de aanschaf en het gebruik van zoveel mogelijk strijkvrije kleding om onnodig beroep op een hulp te voorkomen. Ook nieuwe technische mogelijkheden, zoals een robotstofzuiger, kunnen bekeken worden. Mogelijk is dat een hulpmiddel waardoor iemand meer zelf kan gaan doen in huis. Een ander voorbeeld is het vervoer. Heel veel mensen zijn op dit moment gewend al bijna hun hele leven gebruik te maken van een auto. Als zij een beperking krijgen, door leeftijd of door een ongeval, hoeft er in feite niets te veranderen, als zij met diezelfde auto in staat blijven hun verplaatsingen te maken. Er hoeft dan niet gecompenseerd te worden. Dat zou anders kunnen zijn als zij door hun beperking veel meer verplaatsingen moeten gaan maken, of als de auto voor hun handicap aangepast zou moeten worden. In het eerste geval kan onderzoek verricht worden naar de aard van de extra ritten en de kosten daarvan, in relatie tot het eerdere verplaatsingspatroon en zou compensatie mogelijk zijn als er blijkt dat er sprake is van meerkosten. In het tweede geval, waarin sprake is van noodzakelijke autoaanpassingen, is er sprake van meerkosten: zonder beperking waren de autoaanpassingen niet nodig geweest. Ook bij woonvoorzieningen speelt de eigen verantwoordelijkheid een grote rol. Als iemand 65 is en zijn badkamer gaat renoveren mag een gemeente veronderstellen dat hij - ook al zijn er nog geen beperkingen - rekening houdt met het gegeven dat hij een dagje ouder wordt. Dat betekent dat de persoon in kwestie aan een douche moet denken in plaats van uitsluitend een bad. Daar spelen allerlei individuele factoren natuurlijk in mee, zoals: is er plaats voor, wat is de rol van het bad voor therapie e.d. Er speelt ook nog iets anders mee: weten mensen wel dat van hen verwacht wordt dat ze via het denken aan dit soort dingen anticiperen op mogelijk komende problemen? Een gemeente zal ook daarover voorlichting moeten geven, duidelijk moeten maken waar verwachtingen mogen beginnen maar ook kunnen ophouden wat betreft de inzet van gemeenten in het geschikt maken van woningen. In art 4 lid 2 van de Wmo is bepaald dat gemeenten rekening houden met de mogelijkheden die iemand heeft om zelf in financiële zin kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening te nemen. Dat is wat anders dan de eigen bijdrage regeling. Die speelt een rol nadat een voorziening is verstrekt. Feitelijk zegt de gemeente bij toepassing van dit artikel: als gemeente hoeven we niets te doen want u kunt het zelf betalen,
3
compensatieplicht is niet aan de orde. De discussie loopt of gemeenten op basis van dit artikel ook rekening mogen houden met het vermogen van iemand. Dus niet alleen met het inkomen uit vermogen. Mag je van iemand met een redelijk vermogen, met geld op de bank of aandelen of een eigen huis met overwaarde verlangen dat hij dat gebruikt om een noodzakelijke woningaanpassing te financieren? Mag je van iemand in dergelijke omstandigheden verlangen dat hij zelf zijn eigen vervoer bekostigt, en zijn eigen hulp in huis betaalt? En welke grenzen zouden dan gehanteerd kunnen worden? Hierover is nog geen jurisprudentie maar het college is van mening dat het redelijk is om bij individuele voorzieningen die een eenmalige uitgave betekenen (de grote woningaanpassingen) de vermogentoets mag worden gehanteerd. Dit onderwerp wordt verder uitgewerkt in deze beleidsregels in hoofdstuk 2 onder punt 4. De beleidsregels die er nu liggen moeten bevorderen dat de doelstellingen van de compensatieplicht, zoals die door de wetgever in de Wmo geformuleerd zijn, te weten zelfredzaamheid en participatie door burgers met beperkingen, ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Een goed gesprek, heldere resultaten en oplossingen op maat zijn daartoe nodig. In deze beleidsregels zal regelmatig worden verwezen naar “Het protocol Hulp bij het Huishouden Wmo Heerhugowaard 2012” (hierna: het protocol). Het protocol is een bijlage bij deze beleidsregels. Daar waar de beleidsregels vrijwel alle onderdelen van de Verordening toelichten, gaat het protocol gedetailleerd in op het onderdeel Hulp bij het Huishouden om de Wmo-consulent handvatten te bieden bij de indicatiestelling van Hulp bij het Huishouden in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
HOOFDSTUK 1. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis Inleiding Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk, zoals voor 2007 benoemd onder de AWBZ. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken. Afwegingskader Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, maar inclusief balkon en berging, schoon en leefbaar te houden.
Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het gebruik van de glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant. Zie ook het protocol.
Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te
4
betalen. Is sprake van een latrelatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner bij kan dragen aan het huishouden. Zie ook het protocol.
Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd worden. Zie ook het protocol.
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren. Daarbij wordt het protocol als norm aangehouden.
De hulp kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het een persoonsgebonden budget is een afgeleid bedrag van de hulp in natura (denk aan de niet tot nauwelijks aanwezige overhead kosten bij een individuele klant). Ook hier is een andere vorm van toekennen mogelijk, bijvoorbeeld met speciale hulpmiddelen. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd zal worden, zodat er sprake is van compensatie.
Bij huishoudelijke hulp in natura kent het college hulp toe in uren. Ook hier zou een andere vorm van toekennen mogelijk zijn. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat bereikt zal worden, zodat er sprake is van compensatie.
Ook bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. Dit is een afgeleid recht van de verzorgde, zodat geen zelfstandig recht ontstaat. Dit kan in twee situaties het geval zijn. Bij de eerste situatie komt de inwonende mantelzorger aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de verzorgde hulp plaats vinden. De tweede situatie betreft het niet toekomen aan het schoonmaken van het eigen huis. Dan zou de verzorgde i.p.v. naturahulp een pgb kunnen aanvragen en dat kunnen gebruiken om de mantelzorger te betalen, die op zijn beurt met dat geld hulp in eigen huis kan bekostigen.
Resultaat 2: wonen in een geschikt huis Inleiding In de Wmo is in artikel 4 lid 1 geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen resultaten die bereikt moeten worden op het huishoudelijke vlak en resultaten voor wat betreft een voor de persoon en zijn kenmerken geschikte woning. De term „voeren van een huishouden‟ geeft daar geen duidelijkheid over. Daarbij is er één belangrijke voorwaarde voordat er gecompenseerd kan worden: er moet een woning zijn. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning wordt uiteraard rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college compenseren. Afwegingskader Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning.
5
Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten. Denk hierbij aan een verhoogde toiletpot, de douchekruk, elektrisch bedienbare garagedeur of zonnescherm, etc. Door ontwikkelingen in gebruik en de markt kunnen nieuwe inzichten ontstaan. De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.
Het college beoordeelt vervolgens of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.
Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. De gemeente kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kan het college bij eigen woningen naast een aanbouw ook kiezen voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de ROvergunning. Daarbij zal worden uitgegaan van de goedkoopst, meest-compenserende oplossing.
Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemands mogelijkheden zijn om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien. Als het mogelijk is deze aanbouw zelf te financieren, bijvoorbeeld door een hypotheek op de woning te vestigen waarvan niet wordt afgelost, zodat de kosten beperkt blijven tot de rentekosten, waarop bij belastingaangifte renteaftrek mogelijk is, zal eerst naar deze mogelijkheid gekeken worden.
6
Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.
Bij aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten zal het college ook beoordelen of het verantwoord is voorzieningen als trapliften op een voor een ieder bereikbare plaats te zetten. Ook kijkt het college naar zaken als slijtage door weer en wind.
Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.
Het aanpassen van doelgroepengebouwen zal gebeuren conform de afspraken zoals die door het college gemaakt zijn of worden met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen.
Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende.
Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.
Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. Ook kan bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding worden gekeken naar de eigen (financiële) mogelijkheden. Als het mogelijk is een koopwoning te financieren zou je van een burger ook mogen vragen de kosten van verhuizen mee te financieren.
Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften Inleiding In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten. Het is heel normaal dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen. Daar kan de Wmo bij aansluiten door uit te gaan van één maal per week boodschappen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van boodschappendiensten. Verschillende supermarkten binnen Heerhugowaard hebben een dergelijke service. Ook kan men gebruik maken van een door de gemeente gesubsidieerde boodschappendienst van Wonen+ . Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er niet al te hoge kosten aan verbonden zijn. Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. Er kan gebruik worden gemaakt van de door de gemeente gesubsidieerde maaltijdservice, aangeboden door verschillende aanbieders. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die soms een oplossing kunnen bieden. Afwegingskader Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding van maaltijden.
Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.
7
Hierbij valt te denken aan het gebruik van een boodschappenservice, zowel die beschikbaar gesteld zijn door supermarkten, als die zijn opgezet door de gemeente of door vrijwilligersorganisaties. Als het gaat om het bereiden van maaltijden kan bekeken worden of de maaltijdservice of het gebruik maken van kant en klare maaltijden mogelijk en bruikbaar is. Zie ook het protocol. Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen.
Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Het doen van boodschappen is uitstelbare hulp, het bereiden van maaltijden is nietuitstelbare hulp. Hier kan wel voor geïndiceerd kunnen worden. Zie ook het protocol.
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Daarbij wordt het protocol als norm aangehouden.
Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is.
Deze normen worden uitgedrukt in uren.
Het resultaat: beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, als individuele voorziening, kan door het college in natura als ook via een persoonsgebonden budget bereikt worden.
Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet – als het een pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins.
Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Inleiding De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. En soms gaat het om een los naadje of knoopje. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger. Afwegingskader Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Zie ook protocol.
Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf door betrokkene van een wasmachine en/of droger. Zie ook het protocol.
8
Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding zal het over het algemeen gaan om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijke gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd kunnen worden. Zie ook het protocol.
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Daarbij wordt het protocol als norm aangehouden.
De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen en drogen daarvan en eventueel licht verstelwerk, zoals het vastzetten van een naadje of het aanzetten van een knoop.
Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.
Er zal met de mantelzorger rekening worden gehouden met het oog op dreigende overbelasting. Als er een indicatie wordt gesteld, gebeurd dat als afgeleide van de verzorgde op zijn of haar naam.
Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Inleiding De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppasoma, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. Afwegingskader Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang, kinderopvang, opvang door grootouders enz. Zie ook protocol.
Ook beoordeelt het college de mogelijkheden van ouderschapsverlof.
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Daarbij wordt het protocol als norm aangehouden.
Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden.
Bij de toekenning stelt door het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.
9
Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.
Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning Inleiding Verplaatsing in en om de woning werd onder de Wvg aangeduid als: de rolstoel. Onder de Wvg werd met de rolstoel aanvankelijk bedoeld: de rolstoel die iemand nodig heeft voor dagelijks zittend gebruik. Zo was het ook in de gemeentelijke verordeningen geformuleerd. Daarnaast werd een sportrolstoel als - bovenwettelijke - voorziening verstrekt, over het algemeen in de vorm van een bedrag ineens. De rolstoel voor incidenteel gebruik, uiteindelijk onder de Wvg de meest verstrekte rolstoel, had eigenlijk geen plaats. Onder de Wmo is er een andere omschrijving. Het gaat dan om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat sluit op zich de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat die nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders, tijdens uitstapjes. Deze rolstoel past daarmee meer onder resultaat 8 en kan ook als algemene voorziening verstrekt worden. Afwegingskader Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel.
Rolstoelen voor het zogenaamde „incidentele‟ gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes, te gebruiken, vallen niet onder dit te bereiken resultaat en zullen dan ook ter beschikking kunnen komen via een algemene voorziening in de vorm van een rolstoelpool.3
De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning.4
Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, zal door het college een programma van eisen worden opgesteld.
Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking.
Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die betrokkene zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen. Zou betrokkene een geschikte, gebruikte rolstoel ontvangen hebben, dan zal het te verstrekken bedrag gebaseerd zijn op deze rolstoel, qua prijs maar ook qua beperkte levensduur vanwege het al afgeschreven deel.
Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen.
3
Indien een gemeente niet over een rolstoelpool beschikt zal beoordeeld moeten worden of de rolstoel voor incidenteel gebruik wel al dan niet verstrekt wordt. Vraag is of niet veel mensen in staat zijn om een tweedehands een eenvoudige rolstoel aan te schaffen. 4 Indien een gemeente er voor kiest sportrolstoelen te verstrekken zouden deze onder het achtste resultaat geschaard kunnen worden.
10
Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden.
Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel Inleiding Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het boven-regionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Een collectief vervoersysteem kan de prioriteit hebben, zodat de keuze voor een persoonsgebonden budget beperkt kan worden, mits men rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. Afwegingskader Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat kunnen ook fietsen in bijzondere uitvoering zijn, zoals fietsen met trapondersteuning, fietsen met een lage instap en dergelijke. Zie ook Bijlage 2, Vervoer in Heerhugowaard.
Als het college dient te compenseren zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de aanvrager/betrokkene uit bestaat.
Aan de hand van deze vervoersbehoefte zal het college beoordelen of deze behoefte bij een persoon met een maximale loopafstand van 800 meter ingevuld kan worden met een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer. Hierbij houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager/betrokkene.
Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 - 2000 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden het geen invloed kan hebben op het aantal kilometers.
Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand.
Ook bij personen met een loopafstand van meer dan 100 meter, maar minder dan 800 meter, zal het college beoordelen of een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is.
11
Indien collectief vervoer niet mogelijk of niet beschikbaar is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura (taxipas, rolstoeltaxipas) of een persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer verstrekken.
Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening.
Voorzieningen kunnen door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag. Zou er in natura een voorziening vanuit het depot verstrekt worden, omdat er een geschikte voorziening aanwezig is, dan zal het bedrag van het persoonsgebonden budget op deze depotvoorziening gebaseerd worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de nog resterende afschrijvingsperiode bij het bepalen van de hoogte van het bedrag.
Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te grijpen, bijv. als er tijdens het vervoer medisch / technisch handelingen moeten worden verricht of wanneer een cliënt gedrag vertoont wat een gevaar vormt voor zichzelf of voor de medereizigers) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaats vindt.
Resultaat 8: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten Inleiding Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Afwegingskader
Het college beoordeelt altijd eerst of andere, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen mogelijk zijn.
Als het gaat om een vervoerprobleem zal het college eerst beoordelen of dit via het zevende resultaat opgelost kan worden.
HOOFDSTUK 2. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGE, EIGEN AANDEEL EN VERMOGENSTOETS. Inleiding Artikel 6 van de Wmo bepaalt in lid 1 het volgende: “Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget,
12
waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.” Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van verstrekking mogelijk om het resultaat dat bereikt moet worden: het compenseren van problemen die een aanvrager ondervindt, te bereiken. De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt, die hij of zij kant en klaar krijgt. En met de voorziening die betrokkene in natura krijgt moet het probleem voldoende gecompenseerd zijn. De tweede mogelijkheid is de in artikel 6 Wmo verplicht gestelde mogelijkheid een alternatief te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Na een wetswijziging die sinds 1 januari 2010 van kracht is, zijn er voor het persoonsgebonden budget als het gaat om hulp bij het huishouden twee mogelijkheden om dit in te vullen. De derde mogelijkheid van verstrekking is de financiële tegemoetkoming. Een financiële tegemoetkoming is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip financiële tegemoetkoming wordt in de wet gebruikt in artikel 7 lid 2 waar gesproken wordt over een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Een financiële tegemoetkoming kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van de aanvrager. De aanvrager betaalt dan mee en dat wordt een eigen aandeel genoemd. Samen met dit eigen aandeel zal een financiële tegemoetkoming kostendekkend zijn, tenzij er nog een algemeen gebruikelijk deel in het bedrag zit. In Heerhugowaard wordt al jaren een systeem gehanteerd waarbij bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bouwbedrijf zodat deze voorzieningen in principe in natura worden verstrekt. T.a.v. de andere financiële tegemoetkomingen heeft het college besloten deze in de vorm van een forfaitaire tegemoetkoming te verstrekken (bijv. een forfaitaire tegemoetkoming bij een taxi- of rolstoeltaxikosten vergoeding). Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de werkelijke kosten wordt vastgesteld. Het is dus geen kostendekkend bedrag.
Afwegingskader 1. De voorziening in natura. Bij een voorziening in natura verstrekt het college deze. Wordt een voorziening in natura verstrekt dan zal toekenning bij beschikking plaatsvinden. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt. Bij een voorziening in natura kan een eigen bijdrage worden gevraagd. Omdat die eigen bijdrage vastgesteld en geïnd zal worden door het CAK, zal in de meeste gevallen uitsluitend een aankondiging opgenomen kunnen worden. 2. Een persoonsgebonden budget. Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden of een voorziening mee aan te schaffen of te betalen. Het college bepaalt of een persoonsgebonden budget wordt toegekend. Op dit persoonsgebonden budget kan, net als bij een voorziening in natura, een eigen bijdrage in mindering worden gebracht, tenzij het om een rolstoel gaat. Ook kan eventueel met een algemeen gebruikelijk deel rekening worden gehouden, eveneens met uitzondering van de rolstoel.
In de parlementaire behandeling van de Wmo is aangegeven dat er uitzonderingen mogelijk zijn op deze keuzevrijheid, met name als het gaat om personen waarvan
13
verwacht kan worden dat zij niet met het beschikbare geld kunnen omgaan bijv. personen die onder bewind staan of die in de schulphulpverlening zitten. De Centrale Raad van Beroep heeft inmiddels bepaald dat collectief vervoer een individuele voorziening is (als de gebruiker een indicatie nodig heeft), waarvoor in principe het verplichte alternatief van een persoonsgebonden budget bestaat. Daar mag in individuele gevallen vanaf worden geweken als duidelijk is dat het collectief vervoer ook in de situatie van betrokkene leidt tot een adequate compensatie. Ook aantoonbare efficiency overwegingen mogen een rol spelen. De afweging of daar sprake van is zal altijd gemaakt moeten worden. Het uitgangspunt van de gemeente is geen pgb te verstrekken voor een korte periode (minder dan 6 maanden). De reden hiervan is dat het veel administratieve handelingen vergt. Zorg in natura kan direct starten.
Naast deze uitzonderingen komt het voor dat bij een aanvrager met een zeer progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is, wellicht daarna weer. Het is dan ook de vraag of deze situatie zich wel leent voor een persoonsgebonden budget. Of er andere redenen zijn waarom het toekennen van een persoonsgebonden budget geweigerd kan worden is nog niet helder. De CR heeft zich hierover nog niet uitgelaten.
Het college verstrekt een persoonsgebonden budget alleen ten aanzien van individuele voorzieningen. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft dit in diverse uitspraken. Voor deze voorzieningen geldt ook de eigen bijdragen systematiek niet. Daarbij is er een alternatieve mogelijkheid: indien de aanvrager van mening is dat de algemene voorziening zijn problemen niet voldoende compenseert en daarom een persoonsgebonden budget verstrekt moet worden, dan kan hij een aanvraag indienen, die volgens de reguliere regels van de Algemene wet bestuursrecht wordt afgehandeld.
Het college bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget. Hierbij dienen twee mogelijkheden te worden onderscheiden: enerzijds het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, anderzijds het persoonsgebonden budget voor voorzieningen, zoals hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Bij diensten gaat het om de betaling van tijd aan dienstverleners. De uitbetaling zal dan ook plaats vinden per uur of een gedeelte daarvan. Het uurbedrag wordt door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en zal elk jaar aangepast worden aan de economische ontwikkelingen. Het bedrag wordt vastgelegd in het besluit maatschappelijke ondersteuning. Bepaald is in artikel 6 lid 1 Wmo dat het uurbedrag toereikend moet zijn. Dat betekent dat het bedrag tenminste het minimumloonbedrag zal moeten zijn. Er zijn twee mogelijkheden: het gaat om een arbeidsovereenkomst of om een overeenkomst opdrachtgever-opdrachtnemer. In het eerste geval ontstaan er weer twee situaties: betrokkene werkt op minder dan 3 dagen of betrokkene werkt op meer dan 3 dagen bij dezelfde persoon. Als het minder dan 3 dagen zijn mag bruto uitbetaald worden en zorgt iemand zelf voor eventuele betaling van belastingen en verzekeringen. Werkt iemand meer dan 3 dagen in de week dan is de werkgever verantwoordelijk voor de afdracht van belastingen en verplichte premies voor diverse verzekeringen. In deze beide situaties moet het minimum (jeugd)loon in ieder geval betaald worden. Is sprake van een overeenkomst opdrachtgever-opdrachtnemer dan zal het veelal gaan om een zzp-er, een zelfstandige zonder personeel en is men niet gebonden aan het minimum (jeugd)loon en hoeft geen afdracht plaats te vinden door de opdrachtgever. Het college heeft gekozen voor één tarief voor het pgb HH, zowel voor de functie HH1 als HH2.
14
Het pgb wordt toegekend voor een kalenderjaar of gedeelte daarvan. Als gedurende de looptijd van het kalenderjaar blijkt dat men niet uitkomt het pgb, kan het college besluiten voor het resterende deel van het kalenderjaar opnieuw een (deel) pgb te verstrekken.
Wat betreft de voorzieningen maakt het college per toekenning een berekening. Daarbij moet het bedrag voldoende zijn om de voorziening aan te schaffen en dus de bestaande problemen voldoende te compenseren. De kosten van de voorziening als de voorziening in natura zou worden verstrekt zijn daarbij uitgangspunt. Dat kan afgeleid worden van bijvoorbeeld een offerte. Daarbij kunnen bedragen geteld worden voor het onderhoud en de reparaties van de voorziening, voor zover daar sprake van kan zijn. Deze bedragen zijn ofwel bij verstrekking in eigen beheer bekend vanuit het verleden, ofwel kunnen bij verstrekking via een leverancier bij de leverancier worden opgevraagd. Bij het bepalen van het bedrag van de voorziening wordt uitgegaan van het bedrag dat de voorziening bij verstrekking in natura zou kosten. Daarbij zal veelal sprake zijn van kortingen, omdat via een contract met een leverancier een grote hoeveelheid voorzieningen afgenomen wordt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Het is immers niet de bedoeling dat een persoonsgebonden budget meer geld gaat kosten dan verstrekking in natura. Over het algemeen zal er van uitgegaan kunnen worden dat ook met een persoonsgebonden budget een voorziening met korting zal kunnen worden aangeschaft. Is dat niet het geval dan zal beoordeeld moeten worden of niet het volledige bedrag zonder korting vergoed zal moeten worden omdat anders het te bereiken resultaat onbereikbaar wordt. Verder zal worden uitgegaan van de situatie die er zou zijn als de voorziening in natura zou worden verstrekt. Zou dat een nieuwe voorziening zijn of een voorziening die verstrekt zou worden uit depot. In de eerste situatie wordt het bedrag bepaald op een nieuwe voorziening, met korting. In het tweede geval wordt het bedrag bepaald op het bedrag dat het zou kosten om de voorziening uit depot aan te schaffen.
Uitbetaling persoonsgebonden budget. Bij beschikking maakt het college zijn besluit aan de aanvrager bekend. In deze beschikking vermeldt het college wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is. Om volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en meer precies: aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Hierdoor kan voorkomen worden dat door onduidelijkheid omtrent de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden een verkeerde voorziening wordt aangeschaft. Dat wil zeggen een voorziening waarmee het beoogde resultaat niet bereikt kan worden. Dat zou tot inadequate voorzieningen kunnen leiden, waardoor het te bereiken resultaat, het compenseren van problemen, niet bereikt wordt, wat op zich weer tot nieuwe aanvragen aanleiding zou kunnen zijn. Dit is uitsluitend te voorkomen door een programma van eisen onderdeel uit te laten maken van de beschikking. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan dat program van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking.
Het college neemt in de beschikking ook op dat er een eigen bijdrage/eigen aandeel in de kosten verschuldigd is. Ook nu geldt dat een eventueel te betalen eigen bijdrage door de gemeente meestal slechts aangekondigd kan worden aangezien berekening en inning plaats zal vinden door het CAK.
Zodra de beschikking door het college is verzonden, wordt het persoonsgebonden budget beschikbaar gesteld. Dat kan in één keer, indien daar aanleiding voor is (een aan te schaffen voorziening zal ook in één keer betaald moeten worden), maar zou ook in termijnen kunnen, bijvoorbeeld
15
bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. Om de betaling overzichtelijk te houden is het mogelijk dit persoonsgebonden budget per kwartaal of per half jaar beschikbaar te stellen. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat bij betaling over een lange perioden uitsluitend betaling achteraf problemen kan opleveren. Betaling per voorschot, of aan het begin van de periode, ligt dan voor de hand.
Als de betaling via een serviceorganisatie gaat (de thuiszorg of een andere organisatie) zal het college alleen op basis van daadwerkelijke uitgaven het persoonsgebonden budget over te maken. Het college stort dan op uitdrukkelijk verzoek van de cliënt het geld op rekening van de serviceorganisatie, die tot betaling van de hulp overgaat na ontvangst van een werkbriefje van de cliënt. Het college betaalt dan niet te veel en de cliënt hoeft niets terug te betalen. Namens de cliënt verzorgt de serviceorganisatie ook de verantwoording.
De controle van het persoonsgebonden budget vindt als volgt plaats. Iedere budgethouder dient de volgende stukken te bewaren: de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. Via een beperkte steekproef zal het college bepalen bij welke budgethouders deze stukken zullen worden opgevraagd om te controleren of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Is dat het geval, dan hoeft er verder niets te gebeuren. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college overwegen het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen. Daarbij zal leidend zijn of er opzet in het spel is geweest, of dat sprake is geweest van onwetendheid. In die laatste situatie kan overlegd worden dat deze situatie in de toekomst vermeden dient te worden. Bij opzet moet afgewogen worden of terugvordering in verhouding staat tot wat er bewust onjuist is gedaan.
De verordening regelt wanneer bij een persoonsgebonden budget een eigen bijdrage verschuldigd is. Deze eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken. In 2011 doet men aangifte over 2010, dus dat jaar is nog niet bekend. Vandaar dat het verzamelinkomen over 2009 in 2011 gebruikt wordt. Dit betekent dat er soms een voorlopige vaststelling zal plaatsvinden en achteraf een definitieve vaststelling. Het in mindering brengen van eigen bijdragen of een eigen aandeel zal daardoor vaak niet mogelijk zijn. Al deze activiteiten zullen door het CAK worden uitgevoerd. Een eigen bijdrage voor een persoonsgebonden budget (of een financiële tegemoetkoming met een eigen aandeel) mag elke 4 weken gevraagd worden, maar mag nooit de grens die in het besluit is vastgelegd, te boven gaan. Ook mag een eigen bijdrage de kostprijs van de voorziening niet te boven gaan. Wordt een persoonsgebonden budget (of een financiële tegemoetkoming met een eigen aandeel) verstrekt voor een voorziening die in eigendom van de aanvrager wordt verstrekt, dan mag de eigen bijdrage niet meer dan 39 perioden van 4 weken worden gevraagd. Gaat het om een pgb voor een doorlopende zaak die niet in eigendom wordt verstrekt, dan mag de eigen bijdrage worden gevraagd zo lang als de voorziening wordt gebruikt.
3. De financiële tegemoetkoming Naast het persoonsgebonden budget kan ook een financiële tegemoetkoming worden toegekend. Het aantal mogelijkheden voor een financiële tegemoetkoming is beperkt en wordt meestal in de vorm van een forfaitaire financiële tegemoetkoming toegekend. Bijvoorbeeld verhuiskostenvergoeding of een financiële tegemoetkoming voor het gebruik
16
van een taxi of een rolstoeltaxi. Ook bij een financiële tegemoetkoming moet verantwoording afgelegd worden over de besteding van de tegemoetkoming, tenzij het om een forfaitair bedrag gaat: bijv. een forfaitair bedrag voor een verhuizing kan vrij worden besteed, mits er daadwerkelijk verhuisd wordt. 4. Eigen aandeel / de vermogenstoets Uitgangspunt is dat eerst gekeken wordt wat iemand nog zelf kan. Hieronder valt ook dat iemand een voorziening (deels) zelf kan betalen, het zgn. eigen aandeel. Dit is ook een vorm van eigen kracht. Wel geldt dat altijd naar de persoonlijke situatie moet worden gekeken, dat iemand altijd wat vermogen overhoudt om tegenvallers op te kunnen vangen en het redelijk en billijk moet zijn. Alleen bij individuele voorzieningen die een eenmalige uitgaven betekenen wordt gekeken naar het eigen aandeel op basis van het vermogen. Het gaat hier om (grote) woningaanpassingen die de grens van € 12.500,- te boven gaan.
Voor het beoordelen wordt bij deze voorzieningen aan de aanvrager aanvullende gegevens (o.a. laatste belastingaangifte en/of voorlopige aanslag) gevraagd.
Qua drempels wordt aangesloten bij de regels die de Wet Werk en Bijstand hanteert en deze wordt met 150% verhoogd. Dit betekent dat pas naar het vermogen wordt gekeken als een alleenstaande 1,5 keer meer dan € 5.445,- en samenwonenden/echtpaar 1,5 keer meer dan € 10.910,- aan bezittingen hebben en/of er in een eigen koopwoning 1,5 keer meer dan € 46.100,- aan overwaarde zit. Van de aanvrager wordt verlangd de kosten van de betreffende voorziening te dragen tot genoemde grenzen. Ter illustratie: Een alleenstaande wil een woningaanpassing van € 16.000,- en heeft eigen vermogen van € 9.445,-. Dan draagt hij (€ 9.445,- min 1,5 keer € 5.445,-) € 1.277,50 zelf bij vanuit zijn vermogen. De rest draagt de gemeente bij. Daarnaast wordt nog een eigen bijdrage opgelegd indien daar nog voldoende draagkracht voor is. Naarmate het vermogen hoger is, draagt de aanvrager zelf meer bij tot het maximum van de kosten van de voorziening.
HOOFDSTUK 3. PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES, BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING Inleiding Bij toekenning van voorzieningen op grond van de Wvg of bij indicatiestelling ten behoeve van de functie Huishoudelijke Verzorging AWBZ was het begrip „medische noodzaak‟ doorslaggevend. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op beide terreinen blijkt dat die medische noodzaak in de ogen van de Raad aanwezig moet zijn om voorzieningen te verstrekken. Dit heeft – als dit uitgangspunt ook onder de Wmo geldt - tot gevolg dat een medisch advies van een onafhankelijk sociaal medisch adviseur, van cruciaal belang is. Onder de Wmo, waar het ook kan gaan om psychische of psychosociale problemen, kan een advies van een andere deskundige dan een medicus noodzakelijk zijn. Dit gold onder de Wvg al bij de “uitraasruimte” waar soms het advies van een psycholoog of (ortho)pedagoog werd gevraagd. Onder de Wmo zal dit vaker nodig kunnen zijn. Maar of het nu een medicus of een andere deskundige is, het deskundigenadvies is in bepaalde situaties van groot belang. Daarom is hierover een apart onderdeel opgenomen. Criteria: Lid 1 van artikel 25 van de verordening biedt de basis voor een zorgvuldig onderzoek om te bepalen of er al dan niet sprake is van medische noodzaak.
17
Uit de jurisprudentie blijkt dat indien een aanvrager geen medewerking verleent de aanvraag afgewezen mag worden op grond van de onmogelijkheid voldoende onderzoek te doen, mits het inderdaad zo is dat zonder dit onderzoek de medische noodzaak niet vast te stellen is. Er zal dus altijd beoordeeld moeten worden of op een andere wijze de medische noodzaak vastgesteld kan worden.
In lid 2 van dit artikel wordt een aantal situaties genoemd waarin het college de door haar aangewezen adviesinstantie om advies kan vragen, met andere woorden wanneer vraagt de gemeente medisch advies. De eerste situatie betreft een aanvrager die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend, dus niet bekend is bij het college. Het belang van deze regel is dat er voor het college een uitgangssituatie geschapen wordt, waarin medisch geobjectiveerd is vastgesteld wat er met de aanvrager (medisch) aan de hand is, welke problemen ervaren worden en wat de prognose is. Met deze vaststelling is een kader geschapen vanuit welk kader een verantwoorde compensatie van beperkingen plaats kan vinden. Daarnaast kan, als te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen, de medisch adviseur om een advies gevraagd. Zonder een medisch advies is in deze situatie het besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechter kan een dergelijk besluit vernietigen als onvoldoende gemotiveerd. Tot slot kan het college altijd aanleiding zien om medisch advies te vragen. Dan zal bijvoorbeeld plaatsvinden bij een progressief ziektebeeld, maar zeker ook bij medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen. Per situatie zal dit beoordeeld worden.
Op grond van lid 3 van dit artikel moet belanghebbende die gegevens die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag aan het college verschaffen. Hierbij kan gedacht worden aan medische, maar ook aan financiële gegevens of aan medische indicatiegegevens op grond van de AWBZ. Bij medische gegevens komt het frequent voor dat informatie van de behandelende sector noodzakelijk is. Dit kan – zeker als dit schriftelijk moet - geruime tijd in beslag nemen. Dat werkt vertragend op de doorlooptermijn van de aanvraag. Ook in dit soort situaties kan met inschakeling van de aanvrager vaak sneller over de benodigde gegevens beschikt worden, met name indien de aanvrager aangeeft welk (grote) belang hij heeft bij het verstrekken van de gevraagde informatie aan de medische adviseur. Overigens mag het opvragen van medische gegevens bij de behandelende sector uitsluitend plaatsvinden met toestemming van de aanvrager. Daarbij dient in de verklaring opgenomen te worden welke adviserende arts de gegevens opvraagt, bij welke behandelaren de gegevens opgevraagd worden, om welke gegevens het gaat en met welk doel.
Lid 4 bepaalt dat bij de medische advisering de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie, gebruikt moet worden. De ICF is een classificatie van het menselijk functioneren. De classificatie is systematisch geordend in gezondheidsdomeinen en met de gezondheid verband houdende domeinen. Op elk niveau zijn de domeinen verder gegroepeerd op grond van gemeenschappelijke kenmerken, en in een zinvolle ordening geplaatst. 5Van de zeer uitgebreide ICF6 zijn met name de lijsten met „functies‟ en „activiteiten en participatie‟ van belang. De adviseur dient van de ICF gebruik te maken op de volgende wijze. Door de adviseur wordt allereerst aangegeven om welke stoornissen het bij de aanvrager gaat (de ICF is gericht op functiestoornissen). Het gaat daarbij met name om de zogenaamde classificatie op het tweede niveau, en dan met name in de vorm van de op het tweede niveau
5
Uit Nederlandse vertaling van de „International Classification of Functioning, Disability and Health Compilatie, blz. 22, dit is een toelichting op de ICF, zie http://www.rivm.nl/who-fic/in/ICFwebuitgave.pdf 6 http://www.rivm.nl/who-fic/ICD-O-3.htm
18
aangegeven functies. Hierbij dienen alleen die functies genoemd te worden die relevant zijn voor de aanvraag, omdat een volledig overzicht geen meerwaarde heeft Indien dat wel het geval is moeten ook niet direct relevante functies worden aangegeven. Problemen met functies leiden tot stoornissen bij activiteiten en participatie. Het is op dit niveau dat de compensatie op basis van de Wmo plaats zal moeten vinden. Ook bij de vermelding van deze stoornissen in „activiteiten en participatie‟ zal gebruik gemaakt worden van het begrippenkader van de ICF. Samengevat betekent dit dat de medisch adviseur in het licht van de aanvraag de stoornis en de daaruit volgende beperkingen evenals de mate van die beperkingen dient te vermelden, gerelateerd aan de mogelijke compensatie of de te verstrekken voorzieningen, waarbij het vocabulaire van de ICF wordt gebruikt.
Het college beoordeelt het medisch advies en besluit tot (gedeeltelijke) toekenning of afwijzing van de aangevraagde compensatie/voorziening.
Alternatieven voor bezwaar Iedere aanvrager heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan.
De gemeente streeft ernaar, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, betrokkene in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, zodat de kans groot is dat door de gemeente gemaakte eventuele fouten hersteld kunnen worden. Bij een negatieve of afwijkende beschikking geeft het college nog een extra contactmoment om uitleg te geven over de totstandkoming van de beschikking. Bij het in bezwaar gaan bestaat de mogelijkheid samen nog eens naar het probleem te kijken.
19
Bijlage 1: Protocol Hulp bij het Huishouden Wmo Heerhugowaard 2011 Inhoudsopgave
Inleiding
3
1.
Hulp bij het Huishouden
4
2.
Definities
4
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Toegangsbeoordeling Behandeling, revalidatie Gebruikelijke zorg Mantelzorg Voorliggende voorzieningen Bijzondere situaties
5 5 6 8 8 10
4.
Normering
10
5.
Categorieën
14
6.
Urenindicatie
15
7.
Duur
15
Bijlage 1: Mogelijkheden kinderen in het huishouden
16
Bijlage 2: Tabel normering
17
20
Inleiding In de Verordening Wmo Heerhugowaard 2012 (hierna: de Verordening) staan de kaders voor de Wet maatschappelijke ondersteuning specifiek voor Heerhugowaard-cliënten. Het bijbehorende Besluit geeft een financiële toelichting op de Verordening. Omdat de Verordening kaderstellend is wordt in de beleidsregels een nadere uitwerking van de Verordening gegeven. Het protocol Hulp bij het Huishouden Heerhugowaard 2012 (hierna: het protocol) is een bijlage bij de beleidsregels. Daar waar de beleidsregels vrijwel alle onderdelen van de Verordening toelichten, gaat het protocol gedetailleerd in op het onderdeel Hulp bij het Huishouden. Het doel van dit protocol is de Wmo-consulent handvatten te bieden bij de indicatiestelling van Hulp bij het Huishouden in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dit protocol is gebaseerd op bovengenoemde Beleidsregels, het protocol Gebruikelijke Zorg (april 2005) van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en de Wmo-richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden versie 1.0 (december 2006) van het CIZ. Er is voor gekozen laatstgenoemde richtlijn en het protocol van het CIZ samen te voegen tot één protocol. Wanneer een afwijzing leidt tot kennelijke onredelijkheid en/of onbillijkheid gezien de situatie van de zorgvrager kan de Wmo-consulent afwijken van het protocol Hulp bij het huishouden. Deze laatste moet de afwijking duidelijk motiveren.
21
1. Hulp bij het Huishouden Op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is elke gemeente in Nederland verplicht voor haar inwoners Hulp bij het Huishouden beschikbaar te stellen7. De voorwaarden waaronder kan de gemeente deels zelf bepalen. De gemeente Heerhugowaard heeft in haar Verordening Wmo Heerhugowaard 2012 de hulp bij het huishouden onderverdeeld in een aantal te bereiken resultaten: - Het kunnen wonen in een schoon en leefbaar huis. (artikel 9 verordening) - Het voorzien zijn van de dagelijkse benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen. (artikel 11 verordening) - Het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat. (artikel 12 verordening) - De dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen (artikel 13 verordening) 2. Definities Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Mantelzorg: is langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt8. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat is de zorg te leveren. Zorgvrager: is degene die een gezondheidsprobleem heeft en daardoor beperkingen ondervindt in de zelfredzaamheid. Leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwden/samenwonenden die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige(n) duurzaam een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde die met een of meer ongehuwde(n) duurzaam een huishouden voert. Geen leefeenheid: kamerhuurder, kloosterlingen, ouderen of gehandicapten die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen. Partner: de echtgenoot of geregistreerde partner Huisgenoot: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze – één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Maatschappelijke participatie: iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of volledige opleiding een huishouden te kunnen voeren. In geval van een meerpersoonshuishouden staat het hebben van een full-time baan (36 uur of 40 uur in de 7
Wmo art 1, eerste lid, onder g, onderdeel h
8
Wmo art 1 lid 1 sub b
22
week) of het volgen van een opleiding het leveren van gebruikelijke zorg per definitie niet in de weg. Dit moet van geval tot geval worden bekeken. Gebruikelijke zorg gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie. Uitstelbare en niet-uitstelbare taken Uitstelbare taken, zijn taken die enkele dagen of langer uitgesteld kunnen worden. Ze kunnen over het algemeen eenmaal per week uitgevoerd worden zonder dat dit directe schade/gevaar oplevert voor de cliënt en/of (zorgafhankelijke) huisgenoten. Uitstelbare taken zijn: boodschappen doen, licht huishoudelijk werk zoals stof afnemen, zwaar huishoudelijk werk, zoals stofzuigen, keuken/badkamer/toilet schoonmaken, bedden verschonen en wasverzorging, etc. Niet-uitstelbare taken zijn taken, die niet uitgesteld kunnen worden, omdat uitstel ontoelaatbare schade kan veroorzaken op het gebied van hygiëne, veiligheid of gezondheid van de cliënt en/of (zorgafhankelijke) huisgenoten. Niet uitstelbare taken zijn: maaltijden verzorgen, (kleine) kinderen voeden en verzorgen, afwassen en opruimen, vuilnis opruimen/afvoeren. Sommige van deze taken moeten dagelijks (meermaals) uitgevoerd worden, voor andere is beperkt uitstel (één tot enkele dagen) mogelijk. Wmo-consulent: gaat na of de gevraagde voorziening nodig is. Een Wmo-consulent is meestal paramedisch geschoold en heeft een van de eerste contacten met de cliënt (huisbezoek). De Wmo-consulent bekijkt of de cliënt gezien zijn persoonlijke omstandigheden (psychische, lichamelijke of gezinsomstandigheden) een bepaalde voorziening nodig heeft en bepaalt vervolgens aan de hand van de regels (Verordening, beleidsregels etc.) of een cliënt in aanmerking komt voor de gevraagde voorziening. Medisch adviseur: indien de Wmo-consulent geen indicatie kan stellen omdat er bijvoorbeeld eerst een medische diagnose moet zijn, dan wordt een externe medisch adviseur ingeschakeld. De medisch adviseur bekijkt welke medische beperkingen een cliënt heeft. 3. Toegangsbeoordeling De Wmo-consulent heeft de gezondheidssituatie van de cliënt onderzocht. Hieruit blijkt dat hij behoefte heeft aan hulp bij huishoudelijke werkzaamheden. Vervolgens bepaalt de Wmoconsulent of die situatie ook leidt tot toekenning van Hulp bij het Huishouden. Daarbij geldt dat er geen onderscheid gemaakt wordt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Uitgangspunt bij de toegangsbeoordeling is het volgende: als er adequate mogelijkheden zijn om de beperkingen van de cliënt te compenseren dan worden deze in mindering gebracht op de hulpvraag van de cliënt. Zij zijn daarmee voorliggend op de Wmo. Dit kan leiden tot een toekenning van minder of geen Hulp bij het Huishouden. Onderstaand zijn de situaties beschreven (en de uitzonderingen daarop), die kunnen leiden tot geen of minder Hulp bij het Huishouden. 3.1. Behandeling, revalidatie Ook als de cliënt nog niet is uitbehandeld is het mogelijk Hulp bij het Huishouden te indiceren naast een revalidatieprogramma wanneer dit past in het behandelplan. Er is telkens afstemming nodig met de behandelsector. De geldigheidsduur is afhankelijk van het behandelplan.
23
3.2. Gebruikelijke zorg Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan/ worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze – één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen: Van huisgenoten van: a. 23 jaar en ouder wordt verwacht dat zij alle huishoudelijke taken overnemen die de cliënt niet kan verrichten; b. 18 jaar tot en met 22 jaar wordt verwacht dat zij een deel van de huishoudelijke taken overnemen ter grootte van een eenpersoonshuishouden. Hiertoe behoren: het schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken, één kamer, het doen van de was en boodschappen, het verzorgen van de maaltijden, afwassen en opruimen, eventueel begeleiden van jongere gezinsleden. Let op: verschillende onderdelen hebben een hogere vervuilingsgraad wanneer meerdere personen hiervan gebruik maken. Dit valt buiten de taken van de 18-23 jarige. c. 13 jaar tot 18 jaar wordt verwacht dat zij naar eigen mogelijkheid ingezet worden bij huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in wasmand doen, rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen d. 8 jaar tot en met 12 jaar wordt verwacht dat zij naar eigen mogelijkheid ingezet worden bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in wasmand doen e. 0 tot en met 8 jaar wordt geen bijdrage verwacht. Als er huisgenoten zijn, die gebruikelijke zorg leveren, dan hoort de Wmo-consulent die huisgenoten altijd persoonlijk in het kader van het indicatieonderzoek. Afwezigheid van de huisgenoot: Fysieke afwezigheid van de huisgenoot geldt in principe niet als reden voor toekenning. Ieder (volwassen) mens wordt geacht een volledige school- of werkweek (inclusief reistijden) te hebben en deze te combineren met zijn huishoudelijke taken. Afwezigheid vanwege school- of arbeidsgerelateerde activiteiten heeft niet tot gevolg dat de persoon deze huishoudelijke taken niet kan doen, maar dat hij de uitvoering van de huishoudelijke taken plant op momenten waarop hij wel thuis is. Ook afwezigheid vanwege overwerk, vrijwilligerswerk, sportactiviteiten etc. leiden niet tot toekenning van Hulp bij het Huishouden. De verantwoordelijkheid voor het huishouden gaat immers voor op andere activiteiten. De huisgenoot dient daarom zoveel mogelijk te streven naar een zodanig activiteitenprogramma, dat zijn verantwoordelijkheden thuis daar niet onder lijden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd worden. Bij daadwerkelijke fysieke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten (meer dan 7 etmalen) zullen de niet-uitstelbare taken tijdelijk (maximaal 3 maanden) overgenomen kunnen worden. Van de huisgenoot wordt in die gevallen verwacht dat hij ernaar streeft om deze situatie zo kortdurend mogelijk te laten zijn.
24
Beperkingen en overbelasting Indien er gebruikelijke zorg geleverd kan worden gaat dit vóór op Hulp bij het Huishouden voor zover degene die de gebruikelijke zorg kan leveren beschikbaar is én in staat is om de noodzakelijke huishoudelijke taken uit te voeren. Onderzocht wordt daarom of de huisgenoten gezond en niet (dreigend) overbelast zijn. Als zij aantoonbaar te maken hebben met ziekte of aandoeningen en daaruit voortvloeiende beperkingen bij het verrichten van huishoudelijke taken en/ of (dreigend) overbelast zijn, waardoor zij de huishoudelijke taken niet uit kunnen voeren, dan kan toekenning van Hulp bij het Huishouden overwogen worden. Overbelasting is meer belasten dan het prestatievermogen toelaat. Hierbij moeten de draagkracht en de draaglast goed in kaart gebracht worden. Voor het vaststellen van beperkingen in de belastbaarheid kan de medisch adviseur worden ingeschakeld. Indien van toepassing en nodig wordt informatie opgevraagd in de behandelende sector. Gebrek aan kennis Het feit dat een huisgenoot de taken niet uit kan voeren, omdat hij niet weet hoe dat moet, is geen reden voor toekenning. Er kan dan kortdurend (ca. 6 weken) Hulp bij het Huishouden toegewezen worden met als doel het aanleren van taken Aanleren huishoudelijke taken bij mensen van 75 jaar en ouder Wanneer in redelijkheid kan worden verondersteld dat de huishoudelijke taken niet (meer) aan te leren zijn in verband met een hoge leeftijd (75 jaar en ouder), dan kan Hulp bij het Huishouden worden geïndiceerd voor huishoudelijke taken die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend. Vanaf 75 jaar wordt de voorliggendheid van gebruikelijke zorg coulanter toegepast. Kindverzorging en opvang Bij uitval van één van de ouders is de andere ouder verplicht de zorg voor de kinderen over te nemen. Ook dit wordt gezien als gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat de aanwezigheid (toezicht, ook wel „opvang‟ genoemd) van een verantwoordelijke ouder of derde persoon en de „verzorging‟ van het kind conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Voor verzorging en opvang van kinderen geldt als uitgangspunt, dat het gebruik van kinderopvang of crèche als algemeen gebruikelijke voorliggende voorziening (zie ook 3.4) redelijk is tot 5 dagen per week. Als dit niet beschikbaar of adequaat is, en eventueel andere voorliggende mogelijkheden uitgeput zijn9, dan kan er een tijdelijke indicatie (maximaal 3 maanden) worden gegeven voor maximaal 40 uur per week voor oppas en opvang. Structurele opvang van kinderen in het kader van de Wmo is niet mogelijk. Als degene die de gebruikelijke zorg kan leveren niet beschikbaar is (degene die deze zorg zou moeten leveren is niet aanwezig of heeft zelf beperkingen) dan is Hulp bij het Huishouden op tijdelijke basis mogelijk als er sprake is: - van ontwrichting of calamiteiten - van een situatie waarin de ouder(s) de gelegenheid nodig hebben om zelf opvang te regelen/organiseren Wanneer de eigen mogelijkheden reeds maximaal worden gebruikt of afwezig zijn of er is overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan hulp bij het huishouden ca. 3 maanden worden ingezet. Terminale zorg of chronische situaties Als huisgenoten en mantelzorgers zwaar belast worden met zorgtaken door een chronische situatie van degene die zij moeten verzorgen kunnen de normeringen betreffende gebruikelijke zorg soepeler worden gehanteerd. Wanneer er aanspraak wordt gedaan op
9
Denk aan mogelijkheden als: regeling voor zorgverlof, mantelzorg, indien aanwezig. crèche, opvang op school,
buitenschoolse opvang, gastouder
25
Hulp bij het Huishouden in verband met een sterk verkorte, bekende levensverwachting is overleg nodig tussen de medisch adviseur en de huisarts. Respijtzorg gebruikelijke zorger Om een gebruikelijke zorger tijdelijk te ontlasten, kan er een kortdurende indicatie (maximaal 3 maanden) hulp bij het huishouden worden afgegeven om overbelasting te voorkomen.
3.3. Mantelzorg In de toegangsbeoordeling wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheden van de mantelzorg. Onderzocht wordt of de mantelzorger (bepaalde) huishoudelijke taken nu en in de toekomst kan en wil blijven geven. Dit houdt bijvoorbeeld in dat wordt gekeken naar de gezondheid van de mantelzorger en eventuele (dreigende) overbelasting. Daarnaast wordt ook bekeken of de cliënt de mantelzorg wil (blijven) ontvangen. Als dat het geval is, dan worden deze taken in mindering gebracht op de toe te kennen Hulp bij het Huishouden. Dit gebeurt alleen als de aanvrager zelf aangeeft dat de mantelzorger (bijvoorbeeld een uitwonend kind) wel vrijwillig huishoudelijke taken zoals bijvoorbeeld het wasgoed wil blijven doen. Dan wordt vervolgens bij de berekening en toekenning van het aantal uren hulp bij het huishouden er rekening mee gehouden dat er geen minuten voor wasgoed-verzorging ingezet hoeven te worden. Mantelzorg heeft geen verplichtend karakter. Een mantelzorger wordt in principe alleen op verzoek van de zorgvrager gehoord in het indicatieonderzoek. Om een mantelzorger (tijdelijk) te ontlasten, kan er een indicatie voor hulp bij het huishouden worden afgegeven. 3.4. Voorliggende voorzieningen Wettelijk voorliggende voorziening Een wettelijk voorliggende voorziening is een voorziening die is neergelegd in een andere regelgeving bijvoorbeeld in de AWBZ of zorgverzekering. Wanneer er een wettelijk voorliggende voorziening bestaat die een passende oplossing biedt voor de hulpvraag van de cliënt kan er geen indicatie worden gesteld voor Hulp bij het Huishouden. Beschikbaarheid (zoals wachtlijsten) is niet relevant. Hiermee wordt voorkomen dat de ene wet zijn verplichtingen afschuift op een andere wet. Algemeen Gebruikelijke voorziening Er wordt geen of minder Hulp bij het Huishouden gegeven als de hulpvraag van de cliënt opgeheven kan worden door een voorziening die voor de cliënt algemeen gebruikelijk is. Algemeen gebruikelijke voorzieningen dienen uit het ter beschikking staande inkomen van de cliënt te worden betaald. Algemeen gebruikelijke voorzieningen voldoen in de regel aan de volgende drie voorwaarden: a. de voorziening is niet speciaal ontwikkeld en bedoeld voor mensen met een beperking (en is dus ook door personen zonder beperkingen als normale voorziening te gebruiken); b. is (in principe) overal te koop; c. en is niet duurder dan vergelijkbare producten. Algemeen gebruikelijke voorzieningen, die voorliggend op Hulp bij het Huishouden beschouwd worden, zijn bijvoorbeeld de kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- of naschoolse opvang), oppascentrales, maaltijddiensten, hondenuitlaat-service, boodschappendiensten10 enz.
10
Zie de Sociale Kaart voor een overzicht van verschillende algemeen gebruikelijke voorzieningen in Heerhugowaard
26
Maaltijdverzorging: in principe is de maaltijdendienst voorliggend als de cliënt beperkingen heeft bij het bereiden van de warme maaltijd. Bij een gezin met kinderen kan er echter wel tijd worden geïndiceerd voor het klaarmaken van een totale maaltijd. Een algemeen gebruikelijke voorziening is voorliggend als hij: d. beschikbaar is (= in de min of meer bereikbare omgeving van de cliënt) e. én een adequate oplossing voor het probleem van de cliënt biedt. Als dat niet het geval is, dan is er (al dan niet tijdelijk) geen sprake van een voorliggende voorziening. Niet relevant is: f. of de cliënt gebruik wil maken van een voorliggende voorziening. Hij kan zijn probleem desgewenst ook op een andere (eigen) manier oplossen; g. welke kosten aan de algemeen gebruikelijke voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. In de toegangsbeoordeling wordt ook rekening gehouden met de voorzieningen waar de cliënt al gebruik van maakt op het gebied van wonen, welzijn en zorg en die een adequate oplossing bieden voor zijn probleem. Deze kunnen niet vervangen worden door Hulp bij het Huishouden. Bijvoorbeeld de inzet van een particuliere hulp. Technische hulpmiddelen Er is geen indicatie voor hulp bij het huishouden wanneer de problemen van een cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden voor een ieder aanwezig te zijn die helpt in het huishouden. Apparaten als een droogtrommel en afwasmachine hebben de voorkeur boven het inzetten van hulp. De aanschaf hiervan is vooralsnog niet afdwingbaar omdat een droogtrommel en afwasmachine geen algemeen gebruikelijke apparaten zijn. Huisdieren Voor het uitlaten van huisdieren bestaan voorliggende voorzieningen. Het hebben van een huisdier is een keuze. Extra schoonmaak in verband met dieren kan geïndiceerd worden voor maximaal 6 weken in een acute situatie waarna zelf een oplossing gezocht moet worden. Extra schoonmaak ten behoeve van hulphonden is geen keuze en kan structureel vallen onder hulp bij het huishouden. Particuliere hulp Dit is geen voorliggende voorziening. Wanneer een cliënt al gebruik maakt van een particuliere hulp en deze biedt (deels) een adequate oplossing voor het probleem kan hiermee wel rekening worden gehouden met het vaststellen van de indicatie. Vrijwilligers Een vrijwilligersdienst is geen voorliggende voorziening. Vrijwilligerswerk is niet afdwingbaar. Als vrijwilligers hun diensten structureel in willen zetten, dan wordt in overleg met de betrokkene de zorg hierop aangepast.
27
3.5 Bijzondere situaties Probleemgezinnen Een probleemgezin is een gezin waarbij er sturing nodig is door een gezinscoach omdat de ouders (tijdelijk) niet in staat zijn de (volledige) regie te voeren over het gezin. Bij de indicatiestelling wordt rekening gehouden met de al aanwezige wijze van zorgverlening. Bij indicatie wordt categorie 2 ingezet met een bijpassende klasse. Overlijden geïndiceerde partner Wanneer de hulpbehoevende partner overlijdt, treedt een heel nieuwe situatie in. De indicatie wordt, zonder onderzoek, overgezet op naam van de achterblijvende partner voor een periode van 4 weken. Terwijl de achterblijvende partner aan de veranderde situatie kan wennen, wordt tegen het einde van deze periode van 4 weken een nieuwe indicatie gesteld. Daarbij geldt dat er bij een gezonde partner wel kan worden geïndiceerd voor het aanleren van de huishoudelijke activiteiten, maar niet meer voor het volledig overnemen van deze huishoudelijke activiteiten. Dit geldt voor indicaties in natura. Bij een pgb heeft er al een betaling plaatsgevonden voor het betreffende kwartaal. Er wordt met de verantwoording soepeler omgegaan in de eerste vier weken na het overlijden van de partner. Wanneer het kwartaal nog minder dan 4 weken duurt, wordt er op naam van de partner een aanvullend deel geïndiceerd tot 4 weken. Een achterblijvende partner mag van deze regeling gebruik maken. Wanneer de achterblijvende partner ervoor kiest geen gebruik te maken van deze regeling, stopt een indicatie. Spoedzorg Zorg dient binnen 1 werkdag ingezet te kunnen worden wanneer dit nodig is. Spoedzorg is aan de orde wanneer het niet uitstelbare taken betreft zoals de verzorging van kinderen of het bereiden/klaarzetten van maaltijden. Tijdelijke opname in ziekenhuis Wanneer het de gezonde partner betreft die normaal het huishouden voert, wordt er een tijdelijke indicatie afgegeven voor hulp bij het huishouden. Wanneer het de partner of persoon betreft die hulp bij het huishouden ontvangt, loopt de indicatie door en maakt de persoon zelf afspraken met de thuiszorgorganisatie of de hulp in die periode doorloopt. Dit moet gerelateerd worden aan de gezondheid van de achterblijver en de duur van de opname. Onderzoek door een medisch adviseur Wanneer er onduidelijkheid bestaat over de gezondheidssituatie van de aanvrager of diens partner, kan er een gesprek plaatsvinden met de medisch adviseur. Dit zou mogelijk kunnen zijn wanneer een partner aangeeft overbelast te zijn maar dit nog niet objectief vaststaat omdat een deskundige derde dit nog niet heeft beoordeeld. 4. Normering Voor het bepalen van de omvang van de te verstrekken Hulp bij het Huishouden wordt een tijdsnormering gehanteerd, die is afgeleid van hetgeen ontwikkeld is door de Landelijke Vereniging van Indicatie Organen, later CIZ. De normering is in de jaren 90 ontwikkelend in samenwerking met de thuiszorgorganisaties. De normering is gerelateerd aan het op basaal niveau functioneren van het huishouden dat geen overheidsvoorzieningen nodig heeft. Deze normtijden worden standaard gehanteerd. Afhankelijk van de cliëntsituatie is het denkbaar dat er gemotiveerd afgeweken wordt van de normtijden en dat er meer of minder tijd geadviseerd wordt.
28
De te indiceren activiteiten die onder Hulp bij het Huishouden vallen zijn opgesplitst in handelingen om een op het individu gespitste indicatie te kunnen geven die past bij een leefeenheid. De (uiteindelijk te verstrekken) indicatie hulp bij het huishouden wordt naar boven afgerond op halve en hele uren. Boodschappen: Boodschappenlijst opstellen Boodschappen inkopen Boodschappen inruimen Bij 4 personen of meer: Bij kinderen <12 jaar: Bij grote afstand winkels:
10 min per week 40 min per week 10 min per week 2x per week boodschappen. 2x boodschappen. +30 min per keer.
Maaltijden: Brood: Klaarzetten, tafel dekken, koffie zetten Afruimen, opruimen Afwassen Warm: Klaarzetten, tafel dekken (magnetron aan, verpakking open) Afruimen Afwassen Maaltijd voorbereiden/bereiden
5 min per keer 5 min per keer 5 min per keer
5 min per keer 5 min per keer 10 min per keer 30 min per keer
(Voor)Bereiden maaltijden: alleen bij kinderen <12 jaar. Hierin zit de extra tijd voor kinderen verwerkt: 50 minuten voor warme maaltijd. Bij de broodmaaltijd komt er bij kinderen <12 jaar 20 minuten bij). In principe beperkt tot maximaal 3 keer per week. Lichte taken: 2 personen tot en met 3 kamers: Afwas Totaal beurt interieur: Hoog Midden Laag
15 min per week 15 min per week 15 min per week 15 min per week
Aanwezigheid kinderen, meer dan 2 personen, meer dan 3 kamers: + 30 min per week COPD of huisstofmijtallergie in gesaneerde woning: verdubbeling lichte tijd. Zware taken: Stofzuigen Woonkamer: Slaapkamer: Gang/hal/trap (evt.) Nat schoonmaken: Keuken: Natte cel: Toilet: Bed verschonen:
20 min per week 15 min per week 10 min per week 30 min per week 30 min per week 15 min per week
29
Per gebruikt bed: Afval opruimen: Ramen zemen:
10 min per week 10 min per week 10 min per week
Kinderen < 12 jaar: +30 min per kind per week Chemotherapie: verdubbeling sanitair Huisdieren: +30 min per week voor maximaal 6 weken (structureel bij hulphond) Was: Sorteren: In machine plaatsen: Uit machine in droger: Of Uit machine uithangen: Afhalen/uit droger halen: Vouwen/strijken:
0 min per week geen inzicht: +5 min per week 5 min per week 5 min per week 20 min per week 2 personen: +15 min per week 5 min per week 2 personen: +5 min per week 30 min per week 2 personen: +20 min per week
Kinderen onder de 16 jaar: +30 min per week per kind Bedlegerig: +30 min per week Extra wassen: +30 min per week (bij overmatig transpireren, incontinentie, speekselverlies, chemo) Bij kleine kinderen: tot maximaal 3 keer per week wassen Kindverzorging: Maximaal 40 uur per week. Vaststellen hoeveel tijd nodig is op welke momenten van de dag. Ochtend: Luier verschonen 5 min Wassen(douchen/bad) 15 min per keer Aankleden 10 min Maaltijdverzorging brood 35 min (kinderen<12 jaar 15+ 20 min) Tanden poetsen 5 min Middag: Luier verschonen 5 min Maaltijdverzorging brood 35 min (kinderen<12 jaar15+ 20 min) Avond: Luier verschonen 5 min Maaltijdverzorging warm 50 min (kinderen<12 jaar 30+ 20 min maximaal 3 keer per week) Nacht: Luier verschonen 5 min Omkleden 10 min Wassen(handen/gezicht) 15 min Tanden poetsen 5 min Extra tijd: Drinken tussendoor 5 min per keer (tot 3 keer per dag) Luier verschonen 5 min Spelen/opvoeding aan te vullen tot maximaal 40 uur per week tot 3 maanden
30
De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat de ouderrol op zich te nemen. wassen en aankleden hulp bij eten en drinken maaltijd voorbereiden sfeer scheppen, spelen opvoedingsactiviteiten Tot een maximum van 40 uur aanvullend op de eigen mogelijkheden. Maximaal 3 maanden in tijd van crisis. Met name aan de orde bij kinderen < 6 jaar. Dagelijkse organisatie van het huishouden: administratieve werkzaamheden ten behoeve van de klant met betrekking tot huishouden.(bij beperkt regelvermogen meerdere vlakken: mogelijk begeleiding AWBZ) organisatie huishoudelijke activiteiten. plannen en beheren van middelen met betrekking tot het huishouden. 30 min per week Hulp bij ontregelde huishouding: psychosociale begeleiding(tevens observeren): formuleren doelen/bijstellen doelen met betrekking tot het huishouden. helpen handhaven/verkrijgen/herkrijgen structuur in het huishouden. helpen handhaven/vergroten van zelfredzaamheid met betrekking tot budget. begeleiden ouders bij opvoeding kinderen(eerst gebruikelijke zorg, dan begeleiding AWBZ en jeugdzorg, dan pas hh). begeleiden kinderen(eerst gebruikelijke zorg, dan begeleiding AWBZ en jeugdzorg, dan pas hh). 30 min per week Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden: instructie omgaan met hulpmiddelen. instructie huishoudelijk werk. instructie textielverzorging. instructie boodschappen doen. instructie koken. 30 min per keer, 3 keer per week, maximaal 6 weken
31
5. Categorieën De Hulp bij het Huishouden wordt geïndiceerd in één van de twee categorieën. Categorie 1 is bedoeld voor enkel schoonmaakwerk. Categorie 2 komt aan de orde wanneer er meer van een hulp gevraagd wordt dan enkel het schoonmaakwerk. Categorie 2 is aan de orde bij kindverzorging en problemen met het voeren van de regie. Beide categorieën kunnen zowel tijdelijk als langdurig worden ingezet. Categorie 1 Huishoudelijke werkzaamheden
Deze categorie wordt gehanteerd voor cliënten met (uitsluitend) fysieke beperkingen op het gebied van de uitvoering van het huishoudelijke taken: a. Boodschappen voor het dagelijks leven doen; b. Maaltijdverzorging, bereiding broodmaaltijd / warme maaltijd; c. Licht poetswerk in huis, kamers opruimen; d. Huishoudelijke werkzaamheden, stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken; e. Verzorging kleding / linnengoed. Categorie 2: Ontbrekende regievoering en/of verzorging kinderen
Deze categorie wordt gehanteerd voor cliënten met fysieke beperkingen en/of beperkingen in de sociale redzaamheid. Daardoor hebben zij een verminderd/verstoord regelvermogen met betrekking tot het voeren van het huishouden en/of de zorg voor de (kleine) kinderen van de leefeenheid. De uit te voeren werkzaamheden in deze categorie bestaan naast de bovenstaande huishoudelijke werkzaamheden, uit de volgende onderdelen: a. Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (andere helpen met zelfverzorging); b. Anderen helpen bij het bereiden van maaltijden; c. Dagelijkse organisatie van het huishouden. Categorie 2: Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische stoornissen De uit te voeren werkzaamheden in deze categorie bestaan naast de bovenstaande lichte ondersteuning in het huishouden en de huishoudelijke werkzaamheden, uit de navolgende onderdelen: a. Psychosociale begeleiding, tevens observeren; b. Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden. Categorie 2: Aanleren Deze categorie wordt ook gehanteerd voor cliënten waarbij tijdelijk sprake is van een ontregelde huishouding door kennistekort. Zij zijn in staat om hun huishoudelijke taken (weer) zelf uit te voeren, nadat hen geleerd is hoe ze moeten doen. Zij krijgen bijvoorbeeld instructie over het omgaan met textielverzorging, omgaan met het huishoudbudget of ondersteuning bij de opvoeding van kinderen. Het gaat hierbij om kortdurende hulp (in principe maximaal 6 weken). Is intensievere of structurele hulp nodig dan wordt de cliënt verwezen naar de AWBZ (voor de functie Begeleiding) of naar bureau jeugdzorg (voor hulp en ondersteuning bij opvoedingsproblemen) en of andere (zorg)instellingen.
Categorie 2: Verminderd regelvermogen partner Als de cliënt samenwoont met een partner of andere volwassen huisgenoot met beperkingen, dan wordt geadviseerd voor Hulp bij het Huishouden categorie 1 als de partner/huisgenoot uitsluitend fysieke beperkingen heeft en de zorgbehoefte met betrekking tot het voeren van de huishouding kan compenseren. Als de partner/huisgenoot (ook) een verminderd/verstoord regelvermogen heeft en de zorgbehoefte met betrekking tot het voeren van de huishouding niet kan compenseren, wordt Hulp bij het Huishouden categorie 2 geadviseerd.
32
6. Urenindicatie De omvang van Hulp bij het Huishouden wordt opgebouwd in uren en minuten. Deze opgebouwde tijd wordt omgezet naar halve en hele uren en naar boven afgerond tot een maximum van 40 uur per week. 7. Duur De duur van de indicatie is gerelateerd aan de prognose van de ziekte / stoornissen en de daarmee samenhangende verwachte duur van de beperkingen. Als het gaat om: 1. een chronische ziekte / aandoening, dan wordt een duur van (maximaal) 5 jaar geadviseerd; 2. een ziekte / aandoening waarbij verslechtering of verbetering, volledig herstel of meer duidelijkheid over de gezondheidssituatie verwacht wordt, dan hangt de duur af van de prognose. Voor te vaststellen van de prognose kan de medisch adviseur worden ingeschakeld. 3. kinderen, dan wordt over het algemeen voor relatief korte duur geadviseerd (1 of 2 jaar), omdat kinderen zich vaak nog zullen ontwikkelen.
33
Bijlage 1 Mogelijkheden kinderen in het huishouden
Kinderen 0 tot 8 jaar: kunnen niet zonder toezicht van een volwassen en hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotore ontwikkeling zijn tot 4 jaar niet zindelijk moeten volledig verzorgt worden: aan/uitkleden, eten, wassen hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel/vrijetijdsbesteding sport/hobbyactiviteiten zijn niet in verenigingsverband zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven Leveren geen bijdrage in het huishouden
Kinderen 8 tot en met 12 jaar: hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur kunnen niet zonder toezicht van een volwassene hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij de persoonlijke verzorging hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotore ontwikkeling zijn overdag zindelijk en ‟s nachts merendeels ook hebben voor hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer sport/hobbyactiviteiten in verenigingsverband, ongeveer 2 keer per week Worden naar eigen mogelijkheid ingezet bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in wasmand doen
Kinderen 13 tot 18 jaar: tot en met 16 jaar een reguliere dagbesteding op school hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen hebben geen hulp, soms weinig toezicht nodig bij persoonlijke verzorging hebben geen begeleiding nodig voor hun vrijetijdsbesteding sport/hobbyactiviteiten in verenigingsverband, meerdere malen per week hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling(oa huiswerk) Worden naar eigen mogelijkheid ingezet bij huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen/vaatwasser, boodschappen doen, kleding in wasmand doen, rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.
34
Bijlage 2 Tabel normering
SPECIFICATIE HH
minuten
som
10 40 10 30 0
0 0 0 0 0
Maaltijden (indien kinderen <12 zie kindverzorging!!) klaarzetten broodmaaltijd per keer 5 afruimen broodmaaltijd per keer 5 afwassen broodmaaltijd per keer 5 opwarmen/klaarzetten avondeten per keer 5 afruimen warme maaltijd per keer 5 afwassen warme maaltijd per keer 10 maaltijd voorbereiden per keer (maximaal 3) 30
0 0 0 0 0 0 0
Lichte schoonmaakwerkzaamheden afwas (tenzij boven aangegeven) interieur hoog interieur op middelhoogte interieur laag kinderen / > 2 personen / > 3 kamers COPD in gesaneerde woning (verdubbeling)
15 15 15 15 30
0 0 0 0 0 0
20 15 10 30 30 30 15 10 10 10 30 30
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
5 5 5 20 15 5
0 0 0 0 0 0
Boodschappen boodschappenlijst opstellen boodschappen inkopen boodschappen inruimen geen winkels in directe omgeving > 4 personen/kinderen < 12, bovenstaande 2x
Zware schoonmaakwerkzaamheden stofzuigen woonkamer stofzuigen per gebruikte slaapkamer Hal/gang/trap (evt) kinderen <12 jaar: + 30 min per kind nat schoonmaken keuken nat schoonmaken natte cel nat schoonmaken toilet extra beurt sanitair ivm chemotherapie bed verschonen, per gebruikt bed afval opruimen ramen zemen huisdier, in acute situatie maximaal 6 weken hulphond Wasverzorging sorteren bij gebrek aan inzicht wasmachine inladen overladen in de droger was ophangen was ophangen 2 personen, extra was afhalen / uit de droger halen
gebruikelijke zorg of mantelzorg
35
was afhalen 2 personen, extra was opvouwen en strijken was opvouwen en strijken 2 personen, extra kinderen onder de 16, per kind extra bedlegerigheid extra extra was (transpiratie / speeksel / chemo) Subtotaal aantal minuten HH 1 Kindverzorging (maximaal 3 maanden) Ochtend: luier verschonen, per kind, per keer Ochtend: wassen, per kind, per keer Ochtend: aankleden, per kind, per keer Ochtend: maaltijdverzorging brood Ochtend: tanden poetsen, per kind, per keer Middag: luier verschonen, per kind, per keer Middag: maaltijdverzorging, brood Avond: luier verschonen Avond: warme maaltijd Nacht: luier verschonen, per kind, per keer Nacht: omkleden, per kind, per keer Nacht: wassen (handen+ gezicht) Nacht: tanden poetsen, per kind, per keer Extra: drinken tussendoor (max 3 x per dag) Extra: luier verschonen, per kind, per keer Extra: spelen/opvoeding Subtotaal aantal minuten kindverzorging
5 30 20 30 30 30
0 0 0 0 0 0 0
5 15 10 35 5 5 35 5 50 5 10 15 5 5 5 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Overige activiteiten HH 2 organisatie administratie huishouden 30 aanbrengen / handhaven structuur 30 instructie huishouden, max 3 keer per week 30 Subtotaal aantal minuten overige activiteiten HH 2
0 0 0 0
Totaal aantal minuten
0
2400 maximaal
6 weken maximaal
ADVIES Het advies mondt uit in een indicatie in halve/hele uren Categorie: HH 1 / HH 2 Duur: Periode: Opmerkingen:
36
Bijlage 2: VERVOER IN HEERHUGOWAARD Hier vindt u de vervoersmogelijkheden in en rond Heerhugowaard.
EIGEN MOGELIJKHEDEN o (ELEKTRISCHE) FIETS o BROMMER, SPARTAMET o AUTO o BOODSCHAPPENDIENST VIA UW SUPERMARKT o BOODSCHAPPENDIENST VIA WONENPLUS, 072 5717170 o MEERIJDEN MET IEMAND o HUREN VAN EEN FIETS o HUREN VAN EEN AUTO
DOELGROEPENVERVOER o MEDISCH VERVOER Alleen op indicatie via uw zorgverzekering. Bijvoorbeeld voor nierdialysepatienten, kankerpatiënten die chemokuur of radiotherapie ondergaan, visueel gehandicapten die begeleiding nodig hebben. o VERVOER NAAR DAGBESTEDING via de AWBZ o LEERLINGENVERVOER als u kind een handicap heeft of meer dan 6 km van school woont, is leerlingenvervoer is sommige gevallen mogelijk. Bel met het zorgloket voor meer informatie: 14072. o ANDERE REGELINGEN: voor vervoer naar werk en school kunt u contact opnemen met school, het UWV of uw werkgever.
TAXI o TAXI Telefoonnummers kunt u vinden in het telefoonboek of de gemeentegids. Tip: Vraag naar het kortingstarief voor ouderen. o REGIOTAXI Vervoer op afroep binnen de regio Noord-Kennermerland, wordt verzorgd door de BIOS groep. Meer informatie vindt u in de toegevoegde folder. De regiotaxi is voor iedereen toegankelijk. o VALYS Vervoer op afroep buiten de regio Noord-Kennermerland. Meer informatie vindt u in de folder die is toegevoegd. OPENBAAR VERVOER o BUSVERVOER DOOR CONNEXXION De bussen en haltes zijn aangepast zodat u een rolstoel of rollator mee kunt nemen. Routeinformatie via Connexxion. o TREINVERVOER DOOR DE NS Hebt u een functiebeperking, dan kunt u assistentie vragen. Dit kan telefonisch bij de NS. o Denk ook eens aan de combinatie met de OV fiets of de OV taxi.
SERVICES IN HEERHUGOWAARD o DE HUGOHOPPER Een buurtbus met 4 lijnen door de wijken van Heerhugowaard. Voor €2.50 wordt u lid en een enkele reis kost €0.50. Meer informatie vindt u in de folder die is bijgevoegd. o VERVOER VIA WONENPLUS Vervoer per auto uitgevoerd door vrijwilligers, begeleiding is eventueel mogelijk. U vindt meer informatie in de toegevoegde folder. o BUSJE VAN THIJS Vanuit de zorgcentra de Raatstede, Hugo Oord en de Molenhoef. Voor meer informatie 37 belt u met de Pieter de Raadt stichting, 072-5767200
Pa re l h o f 1 | Po s t b u s 3 9 0 | 1 7 0 0 A J H e e r h u g o wa a rd Telefoon: 14 072 | Internet: w w w.heerhugowaard.nl